4 Vragenuur: Vragen Krol

Vragen van het lid Krol aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over het bericht "Kabinet krijgt een tik op de vingers voor verwaarlozing van Caribische Nederlanders".

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Krol namens 50PLUS voor zijn vraag over de kritiek van het College voor de Rechten van de Mens op het kabinet voor verwaarlozing van de Caribische Nederlander.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Om te beginnen heb ik drie vragen. Ten eerste stelt het College voor de Rechten van de Mens dat de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, drie Nederlandse gemeenten, als tweedehands burgers worden behandeld. Dat lijkt me een ernstige beschuldiging aan het adres van het kabinet. Wat is daarop de reactie van het kabinet?

De tweede vraag is: bent u het met 50PLUS eens dat er qua systematiek van sociale zekerheid geen onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland? Is het daarom niet redelijk dat er spoedig een sociaal minimum voor Caribisch Nederland wordt vastgesteld?

Mijn derde vraag gaat over het volgende. Het kabinet richt zich in de komende periode op het verder verbeteren van de sociaal-economische ontwikkeling van Caribisch Nederland. Dat is op de lange termijn. Prima, maar hoe komt het dat de levensstandaard er nu zo achterblijft? Wat gaat het kabinet nu concreet doen? Hoe leiden die acties tot een hogere levensstandaard?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Mij is de uitlating van het college bekend en het kabinet is het daar niet mee eens. Ik ben zelf ook op de betreffende eilanden geweest en heb ook echt gesproken met de instanties en de mensen om me op de hoogte te stellen van de situatie. Er bestaat juist echt veel aandacht voor de specifieke op elk van deze eilanden betrekking hebbende problematiek.

Dan kom ik op uw andere twee vragen, meneer Krol. Die behandel ik, als u het goed vindt, in één. We zijn als kabinet doordrongen van de urgentie van de problematiek. Daarom hebben we in juni 2018 een pakket aan concrete maatregelen aangekondigd, onder andere een verlaging van de werkgeverslasten met 5%, zodat lonen en uitkeringen omhoog kunnen, een verhoging van onderstand voor mensen die zelfstandig wonen en een verhoging van de kinderbijslag met 50%. Dat zijn drie maatregelen die ingaan per 1 januari 2019. Daarnaast zijn onder andere introductie van een toeslag voor alleenstaande gepensioneerden en een verhoging van de toeslag voor arbeidsongeschikten, en introductie van een vorm van tegemoetkoming voor de hoge woonlasten voorgesteld. Dat zijn twee maatregelen waarvoor nadere wetgeving nodig is, dus die zullen wat meer tijd nemen om ingevoerd te kunnen worden. Dit is een greep uit de maatregelen die dit kabinet in juni 2018 heeft aangekondigd.

Het College voor de Rechten van Mens zegt vooral dat het kabinet nog geen sociaal minimum vaststelt. Ook dat punt is eerder met uw Kamer besproken, onder andere in de debatten die eerder dit jaar, in september/oktober, met haar zijn geweest. Het kabinet zegt dat er uit het onderzoek van Regioplan dat er is geweest nog niet een conclusie te trekken is die een-op-een vertaald kan worden in een sociaal minimum. Zo liggen bijvoorbeeld uitgaven voor wonen op Bonaire tussen de 0 en de 900 dollar. Dan is de vraag hoe je nu een rechtvaardig sociaal minimum daarin moet gaan vaststellen. Dat moet zinvol zijn, eerlijk en rechtvaardig naar alle mensen toe.

Ten slotte, voorzitter. We hebben ervoor gekozen om die onderzoeksresultaten als een doelstelling te beschouwen waar we met concrete stappen naartoe moeten. Er komt een voortgangsrapportage. Die is uw Kamer toegezegd en die komt voor de zomer van 2019. Dan zullen de staatssecretaris van SZW en uiteraard ook de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken opnieuw met uw beide Kamers conform de motie-Van der Graaf daarover in gesprek gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ja, minister. Niet alleen de Kamerleden horen zich te houden aan de spreektijden, maar ook de minister. Dan de heer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

De minister zegt dat hij zelf op de eilanden is geweest. Nou, ik kan hem de hand geven. Wij zijn er met de vaste Kamercommissie ook geweest. Wij hebben bijvoorbeeld in een supermarkt daar boodschappen gedaan, terwijl op datzelfde moment datzelfde boodschappenlijstje ook in Nederland naar de supermarkt werd gedragen en diezelfde boodschappen hier in een supermarkt werden gedaan. Nou, ik kan u verzekeren dat het prijsverschil enorm is. Ik heb met eigen ogen gezien hoe groot daar, met name achter de voordeur, de armoede is. Mensen hebben een prachtig voortuintje en aan de buitenkant doen ze net alsof er niets aan de hand is, maar mensen leven er echt, echt in armoede. Feit is dat dat sociaal minimum nog steeds niet is vastgesteld. De voorganger van de minister, mevrouw Klijnsma, zei dat dat zo spoedig mogelijk zou moeten gebeuren, maar dat er eerst onderzoek moest komen. Ik hoor nu weer precies hetzelfde. Het lijkt me een cirkelredenering. Ik denk dat er nu met spoed iets moet gebeuren. U kondigt aan dat er per 1 januari volgend jaar iets gaat gebeuren en dat de rest wat u voorstelt nog langer gaat duren. De mensen daar hebben nú hulp nodig.

Minister Grapperhaus:

Het is niet nog steeds hetzelfde. Ik heb een aantal concrete maatregelen benoemd, als voorbeelden die per 1 juni 2018 zijn afgekondigd, en ik heb uitgelegd dat enkele maatregelen wetgeving vereisen. Hoe eerder we die met uw Kamer en de Eerste Kamer kunnen vaststellen, hoe beter. Over het sociaal minimum ga ik, ook vanwege de spreektijd, niet herhalen wat ik eerder gezegd heb.

De voorzitter:

Dank u wel. Ja, meneer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

Het spijt mij dat er niet meer uit te halen is dan dit. Ik denk dat de mensen op de eilanden daar erg teleurgesteld over zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Krol.

De heer Van Raak (SP):

De Tweede Kamer heeft het gezegd. De Eerste Kamer heeft het gezegd. Er moet een sociaal minimum komen op Saba, Statia en Bonaire. De eilandraadsleden hebben het gezegd. Alle hulporganisaties op de eilanden hebben het gezegd. Er moet een sociaal minimum komen. Er is zó'n stapel onderzoek gedaan naar de toenemende armoede op de eilanden. Iedereen zegt dat er een sociaal minimum moet komen. Hoe haalt de regering het in haar hoofd om dat allemaal terzijde te leggen en te zeggen: wij weten het beter en wij trekken ons niets aan van het parlement; wij trekken ons niets aan van de hulpverleners en van de wetenschappers? Wanneer komt dat sociaal minimum?

Minister Grapperhaus:

Zoals ik in mijn eerste termijn al zei, heeft het kabinet, vaststellende dat er problemen zijn om zomaar een-op-een dat sociaal minimum vast te stellen, gezegd alvast een maatregelen te gaan treffen om de sociaal-economische omstandigheden daar aanzienlijk te verbeteren. Met uw Kamer is afgesproken, in debatten in september, oktober, dat er een rapportage komt voor de zomer van 2019, waarin, als het goed is, duidelijkheid wordt gegeven over wat dat sociaal minimum zou kunnen zijn. Ondertussen hebben we niet stilgezeten en zijn er maatregelen genomen om nou juist op een aantal punten de bevolking op de eilanden concreet te ondersteunen. Ik kan dus niet meegaan in het betoog van de heer Van Raak.

De heer Kuzu (DENK):

Wat een slappe hap. Het is echt slappe hap, empathieloos, gevoelloos. Ik ben er in het afgelopen herfstreces nog geweest. Ik heb daar ook mensen gesproken. Ik vraag me af welke mensen de minister wel heeft gesproken die ik niet heb gesproken. Als een dergelijke situatie zich zou voordoen in een Nederlandse gemeente, pak 'm beet Assen, dan zouden we dat totaal niet accepteren en zouden alle Kamerleden hier bij de interruptiemicrofoon staan om daar wat aan te doen, direct! Ik vraag de minister of hij het acceptabel vindt dat mensen op Bonaire twee baantjes moeten nemen, of zelfs drie baantjes moeten nemen, om te kunnen rondkomen. Vindt de minister dat acceptabel?

Minister Grapperhaus:

Ik heb uiteengezet wat de maatregelen zijn die dit kabinet al heeft genomen en die op het punt staan genomen te worden. Ik heb ook uitgelegd dat er met uw Kamer afspraken zijn gemaakt over een voortgangsrapportage over de vaststelling van het sociaal minimum. Als dat de kwalificaties meekrijgt die de heer Kuzu daaraan geeft, dan kan ik daar helaas verder niet zo heel veel mee doen, want dat is nou precies waar we verder in willen komen.

De heer Kuzu (DENK):

Druppels op een gloeiende plaat zijn het. Laten we er een voorbeeld uit pakken. De kinderbijslag wordt 50% verhoogd. Dat klinkt zo mooi: 50% verhoging! Waar het op neerkomt, is een schijntje van het bedrag waar mensen mee moeten rondkomen op Sint-Maarten voor het levensonderhoud van hun kinderen. Als wij staan voor die gelijkwaardigheid en Caribisch Nederland ook beschouwen als onze rijksgenoten, als een gemeente, dan vraag ik de minister nogmaals: vindt hij het acceptabel dat mensen twee, drie baantjes moeten nemen om rond te kunnen komen, om hun kinderen te eten te kunnen geven, om een dak boven hun hoofd te krijgen ...

De voorzitter:

De minister.

De heer Kuzu (DENK):

... en al dat soort primaire levensbehoeften? Ik heb hem daar niet over gehoord. Acceptabel, ja of nee?

De voorzitter:

De minister!

Minister Grapperhaus:

Ik vind dat iedereen binnen het Rijk recht heeft op een menswaardig bestaan. Het kabinet zet erop in en doet er alles aan om dat te verwezenlijken.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

De minister maakt zich een beetje makkelijk af van de mensenrechtensituatie. Het College voor de Rechten van de Mens weet dat de maatregelen die de minister noemt, genomen gaan worden. Desondanks zegt het dat de burgers aldaar als tweederangsburgers worden behandeld. Dan kom ik op de zorgplicht van de overheid als het gaat om bestaanszekerheid bieden aan al haar inwoners in het Koninkrijk. Hoe verhoudt zich die plicht tot de opvallend hoge kosten van levensonderhoud — ik noem een paar kosten: energie, zorg, wonen, onderwijs — en de maatregelen om die kosten naar beneden te brengen?

Minister Grapperhaus:

Het kabinet zet in op een gelijkwaardig voorzieningenniveau dat past binnen de specifieke context van Caribisch Nederland. Dat gelijkheidsbeginsel is van toepassing met inachtneming van het differentiatiebeginsel uit artikel 121a van de Grondwet. In dat kader heb ik vervolgens uiteengezet dat het kabinet kijkend naar de situatie in juni 2008 — ik herhaal dit — een pakket aan concrete maatregelen heeft aangekondigd, waarvan een aantal al per 1 januari aanstaande ingaan. Het kabinet heeft ondertussen met uw Kamer afspraken gemaakt over wat een rechtvaardige norm moet zijn voor een sociaal minimum. Want empathie is niet alleen maar zeggen dat er iets moet gebeuren. Empathie betekent ook dat je alle eilanders daar binnen de goede verhoudingen recht doet. Daar is het kabinet mee bezig. Er is in debatten met uw Kamer ook afgesproken dat er spoedig verder over wordt gesproken.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Mensen op de eilanden zijn al acht jaar Nederlandse burgers. Wij zitten al heel lang te wachten op die norm. Wij hebben behoefte aan een datum. Wanneer kan deze Kamer die norm verwachten? Wanneer kan die hier worden besproken? Wanneer komt het voorstel van dit kabinet?

Minister Grapperhaus:

Door de collega van BZK is met uw Kamer afgesproken dat de voortgangsrapportage er voor de zomer van volgend jaar ligt en dat er dan met uw Kamer wordt gesproken over de vraag hoe we dat gaan invullen. Het is dan verder aan uw Kamer in overleg met de collega van BZK om dat zo snel mogelijk vast te stellen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven