4 Vragenuur: Vragen Van Raak

Vragen van het lid Van Raak aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, viceminister-president over gemeenten die het referendum op een andere datum willen houden.

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar de vraag van de heer Van Raak namens de SP over gemeenten die het referendum op een andere datum willen houden. Het woord is aan de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

De bevolking wil een referendum over de sleepwet. Dat referendum zal gehouden worden op 21 maart, samen met de raadsverkiezingen. Nou heeft D66 in Apeldoorn een meerderheid van de gemeenteraad achter zich gekregen voor de oproep om op 21 maart helemaal geen referendum te houden. Ze hebben ook een brief gestuurd naar alle andere gemeentes in Nederland: die moeten ook een oproep doen aan de minister dat er op 21 maart geen referendum wordt gehouden. Ik heb maar één vraag aan de minister: is zij bereid om vandaag nog een brief te sturen naar de gemeente Apeldoorn en naar alle andere gemeenten, waarin zij schrijft dat er op 21 maart een referendum wordt gehouden over de sleepwet?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Ollongren:

Dank u wel, voorzitter. Ik zou bijna zeggen dat de heer Van Raak al op zijn wenken bediend is, want de fractievoorzitters uit Apeldoorn die de vraag hebben gesteld, hebben al een brief gekregen, niet van mij, maar van de voorzitter van de referendumcommissie. In die brief staat eigenlijk hetgeen de heer Van Raak wil horen. Ja, het wordt eigenlijk een beetje angstig, want in één week tijd zijn Van Raak en ik het al twee keer eens.

De voorzitter:

Nou wordt het oppassen.

Minister Ollongren:

Die datum staat vast. Het referendum wordt gehouden op dezelfde dag als de gemeenteraadsverkiezingen.

De voorzitter:

Meneer Van Raak, dit had u niet verwacht.

De heer Van Raak (SP):

Nou, ik ben daar ontzettend blij mee. Dan weten de mensen in Apeldoorn dat ze niet zo moeten zeuren over dat referendum en dat dat gewoon doorgaat.

Over de sleepwet hebben we vorige week ook gesproken met de minister. Toen schreef zei in een brief: die sleepwet is ook heel belangrijk voor het voorkomen van nepnieuws, want we worden massaal overspoeld met nepnieuws vanuit Rusland. Vorige week, tijdens het debat op donderdag, weigerde de minister, de vicepremier, om voorbeelden te noemen. Nu keek ik vrijdag naar het praatje met de minister-president. Daar zat vicepremier De Jonge en die zei dat deze minister heel snel met concrete voorbeelden zou komen. Ik vraag de minister dus wanneer zij met die concrete voorbeelden van nepnieuws in Nederland komt.

De voorzitter:

Meneer Van Raak, u zou vragen stellen over gemeenten die het referendum op een andere datum willen houden en niet over de sleepwet, om daar inhoudelijk op in te gaan. Daar hebben we vorige week namelijk uitgebreid over gesproken. U begon over de datum, maar eindigt met een andere kwestie, heb ik de indruk.

De heer Van Raak (SP):

We hebben een sleepwetreferendum. Daar heb ik vragen over. In de eerste plaats vraag ik of dat überhaupt wordt gehouden. Nu zegt de minister — daar ben ik ontzettend blij mee — dat de gemeente Apeldoorn hoog of laag kan springen, dat gemeenten hoog of laag kunnen springen, maar dat op 21 maart een referendum over de sleepwet gehouden zal worden. Daar ben ik heel erg blij en gelukkig mee. Vervolgens wil ik van de minister weten …

De voorzitter:

Ja, het is goed.

De heer Van Raak (SP):

… wat nou het verschil is tussen wat deze vicepremier donderdag zei en een andere vicepremier vrijdag zei. Wanneer gaat deze vicepremier komen met de voorbeelden van nepnieuws die vicepremier De Jonge vrijdag heeft aangekondigd?

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Ollongren:

Ook daarvan moet ik tegen de heer Van Raak zeggen dat hij het antwoord al weet, want ik heb hem daar een brief over gestuurd, hedenochtend, waarin staat dat het kabinet vorige week, bij de begrotingsbehandeling, al heeft aangekondigd om nog een brief te sturen over dit onderwerp. Die brief kan de heer Van Raak voor het einde van dit jaar, dus voor het kerstreces, verwachten.

De heer Van Raak (SP):

Ja, nee, die brief heb ik gelezen. Sterker nog, dat was voor mij ook een aanleiding om de minister nu naar de Kamer te roepen, want in die brief stond helemaal niks. Daar stond helemaal niks in.

De voorzitter:

Meneer Van Raak, het spijt me …

De heer Van Raak (SP):

Afgelopen vrijdag zei vicepremier De Jonge op tv, in het praatje met de minister-president, dat deze vicepremier heel snel met concrete voorbeelden zou komen. "Zonder twijfel", zei ik, "daar ga ik van uit". Dan vraag ik aan deze minister, aan deze vicepremier, wanneer zij met concrete voorbeelden van het verspreiden van nepnieuws door de Russen komt.

De voorzitter:

Het spijt me meneer Van Raak, maar dit wordt zo echt een soort derde termijn van de begroting. U weet heel goed hoe het werkt.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter!

De voorzitter:

Nee, meneer Van Raak! Ik geef de minister het woord.

Minister Ollongren:

Als ik dan toch nog het woord krijg, heb ik toch een paar punten. De heer Van Raak kiest natuurlijk zijn eigen woorden, maar die woorden zijn echt zíjn woorden. In de brieven die hij kent, en ook in de brief van hedenochtend, komen de woorden "sleepwet" en "nepnieuws" niet voor. Ik heb hem wel antwoord gegeven op zijn vraag. Hij mag dezelfde vraag nog een keer stellen, maar dan krijgt hij hetzelfde antwoord, namelijk dat het kabinet al heeft toegezegd om met een brief te komen. Die mag hij voor het eind van dit jaar verwachten.

De voorzitter:

Gaat u afronden, meneer Van Raak?

De heer Van Raak (SP):

Afgelopen vrijdag op de tv vroeg de presentator aan vicepremier De Jonge of mevrouw Ollongren nog met meer concrete voorbeelden komt, als mensen daarom vragen. "Zonder twijfel", zei de vicepremier, "dat soort voorbeelden zijn aan de orde van de dag". Ik herhaal: aan de orde van de dag! Bij de afsluiting van het item vraagt de presentator of er dus nog meer concrete voorbeelden komen. Dan zegt de heer De Jonge: daar ga ik van uit. Het enige wat ik dus vraag aan déze vicepremier, is of zij met concrete voorbeelden komt. Komt zij met concrete voorbeelden van nepnieuws, dat door de Russen is verspreid in Nederland? Ik vraag dat omdat zij afgelopen donderdag in het debat weigerde om die voorbeelden te geven. Mijn vraag is dus wat er in de nacht van donderdag op vrijdag is gebeurd. Gaat deze vicepremier wel of niet tegemoetkomen aan de belofte die de andere vicepremier op de televisie heeft gedaan?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Raak. Een korte reactie van de minister.

Minister Ollongren:

Als het gaat over dat laatste, verwijs ik naar mijn eerdere antwoord. Ik vind het toch jammer dat de heer Van Raak, die ik vandaag twee keer op zijn wenken heb bediend, toch nog steeds wat ongelukkig uit zijn ogen kijkt. Vorige week ging het nog zo goed tussen de heer Van Raak en mij, dus misschien komt dat op een ander moment weer goed.

De voorzitter:

Het komt goed. Dank u wel.

De heer Van Raak (SP):

We hebben hier dus een toezegging. Deze vicepremier had afgelopen donderdag ongelijk. De andere vicepremier had afgelopen vrijdag op tv gelijk. Deze minister komt dus heel snel met een lijst van concrete voorbeelden van beïnvloeding. Nu zie ik de minister "nee" schudden en dat maakt mijn ogen ongelukkig.

De voorzitter:

Nee, meneer Van Raak. Dank u wel.

De heer Van Raak (SP):

De minister heeft hier toegezegd dat zij snel met die lange lijst van voorbeelden van beïnvloeding komt, waar vicepremier De Jonge vorige week vrijdag naar verwees.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Raak.

Minister Ollongren:

De heer Van Raak moet mij geen woorden in de mond leggen. Dat probeerde hij in de eerste termijn, in de tweede termijn en nu ook in de derde termijn. Nogmaals: het zijn zíjn woorden. Mijn toezegging geldt: een brief over dit onderwerp voor het eind van het jaar.

De voorzitter:

De heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Het begint een beetje op een discussie over de postmarkt te lijken. Als toevoeging: de brief vanuit Apeldoorn bevat wel echt een serieus punt van de gemeenteraadsfracties. Zij schreven namelijk dat ze straks gemeenteraadsverkiezingen hebben en dat ze willen dat de campagnes voor die gemeenteraadsverkiezingen gaan over dingen die lokaal spelen. Nu krijgen ze er een referendum bij, zoals de wet dat ook zegt. Wat is de reactie van de minister op dat punt, want we willen ook dat die gemeenteraadsverkiezingen gaan over de keuze die mensen lokaal maken?

Minister Ollongren:

Dat betekent dat in de meeste gemeenten in Nederland op 21 maart twee vraagstukken voorliggen, behalve als je in een gemeente woont waar op dat moment geen gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden. Het ene vraagstuk gaat over de gemeenteraad, oftewel over lokale kwesties. Laat dit ook een oproep zijn aan iedereen die zich in dat debat en in die campagne gaat mengen om vooral daarop te focussen. Het andere debat zal gaan over het referendum. Het is op dezelfde dag, maar het zijn twee verschillende discussies. Ik hoop inderdaad, met u, dat alle lokaal actieve politici, kandidaat-raadsleden, fractievoorzitters, et cetera zich vol storten op de raadsverkiezingen. Ik hoop daarnaast dat er ook een goed en levendig debat zal zijn over het referendum over de Wiv.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven