5 Vragenuur: Vragen Becker

Vragen van het lid Becker aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij afwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, viceminister-president, over het bericht dat de burgemeester van Amsterdam heeft aangegeven de wet op het boerkaverbod niet te zullen handhaven.

De voorzitter:

We gaan naar de laatste vraag, van mevrouw Becker namens de VVD, aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die de minister vervangt. De vraag gaat over het bericht dat de burgemeester van Amsterdam heeft aangegeven de wet op het boerkaverbod niet te zullen handhaven. Het woord is aan mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. In Nederland kijken we elkaar aan. We treden elkaar open tegemoet. Als je iemand tegenkomt, wil je weten wie je voor je hebt en hem of haar kunnen aanspreken, in de tram, op school, in het gemeentehuis. Zo gaan we met elkaar om in onze open, vrije samenleving. Daarom voelt het ongemakkelijk als iemand met een boerka of een nikab binnenkomt, die je niet kunt aankijken, die je niet kunt aanspreken. Het voelt ongemakkelijk, omdat zo'n symbool van onderdrukking niet bij het vrije Nederland hoort. Maar het voelt soms ook onveilig, net zoals het onveilig voelt als iemand met bivakmuts de tram inkomt of de integraalhelm ophoudt in een tankstation. We willen elkaar kunnen aankijken in Nederland. Niet voor niets hebben we met elkaar het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding in de wet vastgelegd. Die wet verbiedt in het openbaar vervoer, op scholen en in overheidsgebouwen het dragen van een boerka, maar ook van een bivakmuts en een integraalhelm.

Wat mij echt verbaast, voorzitter, is dat een aantal burgemeesters, met Femke Halsema van Amsterdam voorop, nog voordat de wet van kracht is al zegt: die wet gaan we niet handhaven. Maar de wet is toch de wet, ook in Amsterdam?

Juist als je je als burgemeester druk maakt om veiligheid en juist als je jezelf, zoals in het geval van burgemeester Halsema, progressief noemt en zegt op te komen voor de vrijheid van vrouwen, dan zou je deze wet moeten willen handhaven, omdat het in Nederland nooit normaal mag worden dat mannen denken te kunnen bepalen dat hun vrouwen zich volledig moeten bedekken. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de wet ook geldt voor Amsterdam, voor Rotterdam, voor Utrecht en voor andere steden in Nederland en dat een gemeente niet zomaar zelf kan bepalen dat deze wet niet zal worden gehandhaafd? Kan de staatssecretaris de Kamer namens zijn collega Ollongren toezeggen vaart te maken met de overleggen met gemeenten en de sectoren over een goede uitvoering van de wet?

De voorzitter:

Dan geef ik de minister het woord.

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Ik ben de staatssecretaris.

De voorzitter:

Ja, u vervangt de minister.

Staatssecretaris Knops:

Ik weet het. Het verschil is klein, maar er is een verschil.

De voorzitter:

Kijk! Gaat uw gang.

Staatssecretaris Knops:

Dank voor deze vragen. Die uitspraken van de burgemeester van Amsterdam hebben veel verontwaardiging opgeroepen. Ik begrijp dat, want de wet geldt in heel Nederland, en niet alleen in bepaalde delen van Nederland. Die wet geldt dus ook in Amsterdam. De uitspraken van de burgemeester van Amsterdam zijn dus niet alleen prematuur maar ook ongepast. Ze zijn ongepast, omdat het niet past bij het ambt van burgemeester om feitelijk publiekelijk in deze voorbeeldfunctie kenbaar te maken dat de wet de wet is, maar niet voor iedereen zou gelden. Mevrouw Becker heeft gelijk: de inwerkingtreding van deze wet is komend jaar voorzien. Hij is nog niet in werking getreden, maar het is ongepast om op dit moment al aan te kondigen dat een wet die op meerderheden kan rekenen in beide Kamers, op één plek niet uitgevoerd zou worden.

De tweede vraag was: kunt u toezeggen dat er vaart gemaakt wordt? Ik realiseer me heel goed dat er sinds de laatste termijn van de behandeling van deze wet in de Eerste Kamer een aantal maanden verstreken zijn. Die maanden zijn gebruikt om het ook interdepartementaal af te stemmen. Ik zeg u mede namens de minister van Binnenlandse Zaken toe om zo snel als mogelijk het vervolgtraject in te zetten. Ik wijs er wel op dat er nog overleg zal plaatsvinden met een aantal groepen. Dat is ook aangekondigd. Dat is ook een toezegging in de richting van de Eerste Kamer. Daarna zal de Eerste Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van die gesprekken. Het lijkt mij ook heel goed om ook de Tweede Kamer daarover te informeren. Als de brief die gestuurd gaat worden dan in beide Kamers snel behandeld kan worden, dan kan de wet 1 juli volgend jaar in werking treden.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor dit heldere antwoord. Hij zegt ook dat wat burgemeester Halsema heeft gezegd, ongepast is. Ik hoop ook dat het beeld hiermee is weggenomen dat het verbod op gezichtsbedekkende kleding misschien voorlopig van tafel zou zijn — dat las ik in sommige kranten — of dat het in sommige gemeenten niet zou gelden. De wet is de wet. Ik ben blij dat de staatssecretaris dat ook zegt. Zou hij kunnen toezeggen dat wij een brief ontvangen over de uitvoering van de wet en de overleggen hierover die op dit moment met de sector worden gevoerd? Kan de staatssecretaris ook echt vaart zetten achter de invoering? Het liefste wil ik dat de wet per 1 januari wordt ingevoerd. Maar als dat niet lukt, kan de staatssecretaris dan in ieder geval de garantie geven dat het uiterlijk 1 juli gaat lukken? Want dan zijn we inmiddels al een jaar onderweg na het aannemen van de wet in de Eerste Kamer.

Staatssecretaris Knops:

Zoals ik zojuist zei, realiseer ik mij heel goed dat het enige tijd geduurd heeft. Ik heb ook mede namens de minister toegezegd dat wij het vervolg zo snel mogelijk gaan oppakken. Er ligt een toezegging in de richting van de Eerste Kamer over dat overleg. Er ligt ook een toezegging om de Eerste Kamer en wat ons betreft dus ook de Tweede Kamer te informeren. Dat zal uiterlijk in het voorjaar gebeuren. Dus het antwoord op die vraag is: ja, dat kunnen we doen. Of de inwerkingtreding per 1 juli gaat lukken, is afhankelijk van eventuele vervolgbehandelingen. Die kan ik op dit moment niet uitsluiten, want ik weet niet hoe de Kamers ermee om willen gaan. Ik hoop van harte dat inwerkingtreding per 1 juli lukt, want ik denk dat het van belang is dat we hier zo snel mogelijk mee aan de slag gaan. Mevrouw Becker heeft gevraagd: kan het nog per 1 januari? Die vraag kan ik in ieder geval ontkennend beantwoorden. Dat gaat helaas niet meer lukken.

Mevrouw Becker (VVD):

Tot slot dank ik de staatssecretaris dat hij bij minister Ollongren wil aandringen op een snelle uitvoering. Ik hoop dat hij ook bereid is collega Koolmees, de minister van Integratie, te wijzen op het feit dat het hier niet alleen gaat over veiligheid, maar juist ook over integratie en over het verdedigen van de vrijheid in Nederland, juist voor die vrouwen die dat zelf nog niet kunnen. Daarom hoop ik niet alleen dat deze wet snel wordt ingevoerd. Ik hoop eigenlijk ook dat mijn motie over een breed actieplan zelfbeschikking (35000-XV, nr. 15) vandaag wordt aangenomen, want voor de vrijheid in Nederland moeten we met z'n allen staan.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Het is een soort stemverklaring aan het eind, maar dat geeft niet.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. DENK staat voor de vrijheid. Het zou mijn keuze niet zijn, maar als vrouwen ervoor kiezen om vanuit hun vrijheid van religie met een boerka over straat te lopen, dan is dat wat mij betreft ook vrijheid. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of er uit het verleden meerdere gevallen bekend zijn waarin burgemeesters aangeven dat zij geen prioriteit gaan geven aan het handhaven van een wet. In de tweede plaats vraag ik hem of hij beseft om hoeveel personen in Nederland het gaat.

Staatssecretaris Knops:

Zeker besef ik om hoeveel personen het ongeveer gaat. Dat maakt de opmerking van de burgemeester van Amsterdam wat mij betreft nog opmerkelijker. Het gaat niet over heel veel personen, maar het gaat wel over de uitvoering van een wet. Het gaat niet zozeer over de prioritering in de handhaving, want de burgemeester van Amsterdam heeft gezegd: ik ben niet van plan om het te gaan handhaven; ik vind het niet zo bij onze stad passen enzovoorts enzovoorts. Dat zijn opmerkingen die verdergaan dan een prioritering in de handhaving, die overigens belegd is bij de officier van justitie en niet bij de burgemeester. Het is een strafrechtelijke kwestie. Op meerdere fronten is hier vanuit de verkeerde positie geredeneerd.

De voorzitter:

En de andere vraag over het aantal gemeentes?

De heer Kuzu (DENK):

Het aantal mensen om wie het gaat.

Staatssecretaris Knops:

Die vraag heb ik beantwoord.

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb geen getal gehoord.

Staatssecretaris Knops:

Nee, dat getal kan ik ook niet noemen, want ik weet niet precies hoeveel mensen het zijn. Naar verluidt gaat het om hooguit enkele honderden vrouwen bij wie dit zou spelen. Als dat zo is, dan maakt dat de opmerking van de burgemeester van Amsterdam nog opmerkelijker, omdat het niet over duizenden mensen zou gaan. Het gaat over de uitvoering van de wet.

De voorzitter:

Laatste vraag, meneer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Om de staatssecretaris te helpen: het gaat om ongeveer 300 vrouwen in Nederland. Vóór de behandeling van het wetsvoorstel in de Kamer hebben de vrouwen uitgebreid aangegeven dat het om hun eigen keuze gaat. Dat brengt mij bij de vraag hoe die prioritering er zou moeten uitzien. Als we vertrouwen hebben in de lokale democratie, in het lokaal bevoegd gezag, waar burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht ook de gedachte kunnen hebben dat ze andere keuzes moeten maken, dat ze er geen middelen voor willen inzetten omdat het om zo'n relatief kleine groep gaat ... Respecteert de minister, pardon, de staatssecretaris de keuzes die het lokaal bevoegd gezag maakt.

Staatssecretaris Knops:

Voorzitter, ik respecteer keuzes die het lokaal gezag maakt voor zover die betrekking hebben op zaken waarover men bevoegd kan spreken. In dit geval gaat het over strafrechtelijke handhaving. Het is niet aan de burgemeester in functie om daar in eigen persoon een eigenstandige opvatting over te hebben. Zoals gezegd, de wet geldt in heel Nederland, dus ook in Amsterdam. Die wet heeft bepaalde consequenties en het is aan de driehoek om daar een prioriteit in te bepalen. Dat geldt overigens voor alle zaken die onder de noemer van strafrechtelijke handhaving vallen. Het is dus niet aan deze burgemeester en zeker niet in deze fase, waarin de wet nog ingevoerd moet worden.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Aan het aantal boerka's, nikabs, hidjabs en dergelijke — alles wat het gezicht bedekt — kunnen we alleen maar zien in hoeverre de voorhoedes van de islam in Nederland de macht hebben en uitbreiden. De groei daarvan is een marker, het is iets wat aangeeft in hoeverre de islamisering in Nederland voortschrijdt. Deze wet is er niet voor niks. Het is een veiligheidsaspect, maar het is ook zeker een kwestie van integratie of eigenlijk assimilatie, die we veel beter kunnen nastreven. Het is een belangrijke wet, helemaal voor Amsterdam als we zien hoe Amsterdam-West eraan toe is. Kan de staatssecretaris — ik zei bijna weer: de minister — hier nogmaals met ja antwoorden op de vraag of een burgemeester de wet moet handhaven?

Staatssecretaris Knops:

Laat ik het wat preciezer formuleren. Dit gaat om een strafrechtelijke handhavingszaak, die voortvloeit uit de wet. Het is niet aan de burgemeester in persoon om daar een positie over in te nemen. Het is aan de driehoek en in dit geval belegd bij de officier van justitie. Even heel precies: de wet moet gehandhaafd worden, maar het kan zo zijn — dat geldt ook voor verkeersovertredingen — dat de politie en het Openbaar Ministerie prioriteiten aanbrengen in waar ze gaan handhaven. Dat is breed geregeld in Nederland en dat geldt dus ook hiervoor.

De heer De Graaf (PVV):

Ja, en dan heeft ...

De voorzitter:

De heer De Graaf, de tweede vraag.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik was te snel misschien, misschien te enthousiast, te veel met de zaak begaan.

De burgemeester van Amsterdam heeft aangegeven: ik ga deze wet niet handhaven. Zij zal in de driehoek moeten pleiten voor handhaving van die wet. Dat is haar taak. Zij moet die wet handhaven. Zij heeft, na kritiek vanuit uw kabinet, op verschillende fronten en ook nu weer, al dagen de tijd gehad om haar woorden terug te nemen en te zeggen: ja, ik heb een fout gemaakt, ik ga de wet handhaven. Dan rest deze burgemeester toch niets meer dan aftreden en dat als ze dat niet doet, de staatssecretaris binnen de Kroon regelt dat deze burgemeester opkrast uit Amsterdam?

Staatssecretaris Knops:

Deze redenering ... Ik begrijp de opmerking die gemaakt wordt. Tegelijkertijd zijn wij volstrekt, maar dan ook volstrekt helder geweest dat ook voor burgemeesters geldt, vooral voor burgemeesters in een voorbeeldfunctie, dat zij de eed afgelegd hebben en beloofd hebben dat men getrouw zal zijn aan de Grondwet, alle wetten zal nakomen en de plicht als burgemeester naar eer en geweten zal vervullen. Dat is de ambtseed van de burgemeester. Dat geldt dus ook voor deze burgemeester. Daar kan geen woord Spaans bij zijn.

De voorzitter:

De heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Ik voel een indringend gesprek bij het eerstvolgende functioneringsgesprek met deze burgemeester aankomen. Ik wens de bewindspersonen daar van harte sterkte en wijsheid bij. Maar ik wil nog een andere invalshoek kiezen. Het klinkt natuurlijk heel stoer: dit past niet bij onze stad, dit gaan wij dus niet handhaven en dan omzeil je dus een heleboel dingen. Dat kan ook een soort vlucht naar voren zijn, omdat men zich niet in staat acht om überhaupt handhaving tot stand te brengen. Wil de staatssecretaris daar eens op reflecteren? Zo ja, hoe wordt dat vastgesteld en wat moet er dan gaan gebeuren?

Staatssecretaris Knops:

Dit lijkt mij niet het grootste probleem. Als iemand gezichtsbedekkende kleding heeft en die wet van kracht is — laten we even uitgaan van de datum van 1 juli — dan is redelijk eenvoudig vast te stellen of iemand die kleding draagt en daarmee in overtreding is. Of het niet zou kunnen, is volgens mij niet het vraagstuk in dezen. Er is geen grootschalige opsporing voor nodig. Je constateert een overtreding, een strafrechtelijk vergrijp, en daar kan het Openbaar Ministerie, de officier van justitie, tegen optreden.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg namens GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik denk dat het belangrijk is om te kijken naar de taken van de burgemeesters, niet alleen in Amsterdam. Ook de burgemeesters in Utrecht van de VVD en in Rotterdam van de PvdA hebben allemaal gezegd dat zij geen prioriteit willen geven aan de handhaving van het boerkaverbod. De staatssecretaris zegt: zoiets wordt besloten in de driehoek en daar maakt een burgemeester ook deel van uit. Vindt hij het dan ook niet volstrekt passend bij de verantwoordelijkheid van een burgemeester om te zeggen waar wel of niet prioriteit aan gegeven wordt wat betreft handhaving?

Staatssecretaris Knops:

Nee. Als het gaat om strafrechtelijke handhaving, nee dus. Waarom? Omdat dat onderdeel is van de driehoek. Het hoort daar besproken te worden. Wat hier gebeurt is, is dat vooruitlopend op de inwerkingtreding van een wet, in de openbaarheid in het ambt van burgemeester een uitspraak wordt gedaan die vanuit dat ambt op zichzelf niet gedaan kan worden. Daarom is de uitspraak niet alleen prematuur, maar ook ongepast.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Buitenweg. Dat kan echt niet. Dan ga ik naar de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FvD):

De uitspraak van burgemeester Halsema gaat verder dan een opmerking over prioriteiten. Zij heeft gewoon gezegd: dit gaan we niet doen. Het is overigens onzin om te zeggen dat het prioriteit heeft. Net als bij het rookverbod of andere zaken heb je er in principe helemaal geen grote politie-inzet voor nodig. Het gaat om allerlei regels die de tramconducteur zelf kan handhaven enzovoorts. Wat hier gebeurt - u gaf het volgens mij net ook zelf toe - is dat een burgemeester aankondigt de ambtseed te willen schenden. Ik was zo benieuwd — u bent er nog niet expliciet over geweest — wat voor sancties u voorziet, mocht zij niet heel snel bijdraaien.

Staatssecretaris Knops:

Het lijkt mij prematuur om op deze vraag antwoord te geven. Ik begrijp de vraag wel. Ik vervang hier minister Ollogren. Die zal dat gesprek ongetwijfeld aangaan. Ik ga daar niet op vooruitlopen. Wellicht gaat de burgemeester van Amsterdam daar ook nog iets over zeggen. Dat weet ik niet. In ieder geval verhouden wij ons zo tot elkaar dat ik hier in de Kamer verantwoording afleg over het beleid van de regering. Op dat punt kan ik zeggen dat wij deze uitspraken ongepast vinden en dat het niet past bij het ambt van burgemeester om dat in deze hoedanigheid te doen. Wat er daarna verder gebeurt, zullen we zien. Volgens mij ben ik in ieder geval helder geweest over wat onze opvatting is, dus dat dit uiteindelijk geen stand kan houden. Uiteindelijk kan het niet zo zijn dat de burgemeester van Amsterdam bij dit standpunt blijft, want daarmee — u zei het net zelf — handelt zij niet conform de wet en de wet geldt overal. Niet alleen in Den Haag, maar ook in Amsterdam.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Baudet (FvD):

U zegt helder: de burgmeester van Amsterdam moet bijdraaien en moet zich gewoon aan de wet houden, want dat is haar taak als burgemeester. Dat is heel helder. Maar toch even, want we kunnen natuurlijk wel degelijk in de Nederlandse wetten ook zien wat de sancties zouden kunnen zijn. Kunt u daar misschien toch iets over vertellen? Ik denk dat de Nederlandse bevolking er recht op heeft om te weten wat er gebeurt als Halsema niet heel snel bijdraait.

Staatssecretaris Knops:

Ik blijf bij mijn standpunt dat de burgemeester zich, zoals dat voor iedereen geldt, aan de wet moet houden. De burgemeester moet zich vanuit haar bijzondere rol en ook voorbeeldfunctie en positie helemaal rekenschap geven van het effect van uitspraken die ze doet, die inderdaad zeggen: ik ben niet van plan om te gaan handhaven. Dat is heel wat anders dan zeggen: ik ga in de driehoek bespreken wat prioriteit heeft en wat niet. Daar zit echt een verschil tussen. Ik ga ervan uit dat deze uitspraken in de praktijk dadelijk herroepen worden en dat de burgemeester zich, net zoals iedereen, aan de wet gaat houden.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit vragenuur. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken en dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven