25 Maatschappelijke opvang

Aan de orde is het VAO Maatschappelijke opvang (AO d.d. 19/12).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Maatschappelijke opvang. Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom en geef de heer Kerstens van de PvdA het woord.

De heer Kerstens (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal moties, die ik gelet op de tijd meteen maar wilde gaan voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nachtopvang nog te weinig een eerste stap naar het weer op orde krijgen van iemands leven is, terwijl het dat wél kan zijn;

overwegende dat het ombouwen van slaapzalen naar een- en tweepersoonskamers (waar mensen een eigen plek hebben) daarbij een belangrijke rol kan spelen;

verzoekt de regering in overleg met gemeenten en partijen in het veld te bezien hoe bedoeld ombouwen kan worden bevorderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (29325).

De heer Kerstens (PvdA):

Dan mijn tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eerder is overeengekomen dat geen onomkeerbare stappen ten aanzien van de zogenaamde "doordecentralisatie beschermd wonen" zullen worden gezet dan nadat de randvoorwaarden daarvoor zijn vervuld;

constaterende dat zulks op dit moment (nog) niet het geval is;

verzoekt de regering vooralsnog geen definitief besluit over doordecentralisatie te nemen en eerst eind dit jaar te evalueren of dan aan bedoelde randvoorwaarden is voldaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (29325).

De heer Kerstens (PvdA):

Dan heb ik een derde en laatste motie, voorzitter, een korte ook, waarbij ik me eerlijkheidshalve wel afvraag of ik daarmee bij de staatssecretaris aan het juiste adres ben. Dat hoor ik graag van hem.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bij dakloosheid van belang is dat snel een briefadres wordt verstrekt;

constaterende dat het daartoe centraal ingerichte meldpunt onvoldoende resultaat oplevert;

verzoekt de regering in overleg met partijen in het veld eventuele alternatieven te bezien respectievelijk te implementeren, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107 (29325).

Dank u wel, meneer Kerstens. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik was blij met de toezegging dat beter onderzocht wordt hoe het komt dat er onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond een grote stijging is geweest in dakloosheid. Zou de staatssecretaris kunnen aangeven wanneer hij ons daarover denkt te kunnen informeren en of de uitkomst wordt meegenomen in zijn actieplan?

Ook ben ik tevreden over de informatievoorziening over huisvesting voor mensen die naar Nederland willen migreren, bijvoorbeeld uit de Cariben. Die zal nog eens kritisch onder de loep worden genomen. Ook daarvoor dank ik de staatssecretaris.

Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de veiligheid in de nachtopvang vaak niet gewaarborgd is;

constaterende dat er voor dakloze zwangere vrouwen en ouders met kinderen geen passende opvang is;

overwegende dat een onveilige opvang een negatief fysiek en mentaal effect heeft op zwangere vrouwen en het ongeboren kind wegens stress, en ouders niet gescheiden zouden mogen worden van hun kinderen;

van mening dat zwangere vrouwen en ouders met kinderen niet op een onveilige nachtopvang thuishoren en passende opvang nodig hebben;

verzoekt de regering om een voorrangsregeling voor veilige opvang te maken voor zwangere vrouwen en ouders met kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Dik-Faber, Geluk-Poortvliet, Regterschot, Kerstens en Renkema.

Zij krijgt nr. 108 (29325).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vervang de heer Renkema, die er vandaag wegens persoonlijke omstandigheden niet bij kan zijn. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport coördinerend bewindspersoon dak- en thuislozen is;

constaterende dat de staatssecretaris in de brief van 17 september aankondigde nog voor het najaar van 2019 te komen met een "aanvullend plan om het aantal dak- en thuislozen de komende jaren fors terug te dringen";

constaterende dat dit aanvullende plan ondanks de alarmerende toename van het aantal dak- en thuislozen is uitgesteld naar het voorjaar van 2020;

van mening dat nu geen woorden, maar daden vereist zijn;

verzoekt de regering om uiterlijk voor het reces in april 2020 met een aanvullend plan te komen in samenspraak met andere relevante ministeries, maatschappelijke partijen en gemeenten en daarin concrete meetbare afspraken, uitvoeringsdoelstellingen én inzage in de verschillende doelgroepen op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Regterschot en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109 (29325).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige indicaties voor ambulante begeleiding onvoldoende toereikend zijn om een zelfstandige woonsituatie te kunnen vasthouden voor kwetsbaren;

constaterende dat het werkveld concludeert dat momenteel geen of te weinig hulp wordt geboden aan kwetsbaren;

overwegende dat mensen hierdoor niet zelfstandig kunnen blijven wonen na uitstroom van beschermd wonen en hierdoor de kans op terugval in de maatschappelijke opvang toeneemt;

overwegende dat in dezen goedkoop duurkoop is;

verzoekt de regering om met gemeenten in geval van multiproblematiek een minimumprijs en een minimumaantal uur af te spreken voor ambulante begeleiding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110 (29325).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Aangezien ik ook woordvoerder jeugdzorg ben, voorzitter, de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna twee op de drie dak- en thuisloze jongeren een verleden hebben in de jeugdzorg;

constaterende dat uit het onderzoek "En dan ben je volwassen" blijkt dat er verschillende knelpunten bestaan rondom de overgang van jongeren 18-min naar 18-plus, waardoor de kans toeneemt dat jongeren dak- of thuisloos worden;

verzoekt de regering om verschillende beleidsoplossingen te verkennen die borgen dat jongeren die de volwassen leeftijd bereiken niet op straat belanden, en de uitkomst van dit onderzoek nog voor het zomerreces met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 111 (29325).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een motie en nog een vraag voor de staatssecretaris. Allereerst de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitstroom vanuit de maatschappelijke opvang naar beschermd wonen en wonen met ambulante begeleiding door verschillende factoren wordt beperkt;

overwegende dat er naast een gebrek aan beschermdwonenplekken en eigen woningen een gebrek is aan ambulante (ggz-)zorg en ondersteuning, inzet op preventie en goede verslavingszorg;

overwegende dat een goede begeleide uitstroom cruciaal is om te voorkomen dat mensen terugvallen en weer in de maatschappelijke opvang terechtkomen;

verzoekt de regering een goed begeleide overgang tussen maatschappelijke opvang, beschermd wonen en wonen met ambulante begeleiding onderdeel te laten zijn van het plan over het terugdringen van dakloosheid dat in het voorjaar van 2020 naar de Kamer wordt gestuurd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Regterschot, Diertens en Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112 (29325).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. In het debat hebben we ook met elkaar van gedachten gewisseld over de opvang van zwangere vrouwen en vrouwen met jonge kinderen. Mijn collega Diertens heeft daar ook al een motie over ingediend die mede door mij ondertekend is. Ik signaleer een knelpunt dat niet alleen bij deze staatssecretaris ligt, maar ook bij de staatssecretaris van Sociale Zaken, namelijk dat zwangere vrouwen op het moment dat pleeggezinnen — zo noem ik het — zich over hen ontfermen en de vrouwen daar gaan wonen, gelijk hun urgentieverklaring voor een huurwoning verliezen. Ook worden ze gekort op de uitkering. Ik vind dat een verkeerde prikkel in ons systeem. Dat kan niet de bedoeling zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij dit met de staatssecretaris van Sociale Zaken wil bespreken en of hij de Kamer over de uitkomsten van dat overleg zou willen informeren.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Regterschot namens de VVD.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties van de kant van de VVD.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal dak- en thuislozen in de afgelopen jaren fors is gestegen en dat er sprake is van grote krapte op de woningmarkt;

constaterende dat de maatschappelijke opvang gericht moet zijn op mensen die hier langdurig mogen verblijven;

van mening dat het terugdringen van het aantal dak- en thuislozen en personen in andere vormen van beschermd wonen nadrukkelijk gezocht moet worden in het bieden van een eigen woning, waardoor doorstroming uit de opvang gestimuleerd wordt en zelfstandigheid nagestreefd kan worden;

verzoekt de regering in het toegezegde aanvullend plan te concretiseren welke (meetbare) afspraken gemaakt zijn tussen ministeries en de betrokken partijen in de maatschappelijke opvang (door middel van een schets van de hele keten);

verzoekt de regering tevens om bijvoorbeeld de mogelijkheden ten aanzien van de zogenaamde flexwoningen en/of andere alternatieve, kleinere, zelfstandige woonvormen te schetsen als concrete afspraak tussen beide ministeries voor deze doelgroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Regterschot, Geluk-Poortvliet, Dik-Faber en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113 (29325).

De voorzitter:

Een korte vraag over de motie, meneer Hijink.

De heer Hijink (SP):

Ja, omdat ik in deze motie eigenlijk het idee mis om te zorgen voor meer betaalbare huurwoningen. Er komen allerlei voorstellen voor minihuisjes voor mensen die gewoon in zware nood zitten, maar wat zij natuurlijk echt nodig hebben, is een betaalbare huurwoning. En dat mis ik eigenlijk in dit voorstel. Ik vraag me af waarom dat er niet in zit.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Vanuit de opvang geredeneerd en de doorstroming, ook na vele werkbezoeken die ik heb afgelegd, blijkt dat mensen liever in eerste instantie nog in een bepaalde vorm beschermd, maar toch zelfstandig wonen, en dat in kleinere eenheden, voordat mensen echt zelfstandig de woningmarkt op kunnen. Dus vandaar.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog één motie.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Ja, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal dak- en thuislozen in de afgelopen jaren fors is gestegen en dat er onder deze doelgroep minimaal 700 dak- en thuisloze lhbti-jongeren zijn;

constaterende dat deze jongeren meestal alleen door de onverdraagzaamheid van hun ouders op straat zijn beland;

constaterende dat er sprake is van een doelgroep zelfredzame terugkerende migranten die hun heil in de maatschappelijke opvang zoeken;

van mening dat de maatschappelijke opvang niet is bedoeld voor deze zelfredzame personen en zij zeker geen plekken bezet mogen houden van mensen waarvoor de opvang wel bedoeld is, zoals de dakloze lhbti-jongeren;

verzoekt de regering om op korte termijn, uiterlijk eind februari 2020, inzichtelijk te maken of en hoeveel zelfredzame personen oneigenlijk gebruikmaken van de maatschappelijke opvang en de te treffen maatregelen om deze situatie op te heffen;

verzoekt de regering tevens deze resultaten te betrekken in de uitwerking van het tijdens de begrotingsbehandeling VWS toegezegde verbeterplan om te komen tot betere opvang voor dakloze lhbti-jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Regterschot en El Yassini. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114 (29325).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hijink namens de SP.

De heer Hijink (SP):

Dank u, voorzitter. We hebben het in een eerder debat gewisseld: premier Rutte noemde de verdubbeling van het aantal daklozen onaanvaardbaar. Dat zijn zijn letterlijke woorden geweest; het was "onaanvaardbaar" dat het aantal daklozen in de tijd dat hij premier is, is verdubbeld. Ik heb in een ander debat tegen deze staatssecretaris gezegd hoe hypocriet het eigenlijk is om dat te zeggen, als je bedenkt dat het diezelfde premier Rutte is geweest die ervoor heeft gezorgd dat het aantal betaalbare huurwoningen flink omlaag is gegaan, dat er flink bezuinigd is op de gemeentelijke zorg en dat het mensen aan allerlei kanten moeilijker is gemaakt om rond te komen. Een van de maatregelen die is genomen, is de mantelzorgboete, ook wel de "kostendelersnorm". Die zorgt er namelijk voor dat je gekort wordt als je voor iemand zorgt terwijl je zelf in de bijstand zit. En om daar een einde aan te maken, wil de SP graag de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat momenteel bijna 40.000 mensen dakloos zijn en dat het aantal daklozen de afgelopen tien jaar is verdubbeld;

van mening dat er maatregelen nodig zijn om het aantal daklozen sterk terug te dringen;

constaterende dat het in huis nemen van of samen wonen met mensen door de kostendelersnorm binnen de Participatiewet een negatief effect op het inkomen heeft en dus een belemmerende factor is;

overwegende dat gemeenten hun discretionaire bevoegdheid kunnen gebruiken om de kostendelersnorm niet toe te passen, maar dat gemeenten hier momenteel nauwelijks gebruik van maken;

verzoekt de regering de kostendelersnorm niet van toepassing te verklaren indien iemand bereid is een persoon op te vangen die anders dakloos zal raken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hijink en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115 (29325).

Ik kijk naar de staatssecretaris. Ik schors de vergadering voor zeven minuten.

De vergadering wordt van 16.39 uur tot 16.47 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dank u wel, voorzitter. Er zijn elf moties ingediend. Die ga ik langslopen. Daarnaast zijn er nog twee vragen gesteld, die ik tot slot ook zal proberen te beantwoorden.

De eerste motie, op stuk nr. 105, ingediend door de heer Kerstens, verzoekt de regering in overleg met gemeenten en partijen in het veld te bezien hoe het ombouwen naar één- en tweepersoonskamers kan worden bevorderd. Ik snap de intentie achter de motie. Volgens mij willen we ook allemaal niet van die grote zalen met allemaal stapelbedden. Dat beeld kennen we. Ik wil de indiener wel voorhouden dat we eigenlijk ook een stap verder zouden willen gaan en mensen die op zoek zijn naar huisvesting ook gelijk zoveel mogelijk passende huisvesting willen bieden. Zo bezien is dit nog eigenlijk meer denken vanuit het oude kader van de opvang. Ik zeg daar ook bij dat er natuurlijk grote gemeenten zijn die mensen onderdak willen bieden en die er niet aan ontkomen om dat nog wat grootschalig te doen. Ik beloof hiermee de indiener wel dat ik dat gesprek aanga met gemeenten. Zo bekeken, wil ik het oordeel over deze motie ook aan de Kamer laten. Een goede beweging wat mij betreft.

De motie op stuk nr. 106 van de heer Kerstens gaat over de doordecentralisatie, geen onomkeerbare stappen nemen en het eind van het jaar terugkomen bij de Kamer. Ik vertaal letterlijk het dictum van de motie. Ik vind dat dit mijn plannen niet belemmert. Sterker nog, dit tijdpad hadden wij ook voor ogen en ik vind het een reële vraag van de indiener. Dus ik wil de motie omarmen; dus overnemen of oordeel Kamer. Dat laat ik aan de indiener over.

De voorzitter:

Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van de motie van de heer Kerstens op stuk nr. 106? Nee.

De motie-Kerstens (29325, nr. 106) is overgenomen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Van zijn derde motie, op stuk nr. 107, had de heer Kerstens al het vermoeden dat die misschien wel bij een ander ministerie ligt. Die ligt inderdaad ergens anders, bij Binnenlandse Zaken, bij minister Knops. Het briefadres moet snel worden verstrekt. Daar zijn we het gelijk over eens. Het centraal ingerichte meldpunt levert onvoldoende resultaat op. In overleg met partijen, is dan het dictum, om eventuele alternatieven te bezien. Ik zou de heer Kerstens willen vragen om deze motie alstublieft op de plek in te dienen waar die hoort, namelijk bij Binnenlandse Zaken. Ik vind het geen slecht verzoek of zo, maar het is aan de verkeerde bewindspersoon gericht. Met het oog daarop zou ik hem willen vragen de motie aan te houden en op een moment in te dienen bij de bewindspersoon van Binnenlandse Zaken.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij inhoudelijk de motie begrijpt. Ik denk dat het zuiverder is om die dan inderdaad in te dienen bij de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.

De voorzitter:

Dus u houdt de motie aan?

De heer Kerstens (PvdA):

Ja, dan houd ik haar aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Kerstens stel ik voor zijn motie (29325, nr. 107) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Blokhuis:

En dus maximaal ruimhartig naar de heer Kerstens in de bejegening.

De motie op stuk nr. 108 is de breed gesteunde motie van mevrouw Diertens cum suis over de positie van zwangere vrouwen. Daarvan kan ik kortheidshalve zeggen: oordeel Kamer, graag. Daarbij wil ik wel een opmerking maken over het woord "regeling": er moet een regeling komen. Ik zou het wel heel wel fijn vinden als de Kamer mij de ruimte wil geven om te kijken hoe we die vormgeven; hoe we daar afspraken over maken. Maar dat dit om een extra kwetsbare doelgroep gaat waar je afspraken over moet maken in een regeling, is klaar als een klontje. Geeft u mij alstublieft de ruimte om dat met de gemeente te overleggen. Hoe we dat dan vastleggen, gaat u terugvinden in het plan van aanpak, waar ik zo op terugkom. Ik had al gezegd "oordeel Kamer" bij deze motie.

Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 109, die gaat over de timing. Wanneer wordt dat aanvullend plan nou ingediend? We hebben het daar vrij uitvoerig over gehad in het algemeen overleg. Daar ben ik best wel strak geweest in de beantwoording. Dat debat moeten we hier niet over gaan doen. Ik heb gezegd: geef mij de tijd om met een goed onderbouwd plan te komen. Bij een goed onderbouwd plan hoort ook — dat voeg ik wel als element aan de discussie toe — een financieel onderbouwd plan. Want wij sluiten met elkaar niet uit wat mevrouw Westerveld en de GroenLinks-fractie zeker ook zal ondersteunen. Als uit de inventarisatie van plannen blijkt dat er ook aanvullende middelen nodig zijn en we hebben het gesprek daarover in het kabinet, dan krijgt dat een vertaling in de Voorjaarsnota. Ik weet niet of dat gebeurt, maar indien dat gebeurt, dan is dán pas het plan compleet. Als ik bij het kabinet een plan indien waar geen financiële onderbouwing bij zit, dan wordt dat gewoon weer teruggestuurd, ook in de ministerraad. Dus u stuurt mij met een vrij onmogelijke opdracht — wat zeg ik, met een onmógelijke opdracht — op pad. Ik wil zo snel mogelijk iets leveren, maar dat kan volgens mij pas na ommekomst van de Voorjaarsnota en dat is echt in het tweede kwartaal van dit jaar. In de tussentijd staan we ook niet stil en doen we heel veel. Ik moet deze motie echt ontraden.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil er in de motie best wel bij schrijven dat we dan graag willen dat er in de Voorjaarsnota met aanvullende middelen wordt gekomen. Ik weet niet of de staatssecretaris dan de motie wél kan onderschrijven.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik snap deze reactie van mevrouw Westerveld, maar daarmee is het lek niet boven, want dat is dan een soort blanco cheque onder het document. Het document is pas klaar als we kunnen zeggen: we doen dit en dit in overleg met gemeentes, uitvoerders, hulpverleners en cliënten, dit plan ligt er en dat vraagt om dit financiële beslag indien dat nodig en haalbaar is. Dat hoort daar dan ook bij en niet een blanco cheque in de zin van: dit gaan we regelen in de Voorjaarsnota. Dat maakt gewoon deel uit van het verhaal. Dus het oordeel blijft "ontraden".

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben natuurlijk ook niet voor een blanco cheque, maar het zou natuurlijk wel kunnen helpen als de Kamer in meerderheid uitspreekt dat er bijvoorbeeld een extra bedrag moet komen. Ik weet niet of de staatssecretaris dan die richting op kijkt. Ik zou hem juist graag willen ondersteunen in plaats van hem te willen tegenwerken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik waardeer het zeer dat ik in ieder geval op die manier ook steun krijg van de fractie van GroenLinks. Alleen, het kabinet weet niet of er extra middelen nodig zijn maar ook de Kamer weet dat nog niet, want dat moet blijken uit de inventarisatie die nu door de gemeenten aangeleverd wordt. Het wordt een beetje een ingewikkeld proces zo. Ik snap de goedwillendheid van de fractie van GroenLinks en de druk om tempo maken, maar de laatste die gemotiveerd moet worden om hier tempo te maken ben ik. Ik zou graag een mooi onderbouwd plan dat compleet is en met eventuele financiële dekking als die er bij moet komen, aan de Kamer aanbieden. Dus ik ontraad de motie.

Dat ontraden geldt ook voor de volgende motie van mevrouw Westerveld en dat is de motie op stuk nr. 110, die de regering vraagt om met gemeenten in geval van multiproblematiek een minimumprijs en een minimumaantal uur af te spreken voor ambulante begeleiding. Bij het lokale domein garanderen wij niet een minimumaanbod en minimumtarieven en dus hier ook niet. In dat licht bezien ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Westerveld, we wachten heel even totdat de staatssecretaris uw andere motie heeft behandeld en dan kunt u er daarna op reageren.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 111 van mevrouw Westerveld gaat over de problematiek van de 18-min en 18-plus. Mevrouw Westerveld vraagt daar terecht aandacht voor. Als ik de motie zo mag lezen dat ik die betrek bij de uitvoering van het actieprogramma Dak- en thuisloze jongeren wil ik deze motie graag aanbevelen en kan ik die oordeel Kamer geven, maar de motie op stuk nr. 110 blijf ik bikkelhard ontraden.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De staatsecretaris zegt: dat doen we niet waar het gaat om de minimumtarieven. Nee, en dat is nou precies het probleem. Als het gaat over jeugdzorg en het sociaal domein herkent de minister dit ook. We zien in de verschillende plannen dat daarin ook wordt gekeken naar een minimumtarief. Dat wil ik hem nog graag even meegeven.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan wil ik heel graag tegen mevrouw Westerveld en daarmee tegen de Kamer zeggen dat ik natuurlijk vaak in gesprek ben met collega De Jonge en dat ik dit aspect best met hem wil bespreken, dat ik ook het probleem zie dat aanbieders in financiële nood zijn en dat ze dat ook wijten aan tarieven. Dus dat gesprek wil ik graag voeren om te kijken welke passende oplossing daarvoor geboden kan worden.

In de motie op stuk nr. 112 van mevrouw Dik-Faber c.s. wordt de regering verzocht een goed begeleide overgang tussen maatschappelijke opvang, beschermd wonen en wonen met ambulante begeleiding onderdeel te laten zijn van het plan waar we het al meermalen over gehad hebben. Dat lijkt mij een mooie steun in de rug voor het kabinet. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 113 van mevrouw Regterschot bevat een dictum dat bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel gaat over een aanvullend plan waarin meetbare afspraken worden gemaakt tussen ministeries en betrokken partijen in de maatschappelijke opvang. Dat heb ik volgens mij al ronduit toegezegd in het algemeen overleg van december. Dus dat zie ik als een steun in de rug en kan ik dan ook oordeel Kamer geven. In het tweede onderdeel van het dictum wordt de regering verzocht om bijvoorbeeld mogelijkheden ten aanzien van de zogenaamde flexwoningen en/of andere alternatieve, kleinere zelfstandige woonvormen te schetsen als concrete afspraak. Ik neem aan dat dit niet ruimtebeperkend is bedoeld, maar dat het juist alle ruimte biedt aan mij om dat plan te maken met de betrokken partijen. Als dat zo is, dan wil ik ook op dit onderdeel het oordeel aan de Kamer geven.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 114. Die heeft betrekking op de lhbti-jongeren. Heel sympathiek. Graag oordeel Kamer. Ik heb wel een opmerking bij de overwegingen. Daarin staat bij het derde gedachtestreepje de constatering dat er sprake is van een doelgroep zelfredzame terugkerende migranten die hun heil in de maatschappelijk opvang zoeken. Ik vind die constatering een wat vreemde eend in de bijt van deze motie, want dat geldt wat mij betreft voor alle opvang. Er moeten geen opvangplaatsen worden ingenomen door zelfredzame mensen, ook niet door zelfredzame terugkerende migranten. Wat mij betreft zou de motie zelfs aan kracht winnen als deze constatering vervalt, want ik vind die een beetje een vreemde eend in de bijt. Maar voor het overige "oordeel Kamer". Ik steun de motie van harte.

De voorzitter:

Mocht die constatering niet worden weggehaald?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan blijft de motie oordeel Kamer, maar dan vind ik die een beetje ongelukkig.

De voorzitter:

Dat is helder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 115 van de heren Hijink en Van Dijk over de kostendelersnorm. We hebben het in het AO uitgebreid gehad over die kostendelersnorm en terecht, want dat is een belangrijk aandachtspunt bij deze belangrijke materie. Het dictum vind ik heel ver gaan. Het zal de heer Hijink niet verbazen dat ik dat zeg, want hij wil eigenlijk een categorale ontheffing voor de doelgroep, terwijl de heer Peters en ik dacht ook de heer Van Dijk een motie hebben ingediend om de effecten van de kostendelersnorm in beeld te brengen. De staatssecretaris van Sociale Zaken heeft toegezegd dit te gaan doen. Dat onderzoek wil zij voor de zomer aan de Kamer aanbieden. Wat ik wil doen, is in overleg met alle relevante partijen, aanbieders en hulpverleners, zorgvragers, maar zeker ook gemeenten, de vraag opwerpen of de wet voldoende handvatten biedt om wat betreft de kostendelersnorm uitzonderingen te maken voor bepaalde groepen. Volgens mij doet de gemeente Amsterdam dat onder de noemer "Onder de pannen". Er zijn dus al heel veel mogelijkheden. Ik zeg de indieners graag toe dat ik dit een belangrijk agendapunt laat zijn in de nota die wij dit voorjaar naar de Kamer sturen, maar ik vind dit te generiek. In dat licht ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan …

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Ik was nog niet klaar.

In reactie op de motie van mevrouw Regterschot, waarin zij mij vraagt om de Kamer voor eind februari te informeren, moet ik nog meedelen dat het laatste spannend wordt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de raad voor de gezondheidszorg en de leefomgeving, maar dat wordt in het voorjaar opgeleverd. Zodra het onderzoek wordt opgeleverd, zullen wij de Kamer direct informeren, maar dat zal zeker niet voor eind februari zijn. Die termijn wordt dus later. Ik denk dat het het tweede kwartaal van dit jaar wordt.

Dan heb ik nog twee vragen, de eerste is van mevrouw Diertens wanneer er meer informatie bekend is over de mensen met niet-westerse achtergrond, de immigranten. Dat is ook in het tweede kwartaal van dit jaar bekend. Voor de Handelingen: daar doet de raad voor de volksgezondheid en leefomgeving en woonomgeving momenteel onderzoek naar. Dat onderzoek is extern belegd.

Dan de vraag van mevrouw Dik-Faber over zwangere vrouwen. Er is een verkeerde prikkel en zij verliezen hun urgentieverstrekking. Dat heeft te maken met wonen. Dat moet ik bespreken met de collega van Wonen. Ook kunnen ze worden gekort op hun uitkering. Dat is iets voor een gesprek met de collega van Sociale Zaken. Ik ben graag bereid tot beide gesprekken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het eind van dit VAO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven