3 Vragenuur: Vragen Van Dam

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Van Dam aan de minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat gegevens van tennissers en voetballers doorverkocht worden.

De voorzitter:

We gaan verder met mondelinge vragenuur. We beginnen met de vraag van de heer Van Dam namens het CDA aan de minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat gegevens van tennissers en voetballers doorverkocht worden. Het woord is aan de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Gister werden wij, in ieder geval ik, opgeschrikt door het bericht dat sportbonden zoals de KNVB en de tennisbond zonder toestemming van individuele leden persoonsgegevens van die leden delen met commerciële partijen. Dat leidt ertoe dat individuele leden worden gebeld door de Staatsloterij of door aanbieders van sportattributen of sportkleding. De KNVB blijkt dit jaar gegevens van 275.000 leden gedeeld te hebben met derden voor telemarketingactiviteiten. Ik begin steeds meer te begrijpen wat er zich de afgelopen tijd in mijn privémailbox voltrok, met mijn twee voetballende dochters, want ook ik kreeg allerlei mails met aanbiedingen voor voetbalkleding, kaartjes voor wedstrijden en andere zaken. Het CDA kan er begrip voor opbrengen dat sportbonden andere wegen zoeken om geld binnen te halen. Daar is werkelijk niets op tegen, maar niet op deze manier. De wet is er eigenlijk heel simpel over: als je dit wilt, moet je aan individuele leden toestemming vragen. Dat is dus aan al die afzonderlijke leden persoonlijk. Dat is hier niet gebeurd.

Voorzitter. Dat roept vragen op. Hoe kan het dat zulke grote sportbonden met zo veel leden de plank hebben misgeslagen? Dat is ook mijn vraag aan de minister. Werkelijk iedere geitenfokvereniging in Nederland heeft aan haar leden bekendgemaakt welke informatie voorhanden was en wat zo'n vereniging met die informatie ging doen. We werden er soms met z'n allen hoorndol van. Dat geldt ook voor de onderliggende voetbal- en tennisverenigingen. Het waren vaak vrijwilligers die heel veel werk hebben gemaakt van het uitvoeren van de AVG, om er nu achter te komen dat op landelijk niveau de bonden een scheve schaats rijden. Die bonden zeggen dan: wij hebben ons laten adviseren door allerlei deskundigen. Mijn vraag aan de minister is: wat is er fout gegaan met de voorlichting vanuit het ministerie? In hoeverre heeft de minister geïnvesteerd juist in dit soort organisaties met veel leden om te zorgen dat die wet goed uitgevoerd zou worden? Welke lessen trekt de minister uit dit bericht? Graag een reactie.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de minister.

Minister Dekker:

Voorzitter, dank u wel. De heer Van Dam heeft helemaal gelijk dat de wet klip-en-klaar is als het gaat om de toestemming die vereist is voor het gebruik van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan alleen het runnen van je bond of je sportclub. Daar kan geen misverstand over bestaan. De wet is daar duidelijk over. Ook alle voorlichting die we verstrekt hebben, met name de Autoriteit Persoonsgegevens, is daarover klip-en-klaar. Maar met die voorlichting is nog niet automatisch gegeven dat organisaties, groot en klein, daar vervolgens ook gehoor aan geven en een goed vervolg aan geven. Ik heb net als de heer Van Dam gister kennis genomen van een onderzoek dat is gestart door de Autoriteit Persoonsgegevens, overigens niet richting de KNVB maar richting de landelijke tennisbond. Ik weet dat de Autoriteit Persoonsgegevens heel erg scherp is op dit soort dingen.

Dan kan je vragen: wat is er fout gegaan? Dat vind ik eerlijk gezegd een vraag die aan de ene kant misschien prematuur is. Ik vind het belangrijk dat de Autoriteit Persoonsgegevens eerst gaat onderzoeken wat hier nu precies is gebeurd. Maar als er wat fout is gegaan, vind ik dat die vraag vooral gesteld moet worden aan deze grote sportbonden, want aan de wet of aan de voorlichting over de wet heeft het in mijn ogen niet gelegen. Mocht er eventueel handhavend worden opgetreden door de Autoriteit Persoonsgegevens, dan zou je ook kunnen zeggen dat de nieuwe wet en de extra bevoegdheden van de Autoriteit Persoonsgegevens juist laten zien dat het nieuwe wettelijk kader werkt.

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoor de minister zeggen: aan de voorlichting heeft het niet gelegen. Ik hoor bijna de suggestie dat ik niet de minister hierover moet bevragen maar die sportbonden. Maar helaas brengt de essentie van mijn ambt met zich mee dat ik de minister controleer en niet de sportbonden. Ik heb hier in mijn handen een motie van het lid Koopmans van 8 maart 2018. Die is aan de orde geweest bij de behandeling van de AVG in de Kamer. Door een brede baaierd aan Kamerleden is een motie ingediend om na een halfjaar te rapporteren over de introductie van de wet, waarbij ook juist dit soort aspecten aan de orde zou kunnen komen. Ik meen dat er toen ook heel veel steun bij de stemmingen was. Meneer Koopmans komt nu ook binnenlopen en hij zal dat vast non-verbaal kunnen bevestigen. In die motie worden allerlei dingen benoemd, ook bijvoorbeeld de verwerking van gegevens door kleinere organisaties. Er worden ook sportverenigingen genoemd. Met een beetje goede wil kun je uit de aangedragen punten ook andere, grotere sportkoepels halen. Ik heb tot op de dag van vandaag nog geen rapportage gezien, terwijl de AVG naar ik meen op 25 mei in werking is getreden.

Mijn vraag aan de minister: hoe staat het met die voortgangsrapportage en kunnen wij ook in die voortgangsrapportage gaan lezen hoe de wet geëffectueerd wordt, inclusief de inspanningen van de Autoriteit Persoonsgegevens, juist naar dit soort organisaties toe? Want dat biedt voor ons als Kamer de mogelijkheid om die controle uit te oefenen. Wij hebben het er destijds over gehad of na een halfjaar niet een beetje snel is, maar toen was juist het idee: die wet betekent heel veel voor individuele Nederlanders, maar ook voor verenigingen en heel veel vrijwilligersverenigingen. Die staan in deze motie ook uitdrukkelijk benoemd. Dus wij hebben juist daarom gevraagd om al na een halfjaar te rapporteren. Zou de minister kunnen aangeven waarom ik wel een mailtje van de KNVB heb gehad en niet een mailtje van hem?

Minister Dekker:

Ik kan de heer Van Dam denk ik verblijden. We hebben afgesproken om het eerste halfjaar nadat de wet in werking is getreden, aan te kijken. Die ging eind mei in werking. Dat is net even een halfjaar terug. Dan moeten we even terugkijken en ook de tijd hebben om dat netjes op papier te zetten. Dus dat kunt u kort na de jaarwisseling verwachten. Maar één van die onderdelen is dat, in tegenstelling tot het verleden, nu individuele burgers klachten kunnen indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens over instanties die zonder expliciete toestemming persoonsgegevens bijvoorbeeld doorverkopen aan commerciële partijen. Dat vereiste is niet nieuw. Het gold ook al onder de Wet bescherming persoonsgegevens. Wat nieuw is, is dat er nu over geklaagd kan worden. Ik vind het dus juist goed dat de Autoriteit Persoonsgegevens zich ook even breed maakt en zegt: als hier echt wat aan de hand is, dan grijpen we daarop in.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank u wel, meneer Van Dam. Ja, u was klaar.

De heer Van Dam (CDA):

Nee, maar ... ik ga weer.

De voorzitter:

Dat is goed. Dank u wel, meneer Van Dam.

Naar boven