2 Vragenuur: Vragen Yesilgöz-Zegerius

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Yeşilgöz-Zegerius aan de minister van Justitie en Veiligheid over de mishandeling van een handhaver bij het strand van IJmuiden.

De voorzitter:

We beginnen met de vraag van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD aan de minister over de mishandeling van een handhaver bij het strand van IJmuiden.

Voor de mensen die het vragenuur volgen: ik krijg vaak de vraag waarom Kamerleden niet langer de tijd krijgen om een aanvullende vraag te stellen. Het vragenuur bestaat uit vragen stellen, waarbij degene die de vragen stelt vier minuten spreektijd heeft en degenen die aanvullende vragen stellen een halve minuut spreektijd hebben. Maar bijna niemand houdt zich daaraan, dus daarom moet ik sommige sprekers afkappen, want anders loopt het allemaal uit. Ik hoop dat mensen dat ook begrijpen.

Het woord is aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Vorige week is een boa zo zwaar mishandeld dat hij naar het ziekenhuis moest. Hij en zijn collega's werden op het strand van IJmuiden door een groep jongeren belaagd. Toen ik de beelden zag, stond ik letterlijk te trillen van woede. Hoe haal je het in je hoofd om als een stel hyena's zo tekeer te gaan en geweld te gebruiken tegen mensen die voor onze veiligheid en onze gezondheid in de voorste rijen staan?

Voorzitter. Bij dergelijk verwerpelijk en onacceptabel gedrag horen niet alleen woorden van afschuw, maar ook daden, acties, en wat de VVD betreft harde straffen. Ik begin daarom met de volgende vraag aan de minister. Op de beelden zijn de belagers goed te zien. Ze zijn herkenbaar. Kan de minister aangeven of al deze gasten inmiddels zijn gearresteerd? Zijn zij allemaal opgepakt? Dan heb ik het niet alleen over de mensen die de boa's belagen en aanvallen, maar ook over de ophitsers eromheen, de mensen die staan toe te kijken, die lachen en filmen. Zijn deze allemaal opgepakt? En zijn de ouders van alle aanwezige minderjarigen inmiddels bezocht en aangesproken op het gedrag van hun kind?

Voorzitter. Deze vragen gaan natuurlijk niet alleen over deze vreselijke gebeurtenis van afgelopen donderdag, want dit is niet de eerste keer dat boa's belaagd worden en geen mogelijkheid hebben om zichzelf te verdedigen. Op eerste paasdag werden nog twaalf boa's geslagen en geschopt door een groep die lak had aan de coronaregels. En er zijn veel meer voorbeelden. Wij vragen boa's om namens ons in situaties te komen waarin ze een grote kans lopen om slachtoffer te worden van geweld. Wat de VVD betreft moeten ze dan ook de middelen hebben om zichzelf te kunnen verdedigen, zodat ze zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen. Dat betekent voor de VVD dat boa's die regels in de openbare ruimte moeten handhaven, ook hulpmiddelen moeten krijgen in de vorm van een wapenstok en pepperspray. Ik heb dus één heldere vraag aan de minister: is hij bereid om dit op korte termijn mogelijk te maken?

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Een moment, voorzitter. De routine is een beetje gaan roesten in de coronatijd. Excuus daarvoor. Ik kreeg al commentaar dat mijn jasje te klein was, dus excuses aan alle aanwezigen.

Voorzitter. Het is heel goed dat deze vraag aan de orde is en dat mevrouw Yesilgöz nog eens benadrukt dat geweld tegen hulpverleners en boa's niet alleen onacceptabel, maar ook echt kwalijk is. Hier geldt echt een lik-op-stukbeleid. Dat heb ik ook aan het begin van de coronacrisis, vanaf begin maart, duidelijk gemaakt en dat wordt ook duidelijk zodanig door de politie en het OM opgevat. Ik zie dat ook bij de rechterlijke macht, hoewel die geheel onafhankelijk is. De wet die het geweld tegen hulpverleners extra strafbaar maakt is, met dank daarvoor, door uw beide Kamers aangenomen. Mensen die dit soort dingen doen, kunnen inderdaad echt op een forse bestraffing rekenen.

Over de individuele zaak wil ik alleen kwijt dat er inmiddels aanhoudingen zijn verricht. Ik kan daar verder geen mededelingen over doen, maar dat zal mevrouw Yesilgöz begrijpen. Desgevraagd zou de politiewoordvoerder dat ongetwijfeld kunnen doen, maar ik moet mij daar als minister van Justitie buiten houden.

Even toch kort het volgende in aanloop naar de vraag van mevrouw Yesilgöz. We hebben het hier over zogenaamde domein 1-boa's, buitengewone opsporingsambtenaren. Die worden ingezet voor het toezicht in de openbare ruimte. Het geweld tegen boa's zegt echt iets over de mensen die dat doen en de maatschappij waarin ze kennelijk denken te leven, maar die niet zo is.

Ik begrijp heel duidelijk de roep van boa's dat hun veiligheid niet in het geding mag zijn. Daarover heb ik bij het begin van de covid-/coronacrisis indringende gesprekken gevoerd met politie, Openbaar Ministerie, burgemeesters en het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie, ook gisteren nog. Het is namelijk echt van belang dat de lokale gezagsdriehoek van burgemeester, hoofdofficier en politie waarborgt dat de aansluiting tussen politie en boa's er onmiddellijk is als er sprake is van incidenten, maar ook dat de inzet van boa's zodanig geschiedt dat er in beginsel al bij voorbaat politie bij is in escalerende situaties. Verder zijn we in gesprek, op verzoek van de burgemeesters. Om dat even ook aan de mensen thuis uit te leggen: de boa's zijn in dienst bij de gemeenten. Op verzoek van een aantal burgemeesters heb ik vorig jaar de gesprekken met de bonden overgenomen om te kijken hoe we de veiligheid van boa's kunnen vergroten. Waarom is dat? Omdat de wet het geweldsmonopolie neerlegt bij onze politie en onze krijgsmacht. Ik heb het er met uw Kamer eerder uitvoerig over gehad dat we echt een hele fundamentele discussie moeten hebben als we zouden zeggen dat ook boa's die mogelijkheid moeten krijgen.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom zo op de pepperspray. Ik zoek in ieder geval naar de drieslag uitrusting met bodycams — de algemene ervaring is, ook bij agenten, dat bodycams zeer de-escalerend werken — de intensievere samenwerking tussen politie en boa's en ten slotte de noodknop voor boa's op de portofoon. We hebben binnenkort een notaoverleg. Ik zou dan graag de gelegenheid willen hebben om de Kamer de dilemma's voor te leggen die hierbij spelen. Pepperspray heeft nog een ander probleem, namelijk dat onderzoek dat we in een ander kader hebben gedaan heeft laten zien dat je pepperspray echt heel gericht moet inzetten, dus niet in groepsincidenten. Dat zou hier dus ook niet een oplossing zijn. Maar ik wil wel graag snel met uw Kamer in gesprek om kritisch te kijken of de veiligheidsmaatregelen waar we nu mee werken toch nog aanvulling behoeven. Dan kunnen we ook — dat mag van mij — de fundamentele discussie over het geweldsmonopolie voeren. Ik heb daar wel een duidelijke opinie over, maar laten we die discussie samen voeren.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik wil beginnen met het antwoord over de minderjarigen die erbij betrokken waren. Ik zou graag willen weten of de ouders benaderd zijn en aangesproken worden op het gedrag van hun kinderen. Ik wil weten of snelrecht toegepast is en of er wordt gekeken naar de achterliggende problematiek. Als jij 16, 17 bent, of nog jonger, en je belaagt hulpverleners, dan gaat dat heel ver. Ik vind dat de minister hierbovenop moet zitten.

Dan over de verdediging van boa's. De roep van boa's om instrumenten om zichzelf te verdedigen is niet nieuw, maar door de huidige crisis natuurlijk wel zeer urgent. In het kader van handhaving van de noodverordening door de coronacrisis waar we nu in zitten, hebben boa's echt te maken met nog grotere risico's op agressie en geweld. Het gaat bijna altijd om groepen en ze komen in situaties waarin waarschuwingen niet helpen en ze forse boetes moeten uitdelen. Dit gaat niet alleen over onze veiligheid, maar ook over onze gezondheid. Eerlijk gezegd vind ik dat de minister hier wel erg makkelijk aan voorbij gaat. Ik vind een theoretische discussie over een geweldsmonopolie helemaal prima, maar de praktijk vraagt nu om actie. Dit is nu gaande. Het geweldsmonopolie is en blijft bij de overheid, ook als handhavers, die door de overheid worden ingezet, hun wapenstok en pepperspray voor hun verdediging kunnen gebruiken. Het geweldsmonopolie is en blijft bij de overheid, ook als we handhavers goed uitrusten om voor zichzelf op te kunnen komen en om zich te kunnen verdedigen. De VVD wil dat boa's die moeten handhaven in potentieel gevaarlijke situaties niet met lege handen staan of met een lege riem, zoals zij dat zelf zeggen. Wij willen op korte termijn, voor de zomer, daar ruimte voor, voor handhavers die de juiste opleiding hebben gehad. Ik praat er graag met de minister over, maar met praten komen we er niet. Nogmaals, de praktijk vraagt nu om actie. Gaat de minister zorgen dat onze boa's zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen?

Minister Grapperhaus:

Over de inviduele zaak wil ik de vragen doorspelen aan de politie, maar ik kan niet hier veel meer over een individuele zaak zeggen dan ik gezegd heb. Heel duidelijk: de politie zit en zat erbovenop. Dat blijkt ook uit de aanhoudingen die gedaan zijn. U wilt als Kamer niet dat ik mij als minister van Justitie erin ga mengen wat er aan concrete maatregelen wordt genomen, maar ik zal de vragen van mevrouw Yeşilgöz in ieder geval doorspelen. Dan zorg ik dat ik aan de hand van een brief van de politie daar bij u op terugkom, want anders denkt u: krijgt de Kamer nu opeens een brief van de politie? Ik zorg dus dat ik dat langs die weg doe, want dat is de juiste.

Wat het geweldsmonopolie betreft wil ik toch even zeggen dat dat geen theoretische discussie is. Dat is een heel wezenlijke discussie. Ieder incident waarbij handhavers of hulpverleners, bijvoorbeeld ambulancepersoneel, betrokken zijn, is mij er een te veel. Dat gaat mij zeer aan het hart. Laat dat duidelijk zijn. Vandaar ook dat we dat wetsvoorstel over het hinderen van hulpverleners hebben gehad. Gelukkig is dat aangenomen. Maar de vraag of je het geweldsmonopolie ook aan andere groepen gaat geven, brengt ook vragen mee over aanvullende opleiding. Dan komen er ook zaken mee over aansprakelijkheden. Ik heb er met de burgemeesters in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie, maar ook met uw Kamer, uitvoerige discussies over gehad. Er zijn burgemeesters, ook van grote steden, die heel uitgesproken zeggen dat we dat niet moeten doen. Zij vinden dat we de uitrusting op het punt van bodycams en dergelijke wel moeten verbeteren, zoals ze dat in onder andere Zaanstad en Leiden al wel hebben gedaan.

Er is een uitzonderingsregel voor de gummiknuppel. Burgemeesters die samen met de officier van justitie en de politie menen dat er een omstandigheid is waardoor die gummiknuppel ter beschikking moet worden gesteld, kunnen daartoe het verzoek doen. Dat wordt over het algemeen ingewilligd. Maar voor het overige is dat een hele fundamentele niet-theoretische discussie, want je gaat mensen wat aandoen. Ik hoor zelfs uit het veld zelf verschillende geluiden over de vraag of men wel of niet die wapens wil. Maar nogmaals, ik wil graag op 8 juni aan de hand van een brief met uw Kamer die discussie opnieuw nog een keer voeren. Dat hebben we vorig jaar al gedaan, maar wat mij betreft doen we het nog een keer.

De voorzitter:

Mevrouw Yeşilgöz, tot slot.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dat vind ik veel te laat. Handhavers worden nu door ons ingezet in situaties waarin zij te maken krijgen met geweld. Die situatie creëren wij nu met elkaar, maar we nemen niet de verantwoordelijkheid om hen vervolgens de instrumenten te geven om zichzelf te verdedigen. Ik vind het prima om hier meerdere malen met elkaar over te spreken, maar de praktijk buiten is nu wel degelijk aan de gang en is cruciaal. Daarom moeten we daar nu actie op ondernemen. Er zijn ook ontzettend veel burgemeesters die voor hun ambtenaren juist wel zeggen: regel pepperspray, regel een wapenstok, want dat hebben deze mensen nodig. Ik wil hier dus niet eindeloos over praten en toekijken hoe boa's met geweld te maken krijgen.

Minister Grapperhaus:

Dat is dus geheel voorbijgaand aan wat ik net gezegd heb, namelijk dat de burgemeesters, aan wie hier kennelijk gerefereerd wordt, samen met de hoofdofficier en de politie een verzoek kunnen indienen voor het toch toestaan van de wapenstok. Dat is ook een aantal keren gebeurd. Dat is één. Ten tweede heb ik in de inleidende tekst al gezegd, maar ik herhaal het nog eens, dat ik inzet op het feit dat er in de driehoek, dus ter plaatse, geregeld is dat de politie onmiddellijk ter plaatse komt als er een keer iets is en dat er veiligheidsmiddelen beschikbaar zijn die de veiligheid van de boa's garanderen. Uiteindelijk moet ik ook echt zeggen dat de politie er is voor de inzet op plekken waar onrust en dat soort dingen zijn. Daar zijn boa's niet voor.

De voorzitter:

Dan zie ik voor interrupties de heer Van der Staaij, de heer Van Nispen, mevrouw Buitenweg, mevrouw Van Brenk, mevrouw Van Kooten-Arissen, mevrouw Kuiken, de heer Azarkan en de heer Van Dam. Oké, eerst de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

We vinden het natuurlijk allemaal verschrikkelijk wat er in IJmuiden gebeurde en dat bijzondere opsporingsambtenaren belaagd worden, waardoor zij niet veilig hun werk kunnen doen. Het is dus goed dat we deze discussie hebben. Mijn vraag aan de minister is of het nou wel wenselijk is dat de beslissing over het al dan niet gebruiken van een wapenstok lokaal genomen wordt. Zou het niet veel beter zijn als daar uniforme landelijke regels over zijn? Wat ons betreft is dat wenselijk omdat iedereen die wij vragen om regels te handhaven, zichzelf moet kunnen verdedigen als hij belaagd wordt omdat hij toeziet op naleving van regels. Hoe staat de minister daarin?

Minister Grapperhaus:

Er is een Wet wapens en munitie. Die is vrij strikt over het gebruik van het geweldsmonopolie door de overheid. Op het moment dat we daar verandering in willen brengen, moeten we dat niet lokaal gaan doen. Dat ben ik helemaal met de heer Van der Staaij eens. In de eerste plaats moeten de Kamer en ik dan bekijken of we vinden dat dat moet en hoe dat moet worden vormgegeven. Die discussie hebben we vorig jaar al een keer gevoerd. Dat heb ik al een keer gezegd. Ik wil die best nog een keer écht opnieuw doen. Dat is helemaal geen punt.

Een ander ding is overigens dat het verzoek lokaal gedaan mag worden. Daarover moet geen misverstand bestaan. Het is bijvoorbeeld gebeurd in Amsterdam ten aanzien van de tram. Daar werd aangevoerd dat als de tram rijdt, dicht is en dergelijke en er iets gebeurt, er dan wel een mogelijkheid moet zijn om toch iets te kunnen doen met zo'n gummistok. Daar is naar gekeken en dat is helemaal onderzocht. Toen is gezegd dat dat een situatie is waarin dat zou moeten gelden. Het is dus niet zo dat men dat dan beslist, want dat beslis ik uiteindelijk. In die zin wordt het dus nog steeds centraal besloten.

De heer Van Nispen (SP):

De beelden van die mishandeling zijn inderdaad verschrikkelijk. Het enige goede van zo'n afschuwelijk filmpje is dat je dan mag hopen dat de verantwoordelijken snel opgepakt en bestraft worden. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Als wij aan mensen vragen om politietaken uit te voeren, waarom kiezen we er dan niet voor om die mensen een politieopleiding te geven, om hun ook een politie-uitrusting te geven en om ervoor te zorgen dat zij onderdeel worden van de politieorganisatie? Want op die manier worden ze aangestuurd door de politie. Waarom kiest de minister daar niet voor?

Minister Grapperhaus:

De opleidingsvereisten van een boa zijn heel behoorlijk. Ik kan ze opnoemen: kennis van de rechtsregels, dus van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering, het opmaken van een proces-verbaal, strafvorderlijke bevoegdheden grondrechten, specialistische kennis over de APV, aanhoudingstechnieken ...

De voorzitter:

Niet alles voorlezen.

Minister Grapperhaus:

Nou ja, het is misschien toch niet verkeerd om dat maar eens even op te sommen. Het gaat ook om geweldsbeheersing ...

De voorzitter:

Nee.

Minister Grapperhaus:

... aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden. Het is echt een goede opleiding. Als de Kamer op enig moment vindt dat nader onderzocht moet worden of we van boa's eigenlijk politie moeten maken, is het punt dat je het dan weer over een heel ander opleidingsvereiste hebt als het gaat om geweldsaanwending van geweldsmiddelen. Dat is logisch, want wij zijn over het algemeen een heel gewaarborgde rechtsstaat. We moeten er dus voor zorgen dat we dat goed met elkaar regelen. Ondertussen — ik blijf het herhalen — zie ik het als mijn verantwoordelijkheid om wel op de veiligheid te letten en om ervoor te zorgen dat, als er dit soort incidenten zijn, ik daar goed over in gesprek ga. Ik hoor dan wat er is gebeurd en trek me aan waar er tekort is geschoten.

De voorzitter:

Ja, maar de vraag van de heer Van Nispen — want ze hebben maar twee vragen — was waarom ze niet in de opleiding worden opgenomen. Ja, onderdeel van de politie: dat is de vraag.

Minister Grapperhaus:

Dan zouden ze een andere taakstelling moeten krijgen. Dan worden ze gewoon politie, maar het zijn gemeentelijke handhavers. Laat ik het zo stellen: ook bij andere hulpverleners die met geweld worden geconfronteerd, hebben we niet de vraag of we die zodanig moeten gaan opleiden dat ze geweld kunnen gaan gebruiken. Het begint bij het maatschappelijk onaanvaardbare gedrag. Laten we daar heel duidelijk over zijn. Als mensen taken hebben die op het vlak van de handhaving liggen, maar niet congrueren met wat de politie moet doen, vind ik dat je daar ook andere opleidingsvereisten aan kunt stellen. Als u hogere of in ieder geval veel uitgebreidere opleidingsvereisten wil, omdat men politie wordt, wordt de discussie: moet je iedereen politie maken? Dat is een heel andere discussie.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Nu komen we op een vrij wezenlijk punt, namelijk de taken van de boa's. Het geweld tegen boa's in onacceptabel. Dat ben ik met de minister eens. Hij zegt dat het ook iets zegt over de mensen die dat doen. Maar het zegt ook iets over ons dat die boa's op dit moment in die positie zitten. Want 90% van de boa's zegt dat zij veel meer te maken hebben gekregen met geweld sinds zij boetes uitdelen. Een groot deel van de boa's zegt dat zij veel agressiever worden benaderd nu zij boetes moeten uitdelen in een tijdperk waarin de coronaregels volstrekt onduidelijk zijn. Dat moeten wij ons toch aantrekken? We sturen de boa's op pad om regels te handhaven die onduidelijk zijn. Met het uitdelen van boetes hebben zij handhavingstaken, terwijl zij niet de middelen hebben om zaken af te dwingen. Wat zegt de minister tegen de boa's die zich hierover beklagen of zich er zorgen over maken?

Minister Grapperhaus:

Veruit de meeste boetes in de coronacrisis zijn tot nu toe door de politie uitgedeeld. Ik denk ook dat dat de juiste verhouding is, om het zo maar te zeggen. Laat ik daarmee beginnen. Het tweede is dat het er vooral om gaat dat boa's, of er nou corona is of niet en of ze boetes moeten uitdelen of niet, hun werk gewoon in veiligheid kunnen doen. Dat vergt twee dingen, wat mij betreft. Het eerste is dat ze de goede middelen hebben om er in die veiligheid te staan. Daarnaast gaat het erom dat we het fors tegengaan dat mensen onaanvaardbaar gedrag vertonen. We kunnen nog een keer een discussie voeren over de onduidelijkheid van regels. Wat ik over het algemeen daarover terugkrijg, zowel uit de veiligheidsregio's als ook van de diensten zelf, is dat die regels door de handhavers niet als onduidelijk worden ervaren, en overigens ook niet door het publiek.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Wij delen de mening van de minister dat elke hulpverlener zijn werk veilig moet kunnen doen. Maar hebben we hier niet een andere, fundamentelere discussie, namelijk dat er gewoon veel te veel bezuinigd is op de politie, dat we veel meer blauw op straat hadden moeten hebben en niet veel meer boa's? Is dat niet de discussie die eigenlijk gevoerd zou moeten worden?

Minister Grapperhaus:

Dit kabinet heeft vanaf het begin structureel 290 miljoen extra geïnvesteerd in de politie. Wat wel speelt — daar zal ik heel eerlijk over zijn — is dat deze jaren maar liefst 17.000 mensen met pensioen gaan. Dat is een enorme hoeveelheid. Dat hoef ik niet uit te leggen. Daar hebben we ook weer incidentele middelen tegenover gezet, maar we zien dat het politieapparaat daardoor onder druk staat. Ik heb bij de Voorjaarsnota gelukkig 55 miljoen extra gekregen voor de inzet van bewakers en beveiligers, zodat op den duur de mensen die nu uit het basisteam zijn gegaan, weer teruggaan. We zijn echt fors bezig met die investeringen. We zitten echt met een grote stroom. We hebben 49.000, 50.000 politiemensen op straat. Dan is 17.000, het aantal mensen dat met pensioen gaat, wel een heel groot getal. Maar dit heeft mijn voortdurende aandacht.

De voorzitter:

Mevrouw Van Kooten-Arissen en daarna mevrouw Kuiken, de heer Azarkan en de heer Van Dam.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):

Ik hoor de minister zeggen dat de mishandeling van handhavers op lik-op-stukbeleid kan rekenen. Maar dat is pas na de mishandeling. De minister zei zojuist dat er 17.000 agenten uitstromen, vanwege pensioen. Dat hebben we al heel lang zien aankomen. Vervolgens stokt de instroom van nieuwe agenten vanwege de coronacrisis. Dus ik wil van de minister oplossingen horen, en niet pas volgende maand. Wat gaat de minister kiezen? Optie één is dat je de boa's alleen een toezichthoudende functie geeft en dat ze kunnen bellen met de politie, wetende dat er gierende tekorten zijn en dat er veel te weinig agenten zijn om vervolgens te reageren. Of gaat de minister de boa's uitrusten met de middelen om zichzelf te kunnen verdedigen, zodat ze daadwerkelijk hun handhavende taak kunnen uitvoeren die ze eigenlijk overnemen van de politie? Wat gaat de minister doen?

Minister Grapperhaus:

Dat is een goed punt. Ik heb vanaf het begin gezegd — dat zei ik ook net al in de inleiding tegen mevrouw Yeşilgöz — dat we mensen inzetten om samen aan toezicht en handhaving te werken. Ik bekijk wekelijks hoe dat uitpakt, ook aan de hand van de coronacrimemonitor. Het is absoluut belangrijk dat we in de eerste plaats de handhaving goed voor elkaar krijgen, maar ook dat we de boa's direct ondersteuning kunnen bieden als ze in een lastige situatie komen. De coronacrisis heeft aan de ene kant een aantal zaken wat meer stilgezet. Aan de andere kant heeft ze ook wat meer ruimte geboden voor inzet. Tijdens de werkbezoeken die ik nu met anderhalve meter afstand doe, hoor ik van agenten dat ze weer meer in de wijken komen. Dat is dan een van de weinige positieve effecten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De minister zegt dat politie en boa's moeten samenwerken, maar ik vind dat eigenlijk een valse voorstelling van zaken. We zien immers dat boa's steeds meer taken van de politie overnemen, simpelweg omdat er tekorten zijn. Daardoor gaan er problemen ontstaan. We geven boa's daarmee namelijk taken waar ze inderdaad niet voldoende voor zijn toegerust, maar ook niet voor zijn opgeleid. Kortom, ik vraag de minister om hier heel kritisch naar te kijken. Wat gaat hij daaraan doen? Vragen we nu wel dingen van de boa's waar ze voor toegerust zijn? Hij zegt immers dat we ze niet gaan uitrusten — en dat standpunt deel ik — met een pepperspray of met een wapen.

Minister Grapperhaus:

Ik zie het beeld niet dat de politie de boa's aan hun lot zou overlaten. Integendeel, ik denk dat die samenwerking echt heel goed is. Er zijn ook boa's direct aan de politie verbonden. Er gaan dingen niet goed; laat dat heel duidelijk zijn. Zo'n incident mag wat mij betreft niet gebeuren. Maar — dat is mijn herhaalde oproep en daar zal ik deze week, voor het pinksterweekend, nog een brief over sturen aan alle burgemeesters — de inzet van boa's moet zodanig zijn dat die binnen de scope valt van wat redelijkerwijs van hen verwacht kan worden. En daarnaast moet de politie ook direct inzetbaar zijn als bepaalde situaties onverwacht escaleren.

De heer Azarkan (DENK):

Ik kan me heel goed voorstellen dat een collega-boa die naar dit soort afschuwelijke beelden kijkt de volgende dag toch op een andere manier gaat handhaven. Als je dat terughoudender gaat doen, zorgt dat er juist voor dat we van de regen in de drup komen. Aan de roep van die boa's om daar ondersteuning in te krijgen, in welke vorm dan ook, moet dus wel opvolging worden gegeven. Ik hoor de minister niet duidelijk zeggen wat hij nou kan betekenen voor die boa's. Dus die vraag stel ik toch even: hoe kunnen we de boa's in ieder geval zodanig ondersteunen dat ze met een goed gevoel en uitgerust aan de slag kunnen om te handhaven?

Minister Grapperhaus:

Ik zei al eerder dat ik vanaf het najaar van vorig jaar, 2019, zelf in gesprek ben gegaan met de politie- en boa-bonden. Daar hebben we overigens al vrij snel met elkaar vastgesteld dat de veiligheid voorop moet staan en dat we niet met het geweldsmonopolie aan de slag moeten. Daarbij hebben we ook steeds gezegd: de kern is de veiligheid van de boa. Het gaat dus om de juiste inzet door het gezag en om de middelen die ik net noemde, zoals de bodycam en dergelijke. En dan komen we op de gummiknuppel: het sluitstuk is de vraag of je op enig moment in bepaalde omstandigheden toch gaat toestaan dat dat wapen wordt gebruikt. Maar dat moet het sluitstuk zijn, ook gezien de taakstelling die boa's hebben. Ik vind dat ik dit voortdurend, juist in deze tijden, in de coronaperiode, moet blijven monitoren. Ook deze week ga ik weer in gesprek om te horen wat er niet goed gaat en wat we daaraan gaan doen met elkaar. Dat gesprek blijf ik ook met de bonden voeren.

De heer Van Dam (CDA):

Ik denk dat heel veel boa's op dit moment kijken naar dit debatje, want die mensen moeten er dag in, dag uit voor staan. Ik ben heel blij dat de minister een brief toezegt voor het overleg van 8 juni. Ik vind het eigenlijk prima dat het even duurt, want je moet er goed over nadenken, maar ik wil u vragen om één ding in die brief mee te nemen. In bijvoorbeeld de gemeente Haarlemmermeer hebben boa's nu in hun kastje een wapenstok liggen. Die hebben ze ook jarenlang gebruikt. Toen werd het rustig en moest opnieuw bekeken worden of die mensen nog langer een wapenstok mochten hebben. Het ministerie van Justitie zei toen: het is nu rustig, dus u mag geen wapenstok meer hebben. Daar wil ik uw aandacht voor vragen. Dat vind ik een beetje een rare redenering, want moeten we dan eerst weer wachten tot het onrustig is, tot ze in elkaar getimmerd zijn, voordat ze weer een wapenstok mogen?

Minister Grapperhaus:

Zo simpel is het niet. Ik heb net duidelijk gemaakt dat de vraag of die gummistok wordt toegestaan, afhangt van de door de driehoek aangevoerde bijzondere omstandigheden. Dat is natuurlijk wel zo. Ik heb u daar één voorbeeld van genoemd, maar er zijn er meer te noemen. Het is inderdaad heel begrijpelijk dat er omstandigheden zouden kunnen zijn in de Haarlemmermeer waardoor de driehoek vindt dat het weer moet kunnen. Daar zal altijd op een goede manier naar gekeken worden en gemotiveerd op beslist worden. Ik zal in de brief in ieder geval dat punt nog eens toelichten. Het is niet een soort superobstakel. Er worden geen onredelijke eisen aan gesteld. Er kunnen omstandigheden zijn dat je zegt: het is echt verstandig dat boa's dat hier kunnen.

De voorzitter:

En dat komt allemaal in de brief?

Minister Grapperhaus:

Ja.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven