4 Vragenuur: Vragen Van Toorenburg

Vragen van het lid Van Toorenburg aan de minister van Justitie en Veiligheid over de misdaad in Amsterdam.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg namens het CDA voor haar vraag aan de minister van Justitie en Veiligheid over de misdaad in Amsterdam. Ik heet de minister ook van harte welkom. Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Toen vorige week het rapport De achterkant van Amsterdam uitkwam, was menigeen geschokt. De conclusies liegen er ook niet om: Amsterdam heeft een criminele schaduwwereld. Er gaan honderden miljoenen, zo niet miljarden, om in drugshandel en drugsgebruik. De drugsmisdaad heeft daar vrij spel. Het ontwricht de stad op alle fronten. Het wordt in belangrijke mate veroorzaakt door een cultuur van openheid en tolerantie, zo staat het heel voorzichtig beschreven. Ik noem het liever wegkijken, niet handhaven en slappe knieën. Daar gaat het uiteindelijk om, want in het verleden is van alles opgetuigd, maar uiteindelijk wist Amsterdam dat niet vol te houden, zo staat beschreven. What's new? Het enige wat Amsterdam wel weet vol te houden, is de liberale cultuur van de 150 coffeeshops, van het compleet doorgeschoten harddrugsgebruik in het uitgaansleven. Er gaat daar 4 kilogram coke per dag de neuzen in, zo leren we uit onderzoeken van het rioolwater.

Waar uiteindelijk alles mag, gaat de georganiseerde misdaad regeren. Zoveel is wel duidelijk. Het is om je dood te schamen dat we in hetzelfde rijtje staan als Colombia en Afghanistan, dat de vermenging van de onderwereld en de bovenwereld een feit is, dat kinderen worden geronseld, dat we een land zijn waar het woord "vergismoord" in de Van Dale staat. Dit rapport schreeuwt om actie. Wij willen weten wat deze minister gaat ondernemen. We hebben er wel een idee over, namelijk dat we met elkaar het tij moeten keren. Dat doen we deels door de maatregelen die nu worden voorgesteld, maar er is veel meer nodig. Er moet een einde komen aan die flowerpowermentaliteit dat het drugsgebruik maar normaal is. We hebben dan wel een integrale aanpak drugspreventie maar onze vraag is hoe effectief die is. Daarom vragen wij het kabinet vandaag wat het gaat doen om dit tij te keren.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Over de georganiseerde drugsproblematiek en de rol van onze hoofdstad heb ik vorig Kamerjaar al diverse keren uitgebreid met u gesproken. Ik heb ook in het openbaar veel aandacht gevraagd voor de urgentie van die problematiek. Daarbij heb ik ook de recreatieve drugsgebruikers een spiegel voorgehouden, zoals ik dat nog steeds noem, al kan je dat ook een beetje dubbelzinnig opvatten.

Het is een goede zaak dat dit rapport er nu is, want het benadrukt en bevestigt nog eens de ernst van de problematiek. Het verleden van tolerantie ten opzichte van harddrugs heeft een zware hypotheek gelegd op onder andere Brabant en Limburg als het gaat om de productie van en handel in xtc, de haven van Rotterdam als doorvoerhaven voor cocaïne en Midden-Nederland als een soort distributieknooppunt ten aanzien van die laatste drug. Het rapport bevestigt nog eens dat die hypotheek zich zonder meer ook uitstrekt tot onze hoofdstad.

Ik blijf me inzetten in de strijd tegen de ondermijningsproblematiek, die nauw samenhangt met de drugsproblematiek. Over het ondermijningsfonds van 100 miljoen en de 10 miljoen aan structurele middelen heb ik al veel met uw Kamer gesproken. Een groot deel daarvan gaat naar de Amsterdamse aanpak. Ook noem ik de uitbreiding van de politiesterkte en, dit jaar, de versterking van het OM. En ten slotte noem ik de ondermijningswetgeving, die hopelijk spoedig door mij met uw Kamer kan worden besproken.

Het is een urgente problematiek; ik blijf het iedere keer herhalen. We moeten daar inderdaad — ik als bewindspersoon voorop, maar ook als samenleving — van zeggen: dit pikken we niet; hier moeten we tegenin gaan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik heb mogen constateren dat deze minister serieus met een aantal maatregelen aan de slag is gegaan wat betreft de ondermijningswetgeving. Maar wat ons als CDA nou zo steekt, is dat we in Nederland nog steeds zo'n ontzettend enthousiast beeld hebben van drugsgebruik. Amsterdam heeft nog steeds het idee: we staan internationaal lekker op de kaart. Maar de mensen die naar Amsterdam komen, op de enkeling na die voor de Nachtwacht komt, komen voor de drugs. Je kunt daar over de hoofden lopen. Gelukkig begint Amsterdam een beetje bij te schalen en zegt men: nou, dit moeten we misschien zo niet willen.

De minister zei vorig jaar dat het hem zorgen baarde dat hij politieagenten de garages van Brabant in moet sturen, terwijl men in Amsterdam denkt dat alles maar kan. Dat zijn de dingen die ik graag van deze minister hoor. Ik wil dat hij — en achter hem zit de minister die over de volksgezondheid gaat — met dit kabinet serieuze stappen zet om dat drugsgebruik uiteindelijk terug te dringen.

Voorzitter. Dan kijk ik naar één concreet voorbeeld. Afgelopen zomer was weer fantastisch, met hele mooie festivals. Maar ik zag ook festivals — en ik heb me daar natuurlijk in verdiept — die het allemaal niet zo nauw namen met de regels. Daar werden een paar beveiligers aan de deur gezet die na een halfuurtje zelf het terrein op mochten. Die festivals waren helemaal niet gericht op het keren van de mensen die met drugs naar die festivals gingen. Waarom gaat dit kabinet niet met de vereniging van al die festivals en met de burgemeesters om tafel, om te zorgen dat festivals aangeven: je komt het terrein simpelweg niet meer op wanneer je drugs bij je hebt, en we gaan uiteindelijk wél een keer handhaven? Want als we, naast de maatregelen die de minister terecht neemt, niet tegelijkertijd ook de gebruikers aanspreken, dan gaan we deze oorlog niet winnen. Dat geeft zelfs de politie aan.

Ik begrijp best dat deze minister wat aarzelt in het criminaliseren van de gebruiker, omdat hij niet wil dat gebruikers uiteindelijk geen hulp zoeken omdat zij dan strafbaar zouden zijn. Die redenering kan ik volgen, maar we kunnen niet wegblijven bij deze problematiek. Uiteindelijk zullen we er ook toe over moeten gaan om die gebruikers steviger aan te spreken. Ik vraag aan deze minister om dat te doen, en om zich met zijn collega's ervoor hard te maken dat we die gebruiker ook echt een keer centraal stellen, zoals we hier altijd zo mooi zeggen, maar dan wel aan een soort schandpaal en niet zo ontzettend beknuffeld.

Minister Grapperhaus:

Laat ik vooropstellen dat harddrugsgebruik een zware wissel trekt op de samenleving. Lees niet alleen het rapport van Tops en Tromp, maar ook de Nationale Drug Monitor, die ook heel duidelijk de sombere ontwikkelingen schetst. Het trekt ook een zware wissel op de gezondheid. Lees het interview, vorige week nog, in Het Parool met een cardioloog uit het Amsterdamse OLVG, locatie West. Ondertussen vind ik het, met alle sombere constateringen in het rapport, een goede zaak dat het nieuwe gemeentebestuur van Amsterdam zelf de opdracht heeft gegeven tot dit rapport, en ook heel duidelijk heeft aangegeven met dit rapport aan de slag te gaan. Ik zal ook zeker graag daarin samen optrekken; dat heb ik ook al uitgesproken tegenover de burgemeester.

Wat de gebruiker betreft heb ik het afgelopen jaar bij heel veel gelegenheden, tot vervelens toe van nogal wat mensen, steeds herhaald: houd uzelf een spiegel voor, want u financiert een grote, criminele industrie. Ook het komend jaar wil ik zeker zo de gesprekken aangaan met degenen die vinden dat het toch allemaal meevalt en dat het zou moeten kunnen. Want ik vind nog steeds dat ik de criminaliteit moet bestrijden, en ik vind dat ik ook een rol heb om mensen uit te leggen dat ze bezig zijn die criminaliteit te faciliteren.

Voor het gezondheidsbeleid geldt: daar moet natuurlijk mijn collega van VWS, met name Blokhuis, aan de bak.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Niet alleen in Amsterdam, maar ook in Brabant, Zeeland en op heel veel andere plekken in het land hebben heel veel mensen ongelooflijk veel last van de misdaad, de georganiseerde criminaliteit en van tekortschietende misdaadbestrijding. Toch vind ik deze vraag van een CDA-Kamerlid aan een CDA-minister op z'n minst opmerkelijk, zo niet hypocriet. Alsof het niet sinds 1966 vrijwel alleen ministers van Justitie van CDA- en VVD-huize zijn geweest die onvoldoende hebben geïnvesteerd in misdaadbestrijding. Het CDA vergat dat te vermelden en had natuurlijk moeten vragen of de minister bereid is om extra geld te investeren in de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak, het NFI, financieel rechercheurs en de Belastingdienst om de georganiseerde criminaliteit echt een slag toe te brengen. Hoe kan het nou dat ondanks al het lekkende nieuws — we komen daar zo nog op terug — het ministerie meteen al liet weten dat er bij Prinsjesdag geen extra geld beschikbaar is? Hoe is dat nou toch mogelijk als we zien wat er allemaal gebeurt?

Minister Grapperhaus:

Er is al in het regeerakkoord en ook nadien extra geïnvesteerd in de politiesterkte en in de hele strafrechtketen, want je moet dat dan ook op andere plaatsen goed doen. Er is ook geïnvesteerd in de antiondermijningsaanpak. Maar ik vind het heel goed dat de heer Van Nispen toch deze vraag stelt. Waarom? Het is niet alleen een kwestie van meer agenten erbij. Want op een gegeven moment is dan toch de vraag, en die heb ik ook voor de zomer gesteld, of we door moeten blijven gaan met steeds meer grote festivals organiseren waar de politie moet komen van de burgemeester om op pilletjes controleren. Daardoor haal je politiecapaciteit bij andere dingen weg. Moeten we een drugsindustrie in grote steden maar laten gebeuren? Nee, natuurlijk niet, maar dat gaan we niet alleen oplossen met agenten. Dat zullen we ook moeten oplossen met lokaal beleid op het gebied van vergunningen en met een aanpak van plaatsen waarvan je zegt: daar krijg je vanzelf een haard op dat gebied. Daarom wil ik zo graag, ook in het Amsterdamse geval, met het lokale bestuur, het Amsterdamse gemeentebestuur, samenwerken.

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn fractie vindt de vragen van het CDA om een andere reden hypocriet, want tussen alle grote woorden die we hoorden, hoorden we niet dat het CDA meewerkt aan de legalisering van softdrugs. Want welke partij steunt nou het wietexperiment? Dat is onder andere het CDA. Deze minister meldt dat ook niet. Wel heeft hij het over de festivalganger en de xtc-pilletjes, maar de joints zijn ook niet goed. Dat is ook gewoon een verboden product. Dat is gewoon hypocriet. En inderdaad, je moet het niet alleen op het bordje van de politie neerleggen. Maar, voorzitter, je moet samenwerken met de Belastingdienst en met de FIOD, want misdaad mag niet lonen. Het afgepakte criminele geld, in een zo'n vroeg mogelijk stadium, moet in het structureel ondermijningsfonds. Daarmee kun je dan de misdaad verder aanpakken. Mijn vraag is dus heel simpel. Ik heb die vaak gesteld en ik doe het nu weer: waar blijft het structurele ondermijningsfonds?

Minister Grapperhaus:

Ik dank mevrouw Helder voor die vraag, want dit is echt iets waar de Kamer mij voortdurend op mag achternajagen. Ik kan u verzekeren dat ik ook komend jaar in het kabinet hieraan prioritaire aandacht zal geven. Ik zeg in alle eerlijkheid dat het rapport van Tops en Tromp, hoewel ik er niet om heb gevraagd, in dat opzicht mij toch niet onwelkom was. Als wij dit gaan bestrijden, moet ik mijn uiterste best doen om ervoor te zorgen dat wij ieder jaar een duidelijke bestrijdingsmogelijkheid hebben.

Wat harddrugs betreft, ik heb steeds gezegd: legalisering, niet onder deze minister, echt niet!

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het gaat hier niet om knuffelcriminelen, maar om harde drugsbazen en dit raakt onze hele samenleving, omdat je grote drugslabs in woonwijken hebt en vergismoorden die iedereen kunnen raken. Daarom is er de grootste noodzaak voor dit kabinet en deze minister om dit aan te pakken. Ik ga toch even door op de vragen die zijn gesteld, want die zijn relevant. Ik hoor de minister zeggen: ik ga de komende jaren verder met het investeren in het ondermijningsfonds. Maar heeft de minister ons al langere tijd geleden niet beloofd dat dit ondermijningsfonds structureel zou worden? Mijn concrete vraag is dan ook: kunnen wij nu met Prinsjesdag zien dat het kabinet dit geld, dat al langer is beloofd, namelijk 100 miljoen, daadwerkelijk structureel maakt zodat kan worden ingezet op de extra expertise, extra inzet en extra kennis waarom in het rapport heel duidelijk wordt gevraagd?

Minister Grapperhaus:

Deze minister heeft niet in deze Kamer en ook niet in de Eerste Kamer beloofd dat er een structureel ondermijningsfonds zou komen. Deze minister vindt absoluut — ik vraag daarvoor ook het komend jaar prioritaire aandacht in het kabinet, u mag mij daarop aanspreken — dat wij hierin moeten blijven investeren. Ik zeg er ook bij dat het ook een kwestie van de samenleving is. U kunt niet van de politie, Openbaar Ministerie en de rechtspraak verwachten dat zij op enig moment dweilen met de kraan open. Het betekent, ik herhaal het, dat ook lokaal beleid moet zijn gericht op het terugdringen van drugstoerisme, op het beperken van vergunningen voor bepaalde gelegenheden en op het aanpakken van die plaatsen waar wij zien dat die misdaad zich het meeste voordoet. Nogmaals, het gaat niet alleen om Amsterdam; ik wil dat nog eens zeggen ook voor de mensen in de zaal. Ik heb al een jaar geleden gezegd dat ik me als Amsterdammer, ik ben er geboren en getogen en ik woon er, schaam dat het zo'n druk legt op Brabant en Limburg.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken, uw tweede vraag.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Wij zijn het misschien niet overal over eens. U mag van mij een heel pakket maatregelen nemen, maar als u denkt ...

De voorzitter:

Als de minister denkt ...

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Als de minister, excuus, denkt dat wij dit soort grote problemen — die echt niet alleen in Amsterdam spelen, maar in heel Brabant, Noord-Nederland, Utrecht; er komen meer rapporten aan — kunnen aanpakken zonder inzet van extra middelen, zonder een structureel ondermijningsfonds, dan heeft hij het mis. Mijn vraag is nogmaals: komt die extra 100 miljoen er nu met Prinsjesdag? Het is maar 100 miljoen, maar dat geld kunnen wij dan in ieder geval structureel inzetten. Volgens mij is dit keihard nodig.

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat dit rapport, en dat steunt mij echt, nog eens extra aangeeft hoe zeer dit nodig is. Ik heb twaalf maanden geleden in een televisie-interview heel duidelijk dezelfde dingen gezegd die ik hier vandaag zei en ik kreeg toen bepaald niet de maatschappelijke Anklang waarop ik had gehoopt. Ik zie dat dit langzaam wijzigt. Hiervoor is maatschappelijk draagvlak van belang. Ik zeg nogmaals dat ik mij het komende jaar heel sterk maak in het kabinet dat wij hier verder in investeren. Verder mogen wij niet vergeten dat die 100 miljoen in het ondermijningsfonds dit jaar is ingezet en dat geld moet ook zijn weg hebben gevonden, want anders krijg je hetzelfde als bij de strafketen dat het elkaar in de weg gaat lopen. Mevrouw Kuiken mag mij er voortdurend op aanspreken dat ik mij hiervoor sterk maak.

De voorzitter:

De heer Van den Berge namens GroenLinks.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Dit antwoord baart mij eerlijk gezegd grote zorgen. Wij weten al sinds 1995, sinds de parlementaire onderzoekscommissie-Van Traa, hoe groot het probleem van de verwevenheid van de onder- en bovenwereld is. We hebben een reeks van rapporten gezien die dat opnieuw laten zien. Als er geen structurele maatregelen komen, dan staan we hier vandaag te praten over Amsterdam, volgende week over Tilburg en de week daarna misschien wel over Zeeland, waar ik zelf vandaan kom. Ik sluit mij aan bij collega Kuiken en doe nogmaals een oproep aan het kabinet om wel met structurele maatregelen te komen, en liefst op hele korte termijn, want dit is een heel groot en serieus probleem.

Minister Grapperhaus:

Ik verwijs naar mijn vorige antwoord in dit verband. Ik geloof dat het dezelfde vraag is.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf, welkom terug! Fijn dat u er weer bent, namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel. Het voelt goed om weer terug te zijn en om op dit moment deel te nemen aan het vragenuur, over zo'n serieus rapport dat is geschreven over onze hoofdstad. Het maakt echt ontzettend duidelijk wat de verwoestende impact is van het drugsgebruik en de drugscriminaliteit die daarachter zit, en welke enorme gevolgen dat heeft, in onze hoofdstad, maar dat werpt ook zijn schaduw vooruit over de rest van het land. Ik woon zelf in het noorden en herken het daar ook.

Voorzitter. Hoe kan het nou toch dat we in een tijd leven waarin we elkaar aanspreken op waar ons voedsel vandaan komt, op wie onze kleding heeft gemaakt, of wat de gevolgen zijn als we het vliegtuig nemen, maar dat we zwijgen over de wereld die achter de partydrugs xtc en cocaïne zit?

De minister spreekt erover dat hij de gebruikers een spiegel wil voorhouden. Voor de ChristenUnie klinkt dat goed, maar wel heel voorzichtig. Ik vraag mij af of de minister daarmee zegt dat hij de wereld achter xtc en cocaïne in beeld wil brengen. Zegt hij daarmee dat hij de gevolgen voor de samenleving in beeld wil brengen, want die zijn duidelijk beschreven? Zegt de minister daarmee dat hij gaat informeren over de straffen die hier gelden? Gaat hij daadwerkelijk handhaven?

Minister Grapperhaus:

Ik begrijp het punt; het moet niet alleen blijven bij "kijk nu toch eens wat je doet". Je moet inderdaad niet alleen de morele vraag opwerpen maar je moet het ook moeilijk maken, en daar heb ik die lokale autoriteiten ook voor nodig. Je moet het hier en daar onmogelijk maken dat mensen aan hun snuifje komen, dat nu gewoon op zo'n brommer wordt rondgebracht, bij wijze van spreken. Als overheden zul je daarin moeten samenwerken en ondertussen zullen er ook een aantal dingen moeten gebeuren waardoor mensen zich ineens rot schrikken en zich realiseren waar zij mee bezig zijn. Ik wil nogmaals in herinnering brengen dat in januari 2018 in Amsterdam een jonge jongen is vermoord — een liquidatie, per ongeluk, verkeerde te pakken — door de drugsmaffia uit Amsterdam. Ik zeg niet dat je er komt door te zeggen: "kijk nou eens, wat erg", maar ik denk wel dat we de mensen veel meer echt de pas moeten afsnijden voor dat recreatieve gebruik en tegelijkertijd ook hard moeten aangeven dat zij helpen dat in leven te houden.

De voorzitter:

Tweede vraag, mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik hoor de minister zeggen dat hij niet wil dat het blijft bij "kijk nou eens wat we doen", maar de ChristenUnie vraagt toch echt hoe de minister die cultuur van straffeloosheid die rondom dat recreatief gebruik heerst, wil aanpakken.

Minister Grapperhaus:

Daarvoor zal ook een gezamenlijke aanpak met mijn collega, de staatssecretaris van VWS, nodig zijn, laat dat ook heel helder zijn. Ik ben een jaar geleden begonnen om overal waar ik mijn hoofd liet zien te zeggen dat je met drugsgebruik de georganiseerde misdaad financiert. We zijn nu twaalf maanden verder en we zijn er nog lang niet, maar langzamerhand komt die discussie op gang. Dat komt niet alleen daardoor, maar ook doordat de heer Akerboom, de korpschef, erop gewezen heeft. Vorig jaar had Tops al een onderzoek waarin iets werd gezegd over de omvang van de xtc-omzet vanuit Nederland. Ik vind dat ik ervoor moet zorgen dat de wetten goed worden gehandhaafd en dat die ook strenger worden. De ondermijningswetgeving gaat hopelijk zo snel mogelijk door het parlement heen, zei ik net al, op een goede wijze uiteraard. Dat moet ons ook kunnen helpen. Ik wil ook graag samenwerken met de lokale autoriteiten, want inderdaad, een minister die alleen maar in Den Haag met een vingertje staat te zwaaien, daarmee gaan we de maatschappij niet veranderen.

De voorzitter:

De heer Groothuizen, namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Onderzoekers schrijven terecht, denk ik, dat het de ongelofelijke geldsommen zijn die gepaard gaan met die drugshandel, die zorgen voor de ontwrichting, de grote criminaliteit en de zware gewelddadigheid. Ik mis in het antwoord van de minister een beetje wat hij nu, direct kan gaan doen om Amsterdam te helpen. Want eigenlijk schrijven de onderzoekers: de informatiepositie in Amsterdam is niet op orde; ze hebben helemaal geen zicht op die geldstromen. De minister verwijst naar allerlei lopende programma's, maar wat kan hij nu, direct, volgende week doen om Amsterdam daarbij te gaan helpen?

Minister Grapperhaus:

Dat is inderdaad volgende week, want dan heb ik in Amsterdam verder een gesprek over deze onderwerpen. Dat zal inderdaad te maken moeten hebben met samenwerking voor verbetering van de informatiepositie. Dat zal ook moeten gebeuren met extra politie in Amsterdam. Hoewel Amsterdam wat meer krijgt dan volgens de verdelingsregels zou moeten, werken we daaraan. Het heeft ook te maken met het gezamenlijk optrekken bij de aanpak van witwassen en dergelijke. Daar heb ik samen met collega Hoekstra begin juli een brief over aan uw Kamer gestuurd, met een groot aantal nieuwe maatregelen.

De voorzitter:

De tweede vraag, meneer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Het wordt iets concreter, maar nog steeds niet heel veel concreter, want op zich zal de criminaliteit in Amsterdam niet onmiddellijk schrikken als de minister daar volgende week gaat praten. Ik zou er meer over willen weten. Op welk moment kan de minister een brief aan de Kamer sturen over de uitkomst van het gesprek dat hij in Amsterdam voert? Dan weet de Kamer wat u concreet gaat doen om Amsterdam te helpen.

Minister Grapperhaus:

Ik begreep dat u zelf als Kamer ook bent uitgenodigd om volgende week in Amsterdam te gaan spreken. Ik ga de gesprekken voortzetten. Ik vind het op zichzelf niet onredelijk als ik u in de loop van de maand oktober een brief daarover stuur en we daarover vervolgens met elkaar in gesprek kunnen. Dat ik nu niet helemaal concreet op allerlei dingen inga, heeft ook te maken met het gezegde: it takes two to tango. We moeten wel samen met Amsterdam afspreken hoe we dat gaan doen.

De heer Krol (50PLUS):

Ik hoor de minister twee woorden noemen die inderdaad bij de bestrijding van dit probleem van wezenlijk belang zijn. Het eerste woord is "integraal". Daar kom ik dadelijk tijdens de regeling van werkzaamheden nog even op terug. Het tweede woord is "structureel". Net daarover heb ik de afgelopen weken heel veel gesproken met burgemeesters en mensen van de provincie. De minister zegt terecht dat hij het niet alleen vanuit Den Haag kan doen en dat hij het ook moet doen met de mensen in de regio's en plaatsen die er het meeste mee te maken hebben. Zij smeken maar om één ding, wat ik vandaag meerdere keren heb gehoord: zorg dat er structureel geld komt, want alleen dan kunnen we die zaken gaan bestrijden. Ik smeek de minister om daar rekening mee te houden.

Minister Grapperhaus:

Het is niet nodig dat de heer Krol dat in een smeekbede vertaalt. Ik onderschrijf namelijk wat hij zegt, oftewel dat we hier alleen echt meters in kunnen maken als we daar echt op blijven inzetten. Ik heb over die 100 miljoen in het regeerakkoord ook steeds gezegd: het is een grote, belangrijke stap is, maar het is een eerste stap, want we moeten verder gaan. Daar zal ik uw Kamer het komend jaar echt over blijven informeren.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Het gaat vandaag over een zeer pijnlijk rapport. Het is terecht dat daar vragen over worden gesteld. De crimineel is de baas in Amsterdam, lezen we. We lezen dat coke sneller wordt bezorgd dat een pizza. We hebben het over een situatie waarin misdaadkopstukken zorgeloos hun gang kunnen gaan en er onvoldoende inzicht is in de ondermijning. Ik hoop dat we hier later wat langer over kunnen doorpraten, want met één vraag ben ik nog niet tevreden; ik heb heel veel vragen.

Vandaag wil ik het hebben over het volgende. De onderzoekers tonen aan, zoals net ook werd gezegd, dat vrijwel alle autoriteiten een zwakke informatiepositie hebben. De minister had het al over de wetten over ondermijning die in voorbereiding zijn en die al aangenomen zijn. We hebben daarover ook afspraken gemaakt in het regeerakkoord. Ik wil van de minister weten of er voldoende rekening is gehouden met de huidige, gebrekkige informatievoorziening. Voorzien de wetten die nog gaan komen erin dat dit beter geregeld wordt, dus dat er meer informatie uitgewisseld wordt zodat er snel opgetreden kan worden, bijvoorbeeld tegen ondermijning?

Minister Grapperhaus:

Dit is een heel goed punt. De Raad van State heeft, zeg ik uit mijn hoofd, in mei naar aanleiding van een gezamenlijk adviesverzoek van de burgemeesters en mij geadviseerd over de vraag of er nog veel meer moet komen op het gebied van wettelijke regelingen inzake de informatiepositie. Laat ik het snel doen. Ik ben druk bezig met het wetsvoorstel gegevensdeling samenwerkingsverbanden. De Raad van State heeft daarnaast gezegd mogelijkheden te zien in bestaande regelgeving die ruimere informatiedeling mogelijk maken. Dat zijn we op dit moment met elkaar goed in kaart aan het brengen, zodat we nog meer obstakels kunnen voorkomen. Daarvoor is het heel erg belangrijk dat wij van de gemeenten zelf horen wat hun wensenlijst is zodat wij ze kunnen helpen met aangeven. Maar als u dit uitgezocht wil hebben, dan kunt u daar de rechtsgrondslag vinden om toch die informatie te krijgen. Nou, daar ben ik druk op aan het inzetten.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven