3 Slachtofferbeleid

Aan de orde is het VAO Slachtofferbeleid (AO d.d. 16/11).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Slachtofferbeleid, naar aanleiding van het algemeen overleg op 16 november jongstleden. Ik heet de minister voor Rechtsbescherming van harte welkom. Het debat is al gevoerd, dus dat gaan we hier niet overdoen. De leden zijn in de gelegenheid moties in te dienen. Misschien dat de overige leden of de minister nog een verduidelijkende vraag willen stellen, maar we gaan het debat niet overdoen.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Slachtoffers zijn mensen die onrecht is aangedaan. Dat onrecht moet worden hersteld. De overheid moet er voor hen zijn, omdat de overheid op dat moment nodig is. De overheid moet een bondgenoot zijn van slachtoffers, maar dat is helaas al te vaak niet het geval. We krijgen dat in dit korte tijdsbestek niet allemaal opgelost en we komen hier de komende twee dagen nog uitgebreid over te spreken, maar ik zal vandaag twee voorstellen indienen ter verbetering van de positie van het slachtoffer. Het eerste voorstel gaat over de slachtoffers van letselschade.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verlenging van de Overeenkomst afkoop regresrecht Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), het convenant tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Verbond van Verzekeraars, op korte termijn aan de orde is;

spreekt uit dat slachtoffers van letselschade op geen enkele wijze de dupe mogen zijn van dergelijke afspraken tussen gemeenten en verzekeraars;

verzoekt de regering erop toe te zien dat de belangen van slachtoffers inderdaad niet in het gedrang komen;

verzoekt de regering voorts hierover met verzekeraars en gemeenten in gesprek te treden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33552).

Gaat u verder. U heeft nog één minuut.

De heer Van Nispen (SP):

De tweede motie gaat over het verhalen van schade. Dat is al te vaak een groot probleem voor slachtoffers, voor mensen die onrecht is aangedaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verhalen van schade op de dader in het strafrecht moeizaam gaat;

constaterende dat een deel van de schadevergoedingsvorderingen in het strafrecht niet-ontvankelijk wordt verklaard, onder meer vanwege het criterium dat de behandeling daarvan een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert;

van mening dat een laagdrempelige verwijzingsprocedure van de strafrechter naar de civiele rechter een mogelijke oplossing zou kunnen zijn om (eerder) duidelijkheid te scheppen voor het slachtoffer over zijn vordering;

verzoekt de regering met een dergelijk voorstel te komen, al dan niet in de vorm van een pilot, waarbij een eenvoudige verwijzing van de vordering tot schadevergoeding van de strafrechter naar de civiele rechter mogelijk wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33552).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan meneer Van Oosten van de VVD-fractie.

De heer Van Oosten (VVD):

Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats merk ik op dat ik vorige week Kamervragen heb gesteld naar aanleiding van een gruwelijk ongeval dat heeft plaatsgevonden. Nabestaanden hebben daarbij de vraag of de overleden veroorzaker drank of drugs heeft gebruikt. Die vraag heb ik neergelegd bij de minister van Justitie en Veiligheid, maar ik bedenk mij dat ik die vraag natuurlijk ook had moeten neerleggen bij de minister die verantwoordelijk is voor slachtoffers. Daarom vraag ik dus langs deze weg de minister om ook kritisch naar die vragen te kijken.

Dan dien ik verder nog een motie in naar aanleiding van een onderwerp waarvoor collega Helder en ikzelf — overigens collega Van Toorenburg ook wel, maar dan vanuit een ander perspectief — aandacht hebben gevraagd: de privacy van slachtoffers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer diverse malen aandacht heeft gevraagd voor de privacy van slachtoffers;

overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie in 2015 reeds heeft laten weten een einde te willen maken aan de onbedoelde en vaak onnodige inbreuk op de privacy van het slachtoffer;

overwegende dat overigens het afschermen van persoonsgegevens van slachtoffers door alle ketenpartners belangrijk wordt gevonden;

vaststellende dat deze kennelijk breed gedeelde wens desondanks nog altijd niet is geëffectueerd;

roept de regering op de informatieverwerking van persoonsgegevens van slachtoffers zo vorm te geven dat alleen de informatie die strafvorderlijk noodzakelijk is in het strafdossier terechtkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Oosten en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33552).

Ik zie dat mevrouw Van Toorenburg nog een vraag heeft, maar het debat is al geweest. U wilt nog iets verduidelijken? Gaat uw gang.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Een heel mooie motie. Ik vraag aan de heer Van Oosten of hij daarin wel mee wil nemen dat het niet alleen om de informatievoorziening gaat, maar ook om de mondelinge behandeling van een strafzaak. Het zou mooi zijn als hij, en via hem ook de minister, dat kan meenemen, want het is ook zo pijnlijk als er namen worden genoemd in een rechtszaak.

De heer Van Oosten (VVD):

Daar heeft mevrouw Van Toorenburg volstrekt gelijk in. Laten we de minister vragen om dat mee te nemen in zijn reactie op en zijn kwalificatie van deze motie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Groothuizen van D66.

De heer Groothuizen (D66):

Voorzitter. We hebben de laatste jaren veel gedaan om de positie van het slachtoffer in het strafproces te verbeteren. Toch zijn er uit de praktijk nog steeds berichten dat het niet goed gaat in de zittingszaal. We hebben berichten over slachtoffers en advocaten van slachtoffers die achter in de zaal naast de pers moeten plaatsnemen of voor wie helemaal geen ruimte in de zittingszaal beschikbaar is. Ook kunnen ze soms geen gebruikmaken van de computer of andere digitale voorzieningen. Ik heb zelf een keer meegemaakt dat een nabestaande in een behoorlijke zware zaak eigenlijk verplicht was om naast de dader te gaan zitten. Gelukkig konden we dat toen oplossen, maar dat geeft wel aan dat er nog steeds een probleem is om die versterkte positie van slachtoffers in de rechtszaal ook daadwerkelijk goed uitgevoerd te krijgen.

Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is om de toegenomen aandacht voor de positie van het slachtoffer in het strafproces daadwerkelijk uit te voeren in de praktijk;

constaterende dat slachtoffers en hun raadslieden nog steeds aanlopen tegen problemen, zoals het gebrek aan een (goede) plek in de zittingszaal, de onmogelijkheid om gebruik te maken van digitale voorzieningen in zittingszalen en het gebrek aan separate ingangen;

roept de regering op een inventarisatie en een plan van aanpak voor deze knelpunten bij rechtbanken en gerechtshoven te maken en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groothuizen, Van Oosten en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33552).

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. We hebben in het debat uitvoerig gesproken over het spreekrecht van slachtoffers en we merken daarbij op dat het spreekrecht niet alleen van belang is bij aanvang van een rechtszaak, bij de eerste behandeling, maar vooral ook wanneer er fases langskomen waarin een dader mogelijk weer in vrijheid wordt gesteld. In Canada hebben ze daar mooie ervaringen mee opgedaan. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor slachtoffers en nabestaanden van groot belang kan zijn om te mogen spreken bij een beslissing omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling of de verlenging van de tbs;

overwegende dat het bijvoorbeeld wenselijk kan zijn wanneer het slachtoffer of de nabestaande zich mag uitspreken over zijn of haar gedachten bij de voorwaarden waaronder de dader eventueel weer in vrijheid wordt gesteld;

constaterende dat in andere landen, zoals in Canada, gebruik wordt gemaakt van probation committees die een belangrijke rol spelen bij de eventuele invrijheidsstelling van een gestrafte;

verzoekt de regering te onderzoeken of en, zo ja, op welke wijze ervaringen uit bijvoorbeeld Canada kunnen worden meegenomen in de verdere ontwikkeling van het spreekrecht van slachtoffers in Nederland en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg en Van Oosten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33552).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben ook gesproken over de afschuwelijke situatie in Hoorn, waarbij een vrouw verkracht werd en uiteindelijk zelf achter de dader aan moest gaan. Ik heb nog wel een vraag aan dit kabinet. De minister van Justitie en Veiligheid heeft ons een brief geschreven waarin hij aangeeft dat hij inderdaad gaat kijken naar een speciaal aanspreekpunt in Noord-Holland. Maar ik mag er toch wel van uitgaan dat dat overal in Nederland goed wordt geborgd, dat mensen nergens met die bedenkingstermijnen te maken krijgen en dat we overal een betere voorziening organiseren voor slachtoffers van dit soort gruwelijke misdaden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik neem aan dat de minister daar straks antwoord op zal geven.

Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Öztürk van de fractie DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. De heer Azarkan heeft het debat gedaan. Ik moet hem hier vervangen omdat NS vandaag voor de zoveelste keer weer de treinen niet op tijd heeft laten rijden. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat taalbarrières geen drempel mogen opwerpen in basisinformatievoorziening inzake slachtofferhulp en recht;

constaterende dat de regeling voor de algemene informatievoorziening aan slachtoffers bepaalt dat taalkundige bijstand wordt geboden indien het slachtoffer onvoldoende het Nederlands, Engels, Duits of Frans beheerst;

constaterende dat in de regeling houdende regels voor de verstrekking van zaaksinformatie aan slachtoffers niet over deze taalkundige bijstand wordt gesproken;

verzoekt de regering om in de evaluatie van de regeling houdende regels voor de verstrekking van zaaksinformatie aan slachtoffers aandacht te besteden aan de afwezigheid van een bepaling omtrent taalkundige bijstand;

verzoekt de regering tevens om in het geval van geconstateerde problemen ook in deze regeling een bepaling op te nemen over het bieden van taalkundige bijstand indien het slachtoffer onvoldoende het Nederlands, Engels, Duits of Frans beheerst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33552).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Slachtoffermonitor blijkt dat slachtoffers die buiten Nederland zijn geboren minder positief zijn over het proces van aangifte dan in Nederland geboren slachtoffers;

constaterende dat uit dezelfde Slachtoffermonitor blijkt dat er ook qua leeftijd en qua opleidingsniveau verschillen zijn tussen ervaringen van slachtoffers met de ondersteuning door de politie;

verzoekt de regering om zich (blijvend) in te zetten voor een goede ervaring van slachtoffers met de ondersteuning van de politie, met daarbij speciale aandacht voor groepen die volgens de Slachtoffermonitor relatief minder tevreden zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33552).

Dank u wel. Dat was de laatste spreker van de kant van de Kamer. Ik kijk naar de minister voor Rechtsbescherming. Bent u in de gelegenheid meteen te antwoorden of wilt u even schorsen? Vijf minuutjes? Dan schors ik voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, we gaan weer verder.

Het woord is aan de minister voor Rechtsbescherming.

Minister Dekker:

Voorzitter. Om te beginnen twee vragen. De vraag van de heer Van Oosten gaat over de schriftelijke vragen die hij heeft gesteld aan collega Grapperhaus. Ik zie het punt dat dit ook raakt aan het slachtofferbeleid. Ik zal daar zeker in meekijken.

Mevrouw Van Toorenburg stelde een vraag over de brief van mijn collega naar aanleiding van de zaak in Noord-Holland. Ze vroeg wat er verder gebeurt in dezen. Misschien mag ik dat punt meenemen bij de aanscherping van de meerjarenagenda die voor de kerst komt.

Er zijn zeven moties ingediend. Ik loop ze langs. Ik kom eerst bij de motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 35 over het afkopen van het regresrecht. We zijn het erover eens dat in ieder geval slachtoffers daar niet de dupe van moeten worden. Ik heb mij inmiddels laten informeren dat het afkopen van dit soort rechten ook wel op andere plekken gebeurt, bijvoorbeeld als het gaat om de Wet langdurige zorg of de Algemene nabestaandenwet. Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde. Ook daar zouden slachtoffers niet de dupe van moeten worden. Ik ga daarover graag het gesprek aan met verzekeraars en gemeenten. Ik zal ze dan ook wijzen op de rechten van slachtoffers. Ik zou met de motie uit de voeten kunnen. Als u het goed vindt, neem ik de motie over.

De voorzitter:

Ik constateer dat daartegen geen bezwaar bestaat.

De motie-Van Nispen (33552, nr. 35) is overgenomen.

Minister Dekker:

Dan de tweede motie, op stuk nr. 36. Die ziet eigenlijk toe op de voeging van civiele zaken om schade te verhalen bij strafrechtelijke zaken. Ook daarvan denk ik dat wij het erover eens zijn dat het mooi zou zijn als ook die laatste 10%, 15% van de complexere schadezaken in de slipstream van het strafproces kan worden meegenomen. Dat heeft grote voordelen. Mijn aarzeling bij deze motie is dat die al heel erg een voorschot neemt op een manier om het uit te werken, namelijk een soort constructie waarbij het uiteindelijk toch naar de civiele rechter gaat. Van alle varianten die mogelijk zijn, zou ik misschien zeggen dat dit de variant is waarbij ikzelf nog de meeste bedenkingen heb, in die zin dat daarmee de voordelen van het strafrecht wegvallen. Even een inkijkje in waar wijzelf aan denken, waar ik aan denk. Ik denk aan wat je bijvoorbeeld bij ontnemingszaken hebt, namelijk een gecombineerde kamer. Wellicht zou dat het probleem kunnen ondervangen. Mijn vraag aan de heer Van Nispen is eigenlijk: vindt hij het goed als ik een brief schrijf over wat wij kunnen doen met de voeging van die 15% complexe civiele zaken in strafzaken? Dan kan hij achteraf een oordeel geven over of dat voldoende is en of hij de motie alsnog indient.

De heer Van Nispen (SP):

Als de minister kan toezeggen dat deze optie daarbij nadrukkelijk wordt onderzocht — ik heb in mijn bijdrage in het algemeen overleg gezegd: met behoud van de voordelen die in het strafproces worden geboden — als de minister die mogelijkheid erbij wil betrekken, dan kan ik de motie inderdaad aanhouden.

Minister Dekker:

Dat zeg ik dan ook toe. Dan heeft de heer Van Nispen die op zak.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (33552, nr. 36) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dekker:

Dan de motie van de heer Van Oosten en mevrouw Helder op stuk nr. 37. Die gaat eigenlijk over het heel urgente punt wat je kunt doen om de gegevens van slachtoffers waar dat niet nodig is voor het proces weg te halen. Ik begrijp de urgentie volledig, maar tegelijkertijd is dit een heel ingewikkeld en complex proces, want het zit in heel veel systemen. Er is een aantal eerste goede stappen gezet, bijvoorbeeld door het voegingsformulier te splitsen tussen inhoud en persoonsgegevens, waardoor belangrijke persoonsgegevens van slachtoffers niet meer in het strafdossier hoeven. Er is ook een scan geweest waarbij in beeld is gebracht welke persoonsgegevens op welke plekken worden verwerkt en welke oplossingsrichtingen er zijn om die meer te beschermen, maar dit is niet iets wat wij van vandaag op morgen hebben gedaan. Tegelijkertijd zou ik deze motie toch willen overnemen, omdat dat de druk op de ketel houdt, maar dan wel met inachtneming van het feit — ik wil niet zeggen "met de voorwaarschuwing" — dat het echt even tijd en inzet kost om uiteindelijk te komen tot de gewenste situatie. Ik wil daarbij ook het punt van de mondelinge meenemen, al zit dat niet zozeer in de systemen. Ik begrijp het punt ook daar.

De heer Van Oosten (VVD):

Geen misverstand, voorzitter, ik snap dat het wat tijd kost. Het duurt ook al twee jaar. Ik dring er dus wel op aan, ik denk mede namens mevrouw Helder en misschien ook nog wel anderen, om het niet meer te lang te laten wachten. Laat dan de overgenomen Kameruitspraak de stimulans zijn dat het inderdaad gebeurt.

Minister Dekker:

Zo vat ik haar in ieder geval op. Ik zie ook ruimte voor een aantal quick wins die op heel korte termijn zouden kunnen. Op de middellange termijn denk ik dat de hele digitalisering van de strafrechtketen ook mogelijkheden biedt, maar u weet net als ik dat dat echt een wat langer lopend proces is. Dus volgens mij kan ik die motie overnemen, als uw Kamer dat goed vindt, voorzitter.

De voorzitter:

De minister stelt voor om de motie op stuk nr. 37 van de leden Van Oosten en Helder over te nemen. Is daar bezwaar tegen? Daar is geen bezwaar tegen.

De motie-Van Oosten/Helder (33552, nr. 37) is overgenomen.

De motie op stuk nr. 38.

Minister Dekker:

Dan de motie op stuk nr. 38 van de heer Groothuizen, de heer Van Oosten en mevrouw Van Toorenburg. Ook daarvan zie ik het punt. Als ik haar wat breder mag opvatten, ga ik het oordeel aan de Kamer geven, in die zin dat we eerst gaan inventariseren, alvorens te zeggen: er moet een heel plan van aanpak komen. Soms kun je dingen ook praktisch gewoon regelen en hoef je daar niet zozeer plannen voor te maken. Twee is dat u in uw overweging zelf iets aangeeft over bijvoorbeeld gescheiden ingangen. Ik begrijp het punt dat je wilt dat slachtoffer en dader niet op hetzelfde moment, nog voordat de zaak begint, met elkaar worden geconfronteerd. Maar om nu de hele rechtbank grondig te gaan verbouwen om volledig geïsoleerde stromen te creëren, dat zou mij een stap te ver gaan. Volgens mij is dat ook niet wat de heer Groothuizen vraagt, maar gaat het erom wat je praktisch kunt doen en fysiek, en hoe je, daar waar praktisch en fysiek ingrijpen niet tot de mogelijkheden behoort, in ieder geval goede afspraken kunt maken en tot goede procedures kunt komen, zodat de belangen van slachtoffers goed worden gerespecteerd.

De heer Groothuizen (D66):

Daar gaat het mij inderdaad om. Ik begrijp dat die gescheiden ingangen niet op elke zaak van toepassing zijn, maar ik hoor advocaten nu vaak zeggen dat de drempel voor gescheiden ingangen wel heel erg hoog ligt. Mensen worden nu soms, terwijl ze staan te wachten om naar binnen te gaan, geconfronteerd met buitengewoon gevaarlijke mensen, mensen die hun heel nare dingen hebben aangedaan. Dat zouden we moeten voorkomen. Als de minister de motie in die zin opvat, kan ik daarmee leven. Ik begrijp ook dat een plan van aanpak niet nodig is als dingen praktisch opgelost kunnen worden. Ik wil de minister wel vragen om in een brief uit te leggen hoe die dingen zijn opgepakt en hoe ze zijn verbeterd.

Minister Dekker:

Ik maak de inventarisatie en kom terug. Dan kan de Kamer oordelen of we daar op een goede manier mee omgaan. In dat geval, ik zei het al, geef ik oordeel Kamer. Ik zou haar ook kunnen overnemen.

De voorzitter:

De minister stelt voor om de motie op stuk nr. 38 van de leden Groothuizen, Van Oosten en Van Toorenburg over te nemen. Is daar bezwaar tegen? Daar is geen bezwaar tegen.

De motie-Groothuizen c.s. (33552, nr. 38) is overgenomen.

Dan de motie op stuk nr. 39.

Minister Dekker:

Hetzelfde zou mijn voorstel zijn voor de motie op stuk nr. 39. Ik vind het heel goed om te leren van andere landen in dit soort zaken, dus ook die motie zou ik kunnen overnemen.

De voorzitter:

De minister stelt voor de motie op stuk nr. 39 van de leden Van Toorenburg en Van Oosten over te nemen. Is daar bezwaar tegen? Daar is geen bezwaar tegen.

De motie-Van Toorenburg/Van Oosten (33552, nr. 39) is overgenomen.

De motie-Öztürk op stuk nr. 40.

Minister Dekker:

De motie-Öztürk op stuk nr. 40 gaat over taalbarrières. Ik ben het helemaal met de heer Öztürk eens dat je er alles aan moet doen om slachtoffers, ook als ze de taal niet vaardig zijn of als ze een bekende vreemde taal vaardig zijn, toch zo goed mogelijk moet proberen te helpen. Ik ben het met de strekking en het doel van deze motie eens. Toch ontraad ik haar in deze vorm, omdat ze heel erg een voorschot neemt op een evaluatie en zegt: er moet een bepaling worden opgenomen. Dat vind ik op dit moment net even een stapje te ver. U kunt twee dingen doen, mijnheer Öztürk. Wellicht wilt u de motie aanhouden. Dan kan ik er bij de evaluatie op terugkomen en kunt u dan kijken of we daarmee op een goede manier omgaan. Anders moet ik de motie ontraden en dat is misschien ook zonde.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter, wij zullen de motie iets aanpassen.

De voorzitter:

Gaat u haar dan ook aanhouden of brengt u de motie dinsdag ongewijzigd in stemming?

De heer Öztürk (DENK):

Ik breng haar gewijzigd in stemming.

De voorzitter:

Oké. Dan moeten we het oordeel van de minister daarop nog even afwachten. Als u de behoefte voelt om daarover voor dinsdag nog een brief naar de Kamer te sturen met een ander stemadvies dan aanhouden …

Minister Dekker:

"Aanhouden" is geen stemadvies. Het stemadvies is "ontraden". Mocht er een andere motie komen — ik leg het voortouw daarvoor neer bij de heer Öztürk — die mij van mening doet veranderen, dan kan ik dat de Kamer altijd nog laten weten.

De voorzitter:

De motie-Öztürk op stuk nr. 40 wordt in deze vorm ontraden. Dan gaan we ten slotte naar de motie-Öztürk op stuk nr. 41.

Minister Dekker:

Die motie klinkt natuurlijk heel sympathiek, maar heeft een zo grote mate van overbodigheid dat ik haar ga ontraden. Het is de kern van ons vak om ervoor te zorgen dat er oog is voor slachtoffers van alle verschillende groepen. Om dat nog eens een keer onder de aandacht te brengen met een motie is naar mijn mening echt niet nodig. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Öztürk?

De heer Öztürk (DENK):

Theoretisch is dat het geval, maar in de praktijk, zo blijkt uit onderzoek, is dat niet het geval. Ik denk dat het goed is dat de Kamer nog eens een keer benadrukt dat het zo zou moeten zijn. Het kan in principe geen kwaad. Ik vraag de minister dus om het oordeel aan de Kamer te laten. Het is iets waar we met zijn allen voor staan, maar wat in de praktijk toch niet gebeurt. Het heeft dus ook een signaalfunctie.

Minister Dekker:

Ik heb hier echt in het debat verschillende malen van gezegd dat we er scherp op zijn dat we iedereen bedienen. We moeten ook uitkijken. Voordat je het weet hebben we iedere week een motie die zegt "u moet zich inzetten voor de veiligheid". Dat zijn allemaal goedbedoelde steuntjes in de rug zou je kunnen zeggen, maar wel van een mate dat ik zeg: dat zijn aanzetten die we als kabinet echt niet nodig hebben om ons werk goed te doen. Dit is de kern van ons vak. Deze motie voegt dus volgens mij niets toe aan wat wij al doen.

De voorzitter:

De motie-Öztürk op stuk nr. 41 wordt ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Ik dank de minister voor Rechtsbescherming voor zijn aanwezigheid en het beantwoorden van de vragen. Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd. We komen hiermee aan het einde van de beraadslaging; dat had ik volgens mij al gezegd. Ik schors voor enkele ogenblikken en daarna wordt aangevangen met de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven