10 Afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het Voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal ( 35145 ).

De voorzitter:

Aan de orde is het voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal (35145).

Ik heet de initiatiefnemers en de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom. Fijn dat u bij ons bent. Laatstgenoemde is vandaag bij de wetsbehandeling aanwezig als adviseur van de Kamer. Daarom is hij ook helemaal in de hoek van vak-K gekropen. Vandaag is de eerste termijn van de zijde van de Kamer aan de orde. De beantwoording zal op een later moment in overleg met de initiatiefnemers worden geagendeerd.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan mevrouw Westerveld als eerste spreker van de zijde van de Kamer. Zij zal spreken namens de fractie van GroenLinks en heeft een spreektijd van zes minuten.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Dank voor het woord en dank aan de indieners voor dit wetsvoorstel. Hoewel sommige wetsvoorstellen klein lijken, blijkt het toch altijd veel werk te zijn. Ik weet nog dat ik daar een tijdje geleden met de heer Kwint zat. Ik weet ook nog wel dat wij een paar jaar geleden tegen elkaar zeiden: ach ja, we hoeven er alleen maar een zin aan toe te voegen. Maar dan blijkt toch dat het schrijven van zo'n wetsvoorstel een heel grondige aanpak verdient en dat er vaak veel werk in gaat zitten. Dus hartelijk dank daarvoor.

Voorzitter. Ik was het een en ander aan het lezen over het voorstel en las in de Volkskrant: Kamerleden beramen de nekslag voor het lerarenregister. Dat was de kop van het artikel. Ik zie de heer Bisschop ook al even zijn hoofd schudden, want ik zag een quote van hem in dat artikel dat het "rechtsstatelijk onzuiver" is dat er nu een register in de wet staat dat in feite buiten werking is gezet. Ik bedacht mezelf dat ik dan ook wel kan raden van wie de term "nekslag" afkomstig is.

Voorzitter. Ik las in een ander artikel dat de heer Bisschop heeft gezegd: dit is broddelwerk van de bovenste plank. Dat is een uitspraak die ik ook wel kan plaatsen, want het register heeft een nogal lange en ook best wel complexe geschiedenis. Misschien is het goed als we even teruggaan. Het register was voorheen een wens van de vakbeweging, ook deels van de Algemene Onderwijsbond, een vakbond waar ik zelf jarenlang heb gewerkt. Het idee erachter was om van het leraarschap een beschermd beroep te maken. Dat zou dan kunnen met behulp van een register. Zelfs in verslagen van de voorgangers van wat nu de AOb is, kom je deze wens tegen.

Het vertrekpunt erachter is ook simpel. Naar het idee van een groot aantal leraren en ook bonden hebben politici, onderwijsbestuurders en ook educatieve uitgeverijen een hele grote vinger in de pap als het gaat om de inhoudelijke koers van de les. Lerarenorganisaties vonden — en vinden naar mijn weten nog steeds — dat het bestuur als werkgever de juiste werkomgeving zou moeten creëren en dat daarbinnen, en binnen de juiste randvoorwaarden, de leerkracht zijn werk goed zou kunnen doen. Lesmodules, koerswijziging et cetera zijn een zaak van de docenten, van het docententeam, werd en wordt er altijd gezegd, en het vertrouwen en de zeggenschap moeten weer meer bij de docenten komen te liggen. Ik denk dat een groot deel van deze Kamer het daar inhoudelijk echt wel mee eens is.

Een van de voorwaarden voor toegang tot het lerarenregister was dan ook dat er sprake zou moeten zijn van een voltooide lerarenopleiding. Om in het register te blijven staan, moesten leraren voor de klas blijven staan en ook hun vak bijhouden. Dat kan bijvoorbeeld door cursussen te volgen, maar ook door het zelf ontwikkelen van lesmodules. Dat zijn manieren om de kennis bij te houden en ook in dat register te blijven staan.

Kortom, men is met allerlei goede intenties begonnen met de invoering van dat register. We zien dat er in andere beroepsverenigingen soms al sprake is van een register, bijvoorbeeld in de zorg. Daarin kun je dus zien wie er bevoegd is. Maar dit ontbrak en ontbreekt nog steeds als het gaat om het vak van leerkracht.

Voorzitter. Iedereen in deze zaal zal toch van mening zijn dat het vak van leraar een heel verantwoordelijke baan is en dat dit moet worden uitgeoefend door mensen die de juiste kwalificaties hebben en die ook hun vak blijven bijhouden. Het idee achter een register was ook dat er een soort beroepstrots zou komen. Je komt er immers niet zomaar in. Ik zei het net al: je moet een opleiding hebben afgerond en je moet je vak blijven bijhouden. Het idee was ook dat leerkracht daarmee een beschermd beroep zou worden, dat niet iedereen zich zomaar leraar zou mogen noemen.

Ik zou graag aan de indieners willen vragen of zij zich in die achtergrond hebben verdiept. Zien zij met mij dat aan de oorsprong van het een idee van het register een heel aantal inhoudelijke, goede redenen lagen? Ik zou ook aan hen willen vragen hoe zijn hun voorstel zien in het licht van het versterken van het beroep leraar en van de status daarvan. Misschien kunnen zij in de antwoorden ingaan op hoe zij dat zien.

In de tussentijd is er natuurlijk een heleboel gebeurd in het traject, van de wens die er was tot aan de uitvoering en het moment waarop we nu staan. Zo had het vorige kabinet, en dan vooral staatssecretaris Dekker, het idee dat een register ook heel handig zou kunnen zijn om leraren af te rekenen. Er zou beter bijgehouden kunnen worden wat hun prestaties zijn. Je zou leraren eerder kunnen ontslaan. Dat is natuurlijk helemaal niet het idee dat er was bij de bonden. Daardoor ontstond er flink wat onrust en ook flink wat gesteggel, kan ik wel zeggen.

Inmiddels zijn we op het punt dat het lerarenregister al een paar jaar in de koelkast staat en dat we er eigenlijk niet zo heel veel meer mee doen. Dat is ook de reden van de indieners geweest om te zeggen: misschien moeten we het dan maar helemaal afschaffen. Maar we zijn ook in een andere tijd beland, namelijk een tijd waarin we een enorm lerarentekort hebben. Ik heb even teruggezocht wat mijn voorganger, collega Grashoff, hierover zei. Ironisch genoeg diende hij bij het debat in 2016 een motie in, samen met de PvdA, waarin hij zei: er komt een lerarentekort aan en er zou een plan van aanpak gemaakt moeten worden om dat lerarentekort tegen de gaan. Inmiddels zitten we natuurlijk in een tijd waarin scholen, en wij ook, merken dat er een gigantisch lerarentekort is. Misschien is het plan er toen wel gekomen, maar de aanpak is in ieder geval niet zo heel goed gelukt.

Mijn collega zei toen al: we zouden ervoor moeten zorgen dat we eerst toewerken naar het oplossen van het lerarentekort, voordat we een register gaan invoeren. GroenLinks kan dan ook heel goed de ideeën van de collega's Kwint en Bisschop ondersteunen, die zeggen: misschien moeten we het lerarenregister dan maar schrappen, zeker met alle problemen die er nu in het onderwijs zijn. Toch zouden we ook aan de indieners willen vragen hoe zij na het schrappen van het register erop willen toezien dat het belang van goede, gekwalificeerde leraren niet uit het oog wordt verloren. Ook in deze tijd van schaarste moeten we toch met elkaar willen dat er bevoegde leraren voor de klas staan, die ook tijd hebben om hun vak goed bij te houden.

Voor de leden van de fractie van GroenLinks is het ook belangrijk dat leraren zeggenschap houden over hun vak. Of het nu gaat over de inhoud van de lesstof, de middelen die daarbij worden gebruikt of de manier waarop lesstof wordt aangeboden: wat ons betreft zijn kennis en ervaring van de docent zelf cruciaal. Die zouden leidend moeten zijn. Om deze zeggenschap te regelen, is het professioneel statuut in het leven geroepen. Leraren kunnen hierdoor meepraten over vakinhoud, didactiek, pedagogiek en het beoordelen van prestaties van leerlingen. Maar door het schrappen van het register met dit wetsvoorstel worden ook de bepalingen over het professioneel statuut geschrapt. Mijn vraag aan de indieners van dit voorstel is hoe zij aankijken tegen dit neveneffect dat ook het professioneel statuut wordt geschrapt. Zijn zij niet ook met ons van mening dat het belangrijk is dat een docent kan meepraten over de manier waarop de lessen worden ingevuld en aangeboden? Op welke manier wordt dit recht na het schrappen nog voldoende gewaarborgd? Dat geldt zeker voor de tijd tussen het schrappen ervan en eventuele nieuwe wettelijke kaders, die waarschijnlijk wel even op zich laten wachten.

Juist het professioneel statuut geeft de leraar de ruimte om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten. Dat is iets wat de leraar niet alleen verdient als professional, maar ook iets wat belangrijk is in het aantrekkelijk houden van het beroep, wat in deze tijd van uitstromende docenten en een fors lerarentekort ontzettend belangrijk is. We zouden graag aan de indieners willen vragen hoe zij hiertegen aankijken. In eerdere antwoorden op de schriftelijke inbreng noemden de indieners het professioneel statuut onlosmakelijk verbonden met het lerarenregister. Ze zeggen dat het vanwege de fundamentele heroriëntatie van het geheel niet te handhaven is. Maar in hoeverre moet er geheroriënteerd worden op het idee dat de leraar zeggenschap moet hebben over het onderwijs dat hij geeft? Is het niet van belang om de wettelijke grondslag hiervoor te handhaven?

Voorzitter, ik sluit af. Ik had een aantal vragen aan de indieners. Nogmaals dank aan de collega's voor het harde werk dat zij hebben verricht. Ik ben heel erg benieuwd naar de antwoorden op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Van den Hul van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ook felicitaties van mijn fractie aan de indieners dat zij hier zitten. Het verdient altijd waardering wanneer Kamerleden een initiatiefwet verdedigen. Het is inderdaad een prestatie om een politiek idee om te zetten in een concreet voorstel dat de hele weg moet afleggen langs de Raad van State en de Tweede en Eerste Kamer om hopelijk te kunnen finishen in het Staatsblad. Ik spreek inmiddels uit eigen ervaring als ik zeg dat Kamerleden zo'n klus met beperkte ondersteuning moeten klaren, want zij moeten dat doen zonder dat de ambtelijke ondersteuning van een heel ministerie hun daarbij ten dienste staat. Nu wij hier staan, verdienen de beide initiatiefnemers, maar zeker ook hun medewerkers, een groot compliment, ongeacht of dat Staatsblad uiteindelijk gehaald wordt. Het is helemaal bijzonder om hier vanavond twee Kamerleden naast elkaar te zien zitten die in hun partijnaam maar één letter van elkaar verschillen, maar — laat ik het zo maar zeggen — verder niet de meest voor de hand liggende bondgenoten zijn.

Het initiatief waarover wij vandaag debatteren, betreft een bijzonder wetsvoorstel. Wetgeving gaat meestal over regels die burgers of instellingen krijgen opgelegd, maar in dit geval gaat het om een wetsvoorstel dat juist regelgeving wil schrappen, namelijk het al opgeschorte lerarenregister. Mevrouw Westerveld zei net al terecht dat dat register in de praktijk al in de koelkast staat. En inderdaad, bij het huidige lerarentekort zijn er misschien wel urgentere zorgen op school, namelijk of er wel voldoende leraren voor de klas staan. Leraren moeten tegenwoordig al blij zijn als alle leerlingen voldoende lessen krijgen en voldoende worden voorbereid op wat erna volgt.

Maar dat wij bij deze hoge nood niet hoeven dansen om een register alsof het een gouden kalf betreft, zal iedereen erkennen. Toch komt de wens dat leraren zich nascholen niet uit de lucht vallen. Onze maatschappij en ook onze arbeidsmarkt veranderen en dat betekent dat wie eenmaal zijn of haar onderwijsbevoegdheid heeft verworven, daarmee nog niet tot het einde der tijden voldoende bekwaam is. Nascholing blijft wenselijk, zolang dat ook redelijkerwijs mogelijk is. Dat hoort nou eenmaal bij de professionele ontwikkeling van leraren.

Delen de initiatiefnemers deze visie? Zo ja, dan kunnen wij wat ons betreft met een gerust hart het register ten grave dragen. We doen dat dan immers in de wetenschap dat wij moeten zoeken naar andere manieren om leraren te stimuleren om hun vakbekwaamheid te onderhouden. Gelukkig zijn er allerlei mooie initiatieven in ontwikkeling voor en door het veld, zoals bijvoorbeeld het Lerarencollectief, en stemde inmiddels ook een meerderheid van de Kamer al eerder voor het behoud van het LerarenOntwikkelFonds LOF.

Op het punt van die professionalisering heb ik nog wel een vraag aan de minister in zijn rol als adviseur. In hoeverre ziet hij mogelijkheden om het praktisch mogelijk te maken voor individuele leraren om na- en bijscholing te kunnen volgen? Juist in deze tijd van grote tekorten is het belangrijk om het beroep leraar zo aantrekkelijk mogelijk te maken en daar hoort professionele ontwikkeling natuurlijk wel bij. Alleen blije en goed geschoolde leraren halen het beste in hun leerlingen naar boven. In de dagelijkse praktijk blijkt die schoen nog weleens te wringen en krijgen lang niet alle leraren hiervoor voldoende ruimte. Deelt de minister deze zorg en waar ziet hij kansen om leraren hierin beter te faciliteren? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ik wil nog graag spreken over het professioneel statuut. Mevrouw Westerveld had het er ook al over. Blijkens de toelichting zien de initiatiefnemers de verplichting voor scholen om een professioneel statuut op te stellen als nauw verbonden met het lerarenregister. En zij menen dat als het register wordt afgeschaft, ook het professioneel statuut niet gehandhaafd zou kunnen worden dan wel zou moeten blijven. Die mening deelt mijn fractie niet. In het professioneel statuut worden afspraken gemaakt over het respecteren van de professionele ruimte van leraren. Het regelt onder meer de zeggenschap van leraren over de inhoud van de lesstof, de middelen die daarbij worden gebruikt en de manier waarop de lesstof wordt aangeboden. Mijn fractie wil daarom deze zeggenschap graag handhaven. Daarom heb ik samen met mijn collega Westerveld een amendement ingediend. Wij kijken uit naar de reflectie hierop door zowel de indieners als de minister.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. U bent de indiener van het enige amendement van vandaag. De heer Futselaar van de fractie van de SP.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Vandaag behandelen we de initiatiefwet van de collega's Bisschop en Kwint over de afschaffing van het lerarenregister. Allereerst, zoals de meeste sprekers doen, dank ik de initiatiefnemers voor hun werk en ben ik blij dat we nu kunnen spreken over het uit de wet schrappen en daarmee definitief afschaffen van het lerarenregister. Want wij kunnen wel stellen dat het lerarenregister niet thuishoort op het lijstje van de meest geslaagde vernieuwingen in het onderwijs van de afgelopen decennia, een lijstje dat sowieso niet heel erg lang is. Na eerdere succesnummers van voormalig staatssecretaris Sander Dekker als de Onderwijscoöperatie en het niet bijzonder gedragen Onderwijs 2032, stelt de SP samen met de SGP vandaag voor om ook het lerarenregister te verwijzen naar de Boulevard of Broken Dekker-Dreams. Die term is niet van mijzelf, zoals u misschien inschat.

In 2016 werd het wetsvoorstel tot het invoeren van het lerarenregister aangenomen. Er waren twee aanleidingen voor het invoeren van het lerarenregister: niet alle leraren voldeden aan de gestelde bekwaamheidseisen en het onderhoud door de leraren van hun bekwaamheid was onvoldoende. Met het wetsvoorstel werd de professionele ruimte van leraren en het lerarenregister vastgelegd. Op zich is het verhogen van de kwaliteit en het versterken van de positie van de leraar in dat register geen slecht idee. Alleen werd op dat moment vergeten een heel belangrijke voorwaarde mee te nemen voor het slagen van dat lerarenregister, namelijk de leraren zelf. Dat bleek een terugkerend thema in de onderwijserfenis van het vorige kabinet.

Mijn collega Jasper van Dijk noemde bij de behandeling als een van de centrale kritiekpunten van de SP-fractie op dat wetsvoorstel dat de organisaties aangesloten bij de Onderwijscoöperatie voor waren, maar dat de leraren op z'n best hopeloos verdeeld waren over het lerarenregister. Kijk alleen al naar de reacties destijds op social media. Keer op keer vroeg hij aan het kabinet en aan de coalitiepartijen: kom nou met onderbouwing dat er draagvlak is voor dit register! Dat ging zover dat er zelfs op een gegeven moment de woordvoerder van de Partij van de Arbeid stellig beweerde dat ze op de Nacht van de Leraar toch twee onderwijzers had gesproken, die wél voorstander waren van het lerarenregister en dat dat voldoende reden was om uit te gaan van draagvlak, in plaats van daar gewoon voldoende onderzoek naar te doen.

Uiteindelijk zien we dat het nieuwe kabinet ook weinig vertrouwen meer heeft in het lerarenregister, is de wet in de koelkast gezet en staat nu in het regeerakkoord: om het lerarenregister tot een succes te maken, moet het straks van, voor en door de docent zijn. Dan ontstaat er een vreemde situatie, want wat betekent het precies als een wet in de koelkast wordt gezet? Hij is aangenomen door de Eerste Kamer, hij is aangenomen door de Tweede Kamer. Kan dat zomaar, zou ik ook de minister als adviseur willen vragen. Ontstaat hierdoor niet een hele vreemde en eigenlijk ook fundamenteel onwenselijke staatsrechtelijke situatie?

Lijkt het de minister verstandig om dat wetsvoorstel met dit lerarenregister, waar zo veel weerstand tegen was in het veld, als basis te laten dienen voor een lerarenregister dat straks van, voor en door de docent zou moeten zijn? Is het dan niet verstandiger om gewoon te zeggen: oké, deze schrappen we; we hebben misschien de wens naar een register, maar dat kunnen we beter opnieuw opbouwen en dan vanuit het veld door leraren zelf dat werk laten regelen? We weten allemaal dat er op dit moment initiatieven zijn om de beroepsgroep van de docenten van onderaf te organiseren, wat wij van harte toejuichen. Denkt de minister dan niet dat het het draagvlak voor deze belangrijke stap onder docenten ontzettend zou helpen wanneer zo'n organisatie ook uiteindelijk een daadwerkelijk register kan maken, in plaats van dat het gehate register van het vorige kabinet alsnog moet worden uitgevoerd?

Dan het professioneel statuut. In de schriftelijke vragenronde vroeg ook mijn fractie zich af waarom de indieners ook het professioneel statuut willen afschaffen. Dat is juist het middel waarmee leraren zeggenschap hebben over hun professionele ruimte. Natuurlijk begrijpen we dat het logisch is om te zeggen: als je een wet schrapt, schrap je de hele wet en dan begin je met een schone lei als het gaat om de professionalisering van leraren, maar je moet toch ook vasthouden aan zeggenschap over professionele ruimte over leraren en het onderwijs zijn. Hoe zien de indieners dit voor zich? Dreigen wij niet het kind met het badwater weg te gooien met deze maatregel?

Voorzitter. Daar laat ik het bij. In het algemeen is de SP positief over deze initiatiefwet.

De voorzitter:

Nou, dat is een opvallende ontwikkeling. De heer Rudmer Heerema van de fractie van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers voor het schrijven van deze wet. De heer Kwint zit hier tegenwoordig met enige regelmaat, dus hij heeft blijkbaar veel plezier in het schrijven van initiatiefwetten. Ik ben benieuwd naar de volgende stap die hij hierin gaat zetten.

Maar ik zal ook eerlijk zijn: wat mij betreft was deze initiatiefwet niet ingediend. Het is voor het Nederlandse onderwijs van groot belang dat leraren zich organiseren in een zelfbewuste, professionele beroepsgroep. Daar zijn alle partijen in deze Kamer het volgens mij ook mee eens. Daarom hebben we in het regeerakkoord gekozen voor een goed functionerende beroepsorganisatie. De afgelopen jaren is er veel tijd gestoken in het creëren van een goede beroepsorganisatie, maar we hebben moeten concluderen dat dit onvoldoende gelukt is. Daarom hebben we de stappen met betrekking tot de onderwijscoöperatie genomen en is het lerarenregister in de ijskast beland. Dat vind ik jammer. Dat vindt mijn partij jammer. Maar dit betekent niet dat we alles wat we tot nu toe gedaan hebben, moeten weggooien. Er is een infrastructuur neergezet voor een modern register. We moeten ook niet vergeten dat veel leraren zich vrijwillig hadden ingeschreven. Het heeft daarom helemaal geen functie om het nu uit de wet te slopen, want we moeten zorgvuldig omgaan met het goede. Het moet straks van, voor en door de docent zijn.

Voorzitter. Gelukkig is dit precies de tekst die in het regeerakkoord staat en waar vier handtekeningen onder staan, want zo bieden we een kans om de beroepsgroep te versterken en bekwaamheid mee te laten tellen. We weten allemaal dat er ontwikkelingen gaande zijn rond het Lerarencollectief. Waarom zouden we een broedende kip zo gaan storen?

De heer Beertema (PVV):

Ik vind het echt verbazend wat er nu aan de gang is. Kamerbreed en vooral heel breed in de beroepsgroep is het lerarenregister zo ongelofelijk onttakeld. Meneer Heerema heeft het hier over broedende kippen. Er is geen kippenhok meer. Dat is ingestort. Waarom hoor ik hier een pleidooi om de ruïne van dat kippenhok toch overeind te blijven houden, terwijl het door hetzelfde kabinet, waar de VVD deel van uitmaakt, in de koelkast is gezet? Waarom is het in de koelkast gezet? Omdat het niet werkt, omdat er geen draagvlak was. Nou hoor ik er toch weer van. Wat wilt u nu eigenlijk?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Op dit moment is een Lerarencollectief bezig, van, voor en door leraren, om juist iets op te bouwen waarvan zij denken dat een register en de beroepsgroep eraan zouden moeten voldoen. Ik denk dat het juist heel verstandig is om de basis die we hebben, in de wet te laten staan. Ik heb u proberen uit te leggen dat de VVD juist voorstander is van een lerarenregister en van de professionalisering van de beroepsgroep, zoals we ook bijvoorbeeld bij het BIG-register zien. Bij andere beroepsgroepen is het ook heel normaal om zo'n register te hebben. Ik denk dat het verstandig is om dat te doen. Ik deel niet uw mening dat het een ruïne is. Ik zag nog een niet onbelangrijke speler in het veld, zoals de AOb, voorbijkomen. Die zegt: wij zijn niet voor deze initiatiefwet. Daar schijnen nogal wat docenten bij aangesloten te zijn. Ik deel dus niet dat het één grote ruïne zou zijn.

De heer Beertema (PVV):

Ik deel de mening van de VVD dat het register noodzakelijk was en blijft, maar het hele proces zoals dat zich heeft afgespeeld ... U noemt de AOb, die daar een enorme hand in heeft gehad. De AOb staat niet bekend om de representativiteit van het werkveld. Dat is juist een van de spelers, een van de usual suspects zou ik zeggen, die het hele proces hebben bedorven. Ik vind het heel onverstandig van u om juist die partij te noemen als representatief, want dat is ze niet. Ik vind het ook heel onverstandig om dit, na het hele onverkwikkelijke proces dat we hebben gezien, toch overeind te willen houden. Het riekt ernaar dat de VVD bang is voor gezichtsverlies. Ik zou u iets willen aanraden. Dat gezichtsverlies komt pas echt als u hiermee doorgaat, want dat draagvlak is er niet en komt er niet. De boel is besmet. Ik zou de VVD willen oproepen: hou ermee op. Hou ermee op en we praten er niet meer over.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben een stap genomen met betrekking tot de Onderwijscoöperatie. Dat was de stap die wij hebben willen nemen. Het in de ijskast zetten van het lerarenregister, wat een aantal collega's ook zo heeft benoemd, was voor ons de hoogst haalbare stap. Wij willen niet verder gaan. Wij vinden het goed om dat lerarenregister op deze wijze in de wet te behouden.

Laat ik nog even terugkomen op de AOb als representant van het onderwijs. Ik ben ook geen fan van de AOb, maar ik vind het wel interessant om te zien dat er toch flink wat docenten bij aangesloten zijn die daar een mening over lijken te hebben en die die ook naar ons toegestuurd hebben. Daarom heb ik de AOb hier genoemd. Niet als dé representant van onderwijs, maar als een organisatie waar een aantal docenten bij is aangesloten.

De heer Van Meenen (D66):

De heer Heerema noemt een paar dingen die hij nu als positief kwalificeert: we hebben de Onderwijscoöperatie tot een einde gebracht en er is lerarencollectief tot stand gekomen, dat in ontwikkeling is. Dat zijn stuk voor stuk dingen waar de VVD zich enorm tegen verzet heeft, tegen dat dat zou gaan gebeuren. Ik kan dus niet goed begrijpen waarom de heer Heerema dat nu gebruikt als een uitleg van het standpunt dat hij nu hanteert. Wat is er in de heer Heerema gevaren dat hij nu dit omhelst? Waarom, om één voorbeeld te geven, heeft hij dan niet voor het faciliteren van die beroepsgroep gestemd, van dat lerarencollectief? Daar heeft de VVD tegen gestemd en nu is het een argument om te zeggen dat we echt op weg zijn om weer aan dat register van, voor en door te werken.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vind het prima dat er docenten zijn die zelf de handschoen opgepakt hebben om te werken aan van, voor en door. We hebben volgens mij als Kamer besloten — de VVD heeft daar ook voor gestemd — om stappen te nemen met betrekking tot de Onderwijscoöperatie. Ik vind het dus eerlijk gezegd een beetje flauw van de heer Van Meenen van D66. We hebben hier een gedachtewisseling over gehad in de algemene overleggen hierover. Onze mening daarover verschilt, maar we zijn wel uiteindelijk tot één standpunt gekomen. U was het ermee eens en ik was het er uiteindelijk mee eens. Om dat nu als een soort wig te gebruiken, siert u niet, om het zo maar te zeggen.

De heer Van Meenen (D66):

Daarvoor sta ik hier ook niet. Ik sta hier om het te begrijpen en ook om nog eens duidelijk te maken wat hier nu eigenlijk de geschiedenis van is. De dingen die u noemt, daar heb ik voor gestreden. Ik heb ervoor gestreden, samen met het CDA overigens, om de Onderwijscoöperatie ten einde te brengen. Ik heb ervoor gestreden om het lerarenregister ter ziele te laten gaan, omdat het een gedrocht was. Ik heb er ook voor gestreden, samen met u, dat in ons regeerakkoord staat dat er een lerarenregister komt van, voor en door. Daar sta ik ook nog steeds achter en volgens mij is er niemand hier die dat bestrijdt. Mijn vraag is wat er nu in de wet staat dat overeind blijft als er een register van, voor en door de leraren komt. Hoe verhoudt zich dat in de ogen van de VVD tot wat er nu in de wet staat?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Wat ik graag aan de heer Van Meenen wil meegeven, is dat wij als coalitie en ook als partijen in de Kamer een koers hebben gevaren met betrekking tot de Onderwijscoöperatie. We hebben volgens mij, met alle verschillen die we hadden en de inzetten die we hadden, overeenstemming bereikt over hoe we dat zouden gaan afhandelen en zouden gaan voortzetten. Een van de afspraken was dat het lerarenregister in de wet zou blijven staan, weliswaar in de ijskast, en dat we dat als het gebruikt zou kunnen worden weer konden gaan gebruiken. U kunt nu wel proberen om verder te gaan dan de afspraken die we daarover hebben gemaakt, maar dat zou ik toch wel heel oneerlijk vinden van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Bij mijn weten ben ik hier geen afspraken aan het breken. Ik ben gewoon vragen aan het stellen aan de heer Heerema, want er moet toch ook een ratio zijn voor wat we doen met elkaar. Ik vraag hem, puur geredeneerd vanuit de VVD: als wij — dat hebben we met elkaar afgesproken — gaan naar een register van, voor en door de leraar, hoe verhoudt zich dat in de ogen van de VVD tot de tekst die nu in de wet staat? Want dat is toch niet een register van, voor en door de leraar? Dat is een register van, voor en door de overheid. Wat blijft er in de ogen van de heer Heerema nu overeind als wij ons doel bereiken van datgene wat er nu in de wet staat? Dat is een heel feitelijke vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij kan daar heel wat van overeind blijven staan, namelijk op het moment dat de beroepsgroep zich van onderaf zo georganiseerd heeft dat er draagvlak is voor iets waar zij mee kan instemmen en waar wij een bepaald beeld bij hebben, zodat we "van, voor en door" daadwerkelijk vorm kunnen geven. Ik ben dus best bereid om te bekijken hoe we op termijn dat lerarenregister zo goed mogelijk draagbaar kunnen maken voor bijvoorbeeld de mensen die nu bezig zijn met het Lerarencollectief. Maar dat is wat mij betreft toekomstmuziek, omdat we eerst moeten zien wat er uit die exercitie met betrekking tot het Lerarencollectief gaat komen.

De heer Futselaar (SP):

Ik wil proberen het even weg te houden van het verleden en ook weg te houden van coalitieafspraken. Ik wil me puur op de inhoud richten. Ik begrijp het verhaal van de heer Heerema voor een deel echt wel. Hij hecht aan professionalisering. Er worden nu dingen gebouwd. Maar als er iets nieuws gebouwd wordt en er misschien iets nieuws opbloeit, kan dat er veel last van hebben als het moet opbloeien in de schaduw van dat oude lerarenregister. Ziet de heer Heerema dat met mij? Dingen groeien sowieso zelden in de schaduw. Nu wordt gezegd: wij moeten kijken of de dingen waar zij mee komen, passen en of wij die herkennen. Dan suggereer je toch ook een beetje: het is mooi waar jullie mee komen, maar het moet wel passen in wat wij al hadden gebouwd. Dan ben je eigenlijk niet bezig met het "door en voor leraren" laten maken van iets, maar dan zeg je eigenlijk alsnog: dit is de infrastructuur die wij hadden, en het moet wel passen in wat wij hadden voorbereid. Ik ben bang dat dat de initiatieven die er nu zijn eerder afstoot dan aanmoedigt. Kan de heer Heerema daar iets in zien?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik overwoog zojuist tijdens de spreektermijn van de heer Futselaar te interrumperen, maar dacht: waarschijnlijk komen wij elkaar in mijn termijn ook wel even tegen. Ik heb namelijk niet het idee dat wat er nu in de wet staat en in de ijskast staat, enige belemmering vormt voor de docenten die op dit moment bezig zijn met "van, voor en door". Ik snap eigenlijk ook niet waarom, als er ontwikkelingen gaande zijn, de Kamer vervolgens zou moeten ingrijpen op een proces. Dat staat ook iets verderop in mijn tekst. Een van mijn vragen is bijvoorbeeld of de wettelijke basis voor het Lerarencollectief wegvalt als deze initiatiefwet zou worden aangenomen. Ik weet dat niet. Volgens mij wel. En dat zou toch ook doodzonde zijn voor de docenten die nu bezig zijn met het ontwikkelen? Ze zouden dan vervolgens niet door kunnen gaan. Ik snap dus waar de heer Futselaar naartoe wil. Ik snap wat hij zegt, maar volgens mij is er op dit moment geen belemmering vanuit de situatie waar we nu in zitten.

De heer Futselaar (SP):

Ik zie op z'n minst één grote belemmering, namelijk de ontzettend giftige reputatie die het lerarenregister heeft opgelopen, linksom of rechtsom en wat je er ook van vindt. Dat proces is verre van fraai geweest; laat ik het zo zeggen. Dat feit zit dit in de weg op het moment dat het er is en dat het boven de markt hangt, zij het in de koelkast. Nou, ik hoop niet dat er een koelkast boven een markt hangt, want ik ben ook woordvoerder NVWA en het lijkt me zeer onveilig als er een koelkast boven een markt zou hangen. Maar dit verstoort zo'n proces. Een broedende kip moet je niet afleiden met ... een vos die boven de markt hangt. Laat ik het zo maar zeggen, wat metaforen door elkaar halend. Ik ben zo bang dat het proces enorm wordt verstoord door de erfenis uit het verleden, met alle beladenheid die daaraan vastzit, vooral in de sector. Begrijpt de heer Heerema die angst niet?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zie dat echt anders. Ik heb niet het beeld dat die belemmering zo zwaar is. Als we uiteindelijk komen tot een lerarenregister, blijft die naam "lerarenregister" ook gewoon bestaan. De heer Futselaar heeft het over "besmetting". Die zal er dan blijkbaar in de toekomst altijd zijn, en dat zou toch gek zijn als we met z'n allen streven naar een lerarenregister van, voor en door docenten? Ik heb die angst dus eerlijk gezegd niet. Volgens mij gebeuren er namelijk op dit moment hele mooie dingen vanuit het Lerarencollectief met betrekking tot een lerarenregister.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, ik kom nog even terug ...

De voorzitter:

Ik zie het, ja.

De heer Van Meenen (D66):

... want ik heb even wat nagezocht.

De voorzitter:

Heel goed.

De heer Van Meenen (D66):

Het is altijd goed om even naar de feiten te kijken. De heer Heerema suggereerde namelijk zo-even dat wij met elkaar tot overeenstemming zijn gekomen dat de Onderwijscoöperatie zou worden opgeheven. Hoe is de Onderwijscoöperatie tot haar einde gekomen? Ik heb in 2017 een motie ingediend waarin stond dat het bestuur van de Onderwijscoöperatie overgedragen moest worden aan leraren. Als gevolg van die motie, die is aangenomen met alle stemmen voor, één partij uitgezonderd — ik zal zo meteen onthullen welke partij dat is; de minister was ook niet voor — heeft de minister vervolgens besloten om de stekker uit de Onderwijscoöperatie te halen. Of, sterker, de Onderwijscoöperatie heeft dat zelf besloten. Dat is heel iets anders dan wat de heer Heerema hier suggereert, namelijk dat wij met elkaar tot overeenstemming zijn gekomen. Want de enige partij die tegen die overdracht naar de leraren was, was de VVD. Dus hoe kan de heer Heerema nu volhouden dat het opheffen van de Onderwijscoöperatie de basis vormde voor de afspraak dat wij hier dat lerarenregister in stand zouden houden op de manier zoals het er nu staat?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Op basis van het algemeen overleg dat wij over onder andere de Onderwijscoöperatie hebben gehad en de opening die ik heb geboden om daarin mee te gaan. Dat wij niet voor een motie stemmen, is wat mij betreft niet meteen het moment om samen ergens uit te kunnen komen. We hebben daarover ook allerlei andere gesprekken gevoerd, dat weet u zelf ook. Als u alleen de moties die in de Kamer worden ingediend als handleiding neemt, dan denk ik dat we hele processen tekortdoen.

De heer Van Meenen (D66):

Afrondend. Mij staat niet bij dat wij als partijen — ik weet niet eens in welke fase van de formatie we waren — de afspraak met elkaar hebben gemaakt dat de Onderwijscoöperatie zou worden opgeheven. Dat kwam gewoon als een donderslag bij heldere hemel, omdat de Onderwijscoöperatie er zelf mee stopte. De AOb trok gewoon de stekker eruit. Dat is dus helemaal geen afspraak tussen ons geweest. Is de heer Heerema dat met mij eens?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb daar een ander beeld van; ik kan er niets anders van maken.

Voorzitter. De VVD zal tegen deze initiatiefwet stemmen, wat overigens ook de wens van een aantal organisaties in het onderwijs is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rudmer Heerema. Dan is het woord aan de heer Beertema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Beertema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de initiatiefnemers bedanken voor het vele werk. In het wetsvoorstel hebben de collega's Kwint van de Socialistische Partij en collega Bisschop van de Staatkundig Gereformeerde Partij veel werk gestoken; dank daarvoor.

Dit wetsvoorstel heeft voor ogen dat de bepalingen over het lerarenregister die met de Wet beroep leraar in de verschillende onderwijswetten terecht zijn gekomen, worden geschrapt. Hetzelfde geldt voor de bepalingen over het professioneel statuut, ook gezien het feit dat binnen het mbo, het middelbaar beroepsonderwijs, onduidelijkheid bestaat over de verhouding tot het daar, in die sector, reeds bestaande professioneel statuut.

Voorzitter. Volgens de initiatiefnemers vormt het lerarenregister nu, na een buitengewoon onverkwikkelijke periode met veel meer vallen dan opstaan — mevrouw Westerveld heeft de geschiedenis even geschetst — een sta-in-de-weg voor de ontwikkeling van een georganiseerde beroepsgroep. Die opvatting delen wij volkomen. Ik moet erbij zeggen dat wij aanvankelijk erg voor de invoering van een lerarenregister waren, absoluut. Uitgangspunt was en blijft dat een zichzelf respecterende beroepsgroep van hoogopgeleide kenniswerkers die een onderscheidende positie hebben op heel veel snijvlakken van de samenleving, een eigen organisatie verdienen, zoals artsen, advocaten en noem maar op. Het allerbelangrijkste daarbij is dat zo'n organisatie onafhankelijk van werkgevers werkt, weliswaar in samenwerking. Maar het eigenaarschap en de regie moeten nadrukkelijk liggen bij die leraren zelf. Onafhankelijk ook, heel belangrijk, van de vele stakeholders en koepels die de Nederlandse onderwijspolder bevolken en die zich vaak — dat is echt een probleem — door hun decennialange bestaan veel te veel vereenzelvigd hebben met de verkeerde belangen. Dat uitgangspunt, van, voor en door de leraren, is niet waargemaakt en geëindigd in een stammenstrijd, en dat is buitengewoon jammer.

Het register leek nergens op. Het had weinig tot niets van doen met de oorspronkelijke opzet van "van, voor en door de leraren". Het beoogde sluitstuk werd de oorzaak van het mislukken van het lerarenregister. De regering is zelf ook tot de conclusie gekomen dat een herstart nodig is en dat de beroepsgroep zelf aan zet is om tot een sterke, zelfbewuste beroepsgroep te kunnen komen. Dat vinden we een mooie ontwikkeling. Maar het sneuvelen van de Onderwijscoöperatie en het lerarenregister mag en kan niet het einde zijn van de ambitie om toch tot een verantwoorde en representatieve organisatie te komen. Daar beginnen de vragen aan de initiatiefnemers en aan onze adviseur van vandaag, de minister.

We onderschrijven de gedachte om alle plannen voorlopig in de ijskast te zetten. Het register is te besmet geraakt. Ik heb dat net al even betoogd in het interruptiedebatje met meneer Heerema. Dat register is echt besmet geraakt. Het heeft zo veel weerstand opgeroepen dat het onzinnig zou zijn om dan maar stoïcijns door te marcheren zoals de VVD nu voornemens is. Ik ben bang dat dat ook nog voor andere coalitiepartijen geldt. Maar daarmee zitten we wel met een dilemma. Hoe nu verder? Onderkennen we nog steeds dat een robuuste representatieve beroepsorganisatie nodig is? Ik zou zeggen van wel. Wat vindt de minister, onze adviseur, daarvan? Wat zeggen de initiatiefnemers hierover?

De belangrijkste spelers zijn natuurlijk de leraren zelf. Wat vinden zij? Om daarover duidelijkheid te krijgen, wil ik hierbij een oproep doen aan de leraren: jullie kunnen niet zonder een robuuste eigen organisatie; kom daarvoor op, neem initiatief, organiseer jezelf. In het Lerarencollectief dat nu ontstaan is, hebben we misschien een mooie kans liggen.

Voorzitter. Wij delen de mening van de initiatiefnemers dat het zeer onverstandig is om bij voorbaat vast te blijven houden aan het lerarenregister zoals dat vorm heeft gekregen in de Wet beroep leraar uit 2017. Ook vinden we het onwenselijk dat het lerarenregister voor een groot deel al in die onderwijswetten is verankerd, terwijl natuurlijk allang duidelijk is dat het beoogde verplichte register voor een lange, onafzienbare tijd buiten werking zal zijn. Het register kan dan wel in de ijskast staan, maar het kabinet houdt toch vast aan de verplichtingen voor de schoolbesturen om gegevens van leraren te leveren en om een professioneel statuut op te stellen. Dat zorgt voor veel onduidelijkheid.

Wij zijn nog niet per definitie overtuigd van het nut om het professioneel statuut te schrappen, ook omdat het professioneel statuut nog in werking is. Met dat statuut hebben de leraren in ieder geval nog iets van vrije zeggenschap over vakinhoud, didactiek en pedagogiek. Ook mevrouw Westerveld is daarop ingegaan. Mijn vraag aan de initiatiefnemers is: kunt u onderbouwen, en ons daar tegelijkertijd van overtuigen, waarom het professioneel statuut dan toch geschrapt moet worden?

Tot zover even, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Meenen van fractie van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Complimenten aan de heren Bisschop en Kwint, die het moeilijke pad van een initiatiefwet hebben gekozen. In het bijzonder complimenten aan de heer Kwint. Het is al de tweede keer in korte tijd dat hij dit doet. Ik zie daarin toch ambities om met de SP binnenkort aan kabinetten deel te gaan nemen. Dat stemt mij ...

De heer Kwint (SP):

Droevig.

De heer Van Meenen (D66):

Nee, helemaal niet. Juist niet. Dat stemt mij opgewekt.

Voorzitter. We spreken over het lerarenregister. Vanochtend hadden we een schriftelijke inbreng over het afschaffen van de rekentoets, en nu zijn we bezig met een staartje van het afschaffen van het lerarenregister. Want laten we wel zijn, het zijn twee zaken waar mijn collega Rog en ik heel hard voor hebben gestreden. De heer Rog is er vandaag niet bij. Ik zou niet willen zeggen: hélaas wordt hij vervangen. Integendeel, het is natuurlijk goed dat hij wordt vervangen door mevrouw Kuik. Maar wij hebben daar samen heel hard voor gestreden. Sterker nog, ik durf echt wel de stelling aan dat Rog en ik het lerarenregister om zeep hebben geholpen, evenals de Onderwijscoöperatie. Dat is gebeurd met veel tegenstand vanuit beide kabinetten. We zijn alleen vergeten om het stoffelijk overschot op te ruimen. Dat komen deze twee heren dan eventjes voor ons doen, althans dat zijn ze van plan. Maar laten we ons geen illusies maken: het is al dood. Het is niet zo dat dat vandaag of met deze wet gaat gebeuren. Het is gewoon al gebeurd. Ik hecht eraan om dat duidelijk te maken.

Voorzitter. Ik noemde net al de twee maatregelen waarvoor wij hebben gestreden, het afschaffen van de rekentoets en het afschaffen van het lerarenregister. Wij hebben dat niet gedaan omdat wij het oneens zijn met de doelen die deze twee maatregelen beogen, namelijk de professionalisering van de leraar en kinderen die goed kunnen rekenen, maar omdat dit doel de middelen niet heiligt. Sterker nog, die middelen werken niet om dat doel te bereiken. Het zijn allebei Haagse plannetjes die de ruimte en het vertrouwen van het onderwijs in de kiem smoren. Ze zijn goed bedoeld, maar helpen het onderwijs geen stap verder; integendeel zelfs. Daarom hebben het CDA en D66 er alles aan gedaan om het lerarenregister niet verplicht te maken en de Onderwijscoöperatie te beëindigen, want die kon niet rekenen op het vertrouwen en de steun van de leraren en dus ook niet van ons.

Voorzitter. D66 is wel voor een lerarenregister, met als harde, ook in het regeerakkoord opgenomen voorwaarde: van, voor en door de leraren. Dat hebben we zwart-op-wit gekregen in het regeerakkoord. Er komt wat ons betreft pas weer een lerarenregister als de beroepsgroep zich dusdanig heeft gevormd dat die zelf het heft in handen kan nemen. Niet alles draait om een register, maar om de brede professionalisering van de beroepsgroep. Tot die tijd is de tekst in de wet een dode letter. Kunnen de initiatiefnemers nader toelichten welk probleem deze wetswijziging nu eigenlijk precies oplost?

Er zijn wel hoopvolle signalen over de vorming van beroepsgroepen. Zo is er in het funderend onderwijs het Lerarencollectief en in het mbo de BVMBO. D66 heeft er succesvol voor gepleit om deze initiatieven financieel te ondersteunen in de opstartfase. Delen de initiatiefnemers de opvatting dat deze initiatieven een belangrijke rol kunnen hebben in de professionalisering van de beroepsgroep? Daarnaast is er op initiatief van D66 en het CDA 1 miljoen euro beschikbaar gekomen voor het LerarenOntwikkelFonds.

De initiatiefnemers stellen dat het lerarenregister als een donkere wolk boven het onderwijsveld hangt en de ontwikkeling van een georganiseerde beroepsgroep in de weg staat. Waar baseren de initiatiefnemers dit op? Heeft het Lerarencollectief, dat op dit moment het dichtst bij een beroepsgroep komt, inderdaad aangegeven dat het lerarenregister zoals dat nu in de wet staat, verdere ontwikkeling in de weg staat? Ik ben benieuwd naar het antwoord daarop.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik werd geïnspireerd door het interruptiedebatje tussen de heer Heerema en de heer Van Meenen. Daarin werd ook verwezen naar het regeerakkoord. Dat doet de heer Van Meenen nu weer. In het regeerakkoord staat: "om het lerarenregister tot een succes te maken". Nu blijkt dat daarover in de coalitie in ieder geval niet dezelfde definitie wordt gehanteerd. Ik vraag me af wat de heer Van Meenen dan wil. Wat ziet hij dan onder "het lerarenregister" vallen?

De heer Van Meenen (D66):

Het debat ging niet over de vraag of er een lerarenregister van, voor en door de leraren moet komen, want dat zijn we gewoon overeengekomen. Ik zie niet in waar op dat punt een verschil van opvatting tussen D66 en de VVD zit. Het ging er veel meer om dat ik de redenering bestreed die de heer Heerema hanteerde om uit te leggen waarom het nog een goed idee is om het zo te handhaven. Dat betrof bijvoorbeeld het punt dat ook zijn partij voor de afschaffing van de Onderwijscoöperatie was, et cetera. Dat is gewoon niet zo. Daar wilde ik eigenlijk even op wijzen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zat erbij en ik heb dat dus meegekregen. Nee, wat ik bedoel, is dat de heer Heerema eigenlijk tegen het voorstel van de indieners wil stemmen en dat hij zegt: we hebben een lerarenregister en daar moeten we gewoon mee doorgaan; het staat alleen in de koelkast. De heer Van Meenen zegt hier: dat lerarenregister moeten we afschaffen en we moeten opnieuw beginnen.

De heer Van Meenen (D66):

Dat sowieso.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vroeg me af hoe hij dat ziet in het licht van de afspraken die in de coalitie zijn gemaakt.

De heer Van Meenen (D66):

Mijn stelling is dat het lerarenregister zoals we het kenden, dood is. Nu is de vraag: gaan we het nog begraven of is het al zo dood dat het eigenlijk niks meer uitmaakt en we onze energie beter in iets anders kunnen steken? Dat is voor mij echt een open vraag. Ik zou nooit op dit idee gekomen zijn, en ik vind het ook een beetje opportunistisch, want we zijn hier iets aan het oplossen wat feitelijk helemaal geen probleem is. Dat is de andere kant van de medaille. Ik geloof dat u daar in uw eigen bijdrage ook op gewezen hebt.

Het gaat erom dat we op weg zijn naar een ander lerarenregister. Het debatje met de heer Heerema ging erom wat dat betekent, als je er zo aan hecht als hij, wat ik niet doe, maar dat zegt nog niks over wat ik uiteindelijk ga doen. Zou deze wet, zoals die nu is, kunnen vervullen wat we in het regeerakkoord hebben opgeschreven, namelijk: van, voor en door de leraar? Daar heb ik aarzelingen bij. Ik denk niet dat dat met deze wetstekst kan, maar ik zou ook kunnen redeneren: dat zien we tegen die tijd wel en dan schrijven we de wet zo om dat we het meteen passend maken. Er zitten ook nuttige elementen in de huidige wet, daar heeft u zelf ook op gewezen, dus je zou er ook voor kunnen kiezen om dat gewoon te laten staan. In de praktijk van nu maakt dat helemaal niks uit.

De heer Futselaar (SP):

In zijn betoog, waar ik voor een groot deel achter kan staan, is de heer Van Meenen zijn eigen vraag aan het beantwoorden. Hij vraagt: wat lost dit voorstel op? We hebben één regeringspartij die zegt dat het lerarenregister dood is en de andere zegt dat het niet dood is. Maar we hebben een wet waar het lerarenregister in staat. Dan kan de heer Van Meenen wel zeggen dat het een dode letter is, maar ik kan mij niet herinneren dat Thorbecke zeg maar een koelkast in zijn stelsel had ontworpen. Het is de wet! Er kan wel voor gekozen zijn om deze niet uit te voeren, maar het is de wet, dus als de vraag rijst wie er gelijk heeft, de heer Van Meenen of de heer Heerema, dan is dat de heer Heerema, want het staat in de wet. Ziet de heer Van Meenen dat probleem niet?

De heer Van Meenen (D66):

Nee, dat zie ik niet, los van dat Thorbecke in zijn tijd geen koelkast of ijskast had, of hoe u het noemen wil, maar dat terzijde. Het is een feit dat het weg is in deze kabinetsperiode. Stel dat er een volgend kabinet komt, waar wij niet in zitten en dat er weer een of ander overheidslerarenregister moet komen. Dan komt het er en dan gaan wij die strijd weer volop aan. Daar helpt het voorstel van de heren helemaal niet tegen. Zij zijn nu iets aan het wegpoetsen wat feitelijk al dood is, alleen nog niet begraven, dus ik vind het verloren energie en een beetje populistisch, in die zin dat voortdurend de suggestie wordt gewekt dat hiermee het lerarenregister zoals we het kenden, eindigt. Nee, dat is allang geëindigd.

De heer Futselaar (SP):

Als ik iets in mijn huis tegenkom wat dood is, vind ik wegpoetsen een heel goed idee, zeg ik er even in algemene zin bij.

De heer Van Meenen beschrijft juist het probleem: stel dat er een volgend kabinet komt, dan komt het register er alsnog, want het staat in de wet. Als je zegt dat het lerarenregister in deze vorm, niet voor en door leraren, onwenselijk is, dan is het toch niet meer dan logisch dat je ook zegt dat we de wet gaan aanpassen aan die realiteit? Het alternatief is dat je de realiteit aanpast aan de wet en dat wil een meerderheid in deze Kamer niet, volgens mij, dus pas de wet aan aan de realiteit. Dat is het voorstel dat hier voorligt.

De heer Van Meenen (D66):

Ja, dat weet ik wel, maar de realiteit is dat het dood is, in ieder geval in deze periode. En als er een kabinet mocht komen dat wil doen wat er nu in de wet staat — dat zal niet zijn met ons in een nieuw kabinet — dan staat het er zo weer. Verkiezingen zijn er om dingen te wijzigen of zo te laten. Het is een illusie om te denken dat als je het nu schrapt, het nooit meer in de wet kan komen. Dat dacht ik in 2016 ook!

De voorzitter:

Heel goed. De heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Er wordt veel gevraagd aan verbeeldingskracht door die metaforen van de ijskast, het doodverklaren en ten grave dragen, en die lopen ook wat door elkaar heen. Ik begrijp het niet zo goed meer. D66 zegt: het is geen probleem, het is al dood. Ik zou denken dat D66 altijd voor het schrappen van dode letters is, maar kennelijk is dat niet per se het geval. Daarna zegt D66: wat er in de volgende periode gebeurt, moeten we dan weer zien. Dan is het toch niet dood? Dan geef je toch eigenlijk aan dat het op dit moment niet in werking is, maar op een ander moment wel degelijk weer gerevitaliseerd kan worden?

De heer Van Meenen (D66):

Nee, maar mijn punt is als volgt. Stel dat in een volgend kabinet de VVD vasthoudt aan de regels zoals die nu in de wet staan. Als we die nu schrappen, staan ze er over anderhalf jaar weer in. Dat is wat ik bedoel. Het is dus een illusie om te denken dat je het probleem dat er bepaalde partijen zijn die eigenlijk zeggen dat er een lerarenregister moet komen dat feitelijk door de overheid in stand wordt gehouden, voorkomt door deze dode letter nu te schrappen. Het kan er op elk moment met een meerderheid in deze Kamer weer in. Dat is nou eenmaal hoe het hier werkt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Zij het dat er dan ook altijd weer een Eerste Kamer nodig is en dat er dan opnieuw een wetgevingsproces nodig is. Ik begrijp dus toch niet zo goed waarom D66 niet zegt wat mij eigenlijk veel logischer in de oren zou klinken: het is al dood, dus zorg dat het dan ook uit die wet verdwijnt. Want anders krijg je een soort onduidelijkheid.

De heer Van Meenen (D66):

Dat zeg ik omdat er ook partijen zijn die zeggen ... Dat is ook best lastig te voorzien, want tot voor kort hadden de indieners dat ook niet voorzien. Misschien hebben ze het nog steeds niet voorzien. Maar er zitten ook elementen in de wet die wel degelijk waarde hebben. Die gaan alleen niet zozeer over het register, maar bijvoorbeeld over het professioneel statuut. Aan de ene kant krijg ik berichten van de bonden, die zeggen: stop dit, hou op met die initiatiefwet! En aan de andere kant krijg ik de werkgevers op de mail, die zeggen: vooral doorgaan! Dan denk ik wel: wat zit de heer Kwint hier nu te doen? Is hij nou bezig om vooral de werkgevers van dienst te zijn? Dat zou mij verbazen. Dat was in ieder geval niet mijn opzet. Ik denk dus dat het meer zorgvuldigheid vraagt dan alleen maar zeggen: we hebben hier een wet, en schrap het allemaal maar, ongeacht de consequenties. Ik wil dat leraren de best mogelijke positie hebben. Er zitten hierin elementen — de heer Beertema heeft er ook op gewezen — die wel degelijk iets van een positie aan leraren geven. Dus ... Nou ja, dat.

De heer Van der Staaij (SGP):

Maar daarom hebben we toch juist dit debat? Dat zou ik tot slot willen zeggen.

De heer Van Meenen (D66):

Precies, precies!

De heer Van der Staaij (SGP):

Je kunt toch zeggen wat het behouden waard is en wat er echt moet verdwijnen? Daarmee dien je toch de rechtszekerheid voor iedereen?

De heer Van Meenen (D66):

Klopt. Daarom is voor mij de uitkomst ook nog open.

De heer Beertema (PVV):

Het wordt nu toch wel een heel mistig debat. Kijk, de positie van de VVD, van meneer Heerema, was luid en duidelijk. Zij stemmen tegen deze initiatiefwet. Maar meneer Van Meenen van D66 houdt echt een prachtig verhaal. Het mooiste vond ik overigens dat hij de SGP en de SP nog even verdacht van populisme. Hebben jullie daar ook eens last van!

Maar iets verbaast mij. U vertelt heel mooi over dat stoffelijk overschot enzovoort, maar het lijkt er nu toch op uit te draaien dat zelfs D66 tegen deze initiatiefwet gaat stemmen en die donkere schaduw van dat heilloze proces dat we achter de rug hebben, toch in stand wil houden. Klopt dat?

De heer Van Meenen (D66):

Er is niemand die de strijd tegen dat "heilloze ding" zo hard gevoerd heeft als ik. Ik heb iedereen daarmee getart, ook mijn eigen minister — als ik het zo mag noemen. Ik ben vooropgegaan, samen met de heer Rog. Wij hebben het ding om zeep geholpen, zeg ik eventjes. En nu, nadat al het werk gedaan is, komen de heren zeggen: wij komen de boel nog even een beetje aanvegen. En dan moet ik staan te juichen dat ze dat komen doen. We kunnen onze energie ook ergens anders in steken.

En zo is het.

De heer Beertema (PVV):

"Zo is het". We zijn hier met politiek bezig. U brengt het heel mooi, maar ...

De heer Van Meenen (D66):

Maar de mensen in het land moeten het ook kunnen begrijpen.

De voorzitter:

Meneer Van Meenen, het woord is aan de heer Beertema.

De heer Van Meenen (D66):

O, pardon!

De heer Beertema (PVV):

Meneer Van Meenen van D66 brengt het heel mooi. Toen hij bezig was met het slopen van die Onderwijscoöperatie, vond ik hem een held. Dat was heel terecht. Maar wat er nu gebeurt, heeft steeds meer de geur van een politiek spelletje. We zullen dadelijk horen hoe het CDA erin zit, uw strijdmakkers, die de Onderwijscoöperatie om zeep hebben geholpen. Let op mijn woorden: zij gaat eenzelfde soort verhaal als u vertellen, want er is gewoon een afspraak gemaakt in de coalitie, waarin de VVD vooropgegaan is, om de erfenis van Sander Dekker in de vorm van die Onderwijscoöperatie, het lerarenregister, te redden.

Ik heb er oprecht over nagedacht waarom dat is. Politiek begrijp ik het niet. Waarom wil je zo'n puinhoop als erfenis achterlaten, en dan ook nog een hele coalitie dwingen om die in stand houden? Politiek begrijp ik het dus niet. Psychologisch begrijp ik het ook niet, want wat wil je met zo'n puinhoop als erfenis? Ik begrijp er echt helemaal niks meer van. Ik ruik heel sterk de geur van een politiek spelletje. Misschien heeft meneer Van Meenen daar een reactie op.

De heer Van Meenen (D66):

Nou, u kent mij goed genoeg om te weten dat ik helemaal niet meedoe aan politieke spelletjes. Ik heb net zeer streng, als ik het zo mag zeggen, de heer Heerema geïnterrumpeerd. Ik zeg gewoon precies hoe ... Dat doe ik hier nu ook. Ik vind, eerlijk gezegd, dat hier een soort stropop opgericht is. "Kijk eens, wij willen ook nog eventjes iets laten zien op het gebied van het lerarenregister. Weet je wat? We doen net alsof er nog een heel vitaal lerarenregister bestaat, en dat gaan wij hier met onze initiatiefwet eens even killen." Dat vind ik een politiek spelletje, en daar doet de heer Beertema ook aan mee, zo zeg ik via de voorzitter tegen hem.

De heer Beertema (PVV):

Even afsluitend. Dat kan allemaal zo zijn. Ik begrijp de irritatie van D66 dat deze twee collega's hier met de eer gaan strijken. Ik zou zeggen tegen D66: zet jezelf eroverheen, blijf rationeel, laat het politieke narcisme niet de overhand krijgen; blijf rationeel en stem gewoon voor de initiatiefwet.

De heer Van Meenen (D66):

Dat komt allemaal nog. We zijn nu gewoon met de eerste termijn bezig. Misschien mag ik mijn verhaal nog even afmaken, voorzitter. De heer Beertema roept "nee". Kijk, dat is de PVV, hè? Vrijheid van meningsuiting, maar niet voor iedereen.

Voorzitter. In de initiatiefwet wordt voorgesteld om naast het register ook het professioneel statuut te schrappen uit de wet. Dit statuut vormt een waarborg voor leraren tegen besturen om bijvoorbeeld de eigen ruimte af te bakenen, die gerespecteerd moet worden, hun eigen ontwikkeling te bevorderen en hun eigen zeggenschap over inhoud en methode en de pedagogisch-didactische aanpak vast te leggen. Ook de AOb geeft aan dit onderdeel graag te willen behouden. Graag een reactie van de initiatiefnemers hierop.

De initiatiefnemers willen dat het onderwijs vanuit vrijheid kan werken aan professionalisering. Op welke wijze wordt die vrijheid op dit moment dan beperkt? Graag wil ik van de initiatiefnemers weten of professionalisering en de aantrekkelijkheid van het beroep voldoende gewaarborgd blijven, en zo ja op welke wijze. Kan de minister nader toelichten hoe de inspectie op dit moment toezicht houdt op de professionalisering en hoe er in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan het professioneel statuut? Komt een school in de problemen als er wel een gedegen bekwaamheidsdossier wordt bijgehouden en er wordt gewerkt aan kwaliteitsverbetering en professionalisering, maar er geen professioneel statuut wordt bijgehouden?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van der Staaij, van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Iedereen kent meester Stavast wel. Hij draait al 30 jaar zijn lessen in een vast stramien. Hij leert leerlingen veel, maar vormt hij ze ook echt? Maakt hij ze nieuwsgierig? Zijn collega Hippol draait even lang mee, maar zij probeert iedere keer wat nieuws in haar lessen te leggen wat ze zelf heeft ontdekt. Met enthousiasme weet ze haar leerlingen mee te nemen. Hippol is niet automatisch goed en Stavast niet automatisch slecht in lesgeven, maar wel is het belangrijk dat beiden hun kennis en vaardigheden op peil houden. Verandering is dan geen doel, maar een middel om iets waardevols opnieuw te doordenken en door te geven.

Het is mooi dat we weer over vorming van docenten kunnen spreken aan de hand van een wetsvoorstel van dit bijzondere duo, Bisschop en Kwint. De indieners zijn afkomstig van SGP en SP, partijen die ten aanzien van onderwijs en onderwijsvrijheid niet altijd op één lijn zitten, heb ik begrepen. Maar overeenkomsten zijn wel te vinden. In de biografie van Bisschop op de site van de Tweede Kamer staat het volgende. "De overheid laat een stortvloed van maatregelen, subsidies en besluiten los op het onderwijs. Vanuit mijn onderwijsachtergrond weet ik uit eigen ervaring dat veel van deze overheidsmaatregelen weinig tot geen effect hebben. Wel levert het vaak een hoop extra werk op. Ik wil de regeldruk binnen het onderwijs graag met driekwart verminderen. Dit zal de kwaliteit van het onderwijs ten goede komen." En in de beschrijving van Kwint staat onder meer: samen vechten voor verandering, klein en groot, is al die jaren een rode draad gebleven. Nou, daar kan inderdaad wel iets bij elkaar komen: de strijd aangaan met elkaar om te kijken hoe je het onderwijs ook kunt bevrijden van onnodige regels. Ik wil graag mijn complimenten uitspreken voor dit staaltje van vakmanschap van deze twee vechtjassen op het onderwijsterrein.

Het is altijd goed om ook een kritische noot toe te voegen, want het moet niet alleen een lofrede worden. Wij hebben in de fractie altijd een strikt dualisme bij initiatiefwetsvoorstellen, dus de heer Bisschop weet absoluut niet wat ik naar voren ga brengen. De beleidsmedewerker die hem heeft ondersteund, weet dat ook niet. Het is mooi hoor, die regels schrappen, maar ik ben op mijn beleidsterreinen altijd wel kritisch als het gaat om bewindspersonen die regels schrappen waar in de praktijk eigenlijk niemand meer last van heeft, omdat men niet eens weet dat ze bestaan of omdat — en dat is hier het geval — ze in de praktijk nog geen kracht van wet hebben gekregen. Kunnen zij dus laten zien dat zij ook op andere terreinen kunnen samenwerken om het onderwijs te bevrijden van onnodige regels? Welke regels zouden volgens hen nog meer voor het schrappen in aanmerking kunnen komen?

Voorzitter. Dan naar dit wetsvoorstel. Het lerarenregister wordt uit de wet geschrapt. Het lerarenregister werd inderdaad een doel op zich. De achterliggende bedoeling van die vakbekwaamheid van docenten vind ik prachtig. Die is heel goed, maar het gaat om de manier waarop. Het was te veel van bovenaf opgelegd in plaats van dat het van onderaf kwam. De suggestie van het register was ook niet goed. Het kwam in de plaats van het normale onderhoud van het bekwamen der scholen. Het gaat om wetsbepalingen. Ik vind het wel een terecht punt van de initiatiefnemers dat je het niet eenvoudig in de ijskast kunt zetten. Het schrappen van artikelen waarvan het de bedoeling is dat ze niet in de praktijk gaan werken, geeft veel meer rechtszekerheid en helderheid voor iedereen. In dat opzicht kunnen wij dit wetsvoorstel — deze bedoeling, deze vormgeving ook — steunen.

Tegelijkertijd is wel de vraag: welke andere maatregelen zien de initiatiefnemers voor zich om wel de vakbekwaamheid van leerkrachten verder te versterken? Hou zou je dat op een positieve manier verder kunnen verbeteren, zonder dat het een verplicht nummer wordt dat even afgevinkt wordt? Over de inspectie geven de indieners aan dat zij moet toetsen of de school zich houdt aan de verplichtingen rond vakbekwaamheid, maar dat zij niet de individuele leraar moet toetsen. Hoe blijft deze nobele doelstelling dat de inspectie zich inderdaad alleen richt op toetsing aan de hand van hoofdlijnen van het schoolbeleid, in de praktijk gewaarborgd?

Voorzitter. Tot slot. Omdat dit wetsvoorstel eigenlijk alleen zaken schrapt, moest ik denken aan de uitdrukking "in de beperking toont zich pas de meester". Deze woorden staan bij Goethe in de context van vorming en beschaving. En laat dat nu juist — die vorming en beschaving — op scholen vooral gebeuren! Hij schrijft, en dan vertaal ik het maar even in het Nederlands hier in het Nederlandse parlement: zo is het ook met vorming en beschaving; vergeefs zullen de aan niets gebonden geesten naar de voltooiing van hun hoge doelen streven. Wie hoge dingen wil, moet zich bedwingen. In de beperking toont zich pas de meester. En slechts de wet kan ons de vrijheid geven.

Nu de collega's Bisschop en Kwint zich samen met de ondersteuners als een meester hebben gebogen over hun kunstwerk, zou ik zeggen: in een eenvoudige wetswijziging ligt vaak de echte vrijheid.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Kuik van het CDA. En na haar ga ik schorsen voor het diner.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Allereerst ook natuurlijk mijn complimenten aan de heren Bisschop en Kwint dat zij dit voorstel hebben uitgewerkt. Het is mooi om te zien dat collega's hun recht op medewetgeving in praktijk brengen.

Dan nu de inhoud van het voorstel. Wij hebben in het verslag vragen gesteld over de noodzaak van dit initiatiefvoorstel nu de regering ook heeft aangegeven dat zij een pas op de plaats wil maken met de uitvoering van de bepalingen ten aanzien van het lerarenregister uit het regeerakkoord. Het CDA steunt dit besluit van de regering. We zijn niet overtuigd door de antwoorden van de initiatiefnemers op onze vragen in het schriftelijk verslag over de noodzaak. De regering geeft aan deze bepaling niet te activeren, ook gezien de voorgeschiedenis. Het argument van de initiatiefnemers dat men in het onderwijsveld onvoldoende weet waar men aan toe is en vreest dat de wettelijke bepalingen toch ten uitvoer worden gelegd, kan het CDA niet volgen. Minister Slob heeft aangegeven, de bepaling niet te activeren. Daar houdt het CDA minister Slob ook aan. Bovendien, als dit geactiveerd wordt, moet dat hier aan de Kamer worden voorgelegd. Daar is geen meerderheid voor op dit moment. Misschien na 2021; dat kan.

Ik wil wel een vraag aan de minister stellen. We zijn benieuwd welke stappen ondertussen zijn gezet door de beroepsgroep.

Een ander punt waarover het CDA van mening verschilt met de initiatiefnemers is het schrappen van het professioneel statuut. Wij erkennen met de initiatiefnemers dat er nog wel enige onduidelijkheid bestaat over de uitvoering van het statuut door de scholen, maar het statuut geeft nu juist ruimte aan de docenten voor zeggenschap over hun eigen beroep. Dat is voor het CDA belangrijk en daarom willen wij niet dat het professioneel statuut uit de wet wordt geschrapt. Als dat wel zou gebeuren, zijn docenten weer afhankelijk van andere partijen voor de manier waarop uitvoering moet worden gegeven aan het beroep, zoals ook de AOb terecht constateert.

Voorzitter. Ik zal mijn fractie dus adviseren om tegen dit wetsvoorstel te stemmen.

De voorzitter:

Was dit uw bijdrage?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ja.

De heer Beertema (PVV):

Ik zou mevrouw Kuik willen toevoegen: told you so. Er is een coalitieafspraak: dit mag niet doorgaan, er moet iets beschermd worden. Ik zou mevrouw Kuik willen vragen: zijn nou al die argumenten die gewisseld zijn, die zijn aangedragen door de initiatiefnemers en die door de woordvoerders hier zijn aangedragen, totaal zinloos? Ziet mevrouw Kuik nou werkelijk niet dat het draagvlak ontbreekt? Deze hele operatie is totaal besmet, maar wil ze die nu toch overeind houden? Ziet ze dat nou niet, of buigt ze hier nou gewoon heel deemoedig haar hoofd voor de coalitiediscipline en de afspraak met de VVD dat de erfenis van Sander Dekker per se in ere gehouden moet worden? Het is een waardeloze erfenis en ik zou zo'n erfenis weigeren. Is dat nou het verhaal?

Mevrouw Kuik (CDA):

Mijn vraag is: welk probleem lossen we hier nou mee op? De wet is helemaal niet geactiveerd. Wat lossen we hier nou op? De wet is niet geactiveerd.

De heer Beertema (PVV):

Wat mij betreft is het dinerpauze. We zijn hier echt met een zinloos debat bezig.

Mevrouw Kuik (CDA):

Eens.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Op één punt herken ik het standpunt van het CDA, en dat betreft het professioneel statuut. Wij trekken daarin wel een iets andere conclusie en daarom hebben wij samen met collega Westerveld van GroenLinks een amendement ingediend, dat juist dat professioneel statuut probeert te behouden, als erfenis — laten we het zo noemen — van wat er was. Dat is de moeite waard om te behouden. Hoe beschouwt het CDA ons amendement in dit licht?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik heb het amendement nog niet gezien, maar als ik dit zo hoor, zitten we natuurlijk wel op één lijn, namelijk dat het professioneel statuut zeker van waarde is en dat dit niet geschrapt zou moeten worden. Maar wat ik ook al zei, is dat wij geen steun geven aan deze initiatiefwet. Als daar geen meerderheid voor is, is het amendement ook niet meer nodig.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De reden waarom ik steun vraag voor ons amendement, is dat het wellicht het CDA kan helpen om een ander besluit te nemen. Dus ik geef mevrouw Kuik dat toch nog ter overweging mee.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ga zeker naar het amendement kijken, maar ik heb ook aangegeven dat wij hier geen oplossing voor een probleem zien.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover de eerste termijn van de Kamer. Later gaan we luisteren naar de antwoorden van de indieners en de reactie van de minister en hebben we wellicht nog een tweede termijn. Ik dank de indieners en de minister voor hun aanwezigheid hier.

De vergadering wordt van 17.55 uur tot 18.53 uur geschorst.

Naar boven