9 Begroting Buitenlandse Zaken 2021

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021 ( 35570-V ).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:

We gaan nu verder met de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

We zijn toegekomen aan mevrouw Karabulut namens de SP. Ik geef haar nu het woord.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De pandemie gecombineerd met een economische crisis heeft de wereld op zijn kop gezet. Sommigen hunkeren naar het verleden, de SP naar fundamentele systeemveranderingen. In Nederland kunnen we de pandemie nauwelijks aan. Er zijn ernstige medische tekorten, ook van personeel. Naar een hoger salaris kunnen zij voorlopig fluiten. Een kwestie van prioriteiten. In het hyperkapitalistische Amerika heeft corona de zwaktes van het systeem blootgelegd. Miljoenen mensen hebben geen zorgverzekering, geen werk, geen inkomen, geen huis en soms zelfs nauwelijks te eten. De Amerikaanse droom is voor velen precies dat: een droom, slechts een droom. Maar er is ook verzet en hoop in de Verenigde Staten. Daarvan getuigen de recente verkiezingen, waar progressieve democraten hun positie hebben verstevigd. Op allerlei plaatsen versloegen zij republikeinse tegenstanders, inclusief het grote geld daarachter.

Wereldwijd, ook in Europa, verzetten mensen zich tegen onderdrukkende systemen, ongelijkheid, corruptie, kapitalisme, nepotisme, discriminatie en klimaatvernietiging. Massale bewegingen van onderop in bijvoorbeeld Irak, Libanon, Bolivia, maar ook in Frankrijk en ook in Nederland, zijn hoopgevend. Er is behoefte aan een economie en een systeem die werken voor iedereen. Dat betekent eerlijke handel, ontmanteling van de fossiele industrie, investeren in eerlijke banen en de superrijken hun rijkdom ontnemen. Er is ook behoefte aan een herdefiniëring van onze relatie met de Verenigde Staten. De tijd van slaafse volgzaamheid moet voorbij zijn. Het is tijd voor een eigen buitenlandbeleid waarin niet elke illegale, agressieve oorlog wordt gesteund. Ik hoor graag hoe de minister hierover denkt. Is hij bereid op dit moment de relatie met de Verenigde Staten te herzien? Dat betekent: niet meer meedoen aan een permanente oorlog, demilitariseren en meer ontspanning in de wereld. Dat sluit ook mooi aan bij de oproep van VN-chef Guterres voor een wereldwijd staakt-het-vuren. Wat heeft de minister met deze oproep gedaan?

Voorzitter. We staan er misschien niet dagelijks bij stil, maar in de wereld lijden 690 miljoen mensen honger. Is het in zo'n wereld niet zinvoller om er maximaal op in te zetten om geld vrij te maken om de honger te bestrijden in plaats van de 2%-gekte voor de uit de gratie geraakte NAVO, vraag ik mij af. Gedurende de pandemie is de ongelijkheid alleen maar groter geworden. De miljardairs hebben hun vermogen zien groeien, terwijl 30 miljoen mensen volgens het World Food Programme zullen sterven als zij niet snel voedsel krijgen. Dit neoliberalisme, met als enige leidende beginsel het recht van de sterkste, is een frontale aanval op de mensenrechten, die universeel zouden moeten zijn. In de praktijk zijn ze dat niet, ook niet in het buitenlandbeleid van het kabinet-Rutte III. Hier is sprake van hypocrisie en dat zouden we moeten veranderen.

Een hoeksteen van het buitenlandbeleid, dat zijn de mensenrechten voor Nederland; dat staat in officiële documenten. Er zijn zeker voorbeelden voor aan te voeren dat de minister hier de afgelopen jaren serieus werk van heeft gemaakt. Ik wil hem daarvoor complimenteren. Denk bijvoorbeeld aan de sancties vanwege verkiezingsfraude en geweld tegen demonstranten in Belarus of aan het aansprakelijk stellen van Syrië voor grove mensenrechtenschendingen. Dat is niet zomaar een stap. Ook steunt Nederland persoonsgerichte sancties tegen Venezuela vanwege de snel achteruithollende democratie in dat land. Ook tegen Iran zijn sancties ingesteld tegen individuen die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen.

Deze maatregelen verdienen steun, maar waar ik grote moeite mee heb, is het selectieve karakter van het mensenrechtenbeleid van deze minister. Tegenover de vier net genoemde landen kunnen namelijk gemakkelijk vier andere landen gezet worden, westerse bondgenoten met vergelijkbare of zelfs nog ernstigere mensenrechtenschendingen maar waartegen geen maatregelen worden genomen. Neem Saudi-Arabië. De mensenrechtensituatie in deze islamitische staat behoeft geen betoog. Die is abominabel. Daarnaast is Saudi-Arabië in belangrijke mate verantwoordelijk voor de honderdduizenden doden en miljoenen vluchtelingen in buurland Jemen, waartegen het land al jaren oorlog voert. Honger wordt zelfs ingezet als wapen. Maar er zijn nooit sancties tegen Saudi-Arabië ingesteld. Dan ga ik over naar Egypte. Ook dit land is betrokken bij de oorlog tegen Jemen. Het draagt bij aan de wurgende blokkade van het land en in eigen land wordt ieder kritisch geluid tegen dictator Sisi met harde hand onderdrukt, met als gevolg duizenden politieke gevangenen. Ook hier geen enkele maatregel vanwege mensenrechtenschendingen. Mijn derde voorbeeld betreft Israël, dat al decennia Palestina bezet en geregeld grof geweld inzet om dat in stand te houden. In 2018 werden nog zo'n 200 demonstranten in Gaza gedood; een bloedbad. De daders gaan vrijuit. Ondertussen gaat de sluipende annexatie van bezet gebied door, veelal door uitbreiding van de illegale nederzettingen. Maar ook hier volgden geen maatregelen. Ten slotte Turkije. Deze NAVO-bondgenoot is al jaren verwikkeld in een oorlog tegen de eigen bevolking; laten we dat niet vergeten. Vele duizenden Turken verdwijnen voor het minste of geringste achter de tralies. Het land voert ook oorlog met zo'n beetje ieder buurland. De afgelopen weken speelde Turkije een sleutelrol in de door Azerbeidzjan gestarte oorlog om Nagorno-Karabach, waarbij etnische zuiveringen aan de orde zijn. Ik word voorspelbaar. I know, ik weet het, maar ook hier geen sancties vanwege mensenrechtenschendingen.

Voorzitter. Mensenrechten zijn universeel. De praktijk is dat onze minister zijn vingers niet wil branden aan welk voorstel dan ook in de richting van sancties tegen deze en andere westerse bondgenoten. Dat maakt het Nederlandse mensenrechtenbeleid hypocriet. Ik doe hier graag een aantal voorstellen om het Nederlands mensenrechtenbeleid minder hypocriet te maken. Ik hoop dat de minister hier de komende maanden — het zijn in ieder geval de laatste maanden van zijn ministerschap onder dit kabinet — al zijn positieve energie in wil gaan steken.

Wat Saudi-Arabië betreft, dring ik er bij de minister op aan dat hij werk maakt van het bestraffen van alle partijen in het conflict die honger als wapen inzetten. Ik vraag de minister om met gelijkgezinde landen het initiatief te nemen om opties in kaart te brengen voor mogelijke maatregelen tegen de verantwoordelijken die honger als wapen inzetten. Is de minister daartoe bereid?

Voorzitter. Wat Egypte betreft, heb ik twee voorstellen. Het is echt ongehoord dat Nederland de marine van dat land nog altijd voorziet van militair materieel. Ik vraag de minister dit beleid direct te wijzigen. Daarnaast wijs ik erop dat het associatieakkoord tussen de EU en Egypte nadrukkelijk is gebaseerd op respect voor mensenrechten. Ik vraag de minister om in EU-verband de discussie aan te gaan over opschorting van dit akkoord als Egypte de politieke gevangen niet vrijlaat. Graag een reactie op beide voorstellen.

Voorzitter, dan Israël. Het moet afgelopen zijn met de straffeloosheid voor de daders van het bloedbad in Gaza in 2018. De verantwoordelijken moeten worden vervolgd. Ik vraag de minister om, als daartoe niet spoedig wordt overgegaan, in EU-verband steun te vergaren voor gerichte maatregelen tegen de daders. Omdat ook met dit land een associatieakkoord is gesloten, vraag ik de minister om in EU-verband de discussie te openen over het opschorten van dit akkoord zolang Israël doorgaat met de uitbreiding van nederzettingen in Palestina. Wil de minister dat doen?

Ten slotte op dit punt, voorzitter, Turkije. Ook hier kan de enorme interne repressie echt niet langer getolereerd worden. Ik vraag de minister of hij in EU-verband wil bepleiten dat voorbereidingen worden getroffen om ook in dit land de daders met gerichte sancties te raken. Gelet op de oorlogspolitiek van Turkije tegen omliggende landen, is het natuurlijk hoog tijd dit land uit de NAVO te verwijderen. Ik heb het vaker bepleit. Wat vindt de minister daarvan? Wil hij serieus nadenken over het overnemen van dit voorstel?

Eerder stelde ik een wapenembargo voor, inderdaad samen met onder anderen mevrouw Ploumen, om een voortzetting van de oorlog in Nagorno-Karabach te bemoeilijken. Turkije en Israël zijn topleveranciers van Azerbeidzjan. Dat laatste wil nog weleens vergeten worden. Toch was de minister tegen dit voorstel. Ik wil dit voorstel opnieuw doen. Wat weerhoudt de minister ervan om dit voorstel te omarmen? Inmiddels is er een bestand tussen Armenië en Azerbeidzjan. Wat vindt de minister van dit bestand? Hoe kijkt hij daartegen aan? Is hij het met mij eens dat zelfbeschikking voor de volkeren in deze regio voorop dient te staan en dat alle vluchtelingen moeten kunnen terugkeren?

Ten slotte roep ik de minister op ervoor te pleiten dat alle oorlogsmisdaden begaan in het recent opgelaaide conflict worden onderzocht en dat de daders worden bestraft. Wil hij daar ook op inzetten?

Voorzitter. Ik ga verder met een volgend onderwerp waarover ik ook de afgelopen jaren regelmatig heb gesproken. Ik hoop dat men in een nieuwe periode, met een nieuwe Kamer en een nieuwe president in de Verenigde Staten, eindelijk eens openstaat voor fundamentele veranderingen en in ieder geval voor een kritisch blik op het resultaat van permanente oorlogsvoering. De SP vraagt al jaren aandacht voor de zogenaamde oorlog tegen terrorisme, die alweer bijna twee decennia woedt. Steeds hebben wij erop gewezen dat deze oorlogspolitiek meer vijanden maakt dan uitschakelt en dat terrorisme zich juist voedt met oorlog. Meer terrorisme is het gevolg van deze permanente oorlog, daar, in de landen waarop het Westen zijn bommen gooit, maar ook hier, in Europa. Het is nu eenmaal een gegeven dat in een geglobaliseerde wereld buitenlandbeleid niet losgekoppeld kan worden van binnenlands beleid. Alle pijnlijke islamitisch-terroristische aanslagen in de afgelopen weken hebben dat gewoon weer duidelijk gemaakt. The war on terror gaat gepaard met een immens leed, vooral in het Midden-Oosten. De door het kabinet lang verstopte burgerslachtoffers, vluchtelingen en omvangrijke vernieling in Hawija, Irak, zijn hiervan slechts een voorbeeld. In werkelijkheid zijn in de door de VS ontketende, steeds door Nederland gesteunde oorlogen, meer dan een miljoen mensen om het leven gekomen. Daarnaast zijn tientallen miljoenen mensen gevlucht voor het geweld. Waarom wordt dit zo weinig besproken?

Er is recent opnieuw onderzoek gedaan naar deze gigantische vluchtelingenstroom. Het Costs of War Project van twee Amerikaanse universiteiten berekende dat Amerikaanse militaire inmenging heeft bijgedragen aan ten minste 37 miljoen, oplopend tot 59 miljoen, vluchtelingen. Veelzeggende cijfers. Ik zou hierop graag een reactie van de minister willen. Hoe kijkt hij tegen deze cijfers aan? Wordt in ieder geval een deel van de verantwoordelijkheid van het Westen voor deze gigantische vluchtelingenstromen erkend? Als daarop het antwoord ja is, wat doen we dan met deze wetenschap? Ziet de minister met mij het nut en de noodzaak ervan in om nu na bijna twintig jaar war on terror de balans op te maken van deze oorlogspolitiek? Wat heeft die opgeleverd? Bijvoorbeeld via een onafhankelijk onderzoek. Graag een reactie.

Voorzitter. Het volgende onderwerp dat ik wil aansnijden, is de nieuwe Koude Oorlog die al jaren gaande is tussen het Westen enerzijds en Rusland anderzijds. De nadrukkelijke rol die kernwapens in dit conflict spelen, maakt het levensbedreigend. Ik herhaal daarom mijn pleidooi, het pleidooi van de SP, voor de-escalatie, voor het intensiveren van de dialoog.

Voorzitter. Er is gelukkig ook goed nieuws. Sinds vorige maand hebben 50 landen het internationale verdrag voor het verbod op kernwapens goedgekeurd, waardoor het verdrag in januari in werking treedt. Na eerder onder andere biologische en chemische wapens, vallen nu ook eindelijk kernwapens als laatste massavernietigingswapen onder een categorisch verbod. Het is een mooie ontwikkeling, die natuurlijk gezien moet worden als reactie op het falen van de internationale gemeenschap, ook van Nederland, om effectief werk te maken van ontwapening, waar het Non-proliferatieverdrag toe verplicht. Ik vraag de minister graag om zijn reactie op het kernwapenverbod, dat in januari werkelijkheid wordt. Welk gevolg heeft dit verbod voor Nederland, waar in Volkel de Amerikaanse kernwapens liggen? Minister Bijleveld bevestigde dat onlangs nog met een subtiel knikje voor de camera. Wat mijn partij betreft moet het kabinet nu een plan uitwerken voor hoe Nederland tegemoet gaat komen aan dit nieuwe verdrag. Wil de minister dat doen?

Voorzitter. Nog een punt over het non-proliferatieverdrag. Nu is bevestigd dat op vliegbasis Volkel Amerikaanse kernwapens liggen, moet volgens mij geconcludeerd worden dat die daar helemaal niet mogen liggen. In het NPV, artikel 2 staat: " Iedere niet-kernwapenstaat, die partij is bij dit Verdrag, verbindt zich, de overdracht door welke overdrager dan ook van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen of van de beschikkingsmacht over zodanige wapens of explosiemiddelen noch direct noch indirect te aanvaarden." Volgens mij is dit reden genoeg om de Amerikaanse kernwapens terug te sturen. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Als afronding wil ik nog een aantal … vragen van de heer Voordewind beantwoorden?

De voorzitter:

Nou, meneer Voordewind, u krijgt het woord van mevrouw Karabulut.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wist niet dat mevrouw Karabulut inmiddels voorzitter van deze Kamer is.

De voorzitter:

Ja, ik zie het ook, maar ze wilde een slokje water. Daarom gaf ze u het woord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan doen we dat, voorzitter. Ik luister naar het betoog van mevrouw Karabulut. Voor een groot deel zijn we het eens, denk ik. Ze vraagt aandacht voor sancties en alle mogelijke middelen daarvoor. Wat wapenbeheersing betreft gaan we ook een heel end samen. Maar in de breedte van haar verhaal blijf ik een beetje hangen bij het volgende. De betrokkenheid bij de wereld en bij de internationale strijd tegen onrecht is groot, maar wanneer deze Kamer met militaire inzet probeert terreur te bestrijden, ISIS te bestrijden, zie we constant een nee-stem van de SP. Denk aan de missies in Mali, in Afghanistan, Irak. Ook toen er een volkerenmoord dreigde op de Koerden, was de SP tegen. Er is dus een hele grote betrokkenheid. Maar als het dan op een gegeven moment misschien niet meer alleen om broden gaat maar ook om wapens, dan zegt mevrouw Karabulut namens de SP: dan geef ik even niet thuis.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank voor deze vraag van de heer Voordewind. Ik ga serieus antwoord geven op uw vraag. Ik wil toch heel duidelijk stellen dat het niet zo is dat wij principieel tegen de inzet of het gebruik van geweld zijn. Wij beoordelen dat op basis van internationale criteria. Wij kijken naar de proportionaliteit en de legaliteit. Het is ook zeker niet zo dat wij nooit missies hebben gesteund. We hebben zeker kleinere missies gesteund.

Maar de voorbeelden die u aanhaalt, zijn precies de voorbeelden waarbij ik de afgelopen jaren het volgende heb proberen uit te leggen en duidelijk te maken. De inzet en de gedachte daarvan zijn heel logisch: wij moeten terrorisme verslaan, dus gaan wij landen binnenvallen. Ik noem de illegale invasie in Irak. Maar het resultaat daarvan is geweest, wanneer we uitzoomen en terugkijken, dat het ons IS heeft opgeleverd. En wanneer we nog meer uitzoomen en kijken naar de resultaten van inmiddels meer dan 20 jaar war on terror, dan concludeer ik dat het averechts heeft gewerkt. Dat heeft natuurlijk te maken met dat de grondoorzaken niet worden weggenomen met bombardementen. Sterker nog, we zien dat dat bijdraagt aan de voeding voor terrorisme. Er ontstaan nog meer groepen. Die groepen radicaliseren. Als de een verdwijnt, ontstaat er een nieuwe. Maar bovendien leidt het tot miljoenen vluchtelingen. Daarvan zeg ik: dat moeten we erkennen, en die strategie moeten we herzien. Natuurlijk kijken wij er iedere keer naar als er een vraagstuk of een verzoek in de Kamer voorligt of wij militairen moeten sturen. Dan beoordelen wij dat op de merites, zeker wanneer er sprake is van genocide of iets dergelijks. Natuurlijk kijken we daar serieus naar. Natuurlijk moeten we dan mensen helpen. Alleen wat hier is gebeurd, de permanente oorlogsvoering — het is ook inzichtelijk gemaakt door middel van onderzoeken — moeten we niet meer doen. We moeten ook eerlijk zijn. We moeten eerlijk zijn en er eerlijk bij vertellen, zoals onze diensten ook waarschuwen, dat het daar een voedingsbodem is en dat daar meer slachtoffers zijn gevallen. Maar het kan ook als een boemerang terugkomen en terugslaan op onszelf. Ik hoop dat er in de toekomst wat meer ruimte is, juist bij al die partijen die blind en slaafs, zeg ik maar even heel zwart-wit, de bondgenoten volgen, "want dat verwachten ze nu eenmaal van ons".

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Die laatste opmerking richting mijn partij is dan weer een beetje jammer, maar laat ik daar niet op ingaan.

We moeten ons realiseren dat als je constant nee zegt tegen de strijd tegen terreur en constant nee zegt als kwetsbare minderheden — ik noem de Koerden en de jezidi's — worden afgeslacht, ook door Turkije, je daar dan ook de consequenties uit moet trekken. Dan moet je overzien dat mensen slachtoffer worden van genocide. Toen de internationale gemeenschap niet ingreep — een voorbeeld van de SP, misschien — toen wij niet ingrepen in Syrië, hebben we ook miljoenen vluchtelingen gezien die de wijk namen naar Turkije en Europa. Een nee-stem heeft dus ook consequenties. Mijn punt richting mevrouw Karabulut is: als u systematisch nee zegt, daar waar de meest kwetsbare groepen — ik noem ze nog een keer: de jezidi's en de Koerden — afgeslacht worden, etnisch gezuiverd worden, en er dus genocides plaatsvinden, realiseert u zich dan dat dat ook consequenties heeft?

Mevrouw Karabulut (SP):

Natuurlijk realiseer ik me dat. Ik heb de heer Voordewind proberen uit te leggen dat waar er sprake is van genocide, wij wel degelijk militaire inzet steunen. Twee. De jezidi's zijn in die beginmaanden van de opkomst van IS gered door de PKK, de Koerden. Diezelfde Koerden zijn vervolgens door de bondgenoten met een mes in hun rug gestoken. NAVO-bondgenoot Turkije is vervolgens Noord-Syrië binnengetrokken. Dezelfde NAVO-bondgenoot Turkije knuppelt Koerden neer in eigen land. Laten we dat er dan dus ook bij vertellen.

Maar wat ik nog veel belangrijker vind, is dat ik u wil meenemen en wil uitnodigen om uit te zoomen. IS — Obama heeft het zelf gezegd — had nooit kunnen ontstaan wanneer de illegale invasie, op basis van leugens begonnen, in Irak er niet was geweest. Dat is de echte oorzaak van deze genocide. Ik ben de laatste om te zeggen dat we makkelijk van alles en nog wat kunnen bereiken in de wereld. Nee, Syrië is inderdaad een iets ander voorbeeld. Maar ook in Syrië zien we dat er door de Golfstaten, Turkije, gesteund door het Westen, met CIA, voor miljoenen is bewapend. Er zijn allerlei jihadistische groepen. We zien dat dat de oorlog heeft verlengd en pijnlijker heeft gemaakt. En ja, wij kunnen ons veel beter richten op preventie, op een andere slimmere strategie. En ja, dan gaat het toch om het wegnemen van de grondoorzaken. Ik constateer dat in een land als Irak dat nog altijd niet het geval is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We hebben hier vaker discussies over artikel 100-brieven. Dat zijn hele geïntegreerde brieven die ook de grondoorzaken, de politieke consequenties en de politieke context benoemen. Ook daar zet deze regering zich met steun van de Kamer voor in. Dus natuurlijk moet je wat doen aan de grondoorzaken. Maar dat betekent niet dat je maar structureel kunt wegkijken daar waar het kwaad de kop heeft opgestoken. En als we dan zoals een maand geleden een simpele force protectie willen sturen voor de bescherming van een vliegveld in Jordanië voor de Belgen — waar wij nog niet eens direct bij betrokken zijn — dan nog zegt de SP: dat gaan we niet doen. Hoe kan de SP nu beweren dat ze het kwaad wil bestrijden, met sancties, misschien met humanitaire hulp, als ze niet de moed heeft om daar soms ook wapens bij te gebruiken?

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Voordewind mag zeggen dat het ons aan moed of lef ontbreekt, maar ik constateer dat je in deze Kamer best wel wat lef moet hebben om tegen het bestaande narratief in te gaan, om nee te zeggen, omdat we zien wat de effecten van de bestaande strategie zijn. Laat ik het omdraaien: waarom moeten we altijd ja zeggen? De heer Voordewind weet net zo goed als ik dat het in the end echt niet altijd, of bijna nooit, om de mensenrechten te doen is. Anders waren er wel andere partners gesteund. Het Midden-Oosten heeft gewoon ook grondstoffen, onder andere olie. Dat gaat al decennia zo. En in dezen, wat betreft het laatste voorbeeld: ik wil u erop wijzen dat alleen al de interventies in Afghanistan en Irak hebben geleid tot 15 miljoen vluchtelingen. Ook intern heel veel. En in de Verenigde Staten, die dit allemaal van ons vragen, zegt de eigen bevolking ook: waarom zouden wij zo'n beetje 800 miljard spenderen aan militarisering terwijl ik geen ziektekostenverzekering en geen eten heb? Ik wil u erop wijzen dat zij nauwelijks vluchtelingen opvangen, dat die deze kant op komen en dat vervolgens hele rechtse partijen roepen: ziet u, die vluchtelingen komen afpakken wat van ons is; die komen onze cultuur afpakken. Waar ik naar zoek, is naar een andere strategie waarbij we niet wegkijken voor de grondoorzaken en geen zuurstof geven aan terroristische groepen. En dat is een andere blik, een andere visie. Maar dat is geen systematisch "nee". Daarmee doet u ons, vrees ik, een beetje tekort.

De heer Van Helvert (CDA):

Ik denk dat we het allemaal eens zijn met het pleidooi dat we grondoorzaken moeten aanpakken. We willen natuurlijk allemaal liever dat mensen de ploeg ter hand nemen, en niet het zwaard. We willen natuurlijk liever gewassen verbouwen dan elkaar met geweren bestrijden. Het punt is wel dat er op een gegeven moment geweren zijn, dat er op een gegeven moment ergens gevochten wordt. Dan kun je het oneens zijn over wiens schuld dat is. Mevrouw Karabulut van de SP zegt heel duidelijk dat de Verenigde Staten schuldig zijn aan de oorlog in Irak. Daarover kun je van mening verschillen. Maar wat je nu ziet, is dat er oorlog is en dat de lokale bevolking lijdt. Is de SP op zo'n moment dan wel bereid om te zeggen: we zijn het niet eens over wie schuldig is, maar we zijn wel bereid om de mensen te helpen, om ervoor te zorgen dat die geweren verdwijnen?

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is mijn partij die systematisch en continu aandringt op het niet meer versturen naar en verkopen van wapens aan conflictgebieden.

De heer Van Helvert (CDA):

Nee, maar die wapens zijn er nou. Als de wapens er al zijn?

Mevrouw Karabulut (SP):

Mag ik even mijn antwoord afmaken? Misschien heeft de heer Van Helvert mij niet helemaal goed begrepen. Mijn stelling is niet dat alleen het Westen schuldig is aan … Nee, mijn stelling is dat wij daar, met alle goede intenties van de heer Van Helvert, aan bijdragen. Want het gaat niet alleen maar om westerse interventie, het gaat ook om onderdrukking, armoede en ongelijkheid. Dat is een heel divers en complex geheel. Ik ben ervan overtuigd, gezien de feiten, dat wij een democratie elders niet kunnen bombarderen en dat er vaak heel andere belangen ten grondslag liggen aan een oorlog: geopolitieke belangen, macht, olie. Ik constateer dat onze bijdrage daaraan en het blind volgen van de Verenigde Staten, de NAVO en andere bondgenoten, niet heeft gebracht wat ons werd beloofd, namelijk meer veiligheid, minder terrorisme en minder mensen op de vlucht, maar precies het tegenovergestelde. Al meer dan twintig jaar — want het is niet per se defensie, het zijn gekozen oorlogen — wordt op die manier geopereerd.

Dit zijn de feiten. Ik noemde al de stijging van 32.000 naar 110.000 islamitische terroristische strijders. Dan moet er toch op een gegeven moment een lampje gaan branden en moeten wij gaan denken: dit willen wij anders, want anders komen wij uit op het scenario dat de minister van Defensie voorstelde: in plaats van 10 of 11 miljard nu, toegroeien naar 13 tot 17 miljard uitgaven aan militarisering en Defensie. En dan …

De voorzitter:

Ik wil even …

Mevrouw Karabulut (SP):

... dan kom je op nóg meer wapens in de wereld. Dus een vicieuze cirkel. Sorry, voorzitter, maar dit is een onderwerp dat mij zeer na aan het hart ligt.

De voorzitter:

Ik merk het.

De heer Van Helvert (CDA):

Het betoog kennen we, maar het antwoord op de vraag is nog niet gegeven. Op het moment dat het geweld er is, kun je onenigheid hebben over wie daar schuld aan is en hoe het is gekomen. Hoe krijg je het dan weg? Je kunt niet tegen IS zeggen: laten wij eens even bij elkaar gaan zitten, we pakken een kopje thee erbij en wij zullen de grondoorzaken aanpakken; stoppen jullie dan met het vermoorden van de lokale bevolking? Zo werkt het helaas niet met IS. Is mevrouw Karabulut, als er eenmaal geweld is, wel bereid om mee te werken om eerst IS te verdrijven, om vervolgens te kunnen werken aan de grondoorzaken? Want op het moment dat IS op de akker loopt met geweren, kan de boer er geen gewas verbouwen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb net uitvoerig in verschillende interrupties duidelijk gemaakt dat IS mede een product is van de illegale oorlog in Irak en dat de grondoorzaken van die oorlog niet zijn opgelost. Maar laat ik even uitzoomen en meer in het algemeen de vraag van de heer Van Helvert beantwoorden. Ik versta hem zo dat hij vraagt: zijn er situaties denkbaar waarbij ook de SP zou willen helpen bij het ondersteunen van vrede en het creëren van een situatie waarin de wapens zwijgen? Natuurlijk zijn die er. Ik heb uitgelegd dat wij ook iedere keer weer een aantal zaken bekijken. Is er een internationaal rechterlijke grondslag? Is het legitiem? Is het proportioneel? En zal het echt doen wat gezegd wordt dat het doet? Dat bekijken wij van geval tot geval.

De heer Van Helvert (CDA):

Dat vind ik fijn. Want het punt is wel: wat is dan het verhaal van de SP aan het dorp in Irak dat omsingeld wordt door IS? Dat dorp wordt omsingeld door IS, de mensen in het dorp zitten gevangen. Zegt mevrouw Karabulut dan tegen die mensen, tegen die vrouwen die eindelijk weer teruggekomen zijn nadat zij aanvankelijk bevrijd waren van IS, en tegen de kinderen die weer naar school mogen: wij hebben het al eerder gezegd, wij waren altijd tegen de oorlog, wij gaan de grondoorzaken aanpakken? Of zegt ook de SP: wij zullen u eerst bevrijden van IS, en daarna gaan wij de grondoorzaken aanpakken?

Mevrouw Karabulut (SP):

Nogmaals, IS is een product van de interventie. Die hadden wij nooit moeten doen. Wanneer er sprake is van genocide, willen wij natuurlijk helpen. Ik constateer dat op dit moment de meerderheid van het parlement in Irak wil dat de buitenlandse troepen vertrekken en dat de jongeren in Irak op dit moment eisen dat hun corrupte leiders aftreden. De corrupte leiders die gesteund worden door de westerse regeringen. Dus op dit moment moeten er in Irak heel andere dingen gebeuren. Ik constateer ook — ik zeg het nog een keer — dat de Koerden, die de jezidi's hebben ontzet in Singar, op dit moment worden aangevallen door de NAVO-partner van het Westen. De jezidi's zijn in de steek gelaten in Noordoost-Syrië. Daarmee wil ik niet zeggen dat dat de schuld is van de heer Van Helvert of dat de heer Van Helvert dat voorstelt. Maar het gaat om heel andere belangen. Dat moeten we niet vergeten. Mijn pleidooi is: we moeten voor onszelf een eigen afweging maken en een eigen buitenlandbeleid ontwikkelen.

De heer Koopmans (VVD):

Gesproken over feitenvrij: toen de jezidi's in Sinjar werden omsingeld door de afschuwelijke terroristen van IS, konden we ze helpen. Dat hebben we ook gedaan. Nederland heeft, met bondgenoten, F-16's gestuurd om IS daar weg te bombarderen. Die genocide is voorkomen. Heel veel mensen waren daarvoor, maar wie was ertegen? De SP. Is dat standpunt nu veranderd? Wil de SP nu wel mensen gaan helpen die worden vermoord door terroristen?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb u net gezegd dat het gaat om de omstandigheden. Bij genocide willen we dat zeker. De jezidi's zijn de eerste maanden geholpen en ontzet door de Koerden. Dat moeten we niet vergeten. Daarna is Nederland inderdaad gaan bombarderen. Wanneer er sprake is van genocide en we mensen moeten redden, doen we daar natuurlijk aan mee.

De heer Koopmans (VVD):

Niet dus, want de SP heeft daartegen gestemd en stemt daar nog steeds tegen. De SP heeft daartegen gestemd en dat zullen we allemaal kunnen constateren. Dat hebben we allemaal geconstateerd. Maar ik constateer nu iets anders. De heer Van Helvert legt iets heel concreets voor: er is een dorp dat wordt omsingeld door terroristen, en wij kunnen die mensen helpen door te bombarderen. Wat zegt de SP dan? Gaan we iets doen? En dan hoor ik mevrouw Karabulut zeggen dat we moeten uitzoomen en dat we moeten kijken wat de grondoorzaken zijn. Het is zelfs dapper dat mevrouw Karabulut strijdt voor een ander narratief! Maar wat hebben die slachtoffers daar eraan? Wat bieden mevrouw Karabulut en de SP aan slachtoffers en bijna-slachtoffers die worden omsingeld door terroristen die ze willen vermoorden? Tot nu toe heeft de SP steeds tegengestemd. Stemt de SP in de toekomst voor daden?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb uitgelegd hoe wij tot onze besluiten komen. Wij nemen het zeer serieus. Wij tekenen in ieder geval niet blind omdat de bondgenoten daarom vragen. En we gaan al helemaal geen verhaal ophouden over dat het ons allemaal veiligheid zal brengen. Ik constateer nogmaals dat de oorlogen, gesteund door de VVD met de belofte dat ze veiligheid, minder terrorisme en democratie zouden brengen, totaal en faliekant zijn mislukt. Er zijn miljoenen mensen op de vlucht geslagen, die vervolgens door de VVD weer terug de regio in worden geduwd. Europa faalt op dit moment totaal in het bieden van humanitaire hulp. En dan durft de VVD ons aan te vallen? Ik daag u uit, meneer Koopmans, om te reageren op de feiten die ik u heb voorgehouden. De feiten zijn dat het terrorisme is toegenomen, dat het aantal aanslagen is toegenomen en dat het aantal vluchtelingen nog nooit zo groot was. Ik daag u uit te reflecteren op de vragen of dat misschien mede komt door onze interventies en of we die strategie niet moeten verlaten.

De heer Koopmans (VVD):

De feiten zijn dat iedere keer dat wij hier konden besluiten over het bestrijden van IS, mevrouw Karabulut en de SP hebben tegengestemd. Ze hebben tegengestemd, tegen het bestrijden van de meest verschrikkelijke terroristen die we in de geschiedenis hebben gezien. Tegen. En er is niks wat de SP nu aanbiedt. Iedere keer als wij vragen wat de SP wel concreet zou willen doen, begint mevrouw Karabulut met een enorm ideologisch verhaal. Nou ja, de slachtoffers zullen niet meekijken, maar als ze dat zouden doen, zouden ze horen dat er alleen maar ideologisch wordt gestreden met spandoeken, maar dat er nooit een keer wordt gezegd: nee, nu gaan we ingrijpen en de mensen beschermen. Ik constateer dat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Die constatering is onjuist. Ik heb al gezegd: in geval van genocide. Ik heb ook uitgelegd waarom wij tegen de eerste en de daaropvolgende missies en tegen de illegale oorlog in Irak waren. Dat heb ik allemaal uitgelegd. U heeft niet uitgelegd wat uw reactie is op de feiten. In tegenstelling tot de beloften is er geen democratie, maar chaos. Het aantal terroristische groepen is gegroeid en er zijn zoveel miljoenen vluchtelingen. En vervolgens vinden de aanslagen ook hier plaats. Lekkere veiligheid biedt u mensen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik denk dat de collega's de zwakke positie van de SP op veiligheid goed hebben blootgelegd. En dan hebben ze nog niet eens het feit genoemd dat de SP een alternatief voor de NAVO wil, maar geen Europese krijgsmacht, en dat de SP de uitgaven voor Defensie wil terugbrengen naar 1% bbp. Dat zijn nogal harde klappen als het gaat om onze veiligheid. Mijn vraag gaat over hetgeen mevrouw Karabulut net tegen mij zei over een persoonlijk feit. Ze zei dat ik het programma van haar partij verkeerd citeerde. Ik vraag aan haar waarom in haar partijprogramma staat dat de SP de euro onhoudbaar acht. Waarom staat in het partijprogramma van de SP dat de Europese Commissie als politiek orgaan moet worden afgeschaft? Als het gaat om Europese samenwerking, toont de SP zich, ik zou bijna zeggen, een vijand van Europese samenwerking. Uit de euro stappen, kost onwaarschijnlijk veel geld. De Europese Commissie afschaffen, maakt ons vleugellam. Ik heb de volgende vraag aan mevrouw Karabulut: waarom staat dit in uw programma?

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is een goede vraag. Ik heb daar twee antwoorden op. Het eerste antwoord is dat wij zien dat de huidige euro, met noordelijke en zuidelijke landen met totaal verschillende economieën, niet werkt. Het werkt vooral niet voor de armere landen. In het programma staat niet dat wij direct uit de euro moeten stappen of wat dan ook. Volgens mij hebben de SGP en de ChristenUnie ook iets soortgelijks opgenomen. Er staat wel in dat wij ons moeten voorbereiden, gegeven de crises die er zijn. U kunt daar misschien uw kop voor in het zand steken, maar wij doen dat niet. Misschien komen er twee verschillende munten, zodat je ook rekening kunt houden met de verschillende economieën. Dat lijkt mij best zinvol, in plaats van ons weer te laten overvallen en vervolgens miljarden uit te trekken voor banken, waarna allerlei landen en bevolkingen gaan morren.

Dan het tweede antwoord. Ik vind de Europese Commissie gewoon niet zo democratisch. Ik begrijp de wens van D66 heel goed. Ze zijn daar heel helder over. D66 wil graag Europese integratie en eigenlijk een federale staat. Ik denk dat het helemaal niets oplost, wanneer wij het buitenlandprogramma van permanente oorlogsvoering, geopolitiek handelen, oneerlijke handel et cetera et cetera zouden voortzetten. Ik zie daar een groot democratisch probleem. Ik maak me daar zorgen over. Wij willen graag dat belangrijke wijzigingen worden voorgelegd aan de bevolking. Dat zou je moeten aanspreken. We willen meer bevoegdheden geven aan het parlement en wij willen lokale democratieën meer stutten. Zo kunnen we Europees blijven samenwerken. Wanneer ik naar D66 luister en zijn programma lees, dan ben ik altijd een beetje bang dat het zo gedwongen wordt …

De voorzitter:

Goed.

Mevrouw Karabulut (SP):

… zonder dat er draagvlak voor is. Daarmee maken we bijvoorbeeld radicaal rechtse partijen en programma's onnodig groot.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is een heel, heel lang antwoord, dat feitelijk maar op één ding neerkomt. Dat is dat de SP een financiële nexit wil. De SP wil het weeksalaris dat voortkomt uit de euro, afpakken van de havenarbeider uit Rotterdam. Dat is natuurlijk hoe het is. Gesproken over feitenvrije politiek, het CPB heeft doorgerekend dat de euro elke werkende Nederlander een weeksalaris oplevert. Als je jezelf een socialistische partij noemt, als je solidair bent of zegt te zijn, dan snap ik niet dat je zo'n harde maatregel voorstelt voor de mensen die dit keihard nodig hebben. Ik concludeer dan maar dat de SP trots is op de financiële nexit. Net mocht ik het nog niet zeggen, omdat het niet waar zou zijn. Ik heb het nu herhaald. Mevrouw Karabulut bevestigt dat dit in het programma staat. Ik vind dit buitengewoon betreurenswaardig.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is mij wel duidelijk. Ik heb er ook nuance in aangebracht. De D66 die normaal altijd voor nuance pleit, wil dat niet zien. Dat kan, dat mag. Ik denk dat de heer Sjoerdsma wel een kern te pakken heeft, namelijk: voor wie of wat moet een systeem functioneren en werken? Daarin verschillen wij gewoon van mening. Ik denk inderdaad dat de havenarbeiders, maar ook de medewerkers in de zorg, de mensen voor de klas, de kassières of de schoonmakers in Nederland, maar ook elders in Europa, te weinig meeprofiteren van alle rijkdom die er is. Ook op ons continent is een scheefgroei. Ongelijkheid is, naast militarisering, een van de grootste problemen. Dan kun je twee kanten op. D66 maakt een duidelijke move en wil verdere Europese integratie zonder draagvlak, ik zou bijna zeggen, door de strotten van mensen duwen. Wij willen een beweging, een democratiseringsbeweging, de andere kant op. Blijkbaar is de heer Sjoerdsma bang dat wij samen met andere linkse partijen inderdaad een echt sociaal programma met fundamentele veranderingen voorstellen.

De voorzitter:

Ik stel voor, mevrouw Karabulut ...

Mevrouw Karabulut (SP):

We gaan niet zomaar gekke dingen doen, meneer Sjoerdsma. Rustig maar.

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Dat brengt mij ter afronding op een aantal opmerkingen over het maatschappelijk middenveld en in het bijzonder de persvrijheid. Die gaat wereldwijd al jaren achteruit. Door de COVID-19-pandemie wordt dat proces nog eens versneld. Uit antwoorden van de minister begrijp ik dat een tweetal over meerdere jaren gespreide subsidies voor programma's gericht op persvrijheid dit jaar door het kabinet beëindigd worden. Ik lees ook — ik geloof dat de heer Van Ojik het daar ook over had — dat ondanks mooie intenties er vooralsnog weinig concreets voor terugkomt. Dat is zorgelijk. Ik verzoek de minister om niet te bezuinigen op dit aspect van het mensenrechtenbeleid, maar juist te kijken of extra investeringen in persvrijheid mogelijk zijn. Is de minister daartoe bereid?

Wellicht de grootste bedreiging voor de persvrijheid in de westerse wereld op dit moment is de vervolging van journalist en WikiLeaksoprichter Julian Assange. Hij dreigt door het Verenigd Koninkrijk aan de Verenigde Staten uitgeleverd te worden. Ook hier heb ik in deze Kamer vaker over gesproken. De Verenigde Staten willen hem vervolgen vanwege zijn journalistieke activiteiten, waarmee allerlei oorlogsmisdaden werden onthuld. In de Verenigde Staten wachten hem een oneerlijk proces en mogelijk ernstige mensenrechtenschendingen, zelfs marteling. Daarvoor waarschuwt Amnesty International. Daarom moet uitlevering voorkomen worden. Dit zouden we allemaal van de daken moeten schreeuwen, de minister voorop: journalisten zijn geen criminelen; lang leve de persvrijheid; Julian Assange vrij.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Wij lijden aan Americanitis, aan de neiging om altijd even over onze schouder te kijken naar onze grote broer. Dat is een afhankelijkheid waar we maar heel moeilijk vanaf lijken te komen. Worden we wel gedekt? Lopen we niet te ver uit de pas? Natuurlijk ben ik het met iedereen eens dat we de trans-Atlantische band moeten herstellen. Maar we moeten ook af van die Americanitis. We moeten op eigen benen staan. Natuurlijk kunnen we opgelucht ademhalen nu Biden is verkozen, maar laten we ons alsjeblieft niet rijk rekenen.

Voorzitter. Mijn bijdrage vandaag gaat eigenlijk maar over één vraag. Welke les leert Nederland van Trump, in de context van de grote coronapandemie? Vier jaar geleden ging alle alarmbellen hier af. Heel veel politici hebben op de snoozeknop gedrukt. Zij dachten: Trump draait wel bij. Sommige dachten, en in ieder geval de toenmalige premier: laten we hem een kans geven. Weer anderen dachten: vier jaar lang bijten we op onze tanden, maar daarmee komt het wel goed. Ook vandaag, na de winst van Biden, kijken veel politici hoopvol naar Amerika. Zij denken dat onze grote broer ons zal blijven beschermen, China terug in zijn hok zal duwen, Rusland zal weerhouden van bemoeienis in Europa, en dat hij wereldwijd weer zal optreden om waarden te beschermen. Maar ik denk dat niks minder waar is. Amerika kan deze rol simpelweg niet meer spelen, ook niet onder Biden. Natuurlijk zal er onder Biden veel veranderen, ook ten goede. Vooral ten goede. Maar het trumpisme is niet weg. Amerika blijft oorlogsmoe, blijft gepolariseerd, heeft te maken met een enorme economische crisis, heeft te maken met een grote coronapandemie en heeft dus noch de capaciteit, noch de wil om deze positie te herpakken. De wereld is veranderd.

Daarom zeg ik vandaag: hoor die alarmklok en druk niet weer op snooze. We zullen onze eigen boontjes moeten doppen. Het is tijd voor een eeuw van Europa, waarin de bescherming van onze belangen en onze waarden hand in hand gaan. Wij moeten zelf opkomen voor onze eigen veiligheid en zelf die speler worden op het wereldtoneel. En dat kan ook, via de Europese Unie. Als Europese landen geven wij wereldwijd het een-na-meest uit op het gebied van defensie, na de Verenigde Staten. We hebben de grootste interne markt, de grootste diplomatieke dienst. We geven het meest uit aan ontwikkelingssamenwerking. Wat ontbreekt, is eigenlijk enkel de politieke wil en de daadkracht om deze middelen ook in te zetten voor een krachtig buitenlandbeleid.

Het goede nieuws is vandaag: we kunnen een grootmacht worden, maar dan moeten we het wel willen met elkaar. Dat vereist een verandering in onze mentaliteit. Het vereist dat we ophouden met kijken naar wat onze grote broer doet, terwijl we al jaren op onszelf wonen. Het vereist dat Nederland zich actiever opstelt: voet van de rem en weg van de Britse blokkadepolitiek. Voet op het gaspedaal, handen aan het stuur en aansluiten bij de Frans-Duitse plannen voor een sterk Europa. Daarvoor moet er, zoals ook de eigen ambtenaren van de minister adviseren, meer geïnvesteerd worden in de ambtelijke kennis en inzet op het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Ik vraag de minister of hij daartoe bereid is en of hij ook bereid is om te kijken naar de bezetting op de posten in Berlijn en Parijs.

Voorzitter. Om geopolitiek volwassen te worden, moeten we ook niet meer vatbaar zijn voor chantage, voor omkoperij, voor de Trojaanse-paardenpolitiek van China en Rusland. We moeten af van veto's in ons buitenlandbeleid. We zagen immers hoe die veto's ons verlamden bij Belarus en we zagen het eerder bij Venezuela. We hebben het inmiddels op zo veel terreinen gezien — een mensenrechtenverklaring richting China werd tegengehouden door Griekenland — dat ik de minister wil vragen of hij bereid is om hier opnieuw de politieke vlucht naar voren te nemen en samen met gelijkgestemde landen een actieve campagne op te zetten. Dan kunnen we eindelijk afstappen van die veto's. Dat vergt werk.

Voorzitter. De regie hebben over onze eigen veiligheid, in staat zijn om onze eigen grenzen te verdedigen om vervolgens ook extern op te kunnen treden rondom die eigen grenzen, betekent dat we zullen moeten toewerken naar een Europese krijgsmacht. We kunnen nu al een kleine stap zetten door een Europese veiligheidsraad op te richten. Dan kunnen we sneller inspelen op crisissituaties, een meer eenduidig en stevig Europees geluid laten horen bij conflicten en daadkrachtiger optreden als dit nodig is. Ik vraag de minister of hij bereid is om samen met Duitsland en Frankrijk op te trekken om een dergelijke Europese veiligheidsraad op te richten. Is hij bereid om ook de Britten daarbij te betrekken?

Voorzitter. We kunnen pas een geloofwaardige speler zijn als we ook echt opkomen voor onze waarden en de mensenrechten beschermen die juist nu wereldwijd zo onder druk staan. We moeten ons mensenrechtenbeleid tanden geven. Europese Magnitsky-wetgeving raakt de schenders van mensenrechten daar waar het pijn doet, in hun portemonnee: geen luxe reisjes meer en kinderen die niet meer naar kostscholen kunnen in Europa. Ik hoop dat we daar in december, twee jaar nadat deze minister het initiatief nam, eindelijk witte rook kunnen zien. Ik vraag de minister of hij, zoals verzocht door de in deze Kamer breed aangenomen motie, al namen heeft geïdentificeerd voor op de lijst van officials die verantwoordelijk zijn voor de verschrikkelijke mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren in China. Ik doe hem de dringende oproep om ervoor te zorgen dat die namen er ook komen, zodra dit regime er is.

Voorzitter. Naast deze stappen richting Europese volwassenwording acht ik het ook een dure plicht van deze minister om het Euro-Amerikaanse leiderschap in deze wereld te herstellen. Daar moet een duidelijke Europese inzet voor zijn. Wat mij betreft komt er een duidelijke Europese inzet voor een grote Europees-Amerikaanse top, om die westerse eenheid weer te verstevigen door Amerika te laten terugkeren naar internationale afspraken en organisaties als de WHO. Maar ik denk ook aan de Irandeal, het opheffen van de sancties tegen het Strafhof en natuurlijk de terugkeer van Amerika bij het Klimaatakkoord, om nog maar te zwijgen over het herstellen van de geloofwaardigheid van de NAVO. Ik vraag de minister om op al deze punten te reageren. Hoe zal hij zich inzetten voor het herstel van die trans-Atlantische band? Op dat laatste punt van het Klimaatakkoord moet Nederland natuurlijk het goede voorbeeld geven als het gaat om de naleving. Ik wil de minister daarom vragen of hij bereid is ervoor te zorgen dat alle instrumenten van het buitenlandsbeleid en de volledige Nederlandse diplomatie in lijn zullen zijn met dit Klimaatakkoord.

Voorzitter. Dan mensenrechten. Dit kabinet heeft zich een voorvechter van de mensenrechten getoond. Het mensenrechtenfonds is flink opgehoogd. Ik noem ook de Magnitskywetgeving in Europa, de staatsaansprakelijkheidsstelling van Syrië voor misdaden, de aansluiting bij de aanklacht tegen Myanmar en de aansprakelijkstelling van Rusland. Ik wil mij zelf vandaag nog op een specifiek onderwerp richten dat juist door corona nog verder onder druk is komen te staan, overigens ook in eigen land. Dat is de persvrijheid. Journalisten zijn de frontliniesoldaten die de waarheid en de feiten bewaken. Waar hen het werk onmogelijk wordt gemaakt, sterft de democratie langzaam in duisternis. Wereldwijd staat die persvrijheid onder druk, ook door bijvoorbeeld aanvallen van Trump op de vrije pers, hier soms wat al te gretig gekopieerd door partijen in het extreemrechtse deel van het spectrum. Daarom heb ik met collega's van de coalitie een amendement ingediend om meer middelen vrij te maken voor de bescherming van journalisten. Maar ik denk dat er de komende jaren nog meer nodig is dan dat. De minister heeft 9 miljoen voor persvrijheid toegezegd. Ik vraag hem of hij bereid is om deze middelen strategisch in te zetten via beproefde organisaties, zodat het niet een lappendeken van middelen, potjes en organisaties wordt, maar een echte, meerjarige inzet, gericht op de bescherming van journalisten.

Voorzitter. Dan kom ik op een kerntaak van Buitenlandse Zaken, de consulaire dienstverlening voor de 1 miljoen Nederlanders die in het buitenland wonen. Waar het onder vorige kabinetten nog weleens "uit het oog, uit het hart" was, staan deze Nederlanders centraal in dit buitenlandbeleid. Dat is een compliment waard. Het 24/7-loket is een one-stop shop; het spijt me, mevrouw de voorzitter, in vier jaar tijd is daar nog steeds geen goede Nederlandse vertaling van gekomen. Dit betekent dat die Nederlanders in het buitenland gewoon 24 uur per dag, zeven dagen per week kunnen bellen met de overheid. Nou, daar moet je in de gemiddelde gemeente in Nederland mee aankomen. Dat is een ongelofelijke dienstverlening.

Voorzitter. Over vier maanden gaan we naar de stembus. Bij de vorige verkiezingen ging het nogal eens mis met stemmen in het buitenland, onder andere omdat Nederlanders in het buitenland niet wisten of ze nu wel of niet geregistreerd stonden. Ik vraag de minister of hij mogelijkheden ziet om ervoor te zorgen dat Nederlanders buiten Nederland makkelijker kunnen controleren of zij goed geregistreerd staan als kiezer voor de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen.

Voorzitter. Dan kort over de digitalisering van alle dienstverlening. In 2018 diende ik een motie in die de regering opriep om uiterlijk 2020 de consulaire documentverstrekking volledig gedigitaliseerd te hebben. Dat is nog niet gelukt, maar we hebben wel grote stappen gezet. Er zijn nog steeds veel diensten die vanuit het buitenland niet digitaal benaderbaar zijn. Dat zorgt vaak voor hoge kosten. Ik wil de minister vragen of het Loket Buitenland uiterlijk halverwege 2021 gevuld kan zijn met alle overheidsdiensten voor Nederlanders buiten Nederland.

Voorzitter. Dan een paar opmerkingen over Suriname, een land dat mij aan het hart gaat. Na jarenlang onder Bouterse te hebben geleefd, heeft dat land nu een frisse wind: Santokhi. Eindelijk kunnen we de banden met dit belangrijke land, waar we zo'n innige geschiedenis mee delen, aanhalen. Naast het herstellen van de diplomatieke betrekkingen — dat ging snel — moeten we nu kijken hoe we Surinaamse Nederlanders en Surinamers verder kunnen helpen. Ik denk dan aan één specifiek punt: reizen, ook naar hun familie in Nederland, is op dit moment vaak een opgave door de visumvereisten. Die visumvereisten zijn er niet zonder reden, want Suriname voldoet nog niet aan alle voorwaarden, maar ik zou wel heel graag zien dat Nederland Suriname helpt, in een goed partnerschap, om die blokkades weg te werken. Ik heb daarom samen met de andere coalitiepartijen een amendement ingediend om over vier jaar tijd 2 miljoen euro te besteden aan de ondersteuning van Suriname in dit proces.

Voorzitter, tot slot. Ik sluit af met Indonesië, waar wij de zwarte pagina's van onze geschiedenis onder ogen moeten komen. Kinderen van Indonesiërs die standrechtelijk geëxecuteerd zijn, komen niet in aanmerking voor een vergoeding vanwege een zogenaamde redelijke termijn. Ik zou willen zeggen: voor gerechtigheid mag geen termijn worden gesteld, ook niet een termijn die twee jaar duurt. Ik wil de minister vragen of hij bereid is deze termijn uit de regeling te halen, want het gaat hier misschien niet over de letter van de wet, maar wel over de geest van wat wij hier met elkaar willen doen. Dat is namelijk verantwoordelijkheid nemen voor de geschiedenis. Daar willen we niet op beknibbelen. We willen niet telkens nog weer kleine drempels opwerpen die het voor deze mensen, die toch al zo veel trauma's hebben moeten verduren, nog lastiger maken om hun recht te halen. Dat past niet bij Nederland. Dat past niet bij hoe wij ons opstellen in de wereld.

Voorzitter. Tot slot. Ik denk dat dit kabinet veel heeft gedaan op het gebied van het buitenlandbeleid. Collega Van Helvert noemde al de investeringen in diplomatie en Defensie, Ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, hij noemde al de actieve opstelling op het gebied van mensenrechten, of het nou de Magnitskywetgeving is, of het nou het wapenembargo tegen Saudi-Arabië is, of dat nu de statenklacht tegen Myanmar is, de inzet voor sanctieregimes op het gebied van cyber, dat zijn echt serieuze stappen vooruit waar ik ongelooflijk trots op ben. Waar volgens mij nu de uitdaging ligt, is die mentaliteitsverandering, de wens dat wij dat leiderschap vanuit Nederland en de Europese Unie laten zien. President Theodore Roosevelt zei een eeuw geleden: ons voornaamste nut voor de mensheid berust op het combineren van kracht met high purpose. Laat dat, zou ik willen zeggen, de rol van Nederland en de Europese Unie zijn, laat dat de leidraad zijn van een Europese eeuw.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. De coronapandemie die zo veel mensen treft en waardoor weer meer mensen in extreme armoede leven, democratische recessie, autocratische leiders zoals in Polen, die de coronacrisis gebruiken om de keuzevrijheid van vrouwen in te perken, het slepende conflict in Jemen, waar het lijden van de mensen onmetelijk is, wereldwijd 80 miljoen mensen op de vlucht, een heftige oorlog aan de grenzen van Europa, in Nagorno-Karabach, islamitisch geweld in Frankrijk en in Mozambique, een dreigende wereldoorlog in Ethiopië, de berichten van de afgelopen weken stemmen droevig. Daarom houd ik me maar vast aan een hoopgevende gedachte, namelijk dat er maar een klein percentage mensen nodig is voor veranderingen ten goede. Om precies te zijn 3,5%. Als 3,5% van ons geweldloos, zichtbaar eendrachtig protesteert, dan wordt politieke verandering al in gang gezet. Dat blijkt uit een onderzoek van Harvard-wetenschappers. Ik wist het al dat, als we samen sterk staan, we veel kunnen bereiken, maar het is nu ook wetenschappelijk aangetoond. Niet stil blijven, dapper de straat op gaan, dat is een machtig wapen. Zo hopen de vrouwen van Belarus de laatste dictator van Europa tot aftreden te dwingen, zodat hun land in plaats van de laatste dictatuur de jongste democratie kan worden. Elke zondag lopen zij in Minsk de mars voor een nieuw Belarus. In Hong Kong sloeg Alexandra Wong, ook wel Oma Wong genoemd, een 64-jarige activiste, geen demonstratie over. Met duizenden anderen ging ze de straat op tegen de nieuwe veiligheidswet en de onderdrukking door China. Velen van die demonstranten zijn opgepakt, ook Oma Wong. Deze week nog verzetten prodemocratische politici zich tegen een ingreep van China in hun parlement en vandaag hoorden we dat hun verzet gesmoord is.

Maar ze geven niet op, ook Oma Wong niet. In Polen gaan honderdduizenden mannen en vrouwen de straat op en de kerken in om te protesteren tegen de aanscherping van de abortuswet. En de Poolse regering zag zich genoodzaakt om de invoering van die wet uit te stellen. Ik reken erop dat in dit geval van uitstel wel afstel komt. Mijn punt is het volgende: als al deze burgers met moed, maar soms ook met de moed der wanhoop hun stem laten horen voor verandering, voor verdediging van de vrijheid, wat biedt Nederland hun dan? Staat Nederland compromisloos aan hun kant? Staat dit kabinet hen bij in de strijd voor democratie, vrijheid en waardigheid? Het antwoord is: soms wel, maar vaak niet.

Voorzitter. Dit kabinet moet meer doen. De copy-paste plannen uit de vorige begrotingen die in deze begroting terecht zijn gekomen, bieden onvoldoende instrumenten om de democratische recessie te lijf te gaan. In die begroting — ik hoop dat de minister dat verduidelijkt en ik hoop opheldert — zit ook nog eens een verlaging van het Mensenrechtenfonds, een soort verkapte bezuiniging. In dat budget heeft namelijk een verschuiving plaatsgevonden die eigenlijk betekent dat lhbti-activisten in Rusland en vrouwenorganisaties in Brazilië hard geraakt worden. Ik zou graag van de minister willen horen of die verschuiving geen verkapte bezuiniging is. Als die dat wel is, zou ik dat graag rechtgezet zien.

Voorzitter. Is de minister bereid om, nu in veel landen de ruimte voor burgers om zich te organiseren steeds kleiner wordt, meer te investeren in de ambassades, zodat die lokale mensenrechtenorganisaties beter kunnen ondersteunen?

Voorzitter. In dat licht heb ik nog een voorstel; de heer Van Ojik sprak er al over. Samen met GroenLinks zouden wij willen dat er een democratiseringseenheid komt op het ministerie van Buitenlandse Zaken, een eenheid die proactief optreedt als een omwenteling aanstaande is, als er snel steun gegeven moet worden aan democratiseringsbewegingen zoals we bijvoorbeeld zagen in Belarus en vorig jaar in Sudan.

Voorzitter. Deze minister vindt dat Nederland zijn invloed ontleent aan economische slagkracht. Maar dat vind ik nogal schraal en een ongeïnspireerde invulling van het buitenlandbeleid, en ook een miskenning van het belang van waardegedreven buitenlandpolitiek. Daarom pleiten wij voor een herijking van dat beleid. We doen daarvoor een aantal voorstellen.

Onze positie ten opzichte van China — anderen spraken daar ook al over — is vlees noch vis. Dat bleek vorig jaar al uit de niksige Chinanotitie. De kool en de geit werden gespaard. Dankzij de Kamer kwam er een ordentelijke mensenrechtenparagraaf. De Kamer heeft geregeld gesproken over de verschrikkelijke situatie van de Oeigoeren. Ik zou de minister willen aanmoedigen om in het kader van het Chinabeleid zijn inzet op rechtvaardigheid voor hen en transparantie over wat er met hen gebeurt, op te voeren.

Voorzitter. De geopolitieke invloed van dat deel van de wereld, China, Oost-Azië, neemt rap toe: oplopende spanningen in de Zuid-Chinese Zee, de voortdurende nucleaire dreiging van Kim Jong-un, de bespotting van de democratie in Myanmar, de schending van de rechten van de Papoea's in Indonesië. Reden genoeg voor een Aziëstrategie, een proactieve Aziëstrategie. Wil de minister zich ervoor inzetten om die te maken en die aan de Kamer voor te leggen?

Voorzitter. Mijn fractie is ook teleurgesteld over het ontbreken van een inzet van een breed partnerschap met onze naaste buren: de landen op het Afrikaanse continent. Het kabinet focust op het tegenhouden van migratie, en dat is het ongeveer wel. Maar dat is een miskenning van de strijd om de invloed en de grondstoffen die op dat continent wordt uitgevochten. Het is ook een miskenning van het gegeven dat de veiligheid van Afrika en onze veiligheid met elkaar samenhangen. Daarom zou ik de minister willen vragen om werk te maken van een gelijkwaardig en geopolitiek partnerschap met Afrika, bilateraal en met de EU. Die gesprekken moeten gaan over eerlijke handel en tegengaan van belastingontwijking, maar ook over samenwerking op het gebied van veiligheid, terrorismebestrijding en gereguleerde migratie. Graag een reactie.

Voorzitter. Een ander deel van de wereld: Suriname. De heer Sjoerdsma sprak erover, maar ik meen ook andere collega's. Ik had de minister willen vragen hoe hij de toekomstige relatie van Nederland met Suriname ziet nu daar Santokhi democratisch gekozen is. Ik hoor graag van de minister wat hij wil doen om de relatie te intensiveren in het belang van beide landen.

Vorige week kozen de Amerikanen een nieuwe president. Nu hebben we de president-elect Joe Biden en de nieuwe vicepresident Kamala Harris. Op dat podium in Wilmington, Delaware — ik denk niet dat iemand van ons ooit van Wilmington gehoord had, maar het was wereldnieuws — had Kamala Harris een boodschap voor vrouwen en meisjes over de hele wereld: droom met ambitie en leid met overtuiging. Met hen kunnen we weer hopen op een betrouwbare bondgenoot in de Verenigde Staten, maar het is niet zo dat de hemel nu opengaat en we achterover kunnen leunen. De Europese Unie en Nederland zullen zich als geopolitieke grootmacht moeten gaan gedragen, die we ook zijn. We zullen ons moeten blijven opstellen als een grootmacht die invloed wil uitoefenen, niet alleen als het gaat over economie en handel. Anderen spraken er ook al over: als de EU dit effectief wil doen, moeten we op z'n minst af van de unanimiteitsregel. Wil de minister zich daarvoor inzetten?

Er doet zich met de nieuwe Amerikaanse administratie ook een geweldige kans voor om samen pal te staan voor de rechten van vrouwen. Daarom ben ik samen met She Decides, een internationale beweging, een petitie gestart om Biden en Harris te steunen om voor eens en voor altijd een einde te maken aan de Global Gag Rule. Ik zou de minister willen vragen om die boodschap samen met de bondgenoten over te willen brengen.

Voorzitter. Tot slot over de relatie met Amerika. President-elect Biden heeft al gezegd dat hij een summit of the democracies wil. Ik neem zomaar aan dat de minister dat zal steunen en dat Nederland zal deelnemen.

Voorzitter. Mijn laatste onderwerp gaat over de veiligheid. 75 jaar na Hiroshima en Nagasaki neemt de dreiging van nucleaire wapens toe. Het kabinet blinkt tot nu toe uit in nee zeggen: geen openheid over de opslag van Amerikaanse kernwapens in Nederland, geen serieus gesprek aangaan over dubbelzijdige ontwapening, geen bruggenbouwer zijn tussen nucleaire grootmachten en de ondertekenaars van het VN-verdrag dat kernwapens verbiedt. In het regeerakkoord staat dat Nederland zich wil inzetten voor een wereld zonder kernwapens, maar hoe dan, is mijn vraag.

Voorzitter. Ik rond af. Tegenover de deprimerende realiteit van de democratische recessie staat de veerkracht van de 3,5% van de burgers die hun vrijheid opeisen. In deze democratische recessie hebben die burgers behoefte aan een krachtig en moedig buitenlandbeleid van Nederland. Met zo'n beleid komt Nederland helemaal niet alleen te staan. Het zal onze positie in Europa alleen maar versterken. Het zal onze invloed in de wereld vergroten en dat is ook in het belang van Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):

Mevrouw Ploumen hield een mooi betoog. Zij maakt zich sterk voor sterkere democratie in de wereld. Zij maakt zich ook zorgen over de tanende democratie. Ik ben het met haar eens. Ik vind ook dat landen beter handel kunnen drijven dan herrie kunnen maken met elkaar. Wat mij opvalt, is dat als twee mooie rechtsstaten …

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik weet de vraag al, voorzitter. Of zal ik die toch aan de heer Van Helvert laten?

De voorzitter:

Nou, ik ben wel benieuwd of mevrouw Ploumen de vraag kent.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik ga er eens even lekker voor staan.

De heer Van Helvert (CDA):

Als dit niet als interruptie geldt, ben ik wel benieuwd naar het antwoord van mevrouw Ploumen.

De voorzitter:

Nou, misschien eerst de vraag: wat denkt u dat de heer Van Helvert wil vragen?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik denk dat hij gaat vragen waarom de Partij van de Arbeid — althans, de fractie van de Partij van de Arbeid — niet het tweede deel van CETA steunt.

De voorzitter:

Klopt dat, meneer Van Helvert?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

En dat terwijl Canada toch zo'n bondgenoot is en zo'n mooie democratie en terwijl Justin Trudeau de vriend van onze vriend Jesse Klaver is en de vriend van mijn vrienden, et cetera. Ik denk dat dat de vraag is.

De voorzitter:

Was dat de vraag?

De heer Van Helvert (CDA):

Nee, nog niet, maar ik zou wel graag het antwoord daarop willen horen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Doen we dat eerst of eerst uw andere vraag? Dat antwoord geef ik graag; dat heb ik ook al een aantal keren gedaan. We hebben de afweging gemaakt dat het tweede deel van het CETA-verdrag voor ons gewoon onvoldoende is, want juist met Canada was er een geweldige kans om te zorgen dat niet alleen bedrijven maar ook maatschappelijke organisaties en vakbonden gelijke toegang zouden hebben tot geschillenbeslechting. Juist in de wetenschap dat Canada daar ook een voorstander van is, is het heel teleurstellend dat dit kabinet dat niet uit heeft kunnen onderhandelen. Dat is mijn antwoord op die vraag.

De voorzitter:

Bent u daar tevreden over, meneer Van Helvert?

De heer Van Helvert (CDA):

Ik begrijp dat je iets altijd beter wil hebben. Je kunt altijd kijken wat er nog beter is. Het alternatief is dat je dit nu niet hebt. De vraag is of dat nou is wat we willen bereiken. Partijen helemaal aan de zijkant, aan de flanken, vinden dat je je eigen achterban maar moet voorhouden dat het beter is dat we het alleen doen. We weten dat de PVV dat graag doet; Forum doet dat en ook de SP doet dat graag. Maar als partijen die dichter naar het midden zijn, op een verjaardag niet meer durven uit te leggen dat je een beetje van je eigen wil moet inleveren om samen wel een stuk verder te komen, maak ik me grote zorgen. Maakt mevrouw Ploumen zich ook geen zorgen op het moment dat iedereen het onderste uit de kan wil hebben bij een onderhandeling?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

De linkse partij Partij van de Arbeid maakt zich daar geen zorgen over. Het CDA van de heer Van Helvert ook niet. Het deel waar wij niet tevreden over waren, en waar wij dus niet mee konden instemmen, ontbreekt zelfs in het handelsakkoord met Japan, dat door deze coalitie van harte is afgesloten. Daar heb ik ook de heer Van Helvert niet heel ongelukkig van zien worden, en Japan overigens ook niet.

De voorzitter:

De heer Van Helvert, tot slot.

De heer Van Helvert (CDA):

Dat klopt, maar dan blijft staan dat er nu geen verdrag is omdat wij delen ervan niet fijn vinden. En dat vind ik triest, want wij spreken wel allemaal over die 75 jaar bevrijding, waarbij Canada ook wel een grote vinger in de pap had. Dit was weer interessant, mevrouw de voorzitter, maar mijn eigenlijke vraag ging over de afspraak met een andere bondgenoot, namelijk de Verenigde Staten. Natuurlijk is er met elke bondgenoot weleens onmin over dingen, maar over het algemeen, im grossen ganzen, doen wij gewoon heel veel samen met de Verenigde Staten. Hoe staat de Partij van de Arbeid tegenover de afspraak met de Verenigde Staten over de bijdrage aan defensie?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ah. Voorzitter, misschien nog kort één zin over het vorige punt. Laat ik dan mijn teleurstelling uitspreken over het feit dat dit kabinet in Europa niet genoeg steun heeft gekregen voor een verbetering van dat deel van het verdrag, terwijl Canada het wel wil.

Voorzitter. Het is duidelijk dat de heer Van Helvert niet het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid heeft gelezen. Daarin is hij, denk ik, de enige. Godzijdank heb ik het hier bij me! Anders had de heer Koopmans het weer moeten aanreiken. De heer Sjoerdsma heeft het, denk ik, ook. Ik ga even dat deeltje opzoeken.

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma heeft het ook. Hij heeft allemaal charmante assistentes vandaag.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Misschien kunnen we het gewoon even kopiëren, voorzitter. In alle ernst, voorzitter, ik probeer even de … Ja! Pagina 93, zeg ik hier tegen Van Helvert. Paragraaf 9.4 gaat over internationale veiligheid. Daar wordt gesproken over een actieve rol in het buitenland. Bij de tweede bullet, onderaan, regel 45, staat: verhoging van het defensiebudget.

De voorzitter:

Klopt dat met de kopieën die u heeft, meneer Van Helvert?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Overigens hebben we die afspraak niet met Amerika, niet met de Verenigde Staten. Het is een norm die gesteld is door de NAVO. Daarbij geldt de afspraak dat landen daarnaartoe groeien.

De voorzitter:

Laatste vraag, meneer Van Helvert, want u bent al over uw aantal interrupties heen. U ziet ervan af. Dat is goed. Dan ga ik naar de heer Sjoerdsma, want die heeft een andere pagina van het verkiezingsprogramma, volgens mij.

De heer Sjoerdsma (D66):

Neeneenee, voorzitter, het is zonde om het verkiezingsprogramma meteen al hier te bespreken. Daar hebben we nog genoeg gelegenheid voor, hoop ik.

De voorzitter:

Zo is dat.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik had enkel nog de volgende vraag. Het gaat een beetje over het thema dat ook de heer Van Helvert aanstipte: dat mooie vrijhandelsverdrag met Canada. Kan mevrouw Ploumen zich voorstellen dat haar Eerste Kamerfractie, uiteraard vrij van last en ruggespraak, toch voor dat verdrag gaat stemmen? Kunt u zich dat voorstellen?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Het is gewoon aan de Eerste Kamerfractie. Dat kan ik linksom, rechtsom, in allerlei toonaarden en andere bewoordingen nogmaals tegen de heer Sjoerdsma zeggen, want we hebben dit al eerder gewisseld. Dat is echt aan hen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is toch wel goed nieuws. Ik heb dat de vorige keer ook gehoord en toen heb ik er wellicht te kort bij stilgestaan en gedacht …

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dat kan ik me niet voorstellen!

De heer Sjoerdsma (D66):

… dat het een beetje een procedureel antwoord was. Maar het is natuurlijk geen procedureel antwoord; het is gewoon heel goed nieuws, denk ik. Mevrouw Ploumen ziet die ruimte. Ze kan niet namens de senatoren spreken. Dat is ook niet leuk en het is flauw. Maar het is wel goed dat die ruimte er is. Ik hoor ook geen boosheid als dat het geval zou zijn. Dus die ruimte, die vrijheid voor de Eerste Kamerfractie … Ik zou bijna zeggen: "Meneer Koole, hoort u mij aan de overkant? Ga ervoor!"

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Jammer dat de heer Sjoerdsma met zijn fractie in de Tweede Kamer niet de vrijheid heeft genomen om zo lang door te onderhandelen totdat er echt iets goeds lag, want het was binnen handbereik.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Graag gedaan, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie. Tja, de verkiezingen beginnen ergens rond 17 maart of zo. Goed, de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik realiseer mij net dat ik mijn nieuwe verkiezingsprogramma niet heb meegenomen, dus als collega's dat nog even willen kopiëren, graag!

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen heeft een ordevoorstel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nu doe ik ook niet mee aan de nieuwe verkiezingen, maar ik zal er ongetwijfeld van harte achter staan.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

De heer Voordewind begint er nu zelf over, anders zou ik hem niet eens … Het is een beetje onbeleefd, want hij heeft het niet eens meegenomen, maar op pagina 90 van zijn verkiezingsprogramma staat dat er exitscenario's moeten komen voor de euro en dat het duidelijk is dat Europa bereid is om harde besluiten te nemen. Nou lijkt me dat iets waar de heer Sjoerdsma heel ongelukkig van wordt. Hoe zit dat eigenlijk?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ga er even van uit dat u citeert uit het oude verkiezingsprogramma, want het nieuwe verkiezingsprogramma moet nog worden vastgesteld. Dus het zou heel knap zijn als u dat nu bij de hand zou hebben. Wij hebben natuurlijk ook uitgebreid gesproken over de euro en over de vraag of wat wij nu doen, duurzaam is voor de toekomst. We hebben daar verschillende scenario's voor bedacht. We hebben ook gekeken of je niet naar twee richtingen, twee tempo's moet als het gaat om de ontwikkelingen in Europa. In die context moet u die opmerking zien.

De voorzitter:

Gaat u verder. De heer Sjoerdsma doet alsof hij het niet gehoord heeft. Misschien is dat ook wel goed. Ja, u mag wat zeggen. Meneer Sjoerdsma, hoe zit het precies?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil mevrouw Ploumen bedanken, want dat gedeelte was mij nog niet opgevallen in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Ik hoop van harte, van harte, dat de leden van de ChristenUnie dan verstandiger zijn dan de opstellers.

De voorzitter:

Dat is dan weer een oproep van de heer Sjoerdsma aan de achterban van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We gaan het zien, want ze zijn geloof ik de laatste hand aan het nieuwe verkiezingsprogramma aan het leggen. We gaan opletten wat daar allemaal in komt te staan.

De voorzitter:

Dat wordt dan meegenomen. Nu mag u weer beginnen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja. Ik ben inmiddels tien seconden verder, maar we gaan het redden in mijn tijd.

Voorzitter. Dit is de laatste begroting van deze minister in missionaire staat, dus het is ook goed om een beetje terug te kijken. Ik ga de woorden van de heer Sjoerdsma over de winst van dit kabinet niet herhalen. Ook deze minister heeft geïnvesteerd in mensenrechten. Andere collega's hebben geïnvesteerd in internationaal beleid, ontwikkelingssamenwerking en Defensie. De collega's hebben eraan gerefereerd. We staan hopelijk aan de rand van een nieuwe tijd, onder een nieuwe Amerikaanse president. Maar we weten dat een einde aan de periode-Trump niet automatisch inhoudt dat ook Europa weer omhelsd gaat worden door Amerika. We moeten veel meer dan voorheen onze eigen broek op gaan houden, ook voor onze eigen veiligheid en binnen de NAVO.

De coronapandemie heeft laten zien dat we economisch ook wel afhankelijk zijn van het buitenland. Dat gaat niet alleen over de beschermingsmaatregelen die we nodig hadden, maar dat is breder dan dat. Vandaar dat de collega's Heerma en Segers bij de Algemene Politieke Beschouwingen ook een motie hebben ingediend over de strategische autonomie. Ik vraag de minister: zijn er al stappen genomen om die motie verder uit te voeren? Daar zijn namelijk concrete ideeën over.

Voorzitter. Dan begin ik mijn bijdrage met de oorlog in Nagorno-Karabach. Gelukkig kwam er gisteren het goede nieuws dat er een akkoord is tussen de strijdende partijen, weliswaar onder leiding van Rusland. De dreiging van de massale etnische zuivering van de Armeense bevolking in Nagorno-Karabach lijkt daarmee afgewend, althans voorlopig, want in het akkoord dat er is gesloten, staat niks over de status van Nagorno-Karabach. Dat doet ons het ergste vrezen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

De heer Voordewind begrijpt, denk ik, dat ik hem dezelfde vraag wil stellen als de vraag die ik aan de heer Van Helvert stelde. Waarom pleit hij vanochtend voor een wapenembargo, terwijl hij op 6 oktober de motie van mevrouw Karabulut en mijzelf niet gesteund heeft? Die motie vroeg om een inzet van het kabinet om alle strijdende partijen te onderwerpen aan een wapenembargo. Is het nu niet een beetje laat, gezien de verschrikkelijke gebeurtenissen van de afgelopen weken?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb die motie toen goed gelezen. Die motie riep op om ook Armenië daarin te betrekken. Op dat moment zagen we daar bezwaren in, omdat Armenië de onderliggende partij was. Als Armenië, als onderliggende partij, geen toegang zou kunnen krijgen tot wapens, dan wisten we zeker dat het misschien nog wel sneller was afgelopen. Vandaar dat onze motie er heel erg op gericht is om tot een wapenembargo te komen tegen Turkije en Azerbeidzjan. Het is nog niet te laat, want we weten dat de ambities van Turkije en Azerbeidzjan niet stoppen. Dit is een Chamberlaindeal, mag ik wel zeggen, uit '38, waarbij zij, geloof ik, de uitspraak hebben gedaan dat ze niet zullen stoppen totdat heel Nagorno-Karabach is ingenomen. Wat dat aangaat, is het nog wel relevant.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dat zijn natuurlijk gewoon onzinnige praatjes, met alle respect. Die motie roept op dat de regering zich in VN-verband inspant voor een wapenembargo tegen de bij het conflict betrokken partijen en landen. Als je tot duurzame vrede wilt komen, dan moet zo'n wapenembargo voor alle landen gelden. Daar zou de minister zich dan ook voor ingezet hebben. Dus ik vraag de heer Voordewind nogmaals: waarom vanochtend wel een wapenembargo, nu het gewoon te laat is — het is te laat — en op 6 oktober, toen u echt iets had kunnen betekenen voor de mensen in Nagorno-Karabach, hiertegen stemmen? Ik zeg niet dat dit de ultieme oplossing was geweest, maar ik weet wel zeker dat de inzet van deze minister in Europa en in de VN had bijgedragen. Er was dan veel onnodig leed voorkomen. Het zijn krokodillentranen. Ik vind dit echt heel bitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik vind het heel bitter dat mevrouw Ploumen dit zegt. Ik vraag haar — volgens de procedure mag dat niet, dus dan is het een retorische vraag — wie de partijen waren die de agressie en de aanval hebben ingezet. Dat was Turkije. Dat was Azerbeidzjan. Turkije heeft zich militair betrokken geweten bij dit conflict. De minister heeft er vier weken over moeten doen, maar uiteindelijk heeft hij dat ook erkend. Jihadistische strijders werden vanuit Syrië door Turkije naar Nagorno-Karabach gebracht. Mijn punt was: we hadden toen misschien een gerichtere motie ... Ik heb natuurlijk eerder ook al — dat was vorig jaar, leest u het maar na — opgeroepen tot een wapenembargo tegen Turkije. Turkije is een agressor ten aanzien van heel veel omliggende landen: Libië, Syrië, noem maar op. Vandaar dat onze insteek, van de coalitiepartijen, heel specifiek gericht is tegen de agressie van Turkije.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Uw inzet had heel specifiek gericht moeten zijn op het beëindigen van het geweld in Nagorno-Karabach. En dat had gekund door Rusland, Turkije, Israël, door alle betrokken landen aan te spreken. Dat heeft u nagelaten. Dat is een feit. En dat is niet jammer voor mij of voor mevrouw Karabulut — wij vinden het pijnlijk — maar het is vooral bitter voor de mensen in Nagorno-Karabach, en vooral ook voor de Armeniërs die zich in de afgelopen week aan deze deal hebben moeten onderwerpen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Had mevrouw Ploumen in 1940 opgeroepen tot een wapenembargo tegen Engeland, terwijl Engeland en Europa werden aangevallen door een agressor, namelijk nazi-Duitsland? Ik wil geen vergelijkingen maken, want alle vergelijkingen gaan stuk, maar je moet wel goed nadenken welke onderliggende partij, aanvallende partij je uitsluit van de mogelijkheden om zich te verdedigen. Daarom is onze motie specifiek gericht tegen de agressie van Turkije. En ik hoop werkelijk, mevrouw Ploumen, dat u deze motie ondersteunt.

De heer Kuzu (DENK):

Ik wil tegen mevrouw Karabulut en mevrouw Ploumen wel zeggen dat de fractie van DENK die motie wel heeft ondersteund. Want als je pleit voor een duurzame oplossing waarbij je wilt dat partijen om de tafel gaan, dan moet je er dus ook voor zorgen dat een wapenembargo gaat gelden voor iedereen die wapens gebruikt. Maar het kan toch niet zo zijn dat je tegen de ene partij zegt dat zij geen wapens meer mogen hebben, terwijl je tegen de andere partij zegt — want dat doet de heer Voordewind — ja, jullie mogen wel wapens krijgen. Terwijl er een oorlog gaande is. En een oorlog kent altijd winnaars en verliezers. Ik zou de heer Voordewind de volgende vraag willen stellen. Is hij eigenlijk blij met dat vredesakkoord? Wat zou dan de status van Nagorno-Karabach volgens hem moeten zijn?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als er één partij blij was …

De heer Kuzu (DENK):

Geef antwoord op de vraag!

De voorzitter:

Hij is net begonnen. Rustig!

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben net begonnen. Als er één partij blijkbaar blij was met de inzet van wapens door Azerbeidzjan en door Turkije, dan is het de meneer die hier achter de microfoon staat: de heer Kuzu. Want we hebben de tweets op Twitter kunnen lezen. We hebben kunnen lezen dat hij juichte bij de overwinning van Azerbeidzjan en Turkije, dat hij dus blijkbaar stimuleerde dat Turkije Nagorno-Karabach en alle omliggende provincies heeft aangevallen, dat er duizenden mensen zijn afgeslacht. En komt hij mij nou vertellen om even-handedness te gaan bepleiten! Voorzitter, dit is echt een farce!

De heer Kuzu (DENK):

Ja, voorzitter, daarom zei ik dus ook: geef nou antwoord op mijn vraag. Want DENK was voorstander van de motie van Karabulut en Ploumen. En de heer Voordewind was dat niet. En hij staat mij hier te verwijten dat ik dan sta te juichen!

Voorzitter. Dit conflict kent ook een historisch aspect. Dat historisch aspect wordt heel gauw weggelaten door de ChristenUnie, maar ook door de voorgangers van de ChristenUnie in de Kamer. Ik ben in de Handelingen van de jaren negentig gedoken, toen het eerste conflict oplaaide in Karabach. Weet u wat toen het resultaat was? Dat 2 miljoen Azerbeidzjanen moesten vluchten. En toen heb ik niemand in deze Kamer gehoord. Ik heb de Handelingen erop nageslagen. En zeker niet de christelijke partijen hier hebben dat stevig veroordeeld, zoals ze dat hier nu wel doen. Als dat geen hypocrisie is, voorzitter, dan weet ik het niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik roep de heer Kuzu op om zijn masker af te doen. De heer Kuzu kan zich voordoen als zijnde een voorganger van een embargo voor de strijdende partijen, maar waarom juichte hij dan toen hij die tweet zond, toen hij zei: wat goed dat de Azeri's en Turkije nu de Armenen hebben afgeslacht en dat ze de vlag van Turkije en Azerbeidzjan nu weer in Shusha kunnen neerzetten? Voorzitter. Dat was geen even-handedness. Dat was een pure partijdigheid van deze heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ik neem daar afstand van. De heer Voordewind moet mij laten zien waar het gejuich dan staat. Want dat is niet het geval. Ik stel de vraag nogmaals. Ik heb nog zes vragen te gaan en ik zal die elke keer blijven stellen. De fractie van DENK was voor de motie van mevrouw Karabulut en mevrouw Ploumen die vroeg om die even-handedness. De heer Voordewind was daartegen. Ik vraag hem nogmaals, en ik zal het nog drie keer vragen: hoe kunt u mij verwijten dat ik hier eenzijdig in het verhaal sta, terwijl u dat zelf doet?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Omdat het verhaal van de heer Kuzu heel schijnheilig is. En dat blijkt uit zijn tweet. Hij is helemaal niet uitgebalanceerd of proportioneel of noem het maar op. Hij heeft heel duidelijk al eerder partij gekozen, namelijk voor Azerbeidzjan, namelijk voor Turkije, zodat ze de provincies en Nagorno-Karabach terug kunnen krijgen. Voorzitter, als de heer Kuzu de resolutie goed leest, dan kan hij zien — dat is ook de uitkomst geweest — dat het ging om de disputed areas, de omliggende provincies van Nagorno-Karabach, maar niet om Nagorno-Karabach zelf. Laat de heer Kuzu zijn masker afdoen. Hij heeft duidelijk partij gekozen. Die motie was een dekmantel voor zijn zogenaamde neutraliteit. Wij kennen hem via zijn tweet. Hij stond achter Azerbeidzjan, de agressor, inclusief Turkije, die uiteindelijk hun zin hebben gekregen.

De heer Kuzu (DENK):

Poging nummer vier. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat die evenhandedness blijkt uit mijn woorden, uit mijn daden en ook uit ons stemgedrag. Dat blijkt niet uit de daden en de handelingen van de ChristenUnie hier in de Kamer. Dat is hetgeen wij hebben gezien en dat is hetgeen wij feitelijk kunnen vaststellen.

Ik heb ook nog een vraag gesteld over het historische aspect, namelijk dat er begin jaren negentig sprake was van een soortgelijke oorlog, waarbij ook veel bloed is vergoten en waarbij miljoenen mensen op de vlucht zijn geslagen, om precies te zijn tegen de twee miljoen aan. Die zijn destijds gevlucht. Ook toen was er sprake van oorlog. Toen was de ChristenUnie — of waren de voorgangers van de ChristenUnie — muisstil. Met geen woord is daarover gerept hier in de Kamer. Ik vraag de heer Voordewind op de man af: waarom verwijt u mijn partij hypocrisie, terwijl wij voor die motie waren en u daar zelf tegen was?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik kan de heer Kuzu eigenlijk niet serieus nemen als hij zegt dat hij voor evenwichtigheid was. Misschien moeten we even de tweet laten zien. Hij staat echt te juichen bij de overwinning van Azerbeidzjan, van Turkije, bij de slachting van honderden, misschien wel duizenden Armeniërs. Hij is blij met de overwinning, eindelijk is de vlag van Azerbeidzjan weer gevestigd in Şuşa. Hij noemt dat evenwichtig. Ik kan dat absoluut niet serieus nemen.

De voorzitter:

Tot slot, want het wordt een herhaling.

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb nog twee vragen, want ik heb ook nog een ander aspect dat ik wil noemen.

Wanneer wij kijken naar internationaal recht, zien wij dat 20% van het Azerbeidzjaanse grondgebied was ingenomen door Armenië. Dat is illegaal. Dat was een illegale bezetting. Maar de heer Voordewind heeft wel iets met illegale bezetters, want hij pleit vandaag voor een wapenembargo. Hij heeft daar nooit voor gepleit toen het ging over een andere onderliggende partij, namelijk de Palestijnen in Palestina, in het conflict tussen Israël en Palestina. Ik heb hier een lijstje van overheidsinstanties en bedrijven die samenwerken met Israël. Ik noem de Veiligheidsregio Haaglanden, werkzaam met een droneproducent aan een droneproject dat wordt toegepast bij het bombardement op Palestijnen. Ik noem het Nationaal Lucht- en Ruimtevaarlaboratorium, het Nederlands Forensisch Instituut, het ministerie van Justitie en Veiligheid, ProRail, Single Quantum B.V., Corvers Procurement Services BV, de Erasmus Universiteit en de Vrije Universiteit. Die werken samen met Israëlische partners aan programma's die militaire of repressieve toepassing stimuleren of waarmee Palestijnen worden gebombardeerd. Ik vraag de heer Voordewind: waar is zijn pleidooi voor een wapenembargo tegen Israël? Want hij is toch zo voor onderliggende partijen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb de heer Kuzu twee of drie weken geleden in dit debat gevraagd of hij vond dat Turkije militair betrokken was bij Azerbeidzjan. Hij weigerde daar antwoord op te geven. De minister heeft zelf daar een paar weken geleden antwoord op gegeven, maar waarschijnlijk zal de heer Kuzu nog steeds ontkennen dat Turkije betrokken was bij de strijd in Nagorno-Karabach. Hij heeft mij toen ook een vraag gesteld en toen heb ik hem gezegd: als u mijn vraag beantwoordt, zal ik ook uw vraag beantwoorden. Maar ik vrees dat ik vandaag de dag nog steeds geen antwoord krijg op mijn vraag met betrekking tot de Turkse betrokkenheid en het overbrengen van jihadistische strijders, met een beloning van 100 à 200 dollar voor elke vermoorde Armeniër. Ik vrees dat ik daar geen antwoord op krijg. Maar ik zal u wel zeggen dat ik ook de ambassadeur van Israël heb laten weten zeer ontstemd te zijn over het gebruik en de inzet van clustermunitie en de verkoop daarvan aan Azerbeidzjan. Ik zal u wel voorzien van een antwoord, maar ik vrees dat het andersom niet het geval is.

De voorzitter:

De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

U heeft het antwoord van DENK al gekregen. Ik zal nog maar een keer verwijzen naar de hypocrisie van de ChristenUnie en van de heer Voordewind bij de motie die de fractie van DENK wél heeft gesteund.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Die vraag had ik niet gesteld.

De heer Kuzu (DENK):

Dat is geen dekmantel; dat is een feitelijk aspect in dit hele verhaal. Dit is een feitelijk aspect. Ik heb hier de vraag gesteld aan de heer Voordewind of hij er net zo hard op tegen is dat er wapens worden gebruikt tegen de Palestijnen. Daar levert Nederland een bijdrage aan. Een wapenembargo tegen Israël zou ook een oplossing kunnen zijn vanwege het lijstje dat ik hier noem. Hij was toch zo voor die onderliggende partijen? In dit geval niet! Kunt u mij uitleggen welke consistentie hierachter zit?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik vrees dat mijn ...

De heer Kuzu (DENK):

Om af te ronden: dit was mijn laatste vraag. Ik denk niet dat we dichter bij elkaar gaan komen.

De voorzitter:

Nee, dat denk ik ook niet.

De heer Kuzu (DENK):

Maar de hypocrisie van de heer Voordewind is wel heel duidelijk. Laat de kijker dat maar beoordelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik vrees dat mijn verwachtingen met betrekking tot het antwoord dat ik van hem vroeg, bewaarheid zijn. Ik vroeg hem een heel simpele vraag: keurt u de militaire betrokkenheid van Turkije in Nagorno-Karabach af? U heeft mij een vraag gesteld met betrekking tot de clustermunitie van Israël. U weet: wij zijn een vriend van Israël, maar ik heb het zeer betreurd en ook afgewezen dat Israël clustermunitie verkocht aan Azerbeidzjan. Politiek en strategisch begrijp ik het, maar ik keur het af. Maar de moed om Turkije te veroordelen omdat het wapens levert en, sterker nog, een bonus geeft aan jihadstrijders die een Armeniër vermoorden, heeft u tot nu toe niet getoond. U heeft daar nooit afstand van genomen.

De heer Kuzu (DENK):

Dat is weer de traditionele manier om te proberen je tegenstander te framen. De vorige keer dat wij hier een debat met elkaar hadden, zijn er moties ingediend. Wij hebben de motie gesteund waarin werd gevraagd om een wapenembargo tegen alle betrokken partijen. Wij hebben die motie gesteund. De ChristenUnie heeft dat niet gedaan en daarom schudt u nee. De ChristenUnie, als vriend van Israël — zo zegt u het nu: "vriend van Israël" — heeft die motie niet gesteund. Daarmee heeft u antwoord gekregen op uw vraag. U kunt tienduizend keer blijven zeggen dat wij geen antwoord geven op uw vraag, maar dat hebben we wel gedaan. We hebben het laten zien aan de hand van ons stemgedrag en dat heeft de heer Voordewind van de ChristenUnie niet gedaan.

De voorzitter:

Meneer Kuzu, u kreeg het woord omdat een vraag aan u werd gesteld. Gaat u verder, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ga geen vraag meer stellen. Ik ga wel constateren dat de heer Kuzu zich echt ongeloofwaardig maakt. Ik heb hem 26 keer dezelfde vraag gesteld. Hij heeft mij een vraag gesteld over Israël. Nee, meneer Kuzu, u hoeft niet te antwoorden, want ik heb u drie keer of vier keer de mogelijkheid gegeven om te antwoorden. U hebt mij horen zeggen en ik zal het nog een keer zeggen dat wij de levering van clustermunitie van Israël aan Azerbeidzjan hebben veroordeeld. Ik heb u vier keer de vraag gesteld of u de agressie, de militaire betrokkenheid en het zetten van bonussen op de hoofden van Armeniërs veroordeelt. U verwijst elke keer naar een motie van mevrouw Karabulut, maar door uw tweet is het masker afgegaan en heeft u uw werkelijke aard laten zien: u juicht, samen met de Azerbeidzjani's, de Azeri's en de Turken bij elke dode Armeniër. Dat is uw ware gezicht en dat vind ik diep en diep triest.

De voorzitter:

Ik gaf u net het woord, meneer Kuzu, zodat u kon reageren op de vraag. Wacht heel even. Rustig aan, meneer Kuzu, niemand hoort u. U kreeg net het woord om hier antwoord op te geven, maar toen ging u weer naar een ander punt. Als u wilt reageren, krijgt u de gelegenheid. Anders stel ik voor dat de heer Voordewind verdergaat.

De heer Kuzu (DENK):

Ik wil een persoonlijk feit stellen over de abjecte opmerkingen van de heer Voordewind dat ik zou staan juichen wanneer een Armeen is omgekomen. Daar neem ik echt stellig afstand van. Ik denk niet dat oorlog een oplossing is voor een conflict. Oplossingen komen er aan de onderhandelingstafel. Maar ik wil er wel aan toevoegen dat 30 jaar onderhandelen in dit geval geen rechtvaardigheid heeft opgeleverd. De heer Voordewind heeft nog een aantal vragen over. Ik hoop dat hij ze spaart voor mij; dan kunnen we verder.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik had even gehoopt dat het alsnog zou komen, maar ook hier geen veroordeling van Turkije met betrekking tot de agressie in Nagorno-Karabach. Zeer teleurstellend.

Voorzitter. Ik was toegekomen aan een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken. Wat zijn zijn gevoelens en indrukken van de verklaring, het vredesakkoord, dat er nu ligt en van het feit dat het zo kwetsbaar kan zijn om daar niet de positie van Nagorno-Karabach in vast te leggen? Er gaan uitsluitend Russische peacekeepers naartoe om ook die ene kleine corridor naar Armenië nog in stand te houden. Wat zijn de inschattingen van deze minister als het gaat om het grote risico dat 38 zich herhaalt, oftewel dat dit een vredesakkoord is voor een voorlopige vrede? De uitspraken van de president van Azerbeidzjan waren duidelijk. Hij zou doorgaan tot Nagorno-Karabach zou zijn gevallen.

Voorzitter. In de Franse senaat ligt nu een voorstel om de republiek Artsach te erkennen, ook wel bekend als Nagorno-Karabach, zodat aanspraak kan worden gemaakt op de responsibility to protect. Net zoals twintig jaar geleden is gebeurd rondom Kosovo, toen daar een etnische zuivering dreigde. Vindt de minister van Buitenlandse Zaken het een te overwegen optie om te kijken of Nederland Artsach zou kunnen erkennen, zodat zij in staat zijn om internationale hulp in te roepen op het moment dat Nagorno-Karabach weer zou worden aangevallen?

Voorzitter. Ik heb ook de volgende vraag aan de minister. Turkije is de aanjagende agressor geweest. Dat hebben we eerder gezien bij de Koerden, Afrin, Syrië en Libië. Nu zien we dit bij de Grieken. Daar willen ze naar olie en gas boren. De Europese Raad Buitenlandse Zaken heeft de laatste keer gezegd: als de Turken nog een boot sturen, gaan we echt over tot sancties. Wat wordt de inzet van deze minister als het gaat om de vervolgmaatregelen richting Turkije? Komen er daadwerkelijk sancties binnen de Raad en gaat deze minister zich daar hard voor maken?

Voorzitter. Ten slotte de vraag — we hebben het er al even over gehad — of de minister bereid is om zich binnen de EU in te zetten voor een wapenembargo richting Turkije, vanwege de agressie. Ik zeg het nogmaals, niet alleen agressie in Nagorno-Karabach, maar ook in Syrië en Libië. Ik hoor graag een reactie van de minister op dat punt.

Voorzitter. We hebben het over de EU en de NAVO. Er zal ongetwijfeld ook een discussie plaatsvinden over de positie van Turkije. Vindt de minister dat Turkije moet worden aangesproken op zijn agressie, op de handelingen die het heeft uitgevoerd richting Libië, Griekenland en op dit moment richting Nagorno-Karabach? Moet de positie van Turkije binnen de NAVO niet een keer op tafel worden gelegd en ter discussie worden gesteld? Is de minister daartoe bereid?

Mevrouw Karabulut (SP):

Wie het interruptiedebatje net beluisterde, zou misschien de indruk kunnen krijgen dat het de mannen, Erdogan of weet ik veel welke andere dictator, zijn die het lot van volkeren bepalen. Ik hoorde net iemand zeggen: met oorlog wint altijd iemand. Ik constateer dat iedereen hier heeft verloren. Ik vind het pijnlijk om te zien dat er partijen en Kamerleden zijn, die niet openlijk afstand kunnen nemen van nationalistische, opruiende taal. Ik ben het met iedereen eens dat dit niet een etnisch-religieus conflict moet zijn, maar je moet wel benoemen wat er is. Om het helemaal scherp te krijgen, heb ik in dit verband een vraag aan de heer Voordewind. Hij zegt dat hij de vorige keer tegen een embargo voor alle bij dit conflict betrokken partijen was, omdat Armenië de onderliggende partij is. Maar Armenië wil heel graag dat er een wapenembargo voor Israël komt, omdat die clustermunitie levert aan Azerbeidzjan. Steunt de heer Voordewind dat wel?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De levering van clustermunitie is internationaal verboden. We hebben een verbod op clustermunitie. Ik zal overal en altijd pleiten voor het tegengaan van de inzet van clustermunitie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Om het heel concreet te maken: de heer Voordewind stelt niet voor niets naar aanleiding van het conflict van de oorlog om Nagorno-Karabach nu een wapenembargo tegen Turkije voor, wat we de facto al hebben. Hij vraagt om de inzet om in de EU ook een wapenembargo te bepleiten, wat de facto ook al gebeurt. Dat kan allemaal steviger. Dat steun ik van harte. Een andere partij die veel wapens aan Azerbeidzjan levert, en dan niet alleen clustermunitie, is Israël. Dan moeten we datzelfde toch ook voor Israël bepleiten, vraag ik de heer Voordewind via de voorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik vind dat er een stop moet komen op wapens die aan Azerbeidzjan of aan Turkije worden geleverd — Turkije heeft zijn eigen wapenarsenaal — en die worden ingezet in de strijd tegen Nagorno-Karabach.

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ga over naar Noord-Syrië en Irak. Ik vraag de minister hoe het staat met de berechting van ISIS-strijders in Noord-Syrië door de Koerden. De minister heeft de Veiligheidsraad hiertoe opgeroepen. Wat is er inmiddels wel bereikbaar als we hierop inzetten? Is de minister bereid meer steun te geven aan de slachtoffers van ISIS en de slachtoffers van mensenhandel? Ik denk aan Syrië en Irak, en dan met name aan de jazidivrouwen die niet terug kunnen naar de dorpen waar ze vandaan komen, omdat ze zwanger zijn geraakt door verkrachtingen van ISIS-strijders. Zijn de regering en deze minister bereid om te kijken of we tot een aparte opvang kunnen komen voor deze jazidivrouwen, en mogelijk ook voor Koerdische vrouwen en christenvrouwen die verkracht zijn en die specifieke opvang nodig hebben in deze kwetsbare situatie?

Voorzitter. Dan Israël. Is de minister bereid om een voorstel te onderzoeken om te kijken of we de bewegingsvrijheid en de wachttijden van Palestijnen richting Samaria en Judea kunnen versnellen? We hebben het hier altijd gehad over verzoeningsprojecten. Het duurt nu soms twee uur. We zouden dat samen met Israël kunnen versnellen naar twee minuten. Het is prima om dat op de lijn van 1967 te kunnen doen. We hebben dat eerder gedaan met scanners richting Gaza en scanners vanuit Jordanië richting Samaria en Judea. Is de minister bereid om daar serieus naar te kijken?

Voorzitter. In 2017 heeft de Kamer een motie aangenomen om het disproportioneel bekritiseren van Israël te stoppen in stemmingen bij VN-organen. We zien nu weer dat zes van de zeven moties door Nederland zijn gesteund. We weten dat deze minister iets heeft met even-handedness, maar ik zou willen vragen wanneer deze motie van collega Van der Staaij daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Is hij het met de ChristenUnie eens dat moties met een eenzijdige benaming van de Tempelberg, namelijk met alleen de islamitische benaming Haram al-Sharif, eigenlijk niet meer gesteund zouden moeten worden door Nederland, juist in het kader van evenhandedness? Mogelijk vraag ik in tweede termijn ook de Kamer om daar een uitspraak over te doen.

Kan de minister aangeven wat nou precies de criteria zijn voor de verzoeningsprojecten tussen Joden en Palestijnen? Er zijn verschillende organisaties die ons projecten voorstellen, maar die eigenlijk niet weten wat de criteria zijn. Graag hoor ik die criteria.

Voorzitter. Een laatste vraag op dit punt. De vertegenwoordiger van de Palestijnse gebieden woont in Oost-Jeruzalem. De vertegenwoordiger van Israël mag niet in West-Jeruzalem wonen, want hij moet in Tel Aviv wonen. Als we het dan hebben over even-handedness, vanwaar dan de ongelijkheid op dat punt? Ik hoor daar graag een uitleg over, want ik snap het niet. Het zou mooi zijn als hij ook in West-Jeruzalem zou kunnen wonen. Dat scheelt hem heel veel reistijd. Daar wordt hij vanzelf heel blij van.

Voorzitter. Tot slot de godsdienstvrijheid. Collega Van Helvert heeft daar uitgebreid over gesproken. Er is meer reden dan ooit om hier nog een keer bij stil te staan. Gelukkig heeft deze regering daar een grote prioriteit van gemaakt. We hoorden net dat christenen in Noord-Korea zelfs in stalen kooien worden verbrand. In China en in Pakistan worden ze vervolgd. Ik wil toch even stilstaan bij Pakistan. We hebben vorige week nog gehoord dat een 13-jarig meisje, Arzoo genaamd, is ontvoerd en gedwongen is bekeerd tot de islam. Ze moest trouwen met de buurman van 44 die haar ontvoerd had. Als dit het enige voorbeeld was, was dat nog zo. Dan is het ook vreselijk, maar er zijn tientallen of honderden meisjes die op jonge leeftijd worden ontvoerd en die gedwongen worden zich tot de islam te bekeren. Dat zijn trouwens niet alleen christenmeisjes, maar ook hindoemeisjes. Wat kan Nederland op dat punt doen om dit onrecht tegen te gaan? Er zijn nog steeds mensen in de dodencel, simpelweg vanwege valse beschuldigingen van godslastering. We hebben hier vaak gesproken over de zaak-Asia Bibi. Gelukkig is zij vrijgekomen, maar andere christenen — en niet alleen christenen, maar ook moslims of mensen van andere religieuze afkomst — zitten daar op grond van valse beschuldigingen in de gevangenis. Wat kan de minister doen? We hebben hier eerder een motie aangenomen om tot een internationale campagne te komen tegen de doodstraf op godslastering. Hoe is die motie inmiddels uitgevoerd? Wordt er al gewerkt aan een bewijzenbank voor de misdaden tegen de Oeigoeren? Ook daarover is onlangs een motie aangenomen.

Voorzitter. Tot slot vraag ik nog aandacht van de minister voor de speciale VN-rapporteur voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Hij heeft nauwelijks budget om zijn werk uit te voeren en moet het er bijna naast doen. Hij krijgt een aantal vliegtickets vergoed van de VN. Ik zou willen voorstellen om 2 miljoen voor zijn inzet voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging toe te voegen, om zijn werk veel meer uit te breiden.

Voorzitter. Tot zover, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Voordewind. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. In deze laatste reguliere begroting van het kabinet is er natuurlijk ook veel teruggeblikt. Als we naar het terrein van Buitenlandse Zaken gaan, dan gaat onze blik automatisch wereldwijd. Dan zien we heel veel zorgen op allerlei gebieden. We hebben de afgelopen tijd vaak gesproken over de pandemie, maar eerder ook over het terrorisme dat zich op allerlei plaatsen liet zien en de spanningen tussen de grootmachten. Ik denk ook aan de onruststokerij door Turkije die we net zagen. Heel wat zorgen die de afgelopen jaren naar voren kwamen. Zegeningen en positieve punten zijn ook te noemen. Ik vond zelf de akkoorden wel een mooie die Israël heeft gesloten met een aantal staten, door bemiddeling van de Verenigde Staten. De heer De Roon noemde dat als eerste en ik vond dat ook terecht. Gezien alle moeizame ontwikkelingen in het Midden-Oosten is dat toch een mooi lichtpuntje om ook te benoemen.

Voorzitter. We hebben ook heel wat moties aangenomen op allerlei terreinen de afgelopen periode. Er zullen wel weer nieuwe komen, maar het is ook altijd goed om na te gaan wat daar nou eigenlijk van gekomen is. Hebben die moties ook doorwerking gehad? Daar doen we het natuurlijk wel voor. Ik zal een paar terreinen langslopen, als dat mag. Een aantal moties waar wij ons sterk voor hebben gemaakt, willen grenzen stellen aan het optreden van de Europese Unie. Ze willen een beetje meer bescheidenheid van de Europese Unie. Als ik daarnaar kijk, zie ik dat wij ook een motie-Stoffer aangenomen hebben gekregen, die zegt: blijf nou niet streven naar een steeds hechter verbond, maar kijk wat praktischer, wat pragmatischer naar waar je elkaar in Europa echt nodig hebt. Wat is er terechtgekomen van deze motie, die zegt: kabinet, zie daar in Europa meer steun voor te krijgen? Een ander voorbeeld is de motie-Bisschop/Leijten: laat het Meerjarig Financieel Kader niet groeien.

We zien toch ook wel heel veel ambitie op het terrein van Europa. Er zijn fiches langsgekomen. Die heten hier BNC-fiches. Ik dacht: we houden hier niet van afkortingen, want mensen moeten het ook kunnen volgen, dus wat betekent dat eigenlijk? BNC staat voor beoordeling nieuwe Commissievoorstellen. Daarvan zijn er niet tientallen, maar honderden langsgekomen de afgelopen periode, van de Europese Green Deal en efficiëntere besluitvorming tot de etikettering van autobanden. Zou het voor het draagvlak voor Europa niet belangrijk zijn dat er meer beheersing wordt betracht om met allerhande nieuwe initiatieven te komen? Recent kwam nog weer het voorstel van de Europese Commissie voor een Europees minimumloon. De lijst is eindeloos. Ziet de minister niet het risico dat met al die inzet op zo veel terreinen juist focus en draagvlak gemist wordt voor die inzet in Europa? Dat is het eerste onderwerp.

Dan het tweede onderwerp. Ik noemde al even dat de vijandschap tussen Israël en een aantal Arabische landen plaats heeft gemaakt voor Abrahamakkoorden. Mooi dat vastgeroeste patronen doorbroken konden worden. Ik heb hier eerder gepleit voor meer goedgunstigheid; een Kamermeerderheid heeft zich daar ook achter opgesteld. Ik vond dat eigenlijk wel een mooi Bijbels woord. Het wordt niet veel meer gebruikt, maar goedgunstigheid is iets als welwillendheid en vriendelijkheid. Ik heb dus gepleit voor meer welwillendheid ten opzichte van Israël, ook in de Verenigde Naties, waar zo onevenredig veel resoluties richting Israël worden afgevuurd, vaak ook zo eenzijdig van inhoud. De voorbeelden zijn genoemd. Die motie, die steun heeft gekregen, zegt: regering, zorg ervoor dat er minder eenzijdige resoluties richting Israël komen, die gesteund worden door Nederland. Hoe kan het dan dat de afgelopen periode toch zes van de zeven resoluties wel weer gesteund zijn?

Voorzitter. Daarnaast is er afgelopen week nog een mooie motie aangenomen van mijn collega Schalk in de Eerste Kamer. In die motie wordt gezegd: kabinet, ga ook niet mee in de VN-resoluties waarin alleen de Arabische naam voor de Tempelberg wordt gebruikt. Mijn vraag aan de minister is of hij voornemens is om ook daaraan serieus uitvoering te geven. Tot slot nog op dit terrein: maakt de regering werk van het implementeren van de zogenaamde IHRA-definitie voor antisemitisme?

Voorzitter. Dan geloofsvervolging, op het terrein van de godsdienstvrijheid. Daar spelen enorme problemen in tal van landen. De voorbeelden zijn al genoemd. Collega Voordewind noemde al dat 13-jarige meisje in Pakistan dat gedwongen wordt te trouwen en zich te bekeren tot de islam. Maar het gaat ook over landen als Afghanistan, Pakistan, China, Libië, Iran, India en Nigeria. Daarover hebben wij de vraag of het niet goed zou zijn om in de VN-Mensenrechtenraad initiatief te nemen tot een speciale resolutie voor het tegengaan van geloofsvervolging. Voelt de minister daarvoor?

Ik vraag ook naar de ontwikkelingen rond radicalisering. We zagen in Nederland ook voorbeelden van jihadistisch terrorisme in Europa zelf; daar zullen we morgen in de Kamer nog over spreken. Maar vaak is dat ook een uitvloeisel van wat zich in landen buiten Europa en buiten Nederland aan radicalisering laat zien. We zagen ook onthoofdingen in Mozambique in de afgelopen dagen en we zien de militante islam in Afrika zich sterker maken. Is er nu een meer gemeenschappelijke inzet — ik heb het in het verleden weleens aangekaart in het kader van een werkbezoek aan Nigeria — op het bestrijden van juist die militante, radicale islam, juist ook door gematigde krachten te steunen die daar in hun eigen land tegenwicht aan willen bieden?

Voorzitter. Ik wil ook aandacht vragen voor de ontwikkelingen in Noord-Korea en China. Mensenrechten worden daar met voeten getreden. We weten het; we hebben er vaak over gesproken. De folteringen in Noord-Koreaanse gevangenissen noemde het kabinet terecht misdaden tegen de menselijkheid. We hebben debatten gehad over de Oeigoeren en de positie van christenen in China. Toch zien we dat we daar eigenlijk weinig verder in komen. Welke mogelijkheden bieden nou bijvoorbeeld zaken bij het Internationaal Gerechtshof om daar verder in te komen? Welke mogelijkheden ziet de minister daarvoor als het gaat om Noord-Korea en China? Dat is mijn concrete vraag.

Tot slot. Er zijn moties aangenomen over Zuid-Afrika en Indonesië, in het bijzonder ten aanzien van de Papoeabevolking. Ik vraag de minister welke uitvoering gegeven is aan die internationale druk op Zuid-Afrika vanwege landonteigeningen van blanke boeren. Daar heb ik samen met collega Van Helvert een motie over ingediend. Over de politiële en justitiële uitwisseling met en ondersteuning van Zuid-Afrika in het bestrijden van geweld en straffeloosheid hoor ik ook graag de stand van zaken.

Voorzitter. Hier wilde ik het bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Staaij. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Het buitenlandbeleid van Nederland lijkt wel eens een ver-van-mijn-bedshow. In een tijdperk van globalisering en snelle informatie-uitwisseling is het tegenovergestelde het geval. Het buitenlandbeleid, gevoerd door deze regering, heeft gevolgen voor iedereen in Nederland. Daarom is het belangrijk dat er draagvlak is voor het buitenlandbeleid. Op dat terrein is er nog heel veel te winnen.

Want Nederland is bij uitstek een land dat zich onderscheidt door zijn uitmuntende diplomatie en conflictpreventie. Misschien zijn wij een klein land qua oppervlakte, maar daarmee verrichten we grote daden. Door een land te zijn dat de toon zet in de internationale gemeenschap. Door de veranderende internationale verhoudingen en de toenemende geopolitiek van eigenbelang is het volgens DENK belangrijker dan ooit dat Nederland zich blijft inzetten voor gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid, en tegen straffeloosheid en polarisatie. De uitgangspunten van DENK hierbij zijn dat er tegenwicht geboden moet worden aan eurocentrisch buitenlandbeleid en westers superioriteitsdenken. Nederland moet altijd waar mogelijk diplomatieke banden intensiveren ter bevordering van de mensenrechten en de internationale rechtsorde. Nederland moet blijven omkijken naar de minderheden in nood, minderheden die onderdrukt worden en de blinde vlekken van de westerse samenleving. Voorzitter. Vandaag wil ik vier punten bespreken. Een: het gevaar van polarisatie, de kracht van een eensgezind Europa, de blinde vlekken van de westerse samenleving en de noodzaak van een internationaal kernwapenverbod, als ik daaraan toekom.

Het jaar 2021 zal in het teken staan van de gevolgen van de coronacrisis en daardoor zullen de geopolitieke verhoudingen nog meer onder druk komen te staan. De crisis heeft ons laten zien hoe ontwikkelingen elders onze open Nederlandse samenleving en economie in het hart raken. Steeds vaker merken wij dat buitenlandse spanningen invloed hebben op onze samenleving, gemeenschappen die elkaar uitschelden op sociale media en buitenlandse kwesties uitvechten in Nederlandse straten. Die weerslag op onze samenleving moet voorkomen worden. Leidraad daarbij is te allen tijde het internationale recht.

Voorzitter. DENK verafschuwt de moord op de docent Samuel Paty in Frankrijk. Wij verafschuwen de aanslag in Nice. Wij verafschuwen de poging tot een aanslag in Avignon en de afschuwelijke gebeurtenissen in Wenen. Maar het kan niet zo zijn dat een hele gemeenschap, in dit geval de moslimgemeenschap, gemarginaliseerd en gecriminaliseerd wordt vanwege de daden van een paar gestoorde gekken. De nasleep van de gebeurtenissen, de tendens waarbij maatregelen worden genomen zijn verontrustend. Dit gebeurt niet in een land hier ver vandaan, maar in het land van liberté, égalité en fraternité. Macron stelde dat de islam wereldwijd in crisis verkeert. Dat is niet alleen te kort door de bocht, maar het is ook vragen om problemen, omdat je daarmee als vooraanstaand lid van de Europese Unie de verhoudingen met de islamitische wereld op scherp zet voor je eigen buitenlandbeleid en de spanningen binnen de landsgrenzen bevordert. Een maatregel zoals het opdoeken van islamitische organisaties zonder enige rechtsgrond past niet in een democratie. Ik wil de minister vragen of hij contact heeft opgenomen met zijn Franse ambtgenoot om hem te helpen door erop te wijzen dat de weg die de Fransen zijn ingeslagen niet de weg is die de maatschappelijke samenhang dichterbij brengt voor Frankrijk en voor Europa. Deelt de minister dat polarisatie ons niet verder brengt? En is het niet triest dat beroepsprovocateurs, zoals de heer Wilders, nog meer olie op het vuur gooien? Daar hoor ik het team van Rutte niet over. Dat deed de heer Rutte wel aan het begin van zijn ambtsperiode, wat uitmondde in het befaamde parlementaire spektakel "Doe effe normaal, man" - "Doe zelf effe normaal."

Heel de wereld heeft kunnen zien dat polarisatie in het buitenlandbeleid de wereld onveiliger maakt. Als er iets is wat vier jaar Trump ons heeft laten zien, dan is dat het wel. DENK feliciteert de Democraten en de president-elect Biden met de verkiezingsuitslag. Het zijn spannende tijden en met Bidens multilaterale insteek hoop ik dat wij een periode tegemoet kunnen gaan waarbij we voor de verandering eens een keertje een Verenigde Staten krijgen die de wereld en met name het Midden-Oosten niet ontregelt. Hopelijk krijgen we een periode van rust en stabiliteit.

De heer Koopmans (VVD):

Ik hoor de heer Kuzu spreken over Frankrijk, over de verschrikkelijke terroristische aanslagen die we daar hebben gezien. Dan volgt een betoog over polarisatie. Ik zou graag heel duidelijk — niet alleen voor mij, maar voor al die mensen die meekijken — van de heer Kuzu willen horen dat hij opperste solidariteit heeft met Frankrijk en met de slachtoffers en dat hij hier op geen enkele wijze de suggestie wil wekken dat het beleid dat Frankrijk nu heeft om het terrorisme te verslaan en aan te pakken, samenhangt met een soort oorzaak, een soort excuus voor geweld.

De heer Kuzu (DENK):

Ik vind het een hele rare vraag omdat ik juist mijn bijdrage ben begonnen door aan te geven dat ik hetgeen er is gebeurd, afschuwelijk vind. Daarmee ben ik — als dat niet nadrukkelijk genoeg voor u is overgekomen, dan wil ik dat best herhalen — uiteraard honderd procent solidair en honderd procent veroordelend tegenover hetgeen er is gebeurd in Frankrijk, maar ook in Wenen. Ik wil absoluut niet de tegenstelling creëren dat er géén solidariteit zou bestaan. Ik moet dat helaas nogmaals benadrukken. Ik zie vervolgens, net zoals we voorheen hebben gezien, dat er een maatschappelijke reflex tot stand komt waarbij we een hele groep mensen verantwoordelijk houden voor de daad van een paar gestoorde gekken. Dat is hetgeen waarvoor ik wil waken. Kijk, u heeft het over het bestrijden van terrorisme. Ook in deze Kamer heeft DENK zich altijd geschaard achter de aanpak van terrorisme. Tegelijkertijd zijn de mensen die we heel hard nodig hebben in die strijd, juist ook de gemeenschappen die in Frankrijk en in Nederland leven. Die hebben we heel hard nodig bij het bestrijden van extremisme en radicalisme. Dat is mijn pleidooi; laat daar geen misverstand over bestaan.

De voorzitter:

Morgen hebben we een debat over de aanslagen in Frankrijk, zeg ik alvast tegen de heer Koopmans.

De heer Koopmans (VVD):

Dan hoop ik dat de heer Kuzu daar ook aan meedoet en dat hij dan afstand doet van een soort combinatie van dingen. Ja, hij veroordeelt het. Dat is fijn, heel goed, terecht. Het kan ook niet anders. Maar vervolgens zegt hij: ja, maar er zijn ook andere dingen. Ik zou het fijn vinden als de heer Kuzu dan ook de acties veroordeelt die komen van een aantal islamitische landen om Franse producten te boycotten, om Frankrijk te veroordelen voor de politiek van aanpakken van terrorisme.

De voorzitter:

Morgen is het debat.

De heer Koopmans (VVD):

Mevrouw de voorzitter, het gaat wel ergens over.

De voorzitter:

Ja, natuurlijk.

De heer Koopmans (VVD):

Het gaat over het buitenlands beleid. De heer Kuzu staat hier de hele tijd iedereen de maat te nemen.

De heer Kuzu (DENK):

Nou, …

De voorzitter:

Neeneenee.

De heer Kuzu (DENK):

… dat is niet waar.

De heer Koopmans (VVD):

En nu mag hij eens een keertje heel duidelijk zeggen: victim blaming kan niet, terrorisme is afschuwelijk en alle vormen van strijd tegen terrorisme binnen de grenzen van het internationaal recht steunen wij.

De heer Kuzu (DENK):

Ik vraag me af waarom de VVD hier doet alsof er een tegenstelling bestaat, want wat hij vraagt, is precies wat ik doe. Ik verafschuw terrorisme, ik verafschuw aanslagen, ik toon mij solidair en vervolgens …

De voorzitter:

Nee, meneer Koopmans.

De heer Kuzu (DENK):

… probeert de heer Koopmans een tegenstelling te creëren. Dat is niet het geval.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat.

De heer Kuzu (DENK):

U weet dat er morgen een debat is.

De voorzitter:

Precies.

De heer Kuzu (DENK):

Dat gaat morgen gebeuren. De heer Azarkan zal daaraan deelnemen. Mocht u geïnteresseerd zijn: morgenochtend hebben we ook een debat over integratie en maatschappelijke samenhang. Dat is precies mijn punt: we moeten die maatschappelijke samenhang bevorderen en we moeten ons niet laten uitspelen door een aantal gestoorde gekken die precies uit zijn op dít, namelijk het creëren van tegenstellingen. Dat mogen we niet toestaan. Ik vraag u, meneer Koopmans: …

De voorzitter:

Ook voor u geldt: morgen is het debat.

De heer Kuzu (DENK):

… laten we dat niet doen.

De voorzitter:

Morgen is het debat. Ik stel voor dat u verdergaat. Neenee, meneer Koopmans, u heeft niks meer. Sterker nog, u heeft meer dan … O nee, dit ga ik niet hardop zeggen, want dan zeggen anderen dat ze ook willen. Gaat u verder, meneer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Onze samenleving, onze burgers en ons Koninkrijk hebben juist baat bij een veilige en goed functionerende internationale rechtsorde. Juist nu is er de kans om als Nederland het multilaterale systeem te hervormen vanuit het gedachtegoed van gelijkwaardigheid. Alleen door een multilaterale samenleving kunnen wij corona het hoofd bieden. Nederland moet inzetten op de versterking van de eensgezindheid binnen de Europese Unie. Alleen zo kan de Europese Unie een invloedrijke partij zijn in een wereld waarin de geopolitieke verhoudingen enorm aan verandering onderhevig zijn. Is de minister het met mij eens dat het democratisch tekort van de Europese Commissie eindelijk eens moet worden aangepakt en dat Nederland daarin het voortouw moet nemen? Wij pleiten ook voor meer bevoegdheden voor het Europees Parlement ter controle van de Europese Commissie. Het Europees beleid ten aanzien van buitenlandse zaken, mensenrechten en sancties moet eensgezinder en concreter. Nu weten we dat de minister heel hard bezig is geweest met het EU-sanctiemechanisme. Ik vraag hem hoe lang we hier nog op moeten wachten.

Voorzitter. Het conflict rondom het Azerbeidzjaanse Karabach was de perfecte illustratie van hoe daadkrachtig optreden wordt bemoeilijkt vanwege het niet hebben van een eensgezinde Unie. Terwijl de bezetting door Armenië van Azerbeidzjaans grondgebied volstrekt illegaal was, wil de minister zich daar niet over uitspreken vanwege even-handedness. Opgejaagd door de Kamer ging het over zaken die wat mij betreft afleiden van het conflict. Het is goed dat er nu er een trilateraal vredesakkoord is afgesloten, maar dan vraag je je af wat 30 jaar lang overleg aan tafel bij de Minsk-groep heeft opgeleverd voor de bijna 2 miljoen Azeri's die begin jaren negentig huis en haard hebben moeten verlaten. Wat heeft de recente oorlog van 40 dagen opgeleverd voor de Armeense moeders die hun zoons hebben verloren en voor de vrouwen die hun echtgenoot aan het front zagen sneuvelen? Het resultaat is nog meer vijandigheid. Ik wens echt vanuit het diepste van mijn hart dat er vrede en stabiliteit komen voor de regio, waarbij de mensen die de afgelopen decennia zijn geteisterd door conflict en geweld in vrede met elkaar kunnen samenleven. Hoewel de Russen deze handschoen hebben opgepakt en uiteindelijk vrede hebben bewerkstelligd, vraag ik de minister dit vredesakkoord te steunen en in EU-verband de mogelijkheden te inventariseren om een bijdrage te leveren aan de naleving daarvan.

Mevrouw Karabulut (SP):

Die wens, dat volkeren in vrede met elkaar samenleven, delen wij. Maar wat ik toch enigszins mis in het verhaal van de heer Kuzu, is natuurlijk dat die resoluties, de feiten en de historie, waar je over kunt discussiëren, niet de inzet, de agressieve inzet, van Turkije rechtvaardigt, geleid door de Turkse president, om Azerbeidzjan te steunen en daar ook buitenlandse strijders bij te betrekken. Deelt de heer Kuzu die opvatting?

De heer Kuzu (DENK):

Ik deel de opvatting dat, wanneer er sprake is van een conflict, elke partij die daarbij betrokken is, dus ook Turkije, ervoor moet zorgen dat er sprake moet zijn van de-escalatie. Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat 30 jaar lang via de Minskgroep, via Rusland en via de Verenigde Staten is ingezet op het bereiken van een diplomatieke oplossing voor dit conflict. Helaas — dat zeg ik er nogmaals bij — is dat niet mogelijk gebleken, waardoor de behoefte ontstond om de wapens op te pakken. Dat is echt de aller-, aller-, aller-, allerlaatste oplossing voor het uitvechten van een conflict. Het komt helaas voor. Ik ben daar geen voorstander van, maar het is wel zo dat we echt voor ogen moeten houden dat 2 miljoen mensen in 1993 zijn gevlucht vanuit Karabach naar Azerbeidzjan, naar Turkije en naar andere delen van de wereld, waardoor we nu ook hier in Nederland een gemeenschap zien van Azerbeidzjanen, maar ook een gemeenschap van Armenen, die in de Nederlandse straten tegenover staan. Ik wil dat niet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Gelukkig wil de heer Kuzu dat niet. Dat geloof ik ook. Maar nogmaals, dat wat in resoluties is vastgelegd en het feit dat het proces inderdaad al 30 jaar vastloopt, rechtvaardigen toch niet het optreden van Turkije en de inmenging van Turkije op militaire wijze, met militaire steun, maar ook met het importeren van strijders? Kan de heer Kuzu daar heel duidelijk afstand van nemen? Ik deel voor de rest zijn verhaal, maar wanneer je niet ook dit benoemt en niet duidelijk maakt dat dat niet de manier is om conflicten op te lossen, maakt dat zijn verhaal ongeloofwaardig. Want wat er ondertussen gebeurt, is precies wat u zegt: het nationalisme wordt gevoed, het geweld wordt gevoed en er zijn onschuldige burgers gesneuveld, nu aan de andere zijde. En in Nederland staan inderdaad ook allerlei groepen op die tegenover elkaar komen te staan. En er wordt, bijvoorbeeld ook door verwerpelijke ideeën van een groepering als de Grijze Wolven, nog eens verder gestookt. Als u dat ook duidelijk uitspreekt, denk ik dat dat heel waardevol is voor de mensen in Nederland.

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb in mijn eerste bijdrage een poging gedaan om daar antwoord op te geven, want het punt is juist dat wanneer er sprake is van een conflict, buitenlandse inmenging zo'n conflict nooit verder helpt. Dat hebben we gezien in Karabach. Dat hebben we gezien in Syrië. Dat hebben we gezien op talloze andere plekken in de wereld. Tegelijkertijd is het zo — dat heb ik er ook bij gezegd, want ik ben het voor een groot deel met u eens — dat we voor dit specifieke conflict 30 jaar lang via diplomatieke weg naar een oplossing hebben gezocht en dat het niet is gelukt om die te vinden. Dan vind ik het jammer en dan betreur ik het ook enorm dat er sprake is geweest van een bloedige oorlog van 40 dagen waarin volgens de eerste cijfers bijna 10.000 mensen zijn omgekomen.

De voorzitter:

We moeten echt verder. Ik stel voor dat u verdergaat.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Keer op keer geeft Nederland aan zich maximaal in te zetten tegen mensenrechtenschendingen. Toch zijn er een aantal blinde vlekken in de westerse samenleving. Gelukkig krijgen die nu wel iets meer aandacht dan voorheen, maar het is nog steeds onvoldoende. Een van de minderheden in de wereld die massaal worden onderdrukt en slachtoffer zijn van massasurveillance en dwangarbeid op grote schaal, zijn de Oeigoeren. Hoe kan het zijn dat wij stilzwijgend toekijken, terwijl Oeigoerse vrouwen op grote schaal gedwongen worden tot sterilisatie of abortus? Hoe kan het dat inmiddels meer dan 1 miljoen Oeigoeren gevangenzitten in heropvoedingskampen? Adrian Zenz, expert op dit gebied, heeft inmiddels aangegeven dat er sprake is van een demografische genocide van de Oeigoeren. Dit onmetelijke leed van de Oeigoeren moet stoppen. Er kan niet meer worden weggekeken. DENK wil daarom dat dit kabinet zich steviger en consequenter gaat uitspreken tegen dit leed. Wij moeten de daden van het Chinese regime keihard veroordelen en — daar komt het voor het eerst, voorzitter, het s-woord — keihard sanctioneren. Een bedrijf zoals de techgigant Hikvision met een Europees hoofdkantoor in Nederland moet worden gesanctioneerd, want dit bedrijf levert technologie aan China die vervolgens wordt gebruikt voor de onderdrukking van de Oeigoeren. De daders van mensenrechtenschendingen moeten actief worden vervolgd. De functionarissen van de partijbond moeten op de Europese sanctielijst. De producten uit dwangarbeid mogen absoluut niet in Nederland terechtkomen. Graag een reactie van de minister. Is de minister bereid het Chinese regime ter verantwoording te roepen voor de mensenrechtenschendingen die het begaat tegen de Oeigoeren?

De Oeigoeren zijn echter niet de enigen die lijden onder vunzige en vuile geopolitiek. Al decennialang worden de Palestijnen onderdrukt, bevochten en verdreven. Het gevolg? 80% van de bevolking van Gaza is afhankelijk van humanitaire hulp. Onschuldige kinderen hebben beperkt toegang tot medische hulp, schoon water en educatie. Onlangs nog, recent nog, zijn 504 Palestijnse huizen vernietigd, waardoor 642 mensen zijn ontheemd. 153 Palestijnse kinderen zitten op dit moment vast in Israëlische gevangenissen. De illegale annexatie van Palestina door zionistische Israëlische kolonisten zet zich voort. De moderne kolonisatie is in strijd met alle normen en waarden die wij internationaal proberen hoog te houden. Hoe is het mogelijk dat Israël, een land dat tientallen VN-resoluties heeft geschonden en schendt, hier telkens straffeloos mee wegkomt? Wat moet er nog meer gebeuren voordat er eindelijk een streep wordt getrokken en gezegd wordt dat het zo niet langer kan?

DENK wil dat deze regering de zionistisch-Israëlische regering stevig aanspreekt op hun illegalenederzettingenpolitiek. Israël verdient geen hand boven het hoofd, zoals zijn beschermheer Trump heeft gedaan, maar keiharde sancties. De EU-associatieovereenkomst moet opgezegd worden. Graag een reactie van de minister. Het gedrag van Israël is een blamage en is ongekend in deze tijd. In de strijd tegen de kolonisatie van Israël wordt het tijd dat Nederland de staat Palestina erkent.

Voorzitter. Sluimerend in onze ooghoeken is er sprake van een creatie van een nieuw Palestina in India, in het gebied Kasjmir. Dat de regering van India een hindoe-nationalistische agenda heeft, is bekend. Dat die agenda gepaard gaat met moslimhaat, is minder bekend. De autonome status van Kasjmir is inmiddels ingetrokken. Hierop zijn drastische vrijheidsbeperkingen voor moslims gevolgd. Lokale politici zetten aan tot haat en geweld. De eerste minister van de staat Uttar Pradesh bedreigt de demonstranten uit het Kasjmirgebied met de woorden: jullie zullen levend begraven worden. De consul-generaal van India in New York geeft in interne kringen nota bene aan: wat Israël kan met de Palestijnen, kunnen wij in Kasjmir ook met de moslims. Amnesty International trekt aan de bel. De Nederlandse hoogleraar Marcel Brus heeft het over gecoördineerd haatzaaien. India heeft op dit moment zitting in de VN-Mensenrechtenraad. Juist nu moet de minister India op diplomatiek niveau aanspreken op zijn walgelijke daden. Heeft de minister hier weleens over gesproken met zijn Indiase ambtsgenoot? Wat gebeurt er op het niveau van de EU?

Voorzitter. Mijn laatste punt. DENK hamert op de eerder genoemde onderwerpen, omdat de minister zelf in de begroting aangeeft dat de wereld waarschijnlijk ook het komende jaar onveiliger wordt. In een onstuimige wereld is het noodzakelijk dat er juist nu een nationaal en internationaal kernwapenverbod komt. In 2021 vindt de vijfjaarlijkse toetsingsconferentie van het Non-proliferatieverdrag plaats, waar Nederland vicevoorzitter van is. Welke doelstellingen stelt Nederland voor het vicevoorzitterschap van de toetsingsconferentie van het Non-proliferatieverdrag in 2021? Ontwapenen kunnen wij zeker niet alleen. Hoe wil Nederland in 2021 de betrokkenheid van de Verenigde Staten bij wapenbeheersing en ontwapening stimuleren? Ik doe een dringende oproep aan de minister om hier expliciet aandacht voor te vragen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik dank de Kamerleden.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We gaan donderdag rond 16.30 uur verder met de beantwoording van de minister en de afronding van de behandeling.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven