5 Voortgang Burgerschapsagenda mbo 2017-2021

Aan de orde is het VSO Voortgang Burgerschapsagenda mbo 2017-2021 (31524, nr. 460).

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar het VSO Voortgang Burgerschapsagenda mbo 2017-2021 (31524, nr. 460). Mevrouw Kuik komt net binnen en krijgt het woord namens het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Ik wil beginnen met te zeggen hoe klasse ik het vind hoe het mbo omgaat met de coronacrisis. Ik heb in deze coronatijd met ongeveer dertig docenten gesproken over burgerschap. Ik ben onder de indruk van projecten als Albeda Next en de Burgerschap Carrousel van het Alfa-college. Maar ik schrik wel van de te grote verschillen. Er zijn ook scholen die geen uitgedragen visie hebben, waar burgerschap in het overgebleven uurtje wordt gegeven door de docent die nog een gaatje over heeft. Dit is bij uitstek geen vak dat je voor spek en bonen doet, maar juist een van de kernvakken waarin studenten leren welke rol en invloed zij kunnen hebben in onze samenleving. Studenten en docenten verdienen dat er echt tijd is voor dit vak. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat burgerschap een wettelijke taak is voor het mbo en onderdeel is van de drievoudige kwalificatieplicht;

overwegende dat een deel van de instellingen goed omgaat met de vrijheid en komt tot een stevig aanbod, maar dat bij een deel van de opleidingen het vak burgerschap onvoldoende tijd en aandacht krijgt, waardoor de kwantiteit en kwaliteit van het burgerschapsonderwijs sterk verschillen per mbo-instelling;

van mening dat de invulling van het burgerschapsonderwijs in het mbo bij de professionals ligt, maar dat de kaders te vrijblijvend zijn vormgegeven;

verzoekt de regering samen met de maatschappelijk partners binnen het mbo te onderzoeken wat een reële richtlijn is om effectief burgerschapsonderwijs vorm te geven, en daarbij expliciet te maken welke inzet de mbo-instelling minimaal moet leveren om effectief burgerschapsonderwijs te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Smals. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 466 (31524).

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter, en ook dank aan alle ondersteuning die ons hier elke keer vakkundig veilig houdt en alles tussendoor schoonmaakt. Het is fijn om hier weer te mogen staan.

Voorzitter. Als één ding duidelijk is geworden de afgelopen tijd, dan is het hoe ontzettend belangrijk burgerschap is en hoe ontzettend belangrijk het is dat iedereen in onze samenleving sterke burgerschapsvaardigheden heeft. En toch zijn er nog wel veel zorgen. We hebben het eerder met de minister gehad over zorgen om bijvoorbeeld lhbt-acceptatie in het onderwijs. We zijn heel blij om te lezen dat daar ook in het mbo steeds meer aandacht aan wordt besteed. Toch hebben we nog grote zorgen. Die zorgen worden nog groter als we het rapport van het Expertisecentrum beroepsonderwijs lezen, getiteld Aandacht voor mensenrechten in het mbo. Daaruit blijken toch wel een aantal punten die aandacht verdienen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het ECBO-rapport "Aandacht voor mensenrechten in het mbo" blijkt dat ruim drie jaar na de invoering de aanscherping van het EKB nog onvoldoende is geïmplementeerd;

constaterende dat onderwijs in mensenrechten nog steeds niet structureel is ingebed in het burgerschapsonderwijs;

van mening dat het ook voor mbo-studenten van belang is dat zij zowel als persoon en als professional mensenrechten leren duiden en toepassen;

verzoekt de regering in gesprek met de sector te bevorderen dat in het onderwijs over basiswaarden, zoals mensenrechten, aandacht wordt geschonken aan de Grondwet én de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;

verzoekt de regering tevens te bezien of de onderwijsinspectie beter toezicht kan houden op de structurele inbedding van mensenrechten in het burgerschapsonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 467 (31524).

Dan geef ik nu het woord aan de heer Smals namens de VVD.

De heer Smals (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag is ook de dag dat de JOB-monitor wordt gepresenteerd. Dat is een belangrijk moment. Ik kijk er in ieder geval naar uit, omdat het belangrijk is dat mbo-studenten aangeven wat ze van het onderwijs vinden. Een belangrijk onderdeel is wat ons betreft burgerschapsonderwijs. Daarvoor zijn wij hier en daarom sta ik hier ook. Wij vinden dat het burgerschapsonderwijs een meer prominente rol zou kunnen krijgen binnen het mbo. Ik heb in het verleden al eens gehint op een meer dwingend karakter, het opnemen van een zak/slaagregeling et cetera. Zover wil ik niet gaan in een motie, maar ik zal de motie voorlezen die ik daarover indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het uitgangspunt van het mbo het voorbereiden van studenten voor de arbeidsmarkt is, en dat het burgerschapsonderwijs daarbij een cruciale rol speelt;

constaterende dat er in het rapport "Lage Dijken, hoge drempels" door de staatscommissie-Remkes adviezen zijn gegeven om onderwerpen als de democratie en de rechtsstaat een meer verplichtend karakter te geven in het curriculum;

overwegende dat momenteel de invulling van het burgerschapsonderwijs tussen mbo-instellingen zeer verschilt;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de burgerschapsopdracht binnen het mbo meer uniform ingevuld kan worden, zodat het burgerschapsonderwijs resulteert in meer kennis en kunde over de democratische rechtsstaat in Nederland, en dit mee te nemen in de evaluatie van de burgerschapsagenda,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smals en Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 468 (31524).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zou wel graag nog een vraag willen stellen over deze motie. Als je het hebt over "uniform invullen", gaat dat dan niet voorbij aan de diversiteit van de verschillende instellingen? Op een instelling in de grote stad kunnen natuurlijk ook de problemen of de dilemma's waar jonge mensen tegen aanlopen heel anders zijn dan bijvoorbeeld op een mbo-instelling in de stad waar ik woon, Nijmegen. Wat bedoelt de heer Smals dus precies met dat woord "uniform"?

De heer Smals (VVD):

Dat is een hele goede vraag, want dat is precies het punt waar ik zelf ook mee gestoeid heb. Ik kan me heel goed voorstellen dat het burgerschapsonderwijs lokaal ingevuld wordt, met als voorbeeld de gemeenteraad. Die kan in de ene stad anders zijn dan in de andere stad. Daarmee kan dat onderwijs anders ingevuld worden. Maar ik zoek wel naar een manier om het eindresultaat toch vergelijkbaar te laten zijn. Daarom heb ik de vraag aan de regering om te bekijken of ze dat bij de evaluatie van de Burgerschapsagenda kan meenemen.

De voorzitter:

Dank u wel. We wachten even tot de motie is gekopieerd en rondgedeeld. Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Prettig dat de Kamer zo veel aandacht heeft voor het burgerschapsonderwijs in het mbo. Dat is heel belangrijk. Zeker in deze tijd zie je dat dit precies is wat de studenten voor een deel missen, namelijk de vorming in hun opleiding, waarvan burgerschapsonderwijs zeker deel uitmaakt. In het onderwijs op afstand merken we dat dit toch vaak best ingewikkeld is. Vorming doe je toch vaak in gesprek en dialoog met elkaar. Via Zoom gaat dat net iets lastiger, zoals u zelf vast ook allemaal gemerkt heeft.

Ik sluit me graag aan bij de woorden van waardering die mevrouw Kuik en ook anderen hebben uitgesproken over de weerbaarheid en wendbaarheid die het mbo in deze tijd heeft laten zien, bijvoorbeeld in het nadenken over de vraag hoe we alternatieven kunnen bedenken voor praktijkexamens en stages die wegvallen. Ik ben dan ook zeer blij dat we hopelijk vanaf 15 juni weer meer ruimte krijgen om onderwijs op locatie te doen plaatsvinden.

Voorzitter. Er liggen drie moties, die eigenlijk allemaal dezelfde kant op wijzen: hoe kunnen we het burgerschapsonderwijs wat meer inkaderen, maar ook wat meer vaste grond onder de voeten geven?

Mevrouw Kuik vraagt in haar motie op stuk nr. 466 of ik met de sector richtlijnen kan ontwikkelen voor wat het minimaal moet zijn om goed genoeg te zijn. Ik ben graag bereid om met het veld te verkennen hoe we dat kunnen doen, want ik denk dat dit ook veel mensen in het veld misschien wat meer vastigheid geeft. Die motie krijgt dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 467 van mevrouw Van den Hul gaat over het besef van mensenrechten en de manier waarop die doorwerken in onze samenleving. Dat is heel belangrijk. Ik ben dat zeer met haar eens. De inspectie kijkt natuurlijk of uiteindelijk de leerdoelen gehaald worden. We weten gewoon nog niet of ze dat goed kunnen doen, maar ik ga met hen in gesprek over de vraag of zij misschien beter toezicht kunnen houden op dat onderdeel. Dus ook deze motie krijgt oordeel Kamer.

Voorzitter, tot slot. De aandacht voor de democratische rechtsstaat in het burgerschapsonderwijs ligt in het verlengde hiervan. Dat is ook heel belangrijk. Ik versta de motie van de heer Smals op stuk nr. 468 zo dat "meer uniform invullen" niet betekent dat het overal precies op dezelfde manier moet — er zijn inderdaad veel verschillen — maar dat het eindresultaat, namelijk wat studenten kennen en kunnen als zij van het mbo komen, wel vergelijkbaar moet zijn. Dus ook deze motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister en de Kamerleden.

De vergadering wordt van 10.56 uur tot 12.01 uur geschorst.

Naar boven