2 Vragenuur: Vragen Helder

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Helder aan de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht "OM laat duizenden kansrijke zaken liggen".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid in vak-K ook van harte welkom. Ik geef het woord aan mevrouw Helder namens de PVV voor haar vraag aan de minister over het bericht dat het Openbaar Ministerie duizenden kansrijke zaken laat liggen. Het woord is aan mevrouw Helder namens de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Uit het Jaarbericht 2017 van het Openbaar Ministerie blijkt dat de doelstellingen bijna allemaal zijn gehaald. Maar, voorzitter, ik zou hier natuurlijk niet staan als dat de kern van het jaarbericht zou zijn. Ik wil de zorgpunten bespreken, die helaas niet nieuw zijn.

Ten eerste. Het aantal gevallen van cybercriminaliteit blijft toenemen. Ten tweede. Vele zaken blijven op de plank liggen, ondanks het feit dat er wel degelijk opsporingsindicaties zijn. Ten derde. Vaak wordt volstaan met een zogenoemde korte klap, oftewel niet alles wordt uit de kast gehaald om de criminelen op te pakken in bijvoorbeeld de grootschalige drugshandel, maar alleen de zogenoemde kleine vissen worden gepakt. Ten vierde. Het Openbaar Ministerie heeft het idee dat ze op dit moment slechts een deel van de georganiseerde criminaliteit in beeld heeft. De minister gaat dadelijk vrijwel zeker antwoorden dat het kabinet extra budget beschikbaar heeft gesteld. 95 miljoen voor de aanpak van cybercrime, maar verdeeld over diverse departementen en dus niet alleen voor het Openbaar Ministerie, en dit jaar 154 miljoen voor de politie.

Maar, voorzitter, niet alleen ik, ook het Openbaar Ministerie zelf zegt dat dit niet genoeg is. Ik citeer uit het persbericht: "Deze investeringen compenseren de eerdere en nog lopende bezuinigingen op het Openbaar Ministerie niet". Ik heb dan ook maar één vraag aan de minister. Waarom is er bij de Voorjaarsnota geen extra geld toegekend aan de politie en het Openbaar Ministerie?

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Allereerst dank dat het lid Helder deze kwestie aan de orde stelt. Het is denk ik goed om vandaag stil te staan bij het vorige week verschenen jaarbericht van het Openbaar Ministerie over 2017. De boodschap was overwegend positief. Het OM, het Openbaar Ministerie, heeft in 2017 de doelstellingen bijna allemaal gehaald. Zelfs lag men vaak boven de norm, zoals bij de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden. Tegelijkertijd stelt het Openbaar Ministerie vast dat het werk de laatste jaren diverser en complexer is geworden. Voor de aanpak van bepaalde door het Openbaar Ministerie gesignaleerde problemen die hiermee verband houden, stelt het kabinet extra budget beschikbaar, waarmee het OM gericht kan investeren.

Voorzitter. Ik zond uw Kamer in februari een brief over de aanpak van de ondermijnende criminaliteit, waarover we ook nog in een recent algemeen overleg spraken. Ik zeg u bij dezen toe dat ik eind juni de Kamer daar nader over zal informeren. Ook daar heeft het kabinet extra geld voor uitgetrokken. De uitdagingen waar de recherche voor staat, zijn divers en omvangrijk, als men ook het jaarbericht ziet. Dat heeft enerzijds te maken met noodzakelijke verbeteringen in kwaliteit van processen-verbaal en anderzijds met organisatorische uitdagingen om met big data en cybercrime om te gaan. Dat vergt een consequent volgehouden aanpak om de opsporing stap voor stap te verbeteren. Daarover heb ik in maart een brief gestuurd met een aantal heel concrete maatregelen. Ik kom ook in het najaar, als eerder aangekondigd, met een ontwikkelagenda opsporing naar uw Kamer.

Concrete maatregelen. De afgelopen periode heeft een zijinstroom van specialisten plaatsgevonden op cybercriminaliteit maar ook op financieel-economische criminaliteit, zijn de opleidingen van de politie-intakemedewerkers versterkt en is de kwaliteit van processen-verbaal verhoogd. Allemaal zaken die ook bijdragen aan een efficiëntere en betere werkwijze voor het Openbaar Ministerie. De recherche krijgt er dit jaar in ieder geval 180 fte bij, als onderdeel van een eerste tranche van 267 miljoen extra investeringen. Overigens, de resterende delen van die 267 miljoen zullen worden vertaald in uitbreiding van capaciteit, zeker ook voor opsporing.

Verder is het goed om te weten — dat heb ik uw Kamer al bericht — dat ik het initiatief heb genomen om een externe adviescommissie in te richten om onnodige administratieve lasten in de opsporing weg te nemen. Die adviescommissie zal in ieder geval voor de zomer aan de slag gaan. Het is heel belangrijk dat die commissie niet alleen een abstract doel krijgt, zo heb ik ook in het debat met uw Kamer besproken, maar dat de effecten van het werk van die commissie ook echt op de werkvloer terecht gaan komen.

Waar het gaat om de scope van het strafrechtelijk onderzoek, kortdurend of langdurend, is de officier van justitie de verantwoordelijke autoriteit. Ook daar kan en wil ik als minister niet in treden. Er zal altijd een spanningsveld zijn tussen beschikbare capaciteit en zaken die potentieel opgepakt kunnen worden. Zoals gezegd, investeert het kabinet hier nu juist in om ervoor te zorgen dat de capaciteit groter wordt en de mogelijkheden verbeteren op bijvoorbeeld het gebied van digitale opsporing. Maar het is aan de bevoegde gezagen om daarin een afweging te maken.

Ten slotte. Waarom geen geld voor het Openbaar Ministerie en de politie bij de Voorjaarsnota? De besluitvorming is nog niet afgerond, dus ik kan daar nog helemaal niks over zeggen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik doe dit dossier inmiddels al bijna acht jaar. Dan heb je wel wat voorkennis. Het zijn allemaal heel mooie woorden, hoor; ik dank de minister daarvoor. We horen altijd over de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden, maar dat betekent niet dat mensen veroordeeld zijn. Dat is één. We hebben het vaak over de ophelderingspercentages. Dat betekent dat een verdachte slechts in beeld is, dat betekent nog geen veroordeling. Mensen buiten, mensen die aangifte doen, ervaren dat totaal anders. Ik hoor de minister zeggen: eind juni kom ik met een plan van aanpak voor ondermijnende criminaliteit. We hebben het al heel vaak gehad over een ondermijningsfonds: structureel komt afgepakt geld op lokaal niveau in zo'n fonds, zodat de burgemeesters en bijvoorbeeld de taskforce in Zuid-Nederland daarvan weer verder aan de slag kunnen. Afgepakt geld teruggeven aan de maatschappij, dat loont, dat zien mensen. Een consequente aanpak, dat ben ik met de minister eens. Ik hoor de minister zeggen "stap voor stap", maar het gaat heel erg langzaam. Die eerste tranche van 267 miljoen is vrijgemaakt, dat klopt. Maar in de politiek moet je nooit al te blij zijn: je weet maar nooit of die tweede tranche wel doorgaat. Ik wil hier toch een stevige twijfel bij uiten. De minister zegt dat er altijd een spanningsveld zal zijn tussen geld en gevraagde capaciteit, maar na jaren wordt het wel een bijna onoverbrugbare kloof. Mijn fractie vindt dit echt te weinig. Ik hoop toch dat de minister met iets meer geld over die misschien nog te overbruggen kloof gaat komen.

Minister Grapperhaus:

Het afgepakte geld gaat, zoals ik bij mijn aantreden al heb gezegd, naar de algemene middelen en daarmee gaat het uiteindelijk terug naar de maatschappij. Ik moet niet in mijn hele eerste termijn vervallen, maar ik heb gezegd dat ik in juni met een vervolgbrief kom over mijn plan van aanpak ondermijning. Dat plan van aanpak ondermijning heb ik gepresenteerd. Het is goed om vandaag bij deze vraag stil te staan, om te laten zien dat het OM gewoon meer dan z'n doelstellingen haalt. Natuurlijk, er kan capaciteit bij. Daar zorgt dit kabinet voor en daar moeten we met elkaar mee verdergaan, op een nog betere manier.

Mevrouw Helder (PVV):

Afrondend. Het blijft hangen in mooie woorden: "het Openbaar Ministerie heeft bijna alle doelstellingen gehaald." Maar dat is hetzelfde als dé criminaliteit die daalt. Waar je op focust en waar je het geld insteekt, daar komt verandering, maar heel veel zaken blijven echt op de plank liggen, helaas. Daar wil ik mee afronden, maar ik doe wel de belofte dat mijn fractie daar stevig in zal blijven zitten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Helder. Ik ga naar de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Ik denk dat het OM een mooi jaarrapport heeft gepresenteerd. Maar van die ene zin in het artikel in Trouw lig ik een beetje wakker: "Het OM heeft nadrukkelijk het idee op dit moment slechts een gering deel van de georganiseerde misdaad in beeld te hebben." De laatste tijd zijn er allerlei rapportages gekomen waaruit blijkt dat de criminaliteit wel daalt of waaruit blijkt dat de criminaliteit niet daalt. Kan de minister nog eens aan mij uitleggen hoe hij ons en de Nederlandse samenleving hier een adequaat beeld van geeft? Gaat het in Nederland nou de goede kant op met de bestrijding van de criminaliteit, of gaat het niet de goede kant op? Hoe kunnen met name het OM en de politie de misdaad wel goed in beeld krijgen?

Minister Grapperhaus:

Wij hebben natuurlijk een aantal monitoren waarin de cijfers terugkomen. De heer Van Dam kent die. De Kamer en ik hebben al met elkaar uitgewisseld dat natuurlijk heel duidelijk te zien is dat de high-impact crime — denk aan woninginbraken, diefstallen, roofovervallen — echt substantieel is afgenomen de laatste jaren. We zien ondertussen de tendens dat de georganiseerde criminaliteit zich steeds meer in samenwerkingsverband verweeft in de maatschappij. In de aanpak van ondermijning worden heel duidelijk een aantal concrete maatregelen genoemd op het gebied van wetgeving, maar ook puur in de aanpak door de politie, het OM en andere diensten, om ervoor te zorgen dat we daartegen ingaan. We zullen de komende jaren moeten kijken of we de georganiseerde misdaad in een nog grotere mate dan nu gebeurt — ja, hoe zal ik het noemen? —onder de duim krijgen, uitgeschakeld krijgen.

De heer Groothuizen (D66):

Ik denk inderdaad dat het Openbaar Ministerie mooie resultaten heeft behaald, vaak onder moeilijke omstandigheden. Ze schrijven volgens mij heel terecht dat zaken steeds complexer en steeds bewerkelijker worden. Er staat eigenlijk een hartenkreet in het jaarverslag, namelijk: "Het prognosemodel waarop de financiering uiteindelijk gebaseerd is, doet eigenlijk onvoldoende recht aan die werkelijkheid." Mijn vraag aan de minister is kort en goed: hoe pakt hij die uitdaging op? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat het prognosemodel en de financiering van het Openbaar Ministerie ook in de toekomst met steeds complexere en bewerkelijkere zaken op orde blijft?

Minister Grapperhaus:

Dit is bij uitstek een punt waarover ik ook met het college in gesprek wil. Ik wil met het college bekijken welke problemen men precies in het huidige prognosemodel ziet. Als we met elkaar moeten vaststellen dat het prognosemodel voor het Openbaar Ministerie niet meer helemaal adequaat zou zijn, dan kom ik daar zeker op terug, niet alleen bij het Openbaar Ministerie maar ook bij uw Kamer.

De heer Van Oosten (VVD):

Vorige week las ik in het Dagblad van het Noorden een artikel over een strafzaak die werd stopgezet omdat er planningsproblemen zouden zijn bij het Openbaar Ministerie. Als ik dat dan combineer met berichten van de Rekenkamer over forse werkvoorraden, om het maar positief te formuleren bij het OM — die berichten werden vorige week ook nog in een briefing in de Tweede Kamer opgebracht — dan is dat volgens mij aanleiding genoeg om dit punt bijvoorbeeld volgende week al bij het jaarverslag en de slotwet wat verder uit te discussiëren met de minister. Maar ik heb dan wel antwoorden op die vragen nodig. Ik zou ook graag wat meer richting willen: op welke manier gaat de minister dit oplossen en gaat hij hier niet mee wachten tot het najaar? Mijn vraag is: wil de minister toezeggen om de Kamer daar nog volgende week, wanneer dat WGO is, een brief over te sturen?

Minister Grapperhaus:

Ik wil u wel toezeggen om met een brief te komen, maar ik weet niet of ik dat binnen een week kan doen. Dat kan ik nu niet zo toezeggen. Ik zal daar met het Openbaar Ministerie over overleggen, maar ik wil wel toezeggen dat we ernaar streven om de Kamer voordat het reces ingaat een dergelijke brief te sturen. Dat wil ik in ieder geval toezeggen.

De heer Van Nispen (SP):

Deze minister is naar eigen zeggen als kind in de ketel van de rechtsstatelijkheid gevallen, maar hij wordt hier wel geconfronteerd met acht jaar VVD-beleid. En hoe staan we ervoor? Duizenden kansrijke zaken blijven op de plank liggen, dus als je als slachtoffer aangifte gaat doen van een misdrijf, is de kans heel groot dat er niks mee gebeurt. Heel veel criminelen gaan vrijuit. Vandaag de dag staan er nog advocaten buiten op het plein te demonstreren omdat heel veel mensen hun recht niet meer kunnen halen. Acht jaar VVD-beleid.

De voorzitter:

En de vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Wat zegt dit volgens de minister over de staat van de rechtsstaat? Wat zegt dit volgens de minister over acht jaar VVD-beleid? Wat gaat deze minister heel concreet doen om deze problemen op te lossen?

Minister Grapperhaus:

Laat ik daar heel duidelijk over zijn. Ik stelde het daarom ook op prijs om ook vandaag kort met u te kunnen debatteren over het jaarbericht. Het jaarbericht is in overwegende zin positief, want het OM heeft zijn doelstellingen gewoon bijna allemaal gehaald. In een aantal gevallen zit het er zelfs boven. Ik herhaal het toch nog maar even. Natuurlijk is het goed dat men signaleert dat er eigenlijk nog veel meer gedaan zou kunnen worden. Juist daarom investeert dit kabinet in de opsporing, in het OM, in de politie, in de aanpak van cybercrime en georganiseerde misdaad. Dan ben ik wel iemand die vindt dat we met elkaar — u en ik, dus de Kamer en ik — naar voren moeten gaan kijken, naar het beleid dat nu door het kabinet wordt uitgezet. Laten we dat vooral doen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven