6 Discriminatie

Aan de orde is het VAO Discriminatie (AO d.d. 22/06). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom en geef de heer Martin Bosma als eerste het woord namens de PVV. De spreektijd is twee minuten. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. Het wordt steeds erger met het racisme in Nederland, vooral tegen blanken en autochtonen. Je ziet dat autochtonen bij heel veel sollicitaties een streepje voor hebben. Je ziet dat de wethouder hier in Den Haag zegt dat het stadhuis te wit is. Meneer Bolhaar van het OM zoekt "gekleurde aanklagers". Meneer Akerboom van de politie zoekt vooral "diverse collega's". Het roken wordt overal aangepakt, maar de shishalounges en de waterpijpcafés blijven buiten schot. De Nederlandse feesten worden aangepakt — Zwarte Piet mag niet meer en er mag geen christelijk kruis meer op de mijter — maar de iftar wordt van staatswege gevierd. Als er een aanslag is en de dader is een blanke, wordt meteen gemeld dat het een blanke is, maar als het een lichtgetinte dader is, mogen we dat niet weten. Zie bijvoorbeeld het mysterieuze ongeluk achter het centraal station ten tijde van ramadan. En we zien de antidiscriminatie-industrie, die vooral bedoeld lijkt te zijn om autochtonen het leven moeilijk te maken, maar verder niets oplevert voor de Nederlandse belastingbetaler, behalve een onkostenrekening van 6 miljoen. Daarom deze motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat antidiscriminatievoorzieningen jaarlijks miljoenen euro's kosten terwijl niet duidelijk is wat ze opleveren; 

overwegende dat iedereen die gediscrimineerd wordt, zich bij de politie kan melden dan wel een juridische procedure kan beginnen; 

verzoekt de regering, met maatregelen te komen om de antidiscriminatievoorzieningen op te heffen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 119 (30950). 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik geef deze minister vanavond een gouden kans om te laten zien dat hij echt een tegenstander is van discriminatie, want er dreigt iemand die openlijk discrimineert benoemd te worden als burgemeester van een prachtige stad, namelijk Arnhem. Hij zegt dat PVV'ers niet bij de politie mogen. Hij stelt dus een beroepsverbod voor mensen die verkeerd denken voor. Dat zo iemand hoofd van een gemeente dreigt te worden is heel erg. Daarom deze motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Marcouch discrimineert door te stellen dat PVV'ers niet bij de politie mogen; 

constaterende dat Marcouch als burgemeester het gezag over de politie heeft daar waar het gaat om de handhaving van de openbare orde en de hulpverleningstaak in de gemeente Arnhem; 

verzoekt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in het kader van het tegengaan van discriminatie niet akkoord te gaan met de benoeming van Marcouch als burgemeester van Arnhem, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Martin Bosma en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 120 (30950). 

De heer Öztürk (DENK):

Ik hoor dat de medeondertekenaar de heer Wilders is. Mag de heer Wilders van u ook ergens burgemeester worden, een ambt bekleden? 

De heer Martin Bosma (PVV):

Hij zou een geweldige burgemeester zijn, maar ik heb hem liever hier om u het leven nog wat zuurder te maken dan dat hij naar een mooie stad gaat met een ambtsketen om. 

De heer Öztürk (DENK):

Hij heeft nog geen deuk in een pakje boter kunnen slaan, maar goed. Het punt is: de heer Wilders is veroordeeld voor discriminatie. De heer Marcouch heeft uitspraken gedaan, maar de heer Wilders is veroordeeld voor discriminatie. Hoe kan de PVV nou vinden dat een veroordeelde persoon wel burgemeester mag worden? Waarom is de PVV niet consequent? Maakt u het uw eigen partij niet moeilijk hiermee? 

De heer Martin Bosma (PVV):

De heer Öztürk zit er weer helemaal naast, want er is helemaal niemand veroordeeld zoals hij zegt. Hij zou het nieuws een beetje moeten volgen; dat zou hem sieren. Ik weet niet of hij behalve naar de Turkse televisie ook weleens naar de Nederlandse televisie kijkt. Dat is wel heel handig, want dan zou hij op de hoogte zijn. Een kleine kijktip! Maar ik vind het vervelend dat de heer Öztürk, die altijd de mond vol heeft van de bestrijding van discriminatie, het nu blijkbaar goed vindt dat iemand die openlijk discrimineert burgemeester gaat worden. Diezelfde meneer Marcouch is tevens aanhanger van Yusuf al-Qaradawi en spreekt zich uit voor hoofddoekjes, voor gebedsruimtes en voor islamitische stadswijken in Amsterdam. De inconsequentie ligt bij de heer Öztürk. 

De heer Krol (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter. In het AO meldde de minister: "Waar het schelden strafrechtelijk aan te pakken is, moet dat gebeuren. Dat doet de collega van V en J ook." Zodra het om leeftijdsdiscriminatie gaat, vindt de minister een strafrechtelijke aanpak opeens niet nodig en zegt hij dat antidiscriminatievoorzieningen en de civiele procedure volstaan. Gelukkig ken ik deze minister al enige tijd en weet ik dat hij zeer tegen discriminatie knokt. Wat dat betreft, hebben onze wegen elkaar vaak gekruist. Daarom verbaasde het mij dat hij dit niet wilde voorleggen aan zijn collega van Veiligheid en Justitie en dat terwijl de aanpak van discriminatie een speerpunt is voor het Openbaar Ministerie. Schelden is erg, maar uitgesloten worden op de arbeidsmarkt met verstrekkende gevolgen is minstens zo erg. Afhankelijk zijn van een uitkering omdat je te oud bent, is natuurlijk ook afschuwelijk. Werkzoekenden boven de 45 hebben daarmee te maken. Gekwalificeerde kandidaten krijgen niet eens antwoord op sollicitatiebrieven. Dit kabinet wil dat mensen langer doorwerken, maar wil niet alles op alles zetten om leeftijdsdiscriminatie tegen te gaan. Dat is voor ons als 50PLUS onverteerbaar; vandaar deze motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat leeftijdsdiscriminatie diepe en vaak blijvende sporen trekt in het leven van slachtoffers; 

overwegende dat leeftijdsdiscriminatie niet strafrechtelijk vervolgd kan worden in tegenstelling tot discriminatie op grond van ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, hetero- of homoseksuele gerichtheid of lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap; 

verzoekt de regering, de strafrechtelijke aanpak van leeftijdsdiscriminatie te onderzoeken, en tevens te bezien welke uitzonderingsgronden daarbij wenselijk zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 121 (30950). 

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Als DENK vinden wij dat discriminatie keihard aangepakt moet worden. Vandaar dat wij vier moties hebben om met oplossingen te komen om discriminatie aan te pakken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit het onderzoek naar de werking van antidiscriminatievoorzieningen (ADV's) blijkt dat: 

  • -niet alle ADV's goed vindbaar en bereikbaar zijn; 

  • -er onduidelijkheid bestaat tussen gemeenten en ADV's over de taakopvatting; 

  • -ADV's soms niet onafhankelijk opereren conform de eisen die de Wga stelt; 

verzoekt de regering om in gesprek met gemeenten te bewerkstelligen dat de werking van ADV's op deze onderdelen verbetert en te bezien wat de rijksoverheid hierin kan betekenen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Öztürk, Van den Hul en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 122 (30950). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit recent onderzoek van het SCP blijkt dat er onder mensen onduidelijkheid bestaat over wat discriminatie inhoudt; 

constaterende dat uit hetzelfde onderzoek blijkt dat deze onduidelijkheid ertoe leidt dat mensen discriminatie kunnen bagatelliseren; 

verzoekt de regering om met grote inzet op blijvende wijze te werk te gaan in het creëren van bewustzijn over wat discriminatie is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Öztürk, Van den Hul en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 123 (30950). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat racisme en discriminatie een institutioneel karakter hebben; 

van mening dat beleid tegen discriminatie alleen effectief kan zijn als dit institutionele karakter wordt onderkend; 

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe zij, rekening houdende met het institutionele karakter, discriminatie en racisme wenst te bestrijden en op grond hiervan voorstellen te doen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 124 (30950). 

De heer Öztürk (DENK):

Hier verwacht ik van de heer Bosman op zijn minst steun voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om in overleg met onderwijspartijen en maatschappelijke organisaties te inventariseren hoe het onderwijs middels overbruggend contact een verdere bijdrage kan leveren aan de vermindering van negatieve vooroordelen over groepen; 

verzoekt de regering tevens om voorstellen te doen om de toepassing van de uit deze inventarisatie resulterende maatregelen te verspreiden binnen het onderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 125 (30950). 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kon helaas niet aanwezig zijn bij het AO Discriminatie, maar mijn collega Özdil heeft mij bij het AO uitstekend vervangen. In het AO heeft GroenLinks onder meer aandacht gevraagd voor de financieringssystematiek van sommige antidiscriminatievoorzieningen die per klacht betaald worden. Dat bergt het risico van een perverse prikkel in zich. Daarom dien ik de volgende motie in, die meeondertekend is door mevrouw Van den Hul. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat sommige gemeenten hun lokale antidiscriminatievoorziening (ADV) per klacht betalen; 

overwegende dat hierdoor in sommige gemeenten onvoldoende onderzoeks- en voorlichtingscapaciteit beschikbaar is, maar dat ook een perverse prikkel kan ontstaan om zo veel mogelijk klachten te verzamelen; 

verzoekt de regering om in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te zoeken naar een alternatieve financieringssystematiek die ADV's in staat stelt hun eigen organisatie en werkwijze vorm te geven, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 126 (30950). 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Daarnaast wil ik graag aandacht voor de veelheid aan discriminatie-instanties. Allemaal even nodig, zinnig en het behouden waard, maar we moeten naar mijn smaak een slag maken om de casuïstiek ook te overstijgen. Daarom dien ik graag de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een groot aantal instanties zich op landelijk, regionaal en lokaal niveau uitspreken over discriminatieklachten, maar dat de mogelijke consequenties van deze uitspraken voor wetgeving en beleid niet altijd getrokken worden; 

verzoekt de regering om jaarlijks voorafgaande aan de begrotingsbehandelingen de Kamer te informeren over de volgens haar te verbinden consequenties voor wetgeving en beleid aan de in het oog springende discriminatie-uitspraken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 127 (30950). 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Mensenrechten zijn bijzonder en toch gaan ze juist om gewone problemen van gewone mensen, ook in ons eigen land. Vandaag nog presenteerde onder andere VU, Radboud Universiteit en Universiteit Utrecht een onderzoek waaruit bleek dat etnische afkomst meer gevolgen heeft bij sollicitatie dan een veroordeling voor een geweldsdelict. Mensenrechten zijn de basis voor onze democratische rechtsstaat. Daarom dien ik twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het voor een effectief buitenlandbeleid belangrijk is dat we niet alleen in het buitenland over mensenrechtenschendingen praten, maar ook de binnenlandse problemen benoemen en bereid zijn verbeteringen door te voeren; 

constaterende dat het mandaat van de Mensenrechtenambassadeur zich beperkt tot mensenrechten buiten de grenzen van Nederland en het bevorderen van een mensenrechtencultuur over schendingen buiten Nederland en dat een aanspreekpunt voor ngo's, gemeenten en voor de coördinatie binnen de overheid op dit moment ontbreekt; 

overwegende dat alle Nederlanders elke dag profiteren van mensenrechten, dat mensenrechten door alle beleidsterreinen lopen en dat mensenrechten integrale afstemming vragen van alle betrokken ministeries; 

verzoekt de regering, ter bevordering van de naleving van de mensenrechten in Nederland tot het aanstellen van een Mensenrechtenambassadeur Mensenrechten binnen Nederland met voldoende gewicht om ministeries op beleidsniveau bij elkaar te brengen en aanspreekpunt te zijn vanuit de rijksoverheid voor ngo's en gemeenten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Van Engelshoven, Özütok en Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 128 (30950). 

De heer Martin Bosma (PVV):

Wat een verbazingwekkende motie. De PvdA spreekt hier ineens over mensenrechten, terwijl als er één partij is die de schending van mensenrechten voorstaat, dat de PvdA is. Die wil bijvoorbeeld het aantal blanken dat hier op het stadhuis werkt in Den Haag verkleinen, dus mensen beoordelen op hun huidskleur. Maar wat ik eigenlijk van de spreekster wil horen, is hoe zij staat tegenover de mening van de heer Marcouch — en Marcouch bepleit de schending van mensenrechten — die zegt dat mensen die verkeerd denken, die het gedachtegoed van mijn partij, de PVV, aanhangen, weg moeten bij de politie. Wees nou toch eens eerlijk. Dat is toch gewoon een schending van de mensenrechten van burgers in Nederland, van belastingbetalers? 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Als de heer Bosma meer wil weten over de uitspraken van de heer Marcouch, dan verwijs ik hem graag door naar de heer Marcouch, die ik overigens vanaf deze plek nogmaals feliciteer met zijn benoeming als burgemeester. 

Wat de eerste vraag over de benoemingen in Den Haag betreft, zoals ik al tijdens het algemeen overleg heb gezegd, is het geen kwestie van minder — daarover weet de heer Bosma ongetwijfeld meer dan ik — maar van meer diversiteit in het stadhuis. Het gaat erom dat het bestuur en de ambtelijke organisatie een afspiegeling vormen van de samenleving die zij geacht worden te besturen. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Wat een ongelooflijk laffe reactie: ga maar even met de heer Marcouch praten. Die uitspraken van de heer Marcouch zijn gedaan namens de fractie van de Partij van de Arbeid. De spreekster vertegenwoordigt hier de Partij van de Arbeid. En de heer Marcouch is duidelijk geweest: een beroepsverbod, geen PVV'ers bij de politie. Dat is een schending van de mensenrechten. Ik snap niet dat de Partij van de Arbeid daar geen afstand van neemt. Of liever gezegd: ik snap het heel goed. 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Als wij willen praten over afstand nemen van uitspraken die gedaan zijn, dan lust ik er nog wel een paar. Daar wil ik het heel graag bij houden. 

De voorzitter:

U was nog bezig, hè? 

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Er was nog een motie inderdaad. De minister liet weten dat hij een afschrift van de reactie aan de VN waarin hij aangeeft welke van de 203 aanbevelingen hij accepteert en welke niet, aan de Kamer zal sturen. Om ervoor te zorgen dat de Kamer niet buitenspel wordt gezet en tijdig weet welke aanbevelingen de minister waarom accepteert, welke hij gaat uitvoeren en hoe hij dat gaat doen, en dat hierover met de Kamer van gedachten wordt gewisseld voordat de reactie op de aanbevelingen van de VN wordt ingestuurd, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Universal Periodic Review (UPR) komt met een aantal belangrijke aanbevelingen voor Nederland en de minister van plan is een afschrift van zijn reactie op de UPR aan de Kamer te sturen en daarmee de Kamer voor een voldongen feit stelt; 

van mening dat de reactie van de minister op de aanbevelingen in de UPR van voldoende belang is, mede met het oog op het bepalen van prioriteiten voor het nieuwe Nationaal Actieplan Mensenrechten, om hierover met de Kamer van gedachten te wisselen alvorens de minister de reactie instuurt aan de VN; 

verzoekt de regering, tijdig voor het inzenden van de reactie op de aanbevelingen aan de VN, een conceptreactie op de aanbevelingen van de VN aan de Kamer te sturen zodat de Kamer hier nog op kan reageren voor het insturen van de reactie aan de VN, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Van Engelshoven, Özütok en Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 129 (30950). 

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD. 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Ik heb eerst twee moties over antidiscriminatiemeldpunten. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er verschillende wettelijke antidiscriminatiemeldpunten zijn; 

overwegende dat daarnaast verschillende antidiscriminatiemeldpunten actief zijn die het initiatief zijn van maatschappelijke organisaties; 

constaterende dat er een wildgroei aan meldpunten is ontstaan waardoor iemand met een klacht of een vraag soms bij wel zes meldpunten terechtkan; 

van mening dat zo veel meldpunten de duidelijkheid niet ten goede komt en dit daarmee niet in het belang is van de persoon met een klacht of vraag; 

verzoekt de regering om te onderzoeken in hoeverre de hoeveelheid wettelijke meldpunten bijdraagt aan heldere informatievoorziening en effectieve klachtenafhandeling; 

verzoekt de regering tevens, in gesprek te gaan met niet-wettelijke meldpunten, met als doel deze te integreren in de wettelijke antidiscriminatiemeldpunten, en de Kamer hierover voor de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken 2018 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Yeşilgöz-Zegerius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 130 (30950). 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

De tweede motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de gemeentelijke antidiscriminatiemeldpunten (ADV's) op dit moment niet dezelfde definities en registratievorm hanteren; 

overwegende dat niet alle ADV's onafhankelijke meldpunten zijn; 

constaterende dat naast de ADV's andere antidiscriminatiemeldpunten bestaan en dat geen overzicht beschikbaar is van welke dat dan zijn en op welke wijze zij registreren; 

verzoekt de regering om voor de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken 2018 de Kamer een overzicht beschikbaar te stellen van de invulling van de ADV's door de gemeenten; 

verzoekt de regering tevens, de eerstvolgende registratie van ADV's te uniformeren; 

verzoekt de regering voorts om voor de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken 2018 de Kamer een overzicht te zenden van de overige beschikbare antidiscriminatiemeldpunten zowel aangestuurd door de overheid als door maatschappelijke organisaties, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Yeşilgöz-Zegerius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 131 (30950). 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Mijn laatste motie gaat over lhbti-acceptatie in de sportwereld. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de afgelopen jaren in samenwerking met sportorganisaties veel gedaan is aan lhbti-acceptatie; 

constaterende dat lhbti-acceptatie op sportclubs echter nog niet altijd voldoende is; 

constaterende dat discriminatie, op welke grond dan ook, verboden is; 

overwegende dat eenieder te allen tijde zichzelf moet kunnen zijn, ook op sportclubs; 

verzoekt de regering om samen met het NOC*NSF, de KNVB, andere sportkoepelorganisaties en lhbti-belangenbehartigers tot een actieplan lhbti-acceptatie te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yeşilgöz-Zegerius en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 132 (30950). 

De voorzitter:

Mevrouw Yeşilgöz, de heer Öztürk heeft nog een vraag. 

De heer Öztürk (DENK):

Ik merk dat mevrouw Yeşilgöz veel heeft geleerd van de PVV, van Wilders en ook een beetje van Forum voor Democratie. Zij gaf een interview in De Telegraaf waarin zij zei dat er een wildgroei is aan ADV's, dat die allemaal moeten sluiten en dat als iemand wil klagen over discriminatie, hij naar de politie moet. Dan denk ik: nou, nu komt de VVD met een sterke motie om de ADV's af te schaffen, ermee te stoppen, de subsidie in te trekken …, ho maar! Zij wil dat het onderzocht wordt en vraagt "wilt u daar bij de begroting nog eens op terugkomen?" en "kunt u mij een overzicht geven?". Is dit de politiek van de VVD? Via De Telegraaf probeert ze de rechtse, xenofobe en racistische stem naar de VVD te trekken, maar ondertussen dient ze hier heel slap een motie in waarin staat "kunt u dit onderzoeken?" en "kunt u eens een overzicht geven?". 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik hoor DENK toch weer een deel van de Nederlanders uitmaken voor xenofobe mensen. Ik heb daar in het AO afstand van genomen, ik heb er daarna afstand van genomen en ik wil daar nu weer afstand van nemen; maar dat terzijde. Ik heb twee moties ingediend, waarvan een precies gaat over de discussie die we hebben gehad in het AO en waarin ik vraag om inzichtelijk te maken hoe de ADV's meer uniform kunnen registreren. In het krantenartikel waarnaar nu wordt verwezen, heb ik het over meldpunten. Dat is iets anders dan de wettelijke meldpunten. Ik heb een heel concrete motie ingediend, waarin ik vraag om die meldpunten te integreren in de wettelijke meldpunten. Dat betekent een aanzienlijke vermindering. Die motie ligt voor. Ik ben heel blij om te zien dat de heer Öztürk dat een goed idee vindt. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Öztürk. 

De heer Öztürk (DENK):

Er is geen motie om dat te verbieden. Mevrouw Yeşilgöz zegt dat mensen die iets te klagen hebben en die zich gediscrimineerd voelen, naar de politie moeten gaan. De ADV's moeten weg. Ze staat eerst heel ruig voor de camera's en haalt via De Telegraaf de xenofobe stem naar de VVD, maar ze vraagt de minister vervolgens om een onderzoek en een overzicht. Dat is zeer slap. Hier trapt de burger niet in, mevrouw Yeşilgöz. Dan moet u toch wat andere tactieken leren van Forum voor Democratie en Wilders. 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Daar ga ik een reactie op geven. Als er sprake is van echte discriminatie, moet je altijd bij de politie zijn, want daar dien je aangifte te doen. Als je een vraag hebt, melding wilt doen of wilt toetsen om wat voor situatie het gaat, moeten er laagdrempelige meldpunten zijn waar je dat kunt doen. Dat hebben wij ook in het debat gezegd. Het lijkt me daarom heel verstandig om het debat gewoon terug te kijken. Er is echter nu sprake van wildgroei. De heer Öztürk heeft mij dat net horen voorlezen. Ik heb een motie ingediend waarin ik zeg: dat moet verminderd worden. Vervolgens hoor ik: waarom wil de VVD niet allerlei maatschappelijke initiatieven verbieden? Omdat wij niet van het verbieden zijn. Wij willen graag helderheid voor degene die een vraag of melding heeft en wij willen dat op deze manier voor elkaar krijgen. Ik sta hier niet om te zeggen: u mag allemaal niets doen. Ik wil alleen de wildgroei beperken en ik wil dat het voor degene die een vraag heeft, heel helder is waar hij terechtkan. Bij keiharde discriminatie doe je aangifte en bij vragen en meldingen ga je naar een antidiscriminatiemeldpunt. Ik wil daar graag een overzicht van en ik wil dat er sprake is van uniformering en van stroomlijnen. Dat is exact mijn tekst, net zoals in De Telegraaf en in het AO. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik wil één motie indienen, maar ik heb ook een informatieve vraag aan u, voorzitter. Er zijn nu al veertien moties ingediend. Vorige week was er een VAO'tje Armoede en toen werden er geloof ik achttien moties ingediend. Kunt u ons voortellen wat het recordaantal moties is dat is ingediend bij één vervolgdebatje, een VAO'tje, zoals dat heet? Dat mag u ook straks in de tweede termijn vertellen. De oproep is: de kunst van het weglaten. Dat is een heel mooie. Maar goed, ook mijn motie komt eraan. Leeftijdsdiscriminatie is ernstig en een groeiend probleem. Albert Heijn is recentelijk op de vingers getikt door het College voor de Rechten van de Mens, maar dat is natuurlijk niet het enige bedrijf dat jacht maakt op zo jong en goedkoop mogelijk personeel. De regering wil bedrijven gaan uitleggen dat dit niet mag, maar mijn partij vindt dat bedrijven die zich hieraan schuldig maken moeten worden aangepakt. Daartoe moet de Inspectie SZW tanden krijgen. Vandaar dat ik de volgende motie indien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt een veelvoorkomend probleem is; 

van mening dat de Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) onvoldoende bevoegdheden heeft om leeftijdsdiscriminatie adequaat aan te pakken; 

roept de regering op, te realiseren dat de Inspectie SZW de bevoegdheid krijgt om een boete op te leggen aan bedrijven die zich schuldig maken aan leeftijdsdiscriminatie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 133 (30950). 

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Voorzitter. Ik bedien de heer Van Dijk op zijn wenken, want ik dien geen motie in. Bij een vorig debat over discriminatie heeft voormalig Kamerlid Koşer Kaya van D66 een motie ingediend om de algemene discriminatievoorzieningen bij gemeenten te versterken. Eigenlijk is dat het tegenovergestelde van wat de heer Bosma vandaag wil. Maar meestal herken je aan de tegenstander ook de goede weg. De minister heeft in het AO, en eerder ook in de brief, toegezegd dat hij dat gaat doen, dat hij dat gaat bevorderen en dat hij ook in gesprek gaat met de gemeenten om die voorzieningen te versterken. Daar zijn wij heel blij mee, want in een democratie zijn het tegengaan van discriminatie en het waarborgen van de mensenrechten van groot belang. Vanwege het versterken van de mensenrechten en het bewaken en waarborgen daarvan in Nederland heb ik de moties van mevrouw Van den Hul ondersteund. Wij vinden het heel belangrijk dat er een centraal aanspreekpunt voor en een centrale bewaking van de mensenrechten in Nederland komen. Nederland heeft een reputatie hoog te houden. Laten we dan vooral in eigen land beginnen. Wij vinden het ook heel belangrijk om als Kamer mee te praten over de ambities die Nederland wat dat betreft heeft, in het kader van de Universal Periodic Review. 

De heer Hiddema (FvD):

Voorzitter. Een vitale, cultureel diverse samenleving, waarin discriminatie vanwege ras of geloof slecht gedijt, moet wel haar oorsprong vinden bij de eigendunk en het zelfvertrouwen van haar burgers. De zelfbewuste en zelfredzame burger is het krachtigste wapen tegen discriminatie. Het door de overheid met behulp van meldpunten gevoerde antidiscriminatiebeleid werkt contraproductief. Immers, niet het weerbaar maken van de klaagbehoeftige burger staat bij de ADV's voorop. Er wordt gestreefd naar klachtenoptimalisatie, waarbij enige verificatie van de klachten achterwege blijft. De voor een goede integratie van de meldbehoeftige burger zo noodzakelijke aankweek van zijn zelfkritische vermogens wordt door deze werkwijze belemmerd. Het gevaar ligt op de loer dat de ADV's bij het streven naar klachtenoptimalisatie zich ontwikkelen tot een bureaucratische klaag- en klikindustrie, waaraan inhalige drijfveren zijn toe te dichten. Hoe meer registraties, hoe meer subsidies. Voor terechte klachten kan een gerechtelijk veroordelend vonnis de klager bij uitstek de meeste genoegdoening bieden. De gesubsidieerde rem op de zelfontplooiing van de burger door betaalde ach-en-weeroepers moet stoppen. Trek de stekker uit de subsidies! Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het vigerende overheidsbeleid met behulp van ADV's afbreuk doet aan de zelfkritische vermogens van de burger en zijn klaagzucht aankweekt; 

verzoekt de regering, iedere financiële ondersteuning van overheidswege van de discriminatieregistratiebureaus per 31 december 2017 te stoppen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hiddema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 134 (30950). 

De heer Öztürk (DENK):

Niet iedereen in Nederland kan een dure advocaat zoals u, mijnheer Hiddema, betalen om zijn rechten te verdedigen. Dus heb je organisaties nodig die die mensen helpen om hun recht te halen. Vindt u niet dat mensen die minder bedeeld zijn, niet het geld hebben, niet rijk zijn, niet chique zijn, geen dure kleren hebben en geen zware advocaten kunnen betalen, ook het recht hebben om, als ze gediscrimineerd worden of racistisch bejegend zijn, dat ergens te kunnen melden? 

De heer Hiddema (FvD):

Er wordt door de vragensteller, die kennelijk bij uitstek is ingericht om een heel fijne kijk te hebben op mijn bedrijfshuishouding als advocaat, de veronderstelling losgelaten op het publiek dat je voor terechte racismeklachten een dure advocaat moet hebben. Zolang ik mijn hobbypleitwerk nog doe, en er zich bij mij een terechte maar onvermogende klager meldt, zal ik hem met liefde ter hulp zijn. Eventueel pas ik mijn kleding aan. 

De heer Öztürk (DENK):

Dat is dan genoteerd. Wat ik niet hoor van het Forum voor Democratie is het volgende. Vandaag concludeerde een onderzoek van de Vrije Universiteit dat een Nederlandse ex-crimineel, waar de heer Hiddema best veel ervaringen mee heeft, eerder op sollicitatiegesprek wordt gevraagd dan een migrant zonder strafblad. Wat vindt de woordvoerder van het Forum voor Democratie ervan dat zelfs een ex-crimineel van Nederlandse komaf voor een sollicitatiegesprek wordt uitgenodigd, maar iemand met een migrantenachtergrond zonder strafblad niet? 

De heer Hiddema (FvD):

Ik zou waarachtig niet weten op welke casus u doelt. Als de werkgever in kwestie bij geruchte heeft vernomen dat de man die hij weigert, een heel vervelende werknemer zal blijken te zijn, dan kan het zijn dat hij hem niet uitnodigt. Weet ik veel hoe die man niet tot zijn eventuele werkgever is gekomen. Dit is te casuïstisch. Ik heb het over beginselen die u ook zouden kunnen raken. Kweek zelfbewustzijn bij de klaagzuchtige types waar u zich steeds toe wendt. Want hun praatjes zijn vaak praatjes voor de vaak, kan ik u zeggen. 

De voorzitter:

De minister kan direct antwoorden. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik beperk me meteen tot het bespreken van de moties. Dat zijn er nogal wat na een kort algemeen overleg. De motie op stuk nr. 119 van de heer Bosma verzoekt de antidiscriminatievoorzieningen op te heffen. Dat ontraad ik. Die ADV's zijn wettelijk verankerd in de Wet op de gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Het kan dus al niet bij motie. Daarmee wordt overigens ook uitvoering gegeven aan Europese richtlijnen op het gebied van gelijke behandeling. Ik ben er overigens ook een groot voorstander van, want discriminatie is een veelkoppige draak die op veel plekken de kop opsteekt. Het is belangrijk dat het, als het wordt gesignaleerd, op verschillende manieren aan de orde kan worden gesteld. Afgezien van de wettelijke grond om het te ontraden, ben ik het ook inhoudelijk zeer oneens met de motie. Ik ontraad haar dus. 

Ik heb een zekere aarzeling bij wat ik zal zeggen over de motie op stuk nr. 120. Het korte antwoord is dat ik nooit in het openbaar spreek over benoemingen. Daar zou ik het eigenlijk bij moeten laten. Ik wil daar toch iets aan toevoegen. Via de sociale media zag ik de fractie van de PVV in Arnhem met de tekst staan: "Geen Arnhemistan, wij raken ons land kwijt". Dat richt zich kennelijk op de heer Marcouch. Ik vind dat echt een dieptepunt. Wat moet je nou nog meer doen in het land dan als politieman in the line of fire je werk doen, als stadsdeelvoorzitter de publieke zaak dienen en als lid van de Tweede Kamer de publieke zaak dienen? En als je vervolgens als gevolg van een uiterst democratisch proces wordt voorgedragen door de vertrouwenscommissie in Arnhem, die bestaat uit D66, SP, PvdA, VVD, GroenLinks, CDA, Arnhem Centraal, ChristenUnie, Verenigd Arnhem, de Arnhemse Ouderen Partij en de Partij voor de Dieren, word je op een dergelijke manier aangenageld. Ik vind het echt een dieptepunt. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat is een retorische vraag, waar ik desondanks graag antwoord op geef. Nou, bijvoorbeeld geen volgeling zijn van Yusuf al-Qaradawi. In Arnhem, een van de grootste steden van Nederland, gaat nu een volgeling van Yusuf al-Qaradawi burgemeester worden! Ik weet niet of de minister zich weleens verdiept heeft in wat mijnheer Al-Qaradawi allemaal zegt met betrekking tot joden of met betrekking tot burgers die moeten worden opgeblazen? Of neem zijn pleidooi dat afvalligen van de islam moeten worden vermoord. Mijnheer Marcouch is een volgeling van Yusuf al-Qaradawi, zoals hij ook positieve woorden heeft gesproken over mijnheer Al-Kauthar en over Tariq Ramadan. 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

De heer Martin Bosma (PVV):

Het is nogal wat dat een dergelijk persoon burgemeester wordt in Nederland. Daar komt nog eens bij — en dan gaan we terug naar mijn motie — dat mijnheer Marcouch openlijk discrimineert. Hij zegt dat PVV'ers, dus mensen die bepaalde ideeën hebben, geen politieagent mogen worden. Die mogen niet bij de politie werken. Dat zou toch reden kunnen zijn voor de minister van Binnenlandse Zaken om te zeggen: zo iemand hoort helemaal niet thuis in het openbaar bestuur in Nederland. 

Minister Plasterk:

"Zo iemand". Ik vind de manier van praten schandalig. Ik constateer dat de vertrouwenscommissie in Arnhem, die zeer breed is samengesteld, blijkbaar op basis van democratische principes, hier bij wet vastgelegd, is gekomen tot een voordracht bij de minister van BZK. Daar beperk ik me verder toe. Ik heb daar helemaal niets aan toe te voegen. Over de demonstratie heb ik zojuist mijn oordeel gegeven. Daar kom ik niet meer op terug. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Bosma. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Mijnheer Marcouch zegt dat voor hem Yusuf al-Qaradawi een boegbeeld is. Als hij twijfelt over de uitleg van Koranteksten, baseert hij zich op Yusuf al-Qaradawi. Dat zegt hij nota bene in een boek van een voormalig collega van ons, een VVD-Kamerlid. Wat vindt de minister ervan dat iemand met dergelijke ideeën op zo'n belangrijke post komt te zitten en het openbaar bestuur in die stad aanstuurt, inclusief de politie? Dat zegt toch iets over Nederland? Dat zegt dat we ons land kwijtraken aan dergelijke ideeën. En ja, zo iemand noem ik "zo iemand". 

Minister Plasterk:

De heer Marcouch diende als politieman de veiligheid in zijn stad op het moment dat de heer Bosma misschien nog ergens radio zat te maken. Ik vind het echt een schande dat hier op deze manier over wordt gesproken. Ik heb daar niets aan toe te voegen. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Plasterk:

Ik kom op de motie van de heer Krol. Wij delen het willen tegengaan van elke vorm van discriminatie, maar ik wil wel oppassen met het bij motie creëren van nieuwe strafrechtelijke instrumenten. Leeftijd speelt een rol als het gaat om gelijke behandeling, bijvoorbeeld in arbeidsverhoudingen. Daar heeft de heer Krol het ook over. Dan zitten we op het terrein van de gelijkebehandelingswetgeving, waarin leeftijd staat opgenomen als discriminatiegrond. Dat is ook goed. De heer Krol vindt mij aan zijn kant als we proberen elke vorm van discriminatie te bestrijden, maar ik zou nu de strafrechtelijke aanpak van leeftijdsdiscriminatie niet zomaar bij motie willen vaststellen, ook omdat ik me dan ook andere gronden kan voorstellen die eraan toegevoegd zouden kunnen worden. De motie zoals zij hier nu voorligt zou ik dus willen ontraden, met alle begrip voor de doelstelling, die ik deel. 

De heer Krol (50PLUS):

De motie vraagt ook niet om dat even snel te regelen. In de motie staat het verzoek om het te onderzoeken. Dat is toch een heel zachte en voorzichtige formulering? 

Minister Plasterk:

Dat is zo, maar dan nog zit er wel een intentie in de motie. Die motie zit sowieso op het terrein van V en J, want het gaat over een strafrechtelijke aanpak. Dan heb je het niet meer over discriminatiebeleid, maar echt over het strafrecht. Ik zou het ook in de context willen zien van andere discriminatiegronden die dan wellicht strafrechtelijk aangepakt zouden moeten worden. Nogmaals, ik denk dat we wat betreft gelijke behandeling, bijvoorbeeld bij arbeidsverhoudingen, volledig hetzelfde nastreven, maar uit de motie zoals die nu voorligt, spreekt wel een intentie, zelfs al erken ik dat die motie nog niet uitspreekt dat het resultaat van het onderzoek zou moeten vaststaan. Daarom ontraad ik de motie. 

In de motie-Öztürk c.s. op stuk nr. 122 wordt de regering verzocht om te bewerkstelligen dat de werking van de ADV's verbetert en te bezien wat de rijksoverheid daaraan kan doen. Daarover hebben we in het AO uitgebreid over gesproken. Ik heb toen gezegd dat het mij nuttig lijkt om dat te doen, dus ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid en laat het oordeel erover graag aan de Kamer. 

Dan kom ik op de motie-Öztürk c.s. op stuk nr. 123. Ik weet niet helemaal precies hoe het met de categorale indeling in de Kamer zit, maar ik zou zeggen dat die motie neigt naar overbodig, omdat de regering heel actief is op het terrein van het creëren van bewustzijn over discriminatie. Wij hebben onlangs ook nog een campagne op dat punt gevoerd. Maar goed, je zou ook kunnen zeggen dat de motie daarmee ondersteuning van beleid is. Laten wij het dus daarop houden. Dat leidt dan tot het advies: oordeel Kamer. 

Nu ga ik in op de motie-Öztürk op stuk nr. 124. In het algemeen overleg hebben wij al gesproken over het bestrijden van racisme en discriminatie, maar dat hangt nu juist op de vraag of je rekening moet houden met het institutionele karakter. Het dictum van deze motie is dat we per institutie zouden moeten gaan bekijken of men zich daaraan houdt. Dat heb ik ontraden, want ik denk dat we democratie over de volle breedte moeten bestrijden, dus los van de instituties, en dat we juist niet rekening moeten gaan houden met het institutionele karakter. Dat zou ertoe kunnen leiden dat je zegt "check, deze institutie discrimineert niet en daarmee valt ze van het lijstje af", terwijl we allemaal weten dat discriminatie een weerkerend kwaad is dat wij overal moeten blijven bestrijden. Ik zou dit dus juist niet doen vanwege dit springende punt. Voor het overige onderschrijft de motie natuurlijk wat wij reeds doen. 

De voorzitter:

En wat is uw oordeel? 

Minister Plasterk:

De motie op stuk nr. 124 zou ik dus willen ontraden. 

Nu kom ik op de motie-Öztürk op stuk nr. 125 over het onderwijs. Dat gebeurt actief. Ik beschouw deze motie als een onderstreping van het beleid van mijn collega van OCW. Ik laat het oordeel daarover dus aan de Kamer. 

Dan kom ik op de motie van mevrouw Özütok op stuk nr. 126. Zij vraagt de regering daarin om te kijken naar de alternatieve financieringssystematiek van de ADV's die tot perverse prikkels zou kunnen leiden. Daar hebben wij over gesproken. Ik ben het ermee eens dat je ervoor moet oppassen dat er per stuk afgerekend zou gaan worden. Dat maakt deel uit van het gesprek dat wij reeds hebben met de gemeenten. Ik zal de Kamer informeren over wat daaruit komt. Dat had ik al toegezegd. Ik laat het oordeel over die motie dus aan de Kamer. 

In de motie-Özütok op stuk nr. 127 wordt de regering gevraagd om nog weer een nieuwe jaarlijkse rapportage over discriminatie voorafgaand aan de begrotingsbehandeling. Deze motie wil ik ontraden, omdat ik mijzelf, maar ook op enig moment wellicht een opvolger, opzadel met nieuwe rapportages, terwijl we al een heel stelsel van rapportages over discriminatie hebben. Ik vind dat een samenhangend stelsel. De context van het AO was nu juist dat wij proberen om enige lijn te brengen in de gemeentelijke voorzieningen. Dan moeten we niet zelf nog weer een nieuwe rapportage introduceren. Daarom ontraad ik die motie. 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Volgens mij is mijn motie echt anders geformuleerd. Ik vraag niet om een rapportage, maar om aan de uitkomsten daarvan consequenties te verbinden voor wetgeving en beleid. Ik vraag dus echt om implementatie van de uitkomsten van die rapportages. Daar vraag een stuk over. Ik vraag niet om weer een rapportage. 

Minister Plasterk:

Ja, maar ik zou de stukkenstroom toch wel willen beperken. We hebben een goede infrastructuur daarvoor. Bij een andere gelegenheid is met de Kamer ook een goede systematiek afgesproken over hoe wij rapporteren over de consequenties voor discriminatie. Blijkbaar zitten wij volledig op één lijn als het gaat om het belang daarvan. Maar ik wil het tegelijkertijd overzichtelijk houden. Ik ontken helemaal niet dat er consequenties voor wetgeving en beleid kunnen zijn, maar ik zou het rapporteren daarover onderdeel willen maken van de reguliere rapportages en daar geen apart stuk aan willen wijden. Ik zeg toe dat ik dat in de reguliere rapportages zal doen. 

Dan de motie op stuk nr. 128 van mevrouw Van den Hul. Zij vraagt om het aanstellen van een nieuwe institutie, namelijk een mensenrechtenambassadeur. Hoewel ik de doelstelling zeer onderschrijf en zeer sympathiek vind, zou ik nu toch geen nieuwe instituties willen creëren, ook wel vanwege de positie waarin wij nu zitten. Je zou dat dan moeten gaan dekken en je zou je moeten afvragen hoe een dergelijke ambassadeur ondersteund gaat worden en waar die wordt ondergebracht. Ik heb al eerder in het AO gezegd dat de regering op dit moment niet klaar is om nieuwe instituties te creëren. Ik verwijs naar de argumentatie die ik daar heb gegeven en moet — nogmaals, ik onderschrijf de doelstelling — deze motie ontraden. Dat geldt niet voor de motie op stuk nr. 129, daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. Het is wel ongebruikelijk om over zo'n terugkoppeling aan de VN tevoren te rapporteren. Het is ook in de tijd enigszins onpraktisch, omdat die beantwoording in september moet plaatsvinden. Het wordt kort dag om dat over de zomer heen te doen. Maar goed, als de Kamer vraagt wat de reactie van de regering zal zijn op de kritiek in de Verenigde Naties, kan ik de Kamer die informatie niet onthouden. Het wordt een beetje onpraktisch, maar ik laat het oordeel daarover aan de Kamer. 

De voorzitter:

Mevrouw Özütok, u staat eronder. 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ja, dit ging over een andere motie. 

De voorzitter:

Excuus. Over welke motie? 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Doordat ik een toezegging van de minister heb gekregen om in de rapportages wel terug te komen op de consequenties voor het beleid, wil ik mijn motie op stuk nr. 127 aanhouden. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor, haar motie (30950, nr. 127) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Plasterk:

Dat stel ik op prijs. Ik zal me er des te meer op toeleggen dat het in de bestaande rapportages op de juiste manier gebeurt. 

Er zijn drie moties ingediend door mevrouw Yeşilgöz, waarvan de eerste, de motie op stuk nr. 130, net een stapje verdergaat dan in mijn beleving tijdens het AO was besproken. Ik had inderdaad toegezegd om met de gemeente in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de informatie over de ADV's en discriminatie gestroomlijnd gaat worden. Hier staat in het dictum dat het doel van het gesprek zou zijn om de niet-wettelijke meldpunten te integreren in de wettelijke meldpunten. De doelstelling van deze motie is om meldpunten af te schaffen. Dat stuit mij tegen de liberale borst; het zijn vrije initiatieven, die in verschillende gemeenten zijn ingesteld. Zij kunnen in verschillende contexten op verschillende manieren nuttig zijn; discriminatie komt immers op veel plekken voor. Het gaat me net een snippertje te ver om als regering de doelstelling te hebben om ze af te schaffen. Ik zou de motie willen ontraden. 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Zou de minister met de oprichters van al die niet-wettelijke meldpunten, waarvan er steeds meer komen, in gesprek willen gaan om te bekijken waarom zij het nodig achten om al die meldpunten op te richten en waarom deze niet binnen de vele wettelijke kunnen vallen die wij al hebben? We moeten op z'n minst inventariseren waarom ze allemaal bestaan en bij voorkeur zou ik ze willen integreren binnen onze doelstellingen. Volgens mij zijn we het er wel over eens dat we geen overzicht hebben en dat er sprake is van wildgroei. Hoe gaan we dat dan tegen? 

Minister Plasterk:

Het korte antwoord daarop is: ja. Ik ben altijd bereid en we moeten altijd onszelf en anderen kritisch bevragen over wat de reden voor het bestaan is. Dat zeg ik toe. 

In de motie op stuk nr. 131 verzoekt mevrouw Yeşilgöz de regering om voor de behandeling van de begroting een overzicht te zenden van de beschikbare antidiscriminatiemeldpunten en daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Ten slotte kom ik bij de motie op stuk nr. 132. De doelstelling van die motie, zeer belangrijk, is het tegengaan van homodiscriminatie bij sportclubs. Ik weet van collega Schippers dat ze daar buitengewoon actief mee bezig is. Er is een hele lijst van programma's, die heb ik ook in het AO genoemd, waarnaar ik kort zal verwijzen — het zijn allemaal mooie namen — en waardoor bij de KNVB en bij andere sportorganisaties het discrimineren van lhbti wordt bestreden. Ik onderschrijf de geest van de motie volledig — mijn collega van VWS is hier permanent mee bezig — maar zou niet een nieuw actieplan willen maken. Als ik de motie zo zou mogen lezen dat zij de activiteiten ondersteunt die mijn collega inzet, bijvoorbeeld bij de Alliantie Gelijkspelen, de verbinding met de Regenboogsteden, de sportopleidingsinfrastructuur, de partners van NOC*NSF: COC, de Gay Union Through Sports, de John Blankenstein Foundation, de Nederlandse Sport Alliantie en de KNVB én het programma Naar een veiliger sportklimaat, laat ik het oordeel daarover graag aan de Kamer. Als dat wordt ondersteund, laat ik het oordeel daarover graag aan de Kamer, maar ik zou er dus niet weer een nieuw actieplan aan willen toevoegen. 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Er gebeurt al heel veel. De sportwereld laat heel veel commitment zien. Tegelijkertijd horen wij van de sportwereld en vanuit de lhbti-gemeenschap dat het nog steeds heel erg moeizaam gaat. Als ik mede namens mijn collega Van Dijk mag spreken, zouden we het wel waarderen als er met deze koepelorganisaties nog eens wordt bekeken waar die extra boost nog nodig is. Waar kunnen we nog het een en ander intensiveren zonder per se daarnaast allerlei dingen op te tuigen? Dat daar behoefte aan is, krijgen wij uit het veld te horen. Nogmaals, er gebeurt al heel veel, en daar alle credits voor. 

Minister Plasterk:

Ik denk dat collega Schippers het met die duiding als ondersteuning van haar beleid beschouwt. Wij zullen geheel in haar geest handelen als we het zo beoordelen. 

In de motie op stuk nr. 133 wordt de regering opgeroepen om de bevoegdheid van de Inspectie SZW in die zin uit te breiden dat zij een boete kan opleggen aan bedrijven. Hoewel ik de doelstelling — het tegengaan van leeftijdsdiscriminatie — onderschrijf, ben ik niet nu in de gelegenheid om het oordeel aan de Kamer te laten over het introduceren van zo'n nieuw boete-instrument. Dat zou nader overleg vereisen. Overigens is het natuurlijk uiteindelijk de competentie van de collega van SZW. Met de geest ben ik het dus eens, maar het staat mij niet vrij om positief te adviseren over het uiteindelijke dictum. Ik grijp daar niet snel naar, maar het demissionaire karakter van het kabinet staat in de weg van het nu creëren van nieuwe boete-instrumenten. 

De voorzitter:

Wilt u iets vragen, mijnheer Jasper van Dijk? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Altijd. Daar ben ik voor aangenomen: vragen stellen. Ik snap wel dat deze minister zegt dat het een beetje binnen SZW valt. Als ik nu voorstel dat deze minister met de minister van SZW de mogelijkheid bespreekt om sancties of boetes op te leggen in verband met leeftijdsdiscriminatie, hoe kijkt deze minister dan tegen de motie aan? 

Minister Plasterk:

Een oproep om dit met de collega te bespreken lijkt mij niet onredelijk. Maar wat er uit dat gesprek komt, zullen we moeten zien. Als dat de tekst wordt, zal ik het oordeel daarover aan de Kamer laten. 

Ten slotte de motie van de heer Hiddema. Die heeft eigenlijk dezelfde strekking als de motie van de heer Bosma op stuk nr. 119. Onder verwijzing naar mijn argumentatie daarbij zou ik de motie tot het stoppen van steun aan antidiscriminatievoorzieningen willen ontraden. 

De voorzitter:

De heer Krol wil een vraag stellen. 

De heer Krol (50PLUS):

Ik denk dat de heer Hiddema vóór mij mag interrumperen. 

De voorzitter:

Ja. Ik geef het woord aan de heer Hiddema, die de motie ondertekend heeft. 

De heer Hiddema (FvD):

Ik mis in de beantwoording van mijn motie de mensverheffende, zelfredzame effecten waarnaar wordt gestreefd. De motie wordt becommentarieerd aan de hand van wat de minister vindt van de motie-Bosma, maar wat mijn motie typeert is de zelfredzaamheid. Die willen wij bij potentiële klagers aankweken. Wat vindt de minister van dat beoogde effect? Zou dat geen realiteit kunnen worden bij afschaffing van de meldpunten? 

Minister Plasterk:

We hebben hier in het AO vrij uitgebreid over gesproken met de daar aanwezigen. Dat leidde onder meer tot mijn bijdrage dat discriminatie soms aan de orde komt op een manier waarin niet direct sprake is van strafbaarheid. Soms is niet duidelijk van wie die discriminatie afkomstig is, soms weten mensen niet zeker of het om strafbaarheid gaat. Maar soms vinden mensen het wel nuttig om te laten weten dat zij zich gediscrimineerd voelen, bijvoorbeeld bij een school. Dan kan het nuttig zijn dat dit gebeurt. Het uiteindelijke dictum van de motie, om iedere steun van overheidswege aan discriminatieregistratiebureaus te stoppen, ontraad ik daarom. Los van de intenties op het gebied van zelfredzaamheid, die allemaal tot uw dienst zijn, ontraad ik het dictum van de motie. 

De voorzitter:

Mijnheer Hiddema, tot slot. 

De heer Hiddema (FvD):

Nee, dat hoeft niet. 

De voorzitter:

Dan de heer Krol. 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter, misschien kan ik het u en de minister iets makkelijker maken, want er staan al zo veel moties op de lijst voor morgen. Zou de minister bereid zijn om mijn motie op stuk nr. 121 voor te leggen aan zijn collega van Justitie? In dat geval ben ik bereid om de motie aan te houden. 

Minister Plasterk:

Geheel in de geest van dit korte debat ben ik bereid om dat te doen. 

De heer Krol (50PLUS):

Bij dezen houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Krol stel ik voor, zijn motie (30950, nr. 121) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO. Ik zie dat de ploeg van de Waddenzee al in de zaal zit. De minister van Economische Zaken is er ook. Over de moties wordt morgen gestemd. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Voorzitter: Voortman

Naar boven