3 Vragenuur: Vragen Arno Rutte

Vragen van het lid Arno Rutte aan de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht "Pak wapens aan".

De voorzitter:

Dan ga ik nu naar de heer Arno Rutte. Er wordt hier verteld dat hij vandaag jarig is. Van harte gefeliciteerd. Namens de VVD stelt de heer Arno Rutte vragen over het bericht dat wapens zouden moeten worden aangepakt. Zijn vragen zijn gericht aan de minister van Justitie en Veiligheid. Ik heet hem hierbij ook welkom. De heer Arno Rutte.

De heer Arno Rutte (VVD):

Voorzitter. Het is inderdaad mijn verjaardag, maar het onderwerp van mijn vragen is niet zo feestelijk. Er is sprake van handgranaten aan deurknoppen, afrekeningen waarbij de kogels bijstanders omstanders om de oren vliegen en moorden met de vreselijke eufemistische term "vergismoorden". Hoewel criminaliteit en het gebruik van wapens van alle tijden zijn, loopt het op sommige plekken in dit land de spuigaten uit.

Alle reden dus voor een krachtdadige opsporing van wapens in ons land, maar daarover stond gisteren in De Telegraaf zeer verontrustende berichtgeving. Gerechtelijk deskundige Jas van Driel en de voorzitter van de Nederlandse politiebond Jan Struijs spreken daarin hun grote bezorgdheid uit over de opsporing van wapens in Nederland. De landelijke portefeuillehouder wapens van de politie geeft aan dat er alleen wordt opgetreden als er kennis is over een wapen. Jan Struijs omschrijft deze aanpak als "wapens als bijvangst". Terwijl in 2015 nog 8.793 vuurwapens of onderdelen daarvan werden onderschept, waren dat er in 2017 nog "slechts" 7.431. En dat terwijl niets erop wijst dat het aantal aanwezige wapens is afgenomen. Integendeel, alle signalen wijzen erop dat de aanwezigheid van wapens juist toeneemt.

Het mag duidelijk zijn dat deze berichtgeving tot grote zorgen bij de VVD-fractie leidt. Ik heb daarom de volgende vragen aan de minister van Justitie. Deelt de minister de zorgen van de VVD-fractie over de toenemende aanwezigheid van wapens en het gebruik daarvan? Kan de minister het verklaren dat in 2017 ruim 1.300 wapens en onderdelen van wapens minder zijn onderschept dan in 2015, terwijl niets erop wijst dat de aanwezigheid van wapens is afgenomen? Kan de minister het verklaren dat in Noord-Nederland in het laatste decennium het aantal ingepikte wapens is verviervoudigd, terwijl er in Zeeland en in Brabant juist minder wapens uit het verkeer zijn genomen? En dat terwijl in het bijzonder Brabant de twijfelachtige eer heeft dé regio te zijn waar de zware, ondermijnende criminaliteit steeds meer voet aan de grond heeft gekregen in het laatste decennium. Tot slot in de eerste termijn: klopt het dat het opsporen van wapens geen hoofdprioriteit meer is, maar slechts bijvangst? Zo ja, deelt de minister de zorg van de VVD dat dit onwenselijk is?

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Eigenlijk kan ik meteen in mijn spreektekst al ingaan op de eerste en de laatste vraag die de heer Arno Rutte stelt. Ja, wapens zijn een belangrijke prioritering voor mij en mijn ministerie. Wat betreft de opsporing van illegale wapens: het wapenbezit en het gemak waarmee vuurwapens worden gebruikt bij afrekeningen in het criminele milieu zijn inderdaad zorgelijk. Politie en OM nemen die opsporing uiterst serieus. Op 4 april hebben wij elkaar over dit onderwerp gesproken tijdens het debat over de strijd tegen het liquidatiegeweld. Toen heb ik gezegd dat we de strijd tegen de handel in automatische wapens opvoeren door de inzet van een coördinerend wapenofficier van justitie, meer opsporingsonderzoeken en het verhogen van de geëiste straffen.

Wat het eerste betreft: sinds 2015 is er een landelijk vuurwapenofficier van justitie bij het landelijk parket, en heeft elk arrondissementsparket een officier met vuurwapens als aandachtsgebied. De Kamer heeft in dat verband een motie aangenomen van mevrouw Van Toorenburg en de heer Rutte, die inhoudt dat de strafmaat wordt verdubbeld voor het bezit van automatische vuurwapens. Aan die motie geef ik uitvoering. Daarnaast moeten potentiële daders die dergelijke vuurwapendelicten in georganiseerd verband plegen zwaarder gestraft kunnen worden. Ik zal binnenkort dus ook met een wetsvoorstel komen waarmee artikel 140 Wetboek van Strafrecht wordt uitgebreid. In het wetsvoorstel wordt het strafmaximum voor deelnemers aan organisaties die het plegen van zware delicten, zoals als geweld en liquidaties, als oogmerk hebben, verhoogd van zes tot maximaal tien jaar gevangenisstraf.

De aanpak van illegale wapens is grensoverschrijdend. Er wordt op dit moment op initiatief van Nederland intensief samengewerkt met Europese politiediensten, en dat leidt ook daadwerkelijk tot arrestaties. De politie werkt daarnaast met een nieuw systeem voor het registreren en analyseren van aangetroffen sporen en goederen, waaronder wapens. Daardoor wordt de dossiervorming op dat thema versterkt. Er is ook sprake van een verbeterde informatiepositie rond vuurwapens, waarbij onder andere het tegengaan van de handel in vuurwapens op het internet aandacht krijgt. Die aanpak heeft al tot diverse successen geleid, zoals verschillende grote vondsten en inbeslagname van partijen wapens en explosieven.

Over die prioritering wil ik u nog verder aangeven dat dit najaar de vernieuwde EU-richtlijn voor vuurwapens in werking treedt, waar Nederland ook flink achteraan heeft gezeten. Daardoor zullen regels voor markering uniform worden. De informatiepositie van de politie zal sterk verbeteren en de onderlinge samenwerking zal worden versterkt. Het is belangrijk om te melden dat alle wezenlijke onderdelen van vuurwapens dan geregistreerd moeten worden. Het kopen van losse onderdelen wordt daarmee ook moeilijker. Inmiddels is de uit 2016 stammende uitvoeringsverordening voor gedeactiveerde vuurwapens sinds maart 2018 verbeterd. Zoals ik ook al bij het debat over liquidaties zei: nu gelden er in de hele EU uniforme en ook goed werkende regels voor onklaar gemaakte vuurwapens. Daarmee is de zogenaamde Slowakijeroute, waarover vaker is bericht, afgesloten.

Ten slotte uw vraag over de regionale jaarlijkse verschillen. Daar valt door mij geen empirisch sluitend antwoord op te geven. Dat heeft ook te maken met de manier waarop bepaalde ontwikkelingen zich in enig jaar afspelen binnen de criminele milieus. Maar u mag ervan verzekerd zijn dat de prioritering, de inzet op het aanpakken van het illegale wapenbezit, zich uiteraard op alle regio's richt, maar zich zeker concentreert op die gebieden waar de criminele organisaties temeer actief zijn.

Dank u wel.

De heer Arno Rutte (VVD):

Het is in ieder geval goed om van de minister te horen dat ook hij de zorgen ten aanzien van wapens deelt, en dat hij ook vele maatregelen wil nemen om te zorgen dat de aanwezigheid van wapens wordt aangepakt. Dat zit dan vooral in andere wetgeving, zwaardere straffen en een coördinerend officier. Maar je zult de mensen die het daadwerkelijk doen uiteindelijk ook moeten opsporen. Daarover zei de heer Van Driel wel iets belangrijks. Hij zei: als er bijvoorbeeld wapens opduiken in een drugsonderzoek, dan zul je moeten doorrechercheren. Je moet niet slechts constateren "hé, een wapen; we nemen het in beslag", maar kijken waar dat wapen vandaan komt, of er meer achter zit, of er wat aan de hand is. Is de minister het met de heer Van Driel eens? Zo ja, hoe gaat hij zorgen dat dat doorrechercheren een plek krijgt in de werkwijze van de politie? Zo nee, wat is dan volgens de minister de beste aanpak om wapens op te sporen?

In het artikel staat ook iets over de registratie. De minister zei daar iets over, maar in dat artikel staat eigenlijk dat er niet goed geregistreerd wordt wat er gebeurt met illegaal verkregen wapens en dat ook vuurwapenincidenten onvoldoende worden geregistreerd. Klopt dat en is dat misschien iets om te gaan verbeteren?

Minister Grapperhaus:

Om met dat laatste te beginnen: dat punt zal ik zeker oppakken, maar het is mij eerlijk gezegd niet bekend dat dit zo is. Wat het eerste punt betreft: u roert terecht aan dat het van belang is om in het recherchewerk wapens niet als een soort bijvangst te beschouwen maar daar inderdaad ook echt op te rechercheren en zo nodig door te rechercheren.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Arno Rutte (VVD):

Ook dat is goed om te horen. Dan blijven er nog één vraag en één zorg over. Als je wil rechercheren en doorrechercheren, heb je ook deskundigheid nodig. In het artikel van gisteren wordt gesuggereerd dat de laatste deskundige binnenkort gepensioneerd de deur dichttrekt bij de politie. Dat is wellicht wat overdreven, maar ik vraag toch of dat beeld klopt en hoe de minister ervoor zorg gaat dragen dat op korte en middellange termijn de politie over de benodigde deskundigheid beschikt om wapens op te sporen en burgers te vrijwaren van levensgevaarlijk vuurwapengeweld.

Minister Grapperhaus:

Het beeld dat de Nederlandse politie qua deskundigheid niet toegerust zou zijn, bestrijd ik. Ik heb heel vaak gezegd en blijf herhalen dat onze politie kwalitatief echt op alle onderdelen, ook op het gebied van deskundigheidsspecialisaties, in internationale vergelijkingen zeer hoog scoort. Een ander punt is dat we hebben gezegd dat dit jaar en de komende jaren extra geld structureel in de politie wordt geïnvesteerd. Ik heb ook al eerder in uw Kamer gezegd dat dit mede wordt toegespitst op het ontwikkelen van verdere deskundigheid bij de politie, ook op dit gebied.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rutte. Dan ga ik naar de heer Van Dam namens het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Uiteraard moet de aanpak van vuurwapens een prioriteit zijn. Die is ongelofelijk belangrijk, maar ik hoor de getallen en ik hoor ook over de verschillen in het noorden van het land en in het zuiden. Een paar jaar geleden verscheen het rapport Wapens weg. Dat ging vooral over de registratie van inbeslaggenomen vuurwapens. Is dit nou echt een operationeel probleem of wordt er gewoon niet goed geregistreerd? En zou de minister dat rapport van een paar jaar geleden nog eens uit de la willen halen en bekijken hoe het, gelet op de aanbevelingen daarin, op dit moment gaat?

Minister Grapperhaus:

De heer Van Dam roert een punt aan waarover ik inderdaad met de politie in gesprek wil, want als we zeggen dat we hier een belangrijke prioritering van willen maken, moeten we ook met elkaar nagaan of we alles goed in beeld hebben. Het kan zijn dat we met elkaar moeten constateren dat bijvoorbeeld die registratie nog verbeterd kan worden.

De heer Groothuizen (D66):

De minister noemt een aantal maatregelen die hij gaat nemen. Terecht voegt de heer Rutte daaraan toe: maar je moet wel opsporen. Maar je moet volgens mij ook iets anders doen: je moet vooruitkijken. Elk jaar of elke twee jaar wordt een dreigingsbeeld opgesteld. Dat zegt eigenlijk dat in een ring van landen om ons heen — Syrië, Libië en Oekraïne — al heel veel wapens in omloop zijn. In Rusland komen dadelijk 4 miljoen kalasjnikovs beschikbaar omdat het Russische leger die afschrijft. Wat doet de minister, vooruitkijkend, om dat probleem te tackelen aan de aanbodkant?

Minister Grapperhaus:

Het is een heel juist punt dat in Rusland maar ook nu al in Oekraïne zeer grote hoeveelheden gevaarlijke wapens op een soort markt zijn gekomen of op een bepaalde markt komen. Het heeft de volle aandacht van de Nederlandse opsporingsautoriteiten om te kijken of we inderdaad anticiperend al dingen daaraan kunnen doen. Ik noemde bijvoorbeeld net dat we het nu in de Europese verordening over het technisch onklaar maken voor elkaar hebben gekregen dat een aantal wijzigingen mogelijk zijn, waardoor bijvoorbeeld de Slowakijeroute is afgesloten. We zullen met elkaar vanuit het justitie- en veiligheidsdomein ook moeten gaan werken aan maatregelen die zo veel mogelijk onmogelijk maken dat dit soort op de markt komende partijen beschikbaar komen op de Nederlandse markt of in ieder geval in Nederland.

De voorzitter:

Uw tweede, aanvullende vraag.

De heer Groothuizen (D66):

Het is mooi dat de opsporingsdiensten daar alert op zijn. Het is ook mooi dat de minister bezig is met de Europese verordening, zoals hij in eerste termijn al zei, maar dat zal niet per definitie betekenen dat wapens niet kunnen instromen vanuit de landen die ik noemde. Kan de minister wat concreter aangeven welke stappen hij, het liefst in Europees verband, kan zetten om te voorkomen dat die grote hoeveelheden wapens onze kant op kunnen komen?

Minister Grapperhaus:

Het is lastig om dat nu heel geconcretiseerd te zeggen. In de eerste plaats heeft dat uiteraard in veel gevallen te maken met technische maatregelen en met controlemogelijkheden aan de buitengrenzen. Daarnaast zullen we ook hier internationaal en gezamenlijk moeten optrekken in de opsporing. Want het tegenhouden van illegale wapens uit Rusland en Oekraïne begint natuurlijk al bij de landen die aan de buitengrenzen liggen.

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn fractie maakt al jaren een punt van doorrechercheren, want dat horen wij van de werkvloer. De minister deelt die mening gelukkig; hij vindt dat dat moet gebeuren. Dan moeten er natuurlijk wel voldoende mensen, rechercheurs, zijn. Ik weet het antwoord al: er komt structureel geld bij voor de politie. Dus mijn vraag is een andere. Ik hoorde de minister zeggen dat we ook in deskundigheid gaan investeren. Maar we lezen in het artikel ook dat de deskundigheid er nu wel is, maar dat die weg dreigt te lopen. Dat komt door pensionering et cetera of doordat mensen ermee ophouden. Is de minister het met mij eens dat we de deskundigheid die er nu is, op zijn minst moeten gaan inzetten?

Minister Grapperhaus:

Ik ben het volledig met u eens dat beschikbare deskundigheid waar mogelijk moet worden ingezet.

De voorzitter:

Dank u wel. O, u wilt nog iets zeggen, zie ik.

Minister Grapperhaus:

Nou, alleen "van harte" tegen de heer Rutte.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Ik kijk even of de volgende vraag al kan worden gesteld. Meneer Sjoerdsma, de minister is er nog niet. Hij is onderweg. We wachten dus nog heel even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven