5 Vragenuur: Vragen Van der Graaf

Vragen van het lid Van der Graaf aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het ontbreken van reclasseringstoezicht op daders van mensenhandel.

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie voor haar vragen over het ontbreken van reclasseringstoezicht op daders van mensenhandel. De vraag wordt gesteld aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die ik ook van harte welkom heet. We wachten nog heel even en dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mensenhandel en het uitbuiten van mensen is een gruwelijk onrecht en een van de allerzwaarste misdrijven die we kennen in ons land. Vandaag denk ik dan ook aan de minderjarige meisjes en jongens die met een mooi praatje of chantage met een naaktfoto in de wereld van uitbuiting worden gelokt, die in een flatje of in een kelderbox worden gedwongen tot seks tegen betaling of die worden geronseld voor drugssmokkel. Deze en alle vormen van moderne slavernij moeten stoppen. Maar daar zijn we nog lang niet. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel zegt het heel duidelijk: een op de drie daders van seksuele uitbuiting is jonger dan 23 jaar. Bij criminele uitbuiting is een op de vijf daders jonger dan 23 jaar en dat is alarmerend. En veel van deze daders ontspringen de dans.

Voorzitter. De politie constateert meer mensenhandel. Er zijn meer aangiftes en er zijn meer slachtoffers, maar het aantal daders dat in beeld is, neemt af. Hoe kan dat? Dat is mijn eerste vraag aan de staatssecretaris. Hoe kan het dat zij buiten beeld zijn? Waar gaat het mis? Dit is onacceptabel. Het is ook verontrustend dat het om zulke jonge mensen gaat die zulke ernstige misdrijven plegen. We weten alleen te weinig over hen. Waarom doen ze dit? Wat doen ze? Wie zijn ze en in welke omstandigheden? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat we meer zicht krijgen op wie de daders zijn en waarom ze doen wat ze doen? We weten er te weinig over of daders opnieuw de fout in gaan. Ze worden te weinig begeleid. Slechts 25 van de 85 daders staan onder toezicht, zegt de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat we meer te weten komen over de daders en juist ook over de jonge daders? En hoe gaan we ervoor zorgen dat meer van hen begeleid worden? Worden er wel rapportages opgevraagd over al deze daders? Hoe wordt omgegaan met ontkennende jonge daders? Ik vraag de staatssecretaris of zij met Reclassering Nederland en andere reclasseringsorganisaties tot een aanpak wil komen om herhaald daderschap en daderschap voor de eerste keer onder jonge mensen te voorkomen, om te voorkomen dat zij slachtoffers maken. Graag een reactie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter, dank. Mensenhandel is iets verschrikkelijks, echt iets verschrikkelijks. Mevrouw Van der Graaf heeft dat net ook aangegeven en ik kan dat alleen maar onderschrijven. Ik deel dan ook de grote zorgen van mevrouw Van der Graaf, van vele anderen en zeker van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, die dit telkens in zijn rapportages duidelijk maakt. Het is ook heel goed dat daar vandaag weer aandacht voor wordt gevraagd. Zoals mevrouw Van der Graaf zei, zijn er heel veel relatief jonge daders. Dat staat ook in de Dadermonitor, die net is uitgebracht door de Nationaal Rapporteur. Dat is heel onwenselijk. Het is ook heel erg vreselijk dat jonge mensen in de leeftijd tot 23 jaar zich aan het daderschap van mensenhandel overgeven.

Dit gezegd hebbende, lijkt het me verstandig om maar meteen op de vragen van mevrouw Van der Graaf in te gaan. Als ik het goed begrijp, is de vraag van mevrouw Van der Graaf hoe het nou kan dat die jonge daders uit beeld verdwijnen. Er is een grote toename geweest van aangiftes en het aantal slachtoffers in met name 2018 en 2019. Dat heeft mede te maken met de sterke stijging van de B8-zaken. B8-zaken zijn vreemdelingenzaken waarbij degene die naar Nederland komt, een beroep op ons doet op basis van uitbuiting vanwege mensenhandel. Meestal heeft de uitbuiting bij deze zaken in het buitenland plaatsgevonden en daardoor is het heel lastig om de daders in beeld te brengen, want dat vergt internationale samenwerking. Die is er. Die geven we vorm via EMPACT. Maar dat maakt het allemaal niet makkelijk, want dit betekent ook dat de gegevens in het buitenland duidelijk moeten zijn. We hebben om die reden ook verschillende politieliaisons. Het OM heeft bijvoorbeeld een politieliaison in Rome, Italië. Die zorgt ervoor dat relevante opsporingsinformatie overgedragen wordt aan Italië, zodat er meer gedaan kan worden. Dat allereerst over het punt dat mevrouw Van der Graaf naar voren heeft gebracht.

De voorzitter:

Allereerst? U heeft nog meer dingen te zeggen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja.

De voorzitter:

Ook voor u geldt dat u zich aan de gesprekstijden houdt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De vraag was natuurlijk of er meer zicht kan komen op de daders. Laat ik dan maar snel zijn. Ik voer doorlopend gesprekken met de politie, het Openbaar Ministerie en regioburgemeesters over hoe we de realisatie van de Veiligheidsagenda kunnen verbeteren en ook met name over het aantal verdachten dat de politie aanlevert bij het Openbaar Ministerie. Daarvoor zijn verschillende maatregelen in gang gezet. Ik zal het maar even heel kort zeggen: de implementatie van de domeinoverstijgende informatiegestuurde werkwijze, de DIGW, de doorontwikkeling van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel, het EMM en het vergroten van de capaciteit naar aanleiding van de motie-Segers/Asscher. Daar zijn we druk mee bezig. Daarnaast gaat het om het trainen van eerstelijns politiemedewerkers in het herkennen van signalen van mensenhandel — want dat is ook heel belangrijk — en, ik noemde het al, de extra liaison officers in het buitenland.

Ga ik nog meer inzicht verwerven in de risicofactoren bij jong daderschap, samen met Reclassering Nederland en anderen? Zo begrijp ik begrijp de vraag van mevrouw Van der Graaf. Daar ga ik mee aan de slag; absoluut. Ik heb daar ook gesprekken over met de Nationaal Rapporteur, maar op het overige zal nader en uitgebreider ingegaan worden in de reactie op de Dadermonitor. Die reactie op de Dadermonitor hoop ik in februari naar de Kamer te kunnen sturen.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf heeft twee minuten gesproken en u ongeveer vier minuten. Ik blijf het maar herhalen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zal het staccato doen.

De voorzitter:

Dat is goed. Mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank aan de staatssecretaris voor haar reactie. De staatssecretaris zegt: we doen eigenlijk al heel erg veel. Ze noemde allerlei beleidsmaatregelen op. Ze heeft ook gezegd dat er extra geld is gekomen voor de opsporing. Maar toch zien we dat er minder daders worden vervolgd. Er zijn meer slachtoffers. Er zijn meer aangiftes. De politie weet er meer van, maar toch zijn er minder daders in beeld. Dus dat vraagt echt om een extra stap.

De staatssecretaris zegt dat ze met een aanpak wil komen. Dat juich ik toe. Maar het OM zegt dat het te weinig bewijs heeft. In 40% van de aangeleverde zaken — dat aantal neemt jaar op jaar toe — gaat het OM niet over tot vervolging. Er is extra geld bij gekomen. Het is een prioriteit in de Veiligheidsagenda. De ChristenUnie vraagt zich dan af: hoe is dit mogelijk? Hoe kan het? Is die prioriteit in de Veiligheidsagenda eigenlijk wel veiliggesteld? Ik heb daar eerder met de PvdA ook aandacht voor gevraagd.

Voorzitter. Ik vind het erg belangrijk dat de staatssecretaris heel specifiek met een aanpak komt om het toezicht op die jonge daders te versterken en te verbeteren en om dat te laten plaatsvinden. Is de staatssecretaris bereid om met de reclassering tot een aanpak te komen om dat te doen? Dan weten we wie zij zijn, wat hun omstandigheden zijn en wat hen ertoe heeft gedreven om over te gaan tot het uitbuiten van vaak jonge mensen, in de prostitutie of in de drugssmokkel. Is de staatssecretaris bereid om dat te doen met de reclasseringsorganisaties in Nederland, en daar stante pede een project op in te richten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij zullen met een reactie komen op de Dadermonitor. Dat heb ik net gezegd. Daarin zullen we zeker uitgebreider ingaan op dit punt, de aanpak van de reclassering, want dat is een heel belangrijk punt. Er is een voorstel gedaan, of een idee gesuggereerd door de reclassering, voor hoe die beter gestalte gegeven kan worden. Het is wel zo dat het Openbaar Ministerie een advies moet vragen aan de reclassering. Dat advies wordt dan door het Openbaar Ministerie verwerkt in het requisitoir tijdens de vervolging. Uiteindelijk moet de rechter die maatregel natuurlijk opleggen. Op het ogenblik is het zo dat van 85 zaken er 25 zaken zijn met reclassering. Dat staat ook in het rapport van de Nationaal Rapporteur. Daarin is de reclassering aan de orde gekomen. Wij vinden het nodig dat wij er serieus op ingaan, in de lijn zoals mevrouw Van der Graaf die naar voren heeft gebracht.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf, tot slot.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dat klinkt goed. Als de staatssecretaris bereid is om er met de reclassering over te spreken, vraag ik haar om specifiek aandacht te hebben voor hoe om te gaan met ontkennende daders. Want daar zijn de rapportages juist heel moeilijk voor te regelen. Het is moeilijk om daar meer over te weten, want ontkennende jonge daders vragen om een specifieke aanpak. Voor de ChristenUnie is het belangrijk dat we er alles aan doen wat we kunnen om te voorkomen dat er nieuwe slachtoffers komen. Daar houden wij het kabinet scherp op.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. De heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Mensenhandel is een afschuwelijk misdrijf. Het is een moderne vorm van slavernij. Vreselijk. Van links tot rechts vragen we er in de Kamer al jaren aandacht voor. Heel even ging het wat beter, maar al heel snel zakte het beleid weg. Nee, niet de pakken papier; die bleven wel komen. Het beleid wordt steeds wel opgeschreven. Maar we zien dat het aantal meldingen en het aantal slachtoffers stijgt. Het aantal verdachten raakt verder uit beeld. Het gaat helemaal niet goed met de aanpak. Het zou de staatssecretaris sieren dat te erkennen. Ik wil er ook een verklaring voor. Want hoe kan het nou dat, als we als Kamer jarenlang zodanig de inzet van de regering vragen op iets, het eigenlijk gewoon wegzakt? Wat zegt dat over de capaciteit die tekortschiet bij de politie en het Openbaar Ministerie op dit punt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik wil toch even de heer Nijboer …

De voorzitter:

Van Nispen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Neem me niet kwalijk: de heer Van Nispen. Ik wil hem even wijzen op hetgeen ik heb geschreven in de brief van 18 november die ik naar de Kamer heb gestuurd. Namelijk dat voor het eerst sinds jaren er sprake is van een toename van het aantal geregistreerde OM-verdachten. Dus er is een stijging, zij het langzaam. Het moet beter, dat ben ik met de heer Van Nispen eens. Die stijging komt doordat we nieuwe medewerkers hebben kunnen werven. We hebben rechercheurs gecertificeerd als mensenhandelrechercheur. We trainen eerstelijns politieagenten, enzovoorts. Dat kost gewoon tijd. We zien nu langzamerhand een stijging in de toename van het aantal geregistreerde verdachten, maar ik geef de heer Van Nispen graag mee dat ik daar keihard op blijf inzetten. In de veiligheidsagenda is één van de vier ambities de bestrijding van mensenhandel, en die staat hoog bij mij en mijn departement in het vaandel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken en dan gaan we naar de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven