Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 98, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 98, item 3 |
Vragen van het lid Sazias aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president over het bericht "Verzorgenden met vals diploma aan de slag in de wijkverpleging".
De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de vraag van mevrouw Sazias namens 50PLUS aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik ook van harte welkom heet, over het bericht dat verzorgenden met een vals diploma aan de slag in de wijkverpleging zouden gaan.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Zorgbureau Allerzorg heeft onlangs voor de vierde keer aangifte gedaan van fraude in de zorg door ongediplomeerde wijkverpleegkundigen. Het gaat om twee soorten fraude: mensen die met een vervalst diploma aan de slag gaan en gediplomeerde wijkverpleegkundigen die een onbevoegd persoon het werk laten doen bij kwetsbare mensen. Beide situaties zijn even weerzinwekkend wanneer er een fopverpleegkundige medicatie toe moet dienen aan een terminale zieke.
Dit zijn geen incidenten. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft sinds vorig jaar zeven meldingen binnengekregen en er waren al veel eerder signalen van deze fraude. Dus mogelijk is dit slechts het topje van de ijsberg. Mijn vraag aan de minister is of hij een idee heeft van de ware omvang van dit probleem en, zo nee, of hij bereid is om dat te onderzoeken. Nog belangrijker, welke maatregelen gaat hij nemen om ervoor te zorgen dat dit zo snel mogelijk de wereld uit is?
Daarnaast zijn we benieuwd naar de vervolging van deze fraudeurs, want naast het plegen van identiteitsfraude of diplomafraude worden mogelijk ook levens in gevaar gebracht. Zou dit dan niet ook zwaarder bestraft moeten worden? En, ook heel belangrijk, hoe zorgen we ervoor dat deze fraudeurs, nadat ze gepakt zijn, niet gewoon weer ergens anders aan de slag gaan?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Dank voor de vragen van mevrouw Sazias. Ik ben het zeer met haar eens dat diplomafraude in de zorg, waar juist de diploma's deel uitmaken van alle garanties die wij hebben om de kwaliteit van de zorg goed en verantwoord te laten zijn, buitengewoon fout is. De eerste vraag snap ik goed, namelijk: doe eens een duiding van hoe groot dat vraagstuk zou kunnen zijn. Wij weten dat er vier meldingen zijn binnengekomen bij het CIBG, de club die het BIG-register bijhoudt, en dat er bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg zeven meldingen zijn binnengekomen. Op basis van die aantallen zou ik niet durven zeggen dat het een veelvoorkomend vraagstuk is.
Tegelijkertijd is ieder geval er één te veel, dus moet je goed kijken wat daaraan te doen is. Het belangrijkste is alerte werkgevers, die niet alleen een diploma vragen maar ook checken in het diplomaregister bij DUO, waar een register wordt bijgehouden van alle diploma's die zijn gehaald, of het diploma deugt en of het diploma klopt. Dat kan en dat moet een werkgever nagaan op het moment dat hij een sollicitatieprocedure doet. Op het moment dat er sprake is van aarzeling, twijfels en het diploma niet blijkt te deugen, dan is het bij medewerkers die onder het tuchtrecht vallen mogelijk om dat te melden bij het CIBG. Bij andere medewerkers of bij überhaupt alle medewerkers is het mogelijk om dat te melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Bij het landelijkmeldpuntzorg.nl kan iedereen elke aarzeling die hij heeft melden.
Vervolgens heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de mogelijkheid om voor een tuchtrechtelijk traject of voor bestuurlijke handhaving te kiezen, voor een bestuurlijke boete. In de zeven gevallen die in onderzoek zijn genomen, hebben er al twee geleid tot een bestuurlijke boetetraject. De andere zijn nog in onderzoek. Er kan ook vanuit de inspectie aangifte worden gedaan. Aangifte kan men ook direct doen natuurlijk. Dan is de vraag of er sprake is van identiteitsfraude of valsheid in geschrifte. Dat is dan het vergrijp. Op basis daarvan is de afdoening vervolgens aan het OM.
De vraag is ook hoe je voorkomt dat iemand die al een keer veroordeeld is of de fout in is gegaan, weer opnieuw aan de slag gaat. Daarvoor is het belangrijk dat wij alerte werkgevers hebben. Naast het diplomaregister is het natuurlijk ook mogelijk voor werkgevers om zich aan te sluiten bij het waarschuwingsregister. Dat is zelfs een heel erg goed idee. Dat is een initiatief van een aantal werkgevers geweest. Eigenlijk zouden alle werkgevers zich daarbij aan moeten sluiten.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik begrijp wat de minister zegt over die alerte werkgevers, vooral als het gaat om identiteitsfraude, in die zin dat gecontroleerd moet worden of de diploma's kloppen. Dat gebeurt ook. Maar er zijn ook mensen met een diploma die vervolgens iemand anders voor een paar tientjes per dag het werk laten doen. Dat is weer een andere zaak. Ook daarvoor zijn alerte werkgevers noodzakelijk. Maar blijkbaar is het toch niet voldoende, want in 2009 waren er al signalen dat dit veelvuldig voorkwam. V&VN heeft daar melding van gemaakt, het OM heeft in 2014 ook onderzoek gedaan en nog blijft het bestaan. Ik denk dat er toch wel een extra tandje op gezet moet worden om dit te voorkomen.
Minister De Jonge:
Wat ik heb begrepen, is dat in het verleden er inderdaad een aantal handhavingsacties is geweest. Iemand anders dan degene die de arbeidsovereenkomst heeft met de desbetreffende werkgever het werk laten doen, is gewoon een vorm van persoonsverwisseling, van identiteitsfraude, die strafbaar is. Daar kan en moet aangifte tegen gedaan worden en daar wordt vervolgens tegen opgetreden. Dat is hoe het nu al is ingeregeld. Ik zou eerlijk gezegd niet zo goed weten wat je daar nog bovenop zou moeten zetten, los van het feit dat de meldingen natuurlijk wel binnen moeten komen. Ik kan op basis van het aantal meldingen niet zeggen dat dit een veelvoorkomend vraagstuk is. Als ik het aantal meldingen zie — vier meldingen bij het CIBG, zeven bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd — ben ik geneigd om te zeggen dat het niet een veelvoorkomend vraagstuk, een heel groot vraagstuk is. Is dit volledig? Ook hierbij aarzel ik om dat te zeggen. Ik zou zeggen, het is echt een kwestie van een alerte werkgever. Iedereen die aarzelt, die vermoedens heeft dat er iets niet in de haak is, moet in actie komen. Met die meldingen kan vervolgens van alles gedaan worden, ook met aangiften. Zodra instanties als de inspectie of de politie weten dat dit speelt, kan men ook tot actie overgaan.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Hijink namens de SP.
De heer Hijink (SP):
Dank u, voorzitter. Waar we in de zorg natuurlijk vaker tegen aanlopen, is dat de inspectie niet altijd zicht heeft op wie er in de zorg aan de slag gaat en of die altijd van goede wil is. Het overgrote deel is dat uiteraard wel, maar er zijn helaas ook mensen die in de zorg aan de slag gaan of een onderneming beginnen die slechte bedoelingen hebben. Heeft de minister nou het gevoel dat de inspectie voldoende capaciteit heeft om deze mensen op tijd in beeld te hebben en ook om ze actief te bestrijden, of zou daar juist meer op ingezet moeten worden?
Minister De Jonge:
Mijn beeld is dat de inspectie adequaat bemand is. Als je zeven meldingen binnenkrijgt, durf ik op basis daarvan niet te zeggen dat het een veelvoorkomend probleem is. Maar ik durf ook niet te zeggen: dit is precies het aantal gevallen dat daadwerkelijk heeft gespeeld, daarmee zijn ze honderd procent in beeld. Dat zou ik niet durven zeggen. Deze zeven meldingen kunnen prima opgepakt worden door de inspectie en ze worden ook opgepakt. Twee hebben al tot een boetetraject geleid en de andere vijf zijn nog in onderzoek. Mijn beeld is niet dat het de omvang van de inspectie is of het aantal mensen dat de inspectie ter beschikking heeft om deze meldingen aan te pakken en serieus te nemen.
De heer De Lange (VVD):
Laten we vooropstellen dat er gelukkig heel veel goedgekwalificeerde mensen in de zorg werken in Nederland. Het gaat erom hoe we die charlatans en fraudeurs aanpakken. De minister geeft aan niet zeker te weten of hij zelf een volledig beeld heeft en ook de inspectie geeft dit aan. Kan de minister toch concreet maken hoe hij het voor elkaar kan krijgen dat er wel aangifte gedaan wordt door al die instellingen en dat die instellingen er automatisch voor gaan zorgen dat de aangiftes ook naar de inspectie gaan, zodat we wel een beeld krijgen en er wat aan kunnen doen?
Minister De Jonge:
Waar het om gaat, is alerte werkgevers. Dat zegt de heer De Lange ook. Als ze twijfelen aan de echtheid van het diploma, als ze twijfelen aan de bekwaamheden — als iemand zo'n diploma heeft, moeten ze op orde zijn, maar in de praktijk blijken ze niet op orde te zijn — moeten de werkgevers alert zijn. Daar begint het mee. Zonder die melding kan geen enkele andere instantie iets, en er staat niet iedere dag een inspecteur naast; dat kan niet. We moeten dus zorgen dat werkgevers alert zijn. Dat diplomaregister is gewoon goed te raadplegen, voor iedereen. De meldingen zijn makkelijk te doen bij de inspectie, voor iedereen, dus ook de professionals. Wat enorm helpt, is dat Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn. Daar zit ook mijn aanvullende actie, want nog niet alle werkgevers zijn daarop aangesloten. Daarmee voorkom je dat iemand die bij een ander op de keien is gezet, opnieuw aan de slag kan in de zorg. Dat is natuurlijk wel nodig om die mensen buiten te houden. Daarvoor is dat waarschuwingsregister. Ik vind dat eigenlijk elke werkgever daarbij aangesloten zou moeten zijn. Dat is nog niet zo, dus daar hebben we echt werk te doen.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik heb de minister een keer of zes, zeven het begrip "alerte werkgevers" in de mond horen nemen. Nu weet de minister net zo goed als ik dat er in de zorg natuurlijk soms ook sprake is van een relatie tussen een cliënt en een zorgverlener rechtstreeks, zonder dat een werkgever daarmee te maken heeft.
Minister De Jonge:
Gelukkig wel.
De heer Kerstens (PvdA):
Maar soms speelt een werkgever daar een heel eigenaardige rol bij. Pas kwam naar voren dat Bulgaarse thuiszorgmedewerksters van Bulgaarse thuiszorgorganisaties niet over diploma's beschikken. Daar is geen alerte werkgever. Hoogstens is die zo alert ...
De voorzitter:
En de vraag is?
De heer Kerstens (PvdA):
... dat die allerlei misstanden laat bestaan. Moet de minister niet gewoon zelf wat alerter zijn en ingrijpen?
Minister De Jonge:
Dat is gewoon een vorm van fraude. Als dat aan de orde is, is dat gewoon een vorm van fraude. We hebben een enorme instrumentenkist op tafel om met die fraude aan de slag te gaan. We vullen die instrumentenkist nog verder. We hebben een aantal wetsvoorstellen in voorbereiding. Een aantal ligt ook al bij uw Kamer. Het gaat dan onder andere over de uitbreiding van het Informatie Knooppunt Zorgfraude en over een wettelijk verplicht waarschuwingsregister — dat is een ander waarschuwingsregister — voor het uitwisselen van dit soort signalen over fraude in de zorg. We gaan dus volop aan de slag met onrechtmatige zorg. We komen daar nog heel veel over te spreken. Dus zeker, al die stappen moeten ook gezet worden, maar het punt is dat je alleen die gevallen kent waarvan je weet hebt. Het gaat om de signalen die je krijgt. Daarom begint het ermee dat iedereen die dat type signalen heeft, die ook daadwerkelijk doorgeeft.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Identiteitsfraude is ernstig. Ik merk dat mensen zich zorgen maken, ook familie. Wat zouden mensen nou zelf kunnen doen? Hoewel het aantal niet groot is, ontstaat wel een soort onzeker gevoel, want de impact is natuurlijk enorm. Mijn vraag aan de minister is: wat kunnen mensen zelf doen als ze een niet-pluisgevoel hebben? Hoe kunnen ze zelf iets checken?
Minister De Jonge:
Dat is een goed punt. Als mensen zelf met dat soort twijfels zitten, kunnen ze contact opnemen met het Landelijk Meldpunt Zorg van de inspectie. Dat is voor iedereen benaderbaar via hetlandelijkmeldpuntzorg.nl of op 088-1205020. Ik dacht: ik zeg het maar gelijk. Als je denkt dat er met een rekening wordt gerommeld en dat er meer op de declaratie naar je zorgverzekeraar staat dan je aan zorg hebt gehad, moet je ook altijd even contact opnemen met je zorgverzekering. Die kan uitleggen of het wel of niet klopt en die is zelf natuurlijk ook heel alert op rekeningen die niet goed worden ingediend. Mensen kunnen dus contact opnemen met de zorgverzekeraar of met het Landelijk Meldpunt Zorg van de inspectie.
Mevrouw Agema (PVV):
Al vele jaren maken we ons in dit huis erg veel zorgen om mensen die, nadat ze de boel hebben beduveld, gewoon weer bij de volgende werkgever aan de slag gaan binnen de zorg. Vele jaren geleden zijn we gekomen tot een zwarte lijst, tot het Waarschuwingenregister Zorg & Welzijn, maar ik hoor de minister hier nu zeggen dat niet alle instellingen zijn aangesloten. Ik schrik daar eigenlijk heel erg van, want soms denken we in dit huis dat we dingen geregeld hebben en blijkt het later weer een losse flodder te zijn. Ik heb daarom de volgende vragen aan de minister. Per wanneer zijn die instellingen allemaal aangesloten? En per wanneer krijgen we een functionerende zwarte lijst zodat mensen echt een keertje de pas wordt afgesneden?
Minister De Jonge:
Bij diplomafraude vindt de eerste check aan de voorkant plaats, nog zonder waarschuwingsregister. Een werkgever vraagt dat gewoon na en zegt: laat me je diploma zien. Dat is de eerste manier om dit type diplomafraude af te vangen. De tweede is dat je inderdaad moet voorkomen dat er een soort draaideur ontstaat waarbij iemand die bij de ene werkgever op de keien wordt gezet, bij de andere werkgever weer naar binnen kan. Daar is dat waarschuwingsregister ontzettend belangrijk voor. Het waarschuwingsregister is ook belangrijk vanuit de fraudekant. Je moet partijen in de zorg die hebben zitten knoeien met geld ook buiten kunnen houden. Dat ziet dus op de contractering. Een zorgverzekeraar of een zorgkantoor of een gemeente moet daar nooit meer mee aan de slag. Dat is dát waarschuwingsregister. Dat wordt wettelijk verankerd. Dat wetsvoorstel ligt volgens mij al bij de Kamer. Het tweede waarschuwingsregister is het Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn. Dat is een initiatief van werkgevers onderling, maar ik vind — ik denk dat u dat ook vindt — dat alle werkgevers daar eigenlijk aan mee zouden moeten doen. Dat is op dit moment nog niet zo, dus daar ga ik met werkgevers over in gesprek.
De voorzitter:
Tweede vraag, mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik vind dat niet alleen; ik was ook in de veronderstelling dat dat zo was. Ik heb niet door deze minister, maar door zijn voorgangers ook wel een aantal keren meel in de mond gesmeerd gekregen zo van "nee, mevrouw Agema, die zwarte lijst is geregeld". Nu hoor ik hier van de nieuwe minister: "ja, maar niet alle werkgevers doen mee". Dat is wel heel erg betreurenswaardig, want iedere keer denken we in dit huis iets geregeld te hebben en dan blijkt dat niet zo te zijn. De minister zegt nu toe dat hij zich ervoor hard gaat maken dat alle instellingen zich aansluiten. Hulde daarvoor, maar dan wil ik wel graag van de minister horen per wanneer dan, want anders staan we hier over vijf jaar weer in het mondelinge vragenuur en blijkt het weer niet geregeld te zijn.
Minister De Jonge:
Het lijkt mij goed als ik met mijn voornemen aan de slag ga om te zorgen dat zo veel mogelijk werkgevers, eigenlijk alle werkgevers, zich aansluiten bij het Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn. Laat ik zeggen dat ik u op de hoogte zal houden van de voortgang daarvan. Laat ik dat in het najaar doen. Ik zal u dan berichten welke afspraken daarover gemaakt zijn en per wanneer welk deel van de werkgevers daar ook daadwerkelijk bij aangesloten is.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Het lijkt mij heel goed om die stappen te zetten rond het waarschuwingsregister. Nog even terug naar de mensen die een niet-pluisgevoel kunnen hebben of die de boel niet helemaal vertrouwen. De minister geeft nu het telefoonnummer. Ik geloof dat er best wat mensen naar het vragenuurtje kijken, maar vast niet alle mensen bij wie dit mogelijk speelt.
Minister De Jonge:
Wel veel, hoor.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Wel veel, ja; dat geloof ik ook. Maar net niet genoeg. Mijn vraag aan de minister is dus of hij nog iets kan doen om mensen hier nog beter over te informeren, los van het hier te noemen in het vragenuurtje. Dit kan best bij heel veel mensen spelen die gewoon niet op de hoogte zijn van het feit dat ze het kunnen melden bij de inspectie of bij hun zorgverzekeraar.
Minister De Jonge:
Dat is natuurlijk niet zo makkelijk, want je kunt moeilijk de bushokjes volhangen met posters met de tekst "bel alstublieft uw zorgverzekeraar als u twijfels heeft over de rekening". Maar we besteden wel aandacht — dat gebeurt in alle uitingen die gaan over onrechtmatige zorg — aan de meldpunten die er zijn. Als ik zie hoe vaak die gebeld worden, is het ook niet zo dat ze onbekend zijn. Niet iedereen zal dat nummer uit zijn hoofd kennen; dat geloof ik ook niet. Maar als je twijfels hebt en je die bespreekbaar maakt, is in de zorg het meldpunt van de inspectie natuurlijk hartstikke bekend. Ik zou geneigd zijn te denken dat er voldoende bekendheid aan wordt gegeven. Maar als u daar een bruikbare suggestie voor heeft, houd ik mij van harte aanbevolen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister De Jonge:
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie dat de minister van Binnenlandse Zaken inmiddels aanwezig is. Van harte welkom.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-98-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.