9 Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn

Aan de orde is het VAO Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (AO d.d. 16/11).

De voorzitter:

We gaan nu verder met het VAO Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ik geef de heer Grashoff namens GroenLinks het woord.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren heb ik hier tijdens de regeling van werkzaamheden gevraagd om een interpellatiedebat met deze minister. Dat heeft de coalitie mij niet gegund. Het gaat om het feit dat het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn op 31 december moet zijn ingezonden, maar dat de Kamer daar niet meer over kan spreken. We hebben daar meer dan een halfjaar over gedaan. Ik weet dat deze minister ook haar erfenis van een voorganger heeft, maar ik kan niet anders oordelen dan dat "dit verdient geen schoonheidsprijs" hier een fors understatement is. Ik heb daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn een belangrijk beleidsdocument is, waarover de Kamer haar oordeel wil geven;

overwegende dat de controlerende rol van de Kamer ernstig in het gedrang komt door het voornemen van de minister om dit actieprogramma voor 31 december 2017 aan de Europese Commissie toe te sturen, terwijl de Kamer door de te late toezending van dit document niet meer in de gelegenheid zal zijn om voor deze datum daarover het debat te voeren;

verzoekt de regering het definitieve zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn niet aan de Europese Commissie op te sturen voordat de Kamer daarover heeft kunnen spreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 235 (33037).

De heer Grashoff (GroenLinks):

We hebben in het AO uitgebreid gesproken over mestfraude. Daar heeft de minister zichzelf weinig ruimte gegeven om actief aan de slag te gaan met de mestfraude en te veel aan de sector. Vandaar de volgende motie, die is meeondertekend door de heer Futselaar namens de SP, door de heer Moorlag namens de Partij van de Arbeid, door mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren, door de heer Dijkgraaf namens de SGP, door de heer Graus namens de PVV, door mevrouw Van Brenk namens 50PLUS en door de heer Öztürk van de fractie van DENK.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister aan de sector heeft gevraagd om voor half december met een plan van aanpak te komen om mestfraude binnen de sector aan te pakken;

overwegende dat handhaving een centrale overheidstaak is;

overwegende dat namens de rijksoverheid de NVWA deze handhavingstaak heeft, maar dat momenteel de handhaving weinig effectief is door een combinatie van de geringe pakkans, het kleine aantal controles op mesttransporten en de lage strafrechtelijke strafmaat in verhouding tot de sterke financiële fraudeprikkel;

verzoekt de regering om de zwakke schakels in de keten te identificeren, de handhaving op mestfraude door de NVWA te intensiveren, en daartoe een plan van aanpak te maken en dit voor 1 februari 2018, zo nodig vertrouwelijk, naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff, Futselaar, Moorlag, Ouwehand, Dijkgraaf, Graus, Van Brenk en Öztürk.

Zij krijgt nr. 236 (33037).

Dan ga ik nu naar de heer Moorlag namens de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt het onacceptabel dat mestfraude zo grootschalig, zo georganiseerd en zo systematisch voorkomt. Wij vinden dat de aanpak en de strafmaat anders moeten worden. Ik wil daartoe een tweetal moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zichtbaar is geworden dat in een deel van de agrarische keten systematisch en grootschalig georganiseerd mestfraude is gepleegd;

overwegende dat binnen delen van de landbouwketen sprake is van moreel wangedrag in de vorm van een wegkijk- en zwijgcultuur;

overwegende dat de brancheorganisatie LTO Nederland heeft uitgesproken dat dit gedrag, waarvan mestfraude een uiting is, onacceptabel is;

verzoekt de regering om in gezamenlijkheid met de sector een bindende gedragscode te ontwikkelen waarmee verantwoord agrarisch ondernemerschap wordt geborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 237 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zichtbaar is geworden dat in een deel van de agrarische keten systematisch en georganiseerd grootschalig mestfraude is gepleegd, waarmee niet alleen de wet is overtreden, maar ook een oneigenlijk concurrentievoordeel is verkregen;

overwegende dat de brancheorganisatie LTO Nederland zich op het standpunt stelt dat op mestfraude snoeiharde sancties moeten komen te staan;

overwegende dat de pakkans, respectievelijk de strafmaat, onvoldoende afschrikwekkend is gebleken om de georganiseerde mestfraude te voorkomen of te ontmoedigen;

verzoekt de regering inzichtelijk te maken hoe een combinatie van verhoogde pakkans, verzwaarde strafmaat en de mogelijkheid tot schorsing van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, bij kan dragen aan een effectievere aanpak van systematische mestfraude;

verzoekt de regering de Kamer hierover voor 1 april 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 238 (33037).

Dan ga ik nu naar de heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Over de mestfraude heeft de heer Grashoff ook voor onze partij gesproken. De motie is ook door ons ondertekend. Maar wat het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn betreft, willen wij niet alleen dat het tijdig naar ons toegestuurd wordt, maar zou het ook prettig zijn als het de doelen haalt die het zou moeten halen. Uit de concept-MER over het conceptactieprogramma, die wij niet zozeer hebben gekregen, maar hebben gevonden voor het debat, blijkt dat dat niet het geval zal zijn. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de MER over de voorlopige versie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn stelde dat een groot deel van de doelen niet met invoering van dit programma zou worden gehaald;

constaterende dat specifiek de norm voor nitraat op de zuidelijke zandgronden van maximaal 50 milligram per liter niet gehaald werd;

van mening dat het behalen van de normen van groot belang is voor zowel de kwaliteit van grond, water en natuur in Nederland als de toekomst van de Nederlandse landbouw;

verzoekt de regering te zorgen dat de maatregelen in het definitieve zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn daadwerkelijk leiden tot het behalen van de norm van minder dan 50 milligram nitraat per liter op de zuidelijke zandgronden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 239 (33037).

Dank u wel, mijnheer Futselaar. Dan ga ik nu naar de heer De Groot namens D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb geen moties. Ik dank de minister voor de toezeggingen. Die haal ik hier nog even naar voren. In de eerste plaats gaat de minister erop toezien dat er geen geld gaat naar partijen die gefraudeerd hebben waar het gaat om de sanering van de varkenshouderij. Dat is niet de bedoeling volgens de minister en daar ben ik het hartgrondig mee eens.

Er komen wettelijke maatregelen mocht de vrijwillige aanpak onder het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer niet werken. Dat zou eerst medio 2019 zijn en dat gaat nu een halfjaar eerder gebeuren. Dan hebben we het dus over halverwege 2018.

De laatste gaat over tabel 6 uit de Meststoffenwet. Het klinkt heel technisch: daar zit een knikje in op 11.500 kilo. Ik dank de minister voor de toezegging, maar ik doe echt een oproep aan haar om het goed in te gaten te houden. Mocht er aanleiding zijn om al eerder de tabel te wijzigen omdat nu al de productie per koe sterk toeneemt, dan verzoek ik de minister echt om al maatregelen te nemen. Dan hoeven we de put niet te dempen als het kalf verdronken is. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De minister heeft de sector gevraagd om met een plan van aanpak te komen om de mestfraude op te lossen. Wij denken dat er ietsje meer nodig is dan wat mooie woorden van de sector.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit analyses van zowel het Planbureau voor de Leefomgeving, de politie als het ministerie van LNV zelf blijkt dat het risico reëel is dat veehouders meer dieren houden dan toegestaan en dat dit een belangrijke factor vormt in het ontstaan van mestfraude;

spreekt uit dat handhaving van zowel de vergunningsvoorwaarden als de dierrechten die betrekking hebben op de toegestane hoeveelheid dieren in een stal op orde moeten zijn;

verzoekt de regering een concreet plan op te stellen voor het daadwerkelijk handhaven van de vergunningsvoorwaarden en dierrechten in de veehouderij, en de Kamer hierover voor 1 februari 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 240 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving als de politie blijkt dat een mestoverschot als gevolg van een te hoog aantal dieren in de veehouderij een structurele en nauwelijks te bestrijden veroorzaker is van mestfraude;

verzoekt de regering haar aanpak van mestfraude te baseren op het wegnemen van de structurele fraudedruk die het gevolg is van te hoge aantallen dieren en bijbehorende mestoverschotten in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 241 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mestscheiding en -verwerking zeer fraudegevoelig blijken;

constaterende dat uit een analyse van het ministerie zelf nu al blijkt dat effectieve handhaving niet erg waarschijnlijk wordt geacht;

verzoekt de regering concrete en afrekenbare doelen te formuleren voor het handhaven van de regels bij mestscheiding en -verwerking en daarbij inzichtelijk te maken wat de handhavingskosten zijn om mestfraude via deze routes daadwerkelijk te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 242 (33037).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Lodders namens de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik begin met het voorlezen van de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het organischestofgehalte in de bodem positief kan bijdragen aan de bodemvruchtbaarheid en bodemkwaliteit en aan het terugdringen van kunstmestgebruik en CO2-emissie;

overwegende dat bodemverbeteraars leiden tot een hoger organischestofgehalte, maar dat de randvoorwaarden van minimaal 20 kilo fosfaat uit bodemverbeteraars de toepassing in de praktijk onaantrekkelijk maakt;

verzoekt de regering de randvoorwaarden voor het toepassen van bodemverbeteraars op bouwland in de fosfaatklasse hoog aan te passen naar het toedienen van minimaal 10 kilo fosfaat uit bodemverbeteraars;

verzoekt de regering voorts nader te onderzoeken aan welke minimumeisen bodemverbeteraars moeten voldoen om het gebruik van kunstmest en CO2-emissie terug te dringen;

verzoekt de regering tevens te toetsen of de berekeningswijze van de organische stof in de bodem (die van steeds groter belang wordt) accuraat en eenduidig gebeurt, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243 (33037).

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik begon met de motie omdat het een vrij uitgebreide motie was. Ze is ook vrij technisch, maar wel van groot belang. We willen inzetten op bodemvruchtbaarheid en op de kwaliteit van de bodem. Daar is deze motie heel erg belangrijk voor. Als we de bodem niet kunnen verrijken met organische stoffen omdat de randvoorwaarden te hoog zijn gesteld, hebben we een achteruitgang die onwenselijk is. Ik hoor graag de minister hierover.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, drie moties. De eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het belang om met het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn een derogatie te verkrijgen;

constaterende dat in het advies van de Commissie knelgevallen fosfaatrechten gepleit wordt te voorkomen dat op zich gezonde bedrijven omvallen door de introductie van het fosfaatstelsel;

verzoekt de regering in overleg te treden met financiers in de agrarische sector om binnen de kaders van de, nog te verlenen, derogatie te zoeken naar ondersteuning van op zich gezonde melkveebedrijven in de bedrijfseconomische knel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dik-Faber, Lodders en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 244 (33037).

De heer Geurts (CDA):

De tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een belangrijk deel van de in Nederland geproduceerde pluimveemest op basis van langjarige contracten buiten de Nederlandse landbouw wordt afgezet;

constaterende dat deze pluimveemest niet bijdraagt aan bemesting in Nederland en daardoor geen bijdrage levert aan nitraatuitspoeling naar het grondwater;

verzoekt de regering in overleg te treden met de pluimveesector om na het vaststellen van het actieprogramma en het verkrijgen van de derogatie te komen tot individuele ontheffing van productierechten bij vooraf vastgelegde langjarige verwerking van mest, waarbij gegarandeerd wordt dat deze mest niet in de Nederlandse landbouw afgezet wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 245 (33037).

De heer Geurts (CDA):

En de laatste motie, voorzitter. Ik weet niet of dat voor vandaag is, maar in ieder geval voor dit VAO.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij hogere opbrengsten meer nutriënten aan de bodem onttrokken worden en dit een dalende bodemvruchtbaarheid tot gevolg heeft;

verzoekt de regering om de regeling equivalente maatregelen te behouden, zodat ingezet kan worden op meer maatwerk, en dat in de regeling equivalente maatregelen misoogsten buiten beschouwing worden gelaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 246 (33037).

Was u klaar met de moties? Dan mevrouw Ouwehand, kort.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik was even benieuwd welke koers het CDA samen met de ChristenUnie wil varen op het punt van ontheffingen op de productierechten in de pluimveehouderij. Hoe groot wordt de pluimveesector, als het aan het CDA ligt, als al die mest maar kan worden verwerkt of elders afgezet?

De heer Geurts (CDA):

We hebben deze discussie ook in het AO gevoerd. We hebben een productieplafond in Nederland. Dat wordt ook in het zesde actieprogramma uitgevoerd. Wat wij hier vragen, is om in overleg te treden met de pluimveesector en om pas na het vaststellen van het actieprogramma te kijken welke mogelijkheden er zijn. Als u het actieprogramma goed gelezen heeft, ziet u dat die mogelijkheden daarin zitten. Het drukt absoluut niet op de Nederlandse gronden, om het maar zo te zeggen, en op het Nederlandse milieu.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, tot slot.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Is het wel verstandig om voor ontheffingen te pleiten als we op dit moment nog niet eens weten hoe we die mestfraude, waar ook het CDA zich zorgen over zegt te maken, wordt aangepakt? Die speelt vooral in de varkenshouderij, maar ook de pluimveesector is daar debet aan, kunnen we lezen in de analyses. Hoeveel meer ruimte moet de veehouderij nog krijgen?

De heer Geurts (CDA):

Ik vind het wel een heel bijzondere gang van zaken om allerlei dingen aan elkaar te koppelen. Het gaat gewoon over de toekomst, en daar nemen wij een voorschot op.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste opmerking, waar iedereen om moet lachen, heb ik gemist. Ik lees het in het verslag.

Hoeveel minuten heeft u ongeveer nodig, minister? Vijf minuten? Dan schors ik de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 17.02 uur tot 17.11 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Schouten:

Voorzitter. Een hele rits moties, dus ik probeer er een beetje tempo in te houden.

De motie-Grashoff op stuk nr. 235 verzoekt het zesde actieprogramma niet aan de Commissie te sturen voordat de Kamer daarover heeft kunnen spreken. Indiening voor 31 december is een harde deadline vanuit de richtlijn. Overschrijding daarvan heeft behoorlijk wat gevolgen. Het is niet zo dat er niet meer met de Kamer over gesproken kan worden als het bij de Commissie is ingediend. Dus ik laat dat aan de Kamer zelf als zij daar behoefte aan heeft. Wij zijn nu alles op alles aan het zetten om alle zienswijzen te verwerken en die in het actieprogramma op te nemen. Het is een uitwerking van de invulling van een richtlijn. Het staat de Kamer uiteraard vrij om daar nog met mij over te spreken. Overigens hebben wij dat volgens mij uitvoerig gedaan het afgelopen algemeen overleg, maar ik hecht er gewoon aan om dit actieprogramma op tijd naar de Commissie te sturen.

De voorzitter:

Meneer Grashoff, ik laat één vraag toe over de ingediende moties, want er zijn twaalf moties ingediend.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, u weet dat ik hier een interpellatie heb aangevraagd.

De voorzitter:

Ja, ik was erbij.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb ook gewezen op de bijzondere situatie dat wij als Kamer een halfjaar bezig zijn om een plan naar de Kamer te krijgen, en dat wij in — als ik het zo onparlementair mag zeggen — een lullig briefje in het weekend te horen kregen: sorry, maar dat gaat even niet lukken. Het woord "sorry" ontbrak trouwens. Dan kan ik niet anders dan constateren dat hier sprake is van een proces dat echt niet door de beugel kan. Ik zou deze minister zo graag willen vragen of zij nog eens zou kunnen reflecteren op deze situatie vanuit de positie die zij nog een paar maanden geleden had — wat zeg ik? — korter geleden had toen zij hier zelf als kritisch Kamerlid in de bankjes zat. Wat zou ze ervan vinden als op deze manier met de positie van de Kamer zou worden omgegaan? Dat is mijn vraag.

Minister Schouten:

Dat suggereert dat wij niet met elkaar over dit actieprogramma hebben gesproken, maar volgens mij hebben wij een paar uur met elkaar in een debat gezeten waarin wij dat hebben gedaan. Nogmaals: ik lok het niet uit, maar mocht de Kamer op een later moment met mij over het actieprogramma willen spreken, dan kan dat ook. Alleen hecht ik er nu aan om in ieder geval de invulling van de Nitraatrichtlijn, namelijk hoe Nederland daar concreet invulling aan gaat geven, op tijd naar de Commissie te sturen, omdat de gevolgen anders heel erg groot zijn.

De voorzitter:

Goed. Dan stel ik voor dat u naar de volgende motie gaat, de motie-Grashoff c.s. op stuk nr. 236.

Minister Schouten:

Ja. Zoals ik heb aangegeven, komt er een plan van aanpak van de sector. Daar ga ik 18 december met de sector over spreken. Tegelijkertijd heb ik in het AO aangegeven dat wij met elkaar gaan bekijken hoe wij de handhaving beter kunnen vormgeven. Ik heb daar inmiddels ook al meer contact over gehad met mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid. Wij hebben de NVWA. Het OM is ook actief op dit gebied en in het gebied waar het over gaat. En wij hebben de omgevingsdiensten. Wij zijn tegelijkertijd bezig om met die drie partijen te kijken hoe wij de handhaving beter kunnen stroomlijnen en daarmee eerder signalen over mestfraude kunnen oppakken. Maar ik wil nu het plan van aanpak van de sector afwachten. Daarover zal ik u informeren. Ik spreek 18 december met ze, maar ik zal echt proberen dat plan van aanpak met een appreciatie van onze zijde zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen. Ik zal echt proberen om dat nog voor de kerst te doen. Maar ik zie ook dat er in de motie gevraagd wordt naar mogelijkheden om de inzet van de NVWA te intensiveren. Dat betekent dat er óf meer geld bij moet óf andere prioritering moet gaan plaatsvinden. Die mogelijkheid zie ik op dit moment niet. Als de heer Grashoff dat vindt, dan moet hij óf zeggen waar hij het geld vandaan haalt óf zeggen waar het toezicht en de handhaving minder worden. Op deze manier kan ik deze motie niet uitvoeren en daarom wil ik haar ontraden.

De motie-Moorlag op stuk nr. 237 is een klein beetje in dezelfde sfeer. Hij vraagt de regering om in gezamenlijkheid met de sector een bindende gedragscode te ontwikkelen. Ik wacht op het plan van aanpak dat vanuit de sector komt. Ik denk dat ze mogelijk meeluisteren met dit debat en dat ze nog iets van ideeën kunnen opdoen. Ik wil eerst afwachten waar zij mee komen. Ik vind het belangrijk dat zij daarin voldoende ambitie tonen. Daarop zal ik het toetsen. Daarna zal ik de Kamer informeren. Ik ontraad deze motie op dit moment, want de sector is nu eerst aan zet.

In zijn motie op stuk nr. 238 vraagt de heer Moorlag om de combinatie van de pakkans, de strafmaat en dergelijke inzichtelijk te maken, zodat kan worden bekeken of dat bijdraagt aan een effectievere aanpak. Ik wil nu eerst zien waar de sector mee gaat komen. Justitie en Veiligheid, de omgevingsdiensten en de NVWA zijn nu aan het bekijken hoe dat verbeterd kan worden. Ik zou daarom willen verzoeken om deze motie aan te houden. Als de heer Moorlag dat niet wil, zal ik haar nu moeten ontraden.

De voorzitter:

Eén vraag, meneer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik begrijp heel goed dat de minister in overleg wil treden met de brancheorganisaties, maar handhaving en strafmaat zijn toch overheidstaken. Deze motie gaat niet verder dan het verzoek om iets inzichtelijk te maken. Ik denk dat dat voor de informatiepositie van de Kamer van groot belang is, dus ik begrijp niet zo goed waarom de minister zich hierin zo lijdzaam opstelt. Gelet op de informatiepositie van de Kamer vraag ik om dit wel inzichtelijk te maken en deze motie over te nemen.

Minister Schouten:

Ik heb aangegeven dat ik eerst de Kamer wil informeren over het plan van aanpak plus de appreciatie van onze zijde plus de maatregelen die wij voornemens zijn te gaan nemen in het kader van de effectievere handhaving. Wacht op dat plan, is mijn verzoek aan de heer Moorlag. Als hij dat ziet, is het aan hem om te bepalen wat hij met die motie doet, maar op dit moment vind ik haar prematuur. Daarom verzoek ik hem om deze motie aan te houden. Als hij dat niet wil, zal ik haar nu moeten ontraden.

De voorzitter:

Mijnheer Moorlag, u heeft één motie ingediend? Twee?

Minister Schouten:

Misschien wil hij zeggen of hij de motie wil aanhouden of niet.

De voorzitter:

Sorry, ik word afgeleid door de heer Graus. Daar hebben jullie allemaal last van? Dat dacht ik al.

Meneer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik wil ingaan op dat verzoek van de minister en de motie aanhouden totdat het overleg met de sector heeft plaatsgehad.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Moorlag stel ik voor zijn motie (33037, nr. 238) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schouten:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 239 van de heren Futselaar en Grashoff over de doelen in het zesde actieprogramma en wat de MER daarover zegt. Zoals ik al heb aangegeven in het algemeen overleg is het conceptactieprogramma al aangepast naar aanleiding van de concept-MER. De concept-MER ziet dus op een actieprogramma dat daarna nog is geactualiseerd, juist op basis van die inzichten. De norm van minder dan 50 milligram nitraat per liter op de zuidelijke zandgronden is een norm die later in de tijd ligt. Die hoeft nu nog niet met dit zesde actieprogramma behaald te worden. Dat is een langjarig traject. Wij hebben het actieprogramma aangepast naar aanleiding van de concept-MER. Dat heb ik in het algemeen overleg al uitgelegd, dus ik zal de motie om deze reden moeten ontraden.

De heer Futselaar (SP):

Het is ook een absurde motie. Het is absurd om op een niet-bestaand plan een motie te moeten indienen dat het plan zijn doelen moet gaan halen. Maar we hebben geen keus, want we hebben geen enkele mogelijkheid om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het plan voordat het naar Brussel wordt gestuurd en kunnen er alleen achteraf eventueel over praten. Ik kan er dus ook niet op amenderen et cetera, dus ik ben gedwongen tot dit soort noodmaatregelen. Daarom zal ik de motie toch in stemming brengen.

De voorzitter:

Dat staat u vrij. Dan de motie op stuk nr. 240?

Minister Schouten:

Ik ga eerst de vraag van de heer De Groot doen. Ik doe het even op volgorde.

De voorzitter:

Dat is prima.

Minister Schouten:

De heer De Groot heeft de toezeggingen herhaald, maar ik wil daar toch even wat scherpte in aanbrengen, want volgens mij zat er een foutje in de jaartelling voor het deltaplan. De lijn was om daarover eind 2019 een besluit te nemen, ook om te zien of juridische maatregelen nodig zijn in het kader van de waterwinplekken. Ik heb toegezegd dat ik dat een halfjaar zal verschuiven naar halverwege 2019. Ik meen dat de heer De Groot het over 2018 had. Dat is een beetje snel. Ik wil ook benadrukken dat we dit al overlegd hebben met de betrokken partijen in het kader van het bestuursakkoord. Zij zijn ermee akkoord dat het wordt vervroegd naar half 2019.

De heer De Groot (D66):

Ik dank de minister voor dit antwoord. In het verslag heb ik dat inderdaad zo gezegd, maar dat is dan bij dezen gecorrigeerd.

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder.

Minister Schouten:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 240 van mevrouw Ouwehand en de heer Grashoff over een concreet plan voor het handhaven van de vergunningsvoorwaarden en de dierrechten. Ik heb tijdens het algemeen overleg ook al aangegeven dat de gemeenten het bevoegd gezag zijn bij het verstrekken van milieuvergunningen en verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de vergunde dieraantallen, en dat het aan de provincies is om te controleren of de gemeenten dat juist uitvoeren. Dat is de rolverdeling die we hebben afgesproken. Daar zit geen rol voor de rijksoverheid in. Daarnaast is de NVWA het bevoegd gezag om te controleren op de dieraantallen in vergelijking met de voor bedrijven geregistreerde productierechten in het kader van de Meststoffenwet. Daar is die rol wel belegd. Dat zijn twee verschillende stelsels met twee bevoegde instanties. Om deze reden moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

De tweede motie van mevrouw Ouwehand en de heer Grashoff op stuk nr. 241 vraagt om de aanpak van mestfraude te baseren op het verminderen van het hoge aantal dieren. Ik wil die motie ontraden. Wij wachten het plan van aanpak vanuit de sector af. Wij zullen dat met de appreciatie van onze zijde en onze eigen voorstellen ten aanzien van de handhaving naar de Kamer sturen. De inzet is niet gericht op de inkrimping van de veestapel.

De derde motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 242 gaat over concrete en afrekenbare doelen voor mestscheiding en -verwerking. Dit lijkt me bijna een soort quotum voor het aantal boetes dat we moeten gaan uitschrijven. Daar hebben we weleens andere discussies over gevoerd, bijvoorbeeld ten aanzien van de politie, meen ik. Dat is niet de manier waarop wij in Nederland dit soort zaken vormgeven. Daarom wil ik deze motie ook ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zowel mijn eerste als mijn derde motie, dus de moties op de stukken nrs. 240 en 242, vragen eigenlijk hetzelfde als het Planbureau voor de Leefomgeving en de politie, en ook het onderzoek dat al een poosje op het ministerie bleek te liggen voordat de berichtgeving over de mestfraude in de NRC terechtkwam. Die zeggen allemaal: wij zien dat het houden van meer dieren dan waarvoor je een vergunning hebt gekregen een reëel risico is. Het gebeurt gewoon. Ik vind het onbestaanbaar dat de minister hier zegt dat het aan de gemeente en de provincie is. Iedereen die ons adviseert, zegt: daar zit het fout, en wij krijgen er geen zicht op. Wil de minister zelf ook niet weten hoe dat zit? Moeten we geen plan maken waarmee dat beter gehandhaafd wordt?

Minister Schouten:

Maar wij hebben in dit land een scheiding van overheidsbevoegdheden. In dit geval verleent de gemeente de vergunningen en is de provincie degene die toezicht houdt op de gemeenten. Stel dat de gemeente bepaalde regelingen niet goed uitvoert en dat wij als Rijk daar gelijk bovenop springen. Dat zou hetzelfde zijn als wat mevrouw Ouwehand nu voorstelt. Dat is gewoon niet de systematiek die wij hebben afgesproken. Als het een bevoegdheid is van de gemeente, is de provincie degene die erop toeziet of dat correct wordt uitgevoerd, en niet het Rijk. Als mevrouw Ouwehand dat wil veranderen, dan moet ze daar een wetswijziging of iets dergelijks voor indienen. Maar dit zijn nou eenmaal de kaders waarbinnen wij te handelen hebben.

De voorzitter:

Tot slot over uw andere motie, mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, voorzitter. Het Rijk en deze minister zijn verantwoordelijk voor het aanpakken van de mestfraude. We zien dat allerlei factoren niet gehandhaafd worden. En de minister wil daar dus zelf ook geen zicht op hebben, terwijl we in de rapportages zien dat de gemeenten een veehouderij maar één keer in de zeven jaar controleren, en soms maar één keer in de dertien jaar. Dan weet je toch dat jouw eigen aanpak van de mestfraude op nationaal niveau afhankelijk is van effectieve handhaving op dat niveau, en dat het daar nogal aan schort?

Minister Schouten:

Ik weet dat de Partij voor de Dieren in heel wat gemeentes actief is. Ik zou zeggen: vraag het ook aan uw eigen lokale fracties als u vindt dat er te weinig gecontroleerd wordt door de gemeentes. Dat zijn nou eenmaal de verhoudingen die wij in dit land hebben afgesproken wat betreft de vraag waar de bevoegdheden liggen en hoe daarop gehandhaafd wordt.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 243.

Minister Schouten:

Dat is de motie van mevrouw Lodders. Het is een vrij technische motie. Ik moest dus even goed kijken. Ik ga ook echt proberen om zo feitelijk mogelijk te antwoorden. De hogere fosfaatgebruiksnorm is bedoeld om het gebruik van bodemverbeteraars te stimuleren. Daarom is er een maatregel in het actieprogramma opgenomen waarin staat dat het om een substantiële hoeveelheid bodemverbeteraars moet gaan. Verlaging van het aantal kilogrammen bodemverbeteraars draagt niet bij aan een betere bodem. Dat is de reden dat ik deze motie zo moet ontraden. Maar mevrouw Lodders vroeg ook naar de feitelijke onderbouwing van die grens van 20 kilo. Als zij dat wil, kan ik nog wel toezeggen dat ik haar die onderbouwing per brief doe toekomen, zodat we dat even heel correct uiteen kunnen zetten.

Mevrouw Lodders (VVD):

Van dat aanbod maak ik heel graag gebruik, ook omdat in het tweede en het derde verzoek wordt gevraagd om nadere informatie. Heel graag dus. Ik heb nog wel een opmerking in de richting van de minister. Als er geen bodemverbeteraars met die 20 kilo fosfaat aanwezig zijn, dan hebben we helemaal niets en dan doen we uiteindelijk ook niets aan bodemverbetering. Als de minister dat in het achterhoofd wil meenemen, dan houd ik deze motie aan, voorzitter.

Minister Schouten:

Ik zeg toe dat ik die brief zal sturen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Lodders stel ik voor haar motie (33037, nr. 243) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 244.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 244 van de heer Geurts c.s. Ik deel dat het van groot belang is om een derogatie te verkrijgen bij het zesde actieprogramma, zoals in de motie naar voren wordt gebracht. Ik deel ook dat het van belang is om rekening te houden met knelgevallen. Daarvoor is advies gevraagd aan de commissie-Kalden. Dat advies is overgenomen. Na de inwerkingtreding van het fosfaatrechtenstelsel per 1 januari 2018 kunnen bedrijven die een beroep willen doen op de knelgevallenregeling, zich melden bij de RVO. De commissie-Kalden bepleit een andere aanpak dan de knelgevallenvoorziening om te voorkomen dat op zich gezonde bedrijven omvallen door de introductie van dat stelsel. De commissie adviseert om in overleg te treden met het bedrijfsleven om een effectievere aanpak te ontwikkelen voor de ondersteuning van op zich gezonde melkveebedrijven die bedrijfseconomisch in de knel komen. Ik heb het advies van de commissie-Kalden overgenomen en kan de heer Geurts daarmee ook toezeggen dat ik dat ga doen. Met deze uitleg laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 245.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 245. Ik deel de analyse dat veel in Nederland geproduceerde pluimveemest buiten de Nederlandse landbouw wordt afgezet en dus geen bijdrage levert aan de nitraatuitspoeling naar grond- en oppervlaktewater in Nederland. Ik ben nu met de Commissie in gesprek over de vraag of daarmee rekening kan worden gehouden in de systematiek van de productieplafonds. Dit is ook benoemd in het ontwerp van het zesde actieprogramma, dat begin oktober voor consultatie is gepubliceerd. Maar de besprekingen met de Commissie op dit punt zijn nog niet afgerond. Ik heb liever dat we het op een structurele manier regelen in de systematiek van de productierechten en -plafonds en dat we het vastleggen in het zesde actieprogramma dan dat we op een later moment met allerlei ontheffingen gaan werken. We kunnen het beter nu in één keer generiek goed regelen. Ik deel dus de strekking van de motie, maar ik wil het graag op een iets andere manier en op een ander moment regelen, namelijk in het zesde actieprogramma, dat voor het eind van het jaar klaar moet zijn. Het overleg hierover moet niet alleen worden gevoerd met de pluimveesector, maar juist ook met de Europese Commissie. Daarbij wil ik benadrukken dat de gesprekken met de Europese Commissie nog lopen. Het is een ingewikkeld punt in de besprekingen. En, zo zeg ik om de verwachtingen een beetje te managen, het is zeker ook geen gelopen race. Met deze uitleg laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

De laatste motie.

Minister Schouten:

De laatste motie, op stuk nr. 246. Het idee van equivalente maatregelen is sympathiek. Bij gelijke of betere milieuresultaten kunnen landbouwers, als dat wetenschappelijk is aangetoond, maatregelen nemen die beter bij hun bedrijfsvoering passen. De uitwerking van de equivalente maatregelen in het vijfde actieprogramma heeft echter laten zien dat een goede onderbouwing veel vraagt en dat equivalente maatregelen alleen kunnen onder strenge voorwaarden, vanwege de noodzaak van een goede borging, en zonder toename van de uitvoerings- en handhavingslasten. Dit zien we terug in de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de equivalente maatregelen: fors minder dan gedacht. Daarom worden in het ontwerp van het zesde actieprogramma de equivalente maatregelen uit het vijfde actieprogramma deels voortgezet, maar ook deel beëindigd nadat hiervoor in de plaats een generieke maatregel in werking is getreden. Ik zie op basis hiervan dus geen noodzaak tot het opnemen van verdere equivalente maatregelen. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken. Daarna begint de behandeling van de begroting van Economische Zaken en Klimaat (deel Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), onder voorzitterschap van mijn gewaardeerde collega Martin Bosma. Dat zal op de publieke tribune worden gevolgd door veel mensen, maar ook door hulphond Bane, die toestemming heeft gekregen om dat debat vanaf de publieke tribune te volgen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Naar boven