Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 107, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 107, item 4 |
Aan de orde is het VSO Petitie Wemos inzake hormoonverstorende stoffen (32793, nr. 395).
De voorzitter:
Aan de orde is het VSO Petitie Wemos inzake hormoonverstorende stoffen (32793, nr. 395). Aanwezig is de minister voor Medische Zorg. Van harte welkom; dat geldt uiteraard ook voor de ondersteuning. Ook hartelijk welkom aan de Kamerleden en aan de meneer die het debat hier op de publieke tribune volgt. En de kijkers thuis, zeer hartelijk welkom. Graag geef ik mevrouw Kröger namens GroenLinks als eerste het woord voor haar bijdrage in dit VSO, een verslag van een schriftelijk overleg. Gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn fractie maakt zich veel zorgen over hormoonverstorende stoffen, zowel vanuit het milieuaspect als de gezondheidsaspecten. Vandaar de volgende twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat steeds meer onderzoeken risicostoffen en blootstellingsrisico's aan hormoonverstorende stoffen identificeren;
overwegende dat het voor de keuzes van burgers en beleidsmakers van belang is om te weten welke stoffen via welke weg het menselijk lichaam bereiken;
verzoekt de regering om inzichtelijk te maken wat de belangrijkste bronnen van hormoonverstorende stoffen zijn en deze inventarisatie te actualiseren naarmate meer onderzoek meer inzichten verschaft;
verzoekt de regering tevens om inzichtelijk te maken welke aandoeningen worden geassocieerd met blootstelling aan hormoonverstorende stoffen, en hierover jaarlijks te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De volgende motie dien ik in naar aanleiding van het nieuws dat in Denemarken besloten is om voedselverpakkingen met daarin PFAS, een belangrijk type hormoonverstorende stoffen, te verbieden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel voedselverpakkingen PFAS-stoffen bevatten;
overwegende dat diverse PFAS-stoffen al als zeer zorgwekkende stof zijn aangemerkt;
overwegende dat juist voedselverpakkingen vaak ongecontroleerd als zwerfvuil in het milieu terechtkomen, terwijl PFAS-stoffen zeer persistent zijn en niet afbreken;
overwegende dat in Denemarken inmiddels een verbod geldt op PFAS in voedselverpakkingen;
verzoekt de regering om te onderzoeken of ook in Nederland een verbod op PFAS-stoffen in voedselverpakkingen mogelijk is, en de Kamer hierover binnen drie maanden te informeren;
verzoekt de regering tevens om in Europa aan te dringen op een verbod op PFAS-stoffen in voedselverpakkingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Wassenberg, die spreekt namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ook de Partij voor de Dieren maakt zich ernstig zorgen over hormoonverstorende stoffen. We kijken soms met enige jaloezie naar België, dat een nationaal plan heeft tegen hormoonverstorende stoffen. Bij dezen wil ik achtergrondinformatie over dat plan aan de minister aanbieden. Dat doe ik via de bode. Het plan is in het Nederlands en in het Frans, dus het is ook nog goed voor de taalontwikkeling van de minister. Dat is een voordeeltje.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over dat nationaal plan.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Mijn tweede motie is iets langer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat hormoonverstorende chemische stoffen onder meer voorkomen in voeding, voedingsverpakkingen, bestrijdingsmiddelen, cosmetica en synthetische kleding;
constaterende dat deze hormoonverstorende stoffen ernstige gevolgen hebben voor mensen, de natuur en dieren in de natuur en reeds in kleine hoeveelheden kunnen leiden tot onder meer kanker en vruchtbaarheidsproblemen;
constaterende dat de Wereldgezondheidsorganisatie hormoonverstorende stoffen een wereldwijde bedreiging noemt;
constaterende dat het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht de ziektekosten in Europa als gevolg van blootstelling aan hormoonverstorende stoffen schat op 46 tot 288 miljard euro per jaar;
constaterende dat de internationale koepelorganisatie van gynaecologen (FIGO) al in 2015 haar zorg heeft geuit over de blootstelling van zwangere vrouwen en jonge kinderen aan hormoonverstorende stoffen;
overwegende dat EU-lidstaten maatregelen mogen treffen om de volksgezondheid te beschermen tegen chemische en hormoonverstorende stoffen;
verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk beleid te maken om blootstelling van mens, dier en natuur aan hormoonverstorende stoffen tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de inbreng aan de zijde van de Kamer. Ik kijk in de richting van de minister of hij gelijk over kan gaan tot de beantwoording. Hij verzoekt om een schorsing voor een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord graag aan de minister voor een reactie op de vier ingediende moties.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst ga ik in op de motie op stuk nr. 440 met twee verzoeken aan de regering. Dit gaat over een beoordeling van de werkwijze. Die beoordeling van de werkwijze ten aanzien van hormoonverstorende stoffen hebben we al in Europa. De vraag die eigenlijk in meerdere moties doorklinkt, is of we naast het Europese beleid ook nog een Nederlands beleid moeten maken. Ik ben daar eigenlijk geen voorstander van, omdat ik liever wil dat wij onze expertise op dit punt eerst voor Europa inzetten en dat wij dan in sommige gevallen kijken wat er extra nodig is vanuit Nederland. Zo heb ik dat ook opgeschreven in mijn plan van aanpak in de brief die uw Kamer heeft ontvangen op 1 april. Ik vind het bijvoorbeeld een Nederlandse taak om meer bewustzijn te creëren over waar hormoonverstorende stoffen allemaal in zitten. Bijvoorbeeld op de website waarzitwatin.nl hebben we daarover informatie verzameld, maar ook de folder Zwanger! bevat hier informatie over. Kort en goed, ten aanzien van de motie op stuk nr. 440 ben ik van mening dat in Europa een werkwijze bestaat om stoffen te beoordelen. Afhankelijk van de uitkomsten van de beoordeling wordt een stof op de lijst met zeer zorgwekkende stoffen geplaatst en worden waar nodig beperkingen gesteld aan het gebruik om de blootstelling te verminderen. Deze lijst is niet een statische lijst, maar wordt geactualiseerd. Daarom zie ik geen meerwaarde in een Nederlandse inventarisatie. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 440.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 440 wordt ontraden. Ik zie een vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij spelen er twee zaken, ten eerste de beoordeling van zeer zorgwekkende stoffen, die inderdaad plaatsvindt in Europees verband, en vervolgens de doorvertaling: hoe monitoren wij in Nederland wat de belangrijkste bronnen van blootstelling zijn en welke aandoeningen geassocieerd worden met die blootstelling? Deze motie vraagt eigenlijk dat wij in Nederland monitoren welke ziektes en aandoeningen veel voorkomen door blootstelling aan zeer zorgwekkende stoffen en of dat toeneemt. Dat is dus het tweede verzoek. Ik hoop dus dat de minister toch ruimte ziet om in Nederland aan de slag te gaan met dat monitoren om te zien welke blootstellingsrisico's er zijn en welke ziektes optreden.
Minister Bruins:
Over die tweede aanbeveling, de aanbeveling over de blootstelling, gaat ook de motie op stuk nr. 443. Ik zou willen zeggen dat we met mijn brief van 1 april ook op dat punt al beleid in Nederland hebben gemaakt. Dat is mijn brief. Ik beschouw mijn brief van 1 april niet alleen als een reactie op de Wemos-nota, maar ook als de werkwijze die ik voorsta in Nederland. Daarnaast zou ik erop willen wijzen dat ook de nieuwe Europese Commissie zich hier weer heel actief toont. Misschien heeft u het ook gelezen, maar ik vond het mooi om in de brief die Von der Leyen gisteren heeft geschreven aan de nieuwe healthcommissaris, mevrouw Kyriakides — als ik het goed uitspreek — te lezen: "You should help protect citizens from exposure to endocrine disruptors". De aandacht is er dus niet alleen in Nederland, met het werkprogramma dat ik u met de brief van 1-4 heb voorgelegd, maar is er daarnaast ook actief in Europa, dus niet weggeschoven. Ik vind het bemoedigend en ook terecht dat Von der Leyen juist hiervan een punt maakt in haar opdracht aan de nieuwe Eurocommissaris. Ik blijf dus bij mijn oordeel over de motie op stuk nr. 440.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 441 gaat over de voedselveilige verpakkingen en verzoekt de regering te onderzoeken of ook in Nederland een verbod op PFAS-stoffen in voedselverpakkingen mogelijk is en de Kamer hierover binnen drie maanden te informeren en verzoekt de regering om in Europa aan te dringen op een verbod op PFAS-stoffen in voedselverpakkingen. De zorg die in de motie schuilgaat, delen u, ik en overigens ook de staatssecretaris van IenW, met wie u al eerder hierover heeft gesproken. U weet dat in de aangenomen conclusies van de Milieuraad van juni dit jaar de milieuministers deze zorg ook hebben uitgesproken en de Europese Commissie hebben opgeroepen om al het niet-essentiële gebruik van PFAS te verbieden. Dat is een Europese richting waarnaartoe wordt gewerkt. Die Europese aanpak heeft mijn voorkeur; ik heb dat net bij de vorige motie aangegeven.
De opdracht, het verzoek, in de motie wil ik in die zin wel omarmen dat ik zal uitzoeken wat de effecten zijn van een eventueel verbod én of er een geschikt alternatief beschikbaar is. Dat is natuurlijk ook van belang. Zodra dat onderzoek is afgerond, zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten en mogelijke vervolgstappen.
Praten wij hier nu over heel grote technische dingen? Nee, we praten hier ook over de binnenkant van een pizzadoos of een laagje op een teflonpan. Ik zie de spreker ja knikken, maar ik dacht: er zitten ook mensen op de tribune die misschien minder hebben met PFAS, maar wel meer met pizzadozen.
Als ik de motie op die manier mag uitleggen? Ik wil dus uitzoeken wat de effecten zijn van een eventueel verbod op PFAS-stoffen in voedselverpakkingen en of er geschikte alternatieven beschikbaar zijn. Dat doe ik als Nederland. Ik zou dat het liefste in Europees verband doen, maar als dat onvoldoende tot stand komt, dan vind ik dat wij als Nederland daarin een stap voorwaarts moeten zetten. Ik wil dat onderzoek ook doen.
Of dat dan weer binnen drie maanden gefikst kan zijn, waag ik te betwijfelen. Ik stel de Kamer voor om de motie op dit punt zo te lezen dat als dit niet binnen drie maanden gefikst is, ik haar laat weten waar wij dan staan en ik zal ingaan op de vervolgstappen om zo mogelijk tot een Europees verbod te komen, want dat heeft wel mijn voorkeur en niet een verbod per land dus een Belgisch, Nederlands of Deens verbod. Als ik de motie op die manier mag lezen, krijgt zij wat mij betreft oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 441 met de uitleg van de minister: oordeel Kamer. Ik zie de indiener van de motie instemmend knikken.
Nu de motie op stuk nr. 442.
Minister Bruins:
Ik heb een Belgisch plan gekregen; dat is dik en half in het Frans gesteld. In de motie op stuk nr. 442 wordt de regering verzocht te onderzoeken of het Belgische plan als voorbeeld voor Nederland kan dienen. Ik heb het niet gelezen en het is dus moeilijk om erop te reageren, maar ik zou willen waken voor het idee dat ik nog een plan ga maken, want ik heb al een plan gemaakt. De Kamer heeft dat ontvangen met de brief van 1 april. Ik wil niet onderzoeken of het Belgisch plan als voorbeeld voor Nederland kan dienen. Dus ik ontraad die motie.
Ik wil wel aan de indiener toezeggen dat ik een korte reactie geef op het Belgische plan. Er zit een baaierd aan acties in, heb ik al snel gezien. Een hele hoop werk valt in de categorie "dat doen wij al", maar ik zal u nog iets uitgebreider antwoorden. Hoewel ik de motie heb ontraden, hoop ik dat ik dan de indiener van de motie toch op de een of andere manier recht heb gedaan.
De voorzitter:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 442 is ontraden, maar wij hebben wel een toezegging van de minister gehoord.
Dan de motie op stuk nr. 443.
Minister Bruins:
Eigenlijk heb ik daar al op gereageerd naar aanleiding van de motie op stuk nr. 440. Het verzoek aan de regering is om zo spoedig mogelijk beleid te maken om de blootstelling van mens, dier en natuur aan hormoonverstorende stoffen tegen te gaan. Dat beleid hebben wij al. Ik heb al verwezen naar de brief van 1 april en het Europese werkprogramma waarvan ik eigenlijk zeker weet dat het niet achter de kim verdwijnt, omdat de opdracht van Von der Leyen zo expliciet is verwoord in haar brief aan Kyriakides. Ik ontraad de motie op stuk nr. 443, omdat ik denk dat er al beleid is gemaakt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij hiermee aan het einde van de beraadslaging over het VSO gekomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt op dinsdag 24 september gestemd, in verband met Prinsjesdag.
Ik dank de minister voor zijn bijdrage en de ambtelijke ondersteuning en de Kamerleden voor hun bijdrage.
Ik stel voor om na de wissel direct over te gaan naar het volgende VSO.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-107-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.