5 Vragenuur: Vraag Raemakers

Vragen van het lid Raemakers aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president over incidenten in de gesloten jeugdzorg.

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Raemakers namens D66 voor zijn vragen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik van harte welkom heet.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel. Kinderen met een psychische ziekte moet je niet opsluiten maar moet je helpen en behandeling geven. We hebben in de Kamer al heel vaak gedebatteerd over de gesloten jeugdzorg. Als Tweede Kamer hebben we al heel veel voorstellen ingediend en breed leeft ook wel de frustratie dat deze minister daar veel te traag mee omgaat. We wachten nu al een jaar. Ik wil hier toch vooraf gezegd hebben dat we gisteren via RTL op de hoogte zijn gebracht van het nieuwste actieplan, waarbij RTL dus eerder wordt geïnformeerd dan wij als Tweede Kamer. Ik vind dat niet netjes, voorzitter.

De voorzitter:

Goed dat u dit punt maakt, zou ik zeggen, meneer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Dat gezegd hebbende wil ik graag over de inhoud spreken. Kinderen met een psychisch probleem moeten we niet opsluiten. Zeker als het gaat over suïcidale kinderen moeten we die behandeling geven. We hebben het dan bijvoorbeeld over kinderen die anorexia hebben, kinderen die een psychose krijgen of kinderen die borderline hebben. Wij zien eigenlijk in de praktijk dat een geschikte behandeling van een jeugdpsychiater of een jeugdpsycholoog niet voorhanden is en dat deze kinderen, die allemaal onder de 18 jaar zijn, op een wachtlijst komen en dan worden opgesloten in gesloten jeugdhulp. Dan hebben we natuurlijk met veel belangstelling de brief van de minister gelezen. De minister zegt dat hij in 2020 suïcidaal gedrag wil gaan registreren. In 2021 moeten er dan allerlei andere zaken geregeld worden. Maar, voorzitter, wat hebben suïcidale kinderen daar nu aan? Voelt de minister de urgentie wel om nu te handelen en niet in 2020 en 2021?

Voorzitter, ik sluit af. Ook de financiën rondom de gesloten jeugdhulp blijven een zorgpunt. We krijgen van instellingen voor jeugdhulp te horen dat ze onvoldoende geld hebben. De minister doet er onderzoek naar. Dat blijft heel lang uit. Wanneer kunnen wij al die onderzoeken verwachten?

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister en ik wil hem op voorhand vragen om echt concreet in te gaan op de vragen.

Minister De Jonge:

Zeker, voorzitter. Gisteren heb ik om vijf over half zeven een brief aan de Kamer gestuurd en om half zeven was het bericht bij RTL Nieuws; dat is niet de goede volgorde en daarvoor mijn excuses.

Dan de inhoud van de vragen. Het plan van aanpak, zoals de Kamer dat gisteren heeft ontvangen, is het plan van aanpak dat ik samen met de sector heb gemaakt. Ik zou dat in het eerste kwartaal doen. Dat is afgesproken in het programma Zorg voor de Jeugd. Daarmee heb ik qua timing — meen ik oprecht — geen andere route gekozen dan met uw Kamer is overeengekomen. De urgentie zoals de heer Raemakers die onderstreept, ervaar ik zelf net zo. We zullen toe moeten naar een gesloten jeugdzorg die kleinschaliger is van opzet, die gezinsgerichter is, met een minder repressief klimaat, waarbij we het separeren weten te stoppen tot nul en waarbij we veel beter worden in suïcidepreventie. Daarmee deel ik van harte de urgentie zoals de heer Raemakers die over het voetlicht brengt.

De aanpak van al die elementen wordt in dit programma verwoord. Bij de aanpak op suïcidepreventie gaat het bijvoorbeeld om een training van alle medewerkers, het gaat om handvatten voor risicotaxatie en gespreksvoering, het gaat om kennisuitwisseling, het gaat inderdaad om de registratie van suïcidaal gedrag en het gaat om het doen van wetenschappelijk onderzoek. De termijnen zoals de sector die in dit plan heeft neergelegd, zijn uiterste termijnen. Het zijn zeker geen starttermijnen. Ik heb juist met alle instellingen afgesproken — voor zover men niet al bezig is om dit werkelijkheid te laten worden — dat men zo snel mogelijk aan de slag gaat. Kortom, waar u leest dat iets op 1 januari 2020 is afgerond, wil dat niet zeggen dat er tot die tijd wordt gewacht om dat overal in te voeren. Ik deel uw urgentie.

De heer Raemakers (D66):

Ik ben allereerst blij dat de minister ruiterlijk toegeeft dat het informeren van de Kamer niet goed is gegaan. Het lijkt me belangrijk om dat vast te stellen.

Ik wil nog ingaan op de training op het gebied van suïcidepreventie voor medewerkers in de gesloten jeugdhulp. Ik begrijp dat 2021 een uiterste termijn is, maar ik maak me toch wel ernstig zorgen dat er op dit moment heel veel gesloten jeugdinstellingen zijn waar die opleiding niet aan de orde is, waar kinderen met een suïcidale problematiek niet voldoende worden begeleid. Ik maak me daar zorgen over. Ik begrijp dat het in sommige instellingen wel goed geregeld zal zijn, maar ik wil de minister echt met klem vragen om in dit kader ook in te gaan op het onderzoek dat momenteel loopt naar de jeugd-ggz. Daar heb ik de minister nog niet over gehoord. Hoe staat het daarmee?

Daarnaast heb ik ook geïnformeerd naar de financiën. We weten dat ook op dat gebied een aantal onderzoeken loopt. Ik heb even gekeken op de website van de VNG. De voorzitter van de VNG-commissie Financiën heeft aangegeven dat uit een onafhankelijk onderzoek naar het budget blijkt dat het aantal jeugdigen dat hulp nodig heeft, de afgelopen jaren sterk is gestegen. Kan de minister dat bevestigen en kan hij dat onderzoek ook zo snel mogelijk naar de Kamer sturen? Ik citeer nog even de VNG-website. Daar staat dat men in het onderzoek ook heeft gekeken naar de intensiteit van de jeugdhulp bij 26 gemeenten. Ook die nam toe. Het is dus logisch dat de kosten van de jeugdhulp sterk zijn gestegen. De minister heeft aangegeven aan dat er bij 30 gemeenten een onderzoek wordt gedaan, bij 15 gemeenten met en 15 gemeenten zonder een tekort. Nu ik op de VNG-website heb gelezen dat er 26 gemeenten zijn onderzocht, betekent dat dan dat er 15 gemeenten met een tekort zijn onderzocht en dat er in Nederland maar 11 gemeenten zijn die geen tekort hebben op de jeugdzorg? Hoe moet ik die cijfers interpreteren?

Minister De Jonge:

Allereerst over de suïcidepreventie. Ik deel de urgentie zoals de heer Raemakers die onder woorden brengt. Ik heb aangegeven dat de termijnen die de sector in het plan van aanpak heeft genoemd, uiterste termijnen zijn. Alle instellingen zijn op dit moment gewoon aan de slag. En dat is nodig ook; dat zeg ik er meteen maar bij.

Ten tweede, het onderzoek naar de volumeontwikkeling en de financiële implicaties van die ontwikkeling. Ik heb de Kamer al toegezegd om dat te doen bij voorjaarsnota. Dus op dit moment zijn al die onderzoeken in afronding. Een aantal is al afgerond. Dan gaat het bijvoorbeeld over Iv3, dus over de uitputting in het sociaal domein. Er loopt een aantal onderzoeken die daarvoor relevant zijn. Dat is ten eerste een onderzoek dat wij samen met de VNG doen naar de volumeontwikkeling. Dat is ten tweede een benchmarkonderzoek waaraan u refereert. Dat is ten derde de analyse van het Fonds tekortgemeenten en dat zijn ten vierde de Iv3-cijfers, de uitputting in het sociaal domein. Dat komt allemaal bij elkaar bij de besluitvorming van de voorjaarsnota. Ik heb toegezegd om dat met het besluit dat het kabinet daaraan verbindt, in de richting van de Kamer te sturen. En dan nog één onderzoek. Dat is het actieonderzoek waar u zelf om verzocht heeft naar de jeugd-ggz. Dat zal afgerond zijn in juni.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank u wel, meneer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter. Ik wil dan toch heel even nog scherper krijgen ...

De voorzitter:

Heel even.

De heer Raemakers (D66):

... om te voorkomen dat wij weer dingen in de pers moeten vernemen en niet eerst naar de Kamer krijgen. Waarom stuurt de minister dat Iv3-onderzoek en dat onderzoek onder die 26 of 30 gemeenten niet nú naar de Kamer? Want dat onderzoek is er, dus dan kan hij het ook gewoon naar de Kamer sturen.

Minister De Jonge:

Volgens mij heeft de Kamer Iv3; dat krijgt de Kamer altijd via BZK. Volgens mij zijn de andere onderzoeken in afronding. Ik hecht er juist aan om dat onderzoek vergezeld te doen gaan van een inhoudelijke beleidsreactie. Dat is ook wat eerder met de Kamer is afgesproken. Dat vergt vervolgens dat we ook de financiële afspraak maken die daarbij past. Dus daarom hecht ik eraan die dingen bij elkaar te houden. Bovendien, volgens mij zijn ze in afronding, maar ik kijk daarvoor eventjes naar de ambtenarij en die knikt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raemakers. Mevrouw Agema, namens de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Dit is het zestiende actieplan van deze minister in zeventien maanden! Ik hoop dat de minister zichzelf nog serieus neemt dat hij iedere keer als er een probleem is geen actie écht onderneemt, maar de vlucht naar voren neemt en met een actieplan komt. Terwijl we de minister kunnen lezen, ook gisteren in de krant. Ik citeer: "Als we zorgen dat er minder kinderen in de gesloten jeugdzorg hoeven te verblijven, durf ik de stelling wel aan dat op den duur de zorg daar niet duurder door wordt." Met andere woorden, hij komt met een actieplan in plaats van met geld. Wil de minister nu voor eens en voor altijd eens eerlijk zijn tegen de mensen thuis, tegen deze kinderen, die suïcidaal zijn, die hulp nodig hebben, kinderen in de gesloten jeugdzorg, dat er niets anders gaat komen dan een goedkoop actieplannetje?

Minister De Jonge:

Nee, mevrouw Agema is niet juist. Wij hebben vorig jaar het programma Zorg voor de Jeugd met elkaar besproken. In dat programma Zorg voor de Jeugd is afgesproken dat we met de sector zouden gaan werken aan een plan om het aantal suïcides te doen verminderen, om het aantal afzonderingen te doen verminderen, om te werken aan een kleinschaliger opzet van de gesloten jeugdzorg. Dat is allemaal de afspraak zoals ik die vorig jaar met uw Kamer heb gemaakt. Ik zou dat gaan uitwerken, samen met de sector. Nou, dat is gebeurd. Dit is een plan waar zowel vanuit de instellingen aan is meegeschreven, waar vanuit jongeren aan is meegeschreven en waar vanuit professionals aan is meegeschreven. Dus dit is exact wat ik met uw Kamer heb afgesproken en ook exact wat er nodig is. Zonder het samen te doen, gaat het ons niet lukken.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hoorden net dat dit het zestiende actieplan van de minister is, in ieder geval het zevende actieplan als het gaat om jongeren en jeugd. Dit actieplan staat vol met hele mooie woorden, mooie tabellen, mooie afbeeldingen, maar als je dan kijkt naar de begroting, dan is dat dit. Hier staat eigenlijk in zoveel woorden dat nog niet duidelijk is waar het geld vandaan moet komen. Dát vind ik een zwaar punt, want als wij hier een voorstel doen, moeten we áltijd aangeven waar die dekking vandaan komt. We worden uitgelachen als we hier uitgebreide voorstellen doen zonder dekking. Dat gebeurt wel telkens bij de actieplannen. Ik wil de minister daarom vragen om vóór het volgende debat, als wij het hier uitgebreider over hebben, ons in ieder geval een duidelijke begroting te geven, maar om ons ook een overzicht te geven van wat er nu concreet is gedaan naar aanleiding van alle andere actieplannen.

Minister De Jonge:

Voorzitter. Wij hebben een aantal debatten in het verschiet de komende tijd, onder andere over deze aanpak van de gesloten jeugdzorg, dus met de sector opgesteld, met jongeren, met professionals. Ik hecht eraan om dat te onderstrepen. Dit is niet iets wat op het ministerie met de knieën onder het bureau bedacht is. Dit is iets waarbij met name professionals zelf aan de pen hebben gezeten. Wij zullen in mei, meen ik, een voortgangsdebat hebben over de jeugdzorg. Ter voorbereiding daarop krijgt u gewoon een voortgangsrapportage zoals u dat altijd krijgt, bij alle programma's, waarin we exact opschrijven wat we tot op heden hebben bereikt, welke acties we ons hebben voorgenomen en wat we ook hebben uitgevoerd.

De voorzitter:

De vraag van mevrouw Westerveld was of er ook een begroting bij zit.

Minister De Jonge:

En de financiële vertaling van dit verhaal? Ik wil met graagte toezeggen dat zo goed als mogelijk te doen, maar nou juist omdat het ook gaat over de ombouw van voorzieningen, waarbij natuurlijk ook de opdrachtgevende gemeenten in overleg moeten met de instellingen, kan dat niet tot op de laatste komma. Dat is ook meer iets voor tussen gemeenten en tussen instellingen dan dat het Rijk daarin iets te doen heeft. Dus ik wil daar best nog een brief over sturen, maar dat zal niet zijn uitgewerkt in april. Daar kunnen we niet op wachten.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken namens de PvdA. Ik zie u zuchten!

Mevrouw Kuiken (PvdA):

"De coalitie van de onomkeerbare verandering". Daar is-ie weer: een mooie jeukwoordenbingoterm. Ik schrijf hem erbij in mijn rijtje. Ik ben er bang voor dat de term "onomkeerbare verandering" een term is om te verhullen dat we de minister nergens op kunnen afrekenen omdat er geen concrete prestaties in staan en er geen geld wordt uitgetrokken. We weten dus niet wanneer we naar de nul gaan. We weten niet wanneer we tevreden zijn als er minder suïcides plaatsvinden onder kinderen.

De voorzitter:

En de vraag is?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik wil aan de minister het volgende vragen. Doe maar die brief, waarnaar terecht is gevraagd door collega Westerveld, maar vul die ook aan met waarop we de minister wanneer kunnen afrekenen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Want anders heeft het actieplan totaal geen zin.

Minister De Jonge:

Met cynisme is de wereld nog nooit verbeterd. Wat wij hier te doen hebben, is daadwerkelijk een verandering aanbrengen in de serieuze vraagstukken waarover we menigmaal in debat zijn gegaan. Hier heeft de sector zelf — en hebben de instellingen zelf, de professionals zelf en jongeren — bedacht wat er nodig is om die verandering in gang te zetten. Dat is wat u hier terugleest. Ik ben graag bereid om een aanvullende brief te sturen. U weet wat we hebben afgesproken over de separaties, al in het programma Zorg voor de Jeugd, namelijk naar nul in 2021. U weet precies waarop u mij kunt afrekenen. Ik ben ook zeer aanspreekbaar op dat resultaat.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit vragenuur. Ik schors voor enkele ogenblikken. Daarna gaan we eerst een nieuwe collega beëdigen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven