6 Vragenuur: Vragen Westerveld

Vragen van het lid Westerveld aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij afwezigheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over het bericht dat de beloofde inspraak van studenten bij besteding van basisbeursgeld uitblijft.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de vragen van mevrouw Westerveld, namens GroenLinks, over het bericht dat de beloofde inspraak van studenten bij besteding van basisbeursgeld uitblijft. De vraag is gericht aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, die de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vervangt. Van harte welkom. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Bij de afschaffing van de basisbeurs zijn een aantal beloftes gedaan aan studenten. Een: de leenvoorwaarden voor studenten zouden gunstig blijven. Twee: universiteiten en hogescholen zouden alvast 600 miljoen euro extra investeren in het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Drie: studenten zouden meebeslissen over de besteding van dit geld. Al deze beloftes zijn niet nagekomen.

Gebroken belofte een: dit kabinet verhoogt de studierente tegen de afspraken in. Precies een week geleden stemde de Tweede Kamer namelijk voor een verhoging van de studierente. De oppositiepartijen wilden dit niet, de studenten wilden dit niet en zelfs minister Van Engelshoven gaf toe dat er geen directe noodzaak voor was, maar toch werd met de kleinst mogelijke meerderheid de studieschuld van studenten met duizenden euro's verhoogd.

Gebroken belofte twee: universiteiten en hogescholen beloofden flink te investeren, maar van de helft van de 600 miljoen is onduidelijk of die naar het onderwijs is gegaan. Dat is geen conclusie van GroenLinks, maar een conclusie van de Rekenkamer.

Nu blijkt dat ook de derde belofte is geschonden. Studenten kunnen lang niet altijd meebepalen waar het geld van het afschaffen van de basisbeurs in wordt geïnvesteerd, terwijl dat wel de afspraak was. Studentenorganisatie ISO trekt nu aan de bel, maar al eerder hoorden we signalen dat studenten er onvoldoende bij worden betrokken, vooral bij de hogescholen.

Een aantal vragen aan de minister. Klopt het dat studenten niet goed worden betrokken? Klopt het dat studenten onder tijdsdruk worden gezet en dat vooral studenten in de faculteitsraden of de deelraden onvoldoende ondersteuning krijgen? Is de minister het met GroenLinks eens dat de medezeggenschap beter georganiseerd moet worden? En is de minister alsnog bereid om de positie van de medezeggenschap ook bij het maken van de afspraken over dit geld wettelijk te borgen?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank mevrouw Westerveld voor haar vragen over de inspraak van studenten bij de besteding van de studievoorschotmiddelen. Dat onderwerp ligt haar en haar fractie na aan het hart. Ik vervang mijn collega Van Engelshoven, die voor het eerst deze kabinetsperiode één dag door de griep geveld is. Ze hoopt er morgen weer te zijn.

Voorzitter. Bij mevrouw Westerveld en bij de Kamer is bekend dat in april door vijf partijen, waaronder ISO, maar ook de Vereniging Hogescholen, de VSNU, de LSVb en het ministerie van OCW, het akkoord kwaliteitsafspraken is gesloten. In dat akkoord zijn inderdaad afspraken gemaakt over de wijze waarop de medezeggenschap, dus ook de studenten, betrokken zal worden bij de besteding van deze middelen. ISO maakt daar dus nadrukkelijk deel van uit. Het is goed dat ze de vinger aan de pols houden. De inventarisatie die ze gemaakt hebben in het rapport kan dus ook gedeeld worden in de bestuurlijk overleggen tussen de ondertekenaars van dit akkoord. Dat is de koninklijke weg om dit soort bevindingen met elkaar te delen.

Dit zijn de eerste maanden waarin het akkoord wordt uitgevoerd. Op dit moment is het nog veel te vroeg om allerlei conclusies te trekken, laat staan om kwalificaties als "verbroken beloftes" in de mond te nemen. De instellingen zijn nog bezig om de plannen te maken. Als die plannen gemaakt zijn, zal zoals afgesproken de NVAO zich daarover buigen. Die zal een oordeel moeten geven. Een van de criteria die ze daarbij zal hanteren, is of de medezeggenschap voldoende betrokken is bij het opstellen van die plannen. Dat zal uiteindelijk mede bepalend zijn voor het eindoordeel over de plannen. Helemaal aan het eind van het traject is, zoals is afgesproken, dus ook met ISO, de minister van OCW aan zet om te beoordelen of de plannen voldoen aan datgene wat afgesproken is. Als dat niet zo is, dus als de betrokkenheid van studenten onvoldoende is geweest, zal er een negatief besluit kunnen worden genomen over de betreffende instellingsplannen. Dat zijn de gemaakte afspraken. Als in deze eerste maanden blijkt dat het nog niet helemaal gaat zoals men zou willen, moet dit besproken worden met de partijen waarmee men de afspraken heeft gemaakt. Dat is de weg die bewandeld moet worden. Men moet dan bezien of men wel tot de goede weg kan komen, want dat zijn de gemaakte afspraken.

De voorzitter:

Ook voor de minister geldt: twee minuten.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik dank de minister voor zijn reactie, maar ik ben nog niet helemaal tevreden. Als de medezeggenschap geen sterke positie heeft, is het heel moeilijk om beloftes die niet worden nagekomen daar te bespreken. In die positie zitten de studenten. De minister zegt tegen GroenLinks dat het te vroeg is om conclusies te trekken, maar hoe kan het dan dat minister Van Engelshoven afgelopen vrijdag een brief stuurde naar de Eerste Kamer, waarin ze aangaf dat ze tevreden is met de kwaliteitsafspraken, en dat zij ook de indruk heeft dat die worden nageleefd? Hoe rijmt dat met de conclusies die het ISO trekt in dit rapport?

Voorzitter. Ik zou de minister willen vragen of hij bereid is om afspraken te maken met de universiteiten en vooral met de hogescholen over de facilitering van studenten in de medezeggenschap. Want het is niet de eerste keer dat studenten bij ons aan de bel trekken en aangeven dat ze weinig ondersteuning krijgen. Kan de minister dan ook vooral afspraken maken over de tijd en de ondersteuning die ze krijgen? Want het is voor studenten heel moeilijk om plannen van een bestuur, dat zelf vaak tientallen medewerkers heeft, goed te beoordelen en om op die manier dus echte inspraak te hebben.

Minister Slob:

Ik gaf aan dat het te vroeg is om eindconclusies te trekken, omdat dit een traject is dat nu nog volop in gang is en zelfs nog maar een aantal maanden bezig is. Er zijn harde afspraken gemaakt over op welke wijze dat traject ingericht gaat worden en wat de betrokkenheid van studenten zal zijn bij de besteding van de middelen die we studievoorschotmiddelen zijn gaan noemen. Dus op het moment dat het niet gebeurt zoals is afgesproken en het uiteindelijk ook zo zal worden ingediend bij de NVAO, zal er een negatief oordeel over geveld worden. Dat heeft uiteindelijk dan ook consequenties voor het oordeel dat in the end de minister van OCW zal uitspreken over die plannen. Dat betekent dan gewoon dat die plannen niet goedgekeurd gaan worden. Dus men zal en moet de studenten betrekken bij de inspraak. Als gaande dat traject blijkt dat het misschien op verschillende plekken nog niet helemaal gaat zoals het moet — daar kun je je zelfs ook wel iets bij voorstellen in zo'n eerste jaar — dan is het de koninklijke weg dat het besproken zal worden in het bestuurlijk overleg waar alle ondertekenaars van de plannen bij zijn betrokken. Daar is het ministerie bij. Daar is de Vereniging van Hogescholen bij. Daar is de VSNU bij. Daar is ook de andere studentenorganisatie, de LSVb, bij. Dan kunnen we met elkaar de zaak bespreken en kunnen we kijken wat er nodig is als er her en der nog een duwtje gegeven moet worden. Zo zou het volgens mij moeten gaan en dat is de wijze waarop we ook zullen bevorderen dat het gaat.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, tot slot.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er kunnen wel harde afspraken zijn gemaakt, maar als de studenten gewoon geen sterke positie hebben, dan heb je niet zo veel aan die harde afspraken. Ik zou de minister daarbij ook willen vertellen dat studenten al eerder aan de bel trokken omdat een groot deel van de voorinvesteringen volgens hen niet op de juiste plek terechtkwamen. Daar is ook nooit naar geluisterd. Vervolgens constateert de Rekenkamer hetzelfde. De studenten zouden we veel eerder serieus moeten nemen. GroenLinks vindt dat we ons aan gedane beloftes moeten houden, dat dit kabinet daarvoor verantwoordelijk is en dat we verbroken beloftes moeten repareren. Wat GroenLinks betreft zouden studenten veel meer te zeggen moeten hebben. Om ze daadwerkelijk die inspraak te geven, zou ik de minister een suggestie willen doen. Is de minister bereid te onderzoeken of we studenten het recht kunnen geven om daadwerkelijk wat aan te kunnen passen, zoals we in de Tweede Kamer het recht van amendement hebben? Is dat misschien mogelijk? Wat GroenLinks betreft zouden we studenten echt het vertrouwen moeten geven en ze daadwerkelijk wat te zeggen moeten geven over geld dat van hen afkomstig is.

Minister Slob:

In het akkoord dat in april is afgesloten en waar de handtekeningen van de vijf partijen die ik net noemde onder staan, zijn de inspraak en het instemmingsrecht dat de studenten hebben, ook als het gaat om de besteding van de middelen, geregeld. Met daarbij zelfs nog een soort achtervang: op het moment dat het bij de instellingen en de universiteiten niet goed gaat, kijkt de NVAO ernaar en neemt die ook dat aspect mee in het oordeel, en uiteindelijk velt de minister van OCW er nog een oordeel over. Dus er zijn echt harde afspraken over gemaakt. Ze hebben die positie en het is heel raar om ze iets te geven wat ze al hebben en wat ze gewoon in de praktijk moeten brengen. Als her en der een duwtje nodig is, kan daarover op de geëigende plekken worden gesproken. En dat zullen wij ook bevorderen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. De heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Studenten zouden mogen meebeslissen over waar het geld aan wordt besteed. Dus niet alleen betrokken worden, maar ook beslissen. We zien in de praktijk bijvoorbeeld bij de UvA dat dit niet gebeurt en dat als het om besluitvorming gaat, de studentenmedezeggenschap gewoon wordt gepasseerd. Op 1 januari 2019 zouden de instellingen en hun medezeggenschapsraden de plannen rond moeten hebben. Het ISO laat zien dat een groot deel die deadline niet gaat halen en dat als ze het wel halen, de medezeggenschap onder druk wordt gezet om voor die datum klaar te zijn. Gaat de minister de instellingen die nu al afspraken breken, daadwerkelijk aanspreken — dus niet wachten op de NVAO, maar handhaven ten aanzien van afspraken die nu gebroken worden — en volgen er dan ook sancties?

Minister Slob:

Er is volgens mij een heel duidelijk traject afgesproken, waarbij inderdaad de NVAO het oordeel moet geven over deze plannen. Een van de criteria waarlangs die plannen beoordeeld zullen worden, is of de studenten er ook zo bij betrokken zijn zoals afgesproken was. Er zijn op dit moment nog geen plannen beoordeeld door de NVAO. Dat gaat in het voorjaar van 2019 gebeuren. Dan zullen de eerste plannen beoordeeld worden en dat loopt in het kalenderjaar verder door, omdat het er natuurlijk aardig wat zijn waar men naar zal moeten kijken. Dat is dus ook een absoluut criterium om naar die plannen te kijken en een oordeel te geven over de betrokkenheid van de studenten. Ik heb u aangegeven dat daarna de minister van OCW, mijn collega Van Engelshoven, aan zet is om ook daar een oordeel over uit te spreken. Dus we hebben er echt goede afspraken over gemaakt. De handtekeningen staan eronder. Dat moet nu in de praktijk worden gebracht.

De heer Futselaar (SP):

Sinds de invoering van Jesse Klavers leenstelsel zijn de beloftes over investeringen gebroken, blijkt de medezeggenschap genegeerd en — niet te vergeten — heeft het kabinet zonder enige reden de rente op leningen verhoogd. En ik zou de minister willen vragen hoe hij, maar überhaupt enige partij die ooit heeft ingestemd met het leenstelsel, zoals VVD, GroenLinks, PvdA en D66, studenten ooit nog in de ogen kan kijken nu afspraak na afspraak na afspraak wordt geschonden, zowel door de onderwijsinstellingen als door het kabinet.

Minister Slob:

Ik herhaal wat ik net ook tegen mevrouw Westerveld heb gezegd, namelijk dat het echt veel te vroeg is om dit soort kwalificaties in de mond te nemen en dit soort oordelen te vellen op het moment dat een traject gewoon nog loopt. En een deel van het traject is zelfs nog niet eens in werking gesteld omdat de plannen er nog niet liggen, zoals ik net aangaf, en we wachten op de oordelen van de NVAO. Uiteindelijk zal ook de minister een oordeel geven. Ik denk dat we recht doen aan zowel de posities van alle betrokkenen hierbij maar ook aan de gemaakte afspraken, als we ons gewoon houden aan de uitvoering daarvan. Dan komt er vanzelf een keer een moment dat we eindconclusies gaan trekken. En dan weet ik niet of dat de bewoordingen zullen zijn die nu door de heer Futselaar in de mond zijn genomen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

In oktober van dit jaar zegde de minister ons toe dat de rapportages van de Algemene Rekenkamer op instellingsniveau gedeeld zouden worden met de medezeggenschap. Dat is nog steeds niet gebeurd, blijkt ondertussen op verschillende fronten op verschillende instellingen. En wij vragen aan de minister: wat gaat de minister nou echt doen om ervoor te zorgen dat daar in elk geval wel dat level playing field komt? Want als je niet weet waar je medezeggenschap over moet bedrijven, dan is het natuurlijk heel moeilijk om dat proces eerlijk in te gaan. Ook zou de minister ons in het voorjaar van 2019 informeren over die geleerde lessen. Hoe gaat de minister nou garanderen dat bij dat proces echt die studenten betrokken zijn?

Minister Slob:

De studenten zijn heel nadrukkelijk bij dit traject betrokken. Hun handtekening staat zelfs onder dat akkoord waar ik nu al tot twee keer aan toe aan heb gerefereerd.

De heer Van der Molen (CDA):

Je zou kunnen zeggen dat de studenten te vroeg aan de bel trekken, en dat we nog geen conclusies kunnen trekken. En dat klopt, want er zijn grote verschillen. De Universiteit Maastricht en de Universiteit Leiden zijn bezig met processen die ergens op lijken. De UvA werd ook al genoemd: daar hebben we als Kamer grote zorgen over. Maar ze zijn ook vroeg genoeg, in de zin van dat u nu nog iets kunt doen om de betrokkenen in al die gesprekken die nu al lopen nog eens even een keer met de neus op de feiten te drukken: dít is wat de minister van ze verwacht.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Van der Molen (CDA):

Is deze minister bereid om al die instellingen — nog voordat ze het akkoord gaan sluiten, want ze zijn er nog niet allemaal — nog een keer helder uit te leggen wat de spelregels zijn?

Minister Slob:

De vijf partijen die dat akkoord hebben ondertekend, komen met enige regelmaat bij elkaar. Die zullen ook in de komende tijd weer bij elkaar komen. Dan is het heel erg fijn dat de partijen zelf ook hun observaties en hun inventarisaties — als ze die gemaakt hebben — delen met de anderen. En dan kan men ook in gezamenlijkheid hierover spreken. Daarbij zal mijn collega die verantwoordelijk is voor deze portefeuille uiteraard ook haar inbreng hebben met betrekking tot wat er misschien nodig is om de zaken weer vlot te trekken, althans als dat nodig is. Maar we moeten er ook voor oppassen dat we niet te snel conclusies trekken over een traject dat gewoon nog volop loopt en waarin nog niet eens iedereen in stelling is gebracht.

De heer Van Meenen (D66):

Er komt heel veel geld voor het hoger onderwijs. Dat is in ieder geval een fijne constatering; daar zijn we het over eens. Voor D66 is het altijd cruciaal geweest dat docenten en studenten zouden meebeslissen over waar dat geld naartoe gaat. Dat lijkt nu niet overal zo te zijn. Ik vraag het volgende aan de minister. Kunnen we hier en nu constateren en ook de afspraak met elkaar maken dat als er geen goede medezeggenschap is, er ook geen geld komt?

Minister Slob:

Dat heb ik net denk ik ook duidelijk gemaakt. Stel dat dat blijkt. Dat zal dan als eerste blijken uit de beoordeling die de NVAO geeft van de plannen, maar daarna ook uit het oordeel dat de minister van OCW zal moeten geven. Als die medezeggenschap niet op orde is geweest, en dat is een van de criteria, dan is het plan dus onvoldoende en dan komt er dus ook geen geld.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur, en dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven