4 Uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen

Aan de orde is het tweeminutendebat Uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen (35063, nr. 15).

De voorzitter:

Dan gaan we nu over tot de orde van de dag op deze mooie en warme dag, hoewel de temperatuur hier in de zaal nog best goed is, volgens mij. Een hartelijk welkom aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs én — niet te vergeten — Media. Hartelijk welkom aan al mijn collega's.

Wij beginnen met een tweeminutendebat Uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen met als eerste spreker — u kent hem wel — de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Wij hebben een tijd geleden een prachtige initiatiefwet van de heer Kwint en mevrouw Westerveld behandeld. Die gaat over het feit dat scholen weliswaar een vrijwillige ouderbijdrage kunnen vragen, maar dat die er nooit toe kan leiden dat kinderen niet kunnen deelnemen aan activiteiten van de school; ik zeg het even in mijn eigen woorden. Bij die behandeling heb ik een amendement ingediend dat erop ziet dat bepaalde categorieën scholen, bijvoorbeeld scholen voor tweetalig onderwijs, als ze aan een heleboel voorwaarden voldoen, nog steeds wel een ouderbijdrage kunnen vragen. Dan moeten ze, als club van scholen die dat aanbieden, met elkaar wel een code afspreken waarmee ze ervoor zorgen dat kinderen van wie de ouders dat niet kunnen betalen, alsnog kunnen deelnemen. Onder die voorwaarden kunnen ze dan doen wat ze willen. Dat was, in mijn beleving althans, de kern van de behandeling van dat amendement. Dat is onderdeel van de wet geworden.

Vervolgens is er een werkelijkheid ontstaan die lijkt af te wijken van wat mijn intentie destijds was. Je ziet nu scholen die uit een soort vrees met die activiteiten gaan stoppen, scholen die niet goed weten hoe ze met die code moeten omgaan of überhaupt niet aan een code beginnen, scholen die maar stoppen met het aanbod en scholen die gewoon doorgaan met de huidige praktijk. Kortom, in mijn ogen heeft de wet nog niet het resultaat dat wij destijds bij die behandeling beoogden. Daarom wil ik de minister hier oproepen — ik heb daar geen motie voor — om met al die profielscholen in gesprek te gaan en met hen een goede weg uit deze impasse te zoeken.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld, GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Ik zou graag in een notendop willen benadrukken wat onze wet nu doet. De wet die de heer Kwint en ik meer dan een jaar geleden hebben ingediend, die na de zomer ingaat, schaft de vrijwillige ouderbijdrage niet af, maar benadrukt wel het vrijwillige karakter. De ouderbijdrage was al vrijwillig. Scholen moesten dat ook communiceren in de schoolgids en moesten dat aan ouders meegeven. Dat gebeurde niet overal. Maar onze wet voorkomt dat scholen zeggen dat kinderen niet mee mogen als hun ouders die bijdrage niet kunnen betalen. Dat hebben we gedaan omdat uitsluiting wat doet met een kind. Je zult maar dat kind zijn dat niet mee kan op het schoolreisje of dat niet kan meedoen met die paasviering en dat dan maar een andere activiteit moet doen.

Voorzitter. Wij krijgen nu al een aantal berichten binnen van leerkrachten die aangeven dat hun schoolbestuur heeft gezegd: volgend jaar doen we geen extracurriculaire activiteiten meer, want die wet is ingegaan. Ik vind dat heel erg voorbarig. Volgens mij is het juist de bedoeling dat schoolbesturen met ouders in gesprek gaan over de vrijwillige ouderbijdrage en de bedoeling daarvan, en kunnen ze dat ook heel goed. Ik zou de minister willen vragen of hij het er nog eens met scholen over zou willen hebben dat het wel heel voorbarig is om nu te zeggen: de wet is ingegaan, dus wij schrappen alle schoolactiviteiten. Dat lijkt mij helemaal nergens voor nodig.

Voorzitter. In de reactie van de minister lazen we ook dat het onderscheid tussen niet willen en niet kunnen betalen niet kan. Ik vind dat een heel heldere reactie van de minister. Volgens mij is het heel onwenselijk dat schoolbesturen gaan bepalen wanneer iemand wel of niet kan betalen. Dat lijkt me ook een schending van de privacy, dus ik was blij met de heldere reactie van de minister in de brief.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan is nu het woord aan de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. Wij kunnen het kort houden. Ik wil me aansluiten bij wat mevrouw Westerveld heeft gezegd over de uitleg van de minister. Ik heb zelf geen motie of een voorstel en de minister hoeft er geen aparte conferenties en zo over te gaan organiseren. Ik zou het wel waarderen dat wanneer hij in gesprek gaat met schoolbesturen — dan heb ik het vooral over de schoolbesturen in het voortgezet onderwijs — hij daarin ook meeneemt dat er een hele hoop scholen zijn die al elke dag bewijzen dat het prima mogelijk is om kinderen niet uit te sluiten wanneer de ouders de ouderbijdrage niet kunnen betalen. Ik krijg dezelfde mails die mevrouw Westerveld krijgt. Eerlijk gezegd stoor ik mij af en toe wel aan de gemakzucht van sommige schoolbesturen om nog voordat een wet ingaat de wet als excuus te gebruiken om helemaal niks te gaan doen. Die wet gaat pas na de zomer in. Een schoolbestuur heeft nog geen enkel idee hoeveel ouders bereid zijn om de ouderbijdrage te betalen. Mijn inschatting is dat het getuigt van een vrij cynisch beeld van de meeste ouders, als je er als schoolbestuur maar van uitgaat dat iedereen massaal gaat stoppen met betalen.

Ik zou het fijn vinden als de minister in de gesprekken met schoolbesturen de voorbeelden kan aanreiken van bijvoorbeeld de onderwijsbesturen die al langer zeggen: die uitsluiting accepteren wij niet en bij ons gaat altijd iedereen mee, ongeacht of ze betalen of niet. Ik denk dat docenten en ouders, die nu vaak in bijvoorbeeld de medezeggenschapstructuren geconfronteerd worden met een wat alarmistisch schoolbestuur dat zegt "nee, het kan echt niet", wat beter gewapend zijn met argumenten en met cijfers wanneer ze kunnen laten zien: jongens, dit kan echt; laten we het tenminste eens proberen voordat we meteen met allerlei leuke dingen stoppen. Ik zou het fijn vinden als de minister dat in zijn regelmatige overleg met schoolbestuurders zou kunnen meenemen.

De voorzitter:

Dank aan de heer Kwint. Dan gaan we naar de heer Peters van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Toen ik vorig jaar de initiatiefwet las — ik was zelf geen onderwijswoordvoerder — vond ik het prachtig en dacht ik: mooi, dat wordt tijd. Wij hebben als CDA dan ook van harte daarvoor gestemd. Maar we zien wel dezelfde problemen als die welke we van de weeromstuit nou weer zien, zeker bijvoorbeeld bij profielscholen. Meneer Van Meenen heeft daar de vorige keer een amendement over ingediend. Er is in ieder geval enige discussie over hoe we dat zouden moeten doen. Daarom hebben wij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering heeft aangegeven het aangenomen amendement-Van Meenen met betrekking tot de profielscholen niet uit te kunnen voeren;

overwegende dat voorkomen moet worden dat het onderwijsaanbod verschraalt als blijkt dat profielscholen vanwege de aanname van het initiatiefwetsvoorstel van Kwint en Westerveld hun specifieke programma's niet meer kunnen aanbieden;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van het initiatiefwetsvoorstel-Kwint/Westerveld apart aandacht te besteden aan de effecten op de ouderbijdragen bij de profielscholen en de gevolgen voor de instandhouding van het specifieke onderwijsaanbod van deze scholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Paul.

Zij krijgt nr. 16 (35063).

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot is het woord aan de heer De Hoop, PvdA. Gaat uw gang.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. In Nederland groeit een op de negen kinderen op in armoede. Dat zijn duizenden klassen vol. Vaak hebben ze geen schoolreisje, geen sport, geen muziekles, geen bijlesklas of kunnen ze hun verjaardag niet eens vieren. Sommige kinderen gaan ook nog eens zonder ontbijt naar school. Dat is onverteerbaar. Daarom moet er meer gedaan worden tegen armoede onder kinderen en moeten extra onderwijsactiviteiten toegankelijk zijn voor alle kinderen. De Partij van de Arbeid is dan ook blij met het initiatief van GroenLinks en de SP. Maar wij vinden eigenlijk dat het nog wel een stap verder zou kunnen gaan. De Partij van de Arbeid vindt namelijk dat er een maximum gesteld zou moeten worden aan die vrijwillige ouderbijdrage. Want wij vragen ons net als de indieners af in hoeverre dat nou wel vrijwillig is. Al in 2017 dienden Joyce Vermue en Jasper van Dijk al een motie in over een limiet aan de vrijwillige ouderbijdrage. We hebben ons in november in onze schriftelijke bijdrage uitgesproken tegen uitsluiting van kinderen van wie de ouders niet willen betalen. Want voor je het weet, moeten ouders straks met een loonstrook maar naar school toe om onderwijs te volgen. Dat is toch niet de bedoeling in een land waar de scholen publiek bekostigd worden. De minister reageerde dat hij daar geen voorstander van was, want hij had het idee dat een maximumbedrag voor de vrijwillige ouderbijdrage kon zorgen voor een opwaartse druk, en dat dat dan de norm zou worden. Wij kijken hier toch echt anders tegenaan. Daarom dienen wij vandaag ook nog een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat hoge tot zeer hoge zogenoemd vrijwillige ouderbijdragen de schoolkeuze ernstig kunnen beperken, en daarmee de kansengelijkheid schaden en de segregatie in ons onderwijs versterken;

van oordeel dat ook minder kapitaalkrachtige ouders hun kind moeten kunnen sturen naar de school van hun voorkeur;

verzoekt de regering om een limiet te stellen aan de vrijwillige ouderbijdrage,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 17 (35063).

De heer Van Meenen heeft een vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Ik heb een voor de hand liggende vraag. Ik heb er veel sympathie voor, dat is duidelijk. In de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel heb ikzelf een school aangehaald hier in Den Haag, Het Open Venster, waar tot op de dag van vandaag een vrijwillige ouderbijdrage van €10.000 per jaar wordt gevraagd. Dat dat niet de grens is die u beoogt, lijkt me duidelijk. Maar de vraag is natuurlijk wel hoe die grens, als we dit zouden doen, dan tot stand komt. Waar denkt de Partij van de Arbeid dan aan?

De heer De Hoop (PvdA):

Wij denken dat dat in samenspraak moet met de verschillende scholen. Je kunt denken aan een gemiddelde, maar het principe gaat erom dat de uitschieters die u ook noemt eruitgaan. Het is aan het ministerie en de scholen om eruit te komen wat dan ongeveer die limiet moet zijn. Maar ik denk dat dit echt kan helpen om die uitschieters eruit te krijgen; dat is het doel van de motie.

De heer Van Meenen (D66):

Dat klinkt voor mij een beetje als met de kalkoen gaan praten wat we met Kerstmis gaan eten. Als je het dan al wilt, is het dan niet beter dat we hier gewoon vaststellen wat die limiet zou moeten zijn: €50, €100, ik zeg maar wat, overzichtelijke bedragen, vraagteken.

De heer De Hoop (PvdA):

Vraagteken. Antwoord: ik ken de gemiddeldes niet precies. Maar ik denk dat het heel goed zou zijn om daarnaar te zoeken. Ik ben ook benieuwd waar de minister aan denkt. Wij vinden het gewoon ook lastig om in te schatten wat voor de ene ouder behapbaar is en voor de andere niet. We moeten dus echt heel goed kijken wat een redelijke limiet is. Ik vind het lastig om hier nu keihard een bedrag te noemen en op die stoel te gaan zitten. Ik denk dat het heel goed zou zijn als daarnaar juist gezocht wordt, samen met de scholen en dat we dan een redelijke limiet vaststellen, juist om die extreme uitschieters eruit te krijgen.

De voorzitter:

Oké. Dank u wel, meneer De Hoop. Dan kijk ik naar de minister. Kan hij direct overgaan tot de beantwoording? Dat is het geval. Dan geef ik de minister het woord.

Minister Slob:

Ik krijg de tweede motie zo, denk ik, maar ik kan wel alvast beginnen.

Voorzitter, ik dank via u de Kamer voor de inbreng in dit tweeminutendebat, wat weer voortborduurt op een ander debat, waar ik eigenlijk maar een soort bijrolletje had als adviseur en waar de heer Kwint en mevrouw Westerveld degenen waren die hun wetsvoorstel hebben verdedigd. Ik heb daarbij namens het kabinet in de richting van de Kamer wel kunnen aangeven dat wij het oordeel Kamer gaven, dus een positief advies hebben gegeven. Mevrouw Westerveld en de heer Kwint hebben klip-en-klaar helder gemaakt wat de kern van het wetsvoorstel was. Ik ben bij de voorbereiding natuurlijk even teruggedoken in wat we met elkaar gewisseld hebben. Het is klip-en-klaar: er wordt geen onderscheid gemaakt tussen kunnen en willen, vrijwillig is vrijwillig. Er mag een ouderbijdrage worden gevraagd, maar op het moment dat een ouder om wat voor reden dan ook aangeeft dat men die ouderbijdrage niet wil betalen, dan mag/mogen het desbetreffende kind of de desbetreffende kinderen van die ouder niet geweigerd worden om deel te nemen aan activiteiten, wat die activiteiten ook zijn. Dat kan van alles zijn. Het meest in het oog springende in de afgelopen jaren was natuurlijk dat kinderen soms bij het kerstdiner werden weggehouden. Dat is ongelofelijk, maar dat gebeurde. Het waren uitzonderingen, maar het gebeurde wel, ook bij schoolreisjes of bij het aanvullend aanbod van een school. Men is natuurlijk daarnaast gewoon verantwoordelijk voor het normale aanbod, waar men ook voor gefinancierd is.

Er is toen een discussie geweest, met name tussen de Kamer en de initiatiefnemers, over de profielscholen en het aanvullende aanbod, onder andere het tweetalig onderwijs. Er is een amendement geweest van de heer Heerema en de toenmalige woordvoerder van het CDA, de heer Rog. Zij wilden een uitzondering maken voor deze scholen, zodat zij wel een onderscheid zouden mogen maken. De initiatiefnemers waren helder, maar ik ben dat zelf ook geweest. Ik heb me daarover uitgesproken. Dat kun je natuurlijk niet doen. Je kan niet zomaar voor één onderdeel een uitzondering gaan maken. Dat wordt een wanboel. Ik heb dat woord zelfs letterlijk in de mond genomen, maar daar ben ik later weer een beetje op teruggekomen, omdat dat te breed werd geïnterpreteerd. Dan krijg je een hele rare en lastige situatie. Moet je dan met bonnetjes gaan werken of moet je inzage krijgen in de financiën van ouders om te kijken of ze het echt niet kunnen betalen, als ze dat zeggen? Kortom, dat pad moet je niet inslaan. Dan moet je niet voor het wetsvoorstel stemmen. Als je vanuit kansengelijkheid wilt dat vrijwillig vrijwillig is, dan moet je dat aspect uiteindelijk meewegen in je uiteindelijke oordeel.

De heer Van Meenen heeft, zoals we hem kennen, natuurlijk geprobeerd om daar een soort tussenweg in te vinden. Dat is de heer Van Meenen ten voeten uit. Zo heb ik hem ook leren kennen. In zijn amendement heeft hij aangegeven: dat snap ik. Hij heeft dat zelfs letterlijk gezegd: niet kunnen en willen. Hij was er heel duidelijk over dat hij niet het pad van bonnetjes en dergelijke op wilde gaan. Geef de profielscholen die zich verenigd hebben, de ruimte om hun eigen codes te maken en met hun eigen oplossingen te komen. Ik heb aangegeven dat ik zijn amendement goed vind. Door middel van het amendement is er een kan-bepaling in de wet terechtgekomen, die de bewindspersoon — er staat letterlijk: de minister van Onderwijs — de ruimte biedt om, als dat nodig is, via een ministeriële regeling in te grijpen, bij te sturen of hoe je dat ook wilt noemen. De heer Van Meenen was heel duidelijk, overigens niet in mijn richting maar in de richting van de initiatiefnemers. Hij heeft dat in het debat in zijn eigen taal toegelicht. Hij zei: de minister kan eventueel aanvullende eisen stellen aan de regeling als het te gek wordt of als een conceptcode echt contrair is aan de intenties van de wet. Dat was een letterlijk citaat uit het debat.

Ik zeg nog even in de richting van de heer Peters dat er geen enkele reden is voor mij ... Ik kom straks nog op uw motie terug. Ik ben daar eigenlijk best wel positief over. Maar de eerste aanname klopt niet, namelijk dat ik een amendement niet zou willen uitvoeren. Dat is sowieso al lastig, want dat is onderdeel van de wet. Daar is geen sprake van. Het amendement is door de heer Van Meenen heel bewust bedoeld als kan-bepaling, voor als het te gek wordt — dat zijn natuurlijk niet de bepalingen die in de tekst van het amendement staan — of als een conceptcode echt contrair is aan de intenties van de wet. Dat is de uitleg die de indiener heeft gegeven. Het amendement is aangenomen.

Men zegt weleens dat men het het meest lijdt aan het lijden dat men vreest, want de wet is nog niet eens ingegaan. En inderdaad, we zien nu bewegingen van scholen die al op voorhand aan het schrappen zijn in de aanvullende zaken die ze willen organiseren, omdat deze wet eraan komt. Ik ben het eens met de indieners, die nu in de rol van Kamerlid namens hun fractie hebben gezegd dat dat echt veel te voorbarig is. Voordat ik hier als adviseur aanschoof, heb ik een eigen onderzoekje gedaan. Dat is ook in de richting van de ministerraad gebeurd. Ik zeg bewust "onderzoekje", omdat het niet heel breed was, maar het gaf wel een indicatie. De uitkomst van het onderzoek was dat de meeste scholen hiermee uit de voeten konden en de wet ook heel goed begrepen, juist ook vanwege de kansengelijkheid. Zij kwamen tot de conclusie dat als er nog steeds aan ouders gevraagd zou worden om te blijven betalen, de ouders dat ook gewoon van plan zijn. Ik heb met u afgesproken dat we een onderzoek laten plaatsvinden, dat we het in de komende tijd goed monitoren en onderzoeken hoe dat zich ontwikkelt. Dat doen we vanaf 1 augustus, als de wet ingaat. Het amendement van de heer Van Meenen is dan heel fijn, want indien nodig hebben we dus zelfs ook een wettelijke grondslag om in te grijpen — ik citeer — "als het te gek wordt". Ik zal dit, op uw verzoek, opnieuw aan de orde stellen. We hebben al heel goed en breed gecommuniceerd in de richting van de scholen hoe de wet is. U heeft dat ook gezien. Volgens mij zit daar ook geen woord Spaans bij, voor zover sommige mensen dat trouwens wel kunnen verstaan, maar zeker in tweetalig onderwijs moet dat lukken. Maar we hebben dat helder gecommuniceerd. Van de code die het tweetalig onderwijs gemaakt heeft, is wel duidelijk dat die op onderdelen gewoon niet in lijn is met de wet, want er wordt toch nog onderscheid gemaakt tussen kunnen en willen. De regeling lijkt voor een deel zelfs voor degenen te zijn die niet kunnen betalen. Dat onderscheid mag gewoon niet gehanteerd worden. Ik heb overigens zelfs de indruk dat hun code al klaar was voordat de ondersteunende informatie bij de scholen was. Ik zal dus met hen in gesprek gaan en duidelijk maken dat dit gewoon de lijn is en dat we het natuurlijk goed blijven volgen.

Daarmee kom ik bij de motie van de heer Peters op stuk nr. 16. Ik vraag u om uit te spreken dat u de eerste constatering schrapt, want die is toch echt wel vervelend, ook voor het kabinet. Want we zijn niet bezig een amendement niet uit te voeren. Als dat zo was, dan had de heer Van Meenen hier wel duidelijke taal gesproken, zoals we hem kennen. Dat we het moeten volgen en dat we ook bij de evaluatie dit onderdeel moeten meenemen, waren we overigens ook al van plan, maar misschien kan het geruststellend zijn om dat via de motie nog een keer uit te spreken. Als de heer Peters dat doet, dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De heer Peters (CDA):

Ik wil natuurlijk niet vervelend doen in de richting van de minister. Als het helpt ... Het doet me toch niks. De VO-raad ziet het wel echt anders dan de uitleg van de minister. Hoe dat dus zit, daar komen we dan later wel weer achter. Maar als het helpt, dan haal ik die zin er gewoon af.

Minister Slob:

Ik heb niet de indruk dat de VO-raad dat anders ziet. Maar goed, dat kan een taxatieverschil zijn. Ook de VO-raad weet dat dit de uitleg van de wet is en dat scholen zich daaraan zullen moeten houden. Laten we het in de komende maanden dan goed gaan volgen. Uw motie onderstreept de noodzaak om dat heel gericht en heel specifiek te doen, juist als het om het aanbod van de profielscholen gaat.

De voorzitter:

De motie wordt dus aangepast en krijgt dan oordeel Kamer.

Minister Slob:

Ja, dan krijgt zij oordeel Kamer.

De voorzitter:

En de motie op stuk nr. 17?

Minister Slob:

Tegen de heer De Hoop zou ik willen zeggen dat juist deze wet de angel eruit heeft gehaald, ook als het gaat om de hoogte van de ouderbijdrage. Voor deze wet was deze discussie wel op zijn plaats geweest, maar door deze wet niet meer. Als een school de ouderbijdrage bepaalt, moet ze dat in overleg met de mr doen. Daar zijn alle geledingen ook weer bij betrokken. Laat dat nou gewoon op dat schoolniveau liggen. Het klopt dat er enkele uitschieters naar boven zijn, maar de meeste scholen zitten toch wel ongeveer op een gelijke hoogte. Maar het allerbelangrijkste, en daarom is deze wet zo goed, is het volgende. U weet dat ik intrinsiek zeer gemotiveerd was om daar vanuit mijn adviesrol woorden aan te geven. Het is zo jammer dat we niet naar de Eerste Kamer konden om dat daar ook nog een keer te doen. De insteek van deze wet is juist om te voorkomen dat als men ook zulke hoge bedragen vraagt, dat een drempel is voor mensen die dat niet kunnen betalen. Dan is deze wet heel helder: men moet dan ook deze kinderen laten deelnemen aan de activiteiten die horen bij die bijdragen. Nu we juist bezig zijn om deze wet goed uit te voeren en het onderwijs daarin mee te nemen — daar hebben we onze handen vol aan — ga ik dus niet ook weer een nieuwe discussie beginnen over de hoogte van de ouderbijdrage. Als je heel eerlijk bent, is dat eigenlijk een achterhaalde discussie, omdat deze wet nu gewoon wet is. Laat die nou maar ingaan op 1 augustus. De handtekeningen zijn gezet, tot de koning aan toe. De indieners hebben daar het bewijs van gekregen. Ik denk dat dat ook boven hun bureau hangt, netjes ingelijst. Nu aan de slag! Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 17 van de heer De Hoop wordt dus ontraden. Ik geef het woord eerst aan de heer De Hoop, met het verzoek om het kort te houden, want dan gaan we door.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik snap de gedachte van het initiatief echt en we staan er ook volledig achter, maar ik heb juist bij die vrijwilligheid toch mijn twijfels: ontstaat soms toch niet die druk? Ik denk echt dat zo'n limiet juist wel die normerende werking kan hebben. De minister draait het om en zegt dat dit het opwekken van die hogere bijdrage juist versterkt. Ik denk dat dit gewoon een goed signaal zou zijn en dat het echt meewerkt en meehelpt, juist bij het initiatief. Daar kunnen we van mening over verschillen, maar zo is het bedoeld. Het is oké als de minister daar anders over denkt, maar ik denk echt dat het belangrijk is om een limiet te stellen en daar een bedrag aan te koppelen.

Minister Slob:

Dat is helder, maar ook in het interruptiedebatje dat ik met de heer Van Meenen had, werd al duidelijk dat het best heel lastig is om dan te zeggen: dit is dan het bedrag dat als limiet zou moeten gelden. Het hangt ook gewoon af van het aanvullende aanbod. Dat kan een heel mooi aanbod zijn dat best wel wat kost maar waar wel mooie dingen mee gebeuren, waar met deze wet in de hand iedereen aan kan deelnemen.

De voorzitter:

De heer Van Meenen, tot slot.

De heer Van Meenen (D66):

Ik zie ook een heel duidelijke scheiding tussen de wet-Kwint/Westerveld — zo zal ik het maar even noemen — die regelt dat je niet kunt worden uitgesloten van activiteiten en het voorstel dat de Partij van de Arbeid nu doet. Maar ondertussen is de werkelijkheid wel dat op een kilometer hiervandaan tot op de dag van vandaag zo'n ouderbijdrage gevraagd wordt. Dan denk ik: dat gaat helemaal niet meer over de vraag of je kinderen wel of niet uitsluit van de activiteiten, welke dat dan ook mogen zijn, die je voor €10.000 per kind per jaar doet. Dat gaat echt over een drempel voor toegankelijkheid. Ik ben net weer opa geworden. Ik zie al voor me dat mijn kleindochter naar Den Haag verhuist en dat de ouders dan bij die school komen en zeggen: tussen twee haakjes, die ouderbijdrage van €10.000 gaan we niet betalen …

De voorzitter:

Meneer Van Meenen, uw vraag?

De heer Van Meenen (D66):

… maar wij willen wel toegelaten worden. Dat gaat natuurlijk helemaal niet gebeuren. We hebben hier dus wel een punt te pakken dat eigenlijk over iets anders gaat.

Minister Slob:

Het is zeker een punt. Maar via u, mevrouw de voorzitter, allereerst: dat was toch een kleinzoon?

De heer Van Meenen (D66):

Ja, zeker. O, had ik u nog niet geïnformeerd?

Minister Slob:

Jawel, van harte gefeliciteerd. Heel mooi.

De heer Van Meenen (D66):

Een weekje al. Ik zal u even de foto's sturen.

Minister Slob:

Die heb ik al gezien. Van harte gefeliciteerd. Ik denk dat het gewoon belangrijk is om te stellen dat het redelijk arbitrair is om te zeggen waar we dan op uit zouden moeten komen. Want zelfs €5.000 — dat zou dan de helft zijn van deze extreme situatie — is voor mensen al een heel hoog bedrag. Voor sommigen geldt dat zelfs voor €500. Je blijft dus altijd een discussie houden over de hoogte. Nogmaals, dat is met de wet nu gewoon opgelost, echt waar.

De voorzitter:

De heer Van Meenen, echt …

De heer Van Meenen (D66):

Nee, nee, nee, het is helder.

De voorzitter:

Dank. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors voor enkele ogenblikken en dan gaan we door met het volgende tweeminutendebat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven