2 Begroting Algemene Zaken en Begroting Koning

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2019 ( 35000-III );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2019 ( 35000-I ).

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom, de mensen op de publieke tribune en in het bijzonder de minister-president in vak-K. Aan de orde is de begroting Algemene Zaken, Kamerstuk 35000-III en de begroting van de Koning, Kamerstuk 35000-I.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Bosma namens de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. Ik heb u net buiten het zicht van de camera's gezoend. Er gaan al genoeg praatjes over ons! Maar van harte gefeliciteerd, u bent jarig, wat mooi. We waren er al vroeg bij als commissie Binnenlandse Zaken, we wilden slingers ophangen, maar dat lukte niet, we wilden ook Lang zal ze leven zingen, maar de heer Van der Staaij zingt alleen op hele noten. Van harte gefeliciteerd, ik weet zeker dat ik namens alle deelnemers aan dit debat spreek als ik u nog vele gezonde jaren toewens.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Martin Bosma (PVV):

En uw verjaardag, voorzitter, draagt alleen maar bij aan het jaarlijkse feestje dat we hier mogen hebben, want dit is altijd een leuk debat. Ik vind het altijd gezellig, er komt van alles langs: geschiedenis, inlichtingendiensten et cetera. Mijn inbreng zal daarop geen uitzondering zijn.

Het eerste waar ik het over wil hebben, is Algemene Zaken, want daar gaat het vandaag onder andere over. Dat houdt zich bezig met het toezicht op de CTIVD. Die commissie is cruciaal voor ons als Tweede Kamer. Immers, de geheime dienst is geheim en wij Kamerleden kunnen eigenlijk onze grondwettelijke taken niet uitvoeren op dit vlak, namelijk het controleren van de regering. Daar is iets op gevonden: de CTIVD. Dat is een groep professionals die namens de volksvertegenwoordiging de geheime dienst in de gaten houdt. Die mensen kunnen gewoon het gebouw van de AIVD inlopen, ze hebben hun eigen pasje en dat doen ze geweldig. Vorige week hebben wij een debat gehad met de minister van Binnenlandse Zaken en dat ging over het achterhouden van een CTIVD-rapport rondom het referendum wat we indertijd hadden over de geheime diensten. Dat rapport is onder de pet gehouden en de CTIVD zei rondom dat referendum dat er onvoldoende garanties zijn inzake de overdracht van gegevens aan buitenlandse inlichtingendiensten. Dat kwam de minister rondom dat referendum niet zo goed uit en wij ontvingen dat rapport niet.

Mijn fractie heeft in dat debat gezegd: de minister heeft de morele plicht om zo snel mogelijk die informatie over te dragen. Mijn eerste vraag is eigenlijk: waarom valt de CTIVD niet rechtstreeks onder de Tweede Kamer? Zouden we niet eens moeten regelen dat het weggaat bij Algemene Zaken? In ieder geval moet de relatie tussen Kamer en CTIVD helemaal schoon zijn en geen onderdeel zijn van politiek gejeremieer, wij moeten de rapportage van de heer Brouwer en zijn mensen blind kunnen vertrouwen, er moet geen ruis op de lijn zijn en de parlementaire controle moet maximaal zijn, juist als het gaat over zoiets als de geheime dienst. Nu hangt het nog te veel aan tegen het kabinet. Om te voorkomen dat de onafhankelijke positie van de CTIVD in twijfel wordt getrokken, stelt mijn partij dan ook voor dat we een afspraak moeten maken dat die rapporten gewoon automatisch altijd binnen zes weken naar de Kamer gaan. Vindt de minister-president dat een goed idee?

Voorzitter. Een paar jaar geleden werd bij deze begroting, ik dacht door de heer Van der Staaij, de vraag gesteld wanneer Nederland nou eigenlijk gesticht is. Ik zou zeggen bij de Pacificatie van Gent in 1576, want daar gordden Noord- en Zuid-Nederland zich aaneen, inclusief Vlaanderen en stukken van Noord-Frankrijk, achter Willem van Oranje. Dat was een hoopvol moment. De wieg van Nederland staat dus eigenlijk in Vlaanderen. Toch zien velen de Acte van Verlatinghe uit 1581 als onafhankelijkheidsverklaring, geschreven door ons, de Staten-Generaal, geschreven eigenlijk door een Vlaming, betrekking hebbend niet alleen op Nederland, maar ook op Brabant, dus het huidige Belgisch Brabant, Vlaanderen en Mechelen. De Acte van Verlatinghe mag zich in een toenemende belangstelling verheugen. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer besteedde er recentelijk aandacht aan. Als beide Kamers van de Staten-Generaal eendrachtig zijn dan is er echt iets aan de hand. Zou het niet mooi zijn als we dit onderstrepen en de datum van de ondertekening, 26 juli, uitroepen tot een nationale feestdag? Dan vieren we het jaarlijks. De historicus Rutte zal dit zonder twijfel aanspreken. Een vrije dag zit er wellicht niet in, tenzij hij in een goede bui is, maar dat horen we dan graag. Maar een officiële feestdag om dit alles te onderstrepen is toch wel het minste.

Ik kom op mijn derde punt, voorzitter. De Partij voor de Vrijheid is een echte monarchistische partij. We mogen ons gelukkig prijzen met een koning en een koningin die een symbool vormen van onze nationale eenheid en van ons land en ook weer een link vormen met onze geschiedenis, waar ik het net over had. Dat moet vooral zo blijven. Onze koning en koningin moeten boven de partijen staan. De koning gaat binnenkort op staatsbezoek naar Groot-Brittannië. De majesteit had daarom een aantal Engelse journalisten uitgenodigd ten paleize. En wat zegt de koning tegen die verslaggevers? Dat hij de uitslag van het brexitreferendum betreurt. Ik citeer de Daily Telegraph: he wished the result had gone the other way. Pardon? Groot-Brittannië heeft iets heroïsch gedaan: het heeft zich onafhankelijk verklaard. Economisch heeft de uitslag van dat referendum vooralsnog goed uitgepakt. Doomsday scenarios bleken apekool. Inmiddels kiest bijvoorbeeld Unilever voor Groot-Brittannië en niet voor Nederland. Daar heeft de minister-president wellicht iets van meegekregen.

Voorzitter. We mochten enkele weken geleden meemaken dat prinses Laurentien de publiciteit zocht inzake de twee Armeense kinderen die acht rechterlijke uitspraken aan hun laars lapten en na een campagne van emotionele chantage door de Nederlandse publieke omroep toch mochten blijven. Mijn vraag is: is het de taak van een prinses om zich te mengen in een politiek c.q. publiek debat? En twee: wat vindt de minister-president van de standpuntbepaling van de koning inzake brexit? Is het de taak van het staatshoofd zich uit te spreken over de uitslag van een referendum in een ander land, zeker nu ons het referendum is ontnomen?

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosma. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Oosten namens de VVD.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Dit jaar is het het lustrumjaar van onze koning. Vijf jaar geleden in de Nieuwe Kerk in Amsterdam werd koning Willem-Alexander ingehuldigd. Ik denk dat er geen Nederlander is die die beelden vergeet, ikzelf in ieder geval ook niet, want velen van ons mochten er ook bij zijn, indertijd in Amsterdam. Ik vergeet ook niet — ik heb dat later teruggekeken — dat ik zag dat het hele koninklijke gezin meedanste op de muziek van Armin van Buuren. Pracht en praal, et cetera. In de jaren die daarop volgden heb ik ook gezien hoe ongelofelijk emotioneel een bezoek van de koning of koningin kan zijn voor mensen en wat een troost zij kunnen bieden, gewoon door het enkele feit dat ze daar zijn. De koning en de koningin vereenzelvigen in hun persoon welhaast ons allemaal, als ik het duur mag uitdrukken. Ik heb dat recent weer gemerkt, gewoon bij mij thuis in Schiedam, waar de koningin een bezoek bracht aan de YETS Foundation. Dat is een organisatie die zich inzet voor jongeren uit een heel kwetsbare omgeving, die gewoon een steuntje in de rug nodig hebben. Zij worden door middel van sport et cetera geactiveerd om echt wat van hun leven te maken. Daar verschijnt de koningin, en als je dan ziet en ook gewoon terugleest in de krant wat dat met de mensen doet en wat dat ook met de begeleiders doet: dat is enorm.

Daarmee heb ik, eerlijk gezegd, bijna alles gezegd wat ik wil zeggen en kan zeggen tijdens een begrotingsbehandeling als vandaag. Want wat we nu feitelijk bespreken is het financiële voorstel van de minister-president over de logistiek, zo noem ik het maar, van ons koningshuis. Ik heb daar zo dadelijk nog wel één specifieke vraag over, maar goedbeschouwd zeg ik: dat ziet er netjes uit, het is transparant. Bovenal financiert het een systeem waarvan ik dus zelf zie hoe waardevol het voor ons land is, en wat mij betreft ook blijft.

Ik heb wel een vraag over Kroondomein Het Loo. Daar zijn al diverse vragen over gesteld. De bedoeling is dat de begroting heel transparant maakt welke andere uitgaven ten aanzien van het koningschap aan de orde zijn: uitgaven die landen op de balans van een ander ministerie. Er staat in een voetnoot in de bijlage van de begroting wel een verwijzing naar een subsidie die ontvangen wordt ten behoeve van het kroondomein. Er staat ook een uitleg bij waarom het een voetnoot is en niet een volwaardige passage, maar ik zou de minister-president toch willen uitdagen om mij uit te leggen wat nou precies het verschil is, temeer ook omdat het Koninklijk Huis op de eigen website verwijst naar deze subsidie.

Voorzitter, ik ga afronden met de designated survivor. Ik wil daar toch een opmerking over maken. Vorig jaar heeft D66 dat idee neergelegd. De minister-president heeft daar serieus naar gekeken en ons er ook een uitgebreide brief over gestuurd. Vervolgens hebben we er nog wat vragen over gesteld en daar gaat mijn vervolgvraag over, want eerlijk gezegd kan ik uit de antwoorden die ik heb gekregen niet helemaal opmaken of dit nu standaard de procedure zal zijn, in die zin dat een lid van de regering in een apart lokaal wordt gezet indien daar een reden toe is.

Overigens, en daar rond ik echt mee af, suggereert de minister-president — ik snap de vraag wel — dat ook de Kamer zelf zou moeten nadenken: nou, wilt u dan niet ook zelf een voorziening treffen? Ik denk, voorzitter, dat het verstandig is dat binnen het Presidium eens goed wordt nagedacht over hoe dat dan vormgegeven zou moeten worden.

Daarmee, voorzitter, ben ik aan het eind van mijn bijdrage.

De heer Wassenberg (PvdD):

Een interessant betoog van de heer Van Oosten. Ik ben met name geïnteresseerd in de antwoorden dadelijk over Kroondomein Het Loo. De heer Van Oosten zegt dat er toch nog wat onduidelijkheid is over de subsidie. Ik neem aan dat hij de openstellingssubsidie van bijna 8 ton bedoelt. Die is bedoeld om Kroondomein Het Loo open te houden. Is de heer Van Oosten het met mij eens dat die subsidie eigenlijk zou moeten worden uitgekeerd als Kroondomein Het Loo gewoon, als voorwaarde, twaalf maanden per jaar open is en niet achtenhalve maand per jaar?

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb een brief daarover van de minister van Landbouw gelezen. Wellicht is het ook in debatten met de minister van Landbouw besproken, maar daar was ik niet bij. Maar ik begrijp haar uitleg wel. Het wordt door haar zo uitgelegd dat het, in het kader van duurzaam natuurbeheer en zo verder, verstandig is om het park niet het hele jaar open te stellen maar wel het grootste deel van het jaar. Ik heb daar eigenlijk niet zo ontzettend veel aan toe te voegen en ik ben het er niet mee oneens.

De heer Wassenberg (PvdD):

Laat ik het dan anders vragen. Het is een openstellingssubsidie, geen gedeeltelijke-openstellingssubsidie. Is de heer Van Oosten het met mij eens dat er sowieso meer duidelijkheid over moet komen? Hij heeft net vragen aan de minister-president gesteld, dus ik neem aan dat het antwoord daarop "ja" luidt, maar is hij het niet met mij eens dat een openstellingssubsidie zou moeten gelden voor volledige openstelling?

De heer Van Oosten (VVD):

Als iets een openstellingssubsidie is, is het bedoeld om een park open te houden. Dan kan het goed zijn dat, wil je het open kunnen houden, je het een periode in het jaar moet dichtdoen omdat er natuurbeheer moet plaatsvinden. Dat kan van alles zijn. Dat staat ook uitgelegd in de brief van de minister. Overigens, als het gaat om de situatie dat daar ook gejaagd kan worden — dat begrijp ik zo'n beetje uit de antwoorden die de minister-president heeft gegeven — lijkt het mij eerlijk gezegd ook levensgevaarlijk om op dat moment in het park rond te wandelen. Ik zou dat niemand willen adviseren. Alleen al om die reden snap ik dat wordt gezegd: nou ja, dan kun je het ook niet het jaar rond openhouden.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Om nog even door te gaan op die subsidiestelling: die is voor het hele jaar bedoeld en nu gaat het kroondomein drie maanden dicht voor publiek. Wat vindt u daarvan?

De heer Van Oosten (VVD):

Volgens mij heb ik die vraag net beantwoord. Het is een subsidie die maakt dat je het open kunt stellen. Maar wil je het open kunnen stellen, zo begrijp ik van de minister van Landbouw, dan heb je ook duurzaam natuurbeheer te plegen. Dat wordt op allerlei manieren vormgegeven en dat maakt dat je het park een korte periode in het jaar zou moeten sluiten voor het publiek. Dan blijven er overigens nog een heleboel maanden over, in de mooiste tijd van het jaar wat mij betreft, als de zon lekker schijnt, om daar rond te kunnen wandelen. Wellicht kunnen we dat samen een keer doen om eens te kijken hoe het er eigenlijk uitziet.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Samen wandelen met u vind ik altijd leuk. Maar nu even ter zake. Als wij subsidie geven aan musea en andere instellingen, geldt het gewoon voor het hele jaar. Hier is echt een uitzondering. Die periode van drie maanden is echt heel erg lang. Ik begrijp dat u zegt dat er ook wat onderhoud moet plaatsvinden, uiteraard. Maar drie maanden zijn echt veel te lang omdat het ook een publiek bezit is en het publiek er ook gebruik van zal moeten kunnen maken, het hele jaar door.

De heer Van Oosten (VVD):

Volgens mij ben ik duidelijk geweest. Ik leg de subsidie zo uit dat het leidt tot een openstelling en dat is ook zo. Ik ga nu niet met mevrouw Özütok een discussie aan over de vraag of drie maanden ook tweeënhalve maand kan worden. Ik pretendeer ook gewoon geen verstand te hebben van wat de beste manier is om duurzaam natuurbeheer vorm te geven. Daar hebben we een minister van Landbouw voor. Zij heeft daar volgens mij een duidelijke brief over geschreven. Ik heb daar eerlijk gezegd niks aan toe te voegen, noch aanvullend over te vragen.

De heer Sneller (D66):

Ik ga graag mee wandelen. Mijn vraag gaat over de passage in de brief waarin staat dat er voor het kabinet eigenlijk geen grond is om invloed uit te oefenen, terwijl er op de begroting van de Koning 7 ton voor staat en er ook op de begroting van LNV geld ter beschikking voor wordt gesteld. De heer Van Oosten benoemde dat terecht. Vindt hij niet dat daarin ook besloten ligt dat er grond is om invloed uit te oefenen?

De heer Van Oosten (VVD):

Ik vind in ieder geval dat je bekend moet maken waar het geld aan wordt besteed. Dat is ook het geval, want daarvoor hebben we dus die begroting waar ook bijlagen aan worden gekoppeld die laten zien welke andere uitgaven een relatie tot het koningschap hebben. In het geval van die openstellingssubsidie wordt dat slechts in een voetnoot neergeschreven. Ik zou zeggen dat het wellicht verdienstelijk is om daar wat meer duiding aan te geven, temeer omdat het wel betrekking heeft op het kroondomein en het enkele woord "kroondomein" suggereert dat het wel degelijk een relatie heeft met de Koning. Maar strikt genomen is dat niet zo, want de Koning heeft, naar ik meen, het economisch eigendom daarvan, zoals ook wordt uitgelegd in de vragen die zijn gesteld en de antwoorden die daarop zijn gegeven. U en ik kunnen ook economisch eigendom hebben van een stuk grond en wellicht in aanmerking komen voor een subsidie.

De heer Sneller (D66):

Ik kan dit allemaal volgen, maar het was alleen niet mijn vraag. Mijn vraag ging over de subsidie die wordt verstrekt door het ministerie van LNV, waaraan ook subsidievoorwaarden worden gesteld. De minister schrijft dat we geen invloed kunnen uitoefenen, maar biedt dat volgens de heer Van Oosten niet een grond om invloed uit te oefenen?

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb het zo begrepen dat die subsidie bedoeld is om zo'n park open te stellen, maar wel op een zodanige manier dat er ook een goed natuurbeheer kan plaatsvinden. Daar hebben we net ook over gesproken. Volgens mij wordt precies daaraan voldaan — ik heb tenminste geen reden om dat in twijfel te trekken — want je kunt het bezoeken en er moet inderdaad ook natuurbeheer plaatsvinden. Gedurende dat natuurbeheer, gedurende de maanden waarin dat plaatsvindt, zou bezoek verder niet mogelijk en misschien zelfs gevaarlijk zijn. Ik kan het daarmee eens zijn. U wellicht niet, maar dan vinden we elkaar op dat punt niet, vrees ik.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Sneller (D66):

Daar zal ik in mijn termijn wat over zeggen. Maar ik begrijp de heer Van Oosten zo dat de subsidieverstrekking inderdaad grond is om voorwaarden te stellen, maar dat hij tevreden is met de manier waarop dat gedaan is.

De heer Van Oosten (VVD):

Een subsidieverstrekking kan altijd grond zijn om voorwaarden te stellen, want de overheid geeft dan belastinggeld aan iets of iemand en kan daarbij natuurlijk voorwaarden stellen. Maar ik pretendeer hier niet verstand te hebben van de precieze voorwaarden et cetera waaronder deze subsidie is verstrekt. Ik zeg alleen: gegeven het feit dat het nu slechts in een voetnoot wordt vermeld, zou het wellicht verdienstelijk zijn om dat wat meer op te waarderen. Ik vraag aandacht voor die vraag en ik vraag de minister-president in ieder geval om daarop te reflecteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we met de minister-president over zijn eigen begrotingen. Allereerst wil ik stilstaan bij de informatiepositie van het parlement. Helaas moet mijn fractie constateren dat dit een terugkerend onderwerp is, terwijl we het er eigenlijk helemaal niet over zouden moeten hebben. De informatiepositie van de Tweede Kamer zou gewoon goed moeten zijn. Deelt de minister-president dit uitgangspunt?

In de praktijk laat onze informatiepositie te wensen over. Kamervragen worden niet of nauwelijks adequaat beantwoord, media krijgen informatie eerder waardoor Kamerleden vooral op mediaberichten moeten reageren en belangrijke informatie wordt niet met de Kamer gedeeld. Deze gebrekkige informatievoorziening aan de Kamer belemmert het Kamerwerk en daarmee het goed functioneren van de democratie. Ik heb een rondje langs mijn fractiegenoten gemaakt. Zij gaven één voor één aan tegen situaties aan te lopen waarin zij niet goed of te laat worden geïnformeerd. Wat GroenLinks betreft kan dit zo niet langer doorgaan en moet het kabinet niet alleen beloven dat het beter gaat, maar ook laten zien dat het artikel 68 van de Grondwet onverkort uitvoert en de Kamer informeert zoals dat hoort. Graag een uitgebreide reactie van de minister-president op dit punt. Hoe vindt hij dat het gaat? Wat doet hij als voorzitter van het kabinet om deze situatie te verbeteren?

Voorzitter. Dan de begroting van de Koning. U bent ongetwijfeld allen bekend met het standpunt van GroenLinks dat het staatshoofd op termijn zou moeten worden gekozen. Maar zolang het huidige staatsbestel er is, moeten we dit zo goed mogelijk onderhouden. Wat GroenLinks betreft hoort daarbij ook dat we een modern koningshuis hebben, dat net als alle Nederlanders bijvoorbeeld ook vermogensbelasting betaalt. Een modern koningshuis houdt ook in dat de paleizen, net als de andere gebouwen in Nederland, verduurzamen en vergroenen en dat er kritisch omgegaan wordt met het gebruik van het regeringsvliegtuig. De koning heeft zelf deze zomer aangegeven dat hij graag zonnepanelen zou willen op zijn toekomstige woonhuis, waar nu een grote verbouwing plaatsvindt. Toch blijkt dat veel moeilijker dan gedacht vanwege belemmerende regelgeving. GroenLinks steunt de koning in die wens. Hij wil als het ware gebruikmaken van het initiatiefrecht van huurders. In zijn streven naar verduurzaming vinden wij dat de Staat als huisbaas van de koning meer kan doen op dit gebied. Immers, als het huis van de koning verduurzaamt, is dat een goed voorbeeld voor veel andere mensen. Graag hoor ik van de minister-president of hij ook van mening is dat het goed zou zijn wanneer de paleizen worden verduurzaamd. Steunt hij de koning in zijn wens om zonnepanelen op Huis ten Bosch te laten plaatsen en is hij bereid om zich hier actief voor in te zetten?

Voorzitter. Dan een punt waar de koning wat GroenLinks betreft niet het goede voorbeeld geeft, namelijk de koninklijke jacht op Kroondomein Het Loo.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, de heer Van der Molen.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik hoor GroenLinks ervoor pleiten dat omdat de koning over zonnepanelen begint, de regels wel aan de kant kunnen. Ik zou de koning niet per definitie willen voortrekken op dat vlak. Maar op monumenten kunnen gewoon al zonnepanelen worden neergelegd, mits je ze vanaf de straat niet kunt zien. Ik vraag me dus af wat voor probleem GroenLinks wil oplossen voor de koning.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

De koning heeft zelf aangegeven dat hij tegen de ingewikkelde regelgeving aanloopt, waardoor geen zonnepanelen kunnen worden geplaatst. Ik trek de koning niet voor. Dan heeft u het echt helemaal verkeerd begrepen. U weet dat GroenLinks alle woonhuizen in Nederland wil verduurzamen. Dat geldt ook voor het paleis van de koning. In die zin trekken we hem niet voor. Hij is ook onderdeel van de samenleving. Dus als hij de wens heeft om zijn paleis te verduurzamen, dan is dit het juiste moment om dat mogelijk te maken aangezien op dit moment een verbouwing plaatsvindt. Vandaar mijn verzoek aan de minister-president om te kijken wat daar die ingewikkeldheid is en om die op te lossen, zodat dit meegenomen kan worden tijdens deze verbouwing.

De heer Van der Molen (CDA):

Van die verbouwing was ik op de hoogte. Ik krab me wel even achter oren om daar nog meer extra kosten voor te maken. Bent u het niet met me eens dat we monumenten ook hebben te beschermen? Niet elk gebouw, niet elk monumentaal pand leent zich ervoor om er een hele bak zonnepanelen op te leggen. Gezien de grond en dergelijke denk ik echt dat er heel veel plekken zijn waar de koning nog het nodige zou moeten doen. Ik vind het gewoon vreemd dat als de koning zijn vinger opsteekt, u hier staat, terwijl we met z'n allen wel weten dat die paleizen zich niet een-twee-drie lenen om perfect te verduurzamen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dan heeft u toch wel een ontwikkeling in verduurzaming gemist; met alle respect. In Amsterdam is nu al een verandering gaande. Monumentale grachtenpanden worden aangepast. Daar zijn verduurzaming en zonnepanelen mogelijk. Technisch is er echt heel veel mogelijk. Waar een wil is, is een weg. Die moeten we nu ingaan.

De heer Sneller (D66):

Het punt dat mevrouw Özütok terecht maakt, is vorige maand aan de orde geweest met de Erfgoedminister. Daarin is toegezegd om te gaan kijken hoe cultureel erfgoed kan worden verduurzaamd en dat daar richtlijnen voor worden opgesteld. Nu komt mevrouw Özütok daarop terug. Is zij niet tevreden met die toezegging of heeft zij hele concrete voorstellen?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dat blijft voor mij een vraag. Ik wil graag een versnelling. Vandaar mijn vraag aan de minister-president, omdat hij over het Koninklijk Huis gaat, om daar iets aan te doen. De koning heeft in het openbaar zijn wensen hierover geuit. Ik denk dat daar enige barrières zitten. Welke dat precies zijn weet ik niet. Welstand en andere regels zijn niet in beton gegoten. Als wij Nederland willen verduurzamen, hoop ik u ook aan mijn zijde te vinden. Dan moet dit toch eenvoudig op te lossen zijn. Vandaar mijn vraag aan de minister-president.

De heer Sneller (D66):

Jazeker. Dit was namelijk ook een toezegging aan mijn fractiegenoot, omdat wij dit inderdaad een belangrijk punt vinden. Mijn vraag, die de heer Van der Molen ook stelde, is dan wel of we nou een uitzondering moeten maken voor de Koning. Of moeten we gewoon zorgen dat hier duidelijke richtlijnen zijn, zodat we monumenten kunnen verduurzamen?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Daarom zeg ik dat regels niet in beton zijn gegoten. Die verduurzaming moet mogelijk gemaakt worden. Daar moet dus ruimte voor komen. Ik wil graag van de minister-president horen wat daar nu het specifieke knelpunt is en hoe hij denkt over een versnelling daarvan.

De voorzitter:

Oké, gaat u verder.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

GroenLinks steunt de koning, die als het ware gebruik wil maken van zijn initiatiefrecht. Immers, als het huis van de koning verduurzaamt, is dat een goed voorbeeld voor veel andere mensen, ook op het internationale vlak. Graag hoor ik van de minister-president of ook hij van mening is dat het goed zou zijn als de paleizen worden verduurzaamd, te beginnen met Huis ten Bosch.

Voorzitter. Dan een punt waarop de koning, wat GroenLinks betreft, niet het goede voorbeeld geeft; daar was ik eigenlijk gebleven. Het kroondomein is ruim drie maanden per jaar gesloten voor het publiek, omdat er faunabeheer gepleegd wordt. Dat is echter vreemd, omdat er veel andere natuurgebieden zijn die niet volledig afgesloten worden vanwege faunabeheer. Het lijkt erop alsof er andere redenen zijn waarom het kroondomein volledig afgesloten is. Eerder dit jaar heeft de Kamer een motie van collega Van Kooten-Arissen aangenomen om het kroondomein het gehele jaar open te stellen voor het publiek. Minister Schouten zegt deze motie echter niet uit te kunnen voeren en verwijst naar artikel 41 van de Grondwet en naar de minister-president vanwege de vruchtgebruikovereenkomst — ja, zo heet dat — waarbij de economische vruchten aan de Kroondrager zijn voorbehouden. Maar er wordt wel een aparte subsidie verkregen voor het faunabeheer. Dan zou het ook logisch zijn dat we precies te horen krijgen wat er met dat geld gebeurt. GroenLinks vindt dit onbevredigend en daarom stel ik hierover een aantal vragen. Wat gebeurt er nu precies op het kroondomein waarom het terrein zo nodig drie maanden moet worden afgesloten voor het publiek? Hoe duidt de minister-president het feit dat de Kamer een duidelijke wens heeft, maar dat de motie niet uitgevoerd wordt? Vindt de minister-president deze overeenkomst nog van deze tijd? Is hij bereid te bezien of de overeenkomst zo gewijzigd kan worden dat het kroondomein het jaar rond opengesteld kan worden? Hoe duidt de minister-president de kritiek van de Algemene Rekenkamer op het feit dat de afweging die de minister-president maakt over de vraag of uitgaven van het Koninklijk Huis het openbaar belang raken, niet transparant genoeg is om hierop een goede controle uit te kunnen voeren?

Voorzitter. Dan nog een paar andere zaken die voor mijn fractie belangrijk zijn, allereerst transparantie van de optredens van de leden van het kabinet. Er zijn de afgelopen jaren goede stappen gezet ten aanzien van de openbare agenda's van bewindspersonen. Toch zijn er nog steeds bewindspersonen die, als we hun agenda's moeten geloven, heel weinig externe optredens hebben, terwijl zij wel twitteren over bijeenkomsten die niet in hun agenda's te zien zijn. Kan de minister-president toezeggen dat hij hier nogmaals aandacht voor vraagt in het kabinet? Daarnaast is er vaak nog veel onduidelijkheid over de lobbycontacten tussen bewindspersonen en lobbyorganisaties. Wat GroenLinks betreft kan en moet dit transparanter. Graag zou ik van de minister-president horen hoe we dit transparanter kunnen maken, zodat de schimmigheid weggenomen kan worden.

Voorzitter. Er zijn op allerlei terreinen onafhankelijke toezichthouders actief. Vaak rapporteren deze toezichthouders via een ministerie aan de Kamer, terwijl de ministeries niet over de inhoud van de rapporten gaan. Hoe kijkt de minister-president hiertegen aan? Kan hij toezeggen dat hij in overleg met betrokken bewindspersonen wil kijken naar deze verhoudingen?

Voorzitter. In de Klimaatwet is een grote rol weggelegd voor de Raad van State. De Raad van State zal elk jaar het regeringsbeleid rondom klimaat beoordelen. De Raad van State heeft aangegeven bereid te zijn deze rol op zich te nemen, maar heeft hier wel extra capaciteit en kennis van klimaatbeleid voor nodig. Ik vraag de minister-president of hiervoor extra middelen zijn voorzien.

Voorzitter. Tot slot een vraag aan de minister-president over de #MeToo-beweging. Sinds vorig jaar is dit een thema waar veel mensen in de samenleving zich zorgen over maken. Toch staat daar niets over in de rijksbegroting. Er zijn wel moties vanuit de Kamer, maar er staat niets over in de rijksbegroting, terwijl er volop een maatschappelijke discussie wordt gevoerd over slachtoffers, daders en preventie. Uiteraard is dit een breed onderwerp, een overkoepelend thema dat specifieke bewindspersonen overstijgt. Vanuit het kabinet hoor ik er echter weinig over. Misschien komt dat ook wel doordat dit niet specifiek bij een bewindspersoon is belegd. Kan de minister-president aangeven hoe het kabinet hierin staat en welke bewindspersoon het eerste aanspreekpunt is?

Dank u wel, voorzitter. Precies binnen mijn termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de heer Van der Molen, namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Zoals de begroting van Algemene Zaken aanleiding is voor het jaarlijkse functioneringsgesprek van de Kamer met de minister-president, zo is de begroting van de Koning aanleiding voor het jaarlijks functioneringsgesprek van de Kamer niet met, maar wel over de Koning. Er zijn al heel veel vragen gesteld.

Voorzitter. Het is bijna 100 jaar geleden dat er een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog en tegelijkertijd aan de monarchieën in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Een hele revolutionaire beweging, waarvan zo nu en dan hier in de Kamer nog de laatste sputteringen te horen zijn, verspreidde zich over Europa. De socialistische leider Troelstra kondigde toen ook in Nederland de revolutie af. Maar hij had zich goed vergist, want vanuit delen van heel het land reisden vrijwilligers, onder wie enkele honderden Friezen, af naar Den Haag om de troon te verdedigen. Het werd een massale demonstratie op het Malieveld op maandagmiddag 18 november 1918. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana werden door een onafzienbare menigte toegejuicht.

Nu staan we hier vandaag niet op het Malieveld, maar de waardering van het CDA voor de Oranjes vandaag is er niet minder om. Met handelsmissies zoals naar de Duitse deelstaten of naar het Verre Oosten, om er maar een paar te noemen, openden de koning en de koningin deuren die anders gesloten zouden blijven. En met werkbezoeken — de heer Van Oosten van de VVD noemde dat ook al — onderstrepen de koning en de koningin wekelijks wat belangrijk is voor onze Nederlandse samenleving; of het nu het mkb is — want de koningin was vorige week bij de presentatie van de Staat van het MKB — of de Koninklijke Marechaussee, die hier voor de deur staat om ons allemaal veilig te houden en waar de koning vorige week op werkbezoek was, of de verpleeghuiszorg, waar we volop mee bezig zijn, en waar de koning ook op bezoek was. Met hun aanwezigheid op 4 mei op de Dam in Amsterdam onderstrepen de koning en de koningin altijd het belang van die nationale herdenking van de bevrijding van Nederland.

Voorzitter. In 2020 is het 75 jaar geleden dat ons land werd bevrijd van de Duitse overheersing. De Tweede Wereldoorlog is een hele belangrijke periode in de Nederlandse geschiedenis; een periode die een grote impact heeft gehad op onze cultuur, op onze identiteit en op heel veel discussies, bijvoorbeeld over wat "goed" en "fout" is. Dat is heel bepalend geweest voor de ontwikkeling van ons land. Het belang van vrijheid staat sterk centraal in de jaarlijkse viering van 4 en 5 mei, maar ook in heel veel boeken en films, en ook in de nu nog altijd vele discussies over de Tweede Wereldoorlog. Dus wie Nederland wil kennen, moet ook kennisnemen van de grote invloed die de Duitse en Japanse bezetting hebben gehad op ons leven als Nederland. Daarom is 75 jaar bevrijding ook een heel goed moment om dat gevoel van die gezamenlijke identiteit te versterken. Wat de CDA-fractie betreft, zou de minister-president zelf een ambassadeur voor die viering in 2020 van 75 jaar bevrijding moeten zijn. Wij herdenken en vieren dan een cruciaal deel van onze nationale geschiedenis, en wat ons betreft hoort daar de minister-president bij.

Wat het CDA betreft, mag het kabinet hier wel wat harder aan trekken. Zo zouden er aanvullende middelen vrij moeten komen om belangrijke historische plekken in 2020 — zoals ik het maar even noem — "uit te laten pakken", om zo die gedeelde historie te benadrukken. Wij zullen daar als CDA bij de begroting van VWS, waarin voor de viering daarvan al een budget is vrijgemaakt, op terugkomen. Maar het verzoek dat ik hier aan de minister-president wil voorleggen, is of hij de leiding zou willen nemen op weg naar 2020, om met een gezamenlijke aanpak van het kabinet te komen. Er zijn op veel meer vlakken mogelijkheden, wellicht bij andere ministeries, of er zijn nog budgetten beschikbaar om met een gezamenlijke aanpak te komen. Ik zie heel veel provincies en gemeenten fondsen met geld uittrekken om van 2020 een grote viering te maken. Wat het CDA betreft, gaat daar nog een dikke schep bovenop. Het zou fantastisch zijn als de minister-president dit een beetje zou willen coördineren en de Kamer op een later moment zou willen informeren over hoe we richting 2020 nog verder zullen uitpakken voor deze belangrijke herdenking.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Molen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raak namens de SP.

De heer Van Raak (SP):

"Het schip van staat lekt meestal van de bovenkant", zei de minister-president, nadat dit jaar opnieuw stukken voor Prinsjesdag waren gelekt. Het zijn niet de ambtenaren, het zijn de politici: een interessante observatie.

Maar laat ik eerst de premier nog eens uitleggen waarom dit niet deugt. We hebben een parlementaire democratie. Dat betekent dat deze Kamer voldoende informatie moet hebben om het kabinet te kunnen controleren. Op het moment dat ministers plannen naar de media lekken zonder dat wij informatie hebben of zonder dat wij erover kunnen praten, maakt dat ons werk onmogelijk. We hebben in dit land ook een publiek debat, waar iedereen aan mee mag doen. Iedereen mag van alles beweren, op voorwaarde dat het bekend is wie je bent, zodat mensen met elkaar in debat kunnen en we kunnen controleren of wat mensen beweren, waar is. Als vanuit de ministeries anoniem wordt gelekt, kan niemand dat.

Ik ben ook blij met de discussie die op dit moment onder journalisten gaande is of media zich wel moeten lenen voor dit soort politieke spelletjes van politici. Wij hebben ook nog de publieke moraal. Wij zijn ook een voorbeeld. Wij stellen ook een norm. Op het moment dat mensen op de ministeries denken dat afspraken niet voor hen gelden, denken veel mensen in dit land: waarom gelden afspraken dan wel voor mij? Snapt de minister-president waarom dit niet deugt?

Terug naar zijn opmerking over het schip van staat dat meestal lekt vanaf de bovenkant. Het zijn maar een paar politici, een klein handjevol, die die stukken hebben gezien. Als het politici zijn die lekken, dan kan dat ook makkelijk worden onderzocht. In het verleden heb ik vaker aan de minister-president gevraagd om dit soort misstanden te onderzoeken. Telkens zei de minister-president: nee, dat kan niet, want er zijn zo veel mensen bij betrokken. Nu zei de minister-president: het zijn politici. Dat is maar een handjevol mensen. Daarom vraag ik de minister-president om dit onderzoek alsnog te doen. Als er vanuit de Kamer gelekt wordt, wordt er onderzoek gedaan. Als vanuit de torens aan de overkant wordt gelekt, hoort de minister-president ook onderzoek te doen.

Voorzitter. Dan iets anders. Op 13 mei volgend jaar is het 400 jaar geleden dat Johan van Oldenbarnevelt hier achter ons, voor de Ridderzaal op het Binnenhof, is onthoofd door Maurits van Oranje, die hem beschuldigde van hoogverraad. De oude leermeester werd geslachtofferd en onthoofd voor landverraad. Daarna zijn het lichaam en het hoofd, de resten, waarschijnlijk ondergebracht in de catacomben onder de toenmalige hofkapel. De hofkapel is afgebroken, maar de kelders zijn er nog steeds, onder de Eerste Kamer. De Voorzitter kan daar nog gaan kijken. Het is nu het rommelhok van de Eerste Kamer. Daarachter zijn nog de wanden zichtbaar. Ik heb me laten vertellen dat de vochtvlekken ook nog afkomstig zijn van die grafkelder. Daarachter ligt dus deze staatsman, die zo belangrijk is geweest in de 17de eeuw voor de strijd, de Tachtigjarige Oorlog tegen de koning van Spanje, en zo belangrijk is geweest voor de opbouw van de Republiek, de voorganger van het huidige Nederland. De minister-president is een historicus, net als ik.

De heer Martin Bosma (PVV):

Johan van Oldenbarnevelt heeft ook de VOC gesticht. Dat wil tegenwoordig in progressieve kringen nog weleens gevoelig liggen. Maar ik begrijp dat de heer Van Raak desondanks zegt: hiep hiep hoera voor Johan van Oldenbarnevelt?

De heer Van Raak (SP):

Nee, Johan van Oldenbarnevelt was geen socialist. Bepaald niet. En ook de duistere kanten wil ik zeker benoemd hebben. Hij is medeoprichter van de VOC, de eerste multinational. Die mensen zijn nu nog steeds van invloed op de politiek in Nederland, nu niet als VOC maar wel als Unilever. Die debatten zal de SP — daarover kan ik de heer Bosma geruststellen — de komende maanden nog zeker voeren.

In de kelders van de senaat liggen dus nog steeds de resten van deze staatsman. De nabestaanden hebben gevraagd om een onderzoek. Over twee jaar, in 2020, begint een grootschalige verbouwing van het Binnenhof.

Ook de Eerste Kamer wordt onder handen genomen. Ik zou de minister-president willen vragen om eens te kijken of er ook onderzoek kan worden gedaan naar die grafkelders. Kijk eens wat daar ligt, en vooral: wie daar ligt. En kijk eens of we de resten van deze staatsman meer eer kunnen geven, en hem en zijn familie wat genoegdoening kunnen geven.

Ik loop ook graag af en toe een rondje rond de Hofvijver. Dan kom ik altijd het standbeeld van Johan van Oldenbarnevelt tegen. Dat is daar in 1954 neergezet, zeg ik uit m'n hoofd. Maar dat staat daar natuurlijk verkeerd. Dat hoort natuurlijk te staan op de plek waar Johan van Oldenbarnevelt onthoofd is: vlak voor de Ridderzaal. Nu heb ik begrepen dat er destijds bezwaar is gemaakt vanuit het Koninklijk Huis omdat de koningin het bezwaarlijk vond om met Prinsjesdag langs het standbeeld te rijden. Nu heb ik natuurlijk altijd veel begrip voor de parkeerproblemen van de Oranjes, maar toch lijkt het me beter om het standbeeld in het kader van die grote verbouwing neer te zetten op de plek waar het thuishoort, namelijk hier op het Binnenhof, vlak voor de Ridderzaal.

Dit zijn enkele plannen waarvan ik zeker weet dat die het hart van de minister-president als historicus doen branden. Ik zie dan ook uit naar zijn reactie.

Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Raak. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sneller namens D66.

De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. "De Bezuidenhouter is redelijk nuchter. Hij zal niemand lastigvallen. Zo hoort het ook. Laat die mensen lekker hun leven leiden", aldus de voorzitter van het Wijkberaad Bezuidenhout eerder dit jaar in een interview over het koninklijk gezin dat bij ons in de wijk komt wonen, wanneer Huis Ten Bosch eindelijk klaar is. En om die no-nonsensementaliteit te onderstrepen voegde hij eraan toe: "Wij als bestuur van het wijkberaad hebben niets gepland voor die verhuizing. Dat doen we bij andere nieuwe bewoners toch ook niet?" Een treffende tekst, als ik kijk naar de stijl die de koning het afgelopen jaar aan de dag heeft gelegd. Ik denk dan ook dat hij heel goed in de buurt zal passen.

Voorzitter. De koning heeft laten zien dat hij net als vele andere Nederlanders bewust bezig is met het klimaat. Mevrouw Özütok refereerde er al aan: hij sprak zijn teleurstelling uit over het feit dat de monumentenstatus van Huis Ten Bosch zijn duurzaamheidsambities in de weg stond toen hij om zonnepanelen voor zijn paleis vroeg. Ik verwees er al naar: gelukkig heeft mijn fractie van Erfgoedminister Van Engelshoven de toezegging gekregen dat er goed gekeken gaat worden welke regelgeving de verduurzaming van monumenten in de weg zit. Tot die tijd moet de koning het doen met klimaatmaatregelen die wél kunnen. Alle beetjes helpen, zeker voor degene met waarschijnlijk de grootste voorbeeldfunctie van Nederland.

Daarom was ik verrast door de vliegreis van de koning voor het staatsbezoek aan Luxemburg, eerder dit jaar. Voor rijksambtenaren geldt de regeling dat zij bij reizen tot 500 kilometer of tot 6 uur per trein voor de trein moeten kiezen. Kan de minister toelichten welk afwegingskader voor de reizen van het Koninklijk Huis geldt? Waarom werd de kleine 400 kilometer naar Luxemburg niet per trein afgelegd? En ik hoop toch dat de tocht naar het Verenigd Koninkrijk van later deze maand wel per Eurostar gaat? Want het zou toch zonde zijn om die mooie koninklijke wachtkamer op Den Haag Hollands Spoor ongebruikt te laten?

Voorzitter. Eerder dit jaar is er een motie aangenomen, en daar werd al naar verwezen, die vraagt om Kroondomein Het Loo jaarrond open te stellen voor publiek. Dat is wat mij betreft een begrijpelijk verzoek, want het door koningin Wilhelmina aan de Nederlanders geschonken landgoed is prachtig. Helaas heeft het kabinet de Kamer begin september laten weten de motie niet uit te zullen voeren. Ook dit najaar blijft het kroondomein gesloten. Er wordt dus geen enkele beweging gemaakt, en ik vind dat teleurstellend. Ik heb dan ook een vraag over de onderbouwing. Het Koninklijk Huis zou namelijk op grond van artikel 41 van de Grondwet zelf gaan over wel of geen openstelling voor publiek, zo impliceert het kabinet. Ik citeer de brief: "In deze context is er voor het kabinet geen grond invloed uit te oefenen". Maar in de begroting van de Koning die wij vandaag bespreken, is een post van ruim €700.000 per jaar voor materieel en personeel ten behoeve van het faunabeheer opgenomen. Daarnaast ontvangt de Kroondrager nog €800.000 subsidie voor beheer en inrichting. Mijn vraag aan de premier is: is de verhouding tussen betalen aan de ene kant en bepalen aan de andere kant volgens hem wel in balans? Wat mij betreft is daar nog meer naar balans te zoeken.

Ik ga van artikel 41 naar artikel 42 van de Grondwet. De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. Sinds 1848 legt het kabinet verantwoording af aan het parlement over het doen en zeggen van de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis. Die ministeriële verantwoordelijkheid is een belangrijke pijler onder onze constitutionele monarchie en parlementaire democratie. En ook na 170 jaar levert dat nog steeds een dynamisch spanningsveld op tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting van leden van het Koninklijk Huis en anderzijds het invullen van die ministeriële verantwoordelijkheid. We kregen daar recentelijk een aantal voorbeelden van. Prinses Laurentien sprak zich uit op de radio over individuele gevallen in ons asielbeleid en prof. mr. Pieter van Vollenhoven twittert over een bad bank en andere maatschappelijke misstanden. Net zoals iedere Nederlander zijn hart wel eens lucht op social media over prangende politieke kwesties. Het zijn soms net mensen, dacht ik, die leden van ons Koninklijk Huis.

De ene keer knik ik daarbij ook instemmend en de andere keer schud ik mijn hoofd, zeker als ik denk aan de precedentwerking. Want het is toch riskant om de vraag waar die grens precies ligt te laten afhangen van de mate waarin ik het zelf dan eens ben met die uitspraak.

En daarom zou ik de premier willen uitnodigen om te reflecteren op de voorbeelden die ik noemde, maar er zijn er meer, in het licht van zijn ministeriële verantwoordelijkheid.

In dat verband noem ik ook graag prinses of koningin Máxima, die zich namens de secretaris-generaal van de Verenigde Naties wereldwijd inzet voor inclusieve financiering. In dat geval gebeurt dat, al dan niet toevallig, geheel in lijn met het kabinetsbeleid. Ik ben blij dat zij ook heeft ingestemd met ons verzoek om voor het parlement een briefing te verzorgen over haar werk. Maar ook op dit punt ben ik benieuwdom te horen hoe de premier borgt dat hij zijn ministeriële verantwoordelijkheid goed kan invullen.

Voorzitter. Vorig jaar heb ik op deze plek gevraagd naar de constitutionele continuïteit en de democratische legitimatie daarvan bij extreme noodscenario's. Mijn conclusie was toen dat de huidige regelingen hiervoor te weinig waarborgen bieden. Het afgelopen jaar heeft de premier erop gestudeerd en ik bedank hem erg voor zijn reactie daarop. Het kabinet gaat een voorzorgsmaatregel treffen, maar voor het koninklijk gezag eindigt de redenering in de brief in een wat onbevredigende verwijzing naar artikel 38 van de Grondwet. Want aan het einde van die redenering staat de Raad van State. En het blijft ongewis of het daar vervolgens wel goed geregeld is. In het schriftelijk overleg heb ik gevraagd aan de premier of hij bereid is met de Raad van State in gesprek te gaan. Hij zegt eigenlijk in de beantwoording: dat is aan de Raad van State. Is het niet goed om toch dat gesprek aan te gaan, zo vraag ik hem, want dat is wel waar de continuïteit voor de troon ook eindigt.

En ten aanzien van het parlement schrijft de premier terecht, met gevoel voor de constitutionele verhoudingen denk ik, dat wij daar zelf als Kamer naar moeten kijken. Net als de heer Van Oosten zou ik zeggen dat het verstandig is als het Presidium zich daarover buigt, of dat wenselijk is en, zo ja, op welke wijze dat kan worden vormgegeven. Maar ik ben ook benieuwd naar de opvattingen van de andere collega's daarover.

Voorzitter. Ik rond af. Een modern koningschap gaat per definitie met zijn tijd mee en ik hoop daarom dat wij vandaag weer een klein stapje kunnen zetten op weg naar nog meer openheid en naar een nog klimaatneutraler koninklijk reisbeleid.

Dank u wel.

De heer Van Raak (SP):

Een paar jaar geleden, in 2015, had ik al eerder een voorstel gedaan om te kijken of we onderzoek kunnen doen naar de resten van Johan Van Oldenbarnevelt in de kelders onder de Eerste Kamer. Toen kreeg ik direct steun via Twitter van Alexander Pechtold: "STEUN!!" Ik wil de heer Sneller vragen of die geest van Alexander Pechtold nog steeds door de burelen van D66 waait.

De heer Sneller (D66):

Ik ken niet elke tweet van de heer Pechtold van vier jaar terug, maar ik neem het van de heer Van Raak aan dat die tweet gestuurd is en dat het enthousiasme van de historicus rondwaart.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik wilde toch nog even aanhaken op dat klimaatneutrale reisbeleid van ons Koninklijk Huis. Bij reizen speelt natuurlijk niet alleen maar mee hoe klimaatneutraal het is, want anders zouden we die gouden koets met een paar paarden ervoor naar Luxemburg kunnen sturen. Dat zou veel klimaatneutraler zijn dan nog een trein laten rijden. Maar heeft u ook nagedacht over de veiligheidsaspecten? Want met een vliegtuig van luchthaven naar luchthaven gaan is allemaal veel beter te organiseren dan dat je straks met de trein in hartje Londen moet uitstappen en je bijna een heel station moet leegvegen om ons Koninklijk Huis daar te kunnen ontvangen.

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat de weg van Heathrow naar het centrum minstens even onveilig is, maar daar gaat het uiteraard niet om. Het gaat erom dat in de beantwoording van de technische vragen ook staat dat er geen afstandsbepaling in de afweging zit als het gaat om de vliegregeling voor het Koninklijk Huis, terwijl ik denk dat die daar wel een plek in zou moeten hebben. Die regeling is in 2013 opgesteld. Vijf jaar later kan je toch concluderen dat we daar iets anders naar kijken en dat het goed zou zijn om dat mee te wegen. Uiteraard moet dat ook veilig kunnen.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik hoor collega Sneller nu niet zeggen dat klimaatneutraal boven de veiligheid gaat. Dat zou ons niet aanspreken. Er zijn natuurlijk allerlei redenen om voor een bepaald voertuig te kiezen, waaronder doelmatig met je agenda omgaan. Kunt u bevestigen dat u het echt alleen maar bedoelt als een van de afwegingen? Want ik denk dat veiligheid en het feit dat onze koning zich nog weleens op verschillende plekken op dezelfde dag moet bevinden, ook heel wezenlijke dingen zijn om mee te wegen.

De heer Sneller (D66):

Ik begrijp niet zo dat de woordvoerder van het CDA de koninklijke trein hier onveilig noemt. Maar verder ben ik het uiteraard met hem eens dat dit een van de afwegingen is, maar ik mis 'm nu helemaal in de afwegingen. Daarom was mijn vraag aan de premier ook: wat is het afwegingskader? Hoe is tot een besluit gekomen, bijvoorbeeld voor de trip naar Luxemburg en later dit jaar naar Engeland?

De heer Van der Molen (CDA):

De koning moet zich inmiddels over bijna alles verantwoorden, dus nu ook over of hij de trein of het vliegtuig pakt. Maar goed, ik had in ieder geval niet gezegd dat de trein onveilig is. Ik weet niet wat de staat van de trein is qua onderhoud. Ik heb geen idee. Het gaat mij meer om de plek waar hij uitstapt, hoe we daar dan met het publiek omgaan, wat de veiligheidsvoorzieningen zijn. Of die trein veilig is, dat weet ik niet. Maar ik voel me nou niet echt geroepen om ook nog de koning lastig te vallen met allerlei bepalingen over wanneer hij wel of niet het vliegtuig moet pakken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sneller. Dan ga ik nu naar mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Transparantie en integriteit zijn twee belangrijke pijlers onder het vertrouwen in ons politieke bestel. Als die twee zekerheden wankelen, wankelt het hele politieke bestel. Tegelijkertijd hebben we in de afgelopen jaren gezien dat er, zowel als het gaat over integriteit als dat het gaat over transparantie, nog wel wat wankelmoedige momenten zijn geweest. Ik noem het voorbeeld van het CTIVD-rapport in aanloop van het referendum. Er waren integriteitsschandalen in diverse lagen van het openbaar bestuur en er waren bewindspersonen die moesten aftreden. Daarom dienen we ook te laten zien dat het ontzettend belangrijk is. Dat lijkt mij bij uitstek een taak voor de minister-president. Hij gaat namelijk over de Rijksvoorlichtingsdienst. Hij gaat over de communicatie. En hij is per definitie de hoeder van ons politieke bestel. Daarom zou ik hem willen vragen of hij bereid is om een integriteitsambassadeur aan te wijzen binnen Algemene Zaken, juist om die twee belangrijke pijlers, integriteit en transparantie, te waarborgen. Wij worstelen daar allemaal bij tijd en wijle mee. We zien allemaal dat het een lastig gegeven is. Ik denk dat het meer aandacht verdient.

Een tweede punt dat ik aan zou willen halen, is datgene wat ons bindt ...

De heer Van Raak (SP):

Mevrouw Kuiken wil wat toevoegen. Ik zou graag wat willen weghalen. Een van de redenen waarom er bijvoorbeeld zo veel wordt gelekt, integriteit wordt geschonden, is dat daar op de torens, op de ministeries, mensen voor in dienst worden genomen. Die krijgen een vorstelijk salaris. Kijk naar al die afdelingen Voorlichting die allemaal betaald worden, elke dag, om de minister zo goed mogelijk in het nieuws te brengen. Zouden wij in plaats van een toch tandeloze extra ambtenaar niet beter kunnen voorstellen om eens flink te gaan snijden in al die lekkers, in al die voorlichters?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nou ja, voorlichters lekken nooit. Voorlichters handelen in opdracht van, dus ik geloof niet dat dat het probleem wegneemt. Ik wil ook geen extra ambtenaar. Ik wil een serieus persoon, zoals wij die ook kennen als vertrouwenspersoon, iemand die serieus verantwoordelijk wordt juist voor de vele integriteitsschendingen die wij kennen, juist voor de vele problemen met transparantie en juist ook omdat er ontzettend gewobd moet worden, met andere woorden, procedures en rechtszaken die moeten worden aangespannen om stukken boven tafel te krijgen. Daar willen wij allebei van af. Wie is er nu meer geschikt dan onze minister-president om juist dat te waarborgen? Ik denk dat hij daar in zijn hart ook heel erg in gelooft.

De heer Van Raak (SP):

Ik geloof dat wel en aan de andere kant ook weer niet. Ik had laatst een goed gesprek met een journalist. Die had eens aan zo'n voorlichter gevraagd: waarom doen jullie dat nu? Waarom sturen jullie wel stukken naar de krant en niet naar de Kamer? Toen zei die voorlichter onomwonden: ja, als wij het naar de Kamer sturen, dan is het geen nieuws meer. Dat is de mentaliteit, een zieke mentaliteit aan de top van de ministeries. Ik ben heel blij dat mevrouw Kuiken die verantwoordelijkheid ook bij de premier wil leggen. Alleen een nieuwe ambtenaar aanstellen, lijkt mij niet de oplossing. Ik denk dat de bezem er eens flink door moet. Al die types: gewoon wegwezen!

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Zoals ik al zei, ambtenaren beslissen uiteindelijk niet wat wel of niet naar de krant gaat. Ambtenaren beslissen ook niet welke rapporten wel of niet worden achtergehouden. Ze beslissen ook niet of een procedure wel of niet open wordt gehouden. Dat is echt niet zo. Dat doen ministers en staatssecretarissen, want die zijn uiteindelijk politiek verantwoordelijk. Ik zie nu dat door alle lagen van de besturen heen zaken rondom integriteit en transparantie nu echt niet goed zijn geregeld. Ik heb maar een beperkte spreektijd, want anders kan ik een hele middag vullen met allerlei voorbeelden. Wie kan ik daar nu op aanspreken? Wie kan ik ook aanspreken op het gedrag van andere ministers? Dat is de minister-president. Ik wil nadenken over hoe zo'n ambassadeursfunctie eruit moet zien, hoe wij dat met waarborgen omkleden, maar ik vind wel dat dit noodzakelijk is. Ik zie het vertrouwen in de politiek alleen maar verder wegzakken. Dat is iets dat wij met z'n allen niet willen. Ik wil juist dat soort sleetse patronen zien te doorbreken. Dat vraagt om nieuwe oplossingen, dat vraagt om een andere verantwoordelijkheid, ook van de minister-president.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb zelf ook een voorstel gedaan. De minister-president zei: het schip van staat lekt meestal aan de bovenkant. Ik heb opgevraagd wie die stukken allemaal heeft gezien. Dat is maar een heel klein clubje als het gaat om politici, ministers en staatssecretarissen. Dan denk ik dat het beter is dat de minister-president een onderzoek doet: wie was het, wie heeft er gelekt? Gewoon rechtstreeks onderzoek doen, zoals wij dat in de Tweede Kamer ook zouden doen. Dat lijkt mij nog het meest zinvolle voorstel, beter dan iemand aanstellen die machteloos is.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Met één onderzoek heb je het lek ook niet boven, want we hebben een groter probleem. We zien voortdurend beslissingen over het achterhouden van informatie, we zien voortdurend dat het makkelijker is om informatie achter te houden en dat journalisten vervolgens allerlei ingewikkelde rechtszaken moeten voeren. We zien ook beslissingen die door ministers worden genomen, waarvan we achteraf denken: is dat nu echt heel integer handelen geweest? Ik wacht het antwoord af over het verzoek van de heer Van Raak als het gaat om het lekken van de stukken van Prinsjesdag, maar er is een groter probleem. Ik wil dat tackelen. Het probleem zit 'm niet alleen in de ministers, want het zit op meer fronten. Het vraagt wel om een offensief om dat tegen te gaan. Ik denk dat de minister-president bij uitstek, ook als persoon, geschikt is om die functie te vervullen.

Het regeerakkoord schenkt veel aandacht aan het Nederlanderschap en wat ons samen bindt. Dan worden genoemd: het Wilhelmus, van Duitsen bloed, de Nachtwacht. Maar voor heel veel mensen is ook het paspoort het ultieme symbool van het Nederlanderschap. Nu misbruikt het kabinet dat argument om tweede- en derdegeneratie-Nederlanders dat paspoort af te willen pakken, althans het dubbele paspoort. Maar gelijktijdig raakt dat juist Nederlanders die nu al een hele lange tijd in het buitenland wonen, maar juist met dat paspoort verbonden willen blijven aan dat in hun ogen nog steeds heel belangrijke Nederland. Ik wil echt oprecht aan de minister-president vragen of dat nu de bedoeling is met juist zo'n belangrijk symbool van verbinding. Daarom zijn ook heel veel mensen in het buitenland juist heel erg trots op het koningschap. Dat is ook iets wat ons bindt. Is het nu verstandig om dat belangrijke, dat mooie symbool van zo'n Nederlands paspoort te willen afsnijden?

Voorzitter. Mijn laatste punt betreft de diversiteit. Vorig jaar heb ik de minister-president gevraagd om te komen tot meer vrouwelijke ministers van staat. Dat is deels gelukt en daar ben ik blij mee. Maar we zijn nog niet klaar, want ik zie bijvoorbeeld alleen al bij de Algemene Bestuursdienst dat slechts een derde vrouw is. Ik zie dat Algemene Zaken slechter scoort dan het departement van Defensie. Ik zou de minister-president via u, voorzitter, willen vragen: wat kunnen we, als het gaat om diversiteit in brede zin, van deze minister-president verwachten? Ik weet dat hij al eens eerder heeft gezegd: het kost me weleens moeite om vrouwen te vinden. Dat was ook zo bij de totstandkoming van het kabinet. Dus ik heb gedacht: hoe kan ik de minister-president nu helpen? Ik weet niet of u het al heeft, zeg ik tegen hem, maar ik heb voor u meegenomen het nieuwe boek "De zijkant van de macht" van Julia Wouters. Er staan allemaal tips in. Leuk voor mannen, leuk voor vrouwen om te lezen. Ik hoop dat het behulpzaam kan zijn bij alles wat u te doen staat om diversiteit te bevorderen. Ik geef het u nadat wij het debat hebben afgerond. Ik hoop dat u uw voordeel ermee kunt doen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Het is vandaag een prachtige nazomerdag. De allermooiste plek om zo'n dag door te brengen is natuurlijk hier, in de plenaire zaal van de Tweede Kamer, maar je zou ook kunnen gaan wandelen, op de Veluwe bijvoorbeeld. Een van de mooiste plekken daar is Kroondomein Het Loo. Wat schrijft de website daarover? Een uitgestrekt bos- en heidegebied dat gekenmerkt wordt door natuurschoon, stilte en rust.

Voorzitter. Het kroondomein is van ons. Het werd in 1959 geschonken door koningin Wilhelmina aan het Nederlandse volk. Het koningshuis houdt het vruchtgebruik; daarover later meer.

Voorzitter. Een wandeling op de Veluwe, meer specifiek kroondomein Het Loo, kan ik dus iedereen van harte aanbevelen. Alleen, het grootste deel van het kroondomein zit nu op slot. Je komt er niet. Waarom niet? Dat lezen we op pagina 13 van het Faunabeheerplan Kroondomein Het Loo. Daar staat dat 7.200 hectare voor het publiek gesloten is van half september tot kerst. Dan weer een citaat: de redenen hiervoor zijn rust voor de edelherten tijdens de bronsttijd en het effectief en optimaal kunnen uitoefenen van de aantalsregulatie. Dat is een andere manier om te zeggen dat er wordt gejaagd. Het kroondomein gesloten voor de rust? Vergeet het maar, het kroondomein wordt gesloten om pottenkijkers buiten te houden. Je mag er dus niet naartoe om naar de dieren te kijken, maar je mag er wel naartoe om op uitnodiging op dieren te schieten.

Voorzitter. Hier klopt iets niet. De Kamer heeft eerder dit jaar in meerderheid een motie aangenomen om het kroondomein jaarrond open te stellen, maar dat gebeurt niet. Dat heeft te maken met dat zogenaamde vruchtgebruik dat de koning behoudt. Dat vruchtgebruik is vooral de jacht. Daarover bestaat heel veel geheimzinnigheid.

In reactie op de aangenomen motie van de Partij voor Dieren om het kroondomein jaarrond open te stellen voor publiek antwoordt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dat de koning met inachtneming van het openbaar belang zijn huis zelf inricht. Maar de vraag in hoeverre het openbare belang gediend is met jachtpartijen in Kroondomein Het Loo wordt niet beantwoord. Dankzij de motie-Thieme uit 2012 krijgt de Kamer sinds enkele jaren een kostenoverzicht van het kroondomein en van het Koninklijk Departement Faunabeheer. Zeg maar het jachtdepartement, want waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan? Zo weten we dat het komende jaar vier ton naar zes faunabeheerders gaat — daarmee worden jagers bedoeld — dat er twee ton naar het onderhoud van wegen gaat, want de jagers moeten natuurlijk wel een beetje comfortabel kunnen rijden, en dat er €92.000 aan auto's wordt uitgegeven. Hoe zit het met die salarissen voor jagers en de aanschaf van jachtgeweren en terreinwagens? In hoeverre is daar het openbaar belang mee gediend? Kan de minister-president daar opheldering over verschaffen? Daarbovenop krijgt het Kroondomein Het Loo ook nog een keer een subsidie van bijna acht ton om het gebied open te stellen voor het publiek. Maar hoe kan dat als het gebied drieënhalve maand per jaar op slot zit? Een voorwaarde voor die openstellingssubsidie is dat het kroondomein 358 dagen per jaar open is.

Dan nog even over het vruchtgebruik. Afgelopen jaar werden in het kroondomein 282 herten en reeën geschoten, 827 everzwijnen en 3 moeflons. Mijn vraag is: zijn er ook vogels geschoten? Daarover wordt helemaal niets gemeld. Wie heeft die dieren geschoten? Zijn dat de zes jagers in loondienst? Of was het de koning? Waren dat zijn gasten? En wat is er met die geschoten dieren gebeurd? Zijn die in de vitrine van slager of poelier geëindigd? Wat heeft dat opgeleverd? En is dat wat we onder "vruchtgebruik" moeten verstaan?

Voorzitter. Een grote meerderheid van de Nederlanders is tegen de plezierjacht, maar we financieren de koninklijke jacht elk jaar via de belasting met in totaal 1,5 miljoen euro. Hobbyjacht is niet meer van deze tijd. Het heeft geen nut of noodzaak. Dieren verdienen beter dan gebruikt te worden als schietschijf. Laat de bevolking genieten van het natuurschoon, de stilte en rust, ook in het kroondomein, ook van september tot december, en geef de dieren in het kroondomein die rust ook.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Het is inderdaad altijd een boeiend debat over de begroting Algemene Zaken en de begroting van de Koning. Er is een aantal vaste ingrediënten die altijd terugkomen. Wat wandelingen in de Handelingen, wat rondwandelen op Het Loo. En dan zijn er ook altijd weer verrassende nieuwe elementen die in dit debat naar voren komen. Ik kan mij overigens niet herinneren dat er in dit soort debatten zo weinig aandacht is besteed aan de financiën van het Koninklijk Huis. Dat is eigenlijk wel een compliment aan de minister-president: kennelijk is alle ruis die er daarover in het verleden was, tot rust gekomen.

Zelf wil ik drie punten kort aankaarten. Dat is in de eerste plaats een dag van nationale rouw, twee, de openstelling van paleizen en drie, iets rond hervorming in Europa. Eerst de dag van nationale rouw. Het viel mij op dat we in het verleden wel dagen van nationale rouw kenden, zoals in de jaren zestig bij een treinramp in Harmelen en bij de begrafenis van John Kennedy. Toen speelde ook het overlijden van koningin Wilhelmina. Daarna was het een tijd helemaal niet meer aan de orde. Bij de Bijlmerramp bijvoorbeeld niet. Bij de verschrikkelijke gebeurtenis van de MH17 kwam het vanuit verschillende fracties weer naar voren. Ik heb daar toen zelf ook voorzichtig aandacht voor gevraagd. Je wilt het ook niet politiseren in een tijd waarin zo'n verschrikkelijke ramp ons juist allemaal bezighoudt. Toen werd er eerst gezegd: dat past niet meer bij deze tijd; eenieder heeft zijn individuele beleving. Maar toen kwam die er uiteindelijk toch wel, en volgens mij werd dat eigenlijk wel breed positief ervaren. Je had weliswaar heel veel ruimte voor een eigen invullen, maar het was toch iets gemeenschappelijks.

Mijn vraag is: wat is hier nu eigenlijk verder de lijn in, in die dagen van nationale rouw? Dat is nu best wel onduidelijk. Andere landen hebben daar ook hun ervaringen mee. Ik houd hier niet een pleidooi om het zus of zo te doen, en wel dan en dan. Mijn vraag aan de minister-president is eerder of hij daarop eens wil reflecteren en dan bij ons terugkomen, ook op hoe andere landen daarmee omgaan, hoe het in Nederland gebeurde en wat daarin een lijn voor de toekomst zou kunnen zijn. Ik vraag dat juist om te voorkomen dat we er bij een concrete ramp over moeten spreken. Nu kunnen we daar meer in de rust bij stilstaan.

Mijn tweede punt is de openstelling van de paleizen. We hebben in 2020 te maken met het Binnenhof dat niet zomaar meer door bezoekers bezocht kan worden. Die toeristen zoeken natuurlijk altijd mooie bestemmingen. Paleizen zijn ook altijd erg in trek, maar daartoe zijn er heel beperkte mogelijkheden in de zomermaanden, op Huis ten Bosch en het Noordeinde. Mijn vraag aan de minister-president is of het niet mogelijk zou zijn om de openstelling van paleizen wat uit te breiden voor bezoekers, juist in de tijd dat het Binnenhof gerenoveerd wordt. Zou hij dat kunnen bevorderen? Misschien zijn er nog wel andere locaties mogelijk, zoals de Koninklijke Stallen. Dat was mijn tweede vraag.

Mijn derde punt gaat over Europa. In de memorie van toelichting bij de begroting wordt gesteld dat 2019 een belangrijk jaar wordt voor de Europese Unie. Nou, eigenlijk is elk jaar wel een belangrijk jaar, dus dat zijn van die uitspraken die je elk jaar met volle overtuiging kan doen. Maar het is waar: als je kijkt naar de aanstaande brexit en de Europese verkiezingen, dan speelt er wel het nodige. Mijn pleidooi is: laten we juist de hervormingen waarover nagedacht wordt binnen de Europese Unie, met kracht verder proberen te brengen, ook de minister-president met zijn gezag in Europa. In al die landen zie je toenemende neigingen om de Europese Unie ook maar te verlaten. Ik zou heel graag een tegenbeweging willen zien en dat we ook tegen de mensen hier in Nederland met nexitneigingen zeggen: nee, je kan er vertrouwen in hebben dat er hervormingen in Europa komen, en dat er in Europa gebeurt wat daar moet gebeuren en dat we nationaal kunnen doen wat we nationaal goed zelf af kunnen. Wat is daar nu het perspectief, vraag ik de minister-president tot slot.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Staaij. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik wil schorsen tot 11.55 uur. Dan beginnen we met de beantwoording en daarna komt de regeling enzovoorts, maar dat hoort u straks.

Minister Rutte:

Dat is ook de lunchpauze?

De voorzitter:

Ja.

De vergadering wordt van 11.24 uur tot 11.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We gaan verder met de behandeling van de begroting Algemene Zaken en de begroting van de Koning, en ik geef het woord aan de minister-president.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik kreeg net het mooie boek van Julia Wouters van de woordvoerder van de Partij van de Arbeid, mevrouw Kuiken. Ik ken haar heel goed, ze was natuurlijk jarenlang de rechterhand van Lodewijk Asscher. Maar er zit ook een prachtig citaat in van Pippi Langkous: ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan. Daar moest ik ook even aan denken, als je ziet hoe pijlsnel sommige carrières hier in de Kamer gaan. Dat is een mooie uitspraak van Pippi Langkous. Maar het gaat hier natuurlijk vooral over de positie van vrouwen. Nou, dat wou ik even kwijt.

Voorzitter. Dan over de gestelde vragen. Ik ga er maar gewoon kriskras doorheen, omdat het heel veel verschillende onderwerpen zijn. Mag ik mij kortheidshalve aan het begin aansluiten bij alle warme woorden over hoe de koning en de koningin het ambt vervullen, hoe verbindend ze zijn in de samenleving, hoezeer ze het land ook een gezicht geven naar buiten, hoezeer zij ook het gezicht zijn op momenten van grote nationale gebeurtenissen, van groot plezier, maar helaas soms ook van grote rouw. Ik ben het met alle sprekers eens die daarover vriendelijke woorden hebben gezegd dat dat indrukwekkend is, en dat het eerste lustrum dit jaar inderdaad gevoerd wordt. Ik denk dat het echtpaar, en zeker uiteraard de Koning als staatshoofd, een stempel drukt op het koningschap wat breed in de samenleving waardering met zich meebrengt en groot draagvlak heeft.

Tegen die achtergrond een aantal vragen. De eerste was hoe het zit met de afwegingen omtrent openbaarheid van de uitgaven op de begrotingsartikelen 1 en 2. Misschien heel kort nog even: artikel 41 Grondwet, waarnaar vaak wordt verwezen in debatten in deze Kamer, waarborgt dat de Koning ruimte heeft voor de inrichting van zijn huis, wat van wezenlijk belang is voor de vervulling van het koningschap. Daar hoort dus ook bij dat die uitgaven niet openbaar zijn, tenzij ze een openbaar belang raken. Dat betekent dat over de hoogte van concrete uitgaven door bijvoorbeeld de minister-president in beginsel geen inlichtingen worden verstrekt, tenzij er sprake is van een situatie waarin die uitgaven daadwerkelijk het openbaar belang raken. Dat is iets wat van geval tot geval moet worden afgewogen. Dat kun je ook niet generiek oplossen, waarbij natuurlijk de gesprekken die ikzelf heb met de koning van belang zijn, maar ook het periodiek overleg tussen de thesaurier en de directeur financieel-economische zaken, de informatie van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. Daarbij geldt dat in algemene zin de premier uiteraard gehouden is om te benoemen op welke gronden hij tot een oordeel is gekomen dat aan de voorwaarden van artikel 41 is voldaan.

Het tweede punt was natuurlijk het kroondomein. Ik zal niet de brief van de minister van Landbouw hier samenvatten, want u kent die brief. Maar tegen die achtergrond zijn er wel een aantal vragen gesteld. In de eerste plaats werd gevraagd: waar wordt het subsidiegeld nou aan besteed? Dat is een vrij gedetailleerde beschikking, met ook een vrij gedetailleerd beleg van waar dat geld naartoe gaat. Dat is eigenlijk het volgende antwoord. Om te beginnen wil ik daarbij wel zeggen dat, tijdens de sluiting van het domein, faunabeheer wordt uitgevoerd volgens een goedgekeurd faunabeheerplan. Dat wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder; dat is de rentmeester. Bij het departement zijn, zoals bekend, zes faunabeheerders in dienst. Die houden zich niet alleen bezig met het op peil houden van het faunabestand; ze houden zich ook bezig met het totale beheer van het terrein met een in totaal zeer grote omvang, 6.700 hectare.

Waar valt dat dan in uiteen? Er zit een stukje recreatietoeslag in. Dat gaat alleen over het deel van 1.300 hectare dat het hele jaar door is opengesteld. Dat bedrag zou dus in theorie hoger zijn als het hele terrein zou zijn opengesteld, maar het deel van 5.400 hectare is niet het jaar rond opengesteld en daar wordt dus ook geen recreatietoeslag voor gegeven. Het grootste deel van de subsidie gaat naar de beheersubsidie, bedoeld om het leefgebied te behouden en te versterken. Dan gaat het bijvoorbeeld om de instandhouding van heiden en vennen, berken en bossen, en maatregelen wat betreft ongewenste begroeiing, baggeren, maaien en snoeien. Er gaat ook subsidie naar de landschapselementen. Dan gaat het bijvoorbeeld om onderhoud van houtwallen, aardwerken, groeves en houtsingels, en om subsidie voor de begrazing door de schaapskudde. Er is ook geld nodig voor de monitoring van de subsidie. Er gaat ook een fikse post naar agrarisch beheer. Dan gaat het om landbouw; een onderdeel daarvan is het agrarisch natuurbeheer. Dat is beschikbaar om het mogelijk te maken dat dieren hun leefgebied in het agrarisch gebied kunnen hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om vogels, libellen, vlinders en kleine zoogdieren. De volgende vraag was: wordt er dan ook geschoten op vogels? Het antwoord is nee.

De vraag van de heer Van Oosten was: wat is nou het verschil tussen de subsidie en wat in de begroting staat? Het punt is: die subsidie is echt een subsidie vanuit het ministerie van Landbouw, dus die heeft haar eigen verantwoordingsslag. In de extra comptabele bijlage bij de begroting presenteren wij alle uitgaven die samenhangen met het koningschap. Die subsidie wordt gegeven — en daar wordt het juridisch interessant — aan de privépersoon als beheerder van het kroondomein, want zoals u weet kan dit type subsidie aan alle Nederlanders worden gegeven die een landgoed bezitten. Dat is de reden waarom die niet in de extra comptabele bijlage staat, maar je wilt toch zo compleet mogelijk zijn en vandaar dat er een voetnoot bij is gezet. Misschien is het beter om die in de toekomst gewoon in de hoofdtekst te zetten om daarmee dat misverstand weg te halen. Wellicht is dat dan beter.

Dan was er ook de vraag: je moet het toch eigenlijk 358 dagen openstellen, volgens de opstellingsvereisten van de SNL-subsidies waar dit onder valt? Het werkt hier zo dat het ministerie de subsidie verstrekt op basis van de Kaderwet EZ-subsidies, onder analoge toepassing van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer van de provincie Gelderland uit 2016. Die verordening geeft de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen van de verplichting om natuurterreinen gedurende ten minste 358 dagen open te stellen en toegankelijk te houden. Die ontheffing is dus ook verleend en de subsidie loopt tot 31 december 2021. Dan heb ik denk ik alle vragen beantwoord over het kroondomein.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan zou ik toch wel graag willen weten op grond van welke uitzondering die subsidie wordt verleend. Ik heb ook gekeken naar een aantal uitzonderingen, maar ik kon daar niks vinden wat van toepassing is op Kroondomein Het Loo.

Minister Rutte:

O. Dat heb ik hier niet paraat, maar ik neem aan dat we dat kunnen uitzoeken. Anders laat ik u dat nog even toekomen.

De heer Sneller (D66):

De premier geeft hier eigenlijk een hele lange opsomming van gronden die er zijn om wel invloed uit te oefenen op de openstelling, maar in de brief wordt gezegd: er is geen grond om invloed uit te oefenen. Hoe moet ik dat met elkaar rijmen?

Minister Rutte:

Nou niet vanuit artikel 2 van de begroting. Ik moet dan eigenlijk even teruggaan naar de brief die mijn collega van Landbouw heeft gestuurd. Ik zal die hier niet helemaal voorlezen. U heeft die brief gezien. Daarin wordt uitgelegd hoe het juridisch precies zit met de verhouding tussen het eigenlijke kroondomein en de rest, en wat dat betekent voor het gebruik en de mogelijkheden die we hebben. Dus: vanuit artikel 2 van de begroting zijn er geen mogelijkheden, maar aan de subsidie kun je uiteraard eisen stellen.

De heer Sneller (D66):

Dus voor de periode na 31 december 2021 zouden wij nieuwe afspraken kunnen maken over de openstelling en de voorwaarden die daaraan gesteld worden?

Minister Rutte:

Voor zover het de subsidie betreft in de theoretische situatie dat er weer een subsidie wordt aangevraagd en de regels dezelfde zijn, zou je daarnaar kunnen kijken.

De heer Sneller (D66):

Zou de premier bereid zijn om, mocht dat moment komen, de Kamer hierover te informeren, zodat we op het relevante moment het daarover kunnen hebben?

Minister Rutte:

Ik denk dat dat ingewikkeld is, want dan moet ik de Kamer informeren over een individuele subsidieaanvraag van iemand. Ik zou moeten vragen of dat kan. Ik denk dat ik de Kamer niet erover kan informeren dat ik of dat we als regering van één burger een subsidieaanvraag hebben gekregen.

De heer Sneller (D66):

Ik snap die lastigheid. Ik hoor het graag in tweede termijn, want ik denk dat we hier juist komen bij het openbaar belang. Daarom vragen we daar als Kamer ook aandacht voor. Er wordt beargumenteerd dat er geen grond is om invloed uit te oefenen, terwijl er duidelijk wel grond is. Laten we dat dan ook gebruiken.

Minister Rutte:

Ik weet niet of hier het openbaar belang ... Het openbaar belang gaat om artikel 2 van de begroting. Binnen het in artikel 2 van de begroting gereserveerde geld voor het kroondomein zijn er vanuit de juridische positie geen mogelijkheden. Het is, zoals bekend, aan de Staat geschonken door Koningin Wilhelmina in bloot eigendom, onder de voorwaarde dat het vruchtgebruik bij de Kroondraagster bleef en dat het als één geheel beheerd zou worden. Vanuit die hele gedachte, dus het volledige gebruik en het beheer van het kroondomein behorend tot het privévermogen van de Kroondraagster, waarmee ze vrij over het goed kan beschikken zoals een eigenaar dat kan doen, met uitzondering van het recht om te vervreemden of te verkopen. Dat is de juridische positie. Vanuit artikel 2 van de begroting zijn er dus geen mogelijkheden. Vanuit de subsidieverstrekking zou je kunnen kijken of je nadere eisen wilt stellen. Er is nu voor gekozen — de heer Wassenberg vroeg: op basis waarvan, wat is de juridische onderbouwing? — om wel die uitzondering te maken op volledige openstelling het jaar rond. Ik begrijp dat de heer Sneller zich afvraagt hoe het zit met een subsidieverstrekking: zou je dan nadere eisen kunnen stellen? Ik denk dat dat theoretisch kan. Ik zal even kijken of ik de Kamer erover kan informeren of zo'n subsidieaanvraag aan de orde is.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Sneller (D66):

De premier heeft gelijk. Ik gebruikte het woord "openbaar belang" iets te losjes. Ik bedoelde: publiek belang.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik heb ter verheldering toch nog een vraag aan de minister-president. Kijken we naar de Hoge Veluwe of andere natuurgebieden. Daar vindt natuur- en fauna beheer plaats zonder dat er sprake is van langdurige sluiting. Waarom hier wel? Kunt u dat nog een keer uitleggen?

Minister Rutte:

Ja, dat is verder aan de gebruiker van dit domein, daar hoeft hij zich verder niet voor te verantwoorden. De vraag was: kun je daar in de subsidieregeling rekening mee houden? Ja, dat kan. We zoeken nog even de juridische grond daarvoor uit. Daarbij moet je je afvragen of de vruchtgebruiker in redelijkheid tot dat beheer is gekomen. Dat hebben wij geconstateerd en daarmee is het juridisch afgedekt.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb slechts een vraag over de voetnoot die nu in de begroting staat. De minister-president geeft aan dat het wellicht verdienstelijk is om die voetnoot op te waarderen tot een volwaardige passage. Ik vroeg me af wat ik op dat punt mag verwachten. Weet u, het gaat mij niet zozeer om wat er nu precies gebeurt op dat kroondomein, het gaat mij er meer om dat we duidelijk zijn over waar het geld naartoe gaat. Voor een deel wordt het besteed aan het kroondomein. En inderdaad, daar is ook de koning aan verbonden. Wat mij betreft noemen we dat dan ook maar gewoon zo met de uitleg die daarbij hoort.

Minister Rutte:

Ja, dat gaan we doen. Dan gaat die uit de voetnoot weg en wordt die dus zichtbaarder in het stuk. Dat gaan we doen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Toch nog een vraag over dat openbaar belang. De minister-president zegt dat de koning vrij is in de inrichting van zijn huis. Handelingen die niet openbaar zijn horen daarbij, tenzij ze het openbaar belang raken. Ik geloof dat ik de minister-president daarmee goed parafraseer. Maar een natuurgebied dat aan het volk geschonken is en dat drieënhalve maand per jaar dicht is om te kunnen jagen, lijkt mij toch een zaak waarbij het openbaar belang in het geding is. Kan de minister toch even uitleggen waarom er hier niet meer details over gegeven worden?

Minister Rutte:

Nee, dat kan niet omdat het gewoon privé is. Het volledige gebruik en het beheer van het kroondomein behoren tot het privévermogen van de Kroondraagster. Zo is het geregeld bij de overdracht. De vruchtgebruiker van een goed kan vrij over een goed beschikken zoals een eigenaar dat kan doen, uiteraard met uitzondering van het vervreemden of verkopen. Het is gewoon een grootgrondbezitter. Hij kan zelf bepalen wat hij ermee doet binnen de wet- en regelgeving. We hebben hier twee aangrijpingspunten besproken. Het eerste was de motie-Arissen, die zei: wat kun je doen? Daar hebben we een brief over geschreven, waarin we hebben gezegd dat we geen mogelijkheden hebben om, als we er al iets van zouden willen vinden, dat af te dwingen. Dat staat even los van de vraag of we dat zouden willen; dat is een andere discussie. Daarnaast hebben we de subsidievoorwaarden. Die liggen tot eind 2021 vast en kun je niet openbreken. De vraag van de heer Sneller is of je nog wat kunt doen bij een nieuwe subsidieaanvraag. Daar ga ik eens even naar kijken.

De heer Wassenberg (PvdD):

De minister-president zegt dat het allemaal binnen de wet- en regelgeving is, maar hij zegt zelf dat het niet openbaar is tenzij het het openbaar belang raakt. Ik betoog dat dit wel degelijk het openbaar belang raakt en dat daarom het niet-openbare niet heilig is. Ik denk dat het wel openbaar moet zijn, want het raakt het openbaar belang. Daar is de minister-president nog niet op ingegaan.

Minister Rutte:

Waarom zou het het openbaar belang raken? De koning mag dit beheren zoals hij dat wil, uiteraard binnen de wet- en regelgeving. Hij is in redelijkheid tot dat beheer gekomen. Dat is de vraag die wij ons als regering moeten stellen. Wij vinden dat hij in redelijkheid tot dat beheer is gekomen. Je ziet ook dat de hele wijze waarop het kroondomein wordt beheerd, is geënt op het principe van natuurvolgend bosbeheer. Het gaat uit van een samenhangend beleid op het gebied van houtproductie, populatiebeheer en mogelijkheden voor recreatie. Het behoort echt tot de modernste internationale inzichten op het terrein van hoe je grote landschappen moet beheren. De discussie gaat ook niet daarover, maar spitst zich toe op de driemaandse afsluiting van een groot deel van het domein. Daar heeft de vruchtgebruiker gewoon de mogelijkheden voor.

De heer Wassenberg (PvdD):

De minister-president zegt dat hij niet weet in hoeverre het openbaar belang daarmee gediend is, maar het openbaar belang is dat een natuurterrein dat aan het Nederlandse volk is gegeven, drieënhalve maand per jaar dicht is. Dat raakt het openbaar belang, want mensen kunnen er niet naartoe. Me dunkt dat het openbaar belang daarmee geraakt is.

Minister Rutte:

Nee, dat iemand er niet heen kan, is niet een reden dat het het openbaar belang raakt. Je kunt ook niet zomaar bij de paleizen naar binnen. Dan raakt het ook niet aan het openbaar belang. Hier is geregeld dat Wilhelmina dit schonk aan de Staat onder de voorwaarde dat het vruchtgebruik bij de Kroondraagster bleef en dat het als één geheel beheerd zou worden. Daarmee behoren het volledige gebruik en het beheer van het kroondomein tot het privévermogen van de Kroondraagster. Die kan daarmee dus ook vrij over dit goed beschikken, zoals iedere eigenaar dat kan, behalve als het gaat om vervreemden of verkopen. Daar zijn natuurlijk wel grenzen aan gesteld.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

Voorzitter. Dan krijgen we het vraagstuk van de openstelling van de — in plat Haags — "palèzûh", die we hier de "paleizen" noemen. Er is al heel veel opengesteld. Het Koninklijk Paleis op de Dam is uiteraard met een publieks- en museale functie toegankelijk. Paleis Noordeinde en de Koninklijke Stallen zijn de afgelopen drie zomers opengesteld. We hebben natuurlijk een tijdje de Oranjezaal opengesteld gezien. Door middel van een film en beelden van de Oranjezaal is de Oranjezaal beschikbaar via een virtuele rondgang op internet. Via Google Street View zijn ook het Koninklijk Paleis Amsterdam, de Oranjezaal, Paleis Noordeinde, het Koninklijk Huisarchief en de Koninklijke Stallen te zien. De Koninklijke Verzamelingen en het Koninklijk Staldepartement maken beide deel uit van het complex Noordeinde en zijn onder voorwaarden toegankelijk gedurende het hele jaar. Het Kabinet van de Koning in Den Haag, waar ooit — wie woonde er ook alweer? — Groen van Prinsterer woonde, is geopend op Open Monumentendag en tijdens bijzondere gelegenheden. Thorbecke zat in het Torentje en zwaaide naar Groen van Prinsterer in wat nu het Kabinet van de Koning is. Van jaar tot jaar wordt bekeken of Paleis Noordeinde en de Koninklijke Stallen ook in de volgende zomer weer worden opengesteld. Ik kan wel zeggen dat de ervaringen in de afgelopen drie jaar positief waren, maar daar moet nog een besluit over worden genomen. Afhankelijk van de logistieke mogelijkheden is het streven van de koning om Paleis Noordeinde ook de komende zomer weer open te stellen voor het publiek.

Voorzitter. Dan over de brexit. Ja, ik las wat de koning daarover zei. Dat is natuurlijk helemaal in lijn met het regeringsbeleid. Daarmee kan ik daar ook de volle ministeriële verantwoordelijkheid voor nemen.

Prinses Laurentien heeft tijdens een uitzending van Radio 5 over de Week van de Alfabetisering in reactie op een vraag over de Armeense kinderen Lili en Howick gezegd dat zij over die kwestie geen oordeel wil en kan hebben. Ze heeft in dat gesprek die suggestie ook niet willen wekken.

Er is een vraag gesteld over vliegen. Daarbij geldt dat voorafgaand aan de reizen van de koning een integrale afweging plaatsvindt over het beste vervoer. Dan kijk je naar bestemming, programma, veiligheid en doelmatigheid, maar ook naar de kosten. Daarbij spelen dus ook milieuafwegingen een rol. Die afweging wordt van geval tot geval gemaakt. Die kun je niet afhankelijk maken van één specifieke omstandigheid, zoals de afstand. De afweging wijkt in die zin dus ook niet af van de afweging van andere leden van de regering. Zoals u weet, is de Koning ook lid van de regering. Ik zou op dat punt dus tegen nadere regels zijn.

De heer Sneller (D66):

Dat snap ik als die afstandregeling maar onderdeel is van dat afwegingskader, maar in de technische beantwoording werd aangegeven dat die daar nog geen onderdeel van uitmaakt, terwijl de premier dit nu nadrukkelijk naar voren brengt.

Minister Rutte:

We kijken naar alles. We kijken dus naar bestemming, programma, doelmatigheid en veiligheid. Die worden allemaal meegewogen.

De heer Sneller (D66):

Het is dus wel degelijk zo dat als een staatsbezoek, bijvoorbeeld naar het Verenigd Koninkrijk, binnen vijf uur reizen is, dit wordt meegewogen in de afweging en dat de trein dan dus nadrukkelijker in beeld komt.

Minister Rutte:

Ja, misschien moet je dat ook omdraaien: als je naar Japan of China gaat, is de trein of de auto niet in beeld, maar naarmate het dichterbij is, is dat natuurlijk een afweging, maar naast vele andere afwegingen. Het is dus niet zo dat hij over twee weken per se met de trein naar Londen gaat. Sowieso kunnen we daar niks over zeggen, maar het vervoermiddel waar dan voor gekozen wordt, komt voort uit die bredere afweging van programma, bestemming, doelmatigheid en veiligheid.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Uiteraard is die afweging voor ons vervolgens lastig navolgbaar, maar ik spreek toch de hoop uit dat wij wat vaker die trein zullen zien.

Minister Rutte:

Ik neem daar kennis van, maar ik blijf bij het antwoord.

Voorzitter. Dan over de nevenfuncties. Bij de ministeriële verantwoordelijkheid gaat het inderdaad om artikel 42 van de Grondwet, waar de heer Sneller naar verwees. Dat artikel omvat onder meer de aanvaarding, uitoefening en beëindiging van functies door leden van het Koninklijk Huis. Dat is inderdaad een gevolg van de wettelijke of eigenlijk grondwettelijke regeling van het lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Die ministeriële verantwoordelijkheid kan verder berusten op de aard van de functie als deze een publiek karakter zou hebben. Er bestaan in de praktijk verschillende soorten functies en ook verschillen tussen leden van het Koninklijk Huis ten aanzien van functies. Uiteraard zijn zij door hun bijzondere functie in staat een maatschappelijk terrein te ondersteunen door op dat vlak een functie te aanvaarden. Op die wijze dienen zij met hun persoonlijke talenten, inzet en betrokkenheid het openbaar belang. Voor de leden van het Koninklijk Huis die geen grondwettelijke uitkering ontvangen, kan een functie uiteraard ook fungeren als inkomensbron. Laten we niet vergeten dat maar drie leden van het Koninklijk Huis behoren tot de uitkeringsgerechtigden. Dat zijn prinses Beatrix, de koning en de koningin.

Als staatkundig uitgangspunt geldt dat de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning volledig is, voor zijn echtgenote en opvolger vrijwel volledig en voor de overige leden van het Koninklijk Huis meer beperkt. Bijvoorbeeld voor de tweets van Pieter van Vollenhoven geldt dat hij op een grotere afstand staat van de troon en dat de ministeriële verantwoordelijkheid daarvoor minder volledig is. Ik hoef het dus ook niet met elke tweet eens te zijn. Ik probeer sowieso om enigszins ontspannen om te gaan met de ministeriële verantwoordelijkheid, maar waar het de Kroon betreft, de Koning zelf en de Koningin, ligt dat uiteraard meteen heel gevoelig. Je ziet ook dat zij zich daar zelf zeer van bewust zijn.

Dan was er natuurlijk de vraag hoe het zit met de Raad van State nu de regering naar aanleiding van de motie-Sneller toch bevallen is van een designatedsurvivorpolicy. Wij zijn bereid om ook het gesprek met de Raad van State aan te gaan. Die vraag werd gesteld. In de praktijk blijkt het zo te zijn dat de leden van de Raad van State er nooit volledig zijn; als je in het recente verleden kijkt, is er altijd wel eentje afwezig. Maar het is goed om nog eens met hen dat gesprek te voeren. Over de Kamer heb ik zonet gezegd dat dit te overwegen zou zijn, maar dat wij er als kabinet niet over gaan. Dit betreft dan natuurlijk vooral de commissie voor de Geloofsbrieven. Zou de hele Kamer niet meer in leven zijn, dan moet je lager op de kieslijsten gaan kijken. Mij lijkt dat je dan moet voorkomen dat er een commissie voor de Geloofsbrieven is met een eenzijdige samenstelling. Dat ware voor de Kamer te overwegen, maar meer zeg ik daar niet over.

De heer Van Oosten vroeg of het een standaardprocedure is. Eigenlijk is het antwoord dat we in de brief hebben gezet dat het wenselijk kan zijn dat niet de volledige regering aanwezig is bij een bepaalde bijeenkomst, en dat we dan dus iemand van tevoren aanwijzen die er niet bij zal zijn. Het betekent dat ik nu wat terughoudend ben in mijn mededelingen over of dit altijd het geval is als het hele kabinet ergens zal zijn. We mogen natuurlijk aannemen dat dit in ieder geval geldt voor de derde dinsdag in september, al was het maar omdat de parlementaire journalistiek anders gaat zitten tellen, en wij dat willen voorkomen. Maar natuurlijk proberen wij hierover toch niet alles te vertellen, dus ik blijf hier een beetje vaag over. Maar de lijn is dat, als de voltallige regering aanwezig dreigt te zijn, die afweging dan gemaakt moet worden.

Voorzitter. Dan de vraag over de onafhankelijke commissies. Die worden uiteraard meestal ingesteld door de verantwoordelijke minister. Ze raken natuurlijk aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Een aanbeveling zal de minister zelf moeten beoordelen en uitvoeren. Het ligt dan ook voor de hand dat de resultaten van het werk van de commissie eerst terechtkomen bij de minister of staatssecretaris. Dat doet niets af aan de grondwettelijke informatieplicht die de minister of staatssecretaris heeft aan de Kamer.

De vraag van de heer Bosma was: waarom gaan de rapporten niet automatisch na zes weken naar de Tweede Kamer? Daarvoor geldt dat wettelijk is vastgelegd dat de minister die rapporten met een beleidsreactie stuurt. Het ging in het bijzonder om een rapport van de CTIVD. Dit betreft artikel 113 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dat is onder andere gedaan omdat de minister verantwoordelijk is voor het oordeel of iets een staatsgeheim is. Zij moet dus ook die afweging kunnen maken, en doet dat zo snel mogelijk. Dat is ook uitgebreid besproken tijdens de behandeling van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Tijdens het algemeen overleg hierover heeft de minister van Binnenlandse Zaken ook de toezegging gedaan om daar nog strakker op te sturen.

Waarom, zo vroeg de heer Bosma, valt de CTIVD niet onder de Kamer? Dat is eigenlijk omdat de CTIVD bij alle gegevens van de diensten kan en de ministers verantwoordelijk zijn voor de geheimhouding van staatsgeheimen van deze diensten. Als de CTIVD onder de Tweede Kamer zou worden geplaatst, kan die verantwoordelijkheid op dit punt niet meer worden genomen. Dat gezegd hebbende, kan ik u wel verzekeren dat de CTIVD in volledige onafhankelijkheid haar werk kan doen. Daar staan de leden ook zelf voor in. Algemene Zaken draagt slechts zorg voor huisvesting, ICT en alle andere factoren die de CTIVD, maar ook de TIB die nu na de Wiv is ontstaan, praktisch nodig hebben om hun werk te kunnen doen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik had ook iets gevraagd over dit onderwerp, niet de CTIVD maar de onafhankelijke toezichthouders. Terwijl sommige ministeries niet over de inhoud van de rapporten gaan, blijven die daar wel liggen. Hoe kijkt de minister daartegenaan? Kan hij in overleg met de betrokken bewindspersonen nog eens bekijken hoe deze verhoudingen kunnen worden veranderd, zodat die rapporten wat spoediger onze kant uit kunnen komen?

Minister Rutte:

Dat is volgens mij iets repareren wat niet stuk is. Kijk, onderzoekscommissies worden ingesteld door een bewindspersoon. Die vallen dus rechtstreeks onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Dat betekent dat, als zo'n rapport uitkomt, de bewindspersoon wel even de kans moet hebben om er ook iets van te kunnen vinden. Daarom is het ook logisch dat hij of zij zo'n rapport ontvangt. Maar dat doet niets af aan de grondwettelijke informatieplicht die de bewindspersoon heeft richting het parlement; die blijft overeind. Ik heb nu zo gauw geen voorbeelden uit de praktijk van waar dat niet goed zou gaan. Als die er zijn, kunnen we daar specifiek naar kijken, maar dan zijn ze waarschijnlijk al besproken met de betrokken bewindslieden.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik heb wel wat voorbeelden maar die heb ik nu niet bij de hand. Ik zal ze u doen toekomen.

Minister Rutte:

Graag, dan kijk ik daarnaar.

Dan was er de vraag over 4 en 5 mei. Ik ben het zeer eens met de heer Van der Molen van het CDA dat dit een groot moment wordt, 75 jaar bevrijding. Dat begint natuurlijk volgend jaar al met de bevrijding van het zuiden en de hongerwinter. In mei 2020 is er de herdenking van 75 jaar bevrijding. Er is een coördinerend bewindspersoon en dat is staatssecretaris Paul Blokhuis van VWS, maar ik kan de heer Van der Molen melden en ook toezeggen dat ik er uiteraard zelf ook zeer nauw bij betrokken zal zijn. De staatssecretaris coördineert dat nu en doet dat heel goed. Hij is actief bezig met de voorbereidingen voor die herdenking. Nogmaals, het begint al in 2019. Hij zal de Kamer hierover binnenkort informeren en zal er ook op ingaan bij de behandeling van de begroting van VWS. Ik zal hem ook doen toekomen wat hier vandaag besproken is op dit punt en het belang dat de heer Van der Molen — ik ondersteun dat volledig —- hier nog eens heeft benoemd waar het betreft een succesvolle viering in mei over twee jaar en in de aanloop daarvan volgend jaar. Nogmaals, de coördinerend bewindspersoon doet het goed. Als ik hem nou gaat bellen om te zeggen dat ik het zelf ga doen, is dat ook niet motiverend. Laat ik afspreken met de heer Van der Molen, dat ik er ook zeer nauw bij betrokken blijf. Dat is volstrekt helder.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik weet niet of elk belletje van de minister-president inderdaad motiverend is, want dat zal ook wel van die andere bewindspersonen afhangen, maar ik zou toch wel heel graag vanuit de minister-president en Algemene Zaken een totaalbeeld willen hebben van wat het kabinet nog veel meer kan doen op andere terreinen. Dus alleen maar een schets van wat al in de pijplijn zit, daarvan zeg ik we er nog een schep bovenop willen. Ik wil inderdaad ook niet de staatssecretaris voor de voeten lopen, maar ik zou wel met de minister-president willen afspreken dat hij ook bij de staatssecretaris aan de orde stelt om nog eens even breed bij alle ministeries te kijken wat er nog extra toegevoegd zou kunnen worden.

Minister Rutte:

Mijn indruk is, ook vanuit zijn coördinerende rol, dat hij dat ook wil doen, maar wat hem ook zal motiveren is wat hier in dit debat is besproken. Dus ik ga het nog een keer dubbel checken. Ik dacht wel dat het de bedoeling was om er breed naar te kijken, dus niet alleen vanuit VWS maar echt vanuit de breedte, maar volgens mij zijn we het erover eens en ikzelf blijf er ook zeer nauw bij betrokken.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd of er een regeling bestaat voor nationale rouw. Het antwoord is eigenlijk nee en ja. Het korte antwoord is nee, want er is niet een protocollair draaiboek waarin precies staat: bij die calamiteit wel nationale rouw en bij die calamiteit geen nationale rouw. Tegelijkertijd is het antwoord ja, want we kennen wel degelijk een aantal componenten op dit punt. Die zitten deels ook wel in gebruiken en deels in besluiten maar vooral in gebruiken die ook een beetje afhankelijk zijn van de omstandigheden. Dat was natuurlijk heel zichtbaar op 23 juli 2014, de dag waarop de eerste slachtoffers van de verschrikkelijke ramp met vlucht MH17 terugkeerden naar ons land. Dat was een dag van nationale rouw met inbegrip van een vlaginstructie, de oproep klokken te luiden en het verzoek om na de landing een minuut stilte in acht te nemen. Ik denk dat we allemaal hebben gezien dat aan die dag op indrukwekkende wijze invulling is gegeven. Ik denk aan de toeschouwers langs de route, de wagens van Eindhoven naar Hilversum na de landing van het vliegtuig en de ceremonie op het vliegveld. Het moet dan echt wel gaan over een gebeurtenis die van een enorme omvang is, een gebeurtenis die het hele land onmiskenbaar raakt en beroert. Dat hebben we bijvoorbeeld gezien met de watersnood in 1953. In zulke gevallen en omstandigheden is de afkondiging van een dag van nationale rouw geheel op z'n plaats. Mijn gevoel zou zijn, ook gehoord dit debat, dat we dat niet verder in detail zouden moeten willen protocolleren, dat we iets ruimte moeten laten om aansluiting te zoeken bij de unieke omstandigheden van zo'n trieste situatie omdat protocolleren altijd met zich mee zal brengen dat de vraag komt "waarom daar wel en waarom daar niet?" en het uiteindelijk ook iets is wat, denk ik, ontstaat. Ik herinner mij dat heel erg scherp bij MH17. Dat gebeurde op een donderdag en de dagen daarna kwamen er vragen over nationale rouw. Mijn antwoord was in eerste instantie: die traditie kennen we in Nederland niet. Maar gelukkig ging op maandag die trein rijden, die trein met de stoffelijke resten uit het gebied in Oekraïne dat door de rebellen was bezet. Die trein ging naar een deel van Oekraïne waar we wel controle over konden uitoefenen. Toen was het eigenlijk zo duidelijk voor mij en voor het hele team dat ermee bezig was, ook gezien alle reacties in de samenleving, dat de dag van de landing van het vliegtuig, met die ceremonie en alles daaromheen, een dag van nationale rouw zou moeten zijn. Dat heeft dus, bij al die ellende, ook wel iets moois: dat wordt dan ook bijna door de hele samenleving gevraagd. Zo voelde ik dat ook. Dat was mooier dan wanneer ik het van een plank had moeten halen: protocol 3. Dus ook vanuit wat er met de watersnoodramp is gebeurd en met MH17 is het mijn gevoel dat het op zichzelf, en daarvoor is ook dit debat weer dienstig, voldoende is om er met elkaar scherp op te zijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is herkenbaar wat de minister-president zegt. Wat mij betreft komt er ook geen pleidooi om dat nou eens nauwgezet te gaan protocolleren. Dat zou ook allemaal vragen oproepen die je op voorhand niet zou moeten willen beantwoorden. Ik stel alleen vast dat er in de jaren zestig een einde was gekomen aan de traditie van nationale rouw. Men zei: dat tast de individuele vrijheid te veel aan. En rond MH17 was er ook even discussie over, en toen is er wel voor gekozen. Zegt de minister-president hier dus eigenlijk mee dat het ook bij nieuwe gebeurtenissen opnieuw aan de orde kan zijn?

Minister Rutte:

Zeker.

De heer Van der Staaij (SGP):

Is die traditie daarmee eigenlijk ook weer nieuw leven ingeblazen? Maar we gaan dus inderdaad niet precies invullen wanneer wel en wanneer niet.

Minister Rutte:

Dat is precies de situatie, want, en dat antwoordde ik ook in eerste instantie na donderdag 17 juli 2014: wij kennen die traditie niet meer in Nederland. Bij het team dat dag en nacht werkte aan alles wat na de vreselijke ramp kwam, groeide gedurende dat weekend en die maandag en dinsdag het besef, bijna gedragen door de hele samenleving: dit is zo groot, dat hier niet het antwoord volstaat dat wij die traditie niet meer kennen. Dan bestaat die vanaf nu weer wel!

Het bijzondere daaraan vond ik het volgende. Ik herinner mij dat wij dat afkondigden — ik kijk even naar het vak van AZ — zo rond zeven uur of pas laat in de middag op dinsdag. Er kwamen toen heel verzoeken van gemeenten en provincies over wat dat dan betekende. Toen zeiden we: "Daar zijn verder geen protocollen voor. U moet daar zelf invulling aan geven. Er zijn een paar dingen die we wel weten: de vlaginstructie, de minuut stilte na de landing van het vliegtuig en de tocht naar Hilversum. Dat zijn de elementen die we weten." Toen is er zo veel losgekomen in gemeenten, in lokale gemeenschappen en in verenigingen, om daar invulling aan te geven op de door hen gewenste wijze, dat het ook een dag van nationale rouw werd die heel erg past bij deze tijd.

Maar het korte antwoord op het betoog van de heer Van der Staaij is: ja, zijn betoog klopt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik herken wat de minister-president in positieve zin zegt over de MH17-herdenking. Dat was een goede mix van aan de ene kant een dag van nationale rouw afkondigen, maar aan de andere kant een vrije invulling. De creativiteit van velen om er een eigen invulling aan te geven, is daardoor juist ook uitgedaagd. Voor wat betreft rampen kan ik goed leven met wat de minister-president daarover zegt. Ik blijf dan nog wel met de vraag zitten hoe dat dan bijvoorbeeld met oud-staatshoofden en dergelijke zit. Want daar zien we nu nog wel verschillende praktijken. Misschien is dat wel een punt om in ieder geval mee te nemen.

Minister Rutte:

Daar moet ik even over nadenken. We hebben dat natuurlijk niet gedaan in 2004 bij de dood van koningin Juliana. Dus dat is een punt om nog even op te kauwen.

Voorzitter. We komen wat meer bij het blokje historie. Er is gevraagd naar 1581, naar het Plakkaat van Verlatinghe. Dat wordt door velen gezien als een onafhankelijkheidsverklaring. De invloed daarvan is enorm geweest, bijvoorbeeld op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van twee eeuwen later. Tegelijkertijd, en dat maakt de situatie van Nederland weer zo interessant, heb je hier nooit echt één constituerend document gehad. Alleen zoals wij de Staten-Generaal en de Raad van State vanuit de oude systemen hebben doorgezet naar het nieuwe ... Nou, kijk alleen maar naar hoeveel vormen de Staten-Generaal heeft gehad. Zoals die nu is, is die in bijna niets meer herkenbaar in wat het was vóór 1813, en de Raad van State ook niet. Bosma noemde zelf al de Pacificatie van Gent, maar denk ook aan de Unie van Utrecht uit 1597 of aan de eerste Grondwet van Nederland, van Van Hogendorp uit 1814. Sommigen zullen misschien zeggen: nou, 1848 of 1849 misschien. Tegelijkertijd denk ik dat we moeten oppassen om dat soort momenten alleen in onze nationale sleutel te plaatsen. De vicepresident van de Raad van State heeft daar behartenswaardige woorden aan gewijd tijdens een bijeenkomst die ging over het Plakkaat van Verlatinghe in de Eerste Kamer op 26 juli. Overigens vervullen de herdenking en de festiviteiten van 4 en 5 mei ter gelegenheid van onze meest recente herinnering van onze onafhankelijkheid in zekere mate ook weer die gevraagde functie. Ik denk tot slot, maar dat is meer praktisch, dat een nationale feestdag op 26 juli niet heel erg gaat werken. Maar goed, dan zou je kunnen zeggen: we vieren het in november en we zeggen 26 juli. Kortom, het zijn prachtige momenten die de wording van Nederland markeren, maar ik vind het lastig om daar één echt uit te lichten.

Dan komen we bij wat voor mij de grootste staatsman uit onze geschiedenis is: Johan van Oldenbarnevelt, uiteraard in een tweestrijd met Johan de Witt. Dan ook dus de vraag hoe het nou eigenlijk staat met zijn overblijfselen en het beeld. We zijn het er in ieder geval, denk ik, allemaal over eens dat hij een van dé grootste staatsmannen is.

Ik heb nog even een debat opgezocht dat plaatsvond in de Eerste Kamer tussen toen nog minister Blok in zijn vorige functie, in het vorige kabinet ... Nee, dat was in deze Kamer, tussen minister Blok en de heer Van Raak. Zij zeiden: wat mooi dat we allebei Johan van Oldenbarnevelt omarmen. Dat was bij de heer Blok vooral omdat hij zei: het is toch ook een man van de vrijhandel geweest. Ik weet niet helemaal wat hij heeft gedaan voor het reëel bestaande socialisme, zei de heer Blok toen in dat debat. Maar het getuigt ook van de grootsheid van de heer Van Raak dat dat geen reden is voor hem om toch niet aandacht te vragen voor dit onderwerp.

Zijn executie in 1619 was een van de schokkendste gebeurtenissen, denk ik, in de geschiedenis van de republiek en van ons land. Hij is op verschillende plaatsen op en rond het Binnenhof aanwezig. Er is natuurlijk een gedenksteen in de muur van de Eerste Kamer aan de zijde van het Binnenhof. Zijn standbeeld aan de Hofvijver — dat vind ik nog wel interessant — vind ik prachtig, maar zoals hij daar nu zit, wordt dat heel lelijk op het Binnenhof. Dan moet je eromheen gaan lopen aan de achterkant. Ik zou niet weten hoe je dat mooi moet plaatsen op het Binnenhof. Dan zou je een heel ander standbeeld moeten maken.

Maar er is nog een andere reden waarom hij eigenlijk best op de goede plek staat, want hij kijkt uit op de vergaderplaats van de Staten van Holland. Als de Staten van Holland vergaderen, thans de Senaat, in die zaal, waar de afgevaardigden van de provincies ook thans nog zitten, maar toen alleen van Holland, dat is toch de plek die hij als raadpensionaris trouw heeft gediend. Dus er is eigenlijk best wel wat voor te zeggen. Er is begin december in het Haagse Historisch Museum een tentoonstelling.

Dan kom ik bij het punt van het graf. Daar heeft, zoals ik net al zei, de heer Blok al het een en ander over gezegd, bijvoorbeeld ook dat er een vergunning nodig is van de gemeente Den Haag om dat mogelijk te maken. Toen is er gezegd door de Kamer: oké, we doen een renovatie zonder dat onderzoek. En de vraag is nou of je ook hier zou moeten heroverwegen. We zijn dat op meer punten aan het doen, dus dan zou je dat ook hier moeten doen.

Dat raakt een project dat valt onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van BZK en dat wordt begeleid door een commissie. Ik denk dat dit een gelegenheid is om hierover te praten. Het is overigens wel een aangelegenheid waarvan we moeten vaststellen dat heel veel partijen daarbij betrokken zijn, en tijd, geld, procedures. Maar goed, ik zou willen toezeggen dat ik de staatssecretaris van BZK vraag om toch nog eens opnieuw na te gaan wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn, zonder nu vooruit te lopen op de uitkomst, en dan eens even te kijken of zo'n heroverweging kan leiden tot een andere positiebepaling dan in 2016.

Die zag de heer Van Raak niet aankomen!

De voorzitter:

Nee. Hij moet even goed nadenken. Volgens mij wordt het een leuk interruptiedebat.

De heer Van Raak (SP):

Nee, ik ben altijd vol vertrouwen als het gaat om de minister-president. Overigens, als het gaat om de senaat, de vroegere Staten van Holland, het aardige is dat die twee kanten heeft. Dus ook vanaf deze kant van het Binnenhof zou het standbeeld van Johan van Oldenbarnevelt nog steeds daarop gericht kunnen zijn.

Hartelijk dank voor de toezegging van de minister-president. Ik had ook eigenlijk niet anders verwacht, want hij is historicus, dus zijn historisch hart moet hier spreken. Ik vind het ook mooi dat hij als minister-president van Nederland uitspreekt dat Johan van Oldenbarnevelt voor hem dé staatsman is. Ik zie uit naar de uitkomsten van die heroverweging. Ik had een motie liggen om het aan de Kamer voor te leggen. Daarin vroeg ik de minister-president om uit te zoeken welke mogelijkheden er zijn voor een onderzoek. Als de minister-president dat toezegt, dan ben ik alvast wat dit betreft heel gelukkig vandaag. Gaat de minister-president samen met de staatssecretaris kijken welke mogelijkheden er zijn om onderzoek te doen naar de resten van Johan van Oldenbarnevelt? Mijn vraag is ook om ons daarover te informeren. Misschien kan de minister-president nog een termijn noemen.

Minister Rutte:

Een termijn ... Zo snel mogelijk. Ik kijk even naar het vak waar de ambtenaren zitten. Het is allemaal AZ wat daar zit. Wij weten hier niet hoe snel dat kan. Ik ga dat nog even na voor de tweede termijn. Laten we afspreken dat we even met BZK contact hebben over hoe snel dat kan.

Los van het feit dat ik ook echt vind dat Johan van Oldenbarnevelt onze grootste staatsman is, heb ik er natuurlijk ook politiek alle belang bij om dat te vinden, omdat een van de mooiste biografieën geschreven is door Ben Knapen, de lijsttrekker van het CDA bij de aanstaande senaatsverkiezingen, zoals u weet, maar dat terzijde.

Er zijn nog een paar vragen uit de eerste termijn van de Kamer. Eén ging over de lekkage voor Prinsjesdag. Uiteraard is het mogelijk daar een strafrechtelijk onderzoek voor in te stellen. Als je kijkt naar de kring waarbinnen informatie is verspreid, moet je toch ook vaststellen — althans dat is mijn overtuiging — dat zo'n onderzoek in redelijkheid en naar verwachting zeer kostbaar en vruchteloos zal zijn. Op het moment van lekken was de kring waarin de stukken waren verspreid, zo groot dat ik een strafrechtelijk onderzoek niet noodzakelijk of wenselijk acht. Ik denk ook niet dat het iets oplevert.

Waar ik het echt met de heer Van Raak over oneens ben, zijn de woorden die hij sprak over onze woordvoerders en onze ambtenaren. Ik meen werkelijk dat het schip van staat lekt aan de bovenkant en niet aan de onderkant. Ik heb tot nu toe, in de acht jaar in deze baan en ook in de functies hiervoor, alleen maar goede ervaringen met ambtenaren, in die zin dat ze niet lekken. Maar een aantal politici had inmiddels ook kennis van al die stukken, want die kring was natuurlijk wel gegroeid. Daarmee vind ik dat een strafrechtelijk onderzoek niets toevoegt.

De heer Van Raak (SP):

Nee, ik begon en eindigde mijn inbreng ook met het citaat van de minister-president: "Het schip van staat lekt meestal van de bovenkant." Hij zegt dus dat er politici zijn die lekken. Dat vond ik een heel interessante observatie; dat zei ik al. Ik heb ook eerder in de schriftelijke ronde aan de minister-president gevraagd wie die stukken hebben gehad. De Raad van State, de Algemene Rekenkamer, het Sociaal en Cultureel Planbureau, het Centraal Planbureau, De Nederlandsche Bank, het Kabinet van de Koning, Taalcentrum-VU en drukker Sdu. Dat zijn allemaal geen politici. Dus dan blijft het beperkt tot de ministeries. Dan tel ik af: ministers en staatssecretarissen. Dat lijkt mij toch wel een overzichtelijk groepje mensen.

Minister Rutte:

Dat is natuurlijk niet helemaal waar. Wie die stukken zien, wie die boekjes zien, in wording of af, dat is dat beperkte groepje. Maar de kring die ziet wat er in die boekjes staat, die betrokken is bij de voorbereiding van de besluitvorming in een coalitie, is natuurlijk groter. Hierbij moet je natuurlijk ook contact hebben met Kamerfracties om te kijken wat het politieke draagvlak is voor bepaalde keuzes, als er extra bezuinigd moet worden of als er bepaalde extra uitgaven worden gedaan. Dat doe je dan op zo'n manier dat het niet onmiddellijk vastloopt in de Kamer. Die kring is dus wel degelijk groter.

De heer Van Raak (SP):

Aha! Dan wil ik de minister-president de volgende keer toch vragen om mijn vragen beter te beantwoorden, want ik heb een uitgebreide vraag gesteld. Die ging ook over delen uit die stukken, over teksten uit die begrotingen, die later in de een of andere vorm zijn teruggekomen. Dan heeft de minister-president vergeten te melden dat die stukken blijkbaar ook naar Tweede Kamerleden gaan. Klopt het dat die stukken ook naar Tweede Kamerleden gaan?

Minister Rutte:

Nee.

De heer Van Raak (SP):

Laat ik het dan anders zeggen. Welke politici, buiten ministers en staatssecretarissen, hebben allemaal kennisgenomen van die stukken voordat ze gelekt zijn?

Minister Rutte:

Niet van die stukken. Maar u heeft gezien dat er bijvoorbeeld een coalitieoverleg plaatsvindt, dat er in de tweede helft van augustus en begin september intensief wordt vergaderd. Uiteraard vindt er dan ook weer sondage plaats in Kamerfracties, en dan niet over teksten die uiteindelijk in de Prinsjesdagstukken staan, maar wel over een aantal onderliggende politieke keuzes. Die politieke keuzes zijn natuurlijk bij een veel bredere kring bekend.

De heer Van Raak (SP):

Ik concludeer dat het nog steeds een vrij beperkte club is. Het zijn ministers, staatssecretarissen en een aantal Kamerleden. Dat is nog steeds een beperkte club, dus daarom zal ik de Kamer straks in een motie om zo'n onderzoek vragen.

Minister Rutte:

Ik zal die motie ontraden omdat die club per definitie niet beperkt is. Deze coalitie heeft gelukkig een meerderheid hier in de Kamer. Veel van die zaken worden besproken in fractievergaderingen. Dus dan heb je toch echt een grotere groep.

Dan was er de vraag naar diversiteit op Algemene Zaken. We hebben nu twee topambtenaren. Dat zijn twee mannen. Dat klopt, maar de vorige secretaris-generaal was een vrouw. Daar deden we het al weer beter. Als je kijkt naar het percentage vrouwen bij AZ, niet alleen in de top, dan is dat ongeveer 50%. Ik ben het ermee eens dat wij moeten streven naar een verdere groei van het aantal vrouwen, niet alleen bij AZ, maar überhaupt in de rijksdienst. Ik zal me daartoe uiteraard ook laten inspireren door het boekje — nou boekje, boek — dat Julia Wouters heeft geschreven.

Er is ook gevraagd wie het eerste aanspreekpunt is voor een aantal zaken, bijvoorbeeld MeToo of integriteit. Ik ben nooit zo voor eerste aanspreekpunten omdat de ervaring is dat dan iedereen denkt: oh, het aanspreekpunt gaat erover, dus ik hoef er niets meer aan te doen. Kwesties die raken aan de algemene begrippen MeToo en integriteit kunnen door betrokkenen aan de orde worden gesteld via de beschikbare algemene instrumenten, zoals de vertrouwenspersonen, meldpunten met betrekking tot integriteit. Kwesties, zoals die zich kunnen voordoen bij alle onderdelen van de rijksoverheid, kunnen het beste worden geadresseerd op de plaatsen waar ze zich voordoen. Ik ben er niet voor om daarvoor bewindspersonen speciaal aan te wijzen, nogmaals omdat andere bewindspersonen kunnen denken: oh, dat is mooi, Piet gaat erover of Mieke, ik hoef het dus niet meer te doen.

Het is wel zo dat alle bewindspersonen en ook de ambtelijke leiding van de departementen op dit moment zeer groot belang hechten aan het hooghouden van de integriteit en het bestrijden van misstanden. Er wordt heel veel energie in gestoken. Dat wil ik hier ook wel gezegd hebben. Het feit dat ik niet voor een speciale bewindspersoon voor integriteit of MeToo ben, wil niet zeggen dat wij dit niet belangrijk vinden. Het is zeer belangrijk en er wordt verschrikkelijk hard aan gewerkt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik wilde graag van de minister-president horen dat hij dit een heel belangrijk onderwerp vindt. Dank daarvoor. Terugkomend op de taakverdeling, daar denk ik toch anders over. Als niemand verantwoordelijk is, dan is er ook geen coördinatie op al die verschillende gebieden, want het is niet alleen integriteit. Het is ook justitie, het is beleid maken, het is ook preventie, het is voorkomen. Er zitten dus allerlei aspecten aan die iedere verantwoordelijke minister raken. Vandaar mijn vraag of het niet beter zou zijn om daarvoor één aanspreekpunt te hebben, zodat in die maatschappelijke discussie intern en extern duidelijk wordt wie de sturing heeft en wie de verantwoordelijkheid heeft.

Minister Rutte:

Paradoxaal, terwijl wij hetzelfde doel nastreven, leidt dat er naar mijn overtuiging juist toe dat er minder aandacht voor is omdat anderen dan zullen zeggen: oh, die persoon gaat erover. Ik vind het echt van belang dat iedereen voelt: hier kun je niet duiken als bewindspersoon of als topambtenaar. Als dit zich voordoet in je organisatie, integriteit of kwesties die op het gebied van MeToo liggen, dan heb jijzelf daar de verantwoordelijkheid voor te nemen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Wil de minister-president hierin dan wel een actieve houding innemen in zijn kabinet?

Minister Rutte:

Zeker, en dat doen wij ook al. We hebben het er ook al over, of het nu gaat om contacten rechtstreeks met bewindspersonen of om het kabinet als geheel. Dat is niet alleen omdat MeToo nu speelt, maar omdat we met z'n allen in ieder geval proberen hier in de Kamer, in de politiek, bij departementen, ook als voorbeeldfunctie naar de rest van de samenleving een sfeer te creëren waarin iedereen in het voluit vieren van diversiteit kan zijn wie hij of zij is zonder zich bedreigd te voelen, een sfeer waarin integriteit en integer optreden de hoogste standaard hoort te zijn. Ik kan dat absoluut toezeggen en wij werken eraan.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Heeft de minister-president een coördinerende rol? Gaat hij over de Rijksvoorlichtingsdienst en heeft hij ook een toezichtsrol?

Minister Rutte:

Op welk punt, integriteit of überhaupt? Nou moet ik oppassen dat ik mezelf niet te groot ga maken, want dan heb ik dadelijk ruzie met vijftien andere ministers. Ik ben voorzitter van de ministerraad, ik moet de eenheid van het regeringsbeleid bevorderen en ik ga over de agenda van de ministerraad. Maar ik ben niet coördinerend voor het hele kabinet.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Gaat u over de Rijksvoorlichtingsdienst, vroeg ik daar ook bij.

Minister Rutte:

Ja, daar ga ik over.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nou, hoppa, dan hebben we toch iets te pakken. Waarom gaat de minister-president daarover, waarom stelt hij de agenda vast en waarom is hij voorzitter van de ministerraad? Dat is omdat het wel degelijk belangrijk is dat je niet alles alleen maar overlaat aan de individuele ministers. De afgelopen jaren hebben we grote problemen gehad met integriteit. Soms binnen de departementen en soms met ministers, ook als het gaat over transparantie. Ik noem rapporten die het daglicht alleen maar zien omdat er WOB-procedures worden gevoerd en rapporten die achtergehouden worden terwijl ze allang naar buiten hadden gekund. Ik vind dus dat de minister-president in de belangrijke pijlers van onze democratie een leidende rol heeft, een agendabepalende rol, zoals hij ook een aantal andere rollen heeft.

Minister Rutte:

Ja, en dus moet er een integriteitsambassadeur komen? Daar zou ik niet voor zijn. De premier is verantwoordelijk voor het bevorderen van de eenheid van het regeringsbeleid. Daar hoort ook de verantwoordelijkheid voor de Rijksvoorlichtingdienst bij en het vaststellen van de agenda van de ministerraad. De premier van Nederland heeft niet, zoals de Duitse kanselier, een richtlinienkompetenz. Ik kan geen opdrachten geven. De Duitse kanselier in de praktijk ook niet, want zij heeft niet de meerderheid met haar partij. maar op zich kan zij richtlinien geven aan andere ministers. Ik vind de invulling van het premierschap die in Nederland is gegroeid een hele goede, omdat die eigenlijk vrij licht is in de formele instrumentatie en daardoor in de praktijk heel effectief kan zijn. Daar zitten dus coördinerende aspecten aan. Dat ontken ik niet. Maar de vraag was niet zozeer "coördineert de premier?", maar meer: moet er een integriteitsambassadeur komen? Daar zou ik niet voor zijn, omdat je het dan voor anderen veel te makkelijk maakt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik ben die mening niet toegedaan. Op papier hebben wij weinig formeel geregeld als het gaat om de premier, maar we weten dat in de praktijk die rol enorm groot is. We zien dat de schandalen rondom integriteit, alsook het gebrek aan transparantie, toenemen. Waarom dan wel over de Rijksvoorlichtingsdienst gaan, maar niet over die twee andere belangrijke pijlers integriteit en transparantie, terwijl we zien dat daar een ongelooflijk groot belang aan wordt gehecht? Het is belangrijk voor het vertrouwen in de democratie. We kunnen het dus niet alleen maar aan de individuele bewindspersonen overlaten, ook omdat het soms de eigen bewindspersonen raakt. Als het woord "ambassadeur" u niet bevalt, verzinnen we wat anders. Maar ik roep u eigenlijk op, juist als persoon, om die rol op het gebied van integriteit en transparantie serieuzer te nemen en daar iets mee te doen.

Minister Rutte:

Ik neem die rol serieus en ik doe er iets mee. Als er dingen spelen, start de normering bij mij als voorzitter van de ministerraad, ook in de toonzetting van de discussie binnen het kabinet en binnen de coalitie. Dat erken ik, daar ben ik voor en dat doe ik, maar ik zou er niet nog apart iemand voor willen aanstellen. Daar zou ik niet voor zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Rutte:

Dan de openbaarmaking van de agenda's van bewindspersonen. Sinds het najaar van 2017 bieden wij meer inzicht in publieke agenda-afspraken. Wekelijks leveren de departementen een overzicht aan dat op rijksoverheid.nl wordt gepubliceerd. Uiteindelijk bepalen bewindspersonen zelf hoe ze daar precies invulling aan geven. Dat is niet gecodificeerd en dat moeten we volgens mij ook niet doen.

Dan is er nog de vraag naar de verduurzaming van paleizen en van Huis ten Bosch. Daarvoor geldt dat wij iedere keer heel goed kijken naar mogelijkheden van verduurzaming. Dit betekent dat je bij de start van een project onderzoekt of zonnepanelen kosteneffectief kunnen worden aangebracht. Dat was bij Huis ten Bosch niet het geval, bleek uit het onderzoek. Dat betekent niet dat er verder geen duurzame maatregelen worden genomen. Daar waar mogelijk wordt glas vervangen door energiezuinig glas en worden duurzame materialen gebruikt. Die blik van duurzaamheid is er dus wel degelijk. Een concreet voorbeeld is dat er zonnepanelen komen op Paleis Noordeinde, op het platte deel van het dak dat niet zichtbaar is. Maar omdat al mijn kennis op dit punt nu wel is uitgeput, is het misschien mogelijk om dit verder te bespreken met staatssecretaris Knops van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

De vraag over de verduurzaming van de paleizen was inderdaad van mij. De koning heeft deze wens geuit en dat valt onder de verantwoordelijkheid van de minister-president. Wat is nou het probleem om Huis ten Bosch te verduurzamen met zonnepanelen?

Minister Rutte:

Er is bij de start van het project onderzocht of dat kosteneffectief kon en er is toen geconcludeerd dat dat niet het geval was. Maar bijvoorbeeld bij Paleis Noordeinde blijkt dat je wel zonnepanelen kunt aanbrengen op het niet-zichtbare platte deel van het dak. Dus soms kan het wel, soms kan het niet. En als het niet kan, kijk je naar andere dingen zoals in dit geval energiezuinig glas en het gebruik van duurzame materialen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dan zou ik graag willen weten wat dan de kosteneffectieve grens is waar de minister-president naar verwijst. Ik vroeg ook of de minister-president een actieve rol gaat aannemen in de verduurzaming van de paleizen. Dat valt ook onder zijn verantwoordelijkheid.

Minister Rutte:

Nee, dat doet de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, want anders overleef ik het niet. Maar het kabinet doet dat. Dat doet de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. En uw vraag waar precies het kantelpunt ligt van wat nog wel kosteneffectief is en wat niet: ik zou u echt willen vragen om die vraag bij de begroting van Binnenlandse Zaken te behandelen, want op Algemene Zaken hebben we een of anderhalve ambtenaar die zich bezighoudt met dit soort vraagstukken, en dan met alles rond het Koningshuis, terwijl ze er op Binnenlandse Zaken veel meer hebben. Dus die kunnen ook veel beter antwoorden bedenken.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik heb toch het gevoel dat de minister-president een beetje om dit onderwerp heen gaat. Kosteneffectiviteit: dat snap ik, maar we hebben geen duidelijkheid waar dat dan in zat. Ik hoor de koning zeggen dat het om wet- en regelgeving gaat. Het is niet helemaal duidelijk wat hier nou precies aan de hand is. Ik kan mij voorstellen dat de minister-president misschien op dit moment niet alle informatie heeft. Als dat het geval is, mag hij die informatie ook schriftelijk aan ons doen toekomen.

Minister Rutte:

Nee, voorzitter. Daar zou ik echt tegen zijn. Dit moet echt met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken bekeken worden. Dit gaat verder dan dit debat over de AZ-begroting.

De voorzitter:

En vanavond is ook de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken. Gaat u verder.

Minister Rutte:

Voorzitter. Tot slot was er een vraag van de heer Van der Staaij over Europa en hoe we kunnen voorkomen dat ook andere landen zouden besluiten om brexit te volgen. Hoe zorg je er tegelijkertijd voor dat Europa effectief is? Mag ik daar in algemene zin een paar dingen over zeggen? Het lidmaatschap van de Europese Unie past, wat mij betreft, bij de belangrijkste taken die wij als politici hebben: hoe houden we het land veilig? Hoe houden we het land welvarend? Het feit dat we samenwerken, zorgt voor meer veiligheid en het feit dat we lid zijn van de sterkste, grootste en machtigste interne markt van de wereld, heeft Nederland heel veel gebracht. We zijn inmiddels in absolute omvang de derde exporteur van de wereld, na Duitsland en Japan, en hebben hier letterlijk miljoenen banen dankzij de internationale handel, waarvan het overgrote deel binnen Europa is.

Dan komt de vraag hoe je Europa effectief houdt. Ik veronderstel dat de agenda van deze Commissie bekend is. Volgens mij is het de juiste agenda: simplificeer de Unie en word niet actief op terreinen waarop je niet actief moet zijn. Ik ben altijd blij als ik hoor dat het Europees Parlement moppert dat ze niet genoeg te doen hebben in vergelijking met vorige periodes. Dan is het blijkbaar gelukt om die wetgevingsmachine een beetje tot rust te brengen.

Er is nu wel een kans, want volgend jaar mei is er een informele top in Sibiu, in Roemenië, onder het Roemeens voorzitterschap, geleid door Klaus Iohannis, de Roemeense president. Ik was een paar weken geleden bij hem op bezoek. Toen hebben we dat al uitvoerig voorbesproken. We gaan daar ook mee door, omdat dat een kans is, nog voor de Europese verkiezingen, om in de grondverf te zetten de vijfjaarsagenda voor de nieuwe periode in Europa. Dat zal wat mij betreft opnieuw gaan om simplificatie. Dat zal er zeker in zitten, maar tegelijkertijd zullen we op klimaat, migratie en buitengrensbewaking ook een paar dingen goed moeten regelen, en natuurlijk het voltooien van de interne markt.

We moeten het ook hebben over wat we dus niet doen. Volgens mij is een van de redenen waarom in Nederland de steun voor de Europese Unie in al die onderzoeken zo groeit, deels dat mensen voelen dat we in een instabiele wereld leven, dat er echt iets aan de hand is en dat je met een klein land van 300 bij 200 kilometer niet helemaal op jezelf kan staan in deze onrustige wereld. Maar het komt ook doordat we er hopelijk in slagen, stapje voor stapje, om de soms bijna ingebakken wetmatigheid van een ever closer union en de in de ogen van sommigen in Brussel onvermijdelijke mars van de geschiedenis richting een verdere federalisering van Europa tot staan hebben gebracht. En dat is echt de kracht, denk ik. Je ziet ook hier in de Kamer — dat is echt een verschil dat ik in de afgelopen jaren heb gezien — dat er op een totaal andere manier gesproken wordt over het lidmaatschap van de Europese Unie, zonder naïviteit, zonder te dromen van een blauwe vlag met sterretjes maar heel pragmatisch en praktisch. Het gaat dan niet alleen om: halen we eruit wat we erin stoppen? We realiseren ons ook allemaal dat je soms iets moet doen voor het collectief van zo'n vereniging zonder dat je dat er meteen weer uit haalt. Het is dus geen zero-sum game, maar we redeneren wel vanuit een nationaal belang. Nogmaals, dat breng ik terug tot veiligheid en welvaart. Daar zullen we dus ook hard aan moeten werken. Die kans doet zich nu voor. Ik merk ook in Europa dat er bij velen een breed draagvlak voor is. Bij veel nieuwe regeringsleiders en presidenten is de afgelopen paar jaar de naïviteit echt verdwenen, als ik het zo kort mag samenvatten.

De voorzitter:

Ik wilde nog iets rechtzetten: de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken is volgende week, vanavond is Koninkrijksrelaties. U wilde nog een vraag stellen, mevrouw Özütok?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik weet niet of de minister-president klaar is.

Minister Rutte:

Ja, ik was klaar.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Een paar dingen die ik heb gevraagd zijn blijven liggen, dus daar wil ik graag op terugkomen. Ten eerste de informatiepositie van de Kamer, namelijk dat gevraagde informatie niet adequaat en onvoldoende naar ons toe komt. Ten tweede heeft de Algemene Rekenkamer over de begroting voor 2017 gezegd: "Waar het in de afweging van de minister-president niet past om in detail inzicht te geven in de kosten van het koningschap vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de koning, moeten naar onze mening de afwegingen die de minister-president maakt transparant zijn vastgelegd, zodat het besluitvormingsproces rond de kosten van het koningschap reproduceerbaar is voor de controle van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer."

De voorzitter:

Niet opnieuw uw hele speech voorlezen.

Minister Rutte:

Die vraag heb ik beantwoord aan het begin van mijn termijn.

De voorzitter:

Nog meer vragen die niet zijn beantwoord, mevrouw Özütok?

Minister Rutte:

Die andere niet; daar heeft ze gelijk in.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ja. De Raad van State moet straks oordelen over de uitvoering van de klimaatmaatregelen van het regeringsbeleid. Zij hebben aangegeven dat ze niet adequaat toegerust zijn om dat te kunnen doen. Zijn hier extra middelen voor voorzien? Graag een reactie van de minister.

De voorzitter:

Van de minister-president.

Minister Rutte:

Dat laatste weet ik echt niet. Dat is mij niet bekend. Dat is misschien meer iets om met minister Wiebes te bespreken.

Mevrouw Özütok heeft gelijk dat ik de eerste vraag nog niet beantwoord heb. Die tweede vraag, over de Rekenkamer, heb ik uitvoerig beantwoord aan het begin van mijn beantwoording, dacht ik, maar die eerste niet. Die ging over de informatiepositie van de Kamer. In algemene zin hebben we het erover gehad, maar ik wil hem absoluut ook nog specifiek beantwoorden, namelijk door te zeggen dat wij vanzelfsprekend hechten aan gepaste omgangsvormen tussen kabinet en Kamer. Daarbij moet u kunnen rekenen op een adequate en tijdige informatievoorziening. Artikel 68 Grondwet is hier natuurlijk leidend. Er is volgens mij hier recentelijk ook terecht uitvoerig over gesproken met de minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb zelf in het kabinet aandacht gevraagd voor het vraagstuk van de tijdigheid, bijvoorbeeld bij Kamervragen beantwoorden en stukken snel met de Kamer delen. Dat betekent niet dat het al helemaal foutloos gaat, maar ik merk wel dat het beter gaat. Het is een van de onderwerpen waarvan ik u kan verzekeren dat ook uw voorzitter er mij, uiteraard in het vertrouwen van die telefoongesprekken, met een zekere regelmaat over rappelleert. Dat leidt bij mij altijd tot actie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef de heer Bosma namens de PVV het woord.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Ik blijf het zeggen: een van de leukste debatten van het jaar, voor elk wat wils. Stukje geschiedenis: een doorbraak inzake Johan van Oldenbarnevelt — de heer Van Raak kan nu met pensioen. Voor volgend jaar hoop ik op iets meer historie van de heer Van der Staaij. Dat heeft hij de afgelopen jaren gedaan. Ik had het over u, meneer Van der Staaij, maar u was weg. Mijn fractie ziet ook uit naar de voorstellen volgend jaar om alle paleizen te voorzien van windmolens en huiszoekingen te doen bij de koning om ervoor te zorgen dat hij geen muizenvallen of goudvissen heeft, want we zijn hem lekker aan het micromanagen, zal ik maar zeggen.

Voorzitter. Ik heb twee moties. O, ik zie heer Van der Staaij; ik moet zijn naam ook niet ijdel gebruiken.

De voorzitter:

Ja, de heer Van der Staaij staat al bij de interruptiemicrofoon.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als ik berispt word dat ik in mijn historische terugblik niet verder ga dan de jaren zestig, kan ik dat natuurlijk niet onbesproken laten. Laat ik dan in de richting van de heer Bosma zeggen dat we in andere debatten al aandacht hebben gevraagd voor het bijzondere feit dat 400 jaar geleden ook de Dordtse Synode heeft plaatsgevonden en de opdracht is gegeven voor een Nederlandse Bijbelvertaling: de Statenvertaling. Die is door de Staten-Generaal gefinancierd.

De voorzitter:

Kijk.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dus ik hoop dat ik hiermee een kleine omissie heb rechtgezet.

De heer Martin Bosma (PVV):

Mijn historische hartje klopt sneller dankzij u, meneer Van der Staaij.

De voorzitter:

Nou, fijn.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dan de Acte van Verlatinghe. De minister-president heeft natuurlijk gelijk dat er veel momenten zijn in onze geschiedenis die je als het uur nul zou kunnen betitelen. Maar de Acte van Verlatinghe is een historisch document, omdat wij daarmee afscheid namen van de Spaanse Koning en zeiden dat als een Koning geen — laat ik een modern woord gebruiken — draagvlak heeft bij het volk, je dan afscheid van hem moet kunnen nemen. Dat werd gecodificeerd, hoewel volgens mij Augustinus van Hippo ook wel iets heeft geschreven in De civitate Dei wat daar al betrekking op heeft, namelijk dat een heerser steun moet genieten.

Voorzitter. Om het toch even af te leren: twee kleine ...

De voorzitter:

Moties.

De heer Martin Bosma (PVV):

...moties. U haalt me de woorden uit de mond.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er meer aandacht mag zijn voor onze nationale identiteit;

overwegende dat het goed zou zijn om jaarlijks stil te staan bij de onafhankelijkheid van Nederland;

verzoekt de regering 26 juli een officiële feestdag te maken waarop de ondertekening van het Plakkaat van Verlatinghe gevierd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35000-III).

De heer Martin Bosma (PVV):

Dan nog even ...

De voorzitter:

Voordat u verder gaat is er een vraag van de heer Van Raak over de vorige motie.

De heer Van Raak (SP):

Ik twijfel toch wat ik met die motie moet. Ik kom uit Brabant. Toen de Republiek werd opgericht, werd Brabant een Generaliteitsland, een wingewest, een kolonie. Ja, wij kijken er in Brabant toch wat anders tegen aan, zeg ik tegen de heer Bosma. Dat maakt het dus toch moeilijk voor ons Brabanders om die motie te ondersteunen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nou ja, als de rest van uw fractie maar voor stemt, zou ik zeggen. Maar als u vergevingsgezind kunt zijn richting Johan van Oldenbarnevelt vanwege het feit dat hij de VOC heeft opgericht, dan heeft u een zo groot hart dat u niet alleen maar vanuit uw Brabantse perspectief moet denken, zou ik voorstellen. Ik dank de heer Van Raak voor de steun voor mijn motie.

Voorzitter, dan kom ik nog even op de geheime diensten. Dat is toch een ernstig onderwerp, want wij moeten er echt van op aan kunnen dat we die informatie van de CTIVD, van de mensen van de heer Brouwer, gewoon een-op-een kunnen ontvangen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er geen twijfels mogen bestaan over de onafhankelijkheid van de CTIVD;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat CTIVD-rapporten uiterlijk zes weken nadat deze aan de minister van BZK zijn aangeboden automatisch openbaar worden gemaakt, ook als de minister van BZK dan nog geen reactie gereed heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35000-III).

Dank u wel. Ik zie dat de heer Van Oosten geen gebruik wil maken van zijn spreektijd in tweede termijn. Dan ga ik naar mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister-president danken voor zijn beantwoording en zijn reacties op alle vragen die wij hebben gesteld. Toch heb ik een tweetal moties, omdat het belangrijk is dat er toch ook wel een wat meer actieve houding is ten aanzien van de onderwerpen die daarin staan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er regelmatig discussie is over de informatievoorziening aan de Tweede Kamer doordat media soms eerder geïnformeerd worden en Kamerleden niet altijd adequaat worden geïnformeerd;

van mening dat de Kamer altijd op tijd en adequaat geïnformeerd dient te worden;

verzoekt de regering de Kamer voortaan tijdig en adequaat te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35000-III).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister-president desgevraagd moet aangeven op welke gronden hij tot het oordeel is gekomen dat specifieke uitgaven uit de begroting van de Koning het openbaar belang raken;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer bij het Verantwoordingsonderzoek over de begroting voor 2017 aangegeven heeft dat de afwegingen die de minister-president maakt transparant moeten worden vastgelegd zodat er goede controle uitgevoerd kan worden door de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer;

verzoekt de regering om in overleg met de Algemene Rekenkamer het afwegingskader zo vorm te geven dat de kosten van het koningschap reproduceerbaar zijn voor de controle door de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35000-I).

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan ga ik naar de heer Van Raak namens de SP.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben historicus. De minister-president is historicus. De koning is overigens ook historicus. Ik vind Van Oldenbarnevelt een heel belangrijk staatsman. De minister-president vindt Van Oldenbarnevelt een heel belangrijk staatsman. Ik vraag me af of de koning dat ook vindt. Het was in ieder geval zijn voorganger Maurits, die Johan van Oldenbarnevelt heeft laten onthoofden. Ik ben wel ontzettend blij met de toezegging van de minister-president dat hij echt serieus gaat kijken of we onderzoek kunnen doen naar de stoffelijke resten van deze staatsman, die nu onder de kelder liggen in de Eerste Kamer. Ik wil de minister-president alvast de reacties van nabestaanden meegeven: zij zijn heel gelukkig met deze toezegging van de minister-president. Ik kijk uit naar de uitkomsten en ik hoop dat we samen deze vader des vaderlands in ere kunnen herstellen en kunnen kijken waar zijn resten gebleven zijn.

Als het gaat om het lekken, ben ik een stuk minder tevreden met deze minister-president. Hij zei: het schip van staat lekt altijd vanaf de bovenkant. Dat vind ik een belangrijke constatering. Dat betekent dat de groep van mensen, die verdacht zijn van lekken als het gaat om stukken van Prinsjesdag, beperkt is. Daarom de volgende motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit jaar opnieuw stukken voor Prinsjesdag zijn gelekt nog voordat die aan de Kamer werden aangeboden;

constaterende dat volgens de minister-president niet ambtenaren maar politici stukken lekken;

verzoekt de minister-president alsnog een onderzoek te starten naar het lekken van de stukken voor Prinsjesdag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35000-III).

De heer Van Raak (SP):

Hartelijk dank.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Sneller namens D66.

De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben geen historicus, maar heb genoten van de historische gedachtewisseling. Ik dank de premier voor zijn beantwoording. Ik wilde nog een aantal punten aanstippen en zal dat doen in de volgorde waarin ze in de Grondwet voorkomen.

Ik noemde in de eerste termijn artikel 38. Ik ben blij dat de premier in gesprek gaat met de Raad van State. Ten aanzien van wat we als Kamer gaan regelen voor extreme noodsituaties geleid ik de brief dan graag via de voorzitter door naar het Presidium en vernemen wij daarvan.

Dan noemde ik artikel 41, over het kroondomein. Het lijkt mij mooi als wij dan 2021, wanneer de subsidie is afgelopen, kunnen gebruiken om deze discussie af te sluiten door het kroondomein langer open te stellen. Ik hoor graag nog in de tweede termijn van de premier welke mogelijkheden er zijn om die subsidie daarvoor aan te grijpen. Ik was ook blij met zijn opmerkingen over het milieu en de afstand, namelijk dat die wel degelijk worden meegewogen. Wij zullen de uitkomsten bekijken.

Dan de motie die mevrouw Özütok heeft ingediend over de Rekenkamer en het rapport bij het jaarverslag over 2017. Daar wordt gezegd: het moet navolgbaar zijn. De reactie van de premier in dat rapport is eigenlijk een herformulering van de criteria die hij hanteert, maar er is voor mij toch een verschil tussen het kunnen volgen van de afweging die is gemaakt en het benoemen van het rijtje criteria. Dus ik zou daar graag nog wat meer over horen in de reactie op de motie die daarover is ingediend.

Dan noemde ik artikel 42 over de ministeriële verantwoordelijkheid. Ik dank de premier voor zijn reflectie daarop. En ik ben het helemaal eens met de houding die hij inneemt, dat het vooral niet te krampachtig moet zijn. Hij refereerde impliciet ook naar de voorlichting van de Raad van State uit 2010 daarover. Ik snap dat, maar ik denk dat het ook goed is om de vinger aan de pols te houden. Gezien de manier waarop hij erop reageerde doet hij dat ook. Ik noemde ook de precedentwerking. Ik denk dat het niet zomaar moet kunnen gebeuren en dat het dan belangrijk is om het ook te blijven volgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sneller. Dan ga ik nu naar de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Over die subsidie voor Kroondomein Het Loo bestaat bij mij nog enige onduidelijkheid. De minister-president spreekt over een subsidieverzoek van een burger, maar als dat zo is, moet die aanvraag toch openbaar zijn en op verzoek aan de Kamer worden gestuurd, inclusief — dat is belangrijk — alle overwegingen om vrijstelling te verlenen wat de openstellingseis betreft? Zo niet, dan kan de Kamer niet controleren op grond waarvan die vrijstelling is goedgekeurd. Daarover wil ik twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het eigenlijke kroondomein jaarlijks van 15 september tot 25 december afgesloten wordt;

constaterende dat een van de voorwaarden van de openstellingssubsidie voor natuurgebieden is dat het gebied 358 dagen per jaar opengesteld is voor het publiek;

constaterende dat het eigenlijke kroondomein daarmee niet voldoet aan de subsidievoorwaarden voor natuurgebieden;

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat het eigenlijke kroondomein niet langer aanspraak maakt op openstellingssubsidie, zolang het gebied minder dan 358 dagen per jaar opengesteld is voor het publiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35000-I).

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige openstellingssubsidie voor het eigenlijke kroondomein tot 2021 loopt;

constaterende dat de Kamer momenteel niet kan controleren op welke gronden de ontheffing van de openstellingseis voor het eigenlijke kroondomein verleend is;

verzoekt de regering de Kamer volledige openheid te verschaffen over de gronden voor ontheffing van de openstellingseis van het eigenlijke kroondomein,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35000-I).

De heer Wassenberg (PvdD):

Tot slotte, voorzitter, de vraag of dit het openbaar belang raakt. We hebben het er net over gehad. De minister-president vindt het eigenlijk een privékwestie die het openbaar belang niet raakt. Maar hier wordt een groot natuurgebied drieënhalve maand per jaar gesloten. Vorig jaar werden er 1.100 grote hoefdieren geschoten. Met de verkoop van het vlees is waarschijnlijk ook geld verdiend. Hoeveel horen we niet. Kan de minister-president daar toch nog op antwoorden? Die vragen zijn namelijk nog niet beantwoord. Dat gebeurt allemaal met een subsidie van 8 ton per jaar. Me dunkt dat dit het openbaar belang wel degelijk raakt.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 13.13 uur tot 13.23 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister-president het woord.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb nog een paar aanvullingen. Ik kan veel vragen beantwoorden in de reactie op de moties, maar heb nog twee dingen vooraf.

We spraken in eerste termijn over integriteit. Misschien mag ik in aanvulling op mijn antwoord nog melden dat de minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk is voor onder meer de rijksbrede integriteitscode, de klokkenluidersregeling, het Huis voor Klokkenluiders en uiteraard de Wet openbaarheid van bestuur. Dat zeg ik in aanvulling op mijn eerste termijn.

Ik heb beloofd aan de heer Van Raak om te bekijken of de termijnstelling kan bij waar we het over hadden rondom Van Oldenbarnevelt. Ik kan toezeggen dat de staatssecretaris van BZK ernaar streeft om de Kamer rond de komende jaarwisseling te informeren over de uitkomsten van die heroverweging.

Dan de moties. Door middel van de moties kom ik ook bij een paar vragen die gesteld zijn.

Voor de motie op stuk nr. 6 (35000-III) zou ik willen verwijzen naar mijn reactie in eerste termijn. Ik dacht dat de interruptie die plaatsvond tussen de heer Bosma en de heer Van Raak ook precies het probleem weergeeft. Dus ik ontraad deze motie. Ik hoor wat er gezegd wordt buiten de microfoon: dan had u het maar eens moeten zijn!

De motie op stuk nr. 7 (35000-III) gaat over de CTIVD. Die toetsing moet zorgvuldig gebeuren. Je kunt geen garantie geven dat dit altijd lukt binnen zes weken. Ik ben het eens met de strekking dat het allemaal zo snel mogelijk moet, maar het aan zes weken binden gaat niet altijd. We zullen de geest van de motie uitvoeren, maar vanwege de huidige tekst moet ik haar ontraden. Dat neemt niet weg dat we het eens zijn over de strekking.

Voor de motie op stuk nr. 5 (35000-I) geldt dat het staand beleid is van het kabinet om dit te doen, ook op grond van de Grondwet. Ik zal er ook steeds, ook naar aanleiding van dit debat, opnieuw bij collega's aandacht voor vragen. Maar ik kan niet anders dan de motie ontraden omdat deze anders wel heel vreemd zou zijn in relatie tot artikel 68 van de Grondwet. Qua richting zijn we het volgens mij eens, maar gezien de precieze tekst moet ik de motie ontraden.

Dan over de Rekenkamer, waarmee ik ook bij het punt kom waarnaar de heer Sneller vroeg in eerste termijn. De Raad van State heeft iets gezegd — dat is meegestuurd met de begroting van 2017 — over welke ijkpunten er zijn, bijvoorbeeld het niet vermengen van functionele uitgaven en privébelangen, het voldoen aan internationale wet- en regelgeving en handhaving van de eenheid van de Kroon en het regeringsbeleid. Dat is waar de Raad van State direct aan refereert en wat ook wat mij betreft de richtsnoeren zijn. Daarmee zou ik de motie willen ontraden. Het is echt heel erg onmogelijk ... Nou, "heel erg onmogelijk" bestaat niet. Het is niet mogelijk om een algemeen kader te maken voor zaken die je per geval moet bekijken. Controle door accountants en de Algemene Rekenkamer vindt plaats, dus ik zou deze motie, ook tegen de achtergrond van de advisering door de Raad van State, willen ontraden.

De voorzitter:

Over welke motie gaat het?

Minister Rutte:

De motie op stuk nr. 5 (35000-I).

De voorzitter:

Dan geef ik mevrouw Özütok als eerste ondertekenaar het woord.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik begrijp deze reactie eigenlijk nog niet en begrijp niet waarom mijn motie wordt ontraden, want het is een bevestiging.

Minister Rutte:

Nee. Artikel 41 Grondwet zegt: "De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in." Wat nu dreigt, is dat we het helemaal gaan omdraaien en dat we helemaal precies gaan beschrijven wanneer het wel of niet raakt aan het openbaar belang, wat de afwegingskaders zijn et cetera. Juist de Raad van State was in beeld in 2017 om te zeggen wat de ijkpunten zijn om dat te doen. Het probleem dat zich hier voordoet, is dat je geen algemeen kader kunt maken voor zaken die je per geval moet bekijken, anders dan dat je gebruikmaakt van de algemene ijkpunten. Wat hier gevraagd wordt is een volledig afwegingskader. Dat gaat veel verder dan de algemene ijkpunten en is niet te geven. Dat grijpt echt in in artikel 41 Grondwet. Daar zou ik echt tegen zijn.

De heer Sneller (D66):

Het ongemak komt er namelijk ook uit voort dat wij als Kamer hier de controle niet na kunnen doen, dus dat wij moeten vertrouwen op de Algemene Rekenkamer met zijn grondwettelijke positie en op de Auditdienst Rijk. Nu is het de Algemene Rekenkamer die ons meldt: wij kunnen het niet goed navolgen. Maar de Rekenkamer is degene waarop wij moeten vertrouwen. Hoe kunnen we het toch beter regelen, zodat we niet volgend jaar weer een naschrift van de Rekenkamer zien met "wij kunnen het niet volgen"?

Minister Rutte:

Laat ik het dan anders doen. Misschien moeten we, wellicht bij de begroting van volgend jaar, nog eens ingaan op wat de Raad van State heeft geadviseerd en wat de Rekenkamer daarover heeft gezegd in het kader van deze begroting. Deze motie vraagt een afwegingskader. Nogmaals, dat vind ik echt in strijd met artikel 41 van de Grondwet, maar dan schets ik wel hoe het nu werkt en waarom het goed gaat. Als ik het allemaal op papier zet en als dan blijkt dat het niet goed gaat, kom ik natuurlijk met voorstellen om het te verbeteren. Misschien kan ik dat doen in het kader van de begroting die we volgend jaar hier hebben. Of eerder; we kijken wel even hoe snel dat kan.

De heer Sneller (D66):

Dank voor die bereidheid. Wat mij betreft zou het jaarverslag over het huidige jaar daar inderdaad een goed moment voor zijn, zodat we het debat dan eventueel kunnen vervolgen.

Minister Rutte:

Zullen we dat doen? Dan zet ik nog even naast elkaar wat de Raad van State daarover heeft gezegd en waar de Rekenkamer heel specifiek op inging. Mijn aarzeling, zware aarzeling, over het afwegingskader dat mevrouw Özütok hier suggereert, is er vanwege artikel 41. Wellicht kan zij de motie tot dan aanhouden. Dat zou ik in overweging kunnen geven. Anders moet ik de motie ontraden.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Het is net alsof de minister-president mijn gedachten kan lezen. Ik hou de motie aan.

Minister Rutte:

Dat komt doordat wij hier zo goed debatteren.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor haar motie (35000-I, nr. 5) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Ten aanzien van de motie op stuk nr. 9 (35000-III) verwijs ik toch naar het debat. Daarom wil ik de motie ontraden. De kring waarin delen van de stukken waren verspreid, was dusdanig groot dat een strafrechtelijk onderzoek in dit kader niet dienstig is. Ik zou de motie op stuk nr. 9 (35000-III) dus willen ontraden.

De motie op stuk nr. 6 (35000-I) raakt ook aan een vraag die de heer Sneller daarover stelde. Zoals de motie hier ligt, moet ik die ontraden, omdat die eigenlijk ingaat op de huidige subsidieregeling. Zo lees ik de motie. De huidige subsidieregeling kunnen we niet meer openbreken. Wat je natuurlijk wel kunt doen, is kijken bij een nieuwe subsidieregeling. Dan zou ik de motie nog steeds willen ontraden, want zoals we het nu geregeld hebben, vind ik het goed. Ook gegeven de hele historische context vind ik dat de positie van de Oranjes ten aanzien van het hele kroondomein nu goed geregeld is. Als de motie op stuk nr. 6 (35000-I) zou worden aangenomen, zou die wel betrekking moeten hebben op een nieuwe subsidieperiode. Dan is dat een politiek relevant gegeven waarmee, mocht er ooit een nieuwe subsidieaanvraag komen, het kabinet dat er dan zit, rekening heeft te houden, omdat de motie dan is aangenomen. Ik moet nu een oordeel uitspreken over de motie zoals die er nu ligt. Ik ontraad de motie om twee redenen. De motie lijkt nu ook betrekking te hebben op de huidige subsidieaanvraag. Dat gaat gewoon technisch niet, want die kun je in de loop van de periode niet meer herzien. Ten aanzien van een nieuwe periode zou ik de motie willen ontraden, omdat zoals het nu gaat, mij bevalt. Maar goed, dan is het verder aan de Kamer om mijn ontraden wel of niet in het stemgedrag terug te laten keren. Kortom, ontraden, maar met een toelichting. Nogmaals, als de motie zou worden aangenomen, is die niet uitvoerbaar voor de bestaande subsidieregeling. Dan moet ik de motie lezen als voor een volgende subsidieregeling of subsidieaanvraag.

Voorzitter. Ook de motie op stuk nr. 7 (35000-I) zou ik echt willen ontraden. De situatie is echt dat, zoals ook in de beschikking is vermeld, sprake is van een analoge toepassing van de provinciale verordening door de minister. De minister heeft besloten gedeeltelijk van de verordening af te wijken et cetera, ook van de grens van 358 dagen. Hier is gewoon sprake van een analoge toepassing van een verordening. Tegen die achtergrond zou ik de motie op stuk nr. 7 (35000-I) willen ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit debat en van de behandeling van de begroting van Algemene Zaken en de begroting van de Koning.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister-president. Na de schorsing gaan we eerst een nieuwe collega beëdigen en daarna komt de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 13.35 uur tot 14.05 uur geschorst.

Naar boven