3 Insectensterfte

Aan de orde is het debat over insectensterfte.

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom, ook de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de mensen op de publieke tribune. We beginnen vandaag met het debat over insectensterfte. Ik geef mevrouw Bromet namens GroenLinks als eerste spreker het woord. De spreektijden zijn vier minuten.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zie mezelf nog staan afgelopen zomer in de tuin. Het was bijna avond. Het was stil. Er was geen wind. Boven de bloemen in mijn tuin hing een wolk vol kleine beestjes: bijen, hommels, vlinders. Ik hoorde ze zoemen en ik keek ernaar: ze waren er weer na een lange winter. Ze waren er weer maar ze bezorgden me buikpijn. Waren ze met minder dan vorig jaar? Kon ik de verontrustende berichten over de insectensterfte ook zien?

Ik ben blij dat de minister erkent dat het klopt dat het aantal insecten afneemt. Bijna 80% van de insecten is verdwenen, blijkt uit onderzoek. En dat is erg. Insecten vormen de basis waar vogels, andere dieren en ook mensen afhankelijk van zijn. De vermoedelijke oorzaken zijn bekend: intensieve landbouw, te veel stikstof en fosfaat afkomstig uit de mest van ons vee en landbouwgif. Het mooie is dat we weten hoe het komt dat het zo slecht gaat met onze insecten, want dan kunnen we ook werken aan een oplossing, namelijk minder landbouw, minder mest en minder gif. Maar ondanks dat iedereen hier het probleem erkent, komt er nog geen oplossing. Een lieveheersbeestje heeft niets aan extra onderzoek en er komt geen libelle bij door nog meer overleg. Er moeten maatregelen komen. Minder gif, minder mest; dat helpt de insecten echt.

De minister heeft net als de GroenLinksfractie met voorstellen gewacht in afwachting van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Dat is een toe te juichen initiatief waarin boeren, bedrijfsleven, bankwezen en natuur- en milieuorganisaties samenwerken aan meer natuur in Nederland. Ik ben blij dat deze partijen bevestigen dat we een probleem hebben met de natuur. Ik vrees dat niet alle achterbannen van deze partijen zo ver zijn en sommige nog in de ontkenningsfase zitten, maar die hebben misschien nog wat meer tijd nodig.

Ik heb het Deltaplan Biodiversiteitsherstel gelezen en het spijt me echt dat ik het moet zeggen, maar ik ben teleurgesteld, ondanks alle goede bedoelingen, want ik weet zeker dat er met hart en ziel gewerkt is aan het plan. Misschien ben ik ook wel iets te ongeduldig. Er komen kritische prestatie-indicatoren (KPI's), een monitoringssystematiek, nationale biodiversiteitsindicatoren, werkroutes en een nieuwe governancestructuur. Die moeten zorgen voor een droombeeld in 2030 dat ook mijn droombeeld is: een florerende delta voor mens en natuur. Maar worden daarmee de oorzaken van insectensterfte weggenomen? Ik lees niets over stikstof- en fosfaatafname. Ik lees niets over landbouwgif of, zoals sommigen het noemen, gewasbeschermingsmiddelen. Ik lees niets over het verbinden van natuurgebieden. En nou ja, als we kringlooplandbouw als extensivering van de landbouw zien, zou je daar met goede wil nog wel wat over kunnen lezen.

Ik wil niks afdoen aan de goede bedoelingen van de partijen die het deltaplan schreven. Ik weet dat de mensen aan tafel uit de sector soms grote moeite hebben om hun achterban in beweging te brengen. Ik spreek veel enthousiaste boeren die net als ik buikpijn hebben van de insectensterfte. GroenLinks denkt dat er radicale maatregelen nodig zijn om de insectensterfte te stoppen. Er moet een plan komen voor minder stikstof, minder fosfaat, minder bestrijdingsmiddelen, betere verbindingen tussen natuurgebieden en voor meer natuur in agrarisch gebied. Wij hebben haast. We kunnen niet op deze manier doorgaan, met het risico dat we straks geen mug, geen libelle en geen lieveheersbeestje meer overhebben. Zonder insecten ook geen mens.

Voorzitter. Ik heb enkele vragen aan de minister. Is zij het met GroenLinks eens dat de biodiversiteit een publieke opgave is? Gelooft zij dat Nederland met de voorgestelde maatregelen uit het Deltaplan Biodiversiteitsherstel in 2030 is veranderd in een florerende delta voor mens en dier? Hoe gaat zij in de gaten houden of wij op koers liggen en gaat zij iets doen als het plan niet aankoerst op het geschetste droombeeld?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Niemand zal ontkennen dat teruggang van insecten zorgelijk is. Insecten staan aan het begin van onze voedselketen. En voor bestuiving van bomen en planten zijn insecten zeer belangrijk. Insecten zijn een belangrijk onderdeel van een gezonde balans in de natuur. Er zijn diverse onderzoeken die aangeven dat het met de insecten in de natuurgebieden slecht gaat. En als je dat zegt, komt gelijk de reactie dat de landbouw de oorzaak is. In deze discussie zie ik ecologen en biologen die dat ook met zekerheid durven te beweren, zonder dat ze er onderzoek naar hebben gedaan. Volgens mij wordt daarbij vergeten dat in Nederland de landbouwgrond is afgenomen. Tussen 1950 en 2016 is 550.000 hectare cultuurgrond aan de landbouw onttrokken. Sinds 1996 is 40.000 hectare landbouwgrond bebouwd met woningen en bedrijven en is 10.000 hectare landbouwgrond bos geworden.

Voorzitter. Het is belangrijk dat we weten waar we het over hebben. Daarvoor is meer monitoring noodzakelijk. De minister stelt dat ze dat gaat verkennen. Het rapport van Wageningen is van een jaar geleden, maar nog niet duidelijk is wat voor monitoring er gaat komen voor onder andere agrarische gebieden. Hoe staat het met het opzetten van deze monitoring? Wanneer wordt hierover een beslissing genomen?

Voorzitter. De zeer waarschijnlijke afname van insecten komt door verschillende factoren, waaronder onze landinrichting, maar waarschijnlijk ook door afname van landbouwgrond, toename van wegen, woningen, industrieterreinen. Het is daarom goed dat natuurorganisaties, wetenschap, retail en landbouworganisaties de handen ineengeslagen hebben en gekomen zijn met een Deltaplan Biodiversiteit. Hulde aan deze partijen, die samen willen werken. Voor boeren is het belangrijk dat ze ook beloond worden voor hun inspanningen om de natuur een zetje in de rug te geven, zoals met houtwallen. Welke kansen ziet de minister om ervoor te zorgen dat dit soort initiatieven een nieuw verdienmodel kunnen zijn? Daarnaast is het CDA verheugd dat het Deltaplan Biodiversiteit ook kijkt naar de openbare ruimte van met name de stad. Daarbij rijst de vraag hoe we ervoor zorgen dat parken en bermen interessant zijn voor insecten die we willen. Wordt hierover gezamenlijk nagedacht? Welke plannen worden er al in de praktijk gebracht? Wat zijn daarvan de resultaten? Hoe is bijvoorbeeld Rijkswaterstaat hiermee bezig, bij de inrichting van ons land?

Voorzitter. Daarnaast moeten we ook over de grenzen kijken om te zien hoe daar de biodiversiteit wordt beschermd. Welke standaarden zijn er voor het voorkomen van biodiversiteitsverlies bij handelsverdragen van de Europese Unie, is zo'n vraag die ik aan de minister wil stellen. Welke mogelijkheden ziet de minister om hieraan mee te doen? Voorzitter, dank u wel.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik denk dat de heer Geurts gelijk heeft dat het best zo zou kunnen zijn dat er juist door de verstedelijking en de aanleg van wegen minder ruimte is gekomen voor de natuur. Denkt hij dat de oplossing, namelijk weer een insectenpopulatie die op peil is, alleen gezocht moet worden in de natuurgebieden? Of denkt hij dat het juist met die verstedelijking veel urgenter is geworden dat er ook in het agrarisch gebied meer natuur komt?

De heer Geurts (CDA):

Mevrouw Bromet snijdt wel een belangwekkend punt aan. Ik heb dat ook getracht in mijn bijdrage aan te geven, namelijk dat er meerdere factoren zijn. Wat ik in de discussie zie, is dat er heel snel wordt gewezen — ik hoor dat ook in de bijdrage van GroenLinks — naar de landbouw. U begon over meststoffen en over gewasbeschermingsmiddelen. Ik vind het nou zo mooi van het Deltaplan Biodiversiteit dat daarin naar meerdere oplossingen gekeken wordt. En ja, ook onze partij zou graag willen dat er veel meer insecten bij komen in deze wereld, want ik heb ook aan het begin van mijn betoog aangegeven dat dat belangrijk is voor de balans in onze samenleving. Ik zal een praktisch voorbeeld geven. Ik was recent op werkbezoek in Drenthe. Ik was daar in een mooi recreatiepark dat ingericht is om te recreëren in de natuur en met de natuur. Daar hebben natuurorganisaties — in dit geval de terreinbeherende organisatie Staatsbosbeheer aan de ene kant en Natuurmonumenten aan de andere kant — de waterpeilen verhoogd. Wat gaat er dan gebeuren? De recreanten kunnen in het voorjaar niet recreëren vanwege het hoge waterpeil en in de zomer neemt de muggenpopulatie zo hard toe dat mensen gewoon weggaan. Ik denk dat als je aan de knoppen van onze schepping zit te draaien, dat gevolgen heeft.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik had gevraagd of de heer Geurts denkt dat er ook in het agrarisch gebied meer ruimte moet komen voor de natuur, maar ik krijg daar geen antwoord op.

De heer Geurts (CDA):

Sorry, maar dan heeft mevrouw Bromet niet heel goed naar mijn bijdrage geluisterd. Ik sprak zelfs over houtwallen. Als u kijkt naar wat wij als CDA in de afgelopen jaren en decennia hebben ingebracht, ook in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dan ziet u dat wij het heel belangrijk vinden om natuurelementen te behouden. Maar we kennen de reactie van de minister ook, namelijk dat het heel moeilijk is om dat in Nederland op korte termijn door te voeren. Dus ja, het CDA vindt dat zeer belangrijk. Ik zou graag met GroenLinks willen samenwerken om dat beter voor elkaar te krijgen en om dat niet tegen elkaar af te zetten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We mogen maar heel wenig vragen stellen, dus ik probeer het scherp te houden bij het CDA. Toen de Partij voor de Dieren wees op het belang van biodiversiteit in de steden werden we jaren geleden weggehoond door het CDA: o, wil de Partij voor de Dieren een schutting- en tegelverbod? Nu staan we hier te debatteren over de grote, grote schade die de landbouw toebrengt aan de biodiversiteit en dan zegt het CDA: nee, we moeten het in de steden zoeken. Een: gaat het CDA dat ook echt doen? En twee: waarom kiest het CDA ervoor om een gerenommeerd instituut als het Planbureau voor de Leefomgeving hier in één adem weg te zetten als mensen die maar een beetje goochelen met cijfers? Want dat deed het CDA net aan het begin van de bijdrage.

De heer Geurts (CDA):

Dit lijkt mij een interruptie die is voorbereid zonder dat er geluisterd is naar mijn tekst. Ik heb een goed geheugen, met name als het gaat om wat ik zelf gezegd heb in de jaren waarin ik Kamerlid ben. Volgens mij heb ik nooit de woorden gebruikt die mevrouw Ouwehand hier bezigt. Zij heeft het over decennia geleden. Ik heb net de getallen genoemd als het gaat om de afname van landbouwgrond. Ja, in 1950 dacht het CDA, de voorlopers van het CDA in die tijd, daar iets anders over. Waar het om gaat, zo zeg ik tegen mevrouw Ouwehand, is dat we elkaar de hand geven en dat we proberen om de biodiversiteit in Nederland te verbeteren. Daarom ben ik zo blij met het Deltaplan, waarmee men elkaar de hand toesteekt en waarmee gewerkt wordt aan verbetering. Ja, het kan altijd beter, maar laten we dan ook werken aan die verbetering.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dit is precies waarom je niet kan samenwerken met het CDA. Samenwerken met een partij die ontkent wat het Planbureau opschrijft, namelijk dat de landbouw een belangrijke veroorzaker is. Samenwerken met een partij die alle pogingen om landbouwgif terug te dringen, tegenhoudt. Samenwerken met een partij die het hele land vol mestfabrieken wil zetten. Dat gaat dus niet werken. Samenwerken kan alleen als de kaders worden gerespecteerd. Dat betekent dat deze minister, die verantwoordelijk is voor de biodiversiteit in Nederland, de doelen moet halen die nota bene CDA-minister Verburg heeft opgeschreven. Als het CDA daar nu van terugkomt en zelfs het PBL probeert zwart te maken, dan kan je dus niet samenwerken met zo'n partij.

De heer Geurts (CDA):

Dat is meer een mening. Mevrouw Ouwehand heeft ook weleens tegen ons, het CDA, en tegen mij, als persoon, gezegd: de aartsvijand. Het zal zo zijn. Het gaat erom dat we in deze samenleving met elkaar samenwerken. Als u goed geluisterd had naar mijn tekst — maar dat heeft mevrouw Ouwehand niet gedaan — dan had u gehoord dat ik heb aangegeven dat er verschillende factoren zijn. Ik ontken niet dat ook de landbouw en de landinrichting een factor zijn. Dus ja, kom dan niet met deze rabiate taal. Het brengt u niks, het brengt de samenleving niks en het brengt de insecten uiteindelijk ook niks.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. "Het beste moment om een boom te planten is twintig jaar geleden, maar het een na beste moment is vandaag". Die uitspraak van Confucius heeft heel veel in zich: als je wilt beschermen wat van waarde is, is het belangrijk om op tijd te beginnen. Het tweede dat je ervan kunt leren is dat je weliswaar kunt blijven hangen in "we hadden het anders moeten doen", maar dat het belangrijk is om te handelen op het moment dat je, in dit geval, de stukken leest en tot je door laat dringen wat er aan het gebeuren is en wat je eigen verantwoordelijkheid is.

We spreken vandaag over de biodiversiteit. Voor de mensen die dat niet weten: biodiversiteit is het leven op aarde. De Partij voor de Dieren vindt dat al het leven op aarde zijn waarde heeft in zichzelf, los van het nut voor de mens. Het allerbelangrijkste wat we moeten zien te leren als samenleving is dat er andere levende wezens zijn die net zulke zwaarwegende belangen hebben als de mens zelf. Voor ons gaat het om vijf minuten eerder thuis zijn als we weer eens ergens natuur opofferen voor asfalt of 130 km/u mogen rijden. Maar voor dat leven, dat aan de kant moet, is het letterlijk de dood. De mensenbelangen die altijd maar weer prevaleren, zijn geen levensbedreigende belangen. Het is niet zo dat we er dood van gaan als we niet 130 km/u mogen rijden of als dat stukje asfalt niet doorgaat of als er weer een nieuw kantoorgebouw komt omdat die leegstaande ons niet bevallen. Voor mensen zijn het heel vaak futiele belangen, maar we maken wel de rest van het leven dood. De bomen verdwijnen, de insecten verdwijnen, de vogels verdwijnen: alles moet dood. Als we daarop reflecteren, dan zou je alleen al vanuit dat beginsel veel meer waarde moeten toekennen aan de natuur. Maar zelfs als je dat niet wilt, als je niet wilt erkennen dat het andere leven op aarde ook gewoon zijn belangen heeft en respect van ons verdient, dan zou je nog kunnen denken aan de gevolgen voor onszelf. We zijn volledig afhankelijk van de biodiversiteit.

De voorzitter zei laatst, toen ik een debat aanvroeg over hoe de biodiversiteit en de crisis daarin de toekomst van ons voedsel wereldwijd bedreigt: misschien moet u even een kopje koffie met uw collega's drinken en dan een ander voorstel doen voor een debat. Koffie is een van de dingen die we kwijtraken als we de biodiversiteit niet weten te herstellen. 80% van de voedselgewassen is afhankelijk van bestuivers zoals de bij. Hoe kunnen we er prat op gaan dat we de meest intelligente soort op aarde zijn en onze eigen leefomgeving zo drastisch vernietigen? Ik begrijp het werkelijk niet. Ik kan het ook niet uitleggen aan mensen die mij vragen hoe het kan dat de politiek hiermee instemt. Hoe kan dat nou? Ik denk dat de verklaring is dat hier, in dit land, samenwerken al als winst wordt gezien, en dat LTO tevreden moet worden gesteld. Nee, als LTO niet mee wil werken, dan wordt het natuurlijk niks met de biodiversiteit. Hallo, LTO is een belangenorganisatie! En de minister is verantwoordelijk voor het beschermen van de biodiversiteit. De enige goede reden om je doelen naar beneden bij te stellen, wat in de afgelopen decennia is gebeurd, is dat het misschien wel meeviel: o, we dachten dat het biodiversiteitsverlies een groot drama was, maar we hebben nu cijfers waaruit blijkt dat alles is gelukt; we hoeven dus niks meer. Maar dat was niet het geval. De biodiversiteitsdoelen zijn niet gehaald. Dat zijn doelen die VVD, D66 en de Partij van de Arbeid onder Paars II hebben afgesproken, en later waren het CDA, Partij van de Arbeid en ChristenUnie. Dus de minister kan gewoon tegen deze Kamer zeggen: hallo, ik ben verantwoordelijk, dus we gaan het doen zoals het moet en niet achteroverleunen en wachten op vrijwillige samenwerking in een biodiversiteitsplan waar geen enkele verplichting in zit. Er moet een einde komen aan landbouwgif, er moet een einde komen aan de vermesting van onze natuur, en de minister is aan zet.

Ik heb een boompje meegenomen, dat ik aan het einde van het debat graag aan de minister wil aanbieden. Dit is haar kans. Het een na beste moment om een boom te planten is vandaag. De boodschap is: de minister moet vandaag laten zien welke verantwoordelijkheid zij neemt bovenop die vrijwillige afspraken in het deltaplan tussen natuurorganisaties en de sector.

De heer Geurts (CDA):

Ik zal proberen de vraag heel kort te formuleren. Zijn mevrouw Ouwehand en de Partij voor de Dieren bereid om samen te werken in dit land om doelen te halen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zeker, maar zolang de partijen die de meerderheid in handen hebben ervoor kiezen om de belangen van LTO belangrijker te maken dan het publieke belang van onze natuur, is er geen gesprek mogelijk. De Partij voor de Dieren zegt: je moet de natuur beschermen, en dus moet je bij het begin beginnen; de overheid moet zorgen voor een verbod op landbouwgif en een einde aan de overbemesting. Als het CDA dat niet deelt, dan kan de Partij voor de Dieren niet samenwerken, want de bal ligt wel hier en niet aan een tafeltje tussen natuurorganisaties en LTO.

De heer Geurts (CDA):

Ik begrijp uit dit antwoord dat samenwerken bij de Partij voor de Dieren betekent dat het onder de voorwaarden moet waar de Partij voor de Dieren wil eindigen. Iedereen die wil samenwerken met de Partij voor de Dieren zal dus alles moeten inleveren en het zal op de lijn van de Partij voor de Dieren moeten gebeuren. Dat gaat in deze samenleving gewoon niet landen, zeg ik tegen mevrouw Ouwehand. Ik hoop dat ze dat begrijpt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Was dat maar waar. De lijn van de Partij voor de Dieren is dat we respecteren dat het andere leven op aarde belangen heeft en dat we dat niet mogen platwalsen. Dat is de lijn van de Partij voor de Dieren. Daar is het CDA nog lang niet in de buurt. Wat ik hier oplees, zijn de voorstellen van CDA-minister Verburg. Ik lees ze voor. "Per 2010 en daarna wordt de achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland gestopt, en in 2020 is er sprake van duurzame condities voor het voortbestaan van alle soorten en populaties die in het recente verleden (1982) van nature in ons land voorkwamen." Dat was de belofte van het CDA. Maar dat zit de landbouw in de weg, en dus komt het CDA daarop terug en staat de Partij voor de Dieren hier nu te boek als een partij die heel veel onmogelijke dingen wil. U moet uw eigen beloftes nakomen. Dat verdienen de kiezers en dat verdient de natuur.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu het woord aan de heer Weverling namens de VVD.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Nederland is een prachtig land. In ons land kunnen we mooi wonen, mooi werken en genieten van de natuur en het groen dat Nederland rijk is. We moeten dit beschermen om het door te kunnen geven aan onze kinderen. Vandaag spreken we over insectensterfte in Nederland. Insecten zijn van groot belang voor een goed functionerend ecosysteem. De laatste tijd zijn er regelmatig berichten in het nieuws dat het niet goed gaat met de insecten in Nederland. Wat de VVD betreft moeten we goed weten waar we het over hebben voordat we conclusies trekken. De Wageningen Universiteit heeft ook geconcludeerd dat er nog wel belangrijke kennishiaten gevuld moeten worden. Het is in ons algemeen belang om de biodiversiteit in Nederland sterk te houden. Dat is niet alleen van belang voor de natuur in Nederland, maar ook voor onze boeren, onze tuinders en de voedselvoorziening. Deze groepen hebben een robuuste biodiversiteit nodig voor hun bedrijfsvoering.

Daarom zien we ook dat deze groepen zich inzetten voor het sterker maken van de biodiversiteit, bijvoorbeeld door middel van natuurinclusieve landbouw. Dat er verschillende initiatieven zijn die de biodiversiteit willen verbeteren, is waardevol, juist omdat dit brede coalities zijn. Ik noem er een aantal. In de Bijenstrategie, waaraan 40 partijen meewerken, zijn drie doelen vastgesteld: het bevorderen van de biodiversiteit, een betere wisselwerking tussen landbouw en natuur, en het helpen om de gezondheid van de honingbij te verbeteren. 80 maatregelen moeten ervoor zorgen dat de leefomgeving van de bijen verbetert en dat tevens de biodiversiteit wordt vergroot. Hierbij moet dan wel opgemerkt worden dat we, als we dit tot een succes willen maken, ook een aantal natuurlijke vijanden van de bij moeten bestrijden. Eén hiervan is bijvoorbeeld de varroamijt. De VVD heeft hier al eerder aandacht voor gevraagd. De minister leek in het verleden niet zo enthousiast over het aanpakken van deze mijt. Ik roep de minister op om nu echt stappen te zetten in het bestrijden hiervan.

Een aantal maanden geleden kwam hierbij ook nog het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, een mooi initiatief waaraan zeer veel partijen hebben bijgedragen zonder inmenging van de overheid. Dat is een compliment waard. De partijen zetten zich in voor een herstel van de variëteit aan soorten en ecosystemen. In dit Deltaplan is er een brede, gezamenlijke aanpak van boeren, terreinbeheerders, particulieren en onderzoekers. Inmiddels hebben we ook de landbouwvisie van de minister ontvangen. In deze visie staat niet voor niets het volgende centraal: een landbouw die uitgaat van een meer circulaire grondstoffenstroom waarin afval vermeden of hergebruikt wordt, boeren een betere positie in de keten krijgen en de bodem meer aandacht krijgt. Dat is zeker van belang voor de versterking van de biodiversiteit. Zoals gezegd is de bodem de basis van goede biodiversiteit. Behoud en verbetering van de bodemkwaliteit zijn van groot belang. Duurzaam bodembeheer helpt de kwaliteit te versterken en zorgt voor een betere bodemvruchtbaarheid, betere gewassen en een betere waterkwaliteit. De VVD vraagt regelmatig aandacht voor conflicterende regelgeving, ook op het gebied van bodemkwaliteit. Als we zaken willen verbeteren, moeten we dat in dit huis doen. Een voorbeeld hiervan is de wijze van uitrijden van vaste mest en drijfmest. Het eerste is duidelijk beter voor de biodiversiteit. Daarnaast worden allerlei huis-tuin-en-keukenmiddelen voor de bestrijding van onkruid verboden, zodat mensen aan de slag gaan met bijvoorbeeld azijn en de brander. Dat is ook niet goed voor het bodemleven. Kan de minister hierop reflecteren en aangeven of ook zij ervaart dat boeren die willen bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit, soms tegengewerkt worden door regelgeving en wat hieraan te doen is?

Voorzitter, ik ga afronden. Niemand is tegen het versterken van de biodiversiteit. Juist daarom moeten we naast elkaar staan en niet tegenover elkaar. Ik vind het daarom inspirerend dat groepen die soms conflicterende belangen lijken te hebben, in deze samenleving samenwerken. Zij moeten toch de samenwerking blijven zoeken met elkaar en ervoor zorgen dat er concrete maatregelen op tafel komen waarmee we verder kunnen.

De heer Futselaar (SP):

Ik wil heel even terug naar het begin van het betoog van de heer Weverling: is er nou een probleem met de insectensterfte? De heer Weverling zei: er verschijnen berichten en Wageningen zegt dat er toch wel hiaten zijn. Wageningen zegt ook dat onderzoek dat zegt dat er een groot probleem is met insectensterfte, klopt en deugdelijk is. Erkent de heer Weverling dus dat de wetenschap op dit moment het bericht geeft dat het slecht gaat met onze insecten en dat we daar iets aan moeten doen?

De heer Weverling (VVD):

We moeten zeker zorgen voor een robuustere biodiversiteit. Ik refereerde eraan dat bijvoorbeeld de Duitse onderzoeken een specifiek gebied en een specifieke soort benoemen. We moeten dus voorkomen dat we kennishiaten hebben. Die monitoring is dus bijvoorbeeld heel erg van belang.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter, ik zal proberen de vraag voor u korter en voor de heer Weverling simpeler te stellen. Erkent de VVD dat een achteruitgang van de insecten in Nederland gaande is en dat dat problematisch is?

De heer Weverling (VVD):

De VVD erkent dat we moeten zorgen voor een robuuste biodiversiteit en dat er inderdaad op sommige fronten minder insecten zijn. In de verschillende onderzoeken zie je bijvoorbeeld dat dit wel geldt voor bepaalde soorten en dat bepaalde soorten juist toenemen. Ik geef u daarin dus niet volmondig gelijk, meneer Futselaar.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het verwijt dat ik het CDA maak, maak ik ook de VVD. Ik zou willen dat het anders was, maar het was een VVD-kabinet dat in 2000 stelde dat de landbouw in tien jaar tijd, dus in 2010, ten volle rekening zou houden met de veiligheid en gezondheid van mens, dier en ecosysteem en dat 10% biologisch zou zijn. We zitten op 3,9% in 2019. Voelt de VVD zich geroepen om meer te doen? Een tweede vraag: als de VVD prijst dat natuurorganisaties en LTO samen aan die tafel zitten, hoe geloofwaardig vindt de VVD dan LTO, die tijdens die gesprekken actief heeft gelobbyd tegen een besluit van de minister om in te stemmen met een Europese beperking van drie soorten landbouwgif? Vindt de VVD dat zelf geloofwaardig?

De heer Weverling (VVD):

Ik denk dat het heel goed is om juist met elkaar samen te werken. Daarom is dat Deltaplan Biodiversiteit gewoon goed. Ik hoorde bijvoorbeeld ook wat mevrouw Bromet zojuist gezegd heeft, maar in ons geval denk ik dat we gewoon kunnen zeggen dat het glas halfvol is. Laten we blij zijn dat al die verschillende partijen een bepaalde mate van consensus hebben, dat er bewustwording is en dat we gezamenlijk proberen te zorgen voor het zetten van stappen in die biodiversiteit. Dat is al winst, wat mij betreft.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan graag nog even antwoord op mijn eerste vraag: graag nog een reactie op de belofte van de VVD dat uiterlijk in 2010 de landbouw volledig rekening zou houden met ecosystemen. En dan nog een keer terug naar LTO. De VVD zegt: het is goed dat ze samen aan tafel zitten. De analyses zijn al jarenlang dat landbouwgif een van de belangrijkste veroorzakers van de insectensterfte is. LTO zit aan tafel met goedwillende natuurbeschermers en zet intussen een lobby op in de richting van de politiek om die moeizaam bevochten beperking van landbouwgif — drie neonics chloorprofam — onderuit te schoffelen. LTO is actief bezig om dat kleine stapje onderuit te schoffelen. Hoe geloofwaardig is de inzet van LTO voor de bescherming van biodiversiteit?

De heer Weverling (VVD):

Ik sta hier niet om LTO-woordvoerder te zijn. Ik heb alleen gezegd dat wij het fijn vinden dat het Deltaplan Biodiversiteitsherstel zo breed gedragen wordt en dat er een zekere mate van consensus is. Ik heb gisteren op tv een mooi debat gezien vanuit Loppersum. Ik was trots op de boeren die daar zo heel goed wisten te onderbouwen waarom zij doen wat zij doen. Zij zorgen voor voedsel. Zij zorgen ervoor dat wij met z'n allen kunnen eten, en dat doen ze op een fantastische manier. Ik zou u aanraden om dat nog een keer terug te kijken.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand voelt zich natuurlijk geroepen om hierop te reageren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja. Daar zat een varkensboerin die er trots op was dat ze de productie wist te verhogen. Ook weer een belofte die niet is gehaald. De biggensterfte zou in tien jaar tijd worden teruggebracht. Dat is niet gelukt. We krijgen er gewoon weer vijf jaar bij. Ik constateer dat ik geen antwoord krijg op mijn vraag waarom de VVD vindt dat ze er zo makkelijk mee weg kan komen. Nota bene in het jaar 2000 sprak ze al af dat in tien jaar tijd de landbouw volledig rekening zou houden met ecosystemen. Die reflectie is blijkbaar pijnlijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie u naar mij kijken, meneer Weverling, dus ik ...

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Maar meneer De Groot, u had ook nog een vraag? Ik dacht dat u aan de beurt was, want dat bent u zo.

De heer De Groot (D66):

Ik ga even door op de vragen van de heer Futselaar, want ik vond het antwoord niet geheel bevredigend. Sinds 1980 is 67% van de wilde bijen in Nederland verdwenen, evenals 75% van de dagvlinders en 35% van de grondkevers. Ik neem dus maar aan dat de VVD erkent dat de biodiversiteit echt onder druk staat en dat wat in de Duitse studie staat, ook geldt voor Nederland, zoals de minister ook heeft aangegeven in de schriftelijke beantwoording. Daarom heb ik een vraag aan de VVD over de oorzaken. In de rondetafel die D66 heeft georganiseerd, maar ook in latere wetenschappelijke publicaties, is zeer aannemelijk gemaakt dat we goed moeten nadenken over de landbouwmethoden die we nu hebben, omdat die mede een veroorzaker van de teruggang in biodiversiteit zijn. Hoe staat de VVD daar tegenover?

De heer Weverling (VVD):

De VVD is enthousiast over de visie die er nu ligt om te komen tot meer kringlooplandbouw, meer circulaire economie. Ik denk dat we elkaar daarin kunnen vinden.

De heer De Groot (D66):

Ja, een visie is mooi. Maar die staat op papier. Uiteindelijk gaat het erom dat we kleine maar betekenisvolle stappen, met gevolgen, gaan zetten. Is de VVD bereid om bijvoorbeeld op het gebied van mestbeleid of gewasbeschermingsbeleid die kleine, betekenisvolle stappen te gaan zetten in de transitie naar kringlooplandbouw?

De heer Weverling (VVD):

De VVD is bereid om te kijken hoe we de samenleving, de maatschappij, en de economie — laten we die vooral ook niet vergeten; er wordt gewoon gezorgd voor goede voeding — verder kunnen helpen. We gaan dus altijd graag dat gesprek aan. De landbouwers en de mensen in de tuinbouw zijn zich echt heel goed bewust van het belang van biodiversiteit. Zij moeten ook zelf de samenleving doorgeven aan hun kinderen. U kunt daarover altijd met ons het gesprek aangaan.

De heer Moorlag (PvdA):

De bijdrage van de heer Weverling voelt qua klankkleur bijna aan als een warm bad.

De heer Weverling (VVD):

Dank u.

De heer Moorlag (PvdA):

Maar het is een beetje on-VVD-achtig. Er wordt gezegd: er is bewustwording, er is consensus. Maar de VVD is toch echt die partij van maatregelen nemen, van doen. Wat wil de VVD nou precies met de achteruitgang van de biodiversiteit? Wat wil de VVD concreet doen om die een halt toe te roepen? Concrete maatregelen, waar de VVD altijd zegt zo sterk in te zijn.

De heer Weverling (VVD):

Ik ben blij dat het betoog van ons zo gewaardeerd wordt, dat het ook de PvdA als muziek in de oren klonk. Wij vinden het fijn dat zo veel partijen samenwerken en dat iedereen zich bewust is van de maatregelen die genomen moeten worden om de biodiversiteit robuuster te maken. Dat moeten we met elkaar zien te ondersteunen. Ik heb de minister gezegd: er is tegenstrijdige regelgeving, en daar moeten we heel bewust naar kijken. Het gaat er uiteindelijk om dat we de boeren en tuinders ook in de gelegenheid stellen om voor uw en mijn voeding te zorgen.

De heer Moorlag (PvdA):

Eerst maar een constatering: concrete maatregelen in de sfeer van "doen" hoor ik niet in het antwoord van de heer Weverling. Laat ik een concreet voorbeeld noemen: de lelieteelt. Er worden echt vele kilo's gif gebruikt om de grond als het ware te steriliseren, te ontdoen van schimmels en van krioelend, kruipend en zoemend geboefte. Alles moet eruit! Vindt de heer Weverling de lelieteelt, zoals die nu in Nederland plaatsvindt, acceptabel voor de biodiversiteit?

De heer Weverling (VVD):

We kunnen natuurlijk allerlei teelten met elkaar gaan doorlopen. Ik constateer dat wij in Nederland niet alleen groot zijn in de teelt van groente en fruit, maar daarnaast ook gewoon goede stappen zetten in de sierteelt. Volgens mij is hierover gesproken, naar ik meen in een AO of in de regeling van werkzaamheden, dus daar gaan we in een later stadium nog met elkaar over doorspreken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Weverling. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot namens D66.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Anderhalf jaar geleden was het Code rood voor natuur naar aanleiding van een alarmerend Duits onderzoek over insectensterfte. Al enige jaren maken wij ons zorgen over het verdwijnen van de weidevogels. Dit Duitse onderzoek maakte duidelijk dat hun voedsel langzaam is vervlogen. Jonge weidevogels eten immers insecten en wormen, zeg ik erbij. Een hongerwinter voor de weidevogels is decennialang aan de gang en het wordt maar geen lente.

Op basis van die Code rood heeft D66 het initiatief genomen tot een hoorzitting. We hebben daar de top van de Nederlandse wetenschap uitgenodigd om te praten over de oorzaken van insectensterfte. Toen wisten zij aannemelijk te maken dat de landbouw hierin een belangrijke rol speelt, onder andere door het afnemen van leefgebied, mestbeleid en bestrijdingsmiddelen. De laatste maanden kwamen er nog enkele studies bij die dit verband verder onderbouwden. We kunnen er dus niet meer omheen. De landbouw is aan de beurt.

Gelukkig is er ook goed nieuws. Sinds Code rood is er een bijenstrategie gekomen, een toekomstvisie op kringlooplandbouw en het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Hulde vanaf deze plek ook aan de opstellers ervan. Maar daarmee is nog geen mug gered. Het gaat er nu om dat we beginnen met kleine, tastbare, betekenisvolle stappen waarmee we barrières gaan doorbreken en waarvan we kunnen leren, ook al zullen ze hier en daar wrijving oproepen. Dan heb ik het over de small wins. D66 kijkt naar deze minister om deze stappen te gaan zetten.

Ter inspiratie doe ik drie suggesties. Gewasbeschermingsmiddelen worden in Nederland op grote schaal gebruikt als onderdeel van onze landbouwmethodes. Meestal is er niet eens sprake van een organisme dat bestreden moet worden. Een beetje akkerbouwer is daardoor al €20.000 per jaar kwijt aan bestrijdingsmiddelen. Dus hoe minder hij hoeft te gebruiken, hoe meer er overblijft voor zijn gezin. We hebben de laatste 70 jaar geleerd hoe we gewasbescherming systemisch inzetten. Daarom zijn hier kleine, betekenisvolle stappen nodig. Ik heb twee vragen aan de minister. De eerste vraag is of ze bij de uitvoering van de motie van ondergetekende over de beperking van glyfosaat de Ctgb-beoordeling al voor mei wil afronden voor de in de motie bedoelde toepassingen? Kleine stap, groot effect! De tweede vraag is groter. Hoe bereiken we nu een omslag waarbij boeren bestrijdingsmiddelen alleen in laatste instantie inzetten, zoals in grote delen van de glastuinbouw het geval is?

Voorzitter. De tweede suggestie: het mestbeleid. Vorige week bleek uit een onderzoek van de Universiteit Groningen dat de bovenste laag van weilanden verhardt als drijfmest wordt geïnjecteerd. De rode wormen komen daar niet meer doorheen en gaan daarbij dan verloren als vogelvoer. Is de minister bereid om het mestbeleid weidevogelbestendig te maken?

Dan de derde suggestie: het gras. Voor D66 is het niet meer van deze tijd om het gras eens in de zes jaar te scheuren. Zeker als we gras willen gebruiken om CO2 in vast te leggen, moeten we het met rust laten. We hebben niet voor niets een klimaatakkoord. Een oude grasmat levert wellicht wat minder eiwitten op, maar kan beter tegen natte en droge tijden. Door de diversiteit in grasland krijgen insecten en weidevogels weer een kans op overleven. Is de minister bereid om het scheuren van grasland tegen te gaan?

Voorzitter. Ik rond af met een drietal algemene vragen. Is de minister bereid om haar verantwoordelijkheid voor biodiversiteitsherstel integraal onderdeel te maken van het brede kabinetsbeleid? Dan mijn tweede vraag. Het deltaplan moet meerdere kabinetten meegaan. Hoe wil de minister dit langetermijncommitment van het Rijk aan het deltaplan organiseren? En de derde vraag: met hoeveel middelen gaat de minister de monitoring van insecten versterken in het Landelijk Meetnet Insecten?

Voorzitter. Het is bijna lente. Laat de hongerwinter voor de insecten snel voorbij zijn en begin met kleine, betekenisvolle stappen. D66 heeft u drie suggesties aan de hand gedaan. Mocht er behoefte zijn aan meer oplossingen voor de toekomst, dan hoor ik dat graag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot. Mevrouw Ouwehand, we hebben net afspraken gemaakt over het aantal interrupties. Daar bent u het niet mee eens. Ik wil daar ook geen gedoe over maken. Ik wil wel ... Nee, meneer Graus, ik heb het tegen mevrouw Ouwehand. Goedemorgen trouwens.

De heer Graus (PVV):

Goedemorgen, mevrouw de voorzitter. Zij mag mijn interruptie hebben.

De voorzitter:

Maar zo werkt het niet. Dan moet u echt een voorstel doen om het Reglement van Orde te wijzigen. Ik laat één vraag toe.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan de heer Graus. Mijn vraag gaat over de toelating van bestrijdingsmiddelen. D66 stond eerder op de lijn van de Partij voor de Dieren, maar heeft laatst toch ingestemd met een verlengde toelating van glyfosaat, terwijl D66 zelf ook vraagt om een beperking van de toepassing ervan. We hebben gisteren gezien dat D66 en zelfs de VVD in het Europees Parlement hebben gezegd dat er een volledig verbod moet komen op alle neonicotinoïden en neonicotinoïdenachtige stoffen, even los van wat de EFSA zegt. Daar was ik erg verheugd over. Die stemming is in het Europees Parlement geweest. D66 was ervoor. Mogen we nu alsjeblieft rekenen op een zelfde positie van D66 hier, in dit huis?

De heer De Groot (D66):

De vraag roept verwarring op, want neonicotinoïden zijn wat anders dan glyfosaat. Het was D66 dat hier een motie heeft ingediend om het gebruik van glyfosaat in de landbouw te beperken. Dat is een belangrijke stap. Dat zijn van die kleine, betekenisvolle stappen, omdat het erom gaat om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen. Dat is een heel duidelijke uitspraak van de Kamer geweest. De vraag aan de minister is of zij bereid is om die motie uit juni 2018 uit te voeren, en dan ook nog versneld, gezien de vertraging.

De voorzitter:

Dan ga ik naar mevrouw Bromet. Sorry, mevrouw Ouwehand, ik ga naar mevrouw Bromet. Nee, mevrouw Ouwehand, u heeft niet meer rechten dan de rest. U kunt ook geen interrupties van anderen overnemen. Zo werkt het niet. Nee, dat kan niet, meneer Graus. O, nu geeft u de vraag aan meneer Graus door. Het is toch niet te geloven. Dan ga ik naar mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb ook een vraag over glyfosaat. Glyfosaat is dat gif dat op dit moment onze weilanden geel kleurt en boeren helpt om gewassen weg te halen die in de weg zitten. D66 heeft inderdaad een motie ingediend om dat tegen te gaan. Dit blijkt alleen ontzettend moeilijk om te regelen, omdat wij — niet wij, want wij waren daarop tegen, maar wel een meerderheid van de Kamer — eerder ingestemd hebben met een verlenging van de toelating van dit gif. Is D66 bereid om nu alvast een voorstel van GroenLinks te accorderen om de volgende toelating van glyfosaat niet toe te staan? Want dan zijn we overal van af. Dan hoeven we ook geen ingewikkelde wegen meer te bewandelen en doen we precies wat andere Europese landen ons voorgedaan hebben.

De heer De Groot (D66):

Ik wil mevrouw Bromet twee dingen meegeven. Het eerste is dat je een onderscheid moet maken. De toelating van de stof gebeurt op Europees niveau, op basis van wetenschappelijke adviezen. Wie zijn wij om daar anders over te denken? D66 heeft wel gezegd dat we, als er ook maar één studie aanleiding geeft tot het heroverwegen en het nee zeggen tegen de stof glyfosaat, dat ook echt moeten doen. Daarnaast heeft D66 zich ingezet — dat doen we van dag tot dag — om het gebruik van de middelen waarin glyfosaat zit, terug te dringen. Daar gaan we als Nederland over. Daarin vinden GroenLinks en D66 elkaar. We gaan nu niet vooruitlopen op wat er over vijf jaar gebeurt, maar ik ben ervan overtuigd dat de bewijzen tegen glyfosaat zich zullen opstapelen. Ik heb er goede hoop op dat dit over vijf jaar dus niet tot een verlenging leidt.

De voorzitter:

Ik zie dat de samenwerking tussen mevrouw Ouwehand en de heer Graus heel goed gaat. Maar eerst wil mevrouw Bromet een vervolgvraag stellen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik begrijp D66 niet. Aan de ene kant zegt D66 een stop te willen op de gele velden waaraan de inwoners van Nederland zich ergeren. Aan de andere kant zegt D66 dat nog niet bewezen is dat het schadelijk is. Waarom heeft D66 voorgesteld om te stoppen met het bespuiten van die weilanden? Is dat alleen om burgers een goed gevoel te geven, of is dat om de insectensterfte te beteugelen?

De heer De Groot (D66):

U spreekt over de reden. De reden is dat het een volstrekt onnodige toepassing is van een bestrijdingsmiddel. Dat grasland is helemaal niet ziek. Er is geen enkele reden om dat daar toe te passen. Het is dus een volstrekt onnodig gebruik van een gewasbeschermingsmiddel. Dat is de reden. Het is te makkelijk om het op deze manier toe te passen. Sowieso moeten we heel kritisch zijn over het scheuren van grasland, maar daarom heb ik net ook aangegeven dat al het systematische gebruik van gewasbeschermingsmiddelen omlaag moet, want alleen zo krijgen we een andere landbouw, die vanuit een gezonde bodem gaat werken.

De heer Graus (PVV):

Ik vind het allemaal niet bevredigend. Hoezo is het een betekenisvolle stap? Je hebt eerst die rotzooi toegelaten om het bedrijfsleven van dienst zijn — dat is leuk voor de verkiezingen — maar vervolgens zeg je wel hoe slecht die is. Dat is van twee walletjes eten. Hier moeten keuzes gemaakt worden. Het is rotzooi. Ik heb een motie ingediend om alle chemische varianten waar mogelijk te vervangen door niet-chemische. Daarop wil ik dadelijk ook een reactie van de minister hebben. Steun me daar dan in, maar ga niet van twee walletjes eten. U weet net zo goed als ik dat het rotzooi is.

De heer De Groot (D66):

Wij vinden elkaar in het feit dat je, waar dat ook maar enigszins mogelijk is, de chemische varianten moet vervangen door ofwel biologische ofwel microbiologische varianten. Een ontwikkeling is dat het bedrijfsleven al bezig is om er met de natuur voor te zorgen dat gewassen gezond blijven. De heer Graus en ik vinden elkaar daarin volledig.

De heer Graus (PVV):

Dat is allemaal niet meer nodig. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat gemeenten bij verharde gedeelten onkruid vaak al met stoom, azijn of andere dingen bestrijden. We hebben die chemische rotzooi dus helemaal niet meer nodig. Men is zelfs al met natuurlijke middelen als kurkuma bezig tegen kanker. Wij moeten eens mee gaan met de tijd en niet blijven hangen door al die fabrikanten te blijven steunen die deze rotzooi fabriceren.

De heer De Groot (D66):

Het was ook D66, zeg ik tegen de heer Graus van de PVV, dat aan de basis stond van het terugdringen van het gebruik van glyfosaat op verharde gronden, net zoals D66 nu aan de basis staat van het terugdringen van glyfosaat in de landbouw.

De heer Moorlag (PvdA):

Naar mijn gevoel spreekt de heer De Groot griesmeeltaal. Het kenmerk van griesmeel is dat het heel goed vult, maar dat zich niet laat definiëren hoe het precies smaakt. Dat is naar mijn gevoel ook het geval met deze bijdrage van de heer De Groot. Met "kleine betekenisvolle stappen" komen we er niet. Kijk naar de tientallen procenten verlies aan biomassa van insecten. En dan komt de heer De Groot met "kleine betekenisvolle stappen". Doe gewoon boter bij de vis. Is de heer De Groot van D66, in navolging van de vraag die eerder is gesteld, er voorstander van dat glyfosaat verboden wordt?

Ik heb nog een tweede vraag, die ik ook aan de heer Weverling stelde. Vindt de heer De Groot dat de lelieteelt op dezelfde wijze kan doorgaan in Nederland, of dat daar echt een sterke wijziging in moet komen?

De heer De Groot (D66):

Het gebruik van glyfosaat moet worden teruggedrongen, zo veel als het maar kan. Dat is de positie van D66. Als er ook maar één wetenschappelijke aanleiding is om het te verbieden, dan moeten we dat doen.

Over de lelieteelt heeft ook D66 kritische vragen gesteld. Het kan niet zo zijn dat een groot aantal stoffen, waarvan een deel afkomstig is uit de lelieteelt, op de tuintjes, in de longen en in het huisstof van de mensen belandt. Dat is absoluut onaanvaardbaar. Dus daarin vinden we elkaar.

De heer Moorlag (PvdA):

Dat laatste wil ik dan graag gaan verzilveren als wij volgende maand spreken over de gewasbeschermingsmiddelen.

En glyfosaat "zo veel als mogelijk verminderen", dat is het gebruik naar nul brengen. Deelt de heer De Groot die opvatting?

De heer De Groot (D66):

Ja, als dat tot nul kan, moeten we dat zeker doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Graus namens de PVV.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Allereerst een paar complimenten aan de minister, om te beginnen dat ze blijft deelnemen aan de boomplantdag. Toch zou ik graag zien — een voorganger heeft dat ook toegezegd — dat we ook bomen gaan planten bij boeren die dat willen, om schaduwplekken te creëren voor weidegangers. Het zou heel sympathiek zijn als de minister dat echt gaat regelen, want heel veel boeren zouden het best grappig en leuk vinden om daaraan mee te werken. Zo creëer je schaduwplekken. Dieren hebben vaak meer last van hitte, van hittestress en warmte, dan van koude. Dat moeten we niet vergeten. Ik baal er altijd van als ik dieren in de brandende zon zie staan. Vroeger, toen ik een kindje was, dacht ik altijd dat de melk daar zuur van werd, maar dat blijkt niet zo te zijn. Ik hoop dat de minister zich hiervoor gaat inzetten.

Het tweede compliment betreft de situatie waarin er een hondje onnodig lang werd vastgehouden in een procedure. Omdat ik het debat dan niet wil afwachten, bel ik dan bilateraal met collega's van de minister. Dan zie je toch hoe dat allemaal wordt opgepakt. Daar wil ik ook een compliment over maken: dat niet alles hier plaatsvindt, in de plenaire zaal, maar dat ambtenaren en andere mensen van het ministerie van de minister ook bereid zijn om te helpen om een enkel hondje — dat is micromanagement — eerder vrij te krijgen. Dat waardeer ik enorm en ik spreek mijn dank daarvoor uit.

Mevrouw de voorzitter. De PVV maakt zich al tijden zorgen om insecten en bestuivers in Nederland. Samen met Lutz Jacobi van de PvdA — ik mis haar nog steeds — hebben wij acties ondernomen voor de bijen. We werden toen echt uitgelachen door veel mensen, ook door Kamerleden. Zelfs in mijn eigen fractie dachten ze dat ik gek aan het worden was, omdat ik het plotseling over bijensterfte ging hebben. Dat is inmiddels twaalf jaar geleden. Zo ernstig vonden wij het toen al. Er zijn gelukkig diverse moties aangenomen. Wij hebben hier een prachtige bijenkast, de eerste parlementaire bijenkast, waar de dieren geen last hebben van landbouwgif of mijt, waar ze goed kunnen gedijen en zich flink kunnen vermenigvuldigen. Er is ook een motie aangenomen van het lid Graus waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken welke chemische middelen kunnen worden vervangen door niet-chemische varianten. Ik krijg graag een update daarvan. Ik had het er al over in het interruptiedebatje met meneer De Groot van D66.

De PVV wil ook weten wat de effecten zijn van de verplichte mestinjectie op het bodemleven en de insectenstand. Het schijnt dat er heel veel bijkomstige nadelen van de injectie zijn: het beschadigen van de grasmat en het vernietigen van weidevogelnesten, maar ook dat weidevogels geen wormen en ander bodemleven meer kunnen vinden, ook niet voor hun kuikens. Bovendien schijnen kwalijke ziektekiemen beter te gedijen omdat de mest niet aan het zonlicht is blootgesteld. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister, als dat kan.

Voorzitter. Heel veel is al gezegd, dus ik ga over op wat punten die nog niet genoemd zijn. Wij hadden graag een nulmeting gehad. De motie daarover van de heer Madlener en mij werd helaas niet aangenomen. Mogelijk kan de minister dat alsnog doen. Ik zou het erg fijn vinden om met een nulmeting te beginnen.

De houtwallen dienen terug te komen. Ik weet dat de Partij voor de Dieren daar ook vaak om heeft gevraagd. De houtwallen moeten ook bij- en bestuivervriendelijk zijn. Laten we het over bestuivers hebben en niet alleen over bijen, want we moeten niet te eenzijdig bezig zijn. Over het bestuivervriendelijk bermbeheer heb ik gezegd: doe dat nou in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Veel gemeenten doen al aan bestuivervriendelijk bermbeheer, maar heel veel gemeenten hebben daar gewoon lak aan. Ze lachen er ook gewoon om en zeggen: maken jullie je druk om insecten? Maar ze hebben niet in de gaten dat ieder insect aan het begin van de voedselcyclus staat. Die mensen weten niet dat dadelijk de helft van de schappen leegstaat.

Voorts vraag ik de minister om te onderzoeken of er een kenniscentrum voor knaagdierbeheer kan komen. Ik wil ook de rol van knaagdieren onderzocht hebben in de zin van biodiversiteit, ook de bijen-biodiversiteit. Als de minister dit niet kan of wil toezeggen, zal ik dit mogelijk aan de Kamer voorleggen.

Tot slot, mevrouw de voorzitter. Wij bestrijden bruine ratten en vossen en dergelijke. Ik vind dat een beetje raar. Die bestrijden we al langer dan een eeuw, misschien al eeuwen, terwijl dat juist de dieren zijn die eieren eten. Eerst worden die dieren bejaagd en doodgemaakt, en nu is er een ganzenproblematiek en moeten ze levende ganzen om zeep gaan helpen. Echt, we moeten daarmee stoppen. Laat de natuur iets meer met rust.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Graus.

De heer Graus (PVV):

Dr. Weijman noemt de rat een evolutiekampioen. Daar moeten we als zodanig beter mee omgaan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Graus. Dan ga ik nu naar de heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Insectensterfte is een reëel en groot probleem. Wereldwijd neemt 40% van de insecten af en is een derde bedreigd. De totale biomassa van insecten neemt elk jaar met 2,5% af. De zeer alarmerende onderzoeken uit Duitsland zijn door ons eigen Wageningen bevestigd en er is geen enkele reden om te veronderstellen dat het hier niet net zo ernstig is. Minder insecten betekent minder vogels en bedreigt uiteindelijk hele ecosystemen.

Het is niet overdreven om van een crisis te spreken. Maar in tegenstelling tot veel andere crises, is dit er een waar we relatief gemakkelijk iets aan kunnen doen. De monocultuur van het Nederlandse landschap zorgt uiteindelijk voor een woestijn voor insectensoorten. Dan kijk ik inderdaad naar de landbouw, maar ook naar de overheid. Zo zou bijvoorbeeld bij elke nieuwe weg of weg die hersteld wordt, moeten worden gezorgd voor een bloemrijke wegberm. Of het nou een rijksweg is of een provinciale weg of een gemeentelijke weg, dat had allang gekund. Het zorgt weliswaar voor hogere beheerskosten, maar betaalt zich uit in biodiversiteit. Iets vergelijkbaars kun je doen bij bedrijventerreinen. Het Deltaplan Biodiversiteitsherstel zegt hier best zinnige dingen over, maar de minister gaat in haar reactie eigenlijk alleen in op grote wateren et cetera, terwijl dit iets is waar de overheid relatief gemakkelijk grote slagen zou kunnen maken. Dat geldt ook voor de steden. Daar is vaak heel erg bezuinigd op groenbeheer. Er is gekozen voor het gemakkelijkste onderhoud. Daardoor is ook een soort monocultuur ontstaan. Het kan veel diverser.

Voorzitter. Laten we eerlijk zijn: we komen niet onder de landbouw uit. Niets wat ik daarover ga zeggen, zal een verrassing zijn. Het gaat om akkerranden, houtwallen, kruidenrijk gras in plaats van dat eeuwige Engelse raaigras. De minister zal ongetwijfeld stellen: dat vind ik ook en dat gaan we meenemen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Natuurlijk moet biodiversiteit daarin centraal staan, maar we kunnen niet een paar jaar wachten totdat er een nieuw GLB is. We zullen nu actie moeten ondernemen om die slagen te maken.

Voorzitter. Dan kom ik onherroepelijk bij wat waarschijnlijk de grootste oorzaak van insectensterfte is. Ik was afgelopen zomer in het gehucht Lhee in de gemeente Westerveld bij mensen die pal naast een lelieveld wonen waar voortdurend gif gespoten wordt. Die mensen maken zich grote zorgen over de gebruikte bestrijdingsmiddelen. Nog los van de vraag of het wel of niet veilig was, als er gespoten werd moesten ramen en deuren dicht en moest de was binnengehaald worden. Die zou anders besproeid worden met gif. Zelfs al ga je er niet dood van, het is niet leuk in je was, kan ik u vertellen. Die omwonenden hebben zelf monsters laten nemen, waaruit blijkt dat er heel veel stoffen in hun omgeving zijn die daar niet natuurlijk thuishoren, waaronder trouwens stoffen die sinds de jaren zeventig verboden zouden moeten zijn. Ik begrijp dus heel goed dat die mensen zich zorgen maken. Daar komt bij het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden, dat wij nog niet hebben, maar waarvan de conclusies al wel de media hebben bereikt, en ook die zijn zorgwekkend. Ik zou de minister willen vragen wanneer wij het onderzoek krijgen. Kan zij toezeggen dat dat in ieder geval voor het algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen gebeurt?

Voorzitter. Dit debat gaat niet over omwonenden, maar over insecten. Maar aan de andere kant van datzelfde lelieveld in Lhee begint het Dwingelderveld, een Natura 2000-gebied, een nationaal park en naar mijn mening een van de mooiste stukjes Nederland. Waar je kunt discussiëren over de gevolgen van bestrijdingsmiddelen voor mensen, kun je dat eigenlijk niet als het gaat over de gevolgen voor insecten, want bestrijdingsmiddelen zijn ontworpen om insecten dood te maken. Ik wil de minister een vraag stellen over wat de ene kant van de Kamer gewasbestrijdingsmiddelen noemt en wat de andere kant van de Kamer landbouwgif noemt. De taalstrijd vind ik niet zo heel erg interessant. Is de minister het met de SP eens dat elke aanpak van insectensterfte die niet inzet op het beperken van de middelen die zijn ontworpen om insectensterfte te bevorderen, bij voorbaat mislukt is, en dat wij, als wij serieus werk willen maken van het bestrijden van insectensterfte, serieus werk moeten maken van het beperken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen? Als de minister dat vindt, welke concrete voorstellen wil zij dan doen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Juist in de natuur herkennen we de grootsheid van Gods schepping. Of het nu gaat om kolossale bomen of om kleine insecten, de natuur heeft intrinsieke waarde. We hebben de prachtige opdracht gekregen om voor die schepping zorg te dragen. Helaas schieten we daarin schromelijk tekort. Milieuvervuiling en economische activiteiten tasten de natuur aan, en de soortenrijkdom in ons land staat onder druk. Als we de natuur geweld aandoen, schaden we onze leefomgeving en daarmee ook onszelf. Als insectenpopulaties afnemen, raakt dat ook onze voedselproductie. Denk aan het bestuiven van gewassen en het bodemleven. Het is daarom zeer belangrijk het tij te keren.

Ik vind het goed om te zien dat er nu een breed gedragen Deltaplan Biodiversiteit ligt. Waar in het politieke en het maatschappelijke debat lang de tegenstellingen tussen natuur en landbouw zijn uitvergroot, laten maatschappelijke organisaties hier zien dat ze bruggen willen slaan. Samen willen ze de schouders zetten onder herstel van de soortenrijkdom in ons land. Daarnaast ligt er ook een opgave in de openbare ruimte.

De minister legt in haar reactie op het plan nadrukkelijk een koppeling met de uitwerking van de visie op kringlooplandbouw. En inderdaad, het is goed dat er in deze visie ook veel aandacht is voor herstel van de soortenrijkdom, zoals insectenpopulaties. "Kringlooplandbouw", staat in de visie, "houdt rekening met de grenzen van het ecosysteem". Ik zou zelf willen zeggen: zou eigenlijk onderdeel moeten zijn van het ecosysteem. Het gaat om een zorgvuldig gebruik van natuurlijke hulpbronnen, een duurzaam bodembeheer en het minimaliseren van emissies door meststof en gewasbescherming.

Boeren beheren een groot deel van ons landschap, en herstel van de biodiversiteit kunnen we dan ook alleen samen met hen realiseren. Ik zie onder boeren een groeiend bewustzijn, bijvoorbeeld als het gaat om bodembeheer. Deze aandacht voor biodiversiteit kan echter niet van de grond komen zonder ook een goed verdienmodel voor de boeren. Daarom ben ik ook blij dat in het regeerakkoord daarover afspraken zijn gemaakt. Wij willen dat boeren een betere positie krijgen in de keten en dat ze beloond worden voor maatschappelijke prestaties.

Voorzitter. Op de agenda staat een rapport van Wageningen Universiteit. Een van de conclusies is dat weliswaar bijna alle wetenschappers het erover eens zijn dat insectenpopulaties afnemen, maar dat we feitelijk niet precies weten hoe slecht het met de insectenpopulaties in Nederland nu gaat. Er zijn nog veel kennishiaten, onder andere omdat er geen goed netwerk voor monitoring is. Wanneer komt de minister met voorstellen hiervoor? Heeft zij voldoende middelen hiervoor beschikbaar?

Het is belangrijk dat verder onderzoek hand in hand gaat met concrete maatregelen. We kunnen niet wachten. Op basis van de recentste inzichten moeten herstelstrategieën worden opgesteld en worden uitgeprobeerd in pilots voor verschillende gebiedstypen. Dat is een van de aanbevelingen. Neemt de minister deze aanbeveling over?

De minister heeft verder aangegeven verder aan de slag te gaan met de herziening van het mestbeleid. Mijn vraag is: is herstel van biodiversiteit daar ook een onderdeel van? Als het gaat om het verminderen van de emissies uit de glastuinbouw worden grote stappen gezet, en dat is prijzenswaardig. Tegelijkertijd is er veel discussie over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. EFSA en Ctgb zouden hierin leidend moeten zijn, waarbij er ook een beweging wordt gemaakt naar de trits preventie, natuurlijke middelen en in laatste instantie chemische middelen.

Voorzitter. Weten we hoe Nederland presteert ten opzichte van landen als Duitsland en Denemarken? Zou de minister dit in kaart willen brengen?

Om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen, ook belangrijk voor de biodiversiteit, is het belangrijk dat de ministeries van LNV, IenW en VWS samen aan de slag gaan en hun beleid goed op elkaar afstemmen. Gebeurt dit voldoende, vraag ik de minister. Zijn andere ministeries ook gecommitteerd aan het Deltaplan Biodiversiteit?

Ik rond af. Een klein, maar naar mijn mening wel belangrijk punt, waarover we binnenkort nog gaan spreken in een algemeen overleg, is het pachtbeleid. Veel gronden worden in pacht uitgegeven, ook door kerken bijvoorbeeld. Pachtprijzen zouden reëel moeten zijn en pachtcontracten zouden langjarig moeten zijn, maar we weten dat dat niet altijd zo is, laat staan dat er ruimte is voor boeren om te investeren in biodiversiteit. Mijn vraag aan de minister is of zij dit wil meenemen in haar pachtbrief. Ik weet dat morgen bij de kerk in Reduzum een contract wordt getekend tussen de kerk en een aantal boeren in het gebied voor agrarisch natuurbeheer, en ik vind dat een hele mooie ontwikkeling. Ik zou daar graag veel meer van zien.

Dank u wel.

De heer De Groot (D66):

Mevrouw Faber begon haar verhaal met: milieuvervuiling en economische activiteiten leiden tot vermindering van biodiversiteit. Een van die economische activiteiten is de landbouw. Is mevrouw Dik-Faber het met D66 eens dat de landbouw een medeveroorzaker is van de teruggang in biodiversiteit?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij zijn de conclusies van het rapport van de Wageningen Universiteit daar ook heel helder over. De biodiversiteit neemt af. De landbouw is inderdaad een belangrijke oorzaak daarvan. Ik deel die conclusie. Tegelijkertijd ben ik heel blij met het Deltaplan Biodiversiteit, waarbij ook boeren aan tafel zaten, in ieder geval hun vertegenwoordigers, om dat herstel in gang te zetten. De landbouw wordt aangesproken, maar volgens mij pakt de landbouw de handschoen op. Dat vind ik een goede ontwikkeling.

De heer De Groot (D66):

Dank voor het antwoord, helemaal eens. Is de ChristenUnie dan ook bereid om mee te denken en mee te werken aan kleine stappen die wel degelijk grote invloed hebben om toch af en toe ook vanuit deze zaal die ontwikkeling naar meer biodiversiteit te helpen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ja, natuurlijk ben ik graag om vanuit deze zaal mee te denken en te kijken hoe we hierin stappen kunnen zetten. Tegelijkertijd kunnen we het niet vanuit deze zaal opleggen aan boeren, als we dat niet samen met hen doen, als de boeren daar niet een perspectief in krijgen, weten wat ze moeten doen en daar een eerlijke prijs voor krijgen. Dat is steeds het dilemma waar we tegen aanlopen. Dus ja, we gaan stappen zetten. Ja, ik vind dat we vanuit deze zaal daar ook een verantwoordelijkheid in hebben. Maar ik wil dat wel samen met de boeren doen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een citaat uit een brief van de minister van 22 november 2018: "Het natuurbeleid werpt in Nederland hier en daar langzaam vruchten af." Tezelfdertijd zien wij een Duitse studie waarin staat dat 75% van de biomassa aan insecten is verdwenen. Er is een studie uitgevoerd door Australische en Chinese wetenschappers, die zeggen dat 40% van de insectensoorten met uitsterven wordt bedreigd. En hier in de Kamer — de heer De Groot verwoordt dat — wordt gezegd: ja, we moeten misschien wel de bereidheid hebben om kleine stappen te zetten. Mijn vraag aan de minister is welk probleem- en urgentiebesef ze heeft. Deelt zij de opvatting dat hier kleine stappen gezet moeten worden? Of vindt zij de situatie dermate problematisch en urgent dat er grotere stappen gezet moeten worden? Ik vraag dat ook in het licht van de bijdrage van mevrouw Dik-Faber, die ik hoorde zeggen dat we eigenlijk schromelijk tekortschieten in de zorg voor onze schepping. Deelt de minister die opvatting en welke conclusie verbindt zij daaraan?

Voorzitter. Insecten vormen de basis van de ecosystemen in de wereld. Ik zit hier wel met een geprangd gemoed. Want de politieke realiteit is, als je kijkt naar de politieke verhoudingen in de coalitie, dat er vandaag niet meer in zit dan het zetten van die kleine stappen. We moeten hier vaststellen dat dat gewoon een harde realiteit is. De basis van die kleine stappen is dat je weet wat er precies gebeurt met de insectenpopulaties in Nederland. Uit een rapport van de Wageningen Universiteit blijkt dat we onvoldoende zicht hebben op de ontwikkelingen in het agrarisch gebied. Er wordt gepleit voor een professioneel monitoringsprogramma, omdat er vrijwel geen informatie beschikbaar is over de trends van insecten in de agrarische gebieden. Ik heb begrepen dat de minister van plan is om dat te gaan faciliteren en dat er geld voor beschikbaar komt. Komt er geld beschikbaar voor een langjarig programma om dat te gaan monitoren? Want met een eenmalige meting ben je er niet. Het is van belang dat er zicht komt op de trends. Deelt de minister die opvatting?

Voorzitter. Dan het Deltaplan Biodiversiteit. Ik denk dat het een realiteit is dat je alle partijen mee moet krijgen om te komen tot aanpassingen van ons landbouwsysteem, dus ik omarm dat initiatief. Is de minister bereid om dat initiatief ruimhartig te steunen en te faciliteren, zodat er concrete stappen gezet kunnen worden?

Ten slotte, voorzitter, nog twee punten. Ten eerste, ondanks dat het Deltaplan Biodiversiteit steun verdient, is mijn vraag of de minister de opvatting deelt dat de overheid daarnaast de durf en de moed moet hebben om grenzen te stellen. Een van die grenzen is het stopzetten van het gebruik van glyfosaat. Is de minister in het licht van de meest recente gegevens bereid om die stap te zetten? Ten tweede — daarmee kom ik tot een afronding, voorzitter — is de minister bereid om de lelieteelt te gaan begrenzen? Naar de smaak van de PvdA-fractie is de lelieteelt zoals die nu plaatsvindt, niet houdbaar. Die kan zo niet doorgaan. Ik hoor graag wat de opvatting van de minister is en of zij van plan is om daar ook maatregelen tegen te gaan nemen. Naast dat partijen een gezamenlijke aanpak moeten kiezen, is het ook noodzakelijk dat de overheid duidelijke en heldere grenzen trekt.

Dank u wel, voorzitter.

De heer Geurts (CDA):

De heer Moorlag weet dat het CDA maatschappelijke initiatieven zeer hoog waardeert. Wij hebben de right to challenge ook de politiek in gebracht. Ik hoor vandaag diverse Kamerleden allerlei plannen over het Deltaplan Biodiversiteit heen strooien en daarnaast zetten, en sommigen willen daaroverheen gaan. Is de PvdA-fractie met mij van mening dat wij dat Deltaplan Biodiversiteit en dat maatschappelijke initiatief de ruimte moeten geven en vanuit de politiek niet weer allerlei dingen erbovenop moeten proberen te zetten?

De heer Moorlag (PvdA):

Ik vind dat we dat initiatief de ruimte moeten geven, maar ik vind niet dat we ons tezelfdertijd aan onze verantwoordelijkheid moeten onttrekken en achterover moeten leunen. De overheid heeft nu eenmaal ook een regelende bevoegdheid. Daar waar bepaalde ontwikkelingen onwenselijk zijn, moet je ook durven om maatregelen te nemen, ook al wordt daar in het veld anders over gedacht. Ik denk dat we daar gisteren een prachtig voorbeeld van hebben gezien. De industrie, het bedrijfsleven, is tegen een CO2-heffing, maar uiteindelijk lijkt het erop dat het kabinet zijn verantwoordelijkheid neemt en zegt: ja, we gaan toch een CO2-heffing opleggen, omdat we dat een effectief instrument vinden en omdat wat het bedrijfsleven wil onvoldoende is.

De heer Geurts (CDA):

Over klimaat zullen nog heel wat debatten volgen. Wij hebben het vandaag over biodiversiteit in relatie tot insectensterfte. Laten wij ons daar dan ook bij bepalen. Het gaat mij concreet om het volgende. Er is een maatschappelijk initiatief: het Deltaplan Biodiversiteit. Heel veel partijen werken daarin samen. Ik zie dat heel veel partijen hier in de Kamer daar weer allerlei dingen overheen willen zetten. Mijn concrete vraag aan de PvdA-fractie waar ik geen concreet antwoord op heb gekregen is: is het niet verstandig om dat maatschappelijk initiatief gewoon zijn werk te laten doen en om daar niet hier vanuit de politiek weer te proberen extra eisen naast te zetten?

De heer Moorlag (PvdA):

Het is verstandig om dat initiatief ruimte te geven, maar het is onverstandig om als overheid achterover te leunen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag. Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 11.28 uur tot 11.43 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, we hebben wel eens onderwerpen waarover we best veel verschil van mening hebben of er een probleem ligt of niet. Maar laat ik vandaag zeggen dat ik eigenlijk breed in deze Kamer proef dat het niet goed gaat met de biodiversiteit. Er is geen enkele partij die dat ontkent. We voelen dus allemaal en met elkaar de urgentie om hier wat te doen. Laat ik ook maar duidelijk zijn: die urgentie voel ik ook enorm.

Afgelopen maandag had ik een bijeenkomst, georganiseerd door — dit is geen reclame, voorzitter — het Reformatorisch Dagblad over de staat van de biodiversiteit in Nederland. Dat gebeurde in het kader van de Week van de Schepping. Mogelijk weet u dat het gisteren de Biddag voor Gewas en Arbeid was, waaromheen zij een thema hadden georganiseerd. Die zaal zat vol met een heel divers gezelschap: wetenschappers, boeren, gewone mensen, burgers en ook mensen die heel actief en begaan waren met de natuur. In die zaal hadden wij een discussie met elkaar, waarin we eigenlijk allemaal constateerden dat het biodiversiteitsvraagstuk heel groot is, dat er een ontzettend grote opgave ligt en dat het alleen maar kan als iedereen daar z'n schouders onder gaat zetten. Het is ook niet alleen een debat tussen boeren aan de ene kant en natuurliefhebbers of wie dan ook aan de andere kant. We moeten op heel veel fronten tegelijk gaan kijken wat er nodig is om de biodiversiteit in Nederland te herstellen.

Er is mij ook gevraagd wat mijn ambitie is ten aanzien van de biodiversiteit. Er werd daarbij ook aangehaald wat er in het verleden is gezegd door voorgangers. Mijn ambitie is om in deze kabinetsperiode de biodiversiteitsafname te remmen en die kentering in te zetten. Dat lijkt, als je me vraagt om een doel, wat beperkt. Maar als dat lukt — dat zeg ik met een buitengewoon groot gevoel van urgentie — hebben we al een behoorlijke prestatie geleverd. Maar zo ingewikkeld en zo groot is het vraagstuk van de biodiversiteit. Maar ik voel die urgentie en ik voel ook de verantwoordelijkheid om daarmee aan de slag te gaan.

Er zijn behoorlijk veel specifieke vragen gesteld over wat we doen en dergelijke. Ik vond een vraag van de heer Moorlag treffend. Hij vroeg in reactie op mevrouw Dik-Faber aan mij of ik het ermee eens ben dat we de Schepping moeten koesteren en bewaren, en dat we daarin nu tekortschieten. Laat ik daar maar een volmondig ja op zeggen: ik vind dat we daarin tekortschieten en ik vind dat we daarin meer stappen moeten zetten om te zorgen dat daar wat gaat gebeuren. Maar dan wil ik wel aangeven dat het niet één knop is die ik kan indrukken om daar wat te doen. Dan moet er op ontzettend veel terreinen tegelijk wat gebeuren. Als ik bijvoorbeeld alleen al naar het domein van de landbouw kijk, dan zie ik dat het inderdaad met wet- en regelgeving heeft te maken, met mestbeleid, met gewasbeschermingsbeleid, met welke financiële prikkels erin zitten, met hoe we ons landschap inrichten en met de aanleg van onze natuur. Maar het gaat ook om de openbare ruimte, met het beschikbare areaal voor de hommels en de bijen. Dat is bijna ook een ruimtelijke-ordeningsvraagstuk. Ik noem ook nog ons waterbeleid. Het gaat om zo ongelooflijk veel terreinen tegelijkertijd dat het ook op verschillend veel terreinen tegelijkertijd moet worden aangepakt.

De nog specifiekere vraag is dan of de landbouw hierin een rol heeft. Ja, daar heeft de landbouw een rol in. Mevrouw Bromet begon er zelf mee dat de landbouw hierin een belangrijke factor is. Dat klopt. Maar ik wil echt benadrukken dat we ons niet alleen blind moeten staren op de landbouw, het is echt breder dan dat. Als we dit effectief moeten aanpakken, moeten we op vele terreinen tegelijk gaan handelen, ook op verschillende bestuurslagen en dus niet alleen op rijksniveau, maar juist ook op provinciaal en gemeentelijk niveau.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik wil meteen even reageren, omdat ik waardeer en ook geloof dat de minister zegt dat zij in de komende twee jaar — want dat is wat nog rest van haar ambtstermijn — die kentering wil inzetten. Dat is superambitieus. Als zij zegt dat zij die urgentie voelt, dan geloof ik ook dat dat zo is. Ik vind ook dat dit op andere bestuursniveaus moet gebeuren. Ik ben daar zelf als wethouder in de gemeente ook mee bezig geweest. Het is heel leuk om te zien hoe je door hele eenvoudige ingrepen grote stappen kunt zetten. Maar geeft zij ook toe dat daar ook pijnlijke politieke keuzes bij horen? Want als iets anders moet, dan betekent dat ook dat de belangen die nu de boventoon voeren, misschien wel moeten inschikken. Je kunt niet zeggen: iedereen houdt wat hij had, maar we gaan het toch verbeteren. Is zij dat met mij eens?

De voorzitter:

Het aantal interrupties dat gold in de eerste termijn, geldt ook nu. De minister.

Minister Schouten:

We moeten keuzes maken; dat klopt. De vraag is alleen hoe we die keuzes maken. Daarmee maak ik een bruggetje naar het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Daar is juist met verschillende partijen tegelijkertijd aan gewerkt. Ik proef bij enkele van uw leden een verschillende waardering van hoe dat proces is gegaan, maar laat ik zeggen dat ik het juist heel krachtig vind hoe dat is gebeurd. Er is overstijgend gezocht naar waar men elkaar kon vinden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we daadwerkelijk een omslag gaan realiseren ten aanzien van de ontwikkeling van de biodiversiteit, op zo'n manier dat partijen dat mee kunnen maken? Ten aanzien van boeren kun je bijvoorbeeld ook een verdienmodel maken rondom biodiversiteit. Dat spreekt mij aan. Want als boeren uiteindelijk zaken wel of niet moeten doen, dan geldt voor hen de vraag: kan ik überhaupt nog in mijn inkomen voorzien? Voor die vraag voel ik mij ook verantwoordelijk. Ik denk dat dat iets is wat we met z'n allen moeten doen. Maar dat vraagt om nieuwe verdienmodellen. Dat zeg ik niet alleen. Het PBL heeft dat gisteren ook gezegd ten aanzien van klimaat en landbouw. Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Ik ben daar al over aan het nadenken. Biodiversiteit hoort daar ook bij. Dus ja, er moeten keuzes gemaakt worden en wat mij betreft doen we dat op zo'n manier dat we ook zoeken naar hoe we partijen in staat kunnen stellen om daar rekening mee te houden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Fijn dat de minister de urgentie deelt, maar daarin is zij echt niet de eerste. Ik heb nota bene gewezen op Paars II, met de VVD aan boord. Waar ik van schrik, is dat de minister zegt: er is niet één knop. Dat klopt, maar de knop die zij in handen heeft, moet ze wel indrukken. Dus waarom doet ze dat niet? We hebben een rondetafelgesprek gehad met de initiatiefnemers van dat plan. Daar zaten de supermarkten en LTO bij. Daar werden twee dingen niet besproken: aan de voorkant beginnen met een einde aan landbouwgif en de export. Er wordt wel gesproken over wat de Nederlandse consument zou kunnen bijdragen door meer te betalen voor voedsel — daar ben ik het mee eens — maar als je 80% exporteert, dan wordt het nog een hele opgave om al die buitenlandse consumenten hetzelfde te laten doen. Dus wat gaat de minister op die twee belangrijke punten doen?

Minister Schouten:

Ik heb in mijn inleiding proberen aan te geven dat het een heel stel maatregelen is die je allemaal tegelijk moet bekijken. Dat wordt ook in het deltaplan onderkend. Daar zit ook niet één knop in die moet worden ingedrukt. Ik constateer dat mevrouw Ouwehand er nu twee uitlicht. Dat mag, maar ik zou toch willen zeggen: het is breder dan dat. Laten we het punt van de gewasbescherming nemen, want mevrouw Ouwehand vindt dat alle gewasbescherming eruit moet. Ik wil haar erop wijzen dat er ook biologische gewasbescherming is en dat er ook laagrisicomiddelen zijn. Dus ik denk niet dat mevrouw Ouwehand generiek bedoelt te zeggen: geen gewasbeschermingsmiddelen. Maar dat vul ik maar even voor haar in.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zeg altijd "landbouwgif" en dan weet de minister heel goed wat ik bedoel.

Minister Schouten:

We krijgen nog een hele discussie over gewasbeschermingsmiddelen in het algemeen overleg dat binnenkort gaat komen.

De voorzitter:

Ja, dat klopt. Op 24 april.

Minister Schouten:

Maar laat ik het zo zeggen: ik ben bezig om met partijen afspraken te maken over een visie op gewasbescherming en over wat we de komende jaren gaan doen. Die visie gaat u binnenkort krijgen, zeer binnenkort, voor het AO over gewasbescherming. Daarin kan het debat gestructureerder plaatsvinden over wat we daar nu allemaal mee bedoelen. Het tweede punt is de export. Ik zou zeggen: bekijk het aan de voorkant. Ga aan de voorkant kijken hoe je in het verdienmodel van onze boeren biodiversiteit al kunt meenemen. Een heel belangrijke rol daarin heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is dus niet alleen maar dat ik afspraken met supermarkten probeer te maken. Ja, daar ben ik ook mee bezig, dus het is op verschillende plekken. Maar als je er bijvoorbeeld voor zorgt dat in het GLB ook bepaalde prestaties worden gewaardeerd, bijvoorbeeld ten aanzien van de biodiversiteit, dan stel je die boeren ook in staat om op die manier te produceren. Of dat voor de binnenlandse of de buitenlandse markt is, is dan minder relevant, maar je moet ze op die manier in staat stellen om dat te doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat de consument betreft vroegen wij aan het CBL, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel: wat is dan jullie rol? Want zij stunten met goedkoop vlees, zij betalen boeren een paar centen voor een komkommer. Wat was het antwoord? "De Autoriteit Consument en Markt, of de AFM" — weet ik veel — "moet ietsje" ... Er wordt dus meteen naar iemand anders gewezen! Dus de Kamer kreeg nou niet bepaald de indruk dat de supermarkten zelf van plan zijn om de boeren te helpen. De tweede vraag ging over de chemische bestrijdingsmiddelen. Het is goed dat de minister met een visie komt; daar gaan we het nog uitgebreider over hebben. Maar ik wil vandaag aan haar vragen of zij bereid is om als Nederlandse regering een positie in te nemen die veel andere Europese lidstaten ook innemen: mooi zo'n advies van EFSA, maar wij maken onze eigen politieke afweging. Frankrijk protesteert bijvoorbeeld tegen de verlenging van glyfosaat. Dat had Nederland ook kunnen doen, maar Nederland zegt: wat EFSA zegt, volgen wij blind. Is de minister bereid om daar een andere positie voor te stellen?

Minister Schouten:

Frankrijk heeft zelf ingestemd met de verlenging van glyfosaat voor vijf jaar. Je kunt dus wel zeggen dat je ertegen protesteert, maar als je het eerst zelf toestaat, vind ik dat ook niet heel consequent. Laat ik het daar maar op houden. Maar ik ben het eens met mevrouw Ouwehand dat we erg moeten kijken naar geïntegreerde gewasbescherming. Dat hebben we gedaan. Daar zitten verschillende stappen in, waarbij je de hoogrisicomiddelen als sluitstuk van het hele gewasbeschermingsdossier zou moeten nemen. Moeten daar nog stappen ondernomen worden? Ja, ik ben ermee bezig om dat uit te werken, met de partijen die daarbij betrokken zijn. Dus daar worden zaken in opgenomen. Ik vind het een beetje goedkoop om eerst in te stemmen met de toelating van een middel om vervolgens te protesteren tegen de toelating van dat middel. Dat vind ik niet consequent, dus dat doe ik dan ook niet. Ik vind wel dat we veel meer mogelijkheden moeten onderzoeken om vóór die hoogrisicomiddelen uit te gaan komen. Dat is de weg die we aan het bewandelen zijn.

De voorzitter:

Echt tot slot, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Excuus, Frankrijk was een verkeerd gekozen voorbeeld. Maar er zijn lidstaten die tegen voorstellen van de Europese Commissie stemmen, al ligt er een EFSA-advies. Je kunt daar een zelfstandige positie innemen. Het is een adviesorgaan en vervolgens maak je je eigen politieke weging. Daar gaat mijn vraag over. En wat de geïntegreerde gewasbescherming betreft, spijt het me om te moeten zeggen dat de plannen daarvoor ook al zo oud zijn als de weg naar Rome. Dat is ook uit de tijd van minister Verburg. Dat traject is al geprobeerd. Dus we moeten aan de voorkant, bij het toelaten van die middelen, ook een beweging maken, en daar roep ik de minister echt toe op.

Minister Schouten:

Ten aanzien van de manier waarop Nederland zijn standpunt bepaalt in het SCoPAFF, waar dit soort keuzes worden gemaakt, ben ik altijd heel helder geweest. Wij volgen de twee instanties, EFSA en Ctgb. Dat zijn de instanties die ook de onderzoeken naar de risico's bij dit soort middelen doen. Het is altijd bijzonder, want de ene keer is de ene kant van de Kamer boos als ik het advies volg en de andere keer is de andere kant van de Kamer boos als ik dat volg. Dat lijkt me dan de bevestiging dat het een helder richtsnoer is.

Mevrouw Bromet vroeg of biodiversiteit een publieke taak is. Ja, dat is zo, omdat het ons allemaal dient. Veel van uw leden hebben al aangegeven dat wij ongelooflijk afhankelijk zijn van die biodiversiteit, ook in onze voedselproductie. Die schakel is van onschatbare waarde. Dat deel ik dus met haar.

Zij vroeg ook hoe ik mijn rol pak in het Deltaprogramma. Ik neem die rol op verschillende plekken in. Ten eerste klopt het — een aantal leden heeft daar al vragen over gesteld — dat wij middelen beschikbaar stellen om onderzoek te doen en om een monitoringssystematiek op te gaan zetten. Dat is van cruciaal belang om te kunnen zien wat de ontwikkeling is. Ik zeg daarbij wel — dat is even wat verwachtingsmanagement — een monitoringssystematiek oprichten is één; om de monitoring langjarig helemaal goed vorm te geven, is nog wel wat geld nodig. Dat heb ik nog niet; dat zeg ik er ook maar bij. We moeten de komende jaren dus wel goed blijven bekijken hoe we dat gaan doen. Maar daar is om gevraagd, en daar geef ik nu in ieder geval al de eerste middelen voor. Ik help ook wat met de governance, zoals we dat met een duur woord noemen, van de uitwerking van het plan. Daar ondersteunen wij de initiatiefnemers dus ook bij. Daar zit bijvoorbeeld een vraagstuk in rondom het vormgeven van de verdienmodellen. Daar zijn wij ook al mee bezig. Ten aanzien van best veel onderwerpen uit dat Deltaplan ondersteunen of faciliteren wij dus waar dat mogelijk is. Liggen we dan op koers? Daarom heb ik ook die middelen beschikbaar gesteld voor onderzoek en monitoring, want dat moet je op een gegeven moment inderdaad kunnen vaststellen. Op dat punt zitten er nog wel wat leemtes. Het is nog wel nodig om het een en ander verder uit te zoeken.

Wat doe ik als het droombeeld niet gerealiseerd wordt? Ik ben niet altijd een positief mens, maar laat ik hier maar een soort optimisme uitstralen. Ik vind dat we als er een droombeeld geschetst wordt — in mijn visie heb ik daar natuurlijk ook het een en ander over gezegd — niet nu al moeten gaan bedenken: wat als het niet lukt? We moeten hard aan de slag om daar juist handen en voeten aan te geven.

De heer Geurts (CDA):

Even een verhelderende vraag, als dat kan, voorzitter. Ik begreep dit stukje van het betoog van de minister niet. Heb ik nou goed begrepen dat de minister aangaf dat ze wel monitoring wil gaan uitvoeren, maar dat ze daarvoor nog geen geld gevonden heeft?

Minister Schouten:

Dat ging heel specifiek over het laten plaatsvinden van meer monitoring van de ontwikkeling van de insecten en dergelijke. We zijn de systematiek meer aan het uitwerken, ook op bijvoorbeeld bedrijfsniveau. Dat is ook een onderdeel van het deltaplan. Dat soort zaken zijn we nu aan het vormgeven. Maar de vraag uit de Kamer was om dat langjarig — dat is dan langer dan één of twee jaar — vorm te gaan geven. Ik heb daar nu niet automatisch de middelen voor op mijn begroting staan.

De heer Geurts (CDA):

Ik sloeg hierop aan omdat ik in de media zag dat de minister voor de komende vijf jaar 2,5 miljoen euro beschikbaar heeft voor onderzoek naar verlies van soorten op het platteland. Is dat dan de 2,5 miljoen euro waar de minister het net over had?

Minister Schouten:

Ja. Daarmee geven we dus het onderzoek en de opstart van de monitoringssystematiek vorm. Maar als we dat langjarig — nogmaals, dat is wat langer dan een paar jaar — willen doen, dan heb ik daar nu niet automatisch de middelen voor op mijn begroting staan.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Dan kom ik automatisch bij de vragen van de heer Geurts. Ik denk dat hij zelf al wel een aantal analyses had over wat er gebeurt. Ik heb net al aangegeven hoe het zit met de monitor, denk ik. De boeren belonen voor de inspanningen is onderdeel van het deltaplan. We zijn er nu ook mee bezig om te kijken waar je dat zou kunnen doen. Zijn punt over de openbare ruimte vind ik terecht, want zoals ik net aangaf, is het meer dan alleen een landbouwdiscussie; het gaat ook over het bevorderen van de biodiversiteit op andere punten. Dat is ook een werkroute in het deltaplan; dat staat er ook in. Dat zit ook in de Green Deal Infranatuur die op 7 maart is afgerond. De partijen zullen daar onder de koepel van het deltaplan verder aan samenwerken. Rijkswaterstaat is een van de grote organisaties hierbij. Op dat punt kunnen dus ook echt stappen gezet gaan worden. De heer Geurts vroeg nog heel concreet wat Rijkswaterstaat nu doet. U zult begrijpen dat ik er een beetje terughoudend mee ben om grote woorden over allerlei andere departementen te spreken, want ik heb daar gewoon niet helemaal zicht op. Maar zij zijn actief als trekker van die Green Deal Infranatuur. IenW en Rijkswaterstaat zoeken daarbij ook afstemming met de pijler openbare ruimte van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Zij zijn daar ook bij betrokken. Hoe staat het met het opzetten van de monitoring en wanneer gaat die beginnen? Die monitoring is vorig jaar aangekondigd. Met De Vlinderstichting heb ik afspraken gemaakt over uitbreiding van het Meetnet nachtvlinders. Daarbij zijn ook meetpunten in het agrarisch gebied opgenomen. Verder ben ik in gesprek met onder andere BoerenNatuur, De Vlinderstichting, LTO en Kenniscentrum EIS om die monitoring in dat agrarisch gebied te starten. Dan gaat het ook om pilots voor een meetnet en het ontwikkelen van automatische cameravallen, waarmee het monitoren makkelijker wordt. Dat wordt nu dus vormgegeven.

De heer Geurts vroeg ook nog naar de daarbij geldende standaarden van de EU. We hebben natuurlijk sowieso onze richtlijnen die wij allemaal gewoon moeten volgen. Dat is natuurlijk ook het kader waarin wij heel veel dingen doen. Daarbij is het wel de kunst om te zorgen dat we een aantal zaken meenemen, bijvoorbeeld — ik noem er maar eentje — de Kaderrichtlijn Water. Die ziet natuurlijk op de waterkwaliteit, maar er zitten ook elementen in die kunnen bijdragen aan de biodiversiteit. Ik denk dus dat we vooral goed moeten kijken naar de maatregelen die we nemen in het kader van dat soort richtlijnen en die tegelijkertijd ook een effect hebben op de biodiversiteit en dat we op die manier ook de win-winsituatie moeten gaan realiseren.

De heer Geurts vroeg ook naar de parken en de perken. Dat punt heb ik ook meegenomen bij de openbare ruimte. Dat zit dus ook in dat infranatuuronderdeel.

De heer Geurts (CDA):

Ik krijg een antwoord van de minister. Dank daarvoor. Het ging mij meer om biodiversiteitsverlies in relatie tot handelsverdragen. Europa heeft handelsverdragen. Er komen ook voedselproducten Europa in vanuit buiten Europa. Dit staat er nu niet in, maar verwacht de minister dat in de toekomst biodiversiteitsverlies in andere delen van de wereld met handel met Europa ook een onderdeel hiervan wordt?

Minister Schouten:

Er zijn verschillende handelsverdragen. Er zijn ook nog steeds discussies gaande over sommige handelsverdragen. Nederland brengt daar wel altijd een aantal elementen in van standaarden die we ook voor onszelf regelen, omdat we het belangrijk vinden om die ook elders mee te nemen. Ik kan niet op voorhand zeggen of dat nu overal meegenomen wordt. Dat zou ik ook even moeten overleggen met collega Kaag, die meer met de handelsverdragen bezig is. Mag ik daar in de tweede termijn even op terugkomen?

Mevrouw Ouwehand had een fundamenteel betoog. Dat ben ik ook van haar gewend. Dat vind ik ook altijd mooi. Zij deed dat ook aan de hand van een boom. Ik heb gisteren een boom geplant. Dan moet ik altijd aan Luther denken. Het klinkt wat luguber, maar hij heeft gezegd: als u weet dat u morgen sterft, dan moet u vandaag nog een boom planten. Daarmee wilde hij zeggen dat je altijd bezig moet blijven met alles waar je verantwoordelijkheid ligt en wat op je pad komt en dat je niet moet denken: het heeft geen zin meer. Die strijdlust zie ik ook altijd bij mevrouw Ouwehand. In die zin moeten dit dus woorden naar haar hart zijn. Als het zo is dat ik die boom krijg — dat heb ik zo begrepen — dan ben ik daar zeer blij mee, want ik ben mijn tuin aan het herinrichten. Ik zal die boom dus een mooi plekje geven. Ik weet niet wat voor soort boom het is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een appelboom.

Minister Schouten:

Een appelboom. Dat is helemaal mooi. Daar ga ik een mooi plekje voor zoeken. Dan zal ik een keer appeltjes meenemen voor de Kamer, als dat goed is.

De heer Graus (PVV):

Dat is een toezegging, hè?

De voorzitter:

Daar hoeft mevrouw Ouwehand geen motie over in te dienen. Het is een harde toezegging, mevrouw Ouwehand.

Minister Schouten:

Ja, maar dan moet ze me wel een beetje de tijd geven om hier te blijven, want een appelboom heeft niet zomaar vruchten. Dat duurt dus nog wel even.

De voorzitter:

Ja, dat duurt wel even.

Minister Schouten:

Dat ligt dus aan u, aan hoelang u mij hier wil laten staan.

Zij doelde op een aantal biodiversiteitsdoelen die al langer zijn gesteld. Ik ben het met haar eens dat de ambities er ook in het verleden zijn geweest en dat je je kunt afvragen of die nu echt realiteit zijn geworden. We zien dat er een afname is, ook in een aantal soorten. Dan is dat dus zeker niet het geval geweest voor die soorten. Ik kan daar van alles van zeggen in de zin van dat het goed of niet goed is gegaan, maar ik vind vooral — dan kom ik weer even bij de appelboom — dat we moeten blijven planten. We moeten voortgaan en we moeten met elkaar op heel veel plekken dit vraagstuk blijven aanpakken. In dat licht vind ik het wel goed dat ook maatschappelijke partijen in het Deltaplan Biodiversiteitsherstel hun rol pakken. De overheid is belangrijk, maar ze kan het niet alleen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het is een biologisch appelboompje. Het is goed om te horen dat er plek voor is in de tuin van de minister. Dat kan dus mee. Ik erken dat de minister geen makkelijke positie heeft. Ik hoor de bijdrage van het CDA en de VVD ook. Maar ik probeer haar steeds te zeggen: je kan — de Partij voor de Dieren vindt dat dat moet — als verantwoordelijk bewindspersoon ook gewoon de feiten op tafel leggen, en dan zien we in het debat wel hoe dat uitpakt. Je kan de VVD gewoon confronteren met haar eigen beloftes en dan vanuit het kabinet zeggen: "Ik ben verantwoordelijk voor de biodiversiteit. Het kan zijn dat u het niet zo leuk vindt, maar we moeten die wel beschermen. Sterker nog, u heeft het eerder ook beloofd." Daartoe roep ik de minister op. En dan zien we hier wel of de VVD uit z'n panty gaat of niet.

Minister Schouten:

De suggestie is dat ik me nu inhoud vanwege de VVD. Dat is niet zo.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou ja, ...

De voorzitter:

U heeft niet zo veel interrupties meer. Ik zou zeggen: ga daar wat zuinig mee om.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, voorzitter, maar het is gewoon echt heel belangrijk. Want het is ...

De voorzitter:

Ja, zeker!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

... de toekomst van de natuur, maar ook die van ons. Dan snap ik het niet. Ik zei in mijn betoog ook: de mensen thuis vragen aan mij hoe het kan dat de politiek het maar laat gebeuren, terwijl de belofte was dat het in 2010 zou zijn gestopt. De teruggang van de biodiversiteit is helemaal niet gestopt. Het is het een of het ander. Of de minister zit gevangen in een coalitie die niet wil, en dan zeg ik: heb er lak aan, leg gewoon op tafel wat er moet gebeuren en als de coalitie dan niet wil, dan zoeken ze maar iemand anders om het vuile werk op te knappen. Of ze heeft niet in de gaten dat de beloftes van de regering niet worden nagekomen en de verplichtingen van de regering niet worden nageleefd. Ze kan dus — daar heb ik Dijksma ook toe opgeroepen — als verantwoordelijk bewindspersoon zeggen: "Dit is mijn verantwoordelijkheid; we moeten dit beleid voeren. Ik hoor wel wat jullie ervan vinden. En als jullie mij dan willen wegsturen, dan doen jullie dat maar." Dat lef hebben we echt nodig voor de natuur.

Minister Schouten:

Nogmaals, de suggestie is dat ik dat niet zou doen. Dat bestrijd ik. Dan komen we weer bij de gewasbeschermingsmiddelendiscussie. Er zijn in het afgelopen jaar een aantal stappen gezet. Het lag in de Kamer altijd wat divers wat betreft het daarmee instemmen, om het zo te zeggen. Als ik een keuze heb gemaakt in de lijn die ik volg, dan houd ik daaraan vast. Dan is het inderdaad aan de Kamer om te zeggen: we gaan hierin mee of we gaan hier niet in mee. Ik bestrijd het beeld dat ik alleen maar eerst ga vragen aan een bepaalde partij wat die ervan vindt en dat ik dan daarnaar handel. Ik kies mijn eigen route.

Nu kom ik wel echt bij de heer Weverling, de man met macht, als ik het zo van een aantal leden hier hoor. Hij vraagt naar de kennishiaten die ook Wageningen Universiteit heeft aangegeven. Ik heb net duidelijk gemaakt dat ik geld beschikbaar stel om verder onderzoek daarnaar te doen.

Wat betreft het aanpakken van de varroamijt zeg ik dat een deel van het probleem zit bij de honingbij. Ik heb niet de indruk dat ik dat nu aan het ontkennen ben, of zoiets. Sterker nog, wij ondersteunen imkers via het zogenaamde honingprogramma, ook met actuele wetenschappelijke kennis over de bedreigingen van de honingbij en met handvatten om het te bestrijden en om bijen weerbaar te maken tegen de varroamijt. Ik heb vandaag zelfs ook een nieuw honingprogramma voor de komende drie jaar bij de Europese Commissie ingediend om daarmee verder te gaan. We zijn er dus zelf ook mee bezig.

De heer Weverling vraagt of ik het ermee eens ben dat boeren worden tegengewerkt door regelgeving wanneer zij bepaalde bijdrages willen leveren. Er zijn regels die niet logisch zijn op het moment dat je een bijdrage wilt leveren aan verbetering van de biodiversiteit. Dat heb ik ook onderkend in mijn visie. We zijn nu aan het werk om dat in kaart te brengen en om te zien wat we op dat punt beter kunnen doen.

Ik kom bij de vragen van de heer De Groot. Hij heeft een aantal wat meer specifieke vragen ten aanzien van gewasbescherming gesteld en ook een vraag naar de uitvoering van zijn motie. Hij vraagt of ik hem kan toezeggen dat ik dat in mei ga doen. Mag ik een procesvoorstel doen, voorzitter? We hebben binnenkort een algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen. Voor die tijd zal ik de heer De Groot een brief doen toekomen waarin staat hoe ik met die motie omga. Anders denk ik dat een heel groot deel van dit debat daar weer aan besteed gaat worden. Dan hebben we net wat meer tijd om fundamenteel over dat soort zaken door te spreken.

De heer De Groot (D66):

Dank aan de minister voor deze toezegging. Dan ga ik er wel van uit dat het antwoord in die brief anders luidt dan het antwoord van de minister gisteren tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad, namelijk dat het Ctgb nog heel 2019 nodig heeft voor die beoordeling. Maar dank voor de toezegging.

Minister Schouten:

Als ik een brief ga schrijven, ga ik een brief schrijven. Dus geef mij even de ruimte om een brief te schrijven. Anders, als ik het zo hoor, mag de heer De Groot zelf een brief aan mij schrijven.

De heer De Groot vraagt ook naar zaken rondom het mestbeleid. Wordt er in het mestbeleid rekening gehouden met de biodiversiteit en het biodiversiteitsherstel? Mevrouw Dik-Faber stelde die vraag ook. In het begin gaf ik al aan dat het niet zo is dat ik één knop kan indrukken en dat daarmee de biodiversiteit verbetert. Er zijn heel veel zaken die we tegelijkertijd moeten bekijken. Het mestbeleid is per definitie ook niet biodiversiteitsbeleid. Het is oorspronkelijk bedoeld om de waterkwaliteit op orde te hebben. Natuurlijk moeten we ook hier bekijken welke goede stappen we kunnen zetten die daar een bijdrage aan leveren. In dat licht ben ik het ermee eens om te kijken wat we daar kunnen doen.

Dat geldt ook ten aanzien van de weidevogels. De heer De Groot vroeg daar concreet naar. Ook hier geldt dat het niet zo is dat mestbeleid weidevogelbeleid is, maar we kunnen zaken samen bekijken en zien welke keuzes er zijn. Soms zijn het ook dilemma's. Dat leg ik ook maar even terug, want wat voor het ene terrein goed kan zijn — ik noem maar wat, voor de ammoniak — kan op een ander terrein weer moeilijker liggen, bijvoorbeeld ten aanzien van de bodem. Die dilemma's moeten we hier ook op tafel krijgen. We moeten bespreken welke keuzes we daarin willen maken, want daarin is ook nog wel wat te bediscussiëren; laat ik het zo zeggen. Dat wat betreft mest en bodem.

De heer De Groot vroeg ook naar de monitoring. Ik heb net al aangegeven wat ik met De Vlinderstichting heb afgesproken over de vormgeving van het meetnet. Ook wilde de heer De Groot in het langetermijncommitment van het deltaplan een soort borging dat we daarmee bezig zijn. Die borging moet uiteindelijk in het beleid terechtkomen en waar dat nodig is in de wet- en regelgeving. Ik kan niet altijd over mijn graf heen regeren. Het is natuurlijk aan een volgend kabinet om keuzes te maken in sommige zaken. Maar als we nu een aantal keuzes maken die goed zijn voor de bodem en voor een aantal wetgevingstrajecten waar we ook mee bezig zijn, kun je weel zaken voor de langere termijn regelen. Dat geldt ook voor de verdienmodellen. Als we dat goed weten neer te zetten, heeft dat een langjarige impact. Daar zijn we dus mee bezig.

Dan kom ik bij de vragen van de heer Graus. Meneer Graus, fijn dat u ook weer deelneemt hier. Het is fijn dat u uw bijdrage weer heeft geleverd. Ik weet dat de heer Graus altijd erg begaan is met de bijen en met de biodiversiteit. Hij vroeg of ik me verder ga inzetten voor de weidegang. Even kijken hoor. Was dat een vraag van de heer Graus? Excuus.

De voorzitter:

U mag het toelichten. Toelichten, hè.

De heer Graus (PVV):

Ik had een linkje gemaakt naar de boomplantdag, waar de minister ook bij was, en gezegd dat we schaduwplekjes moeten creëren voor weidegangers, dus voor koetjes en zo.

Minister Schouten:

Ja. Ik heb nu geen programma om bomen te planten bij boeren. Ik zit een beetje in de discussie rondom de houtwallen en de bredere discussie over de landschapselementen die heel goed zijn voor de biodiversiteit. De Kamer heeft mij al eerder opgeroepen om daarin een kentering te realiseren, want we zien dat veel van die elementen verdwijnen uit het landschap. Ik heb aangegeven dat ik dit wil meenemen in het nieuwe GLB, maar dat duurt nog even. Dat is in 2021, misschien in 2022. In de tussentijd ga ik met de provincies in gesprek om te kijken hoe we er nu voor kunnen zorgen dat die elementen niet verdwijnen, omdat die belangrijk zijn voor de bescherming maar ook voor de biodiversiteit.

De heer Graus (PVV):

Maar mijn vraag is eigenlijk als volgt. Ik heb die ook een keer bij mevrouw Verburg, een voorganger van deze minister, neergelegd. Zo'n boomplantdag zouden we ook een keer bij boeren die daaraan mee willen werken kunnen organiseren. Heel veel boeren willen dat, om schaduwplekken te creëren voor hun dieren, voor de weidegangers. Dat is eigenlijk de vraag. Misschien kan de minister daarover meedenken, om dat een keer te doen. Ik heb het dus niet over bij een school of in een nieuwbouwwijk, maar gewoon een keer bij de boeren, om hen te helpen aan schaduwplekken.

Minister Schouten:

Ik ga er een keertje over nadenken. Ik kan het nu nog niet toezeggen, maar ik vind het op zich een aardige suggestie.

De motie over een nulmeting is verworpen, maar in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring worden al jaren vlinders en libellen geteld. In het afgelopen jaar heb ik met De Vlinderstichting afgesproken om het meetnet voor de nachtvlinders uit te breiden. Nu ontbreekt vooral de kennis over insecten in het agrarische gebied. Daarom ga ik met die organisaties in gesprek, om te starten met de monitoring van insecten in landbouwgebieden en om dat onderzoek daar vorm te geven. Ik zal ook, in samenhang met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, via de zogenaamde living labs bezien hoe een goede monitoring kan worden opgezet. We zijn dus op veel plekken bezig om die monitoring vorm te geven.

Dan de vraag over een update over de uitvoering van de motie om chemische gewasbescherming te vervangen door natuurlijke. We hebben binnenkort het AO Gewasbescherming. Ik zal die update meenemen in de schriftelijke reactie op de motie van de heer De Groot. Dan kunnen we het daarin meenemen.

Dan het onderzoek van het kenniscentrum voor knaagdierbeheer. Het is altijd een beetje heen-en-weerwijzen, maar het ministerie van IenW is als eerste verantwoordelijk voor de toelating van middelen voor knaagdierbestrijding. Bij die beoordeling wordt ook gekeken naar de veiligheid van mens en milieu. Ik heb nu geen signalen dat er knelpunten optreden voor de biodiversiteit, maar het zit echt op het terrein van een collega. Ik ben er dus een beetje terughoudend in.

De heer Graus (PVV):

Dit vind ik heel belangrijk. Ik wil graag dat dit kenniscentrum voor knaagdieren, het KAD, erbij betrokken wordt, ook in het kader van stalbranden. Dat onderwerp zou hier ook bij betrokken kunnen worden. Knaagdieren veroorzaken ook stalbranden. Ik heb het nu gevraagd in het kader van de biodiversiteit. Het kan allemaal bij elkaar worden genomen in zo'n kenniscentrum. Dat hoeft niet veel geld te kosten, want de deskundigen zijn al in Wageningen, zitten al bij het KAD en zijn dus al aanwezig.

Minister Schouten:

Ik zei net dat het punt van de bestrijding van knaagdieren en de middelen daartoe echt bij mijn collega van IenW ligt. Misschien kan de heer Graus daar ook de discussie voeren, want ik ben er wat terughoudend in om op het terrein van een ander allerlei absolute uitspraken te doen.

De heer Graus (PVV):

Dit is waarschijnlijk mijn laatste interruptie. Ik noemde de marter en de rat evolutiekampioenen. Dat zijn de woorden van dokter Weijman, een pest- en plaagdierdeskundige, misschien wel een van de beste wereldwijd. Dokter Weijman zegt dat ratten al eeuwenlang evolutiekampioenen zijn. Die dieren doen ook heel veel goede zaken. Steenmarters pakken ratten, maar de bruine rat pakt ook weer ganzeneieren, zodat er geen levende ganzen hoeven worden gedood. Die houden de natuur dus beter in stand. Daarom wil ik de knaagdieren ook in positieve zin in beeld krijgen.

De voorzitter:

Oké, maar vandaag gaat het over insecten.

De heer Graus (PVV):

Maar ook over biodiversiteit, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Daar horen knaagdieren ook bij; dat is waar.

Minister Schouten:

Ik kan wel zeggen dat er op dit moment een pilot is bij de Rijksuniversiteit Groningen, die onderzoek doet naar predatiebeheer en de afwegingen daarin. Die pilot ondersteun ik. Het is dus niet zo dat daarmee niets gebeurt, maar dat gebeurt in het kader van het predatiebeheer. Daarmee krijg je ook inzicht in de afname van de ene soort en de opkomst van de andere soort. Dat loopt nu.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Voorzitter. Dan kom ik bij de heer Futselaar, die vraagt: wanneer krijgen we het RIVM-onderzoek naar bestrijdingsmiddelen en omwonenden? Het definitieve rapport heb ik zelf ook nog niet gezien, dus het is een beetje lastig om daar nu wat van te zeggen. Ik probeer om het rapport voor het AO Gewasbeschermingsmiddelen naar de Kamer te sturen, als ik het dan ook zelf heb. Dat zal mogelijk wat krap worden. Ik ben in overleg met het RIVM om te kijken of dat lukt, maar ik ben er niet zeker van. Ik moet het RIVM ook even z'n werk laten doen.

De heer Futselaar (SP):

Ik begrijp dat. Het ministerie van IenW is ook de uiteindelijke opdrachtgever en niet deze minister. Maar ik zou het toch wel logisch vinden als iemand belt naar de onderzoekers dan wel het RIVM, om te zeggen: als het klaar genoeg is om te lekken naar de media, is het ook klaar genoeg om naar het ministerie en dus ook naar de Kamer te sturen.

Minister Schouten:

Dat zou suggereren dat er een afgerond rapport ligt. Je kan ook, was mijn ervaring hier weleens, zaken lekken voordat ze helemaal zijn afgerond. Ik snap wel dat het RIVM een afgerond onderzoek wil opleveren.

De heer Futselaar (SP):

Ja, dat is zo. Maar het is ook zo dat rapporten soms nog niet afgerond zijn, bijvoorbeeld omdat het ministerie er nog geen reactie op heeft gegeven en ze daarom enkele weken langer dan misschien strikt noodzakelijk zou zijn bij een ministerie liggen. Ik beschuldig hier overigens niemand van iets, maar vertraging kan van meerdere kanten komen.

Minister Schouten:

Dat begrijp ik. De vraag is alleen of dat vertraging is. Er was geen einddatum afgesproken. Het komt nu in een stroomversnelling doordat delen van het onderzoek naar buiten zijn gebracht, zijn gelekt. Ik zou dat daarmee overigens niet willen belonen, want dan ga je dat gedrag belonen. Het is echt niet zo dat ik een rapport of een reactie achterhoud. Dat rapport moet worden afgerond; dat is de doorlooptijd. We hebben het RIVM echt wel even gesproken om te vragen hoe snel het kan, maar ik wil het RIVM niet onder druk gaan zetten omdat er nu zaken zijn gelekt. Ik doe mijn best, is de boodschap.

De heer Futselaar vraagt ook naar de aanpak voor het beperken van gewasbescherming. Ik heb net al aangegeven dat ik met een visie gewasbeschermingsmiddelen kom. Daarin kan de heer Futselaar zien wat wij voor ogen hebben.

De heer Futselaar (SP):

Dit is deels naar aanleiding van mijn eigen bijdrage, maar ook een beetje die van de heer Geurts, toen het ging over dingen die buiten de portefeuille van deze minister vallen. Ze zegt steeds: ik ben wat terughoudend om te praten over infrastructuur en water. Ik begrijp dat, maar aan de andere kant hebben we een staatssecretaris van Milieu die als het over asbest gaat rustig zegt: er is een probleem met de daken van boerenschuren. Ze zegt niet: daar gaat de minister van LNV over. Is het, gezien de omvang en de urgentie van het biodiversiteitsprobleem, niet zaak dat deze minister een wat coördinerende, overstijgende rol krijgt of pakt om dit soort problemen aan te pakken en te zeggen: ik wil wél iets zeggen over bijvoorbeeld bloemenranden langs wegen et cetera?

Minister Schouten:

Wij maken als kabinet breder afspraken. Ik noem maar eventjes de Bijenstrategie. Daarin hebben we ook gezegd dat er bloemrijke randen moeten komen langs infra, dus ook langs het spoor, wegen en dat soort zaken. Daar heeft het ministerie van IenW zich ook aan gecommitteerd. Ik noemde net de green deal, die IenW mede heeft afgesloten. Het is dus niet zo dat het niet gebeurt, maar ik denk dat het juist heel sterk is als niet ik mij daar alleen verantwoordelijk voor voel, maar dat al die partijen zelf afspraken maken. Dan heb je echt commitment.

De heer Futselaar (SP):

Daar kan ik een heel eind in meegaan, maar als bijvoorbeeld de green deal bij IenW niet goed verloopt, wie moet ik dan de schuld geven of wie moet ik daarop aanspreken? Is dat de minister van IenW, of de minister die uiteindelijk verantwoordelijk is voor biodiversiteit? Dat is de reden dat ik toch geneigd ben om te zeggen dat ik graag één iemand heb die daar in den brede op aanspreekbaar is.

Minister Schouten:

Dat snap ik, maar staat u mij toe om even iets uit mijn verleden te noemen. Ik ben actief geweest op het terrein van schulden. Daar was één coördinerend bewindspersoon, die elke keer werd aangesproken op zaken die andere bewindspersonen niet deden. Die andere bewindspersonen zeiden dan: ja, maar we hebben een coördinerend bewindspersoon. Ik zou bijna zeggen: tel uw zegeningen, meneer Futselaar, dat die andere departementen ook rechtstreeks aanspreekbaar zijn op de afspraken die zij zelf maken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Ik weet niet of ik hem overtuigd heb.

De voorzitter:

Lok hem niet uit!

Minister Schouten:

Sorry.

Mevrouw Dik-Faber vroeg of het verdere onderzoek hand in hand moet gaan met de pilots voor de herstelstrategieën en of ik de aanbevelingen overneem. De herstelstrategieën voor insecten hangen samen met het onderzoek, zoals ook de opstellers van het deltaplan voor ogen hebben. Daar ben ik het ook mee eens. Ik steun het ook met het geld dat we nu hebben vrijgemaakt voor dat onderzoek.

Wanneer kom ik met een voorstel voor de monitoring van de insecten? Die monitoring is belangrijk. Ik heb net aangegeven dat we bezig zijn om dat vorm te geven, maar als we de hele monitoring ook met bedragen moeten invullen, moeten we nog wel wat stappen zetten. Op dit moment heb ik daar ook niet helemaal de middelen voor. We zijn wel in gesprek met de organisaties om de monitoring van insecten in het agrarisch gebied nog voor dit seizoen te starten.

De heer Futselaar vroeg of er in het kader van de Kaderrichtlijn Water voldoende afstemming is tussen IenW, LNV en andere departementen. Ook vroeg hij of zij gecommitteerd zijn aan het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. We hebben goed overleg met andere departementen. Zij hebben ook al hun interesse getoond voor het deltaplan. Met IenW zetten we ook het Programma Grote Wateren op. Vanuit het kabinet hebben we daar ook middelen voor beschikbaar gesteld. Ik heb net de green deal genoemd die vanuit het ministerie van IenW is afgesloten. Inzake de Kaderrichtlijn Water hebben we sowieso een heel uitgebreide overlegstructuur, waarbinnen deze gesprekken plaatsvinden.

De pacht is een interessant punt, dat is genoemd door mevrouw Dik-Faber. Ik heb inderdaad kennisgenomen van het initiatief van kerkelijke gemeenten die hun pachtgronden met respect voor de biodiversiteit willen gaan verpachten. Dat is een mooi initiatief. U krijgt zeer binnenkort een pachtbrief. Ik kan al een tipje van de sluier oplichten: daar zit dit niet in. Misschien is het tip om dit mee te nemen in de discussie die we ongetwijfeld gaan hebben over de pachtbrief. We krijgen nog een AO Pacht. Daarin kan het worden meegenomen. Maar ik vind het een heel mooi initiatief van deze kerk.

De voorzitter:

Dat algemeen overleg is volgens mij over twee weken.

Minister Schouten:

Over twee weken, meen ik, ja.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank voor de woorden van de minister. Ik denk dat we met pacht inderdaad echt nog wel stappen kunnen zetten. Het is een heel mooi initiatief van de kerk in Reduzum, maar er zijn natuurlijk veel meer kerken die grond in pacht uitgeven. Hetzelfde geldt voor particulieren, landgoederen, beleggers en ook de rijksoverheid zelf. Biodiversiteit komt daar nog niet aan bod. Ik ben graag bereid om dit debat te voeren in het algemeen overleg, maar ik heb ook begrepen dat de brief nog niet naar de Kamer is gestuurd. Wellicht kan de minister haar gedachten hier nog over laten gaan en een passage eraan wijden in de brief, zodat we wat meer richting hebben voor het debat.

Minister Schouten:

De brief is wel echt bijna klaar. Ik moet dan alle inspanningen leveren om te kijken wat daar precies gebeurt en hoe we het kunnen vormgeven. Ik wil mevrouw Dik-Faber toch in overweging geven om dit punt mee te nemen in het AO Pacht. Dan ga ik mij erop voorbereiden voor dat AO. Dat durf ik nu wel toe te zeggen. Als het niet in de brief staat, wil dat niet zeggen dat er niets mee gebeurt. Maar als we de brief nu helemaal hierop aanpassen, dan loopt de brief vertraging op en heeft u weer te weinig tijd om die te lezen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Daar wil ik natuurlijk niet schuldig aan zijn, dus ik ga me gewoon goed voorbereiden op het algemeen overleg. Dan spreken we elkaar daar.

Minister Schouten:

Onze ambtenaren hebben inmiddels gehoord wat u wilt meenemen.

Het herstel van de biodiversiteit als onderdeel van de herziening van het mestbeleid heb ik daarnet al besproken.

Tot slot kom ik op de vragen van de heer Moorlag. Over de lelieteelt moeten we nog het rapport van het RIVM krijgen. Ik heb het Ctgb gevraagd om een appreciatie te geven van het onderzoek dat in Westerveld is gedaan. Die appreciatie heb ik nog niet en ik wil dit soort zaken bij die discussie betrekken.

In mijn inleiding ben ik al ingegaan op hoe ik aankijk tegen de urgentie rond biodiversiteit en insectensterfte. Ik ben van plan om het Deltaplan Biodiversiteitsherstel ruimhartig te ondersteunen en te faciliteren, zowel met geld als met denkkracht. Dat heb ik ook al toegelicht.

De laatste vraag is misschien wel de mooiste: ben ik van mening dat de overheid durf en moed moet tonen om grenzen te stellen? Ja, dat vind ik, waarbij we wel altijd de context moeten bekijken waarin dit soort zaken plaatsvinden. Een overheid is er om richting te geven, maar soms ook grenzen te stellen. Ik ben dat ten principale met de heer Moorlag eens.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Graus over de schadelijke gevolgen van verplichte mestinjectie blijven liggen, zo heeft hij mij laten weten.

Minister Schouten:

Er is een rapport verschenen, dat ik nog goed moet bestuderen. Dit zijn discussies die wij meenemen bij de herziening van het mestbeleid. Het is wat vroeg om er nu al een soort absolute uitspraak over te doen.

De voorzitter:

U komt er dus op terug.

De heer Graus (PVV):

Van de heer Geurts van het CDA, die in de plenaire zaal altijd naast mij zit, heb ik geleerd dat ik altijd moet vragen: op welke termijn? Anders is meneer Geurts dadelijk weer onrustig.

Minister Schouten:

Dit wil ik echt in de grotere mestdiscussie meenemen en die loopt op dit moment. Binnenkort krijgt u een bodemprogramma van mij. Ik kan mij voorstellen dat u daar ook over wilt spreken. Ik zou willen voorstellen om dit soort thema's mee te nemen als u een debat over mest en bodem wilt voeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Bromet namens GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben blij met de beantwoording van de minister. Ik hoop dat het vuur dat zij laat zien tot resultaten gaat leiden. Misschien dat mijn moties daarbij behulpzaam zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen per hectare in de bloemensector het hoogst is van alle landbouwsectoren;

overwegende dat deze hoge concentraties werkzame stoffen belastend zijn voor ons oppervlaktewater, onze insectenpopulatie en volksgezondheid;

verzoekt de regering het uitbreiden van het aantal hectare in de bloemensector te verbieden, tenzij het gaat om teelt die geen gebruikmaakt van gewasbeschermingsmiddelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115 (26407).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen volledig gebaseerd is op individuele middelen en sterfte op korte termijn;

constaterende dat veel gewasbeschermingsmiddelen in combinatie met andere middelen worden gebruikt en dat sommige gewasbeschermingsmiddelen niet-dodelijke effecten hebben op onder andere de reproductie van niet-doelsoorten;

overwegende dat er nog weinig onderzoek is naar het cumulatieve en langetermijneffect van deze verschillende middelen op de bodem, waterkwaliteit, insectenpopulatie en volksgezondheid;

verzoekt de regering om het Ctgb te verzoeken bij de toelating en voorafgaande risicoanalyse van gewasbeschermingsmiddelen ook rekening te houden met de combinatie van middelen en met de effecten van middelen tijdens de levenscyclus, inclusief reproductie, van insecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116 (26407).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dan nog een hele korte.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat glyfosaat in 2022 opnieuw beoordeeld zal worden om toegelaten te worden door de EFSA;

verzoekt de regering uiterlijk in 2022 het gebruik van het middel glyfosaat geheel te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet, Ouwehand, Graus, Futselaar en Moorlag.

Zij krijgt nr. 117 (26407).

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Eén motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat insecten een belangrijk onderdeel van de natuur zijn als begin van de voedselketen;

overwegende dat om teruggang van insecten te voorkomen er wordt gewerkt aan drie werkroutes: openbare ruimte, natuur en landbouw;

verzoekt de regering bij de verdere uitvoering van de werkroute landbouw het verdienmodel daarbinnen van boeren als zware prioriteit aan te merken;

verzoekt de regering tevens een voortrekkersrol te nemen bij een samenwerkingsprogramma ten behoeve van biodiversiteit in de openbare ruimte en in het bijzonder voor insecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Weverling, De Groot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 118 (26407).

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, nog één opmerking. Ik hoorde de heer Graus en de minister over bomen. Het zal de heer Graus aanspreken dat in zijn geliefd Limburg het CDA het voornemen heeft om de komende acht jaar 1,1 miljoen bomen te planten. Ik wil me ervoor inspannen dat de heer Graus en de minister samen een paar van die bomen op boerenland in Limburg gaan plaatsen.

De voorzitter:

En dan ook Graus noemen?

Minister Schouten:

Met z'n drieën!

De voorzitter:

Met z'n drieën.

De heer Geurts (CDA):

Nou, dan met z'n drieën. Ik hoorde hier dat de heer Graus graag met de minister op boerenland bomen wil planten. In zijn geliefd Limburg ligt een plan om 1,1 miljoen bomen de komende acht jaar te planten. Ik wil gewoon daarbij behulpzaam zijn. Dat wil ik meneer Graus en de minister maar even meegeven. Dan gaan we het met z'n drieën doen. Ik denk dat ze dat in Limburg fysiek ook nodig hebben, bij 1,1 miljoen bomen.

De voorzitter:

Dat is heel aardig. Het is goed bedoeld, meneer Graus.

De heer Graus (PVV):

Dat vind ik ook heel sympathiek, want de CDA'ers die daar nu verantwoordelijk zijn, hebben hier toen met mij in de Kamer gezeten en dat verzoek van mij toen ook nog gesteund. Dat was allemaal voor uw tijd, meneer Geurts.

De voorzitter:

Goed, dank u wel.

De heer Geurts (CDA):

Dan durf ik dit ook namens gedeputeerde ...

De heer Graus (PVV):

Die mensen komen hun afspraken netjes na.

De heer Geurts (CDA):

Daarom durf ik dit ook wel namens gedeputeerde Koopmans tegen u te zeggen, heer Graus.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Niets is makkelijker dan zeggen dat het allemaal zo ingewikkeld is. Maar we moeten wel eerlijk blijven. Nederland heeft zich gecommitteerd aan natuurdoelen, en toen bleek dat dat niet ging lukken, met die intensieve veehouderij van ons, is niet de intensieve veehouderij gesaneerd maar zijn de natuurdoelen bijgesteld. In plaats van de oude Natuurbeschermingswet hebben we nu een Programmatische Aanpak Stikstof, die uitgaat van het principe dat er meer economische groei mogelijk moet zijn en dat de ellende die de stikstof veroorzaakt dan maar uit de natuur moet worden opgeruimd. We hebben een Ecologische Hoofdstructuur afgesproken, jaren geleden, niet omdat we dachten dat dat effe leuk en gezellig was, maar omdat dat nodig is om de biodiversiteit te beschermen. En in plaats van die te realiseren, is die verkleind en komt de realisatie niet van de grond. Als je binnen die context zegt: ja, maar er zijn veel knoppen ... De Partij voor de Dieren vindt dat schandalig! De knop ligt bij de overheid, en die moet die indrukken.

Twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lidstaten een zelfstandige positie kunnen innemen wanneer de Europese Commissie voorstelt om een bepaald chemisch bestrijdingsmiddel toe te laten;

constaterende dat eerdere toelatingen — op voorstel van de Europese Commissie en met een positief advies van EFSA en Ctgb — tot grote schade hebben geleid voor de natuur, zoals de zeer giftige neonicotinoïden;

verzoekt de regering niet langer automatisch de Europese Commissie (en EFSA en Ctgb) te volgen, maar een zelfstandige positie in te nemen over de toelating, en daarbij het voorzorgsbeginsel toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 119 (26407).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt dat het injecteren van mest in de bodem het bodemleven doodt, waardoor er minder voedsel is voor weidevogels;

verzoekt de regering mestinjecties niet langer toe te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120 (26407).

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot namens D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik zou de minister willen vragen om een schriftelijk oordeel over een tweetal recente studies waarin duidelijk wordt aangegeven dat de insectenstand teruggaat en de rol van ons landbouwmethoden daarbij. Die wil ik graag bij dezen overhandigen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat deze stukken ter inzage worden gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer De Groot (D66):

Dan heb ik drie moties. Om te laten zien dat ook ...

De voorzitter:

Zullen we daarmee beginnen? Anders komt u in tijdsnood.

De heer De Groot (D66):

Ik ga heel snel. De drie moties. Dat ook de Kamer goed kan samenwerken, willen we met deze motie laten zien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidige mestbeleid leidt tot verharding van de bodem;

overwegende dat hierdoor wormen niet meer aan de oppervlakte kunnen komen waardoor weidevogels minder voedsel hebben;

overwegende dat de minister het mestbeleid aan het herzien is;

overwegende dat een gezonde bodem een belangrijk onderdeel is van de transitie naar kringlooplandbouw;

verzoekt de regering om de herziening van het mestbeleid weidevogelbestendig te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Groot, Weverling, Dik-Faber, Geurts, Futselaar, Bromet, Moorlag, Graus en Ouwehand.

Zij krijgt nr. 121 (26407).

De heer De Groot (D66):

Dan de motie blijvend grasland behouden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat biodiversiteit, insecten en het organisch stofgehalte in landbouwbodems toenemen als er geen grondbewerking plaatsvindt;

overwegende dat vanuit het GLB een ploegverbod geldt op "kwetsbare blijvende graslanden";

overwegende dat er signalen zijn dat boeren grasland scheuren om te voorkomen dat het wordt aangemerkt als "kwetsbaar blijvend grasland";

overwegende dat onnodig scheuren van grasland onwenselijk is mede gelet op het klimaatbeleid, biodiversiteit en het klimaatadaptatiebeleid;

verzoekt de regering in overleg met de sector te zorgen voor een duidelijke uitleg van de regelgeving en op zoek te gaan naar duurzame alternatieven, waarbij grasland niet meer periodiek wordt omgeploegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122 (26407).

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Ouwehand.

De heer De Groot (D66):

O, ik heb nog één motie.

De voorzitter:

Ja, maar u bent allang over uw spreektijd heen, meneer De Groot. Daarom zeg ik: begin eerst met de moties. Want al die beschouwingen, dat is allemaal spreektijd. Wat gaan we doen met uw motie? Sorry. Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, u gelooft het bijna niet, maar ik had hier ook een motie over. Ik heb die niet ingediend vanwege de beperkte spreektijd. Op zichzelf deel ik de strekking van wat de heer De Groot hier zegt, namelijk dat we met dat scheuren van grasland zo veel mogelijk moeten stoppen. Mijn idee was om aan de minister te vragen of ze ook blijvend grasland buiten Natura 2000-gebieden wil beschermen, want nu gebeurt dat alleen binnen Natura 2000-gebieden. We zouden dus ook kunnen kiezen voor een beschermingsregime. Voelt de heer De Groot ervoor om zijn motie misschien nog iets aan te scherpen?

De heer De Groot (D66):

Ik vind het heel lastig om dit te beoordelen. Ik zou de minister willen vragen hoe zij daarover denkt. Uiteindelijk gaat het erom dat die landbouwmethoden ook goed zijn voor biodiversiteit en voor het klimaat. Om meteen te gaan verbieden en te beschermen? Het gaat erom dat we anders gaan denken.

De heer Futselaar (SP):

Ik probeer het een beetje te volgen. Als ik het goed begrijp, zegt de motie van de heer De Groot dat bestaande regelgeving op een bepaalde manier moet worden uitgelegd. Is dat niet een beetje een dubieuze manier om ermee om te gaan? Regelgeving hoort toch gewoon helder te zijn? Als het niet deugt, dan moet je de regelgeving aanpassen.

De heer De Groot (D66):

Dank u voor deze vraag. Het gaat voor een deel om een misinterpretatie van de regelgeving, waardoor boeren uit voorzorg hun grasland eens in de zes jaar gaan omploegen terwijl dat helemaal niet nodig is. Dat is het deel uitleg. We moeten die regelgeving zeker gaan aanpassen — dat zegt het tweede deel van het dictum ook — en zoeken naar duurzame alternatieven, waarbij grasland niet meer onnodig wordt omgeploegd. Want dat is nu de praktijk.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Futselaar (SP):

Als vervolgvraag zou ik graag de heer De Groot willen vragen om zijn derde motie voor te lezen.

De voorzitter:

Nee, daar ga ik over. Dank u wel, meneer De Groot. Er komen genoeg debatten en genoeg VAO's waarin deze motie ook kan worden ingediend.

Dan ga ik nu naar mevrouw ... nee, naar de heer Graus namens de PVV.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik wilde een motie indienen om de regering te laten onderzoeken wat de gevolgen zijn van de verplichte mestinjectie voor het bodemleven en de insectenstand, maar de minister heeft toegezegd daar nog op terug te komen. Dus uit pure collegialiteit wil ik aan mevrouw Ouwehand vragen om die motie om het te verbieden nog even aan te houden vanwege het feit dat wij eerst moeten afwachten wat het onderzoek behelst. Dat is wat ik wil vragen.

Voor de rest wil ik de minister danken. Ik ga zeker met de minister en meneer Geurts mee naar mijn eigen mooie Limburg, waar ik sowieso ieder weekend en in de recessen ben om bomen te planten. Daar doe ik graag aan mee.

De voorzitter:

En nu de motie, anders heeft u hetzelfde probleem als de heer De Groot.

De heer Graus (PVV):

Ik heb verder geen motie. Dat heb ik net gezegd.

De voorzitter:

O, u heeft geen motie.

De heer Graus (PVV):

De motie die ik wilde indienen ga ik niet indienen vanwege het feit dat de minister heeft toegezegd er eerst nog op terug te komen. Dan vind ik het voorbarig. Dan is het bühnewerk. Ik wil het wel voor de bühne doen.

De voorzitter:

Nee, doe maar niet.

De heer Graus (PVV):

Dat doen veel Kamerleden, maar ik hou daar eigenlijk niet zo van.

Ik heb de belangrijke motie van het lid Bromet van GroenLinks meegetekend die de regering verzoekt uiterlijk in 2022 het gebruik van het middel glyfosaat geheel te verbieden, want de PVV is tegen alle neonicotinoïden — dat is een hele mond vol — en ook glyfosaat. Bovendien hebben wij ook de motie van meneer De Groot van D66 gesteund voor een beter mestbeleid. Bedankt voor jullie collegialiteit, dat we van links tot rechts samen mogen werken ten behoeve van insecten en biodiversiteit. Dat waardeer ik enorm, ook als dierenambassadeur. Bedankt daarvoor.

Tot slot, mevrouw de voorzitter. Ik ga er nog een keer op terugkomen, dat kenniscentrum voor knaagdieren. Ik denk dat het er ooit moet komen, maar daar kom ik een andere keer op terug. Voor vandaag laat ik het hierbij.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Graus. Dan geef ik nu het woord aan de heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Een paar moties voor de bühne. Nee serieus. De minister heeft aangekondigd om met een strategie, een plan of iets dergelijks op het gebied van gewasbescherming te komen. Dat wist ik niet toen ik moties aan het maken was. Ik heb er twee die ik toch wil indienen omdat ze over onderzoek gaan. Als de minister zegt dat ze het toch al gaat doen, dan trek ik ze weer in. De eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticiden ongewenst is en negatieve effecten heeft op het milieu en de leefomgeving;

roept de minister op om te onderzoeken of een afstandscriterium bij (sommige) pesticiden voor de bebouwde kom en/of kwetsbare natuur noodzakelijk is, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123 (26407).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticiden ongewenst is en een negatief effect heeft op het milieu en de leefomgeving;

roept de minister op te onderzoeken of bij grootschalig gebruik van pesticiden een standaardtoets op de gevolgen voor de biodiversiteit in de omgeving noodzakelijk moet worden gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 124 (26407).

Dank u wel, dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens De ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen moties.

De voorzitter:

Dat hoeft ook niet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil de minister bedanken voor het beantwoorden van alle vragen. Mijn handtekening staat wel onder twee moties die al zijn ingediend. De eerste motie is die van de heer Geurts over een verdienmodel voor boeren wanneer zij zich inzetten voor biodiversiteit. Ik denk dat dat heel belangrijk is. We moeten het echt samen met de boeren gaan doen. In de motie staat ook iets over de openbare ruimte. We kunnen de opgave niet alleen bij de landbouw neerleggen, alhoewel daar wel een grote opgave ligt. Het gaat ook om de openbare ruimte, dus die motie heb ik meegetekend. De andere motie is die van de heer De Groot over biodiversiteit en weidevogelbeheer als onderdeel van het mestbeleid.

Voorzitter. Ik wil afronden met een hoopgevend citaat. Ik was bij de rondetafel. Daar was ook Hans de Kroon namens de Radboud Universiteit. Hij gaf aan: "Natuurlijke ecosystemen hebben veerkracht. Dit geldt zeker voor insecten met een groot reproductief vermogen en korte generatieduur." Ik denk dat dat een hoopvolle boodschap is. De situatie is zorgelijk, maar we mogen ook vertrouwen hebben in de toekomst, omdat de natuur veerkrachtig is. Insecten zijn dat zeker. Dus met z'n allen aan de slag! Dan is er echt hoop.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA-fractie.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ze heeft gezegd dat er middelen beschikbaar komen voor een onderzoeksprogramma om goed zicht te krijgen op de ontwikkeling van de insectenpopulatie in agrarische gebieden. Maar ze zei ook dat het langjarige karakter daarvan niet is gewaarborgd. Meten is weten. Als je goed wilt monitoren, moet je toch langjarig gaan kijken hoe het zich ontwikkelt. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de sterke afname van insectenpopulaties een bedreiging is voor ons ecosysteem en een deel van de voedselvoorziening;

overwegende dat in het rapport "Achteruitgang insectenpopulaties in Nederland: trends, oorzaken en lacunes" staat dat er vrijwel geen informatie beschikbaar is over trends van insecten in agrarische gebieden, omdat het aan een professioneel monitoringsprogramma ontbreekt;

verzoekt de regering zorg te dragen voor een langjarig onderzoeksprogramma om goed zicht te krijgen op de ontwikkeling van insectenpopulaties in agrarische gebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag, Bromet en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (26407).

De heer Moorlag (PvdA):

Afsluitend, voorzitter. De minister zei dat moed en durf nodig zijn. Ik wens haar dat toe in de hoop dat we over twintig jaar terug kunnen kijken op een regeringsperiode die zich niet alleen kenmerkte door betrokkenheid, intenties en goede voornemens, maar ook door echt concrete resultaten. Ik hoop dat er echt verschil gemaakt gaat worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan hebben we nu de tweede termijn van de kant van de Kamer afgerond. Ik schors de vergadering voor vijf minuten. Er is een aantal moties ingediend, dus de minister moet daar heel even over overleggen.

De vergadering wordt van 12.51 uur tot 12.57 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Schouten:

Dank u wel. Ik heb een aantal moties gekregen. De eerste motie is van mevrouw Bromet. Ik zou haar willen vragen om die aan te houden, omdat ik net heb aangegeven dat het RIVM-rapport nog moet komen en dat ik het Ctbg heb gevraagd om een appreciatie van het Westerveld-rapport; laat ik het zo maar even noemen. Als zij dat niet wil doen, dan moet ik de motie nu ontraden.

Dan de tweede motie van mevrouw Bromet. Ik snap wat mevrouw Bromet vraagt. We zijn op dit moment bezig om te onderzoeken hoe het zit met de combinatie van middelen. Ik heb de uitkomsten van dat onderzoek nog niet. Als ik de motie zo mag lezen dat we de uitkomsten van het onderzoek volgen, dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten, maar daar kan ook uitkomen dat ze dat niet of wel doen. Misschien is aanhouden iets verstandiger. Er wordt nu onderzoek naar gedaan en er wordt naar gekeken, maar ik wil daar niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

Maar?

Minister Schouten:

Dus aanhouden. Maar als ik de motie zo mag lezen dat we op het onderzoek wachten — dat is eigenlijk een beetje dezelfde vraag — dan zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten. Maar nu is de motie net te scherp en ontraad ik haar. Aanhouden zou handig zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, u mag het in de microfoon zeggen, want anders komt het niet in de Handelingen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dan zal ik beide moties aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bromet stel ik voor haar moties (26407, nrs. 115 en 116) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schouten:

Dan haar derde motie over glyfosaat. Er ligt nu geen voorstel voor over de verlenging van glyfosaat. Het is dus eigenlijk een soort "spreekt uit"-motie, want er is niks op basis waarvan we nu iets moeten gaan doen. Dit gaat ook nog eens een keer over een nieuwe kabinetsperiode, zo schat ik zomaar in, dus dan zou ik al een appreciatie moeten gaan geven van iets wat er niet nu ligt maar in een nieuwe kabinetsperiode. Ik zie dit maar als een "spreekt uit"-motie. Eigenlijk vind ik dat ik daar nu niks over hoef te zeggen, want er ligt niks voor. Als het een verzoek aan mij is, dan ontraad ik de motie omdat er niks voorligt.

De voorzitter:

Er staat "verzoekt de regering". Dus wat is het oordeel?

Minister Schouten:

Ja, maar er ligt geen voorstel.

De voorzitter:

Dus?

Minister Schouten:

Op deze manier moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we naar de volgende motie.

Minister Schouten:

We kunnen heel veel moties gaan indienen over wat volgende regeringen moeten gaan doen. Even in het algemeen: misschien kan je in de opstelling van een motie even kijken naar welke bewoording je gebruikt. Ik zou het chiquer vinden als de Kamer het meer als een intentieverklaring van zichzelf uitspreekt in plaats van mij op te dragen om de volgende regering iets te laten doen. Dat werkt meestal niet zo.

De heer Futselaar (SP):

Als ik minister was, zou ik de motie uitvoeren.

Minister Schouten:

De heer Futselaar heeft ambities, hoor ik. Hij zou best een goede minister van Landbouw kunnen zijn.

De voorzitter:

Dat denk ik ook.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 118 gaat over het nemen van een voortrekkersrol bij een samenwerkingsprogramma en over het centraal stellen van verdienmodellen. Ik heb net al aangegeven dat ik dat laatste belangrijk vind, dus ik zou het oordeel aan de Kamer kunnen laten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb daar een vraag over. Niemand is tegen goede verdienmodellen, maar ik zou wel graag een iets scherpere duiding willen van wat daar nou precies mee wordt bedoeld. In de rondetafels in de aanloop naar dit plan hoorden we bijvoorbeeld van het Louis Bolk Instituut dat er een proef is geweest met biologische melkveehouders. Zij hebben weliswaar 20% minder opbrengst, maar ze hebben ook 30% minder kosten. Ziet de minister dit als goede voorbeelden van goede verdienmodellen? Want ik ben nu een beetje bang dat het vooral gaat over ...

De voorzitter:

Goed. De minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

... de makkelijke weg.

De voorzitter:

De minister.

Minister Schouten:

Er zit geen beperking op verdienmodellen. Ik lees het zo dat boeren wel in staat moeten zijn om het te kunnen doen, omdat ze anders misschien failliet gaan. Ik snap dat je die randvoorwaarde daarbij stelt. Dat is wat mij betreft heel breed.

De voorzitter:

Gaat u verder. Nee, mevrouw Ouwehand. Het staat u vrij om daar wel of niet voor te stemmen. Dit gaat om een motie van de heer Geurts. U heeft een toelichtende vraag gesteld, dus ik wil eigenlijk verdergaan met de volgende motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Alleen een korte bevestiging.

De voorzitter:

Een korte bevestiging? Echt waar? Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Klopt het dan dat de minister hier nadrukkelijk ook een kleinere productie maar een betere opbrengst ziet in het kader van die hele discussie over de verdienmodellen?

Minister Schouten:

Er zijn vele vormen van verdienmodellen.

De voorzitter:

Goed.

Minister Schouten:

Er is er niet één. Laat ik dat ook zeggen, want als mevrouw Ouwehand dan zegt "we moeten allemaal naar een lagere productie met andere verdienmodellen", dan is dat niet de portee van deze motie. Zo lees ik haar niet. Dat is óók een verdienmodel. Dat is gewoon onderdeel van de hele discussie, volgens mij.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 120 heeft betrekking op de discussie over de mestinjecties. We hebben nu een herziening van het mestbeleid. Daar hebben we een vrij uitvoerig proces op vormgegeven. Ik vind deze motie net te snel daarvoor, want die discussie voeren wij. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Meneer De Groot?

De heer De Groot (D66):

Om misverstanden te voorkomen. De minister had net een oordeel over de motie op stuk nr. 120, maar zij had nog geen oordeel gegeven over de motie op stuk nr. 119.

De voorzitter:

Ja, dat klopt.

Minister Schouten:

Sorry, voorzitter. Dan ben ik net te snel gegaan.

De voorzitter:

Heel scherp, meneer De Groot.

Minister Schouten:

Dat is de motie om niet langer EFSA en Ctgb te volgen. Die discussie hebben we al eindeloos gevoerd, en ik heb aangegeven wat mijn lijn daarin is, en daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 119, evenals die op stuk nr. 120. We zitten nu midden in de discussie, dus ik vind het te vroeg om nu conclusies te trekken.

De motie op stuk nr. 121 ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, mevrouw Ouwehand over haar eigen moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De motie op stuk nr. 120 houd ik aan, omdat er op dit moment een discussie loopt over de mestinjectie.

Minister Schouten:

Nee, niet over de mestreductie maar over de herziening van het mestbeleid.

De voorzitter:

Jullie bedoelen hetzelfde.

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar motie (26407, nr. 120) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schouten:

Dan de motie op stuk nr. 121 om de herziening van het mestbeleid weidevogelbestendig te maken. Ook dat speelt in de hele discussie over de mestherziening: hoe gaan we dat vormgeven? Ik zie het als een aanmoediging om daar wat meer rekening te houden met meer zaken. Ik heb zomaar eens de indruk dat deze motie het gaat halen, voorzitter.

De voorzitter:

Die indruk heb ik ook.

Minister Schouten:

Dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 122 over het behoud van blijvend grasland. Ik ben het ermee eens dat we geen misinterpretatie van de regelgeving moeten hebben, zeker niet als dat leidt tot een onnodig negatief milieueffect. Dus deze laat ik aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Meneer De Groot, het is oordeel Kamer.

De heer De Groot (D66):

Fantastisch.

De voorzitter:

U bent het er niet mee eens?

De heer De Groot (D66):

Jazeker, maar het gaat niet alleen om een duidelijke uitleg maar ook om op zoek te gaan naar duurzame alternatieven waarbij grasland niet meer periodiek wordt omgeploegd. Dus ik neem aan dat het oordeel ook daarover gaat.

Minister Schouten:

Ik heb haar oordeel Kamer gegeven. De heer De Groot moet mij niet verleiden om tot een ander oordeel te komen. Dat risico gaat u nu lopen.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 123 van de heer Futselaar over het afstandscriterium. De motie stelt een specifieke maatregel voor, terwijl de uitkomst van het onderzoek er nog niet is. Ik heb het net al aangegeven. Ik vind het dus ook net weer een beetje te vroeg om daar nu wat over te gaan zeggen. Dus ik zou de heer Futselaar willen adviseren om de motie aan te houden. We gaan die onderzoeken erbij betrekken. Als hij dat niet doet, zal ik de motie in dit stadium moeten ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 123 ... Nee, dit was de motie op stuk nr. 123. Ik geloof dat ik een beetje aan het rommelen ben met mijn nummers. Ik bedoel de motie op stuk nr. 124, die oproept tot een onderzoek naar een standaardtoets bij het grootschalig gebruik van pesticiden. In de beoordeling zit ook nu al een uitgebreide toets op mens, dier en milieu, dus ook op niet-doelwitorganismen. Ik zie niet zo heel goed in wat de heer Futselaar nu nog meer gaat vragen wat daaraan zal bijdragen. Dit vindt al plaats. In die zin is het een overbodige motie.

De voorzitter:

Meneer Futselaar, wat is het beoordelingskader?

De heer Futselaar (SP):

Ik trek de motie op stuk nr. 124 in en houd de motie op stuk nr. 123 aan.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Futselaar (26407, nr. 124) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Op verzoek van de heer Futselaar stel ik voor zijn motie (26407, nr. 123) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Gaat u verder. De laatste motie.

Minister Schouten:

Dat is de motie op stuk nr. 125. Ik heb gezegd dat ik nu start met een onderzoek naar insecten in agrarisch gebied en met het ontwikkelen van die monitoringssystematiek. Dat koppel ik aan de onderzoeksaanpak die in het deltaplan is uitgewerkt. Dat gaat ons zicht geven op de ontwikkeling van de populaties en ook op het effect van de ingrepen en maatregelen die wij en de boeren doorvoeren. Mijn punt is dat de financiering nog niet langjarig is geregeld. Het onderzoeksprogramma wil ik echt wel langjarig vormgeven. Daar zit geen licht tussen. In die zin kan ik deze motie oordeel Kamer geven. Ik zeg alleen dat ik het geld nog niet rond heb als we dit langjarig moeten gaan doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister en de Kamerleden.

De vergadering wordt van 13.06 uur tot 13.41 uur geschorst.

Naar boven