4 Cultuur

Aan de orde is het VAO Cultuur (AO d.d. 30/05).

De voorzitter:

De minister blijft nog even in ons midden, want wij gaan onmiddellijk door naar het volgende agendapunt, namelijk het VAO Cultuur. Ik roep de heer Asscher, de aanvrager van dit VAO, als eerste naar het spreekgestoelte om eventuele moties in te dienen of vragen te stellen aan de minister. De spreektijd is twee minuten. Het woord is aan de heer Asscher van de Partij van de Arbeid.

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter, dank u zeer. Dit land is zo rijk aan cultuur dat we wat moeten doen aan de positie van de makers daarvan. Daarom doe ik de volgende vier voorstellen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel makers van kunst en cultuur nu nauwelijks beschermd zijn tegen pech zoals bij ziekte;

constaterende dat zeker zijn van een rijk kunst- en cultuurleven niet mogelijk is zonder de makers;

verzoekt de regering te onderzoeken — in ondersteuning van het proces van de arbeidsmarktagenda — of en onder welke voorwaarden een basisverzekering arbeidsongeschiktheid ten behoeve van makers kan worden aangeboden, eventueel in pilotvorm in een subsector;

verzoekt de regering hierover nader te informeren, uiterlijk voor de begrotingsbehandeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor makers in de kunst- en cultuursector geldt dat zij bij hun werkzaamheden te maken hebben met schamele vergoedingen, of dat vergoedingen soms zelfs helemaal ontbreken;

constaterende dat dit bijdraagt aan makers die met grote moeite rond kunnen komen omdat zij een inkomen hebben onder het bestaansminimum;

overwegende dat er binnen de sector nu toegewerkt wordt naar een brede hantering van een fair practice code om tot een fatsoenlijke, eerlijke beloning van makers te komen;

verzoekt de regering voorafgaand aan het ingaan van de nieuwe subsidieperiode concrete stappen te zetten in het realiseren van fatsoenlijke beloning voor makers en de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher, Ellemeet en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 224 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat makers in de kunst- en cultuursector zeker moeten kunnen zijn van een fatsoenlijk en fair tarief voor hun werkzaamheden;

overwegende dat veel makers een inkomen ver onder bestaansminimum kennen;

van mening dat de overheid hierbij het goede voorbeeld dient te geven en via subsidieverstrekking ook kan sturen op nakoming van eerlijke praktijken;

verzoekt de regering te verkennen hoe bewerkstelligd kan worden dat er in lijn met de Fair Practice Code sprake kan zijn van eerlijke tarieven en lonen en hierover ook afspraken te maken met gemeenten en provincies;

verzoekt tevens de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225 (32820).

De heer Asscher (PvdA):

En ten slotte.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering nog tot een nadere uitwerking zal komen van de regionalisering en de toedeling van erfgoedmiddelen, zoals aangegeven in de cultuurbrief;

van mening dat het hierbij van belang is om niet slechts in te zetten op een verdeling van financiële middelen maar op kruisbestuiving tussen verschillende domeinen;

overwegende dat hierbij gedacht kan worden aan "artists in residence", het stimuleren van voorstellingen buiten de geijkte podia en in de regio alsmede het bevorderen dat erfgoed veel meer een publieke betekenis krijgt en er ook culturele activiteiten plaatsvinden;

verzoekt dit bij de nadere uitwerking van de plannen te betrekken en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226 (32820).

Dank u wel, meneer Asscher. Dan gaan we naar de tweede spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw Ouwehand, van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Voorzitter. We hebben een goed algemeen overleg gevoerd over het cultuurbeleid van dit nieuwe kabinet. De Partij voor de Dieren kan zeggen blij te zijn met de beweging de goede kant op. Dus dank daarvoor aan de minister.

We hebben nog twee moties om de beweging nog wat verder de goede kant op te duwen, en een vraag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stedelijke en regionale profielen worden opgesteld die als basis zullen dienen voor de vormgeving en financiering van het cultuurbeleid;

overwegende dat er zorgen bestaan over het proces rond de totstandkoming van de profielen en de dekking, zowel geografisch als sectoraal, onder andere vanuit de popsector;

verzoekt de regering in het proces van het opstellen van de regioprofielen te borgen dat er een landelijke dekking wordt gerealiseerd en dat geen enkele culturele sector onterecht buiten beschouwing wordt gelaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat het voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens moeilijk is om een muziekinstrument te kopen, lenen of huren;

overwegende dat scholen opzien tegen de administratieve lasten van het doen van aanvragen bij fondsen als het Jeugdcultuurfonds of de Stichting Leergeld;

verzoekt de regering het lenen of kopen van muziekinstrumenten voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door de aanvraagprocedure hiervoor bij de fondsen te vereenvoudigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 228 (32820).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Tot slot een vraag over de fair pay, waar de heer Asscher ook over sprak. Dank aan de minister dat ze heeft toegezegd dat het kabinet in gesprek gaat met de NPO, om in elk geval op radio en televisie te zorgen voor een eerlijke vergoeding voor de makers. Maar we hebben ook geconstateerd dat er, als we het principe doorvoeren, waar de Partij voor de Dieren erg voor is, misschien ook wel zware offers moeten worden gebracht. Ik denk met name aan de podia, die ontzettend belangrijk zijn voor de talentontwikkeling en die nu al, omdat gemeentelijke subsidies teruglopen, moeite hebben en dus veiliger gaan programmeren om uit de kosten te komen. Als gevolg van deze regeling kunnen ze misschien wel net dat laatste duwtje richting faillissement krijgen. De vraag aan de minister is dus: hoe gaat zij borgen dat dit niet gebeurt? Is zij bereid meer te investeren, bijvoorbeeld in de vorm van een structurele programmeringsregeling voor podia?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Laan-Geselschap, lid van de fractie van de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank, voorzitter. Vanuit de VVD drie moties en een vraag aan de minister. Allereerst een motie inzake rijkscollecties delen met regionale musea.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de depots van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zo'n 65.000 kunstwerken van de rijkscollectie liggen opgeslagen;

constaterende dat stad- en streekmusea moeite hebben om bruiklenen te krijgen;

van mening dat de rijkscollectie, die van ons allen is, zichtbaarder dient te zijn voor het publiek;

verzoekt de regering €500.000 vrij te maken uit het Nationaal Aankoopfonds om bij wijze van proef de behandelingskosten bij de RCE onder te brengen om het verstrekken van kunstwerken eenvoudiger te maken;

verzoekt de regering tevens om te onderzoeken of het depot in Rijswijk opengesteld kan worden voor het publiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 229 (32820).

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dan de motie inzake inzicht gevolgen nieuwe BIS-structuur, mede ingediend door mevrouw Ellemeet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige Culturele Basisinfrastructuur van vier jaar afloopt;

van mening dat een subsidietermijn van zes jaar voordelen voor culturele instellingen kan hebben ten aanzien van het terugbrengen van bureaucratie en ten aanzien van innovatie;

verzoekt de regering in overleg met het culturele veld de voor- en nadelen van het uitbreiden van de BIS-termijn naar zes jaar inzichtelijk te maken en het onderzoek voor te leggen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laan-Geselschap en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 230 (32820).

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Als laatste de motie inzake rijkscollectie verkleinen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het afstoten van collectieonderdelen een onderdeel is van professioneel collectiebeheer;

constaterende dat afstoten noodzakelijk is om overvolle depots op te schonen, om musea te ontlasten van objecten die niet (meer) in de collectie passen, of om objecten een betere bestemming te geven;

verzoekt de regering een afstotingsplan volgend de Erfgoedwet te maken voor de rijkscollectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 231 (32820).

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ten slotte heb ik nog de vraag aan de minister in hoeverre zij de mogelijkheid ziet om bij wijze van proef een profielplan door een culturele regio op te laten stellen en dit te toetsen aan de komende criteria, gesteld door de Raad voor Cultuur, om te dienen als voorbeeld voor andere regio's. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Laan-Geselschap. Dan ga ik naar de volgende spreker van de zijde van de Kamer en dat is de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij hebben we een heel interessant overleg gehad waarmee we een begin hebben gemaakt met mooie debatten over de culturele sector de komende tijd. Aangezien mevrouw Ouwehand al twee moties heeft ingediend mede namens mij, houd ik tijd over voor wat punten van aandacht.

Ten eerste kijk ik ontzettend uit naar de plannen waar de minister dit najaar mee gaat komen wat betreft het doorverkopen van concertkaartjes. Ik werd vanochtend weer gebombardeerd met berichten van mensen die ondertussen meer dan €1.000 moeten betalen voor een kaartje voor Slayer. Voor iedereen thuis: ik kan het u van harte aanraden, zoekt u het vooral even op. Dus ik ben heel erg benieuwd naar de plannen van de minister.

Daarnaast ben ik heel blij met de toezegging dat het investeringsfonds pop er vermoedelijk gaat komen. Ik kan niet genoeg aandacht vragen voor de rol van de infrastructuur, de oefenruimtes en de kleine zaaltjes daarbij omdat dat echt de plekken zijn waar de artiesten van morgen voor het eerst hun meters gaan maken. Hetzelfde geldt voor de aandacht voor makers. We hebben het uitgebreid gehad over het Metropole Orkest, maar er zijn ook andere orkesten en kunstenaars die objectief aan de wereldtop fungeren maar nog steeds niet kunnen leven van het werk dat ze doen. Dat lijkt ons onwenselijk. Wij zijn blij dat de minister, ondanks dat ze moest toegeven dat ze het misschien niet allemaal in korte tijd geregeld kan hebben, in ieder geval die richting deelt. We zien uit naar het volgende debat daarover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Dan ga ik naar de volgende spreker van de zijde van de Kamer en dat is mevrouw Ellemeet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat freelancemusici een zwakke onderhandelingspositie hebben en daardoor slechtere arbeidsvoorwaarden dan musici in loondienst;

constaterende dat de financiële nood onder musici erg hoog is;

overwegende dat in de muzieksector de problemen acuut zijn en het belangrijk is daar eerste resultaten te boeken;

verzoekt de regering om het collectief onderhandelen in de muzieksector te bevorderen door de sector hierin te faciliteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Asscher. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 232 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landelijk en regionaal cultuurbeleid beter op elkaar aangesloten moet zijn;

overwegende dat de Raad voor Cultuur inhoudelijke knelpunten heeft gesignaleerd over samenwerking tussen het Rijk en de regio;

verzoekt de regering om naast de ontwikkeling van de regioplannen voor het einde van dit jaar tevens een brede verkenning te doen naar passende stimuleringsregelingen ten behoeve van een betere samenwerking gericht op oplossingen van de door de Raad voor Cultuur gesignaleerde knelpunten;

verzoekt de regering tevens deze verkenning mee te nemen in haar adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 233 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Fonds Podiumkunsten nu slechts een beperkt percentage van zijn middelen investeert in programmeringsregelingen;

van mening dat programmeringsregelingen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan rijke en goed gespreide podiumkunsten en een eerlijker beloning voor makers;

verzoekt de regering om onderzoek te (laten) doen naar een goede verhouding tussen aanbodsubsidies en programmeringssubsidies binnen het Fonds Podiumkunsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 234 (32820).

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dan mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de financiële stimuleringsmaatregelen voor de toepassing van de honorariumrichtlijnen bij het Fonds Podiumkunsten en het Mondriaan Fonds dit jaar aflopen;

overwegende dat deze richtlijnen een belangrijke bijdrage leveren voor het veld om zelf te zorgen voor een breed gedragen betere arbeidsmarktpositie van kunstenaars en creatieven;

constaterende dat er vanaf 2019 25 miljoen euro oplopend tot 55 miljoen euro gereserveerd is voor cultuur, maar nog niet bestemd;

verzoekt de regering de financiële stimuleringsmaatregelen voor de toepassing van de honorariumrichtlijnen bij het Fonds Podiumkunsten en het Mondriaan Fonds voor minimaal twee jaar te continueren en dit te dekken uit de gereserveerde middelen voor cultuur vanaf 2019,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 235 (32820).

Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Dan ga ik naar de volgende spreker van de zijde van de Kamer en dat is mevrouw Geluk-Poortvliet van het CDA.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Voorzitter. Na het kleurrijke debat van 30 mei heeft de CDA-fractie nog twee moties ter verdieping en verduidelijking. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het cultuurbeleid sterker rekening wil houden met de samenstelling en de behoefte van de bevolking, met de identiteit en verhalen uit de regio en met het lokale klimaat voor de makers en kunstenaars;

overwegende dat de lokale maakcultuur in de podiumkunsten kan worden gestimuleerd door de rol van podia en festivals te versterken;

verzoekt de regering mogelijkheden te scheppen voor podia en festivals om coproducties tot stand te brengen met meerjarig door het Rijk gesubsidieerde instellingen, en de Kamer daarover bij de begroting voor 2019 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 236 (32820).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de canon van de Nederlandse geschiedenis in 2006 zorgvuldig door deskundigen van buiten de politiek is opgesteld;

overwegende dat het afbreuk doet aan het verbindende karakter van de canon wanneer door de politiek wordt gestuurd op eigen prioriteiten;

verzoekt de minister zich te onthouden van het benoemen van politieke voorkeuren ten aanzien van de canon van de Nederlandse geschiedenis en eventuele aanvullingen in de toekomst geheel aan een onafhankelijke en deskundige commissie te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk-Poortvliet en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 237 (32820).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik ben een beetje verbaasd over de laatste motie van het CDA. We hebben een mooi debat gehad. Er is een interruptiedebat geweest tussen de minister en de SGP over de canon, maar het CDA zei toen helemaal niets. Ik heb de kranten wel gelezen en daarin heeft uw fractieleider zich behoorlijk uitgesproken, maar ik vind het raar dat, als we een AO hebben waarin we dit soort dingen kunnen uitwisselen, het CDA dan niks zegt en vervolgens wel een motie indient.

Mijn tweede opmerking over de motie is de volgende. De motie suggereert dat de minister de geschiedenis wil wijzigen. Dat werp ik echt verre van mij. Ik moet eerlijk zeggen dat het moeilijk is om boos te worden op mevrouw Geluk, maar ik vind dat nogal wat. Volgens mij is er op dit moment maar één partij die de geschiedenis probeert te vervalsen door iets te suggereren wat de minister niet gezegd heeft en dat is het CDA.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Hier is niet boosheid, maar het uitwisselen van standpunten aan de orde. Zo was het ook in het debat van 30 mei. Voor het debat van 30 mei was de canon niet geagendeerd, maar hij is wel terloops ter sprake gekomen. U weet hoe het gaat in een debat. Je hebt een eerste termijn van de Kamer en dan het antwoord van de minister. Dan is er een tweede termijn en opeens is het 14.00 uur en dan is de tijd ook om. Een VAO, een vervolg, is er ook voor om daarna nog eens even na te denken over hoe dat gaat. Dan kun je ook terugkomen op wat er eerder gezegd is, bijvoorbeeld over de canon. Ik vond dit moment het juiste moment om hierover een motie in te dienen, ter verduidelijking van hoe het CDA erin staat. Er is geen sprake van enige suggestie wat mij betreft, maar waarschijnlijk wel van een verschil van inzicht in hoe je op enige manier zo'n canon kunt beïnvloeden. Het verhaal gaat over meer vrouwen in de canon. Ik vind een emancipatiedebat van groot belang als het gaat over de vraag hoe we kunnen stimuleren dat vrouwen meer aandacht krijgen. De canon blijft daarbuiten. Daar komen we niet aan. We hebben het er niet over wat erin zou moeten of wat er meer in zou moeten.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Dat is de bedoeling van deze motie geweest.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dit debat had ik graag gehouden in het AO daarover. Ik vind dat een gemis. Als je de motie beluistert, zit er echt een suggestie in. De minister heeft gezegd dat ze helemaal de geschiedenis niet gaat wijzigen, maar door voortschrijdend inzicht wel naar de geschiedenis gaat kijken. En er is gewoon een onafhankelijke commissie die zich daarmee bezig gaat houden. Ik vind het jammer dat we in het algemeen overleg niets hebben gehoord over blijkbaar een heel groot punt van het CDA. Wel zit er dan een suggestie in de motie, die ik eerlijk gezegd het CDA onwaardig vind.

De voorzitter:

Mevrouw Geluk, er is nog een vraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ja, die toch het vermoeden heeft dat de reden voor deze motie vooral is dat er nog een uitspraak van de heer Buma in De Telegraaf in de motie vervat moest worden. Als we het toch daarover hebben, de heer Buma zegt geen politieke discussie te willen over de inhoud van onze geschiedenis. Dat lijkt me aan de ene kant een nobel en aan de andere kant een volstrekt onmogelijk streven. Even later zegt hij: als er een besluit uitkomt waarvan ik denk dat het echt de verkeerde kant opgaat, vind ik dat niet juist. Aangezien de heer Buma hier niet staat, is mijn vraag aan mevrouw Laan: wat vindt het CDA? Moet er geen discussie plaatsvinden over onze nationale geschiedenis? Of moet de heer Buma als de uitkomst hem niet zint, aan de bel trekken?

De voorzitter:

Het is mevrouw Geluk die hier staat, maar dat terzijde.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Daar gaat de motie niet over. Ik heb in de motie gevraagd geen politieke beïnvloeding te laten plaatsvinden als de behandeling van de canon aan de orde is, maar dat aan een onafhankelijke commissie te laten. Daar gaat de motie over.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Kwint, afrondend.

De heer Kwint (SP):

Dat lijkt me heel verstandig. Hoe moet ik dan de woorden van het CDA interpreteren dat er aan de bel getrokken gaat worden op het moment dat de uitkomst ons niet zint?

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

U hoeft op dit moment de woorden en mijn motie niet te interpreteren. De motie is een signaal, een soort winstwaarschuwing. Als we het over de motie hebben, laten we die dan politiek onafhankelijk aan een deskundige commissie geven. Dat is de strekking van mijn motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat mevrouw Ellemeet van GroenLinks ook nog een vraag heeft.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

De verwarring wordt steeds groter, omdat het CDA heel veel verschillende en toch wel tegenstrijdige signalen afgeeft. Eerst moeten we allemaal het Wilhelmus zingen, dan mogen we ons vervolgens niet bemoeien met de canon. Als historica zeg ik dat het heel goed is dat de politiek het debat over de Nederlandse geschiedenis voortdurend faciliteert en dat een canon altijd in ontwikkeling hoort te zijn. Zo werkt de geschiedenis. Het gaat om faciliteren en niet om opleggen. Volgens mij heb ik de minister niets anders horen zeggen. Ik hoor graag nog wat verduidelijking van mevrouw Geluk over de volgende vragen. 1. Wat is de rol van het CDA over de discussie over de canon? 2. Welke woorden heeft mevrouw Geluk de minister hierover horen uiten?

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Ik begin bij het laatste. Wat mij is bijgebleven, is dat in het debat het woord canon gevallen is. Op een gegeven moment is de discussie in zo'n AO afgelopen, omdat de tijd voorbij is. Daarna krijg je dan een VAO en in die tussentijd kun je goed nadenken over vragen als: hoe zat dat nou met die canon? Wat wil het CDA er eigenlijk mee? Het is dan helemaal geen kwestie van verkeerd, boos of wat dan ook. Nee, hoe wil het CDA zien dat de canon vroeger werd behandeld en in het vervolg wordt behandeld? Het CDA wil dat dit onafhankelijk en deskundig is en niet politiek.

De voorzitter:

Mevrouw Ellemeet, afrondend.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dat het woord "canon" is gevallen, is heel wat anders dan de minister woorden in de mond leggen waarin geen van ons zich herkent. Ik zou dus toch nog eens aan het CDA willen vragen om bij de eigen standpunten te blijven en zich ervan te onthouden om anderen standpunten in de mond te leggen die niet zo door hen zijn uitgesproken.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

De motie is een vraag aan de minister om hier in het vervolg rekening mee te houden. Meer of minder stelt deze motie niet voor.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Geluk. Dan ga ik naar de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Bisschop, lid van de fractie van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik herinner mij ook nog het algemeen overleg Cultuur. Ik herinner me ook het moment waarop ik een pleidooi hield om, in het verlengde van de canon zoals we die nu eenmaal sinds 2006 hebben en met het oog op een memorabel feit, aandacht te besteden aan de totstandkoming van de Nederlandse Statenvertaling, waartoe in 1619 het verzoek is gedaan. Ik herinner me ook nog de wat stevig aangezette wijze waarop de minister dat van tafel veegde. Zo heb ik het in elk geval ervaren. De minister meldde daarop dat er wat haar betreft andere prioriteiten zouden moeten zijn en dat daar in het kader van de canon aandacht aan besteed zou kunnen worden, zijnde de positie of rol van vrouwen en diversiteit. Die beide termen werden benoemd. Vandaar dat deze motie van mevrouw Geluk-Poortvliet ter zake doet.

Ik denk dat het een kwalijke zaak is als wij als politiek onze voorkeur uitspreken over wat in de canon zou moeten en wat onderwezen zou moeten worden. Dat is aan de deskundigen. Met alle respect voor de collega's, maar ik verbaas me eerlijk gezegd over de gretigheid waarmee dan de aanval wordt geopend op een motie die op zichzelf heel ter zake doend is.

De voorzitter:

Meneer Bisschop, ik wijs u erop dat u straks nog 30 seconden heeft voor het indienen van een motie.

De heer Bisschop (SGP):

Twee moties.

De voorzitter:

Twee moties zelfs. Uw inleiding geeft aanleiding tot interrupties, in ieder geval bij de heer Asscher.

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter, heel kort. Ik vind het merkwaardig en neigend naar hypocriet als je in één moeite door de minister verwijt een mening te hebben over wat er in de canon moet komen, terwijl ze reageert op een betoog dat er meer aandacht zou moeten komen voor de Statenbijbel. Beweert u dan hier dat dit, geheel los van uw opvatting en politieke invloed, een zuiver historische beschouwing was die u wilde meegeven aan de onafhankelijk deskundigen? Dat vind ik niet geloofwaardig.

De heer Bisschop (SGP):

Nee, uitgangspunt voor mijn pleidooi was en is een afgesproken canon. Ik heb geen voorkeur uitgesproken voor meer aandacht in die canon voor de Statenvertaling, of wat dan ook. Nee: er is aanleiding om naar aanleiding van die canon aandacht te besteden aan een memorabele gebeurtenis. Dat zou je heel goed kunnen faciliteren en bovendien — en dat was het pleidooi — zou je dat in de Kamer kunnen doen. Daarop vermeldde de minister terecht dat de Kamer daar zelf over gaat. Daar zijn inderdaad trajecten voor en die bewandelen we inmiddels. Dat is toch van een heel andere orde dan om te pleiten voor aanpassing van de canon?

De voorzitter:

Ja, dank u wel.

De heer Bisschop (SGP):

Als politiek bepleit je niet dat er meer diversiteit en meer plaats voor vrouwen in moet komen.

De voorzitter:

Kort en afrondend, meneer Asscher.

De heer Asscher (PvdA):

Voorzitter, ik heb niemand horen zeggen dat de canon moet worden aangepast en dat er meer ruimte voor vrouwen en diversiteit in moet komen. In een debat dat gaat over hoe we met de geschiedenis omgaan, vind ik dat we zuiver moeten omgaan met de geschiedenis van 30 mei. Zo lang geleden is dat niet. Ik ga de motie rustig bekijken en bespreken. Mij lijkt ze redelijk overbodig. Laten we wel zuiver omgaan met wat er op 30 mei gebeurde. Dat is echt iets anders dan wat in De Telegraaf beweerd werd.

De heer Bisschop (SGP):

Meneer de voorzitter, mag ik nog even reageren?

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Bisschop (SGP):

Er is op die 30ste mei door de minister wel degelijk een relatie gelegd tussen de canon en prioriteiten die de minister zelf heeft, zijnde vrouwen en diversiteit. Ik doe niets anders dan feitelijk weergeven wat er toen in dat kleine interruptiedebatje gezegd is en wat er toen bediscussieerd is.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, en ik vrees ook wel een beetje een herhaling, maar de reactie van de minister kwam toch echt nadat de SGP een tamelijk politiek gekleurd pleidooi hield voor de Statenbijbel in de canon. Dus nogmaals de oproep aan de SGP om het wel zuiver te houden. Als je aan de ene kant vindt dat de politiek zich er niet mee moet bemoeien, dan moet je niet eerst beginnen met je eigen politieke pleidooi en dan de minister allerlei verwijten in de schoenen schuiven die ze niet heeft verdiend. Het was een reëel antwoord op het politieke pleidooi van de SGP om de Statenbijbel in de canon te krijgen.

De voorzitter:

Meneer Bisschop, een korte reactie en dan gaan we naar de moties.

De heer Bisschop (SGP):

Terecht zegt mevrouw Ouwehand "een herhaling van zetten". Dat is het ook. Ik heb al aangegeven dat ik, uitgaande van wat er ligt, de canon, aandacht heb gevraagd voor het feit dat de Statenvertaling een enorme taalvormende invloed heeft gehad en dat er aanleiding is om daar volgend jaar aandacht aan te besteden. Ik heb toen ook gezegd dat dit even niks te maken heeft met een voorliefde daarvoor of wat dan ook. Natuurlijk heb ik dat, maar het gaat mij om de culturele waarde ervan. Dat is van een andere orde dan daaraan andere prioriteiten te koppelen die een plaats zouden moeten krijgen in de canon, zoals diversiteit van vrouwen. Dat is van een andere golflengte, zal ik maar zeggen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik sluit toch af met een korte oproep: hou het alsjeblieft een beetje zuiver! Wij kunnen die motie ook niet anders dan interpreteren in het licht van wat er in De Telegraaf is gezegd en in het debat is gewisseld. Voor de Handelingen: dat is hoe mijn fractie naar die motie zal kijken. Ik roep de SGP op om ook een beetje zuiver te blijven.

De voorzitter:

Helder. Dank u wel.

De heer Bisschop (SGP):

Dat punt kunnen we altijd onderschrijven. Ik wil mevrouw Ouwehand ook graag uitnodigen om het verslag van die vergadering, van het algemeen overleg, nog eens goed na te lezen. Dan zult u zien dat dit een zuivere benadering is. Met complimenten aan de motie van mevrouw Geluk-Poortvliet, tezamen met de heer Rog. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat energiebesparing met name in monumenten vaak een complexe uitdaging vormt;

constaterende dat monumenteigenaren tegen onnodige belemmeringen aan kunnen lopen, bijvoorbeeld bij het aanbrengen van dubbelglas in bouwdelen die in monumentaal opzicht niet van belang zijn;

verzoekt de regering in samenwerking met gemeenten te werken aan een actieplan voor energiebesparing in monumenten en in dit kader te onderzoeken of de huidige regelgeving hieraan voldoende dienstbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 238 (32820).

De heer Bisschop (SGP):

De volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten de vrijheid hebben om onroerendezaakbelasting (ozb) te heffen van monumenteneigenaren, ook wanneer monumenten niet bewoond worden noch winstgevend kunnen worden gemaakt;

overwegende dat het gezien de grote opgave om monumenten in stand te houden wenselijk is dat alle monumenteigenaren bij het heffen van ozb op dezelfde behandeling kunnen rekenen;

verzoekt de regering te verkennen welke mogelijkheden er zijn om een vrijstelling van ozb-heffing voor monumenten te regelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 239 (32820).

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Dan ga ik naar de volgende spreker, mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik zie terug op een plezierig debat met de minister over het mooie onderwerp cultuur. Ik wil allereerst de minister bedanken voor haar toezegging over de toegankelijkheid van cultuur, in het bijzonder voor mensen met een beperking. Ik zie daar mooie voorbeelden van in het land. Laat duizend bloemen bloeien, zou ik willen zeggen. Tegelijkertijd is er nog veel te winnen. De minister heeft ook aangegeven dat zij in overleg met het ministerie van Sociale Zaken aan de slag wil gaan en bijvoorbeeld een conferentie hierover wil organiseren, zodat culturele organisaties elkaar kunnen inspireren en motiveren.

Ik heb twee moties. De eerste motie lijkt erg op de motie die zojuist door de heer Bisschop is ingediend. Hij noemde het een actieplan. Ik weet niet of er een actieplan moet komen, maar er moet wel echt iets verbeteren, want ik zie hetzelfde knelpunt, namelijk de verduurzaming van monumenten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat monumenteneigenaren tegen belemmeringen oplopen als het gaat om het verduurzamen van hun woning;

overwegende dat ook monumenten moeten verduurzamen om op die manier bij te dragen aan het behalen van de klimaatdoelen van Parijs;

overwegende dat er vele innovaties in de bouw en energiesystemen beschikbaar zijn waardoor verduurzamen mogelijk is zonder de monumentale waarde aan te tasten;

verzoekt de regering in overleg te gaan met het Restauratiefonds en de VNG om te bezien hoe monumenteneigenaren beter ondersteund kunnen worden bij het verduurzamen van hun woning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Bergkamp, Laan-Geselschap en Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 240 (32820).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat instandhouding van monumenten en landschappen niet kan zonder de inzet van vele enthousiaste vrijwilligers;

verzoekt de regering vrijwilligersorganisaties, zoals de FIM (Federatie Instandhouding Monumenten) en Landschappen NL te betrekken bij de verdere uitwerking van het erfgoedbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 241 (32820).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan ga ik naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw Bergkamp, lid van de fractie van D66.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Ik kijk ook terug op een goed debat. Ik zou het graag ook goed willen beëindigen. Daarom heb ik, gezien het interruptiedebat met het CDA, een motie waar we ons volgens mij allemaal in kunnen vinden om de discussie wat te neutraliseren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Van Oostrom in 2006 de Canon van Nederland presenteerde;

overwegende dat deze canon is samengesteld met als doel om het "geheel van elementen uit geschiedenis, cultuur en samenleving waarvan zo breed mogelijke kennis maatschappelijk van waarde wordt geacht" bijeen te stellen;

overwegende dat toentertijd gesteld is dat om de vijf jaar bekeken moet worden of de canon nog volstaat;

van mening dat het na twaalf jaar wenselijk is om de canon door een onafhankelijke commissie tegen het licht te laten houden en te bekijken of deze nog voldoet;

verzoekt het kabinet een nieuwe onafhankelijke commissie in te stellen om de Nederlandse Canon tegen het licht te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 242 (32820).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dan heb ik nog twee andere moties. Ik begin snel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het sectoradvies Musea van de Raad voor Cultuur naar voren komt dat vele kleinere musea in de regio het moeilijk hebben;

constaterende dat het kabinet hecht aan de toegankelijkheid van collecties voor een groot publiek en musea wil aanmoedigen objecten — ook uit hun depots — uit te wisselen;

van mening dat het juist voor kleinere stad- en streekmusea waardevol kan zijn om werken te lenen uit grotere musea, maar dat deze stad- en streekmusea moeite hebben om bruiklenen te krijgen als gevolg van bijvoorbeeld verzekeringskosten en behandelingskosten die de bruikleengever moet betalen;

verzoekt de regering om in overleg met de sector te onderzoeken op welke wijze collectiemobiliteit kan worden bevorderd op een manier die ook ten goede komt aan stad- en streekmusea in de regio;

en verzoekt tevens om de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243 (32820).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dat was om even te benadrukken dat onze relatie nog steeds goed is. Dan lees ik mijn laatste motie voor, over digitalisering.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er de komende jaren 12,4 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor digitale toegankelijkheid van erfgoed, archieven en collecties;

van mening dat het van belang is dat musea, bijvoorbeeld door middel van toegankelijke en doorzoekbare databases, op de hoogte zijn van wat andere musea "in huis hebben" om op die manier een toevoeging aan een collectie of tentoonstelling te kunnen vinden;

verzoekt de regering bij de uitwerking van de plannen voor digitale toegankelijkheid specifiek in te gaan op het bevorderen van collectiemobiliteit en de Kamer hier voor de begrotingsbehandeling over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Laan-Geselschap. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 244 (32820).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bergkamp. Dan denk ik dat de minister in de gelegenheid gesteld moet worden om even haar paperassen bij elkaar te zoeken. Ik schors voor enkele ogenblikken. Dan gaan we zo verder met de beantwoording.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Cultuur. Ik geef het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamer voor het mooie algemeen overleg dat wij over cultuur gevoerd hebben. Het was echt een prettig debat. Het is ook goed om te zien, ook gelet op de hoeveelheid moties die voorliggen, dat cultuur ook bij u leeft. Het is goed dat er in de samenleving discussie over wordt gevoerd en dat er ook van uw kant enthousiasme is om te bekijken hoe we in de toekomst een aantal dingen gewoon echt goed voor die sector kunnen regelen. Dus dank daarvoor. Ik zie in de moties die ingediend zijn ook veel steun.

Voorzitter, ik zal proberen in een zo hoog mogelijk tempo de moties door te nemen, en ik zeg nu al dat ik de twee moties over de canon even aan het eind doe. Die doen we dus als blokje apart.

De eerste motie van de heer Asscher, op stuk nr. 223, gaat over een betere bescherming van de makers, over het ondersteunen van de arbeidsmarktagenda met pilots, en over het daarover informeren van de Kamer voor de begrotingsbehandeling. Het zal de leden niet verbazen, gehoord hetgeen gewisseld is over de Arbeidsmarktagenda, dat ik deze motie graag aan het oordeel van de Kamer overlaat. Ik ondersteun de Arbeidsmarktagenda van de sector. In de brief zal ik ook aangeven hoe we vervolgstappen zullen zetten, maar dat kan zeker ook mogelijk in de vorm van pilots. Dus: oordeel Kamer.

De volgende motie, op stuk nr. 224, gaat over een fatsoenlijke beloning van makers. Gelet op de titel kun je daar bijna niet tegen zijn. Die motie krijgt ook: oordeel Kamer. De heer Asscher heeft gezegd: als we vinden dat het een principe is dat eerlijk werk moet leiden tot een eerlijke beloning voor de makers, dan moet je niet wachten tot de volgende cultuurperiode, maar moet je ook nu al kijken hoe we in de komende twee jaar stappen kunnen zetten. Dat vind ik een reëel verzoek, dus ook het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 225 gaat over faire tarieven in subsidievoorwaarden van overheden. Die gaat dus over de discussie die we hebben gevoerd over de vraag of die fair practice code nou niet een soort basis moet gaan vormen, ook in de voorwaarden. Ik heb morgen ook een gesprek met de stedelijke regio's, de provincies en de gemeenten, en ik zal ook aan hen vragen om daar rekening mee te houden. En ik zal de Kamer ook graag nader informeren over hoe dat gestalte krijgt. Dus ook deze motie krijgt: oordeel Kamer.

De vierde motie van de heer Asscher, over de regionalisering en toedeling van de erfgoedmiddelen …

De voorzitter:

Excuus minister, er is een heel korte vraag van mevrouw Laan-Geselschap over de derde motie.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Mijn vraag gaat eigenlijk over de drie voorgaande moties, voorzitter. Hoe gaat de minister om met de financiële consequenties die al deze beleidsmatig ingestoken moties met zich meedragen?

Minister Van Engelshoven:

Ja, zoals mevrouw Laan weet, is in het regeerakkoord structureel 80 miljoen extra uitgetrokken voor cultuur. Dat geld heeft ook een oploop in de komende jaren. Dit najaar, bij de begroting, ga ik u informeren hoe het geld in de komende jaren wordt geïnvesteerd. Ik ga dus kijken wat we daar kunnen doen om de arbeidsmarktagenda te ondersteunen. Daarnaast wil ik over zoiets als het toepassen van de fair practice code zeggen: het motto van dit kabinet is ook: "eerlijk werk". Als we vinden dat ook in deze sector dat motto van toepassing moet zijn, dan moeten we ons soms ook willen realiseren dat als je ervoor zorgt dat makers eerlijk betaald worden, je soms voor dezelfde som subsidie iets minder zult krijgen, omdat we ook eerlijke beloning belangrijk vinden. Dus het heeft niet meteen consequenties op de begroting, maar wel op wat er gerealiseerd wordt.

De voorzitter:

Dank u wel. We zijn bij de vierde motie van de heer Asscher.

Minister Van Engelshoven:

Ja. De vierde motie van de heer Asscher, op stuk nr. 226, gaat dus over de regionalisering en toedeling van de erfgoedmiddelen. Het is goed om aandacht te hebben voor toegankelijkheid van erfgoed en om te bekijken of je combinaties met culturele activiteiten kunt maken. We zien dat ook al wel in de praktijk gebeuren. In de brief Erfgoed telt, die uw Kamer voor de zomer zal ontvangen, ga ik daar nader op in. Maar dit is wel degelijk een lijn die ik wil inzetten, dus ook hier: oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 227 van mevrouw Ouwehand en de heer Kwint, waarin de regering wordt verzocht, in het proces van het opstellen van de regioprofielen te borgen dat er een landelijke dekking wordt gerealiseerd en dat geen enkele culturele sector (onterecht) buiten beschouwing wordt gelaten. Deze motie ga ik ontraden. Het is goed om op dit moment toch even te zeggen waarom en iets toe te lichten over de regioprofielen. Kijk, die regioprofielen zijn een bottom-upproces. Het is geen dwingend kader wat daarvoor wordt neergelegd. Ik heb de regio's uitgenodigd met een visie te komen op wat zij in hun regio van belang vinden. Daarover gaan we het gesprek voeren om te zien of we samen kunnen komen tot een gezamenlijke inzet. We gaan kijken of we het eens kunnen worden over de vraag wat in welke regio van belang is en wat daarbij van landelijke en regionale betekenis is. Soms, maar dat heeft misschien ook te maken met de verkenning van de Raad voor Cultuur, heb ik de indruk dat er een idee bestaat alsof die regioprofielen een soort dwingend kader worden. Dat is het dus niet, het is vooral een instrument om het gesprek met de regio's te voeren over hoe gezamenlijk prioriteiten te stellen. In die visie past deze motie wat moeilijker.

De motie van mevrouw Ouwehand en de heer Kwint op stuk nr. 228 over het kopen van muziekinstrumenten. Wat u zegt, is dat daar wel mogelijkheden voor zijn, maar dat die soms wat ingewikkeld zijn. Mij wordt gevraagd te bekijken of dat eenvoudiger kan. Als we dingen eenvoudiger kunnen maken, moeten we dat altijd willen. Dus hierover laat ik het oordeel aan de Kamer. Dat is een streven dat ik ondersteun.

De motie van mevrouw Laan op stuk nr. 229 over de regionale musea. Kijk, ik deel met u de opvatting dat het goed zou zijn om collectiemobiliteit te bevorderen. Ik heb gisteren met VNG en IPO de bruikleencode samen vastgesteld om ervoor te zorgen dat die collecties mobieler worden, zodat ook de stads- en streekmusea daar gewoon gebruik van kunnen maken. Waar ik bezwaar tegen heb in de motie is om een half miljoen uit het Nationaal Aankoopfonds te trekken en dat bij de RCE neer te leggen. De RCE heeft dat niet nodig; het is onze eigen dienst die dat doet. Het Nationaal Aankoopfonds doet het echt voor de aankoop van kunstwerken. En we hebben nou juist de bruikleencode als instrument om het circuleren van die collecties te vereenvoudigen.

De voorzitter:

Dank u wel. Kort mevrouw Laan-Geselschap.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik constateer, voorzitter, dat deze minister dus kastenvol met schoenen heeft staan en liever nieuwe schoenen wil kopen dan de schoenen die eigenlijk prachtig zijn gewoon elke dag te gebruiken en te laten zien aan de buitenwereld. Het aankopen is niet nodig als je nog zo veel in de cultuurcollecties hebt, en dat is wat deze motie graag wil. Ik zou echt willen dat de minister kijkt of dit nou mogelijk is en wat de toegevoegde waarde van dit bedrag is aan het meer mobiel maken. Want ik ga ervan uit dat zij de motie van haar collega van D66 straks wel gaat omarmen. Oftewel: die is dan niet meer nodig, dus die hoeft de minister niet "oordeel Kamer" te geven, die kan zij gewoon omarmen. Maar dan zou ik zeggen: laat nou bekijken wat het effect van deze motie is, zonder haar direct te ontraden.

Minister Van Engelshoven:

Kijk, ik ben het eens met mevrouw Laan dat het goed is als we de rijkscollectie meer zichtbaar maken. We zijn met de RCE in gesprek om de belemmeringen die er zijn weg te nemen. Waar ik met u van mening verschil en waarom ik de motie níet steun, is omdat u geld wilt weghalen uit het aankoopfonds om dat neer te leggen bij de RCE, om dit te bevorderen daar waar dat niet nodig is. U vraagt mij, bij de RCE te bevorderen dat die collectie vaker gezien wordt in tentoonstellingen en exposities. Maar tegen het overhevelen van die vijf ton heb ik echt bezwaar. Als u de motie in deze richting zou willen aanpassen, denk ik dat we samen tot een goed resultaat kunnen komen. Maar in deze vorm ben ik het er niet mee eens.

De motie-Laan-Geselschap/Ellemeet op stuk nr. 230 gaat over de voor- en nadelen van de uitbreiding van de BIS-termijn naar zes jaar. Ik begrijp heel goed dat het culturele veld zes jaar zekerheid heel prettig vindt. De huidige financieringsperiode voor de basisinfrastructuur is vier jaar. Voor het erfgoed en de musea is die periode vaak veel langer, want een groot deel van de middelen die zij krijgen op basis van de Erfgoedwet heeft een veel langere structurele looptijd. Ik vind de vier jaar die we nu hebben een goede balans tussen enerzijds het belang van zekerheid die instellingen nodig hebben en anderzijds de mogelijkheden tot flexibiliteit, die er ook zijn. De wereld verandert en daar moet je in kunnen meebewegen. Bij het debat over de Cultuurbegroting vroeg uw collega Rutte mij nog om eens te kijken naar de procedure bij de Arts Council in de UK, die een periode van drie jaar hanteert. Als ik kijk naar wat er elders om ons heen gebeurt, is die vier jaar helemaal zo gek nog niet. Het houdt het midden tussen zekerheid en flexibiliteit.

Het oordeel over de motie-Laan-Geselschap op stuk nr. 231, die gaat over het verkleinen van de rijkscollectie, laat ik graag aan de Kamer. De RCE maakt hier ook al werk van volgens het afstotingsplan in de Erfgoedwet. Ook daar gaat het onder andere over de collectie in Rijswijk. Maar het is goed dat we af en toe ook eens kijken naar wat "ontzameld" kan worden.

Mevrouw Laan-Geselschap had ook nog een vraag over ...

De voorzitter:

Minister, ik heb het gevoel dat ik wel weet wat uw oordeel is over de moties op stukken nrs. 230 en 231, maar ik heb het nog niet gehoord.

Minister Van Engelshoven:

Ik heb de motie op stuk nr. 230 ontraden en over de motie op stuk nr. 231 heb ik het oordeel aan de Kamer gelaten. Excuus.

Dan de vraag van mevrouw Laan over het profielplan als voorbeeld. Ook hier is het nog eens goed om te zeggen dat de Raad voor Cultuur die profielen niet beoordeelt. Het zijn alleen bouwstenen voor de volgende periode. Het gaat ook niet om criteria zoals die later voor instellingen in de basisinfrastructuur gelden. De criteria voor de instellingen worden overigens pas medio mei volgend jaar bekend. Ik hecht eraan om hier te blijven benadrukken — ik merk dat daar hardnekkig verkeerde beelden over zijn — dat we geen oordeel gaan vellen over de profielen. Maar in de bestuurlijke aftrap die ik morgen heb met de bestuurders, gaan we gezamenlijk komen tot een werkdocument waarin staat hoe we gezamenlijk tot die profielen komen, die een goede leidraad zijn voor het gesprek tussen Rijk en regio's om elkaar te versterken. Dat werkdocument wordt overigens zo spoedig mogelijk openbaar, zodat iedereen kan kijken hoe het werkt.

De voorzitter:

Een korte vraag van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dit is toch wel het moment om nog een vraag te stellen over het oordeel van de minister over mijn motie over de profielen. Ik zat even te kauwen op haar antwoord. Ze zegt dat het geen dwingend frame wordt, maar dat we prioriteiten gaan stellen. Maar dan blijft toch staan dat onderdelen in het culturele veld die misschien minder goed georganiseerd zijn of minder snel boven komen drijven, buiten de prioriteiten gaan vallen? Het is de zorg uit de sector zelf die tot ons komt dat misschien de regio's niet dekkend genoeg zullen zijn en ook dat het qua aanbod niet dekkend genoeg gaat zijn. Hoe ziet de minister het als sectoren buiten de prioriteiten gaan vallen omdat ze gewoon niet mee konden in dat gesprek of geen aansluiting konden vinden?

Minister Van Engelshoven:

Ik begrijp uw zorg wel heel goed, maar ik vind het nu te vroeg om van bovenaf op te leggen dat men in ieder geval dat en dat moet doen. Ik wil het volgende doen. De uitnodiging ligt bij de regio's. Ik zal morgen in het gesprek met hen ook zeggen: probeer niemand te vergeten. Maar ook niet iedereen kan alles doen. Soms is het een kwestie van keuzes maken. Laten we eerst eens kijken wat er uit de regio's komt. Daar gaan we gewoon een handzaam werkdocument over maken, maar voor mij geldt voor het komende halfjaar vooral dat we goed met elkaar in gesprek gaan. De signalen van de sectoren die zich zorgen maken, bereiken mij ook. Daar zal ik ook goed naar kijken, maar ik vind het nu te vroeg om te zeggen: stop het er van bovenaf in.

De motie op stuk nr. 232 van mevrouw Ellemeet en de heer Asscher gaat over de arbeidsmarkt in de muzieksector en het belang van collectief onderhandelen in de muzieksector. Ook daarover laat ik het oordeel graag aan de Kamer, waarbij ik wel aangeef dat het in eerste instantie aan de sector zelf is om daarin te investeren. Dat geldt bij de hele Arbeidsmarktagenda, maar gelet op hoe de sector ervoor staat, heeft de sector hier en daar een helpende hand nodig. Dat doen we al in de Arbeidsmarktagenda en dat wil ik ook blijven doen.

De motie op stuk nr. 233 van mevrouw Ellemeet gaat over de verkenning voor de regioprofielen. Gelet op wat ik in het voorgaande al heb gezegd over de regioprofielen, zal het u niet verbazen dat ik ook deze motie ontraad.

De motie op stuk nr. 234 van mevrouw Ellemeet en mevrouw Bergkamp gaat over de programmeringssubsidies. Ik verzoek u eigenlijk om deze motie even aan te houden, want het fonds is hier druk mee doende en presenteert komend najaar zijn bevindingen. Dit aandachtspunt wordt zeker meegenomen, maar het is wellicht goed om, als die bevindingen er zijn, te kijken of een motie nog nodig is om hier nader richting aan te geven. Maar volgens mij komt dit goed.

Volgens mij ben ik inmiddels bij de motie op stuk nr. 235 van mevrouw Ellemeet over het continueren van de honoreringsrichtlijn voor de komende twee jaar. Daarover laat ik het oordeel graag aan de Kamer, want dat is wel het idee, ook rondom de Arbeidsmarktagenda.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de regio's. De minister zegt dat zij zich nog niet vastlegt op dit traject en dat het ook nog een open traject is, een verkenning. Tegelijkertijd zien we dat de praktijk is — daar kan de minister niks aan doen — dat veel colleges pas recent gevormd zijn en dat veel gemeenten eigenlijk nu pas gaan nadenken over hun cultuurbeleid. Het gevaar bestaat dus dat zij nog niet zover zijn op het moment waarop hun voorstellen er al moeten zijn, komend najaar. Mijn motie verzoekt de minister om in ieder geval naast die regioplannen — die verkenning is heel legitiem — ook te kijken naar bijvoorbeeld stimuleringsregelingen die de samenwerking tussen Rijk en regio's op andere manieren zouden kunnen bevorderen. Als die regioplannen nog niet opleveren wat we willen, zou het zonde zijn als we deze periode daar niet voor gebruiken. Het alternatief is dus niet top-down. De vraag is eigenlijk om parallel daaraan die verkenning te doen. Deze discussie hebben we ook kort gehad in het debat. Toen gaf de minister aan dat dit ook is wat zij wil. Ik heb geprobeerd om dat te vertalen in een motie. Mijn vraag is dus of we eigenlijk toch niet op één lijn zitten en of de minister de motie dus niet juist zou kunnen omarmen.

Minister Van Engelshoven:

Ik heb morgen het eerste gesprek met de wethouders en de provincies over die regioprofielen, ook om het nog eens goed met hen te hebben over hoe we dit met elkaar willen doen. Ik wil er een beetje voor waken dat er nu in de Kamer allerlei moties komen over hoe dat moet gebeuren. U zegt zo'n beetje "als het nou niet lukt", maar laten we er nou eens gewoon van uitgaan dat we het komende halfjaar een heel goed gesprek met elkaar gaan hebben. De signalen die uit verschillende regio's komen, zijn heel hoopvol. Het zal zeker nog geen perfect proces zijn, want we doen dit voor het eerst, maar ik zou zeggen: laat het nou eens gewoon een gesprek zijn zonder dat we van tevoren allerlei stellingen gaan meegeven. Ik vind het een beetje ingewikkeld dat uw motie er toch al een beetje van uitgaat dat het sommige regio's niet gaat lukken. Ik heb dat signaal nog niet gekregen. Mochten de wethouders morgen zeggen "dat gaat ons allemaal niet lukken", dan gaan we dan kijken wat wij wel gaan doen. Volgens mij is daar geen motie uit de Kamer voor nodig.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Ellemeet?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Heel kort. Dan zou ik de minister willen verzoeken om daarop echt door te vragen bij de wethouders. Een aantal bestuurders neemt nu het voortouw, maar wij willen niet dat het een feestje wordt van een select aantal bestuurders. Het moet echt bottom-up zijn. Wij moeten heel goed weten of de gemeenten en de wethouders al voldoende zijn aangesloten om echt met eigen ideeën te komen.

Minister Van Engelshoven:

Ja, maar met die kanttekening dat wij met vertegenwoordigers van de regio praten zoals dat gebruikelijk is. Het is nooit anders geweest. Het is aan de regio's om ervoor te zorgen dat zij hun gemeenten aantakken. U kunt niet van mij verwachten dat ik bij iedere individuele wethouder cultuur in elke gemeente ga checken: bent u voldoende aangesloten? Dat is echt een proces dat in de regio moet plaatsvinden. Ik ga ervan uit dat men dat gesprek met elkaar gaat hebben. Zo heeft men dat in het verleden ook gedaan. Ik ben net als u heel benieuwd welke geluiden er morgen te horen zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Laan-Geselschap, ook heel kort.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ik constateer namens de VVD dat de motie op stuk nr. 235 waar de minister mee bezig was, ook weer een kasschuif ...

De voorzitter:

Motie 233?

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Nee, 235, daar waren wij. Dus dat ook hier weer een kasschuif wordt toegepast op oordeel van de Kamer. Ik doe maar even een constatering, ook in het licht van de besprekingen die wij volgende week gaan hebben over de financiën van het ministerie van OCW.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij is een kasschuif hier niet aan de orde. Het gaat hier om een zekere inzet bij de besteding van begrotingsmiddelen voor 2019 en 2020. Volgens mij is dit ook in het debat gewisseld. Kennelijk heeft de Kamer de wens om daar enige richting aan te geven in lijn met wat ik in het debat heb gezegd over de manier waarop ik wil omgaan met de Arbeidsmarktagenda en ook in lijn met het beleid rondom die Arbeidsmarktagenda dat al onder mijn voorgangster is ingezet. Wij zijn een goed proces ingegaan en het zou zonde zijn om nu te zeggen dat wij stoppen met een aantal dingen die nu juist van betekenis zijn om de arbeidsmarktpositie van de sector te versterken, omdat wij nog moeten wachten tot een volgende periode. Ik houd af en toe ook wel van enige bestuurlijke continuïteit.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 236 van mevrouw Geluk-Poortvliet over de lokale maakcultuur. Ik laat die graag over aan het oordeel van de Kamer. Daar gebeuren overigens ook al heel mooie dingen in. Ik raad u aan allemaal volgende week op Oerol te gaan kijken hoe mooi daar verbindingen worden gelegd met lokale maakcultuur. Ik zal omwille van de tijd nu niet uitweiden over wat voor moois wij allemaal in dat kader hebben.

Ik kom later terug op de motie op stuk nr. 237 over de canon.

De motie op stuk nr. 238 van de heer Bisschop over energiebesparing lijkt enigszins op ... Mevrouw Dik-Faber signaleerde dat ook al. Het zijn moties van gelijke strekking om de verduurzaming van monumenten goed onder de aandacht te brengen en te bekijken hoe wij het Restauratiefonds en de VNG kunnen versterken. Dus beide moties krijgen "oordeel Kamer". Het gaat om de moties op stuk nr. 238 en stuk nr. 240.

Daartussen zit nog de motie op stuk nr. 239 van de heer Bisschop van de SGP over de mogelijkheden van vrijstelling van de ozb-heffing voor monumenten. Ik heb ik het debat al aangegeven dat mij op dit moment geen knelpunten bekend zijn. Ik hoor graag van u waar u die wel gehoord hebt. Ik ben wel bereid om te verkennen of zich problemen voordoen en hoe wij die kunnen oplossen.

De voorzitter:

En uw uitspraak?

Minister Van Engelshoven:

Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 240 heb ik zojuist al gehad.

Dan de motie op stuk nr. 241 over het betrekken van vrijwilligersorganisaties zoals de FIM en LandschappenNL bij de uitwerking van het erfgoedbeleid. Uiteraard gaan we dat doen. Dus ook die motie krijgt "oordeel Kamer".

Dan de motie over collectiemobiliteit. Over het belang van die collectiemobiliteit hebben wij het zojuist al even gehad. Deze motie, op stuk nr. 243, krijgt ook "oordeel Kamer".

De motie op stuk nr. 244 over de digitalisering sluit eigenlijk ook aan op de vorige motie ter bevordering van collectiemobiliteit, zowel bij grote als kleine musea. Ik zal hierop ingaan in de brief die u nog voor de begrotingsbehandeling ontvangt. Dus ook deze motie krijgt "oordeel Kamer".

Voorzitter. Dan heb ik nog een tweetal moties, op stukken nrs. 237 en 242, over de canon. Ik hecht er toch aan om hier even iets over te zeggen. Overigens heb ik daarover eerder opmerkingen gemaakt in het debat tijdens het AO over emancipatie en die hebben toen noch in die commissie noch elders tot enige verbazing, optrokken wenkbrauwen of wat dan ook geleid. Dat misschien ook even voor de geschiedschrijving. Het is goed om hier eerst nog eens te zeggen wat de heer Van Oostrom zelf over zijn canon heeft gezegd. Hij heeft daarover gezegd: die canon is geen praalgraf, maar levend erfgoed, geen gesloten, maar een open canon. In de discussie over de canon — het is denk ik belangrijk om dat hier te zeggen — is gezegd dat die nooit een gestolde blik op onze geschiedenis mag zijn. Daarom heeft de commissie destijds ook gezegd dat het goed is om deze canon met enige regelmaat te herijken, om te kijken of die nog past bij de blik waarmee wij nu naar onze geschiedenis kijken. Er zijn natuurlijk vele terreinen te noemen waarop wij steeds met een andere blik naar onze geschiedenis kijken. Ik denk dat het heel goed is om dat te doen.

En nee, het is nooit mijn bedoeling geweest om die canon eigenhandig te gaan herschrijven. Daarin kan ik iedereen geruststellen. Ik ben niet eens historicus; dan zou ik een veel te grote broek aantrekken. Op dit moment vindt de discussie over de curriculumherziening plaats. Daarbij heeft natuurlijk ook een discussie plaats over hoe de canon een rol gaat spelen in het geschiedenisonderwijs. Het is wel goed — en dat is ook zeker het voornemen — om een nieuwe, onafhankelijke commissie te vragen om die canon eens te herijken. Ik geloof dat de heer Van Oostrom vanmorgen nog in de krant heeft gezegd: na elf jaar wordt het weleens tijd. Zijn advies was destijds om dat na vijf jaar te doen. Dus, nee, het is nooit mijn bedoeling geweest om dat zelf te gaan doen. Dat moet natuurlijk altijd door een onafhankelijke commissie gebeuren. Dus op dat punt zijn we het volgens mij allemaal eens.

Waar mijn probleem zit? In de motie van mevrouw Geluk wordt mij gevraagd om mij te onthouden van opvattingen daarover. Dat verzoek vind ik een beetje vreemd. Ik ben minister van Cultuur; ik ben minister voor emancipatie. Mijn opmerking heb ik ook gemaakt vanuit een belang. Wij lopen in Nederland bepaald niet voorop als het gaat om emancipatie. Dat zou er ook weleens mee te maken kunnen hebben dat jonge meisjes en vrouwen niet zo heel veel vrouwen krijgen voorgeschoteld die voor hen de realisatie van hun droom kunnen zijn, die hun dat laten zien dat zij die beslissende rol kunnen vervullen en die tot inspiratie kunnen dienen. Vanuit die optiek is het mijn overweging dat het goed zou zijn als we ook eens in onze geschiedenis kijken waar vrouwen een rol hebben gespeeld. En dat hebben ze. En dat zijn er misschien meer dan de drie vrouwen die nu daarin een rol gaan spelen.

En natuurlijk ga ik een commissie niks dwingend opleggen. Dat is aan deskundigen om naar te kijken. Maar u mag mij niet euvel duiden dat ik daar een opvatting over heb, net zoals ook mensen hier in de Kamer daar opvattingen over hebben. Het zou toch een beetje gek zijn als fractievoorzitters daar in kranten wel een opvatting over mogen hebben, maar de minister niet. Als zo'n herziening eraan komt, vind ik het juist heel mooi dat daar volop het maatschappelijk debat over wordt gevoerd. Wat is er nou mooier dan dat het debat wordt gevoerd over onze geschiedenis? Wij willen — en dat is een opdracht die dit kabinet heeft — het historisch bewustzijn in de samenleving vergroten. Dan is het ook heel goed dat we daarover een debat voeren, want dat trekt aandacht. Ik ben heel blij dat er nu al dagen discussie wordt gevoerd over de canon. Ik denk dat dat er heel vaak toe geleid heeft dat mensen zeiden "goh, ik moet toch eens kijken hoe die canon er nu uitziet" en daar heel veel van geleerd hebben. Dus dat over de intentie waarmee ik dat debat gevoerd heb. U kunt mij niet euvel duiden dat ik bij tijd en wijle iets vanuit mijn optiek en van mijn blik op onze geschiedenis wil blijven weergeven.

Voorzitter. Dan het oordeel over de moties. Gelet op het voorgaande zal het u niet verbazen dat ik de motie op stuk nr. 237 ontraad. Dit doe ik niet vanwege het element van de onafhankelijkheid van de commissie, maar alleen omdat mij hiermee eigenlijk wordt gevraagd om mijn mond te houden. Daar ben ik volgens mij niet voor ingehuurd.

De motie op stuk nr. 242 verwoordt de bedoeling die er is om tot die herziening te komen, dus die motie neem ik graag over.

Voorzitter, daarmee kom ik aan het eind van mijn beantwoording.

De voorzitter:

De minister wil de motie op stuk nr. 242 overnemen. Ik kijk even of een van de aanwezige leden daar een stemming over wil. Dat is het geval, dus wordt het oordeel over deze motie aan de Kamer gelaten en maakt deze wel deel uit van de stemmingen. Ik zie dat er nog een korte vraag is van mevrouw Geluk.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Ik dank de minister voor de uitvoerige bespiegeling over de motie die ik ingediend heb. Het is ook mij opgevallen dat de canon opeens onderwerp van een breed gesprek geworden is. Daar kunnen we eigenlijk alleen maar blij om zijn, want de mensen verdiepen zich weer in de geschiedenis en daar was eigenlijk die hele canon om begonnen. Mijn motie was erop gericht dat ik vind dat die canon opnieuw, onafhankelijk, tegen het licht gehouden zou moeten worden. Zo was het ook ooit bedoeld. Bij de aanvang is ook gezegd dat dat zou moeten. Ik verbied u zeker niet om te denken; dat kunt u bij mij ook niet doen. Wat we volgens mij samen delen is de opvatting dat vrouwen hun verantwoordelijkheid in de samenleving moeten nemen en dat dat ook in de geschiedenis zichtbaar geweest is. Ik heb in de motie het volgende proberen te zeggen, namelijk dat we emancipatie en vrouwengeschiedenis moeten bespreken in de geschiedenis en in de politieke organen die daarvoor zijn. Maar laten we ons weghouden bij de canon. Laat de canon onafhankelijk zijn en laat de mensen die die canon samenstellen onafhankelijk hun onderwerpen bedenken en bespreken. De vraag aan u, aan de minister, was om zich te onthouden van een soort adviezen. Maar ik heb u zeker niet verboden om te denken of om uw mening weer te geven.

De voorzitter:

Een heel korte reactie van de minister, als dat nodig is.

Minister Van Engelshoven:

Over het punt van de onafhankelijkheid van de commissie zijn we het volstrekt eens, maar de motie verzoekt mij ook mij te onthouden van politieke voorkeuren ten aanzien van de inhoud van de canon. Dat is wel een heel vreemde vraag aan een politicus. Ik denk dat u van uw fractievoorzitter ook niet hetzelfde zou vragen. Het is wellicht verstandig om die passage uit de motie te schrappen, zodat wij elkaar hier niet de maat nemen over waar politici een opvatting over mogen hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van het VAO Cultuur. Ik dank de minister voor haar komst naar de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de ingediende moties zijn volgende week dinsdag. Na de schorsing gaan wij verder met het debat over de positie van regionale ziekenhuizen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven