26 Uitfaseren aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld ( 34819 ).

De voorzitter:

Er is zojuist gebruikgemaakt van artikel 68 van het Reglement van Orde. Het voorstel is aangenomen. Artikel 68 schrijft voor dat de Voorzitter de bevoegdheid heeft om de nog beschikbare tijd naar billijkheid te verdelen. Zoals wij zojuist hebben besloten, betekent dat het volgende. Als wij tot 5.00 uur gaan vergaderen, hebben we nog 60 minuten spreektijd. Er zijn nog zes sprekers op de lijst, inclusief de heer Edgar Mulder namens de PVV. Iedereen krijgt dus tien minuten. U mag uw verhaal dus in tien minuten afmaken, meneer Mulder, en de rest ook.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Mulder namens de PVV. Voor de duidelijkheid: geen interrupties.

De heer Mulder heeft het woord

De heer Edgar Mulder (PVV):

Voorzitter. Ik denk dat eenieder die naar dit debat kijkt, het net als ik een grof schandaal vindt dat hier een heel kleine meerderheid voor de derde keer in korte tijd haar wil doordrukt.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, meneer Van Weyenberg, we hebben 60 minuten de tijd en er mag niet geïnterrumpeerd worden. Er mag ook niet uitgelokt worden, meneer Mulder. Gaat u verder met uw betoog. U heeft nog bijna tien minuten.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Voor de derde keer, zoals ik zei. Het is de intimidatie van de macht. We hebben het gezien met de dividendbelasting, zonder zelfs maar een begin van een argumentatie, zonder ook maar een poging te doen om serieus over te komen. We zagen het met het doordrukken van deze wet-Hillen. En nu, terwijl men in de aanloop naar dit debat heel erg stoer deed ten opzichte van de pers dat men de oppositie vrijuit liet gaan, wordt er ingegrepen en wordt de spreektijd die toegezegd was, gewoon afgepakt. In een heleboel landen zijn hier bewoordingen voor, maar laat ik het van mijn kant wél netjes afronden.

Wat ik nog wel wil meegeven, is dat dit over de rug van kwetsbare mensen gaat, die heel hard getroffen worden. Dat schijnt een groot gedeelte van de mensen hier niet uit te maken. Zonder ook maar te willen luisteren naar de argumenten, zonder ook maar te willen luisteren, doet men dit teniet. Dat zegt heel veel over deze nieuwe regering.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Mulder. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Weyenberg namens D66.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Wij praten vandaag over de afschaffing van de wet-Hillen. Ik zou graag even willen terugkeren naar de twee redenen waarom die regeling ooit is ingevoerd. De eerste was de bedoeling om het aflossen van hypotheken fiscaal te stimuleren in een tijd dat dat nog niet de norm was. Ten tweede was de regeling bedoeld om huiseigenaren met geen of een lage eigenwoningschuld tegemoet te komen. Ik wil beide doelen kort langslopen.

De eerste reden voor de fiscale subsidiëring, de fiscale tegemoetkoming, was dat dit, in een tijd waarin je nog niet hoefde af te lossen en waarin er ook geen grenzen waren aan de duur van de hypotheekrenteaftrek, de manier was om mensen daartoe aan te sporen. Nu zie je dat de spelregels inmiddels zijn veranderd. Inmiddels moet je bij een nieuwe hypotheek, als je in aanmerking wilt komen voor hypotheekrenteaftrek, de hypotheek in 30 jaar aflossen. Vanuit die optiek zou je kunnen zeggen dat de wet-Hillen is ingehaald door een nieuw feit. Tijdens de rondetafelbijeenkomst die wij samen met de collega hebben mogen organiseren, werd dit onder meer door professor Conijn benoemd als een belangrijke reden.

Daarbij vind ik het wel goed om op te merken dat het met of zonder de wet-Hillen altijd financieel aantrekkelijk is om af te lossen. Dat is überhaupt verstandig. Ik denk dat het goed is om dat op te merken. Ik begrijp heel goed dat mensen zeggen dat zij op iets anders gerekend hadden. Ze hadden gerekend op het voortbestaan van de wet-Hillen, maar ook voor hen geldt dat aflossen altijd betekent dat je minder maandlasten hebt. Dat is geen minder verstandige keuze geworden. Daar komt ook nog bij dat de aflossing eigenlijk alleen maar werd gestimuleerd in de allerlaatste fase. Juist voor mensen met een heel hoge hypotheek, die zich zorgen kunnen maken over hun financiële kwetsbaarheid, doet de wet-Hillen heel weinig om aflossing te stimuleren.

De tweede reden was van meer inkomenspolitieke aard. Ook daarvoor bleek — dat werd ook door veel sprekers gezegd tijdens de ronde tafel die wij organiseerden — dat er betere en gerichtere instrumenten zijn voor inkomensondersteuning van in het bijzonder ouderen die een afgeloste of bijna afgeloste hypotheek hebben. Het kabinet doet dat dan ook met een verhoging van de ouderenkorting met €160 in 2021. De ouderenkorting wordt veel geleidelijker afgebouwd, een punt waar onder meer collega Van Rooijen al lang aandacht voor vraagt. We verhogen ook de algemene heffingskorting met maar liefst €350. Het is in het bijzonder goed om op te merken dat we veel gesproken hebben over mensen met alleen AOW of een heel klein pensioen. We hebben ons afgevraagd wat het afschaffen van de wet-Hillen voor hen zou betekenen. Het is goed om ons te realiseren dat veel van die ouderen nu niet in staat zijn om de wet-Hillen te verzilveren. Ze hebben een te laag inkomen om de heffingskortingen in klinkende munt te kunnen omzetten. Uit alle sommen van het kabinet — we hebben bijna 30 tabellen gehad met berekeningen van de impact — bleek dat het afschaffen van de wet-Hillen in die zin geen verslechtering betekent. Dat is denk ik ook wel goed om wat zorgen te mitigeren. De heer Snels vroeg overigens of je niet altijd moet blijven kijken hoe dingen in de praktijk uitwerken. Daar ben ik het vanzelfsprekend mee eens. Dat vind ik bij elke beleidsmaatregel verstandig voor zowel het kabinet als de Kamer.

Voor ouderen met een wat hoger inkomen die misschien minder profiteren van de algemene heffingskorting en de ouderenkorting die wordt afgebouwd, geldt natuurlijk dat de tarieven in de schijven worden verlaagd, wat hen een koopkrachtverbetering oplevert. Dat kan ook aardig in de papieren lopen.

Wat wil je doen als je ziet dat de twee belangrijke bestaansredenen van de wet zijn achterhaald? Aflossen hoef je niet meer apart te stimuleren, want dat is eigenlijk al de norm geworden bij de regels voor de hypotheekrenteaftrek. Voor inkomenspolitiek zijn betere instrumenten. Wat zijn dan nog redenen om de wet nu af te schaffen? De eerste is de financiële onhoudbaarheid. Omdat we allemaal aflossen, zie je — dat blijkt ook uit de sommen van de staatssecretaris — dat de meeste mensen na 20 of 25 jaar aflossen al een beroep kunnen doen op de wet-Hillen, waardoor een beroep op de wet-Hillen de norm wordt, in plaats van de uitzondering waar de wet ooit voor was bedacht.

Als je besluit om af te bouwen, moet dat wel zorgvuldig. Het kabinet kiest ervoor om dat in kleine stapjes te doen, zodat over 30 jaar de aftrek van Hillen helemaal is afgebouwd. Ik constateer dat dit een tien jaar langer afbouwpad is dan in het programma van mijn eigen partij staat, maar ook een langere afbouw dan in de programma's van partijen die deze maatregel ook in hun programma hadden. Ik kijk in het bijzonder naar de collega's van de SP en de Partij van de Arbeid. Collega Nijboer had in zijn programma een afbouw in tien jaar en de Socialistische Partij wilde een afbouw in één keer. Het kabinet kiest voor een veel langere overgangstermijn.

Voorzitter, tot slot. Kun je nou echt zeggen dat de koopkrachteffecten zijn gemitigeerd? Het kabinet zegt daarover zelf dat het beleid zeker voor lagere inkomens ruimschoots de effecten van de uitfasering van de regeling-Hillen compenseert. Ik denk dat dit belangrijk is: je moet naar het totaal kijken. Dan compenseren alle maatregelen die ik eerder noemde voor het merendeel van de mensen ruimschoots het nadeel van het afschaffen van de wet-Hillen. Ik heb er vandaag soms grote woorden over gehoord, maar ik denk dat we dit in perspectief moeten blijven zien. Een aantal casussen is besproken, zoals iemand met AOW en €10.000, een partner met alleen AOW en een woning van €250.000 WOZ-waarde. Je ziet dat die er met dit kabinetsbeleid bijna €700 op vooruit gaat.

Maar kijk ook naar andere groepen. Bijvoorbeeld een AOW'er met €30.000 aanvullend pensioen heeft met zijn partner, een AOW'er met €10.000 pensioen, een woning van 0,5 miljoen euro, een fors bedrag. Dan zie je dat in 2021 het effect van de wet-Hillen €82 is en dat daar bijna €2.400 andere voordelen tegenover staan.

Al met al begrijp ik heel goed dat als je een financiële subsidieregeling, een fiscaal voordeel stopt, mensen die daarop rekenen dat niet fijn vinden. Dat verwacht ik van niemand. Maar als ik naar de oorzaken kijk, dan vind ik de afschaffing verstandig en verantwoord en als ik naar de koopkracht kijk ook voldoende geborgd.

De voorzitter:

Was u klaar, meneer Van Weyenberg?

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben klaar.

De voorzitter:

Dank u wel. Nee, u mag niet interrumperen.

De heer Nijboer (PvdA):

Een punt van orde.

De voorzitter:

U heeft een punt van orde.

De heer Nijboer (PvdA):

Een constructief punt van orde, voorzitter. Geen normaal mens vergadert tot 5.00 uur, dus ik snap best dat we niet meer mogen interrumperen. Maar ik voelde wel enorm de aanvechting en ik heb echt wel wat vragen. Dus ik wilde u vragen om morgen in tweede termijn de gelegenheid te geven om bij de partijen die nu nog spreken te mogen interrumperen. Ja, dat mag altijd in tweede termijn, maar ik wilde u vragen om dat morgen iets ruimer toe te staan dan normaal.

De voorzitter:

We beginnen morgen om 20.00 uur. Dus als ik begin met iedereen ruimte te laten voor interrupties … Ik denk niet dat dat gaat lukken.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik kan mij wel voorstellen, zeg ik via u, dat wij morgen een orde proberen te zoeken die zo is dat we het debat ordentelijk kunnen voeren en dat bij alle partijen die ruimte er is. Misschien moeten we daar dan maar van tevoren goede afspraken over maken, want ik beantwoord graag de vragen van collega Nijboer en ik begrijp de vraag.

De voorzitter:

Ik zou zeggen: laten we eerst even een beetje uitrusten. Dan gaan we kijken hoe we dat ordentelijk gaan doen.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben uitgerust, voorzitter. Maar het is echt wel heel gek als je coalitiepartijen niet kunt bevragen bij wetgeving over een wetsvoorstel. Dat is wel heel merkwaardig.

De voorzitter:

Helder, dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Dijkgraaf namens de SGP.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik kan heel kort zijn, want er is uitvoerig van gedachten gewisseld en alle argumenten zijn voorbijgekomen. Ik geef gewoon mijn hoofdpunten aan en dat zijn er drie. Een goede preek bestaat altijd uit drie punten.

Het eerste punt is dat deze wet volgens ons het vertrouwen in de overheid schaadt. Collega's zijn er heel helder over geweest. Ik herinner mij de heer Snels nog, die daar mooie woorden over gezegd heeft. Veel wijzigingen in het verleden, allerlei wetsvoorstellen die voorbijkwamen en vaak werd dan gezegd: ja, maar dit is het dan, nu weet men waar men aan toe is. Dan moet je niet elke keer de spelregels tijdens het spel veranderen. Dat is voor ons een belangrijk argument.

Het tweede punt is dat wij het afbouwpad ongeloofwaardig vinden. Er wordt nu gesproken over 30 jaar, maar je ziet met al die maatregelen dat dat door een volgend kabinet en soms zelfs al binnen het kabinet nog eens versneld wordt. Onze verwachting is dat dat ook hier zal gebeuren.

Het derde punt is dat het effect op ouderen met alleen AOW of een klein pensioen wat ons betreft te groot is. Het vermogen zit vaak vast in het huis. Mensen hebben er juist op gerekend dat ze heel lage woonlasten hebben. Dan moet je dit niet doen.

Dus tenzij de staatssecretaris deze redenen kan ontzenuwen — we luisteren natuurlijk altijd naar de antwoorden van de staatssecretaris — is onze fractie voornemens om tegen deze wet te stemmen.

Rest mij niets anders dan de heer Edgar Mulder te feliciteren met zijn verjaardag.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Aukje de Vries namens de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik begrijp heel goed dat mensen zich zorgen maken over hoe sommige maatregelen van het kabinet hen gaan raken, wat hun persoonlijke gevolgen zijn. Dat geldt ook voor het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld ofwel het uitfaseren van de wet-Hillen. Het zorgt voor onzekerheid. De gevolgen van alle maatregelen voor je portemonnee zijn nu nog lastig te beoordelen en in te schatten voor mensen. Bij het uitfaseren van de wet-Hillen voelt het oneerlijk dat je keurig je hypotheek hebt afgelost en daar uiteindelijk toch weer belasting over moet betalen.

Ik wil dan ook wel ronduit zeggen dat het voor de VVD niet een makkelijke maatregel is. Het voorstel maakt echter onderdeel uit van een totaal aan maatregelen. Om de gevolgen te beperken, is gekozen voor een lang overgangsrecht, een zeer geleidelijke afbouw in 30 jaar. In het totale pakket aan maatregelen voor de woningmarkt wordt verder het eigenwoningforfait verlaagd. Daar profiteren huizenbezitters van, ook degenen die nu onder de wet-Hillen vallen. In het regeerakkoord zit daarnaast een verlaging van de inkomstenbelasting. Dat alles zorgt ervoor dat veruit de meeste mensen erop vooruitgaan door de kabinetsmaatregelen, ook mensen met een eigen woning, circa 96%. Woningbezitters gaan er daarbij meer op vooruit dan de gemiddelde Nederlander: 1,4% voor de woningbezitters tegen 1,1% gemiddeld. Daarnaast is het belangrijk om te wegen dat door het verplicht aflossen van de hypotheek uiteindelijk iedereen deze zou hebben afgelost en daarmee onder de wet-Hillen zou vallen. Dat maakt deze regeling op de lange termijn moeilijk houdbaar. In dat totale pakket en in die totale afweging vindt de VVD deze maatregel verdedigbaar, ook al besef ik heel goed dat het daarmee nog steeds een maatregel is die mensen raakt en onzeker maakt.

De overheid en de politiek zijn er om verantwoordelijkheid te nemen, keuzes te maken, compromissen te sluiten en maatregelen te nemen. En eerlijk, dat is niet altijd makkelijk. Het leidt er onherroepelijk toe dat mensen of groepen mensen geraakt worden. Politici die beweren dat ze dat kunnen voorkomen, vertellen niet het eerlijke en volledige verhaal. Dat geldt bijvoorbeeld als het gaat om de woningmarkt. In 2012 is door het kabinet bijvoorbeeld afgesproken dat de loan to value wordt aangepast van 106% naar 100% in 2018. Dat raakt met name de starters op de woningmarkt en dan gaat het vooral om jongeren. Maar het geldt ook voor een andere maatregel uit het regeerakkoord die nu al wordt ingevoerd: het verhogen van het percentage van de Innovatiebox van 5% naar 7%. Dit geldt zelfs al per 1 januari 2018, terwijl de afgesproken verlaging van de vennootschapsbelasting nog niet is vastgelegd in de regelgeving. Dat raakt natuurlijk bedrijven die ermee te maken hebben en er ook op gerekend hebben. Ik blijf het toch wel bijzonder vinden dat ik daar niemand over hoor.

Voorzitter. In de hoorzitting is ook al aan bod gekomen dat het belangrijk is dat er compenserende maatregelen genomen worden. Ik heb er al een aantal genoemd, maar ik wil er nog een paar aan toevoegen. Ik heb de inkomstenbelastingmaatregel al genoemd, maar ook gaat de algemene heffingskorting omhoog en de ouderenkorting omhoog. Er komt geen harde grens meer bij de ouderenkorting; die wordt langzaam en geleidelijk afgebouwd. We nemen maatregelen als het gaat om de vermogensrendementsheffing. We hebben een lagere vermogensinkomensbijtelling voor de Wet langdurige zorg. We hebben een abonnementstarief voor de Wet maatschappelijke ondersteuning geregeld. Dat zorgt ervoor dat ook 88% van de ouderen erop vooruitgaat.

Voorzitter. Dan heb ik over het voorliggende wetsvoorstel nog een aantal vragen. Op een aantal punten is al ingegaan in de schriftelijke rondes die we hieraan voorafgaand hebben gehad, maar ik vind het toch nog wel belangrijk om van een aantal vragen een nadere verduidelijking van de staatssecretaris te krijgen. In reactie op het advies van de Raad van State zegt de staatssecretaris dat hij zich kan vinden in het pleidooi van de Raad van State voor een verdere vereenvoudiging van de eigenwoningregeling. Wat bedoelt de staatssecretaris daarmee? Een aantal sprekers heeft het er al over gehad dat het uitfaseren van de wet-Hillen gevolgen kan hebben voor de toeslagen van mensen. Het gaat dan vooral ook om de zorgtoeslag. Kan de staatssecretaris nog meer duidelijkheid geven over welke groepen het betreft en wanneer zij hiermee te maken krijgen? In het rondetafelgesprek van vorige week zijn ook nog enkele specifieke groepen aan bod gekomen. Daar is al heel kort iets over gezegd in de beantwoording van de schriftelijke vragen, maar ik wil de staatssecretaris toch vragen om nader in te gaan op het punt rondom de erfpachters, maar ook de mensen die te maken krijgen met een echtscheiding.

Tot slot, een vraag die we als VVD vaak krijgen. Waarom kunnen bestaande gevallen niet worden ontzien in de regelgeving? De staatssecretaris heeft eerder al aangegeven dat hij dit onuitvoerbaar vindt, maar wij vinden het toch belangrijk dat de staatssecretaris nog een uitgebreidere toelichting geeft op het hoe en waarom. Ik besef dat dit een bijzonder proces is geweest. Ik denk dat we gezocht hebben naar mogelijkheden om ruimte te bieden aan dit proces met twee schriftelijke rondes, ook debat, een rondetafelgesprek en heel veel informatie uitwisselen. Ik heb heel veel koopkrachtplaatjes gekregen van heel veel verschillende groepen mensen. Ik denk dat dit ook goed geweest is in het proces om uiteindelijk tot besluitvorming te komen.

Dat was het wat mij betreft, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Vries. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de gedrevenheid en het uithoudingsvermogen van mijn collega's, van de staatssecretaris en, niet in het minst, de heer Van Rooijen. Chapeau!

Gister en vandaag spreken we over het geleidelijk afschaffen van de Hillensubsidie. Deze uitfasering is onderdeel van een pakket maatregelen waar bijvoorbeeld de verhoging en verbetering van de ouderenkorting en de verlaging van het eigenwoningforfait met 20% ook onderdeel van uitmaken. Toch is natuurlijk de vraag gerechtvaardigd of het geleidelijk schrappen van de Hillensubsidie rechtvaardig is. Op het beantwoorden van die vraag kom ik.

Voorzitter. Eerst even de wetsgeschiedenis, maar ik kan daar na het exposé van de heer Van Rooijen gelukkig kort over zijn. Tijdens de wetsbehandeling in 2003 werd er door de ChristenUnie-fractie op gewezen dat het initiatiefwetsvoorstel-Hillen een geïsoleerd element was in de hele discussie over de fiscale bejegening van de eigen woning en een heel dure oplossing, van toen wel 250 miljoen euro, om de nare gevolgen van die andere toen nog bijna ongebreidelde, dure fiscale subsidie, de hypotheekrenteaftrek, te verminderen. Het waren de jaren van omvangrijke aflossingsvrije tophypotheken. En hoe sympathiek het doel ook was, mijn fractie vond het onverantwoord voor een dergelijk geïsoleerd voorstel te stemmen, terwijl er niet integraler naar de woningmarkt en het eigenwoningregime werd gekeken in het betreffende wetsvoorstel. Kritiekpunt van de ChristenUnie was destijds ook al dat de aandrang tot aflossing van aflossingsvrije hypotheken met ongebreidelde hypotheekrenteaftrek er niet veel groter op zou worden. In die zin was de wet-Hillen een slecht werkende remedie voor een veel te groot probleem. Een homeopathisch middel, zeg ik maar met een knipoog naar het eerste wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2018.

Pas met de in 2013 geïntroduceerde verplichte aflossing van nieuw aangegane hypotheken, en de toen ingezette verlaging van de loan to value naar, volgend jaar, 100%, werd een krachtige remedie, een echt medicijn gevonden om overmatige hypotheekschulden te voorkomen. Dat was natuurlijk ook het meest logische moment geweest om de wet-Hillen te gaan uitfaseren, zowel om inhoudelijke als om budgettaire redenen. De budgettaire impact zou met de komst van de verplichte aflossing namelijk gaan groeien van de oorspronkelijke ongeveer 250 miljoen naar uiteindelijk zo'n 1,4 miljard.

Ondanks de tegenstem van de ChristenUnie en daarnaast ook van de collega's van PvdA, GroenLinks en de SP, werd op 1 januari 2005 toch de Hillensubsidie ingevoerd. Zo kwam een eind aan een lange periode van een vorm van eigenwoningforfait voor woningeigenaren met een bijna of geheel afgeloste hypotheek. Immers, in de periode 1893 tot 2005 hadden er, in verschillende vormen weliswaar, een vorm van eigenwoningforfait voor deze groep bestaan. Na een onderbreking van veertien jaar keren we nu weer terug naar die oude situatie. Veertien jaar hebben mensen, voor het grootste deel ouderen, gebruik kunnen maken van deze subsidie, en vanaf 2019 nog 29 jaar gedeeltelijk.

Ik noem het in mijn bijdrage een subsidie, maar ik besef zeer, zeg ik ook tegen de heer Van Rooijen, dat niet iedereen dat als zodanig gevoeld heeft of als zodanig ziet. Dat begrijp ik. Het eigen huis is vanouds dan ook een emotioneel onderwerp. Dat hebben we ook deze nacht gezien. Als ik kijk naar huizenbezitters die netjes hun hypotheek hebben afgelost, die tijdens hun werkzame leven ervoor gezorgd hebben dat ze weinig woonlasten meer over hebben en weinig schuld hebben op hun oude dag, begrijp ik dat er boosheid is. Hoe geleidelijk ook, het afschaffen van de Hillensubsidie raakt deze mensen. Mensen die altijd zuinig en spaarzaam zijn geweest.

Bovendien, stenen kun je niet eten. Je kunt met een klein pensioentje wel in een huis vrij van hypotheek zitten, maar wat heb je daaraan? In dat kader sluit ik me aan bij de vragen die zijn gesteld naar de mogelijkheden om op oudere leeftijd een hypotheek te nemen en dan deze niet helemaal af te lossen. Hoe toegankelijk zijn bijvoorbeeld de blijverslening, de verzilverhypotheek, of het overwaardeplan voor ouderen met een huis met veel overwaarde? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen vormen als een zorghypotheek of verkoop en terughuur? Is er in de praktijk sprake van een lacune of kan het issue van veel vermogen in het huis maar te weinig liquiditeit nu al goed worden opgelost door woningeigenaren? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Daarmee is het woord "vermogen" gevallen. Dat lijkt mij terecht, want het eigen huis is om in te wonen én het is vermogen. Het is echter geen vrij opneembaar vermogen, zoals spaargeld. Daar zagen mijn vragen van zojuist op. Hoe ziet de staatssecretaris dit eigenlijk? Hoe zou hij deze stap van het geleidelijk afschaffen van de wet-Hillen willen typeren? Als een noodzakelijke stap op weg naar box 3, natuurlijk met een vrijstelling en de mogelijkheid van schuldverrekeningen, aangezien het huis niet louter en alleen als vermogen mag worden beschouwd, zoals de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag reeds opmerkte? Ik ben benieuwd naar zijn visie hierop.

Voorzitter. Er zijn gisteren en vandaag veel zorgen geuit naar aanleiding van het voornemen om de wet-Hillen te schrappen. Het biedt echter ook voordelen. Eerder heeft een aantal collega's er al op gewezen dat woningeigenaren meer profiteren van het regeerakkoord dan huurders. Dat houdt natuurlijk verband met het feit dat huurders vaak een laag inkomen hebben, terwijl woningeigenaren vaak een middeninkomen hebben en de middeninkomens nou juist het meeste baat hebben bij dit regeerakkoord. Hoe dit ook zij: het schrappen van de wet-Hillen maakt de kloof in fiscale bejegening tussen kopers en huurders kleiner. In mijn schriftelijke inbreng heb ik gevraagd om inzichtelijk te maken hoe een huurder en een woningeigenaar met exact dezelfde karakteristieken fiscaal worden bejegend, waarbij de woningeigenaar heeft gespaard om zijn hypotheek af te lossen en de huurder zijn gespaarde geld op het spaarbankboekje heeft gezet en dus aangeslagen wordt in box 3.

De tabellen 11 en 12 in de nota naar aanleiding van het verslag spreken boekdelen, waarvoor dank aan de staatssecretaris. Bij een huis en een vermogen in box 3 van ruim twee ton is er ook na afschaffing van de wet-Hillen nog een verschil in belastingdruk van ruim een factor 9 voor AOW-gerechtigden. Bij duurdere huizen en grotere vermogens in box 3 neemt de factor af tot ruim 3, maar lopen de absolute verschillen verder op. Bij vijf ton hebben we het al over een verschil van €4.700. Bij 1 miljoen gaat het verschil in verschuldigde belasting richting de €10.000. Dat is onrechtvaardig. Dat zijn verschillende bases om vermogen te bekijken. Dat zijn dus de bedragen nadat de wet-Hillen volledig is uitgefaseerd en ervan uitgaand dat de waardestijging van de eigen woning niet groter is geweest dan die van het vermogen in box 3. Dat is, to put it mildly, een vrij conservatieve aanname. Hoe kijkt de staatssecretaris tegen deze redenering en deze feiten aan?

Voorzitter. Ten slotte nog even terug naar de positie van ouderen met een huis dat relatief veel waard is, maar tegelijk met een relatief laag inkomen. Ik heb al gevraagd aan de staatssecretaris of de mogelijkheid om op basis van het eigen huis extra liquiditeit te creëren voldoende geregeld is. Een andere overweging bij het afschaffen van de Hillensubsidie is natuurlijk, zoals ook naar voren kwam bij de hoorzitting, dat het een heel ongerichte maatregel is om ouderen met een laag inkomen mee tegemoet te komen. Als we deze ouderen gericht tegemoet willen komen, dan is het logisch dat te doen op een generieke manier: via de AOW, inkomensafhankelijk via de ouderenkorting, of bijvoorbeeld via de zorgtoeslag, tegemoetkoming in de Wmo, collectieve zorgverzekeringen en andere gemeentelijke armoederegelingen. Bijna op al die vlakken neemt dit kabinet maatregelen en zorgt het ervoor dat ook veel ouderen erop vooruitgaan.

Met inachtneming van alles wat tot nu toe is gewisseld, brengt dat mijn fractie tot de slotsom dat het zeer, zeer gerechtvaardigd is geleidelijk afscheid te nemen van de anomalie Hillen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruins. De heer Mulder.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Ik wilde mijn collega iets vragen.

De voorzitter:

Dat kan niet. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Omtzigt namens het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):

Dank u wel, voorzitter. De wet die vannacht voorligt, brengt ons terug naar de situatie van voor de aflossingsvrije hypotheek. Misschien is het toestaan van de aflossingsvrije hypotheek wel de grootste fout die wij ooit gemaakt hebben op de Nederlandse woningmarkt. Bij het aangaan van een schuld hoort het aflossen van een schuld. Het CDA is voorstander van eigenwoningbezit en is dus geen voorstander van een huurwoning die je bij de Rabobank huurt omdat je daar een aflossingsvrije hypotheek hebt. Daarom krijgen bezitters van een eigen woning aftrek van de hypotheekrente. Deze coalitie maakt overigens de hypotheekrente wel eerlijker door de aftrek voor iedereen tegen het standaardtarief te laten plaatsvinden. De waarde van de hypotheekrenteaftrek, de subsidie, blijft fors hoger dan de bijtelling die uit het huidige wetsvoorstel komt.

Eigen vermogen wordt in Nederland belast, zoals collega Bruins net al zei, in box 3. De eigen woning is daar geheel van uitgezonderd. Daarvoor in de plaats was er altijd het huurwaardeforfait: de waarde die je zelf hebt van het huren. Later is dit omgedoopt tot het eigenwoningforfait. Zoals ik eerder al aangaf, was het in de jaren zeventig 1,3% van de waarde van de bewoonde woning. Om alle onduidelijkheid weg te nemen: het belastingpercentage op eigen vermogen is op dit moment ongeveer 1,5% van het vermogen als je een wat groter vermogen hebt. Dat is de belasting die je betaalt. Herinvoering van het eigenwoningforfait voor woningen zonder hypotheek leidt tot een belastingpercentage van maximaal 0,25. Dat is heel bewust een factor 6 lager dan bij vrij beschikbaar vermogen. Dat betaal je alleen bij huizen tot een miljoen euro als je in het toptarief valt. Dan moet je dus een inkomen hebben van meer dan ongeveer €68.000. O ja, je moet ook een partner hebben die in het toptarief valt en ook meer dan €68.000 verdient. Je mag immers zelf bepalen bij wie van de twee de bijtellingspost in de belastingaangifte komt. Voor gepensioneerden die niet allebei meer dan €68.000 inkomen hebben — laat ik zeggen dat dit gaat om 99 komma zoveel procent van de gepensioneerden — is de belasting vaak 0,1%. Dat is een vijftiende van die op vrij beschikbaar vermogen. Dat is pas nadat de overgangstermijn voorbij is.

Wat begon als een kleine aftrek is door de vele wettelijke regels om hypotheken af te lossen, uitgegroeid tot een aftrek die qua budgettaire derving lastig houdbaar is. Bovendien kent de Hillenaftrek overkill. De rente is heel laag, de woningprijzen stijgen snel en je valt vrij snel onder de Hillenaftrek, zelfs als je nog niet zo heel veel hebt afgelost. Dat geldt ook voor mensen met een oude spaar- of beleggingshypotheek of voor mensen die al meer dan 30 jaar hypotheekrenteaftrek genoten hebben. Sinds 2013 zijn mensen verplicht om tijdens de looptijd af te lossen. Kan de staatssecretaris bevestigen dat aflossen voor iemand met een oude aflossingsvrije hypotheek ook na het uitfaseren van de Hillenaftrek loont vanwege de beperkingen van de hypotheekrenteaftrek, het feit dat het eigenwoningforfait ook betaald moet worden als je nog wel een hypotheek hebt en de belastingheffing in box 3? Dat is een situatie die we eerder hadden. Ik kan, zeg ik in alle eerlijkheid, nauwelijks voorbeelden bedenken waarbij het voor iemand niet loont om af te lossen, omdat de bijtelling op zich zo laag is en het verschil bij de rente — wat banken betalen aan rente en wat ze zelf vragen — enorm klein is.

De afschaffing van de Hillenaftrek kent een zeer royale overgangstermijn, namelijk 30 jaar. Dat betekent dat een gepensioneerde met een aanvullend pensioen van €10.000 — ik kies dit voorbeeld omdat dit een doorsneepensioen is in Nederland — en een huis met een WOZ-waarde van €300.000, wat bovengemiddeld is, in 2019 €10 extra per jaar gaat betalen. Dat is ongeveer €0,85 per maand. In het tweede jaar betaalt deze persoon €1,70 per maand. Let wel, dit is een groep mensen die geen huurlasten heeft.

Een gepensioneerd echtpaar waarvan een van de partners geen pensioen heeft — bijvoorbeeld het voorbeeld uit de eerste brief die de heer Van Rooijen voorlas — betaalt helemaal niets. U hoort het goed: helemaal niets. Want mensen met geen of een laag aanvullend pensioen betalen geen belasting in Nederland. Daarom wil ik de regering ook graag de volgende vragen stellen. Kan zij aangeven hoeveel aanvullend pensioen een gepensioneerde moet hebben voordat hij of zij inkomstenbelasting betaalt? Klopt mijn berekening dat een echtpaar dat allebei AOW heeft en twee keer €3.000 aanvullend pensioen per jaar — dat betekent dus dat je een inkomen hebt van zo'n €26.000 à €27.000 — in Nederland in z'n geheel geen inkomstenbelasting meer betaalt? Hoe is dat aan het eind van de kabinetsperiode? En kunt u ook maar één ander land ter wereld bedenken waar dat echtpaar geen inkomstenbelasting betaalt? De heer Dijkgraaf noemt Griekenland. Ik bedoel onder de wettelijk verschuldigde tarieven. Voor degenen die hier leuk doen over de Grieken: de kortingen op de Griekse pensioenen zijn zeer heftig geweest. Daar zou je niet heel hard om lachen als je een Griekse gepensioneerde was.

De maatregel om de Hillenaftrek af te schaffen kan niet los gezien worden van alle andere fiscale maatregelen voor particulieren uit het regeerakkoord. Want hier zit het volgende punt. De belastingverlaging die dit kabinet doorvoert, is vele malen groter in omvang dan de maatregelen die wij hier bespreken. Dat bleek ook wel uit de eerder geciteerde 20 tot 30 tabellen van de heer Van Weyenberg. Bijna overal waar het afgezet werd tegen de belastingverlaging van dit kabinet, is de belastingverlaging van de komende drie jaar vele malen groter dan de bijtelling door de afschaffing van de wet-Hillen voor de komende 30 jaar. Het is echt moeilijk om een ander voorbeeld te verzinnen. Want in de komende jaren krijgen we het grote financiële voordeel van de vlaktaks, de forse verhoging van de algemene heffingskorting, de verhoging van de ouderenkorting en het laten vervallen van de harde grens van de ouderenkorting. Over het laatste hebben we het eerder vandaag gehad. Dat betekent voor die groep gewoon €1.200, €1.300 of €1.400 meer besteedbaar inkomen. Daarom wil ik gewoon aan de staatssecretaris vragen of er hij een beeld van heeft voor welke groepen het vervallen van de Hillenaftrek financieel een groter effect heeft dan de genoemde voordelige maatregelen uit het regeerakkoord.

Voorzitter. De afschaffing van de Hillenaftrek gaat geleidelijk, in 30 jaar. Het is lastig om zo veel jaren vooruit te kijken. Het lijkt niet ondenkbaar dat de huidige regels van het eigenwoningforfait in combinatie met het vervallen van de Hillenaftrek in de toekomst in sommige delen van Nederland tot oneerlijke uitkomsten kunnen leiden.

Voorzitter. U zult het misschien niet geloven, maar het CDA is niet alleen een partij van de regio, maar ook een partij van de grote stad. In Amsterdam stijgen de woningprijzen nog net iets harder dan in Enschede. In het eigenwoningforfait zit een villagrens. Die is bedoeld voor villa's, maar die grens wordt niet geïndexeerd met de prijsstijgingen op de woningmarkt. Die zijn op de lange termijn gemiddeld wel iets groter dan het prijsindexcijfer. Als de woningprijzen in Amsterdam in hetzelfde tempo blijven stijgen, krijgen we in Amsterdam redelijk gemiddelde huizen boven de villagrens. Dat is aan de ene kant een groot probleem voor starters op de arbeidsmarkt, die werkelijk waar geen woning kunnen kopen, maar het kan ook een probleem betekenen voor mensen die gewoon zuinig geweest zijn. De staatssecretaris heeft al gezegd dat de uitfasering van de Hillenaftrek wordt meegenomen bij de evaluatie van het eigenwoningregime in 2020. Kan de staatssecretaris toezeggen om in deze evaluatie of een volgende evaluatie van de woningmarkt ook de inkomenseffecten van de uitfasering, eventuele onvoorziene effecten en de gevolgen van de villagrens bij de stijgende woningprijzen mee te nemen? Overigens zeg ik tegen collega Bruins: degenen die hun erfpacht niet hebben afgetrokken, kunnen die blijven aftrekken. Voor die groep verandert er nou net niks. En die groep erfpachtbetalers in Amsterdam is nogal aan de grote kant.

Voorzitter. Als ik kijk naar het grote plaatje, maak ik me erg zorgen over het feit dat de eigenwoningregeling redelijk onbegrijpelijk wordt, niet alleen voor belastingplichtigen en niet alleen voor de Belastingdienst, maar zelfs voor fiscale experts als professor Stevens. Het is verreweg de ingewikkeldste regeling die we hebben. Nu zijn er vele regels rondom de eigen woning — denk aan de bijleenregeling — en die zijn er niet voor niets. En ook niet alle vereenvoudigingen van het eigenwoningregime zullen momenteel door de Belastingdienst kunnen worden doorgevoerd.

Maar dat wil niet zeggen dat het denken moet stoppen. Daarom ben ik erg blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij op een rijtje gaat zetten welke mogelijkheden er zijn om de eigenwoningregelingen te vereenvoudigen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat we dit plan ter vereenvoudiging voor maart ontvangen? Dat is dan inclusief de brief over het huwelijksvermogensregime die aan de CDA-fractie is toegezegd. Dat was nog een ander ding dat het behoorlijk compliceerde. Daarom ben ik ook een klein beetje teleurgesteld in de nota naar aanleiding van het verslag. Een mogelijke vereenvoudiging, namelijk bijtellen en aftrekken tegen hetzelfde tarief, wordt daarin nog niet doorgevoerd. Ziet de staatssecretaris daartoe in de nabije toekomst nog mogelijkheden?

Dank u wel, voorzitter.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik dank de Kamerleden. Het was een lange nacht. De heer Mulder kan zijn verjaardag nog gaan vieren. Van harte gefeliciteerd overigens. Ik dank de staatssecretaris. Ik dank vooral ook de bodes …

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

… en de medewerkers.

Naar boven