4 Diverse woononderwerpen

Aan de orde is het VAO Diverse woononderwerpen (AO d.d. 07/06). 

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de minister. We hebben vijf sprekers. Als eerste is het woord aan mevrouw Beckerman van de fractie van de SP. Zij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd. 

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Vorige week zijn in het debat al veel woononderwerpen besproken. Ik spits mij nu toe op Airbnb, want het loopt de spuigaten uit in steden als Amsterdam. De woningnood is hoog, maar tegelijkertijd worden steeds meer woningen onttrokken aan hun functie, namelijk een thuis bieden aan de Amsterdammers. Afgelopen maandag ben ik daarom met een aantal andere Kamerleden op werkbezoek geweest. Kort gezegd is er meer nodig om de wildgroei van Airbnb te kunnen aanpakken. Wat denkt de minister van een Airbnb-wet? Zorg voor een wettelijke basis voor een meldplicht of een maximumaantal dagen. Met het tijdelijk verhuren van een kamer of een huis is niets mis, maar het moet wel leuk blijven. De grenzen moeten duidelijk zijn. Airbnb mag niet ten koste gaan van buurten, huizen en inwoners. Daarom dien ik de volgende motie in, mede namens de leden Voortman, Ronnes en Azarkan. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat verhuur via onlineplatforms als Airbnb kan leiden tot oneigenlijk gebruik van de woonruimte, overlast en illegale hotelvorming; 

constaterende dat in diverse wereldsteden, zoals Barcelona en Florence, verschillende mogelijkheden worden benut om toeristische verhuur via onlineplatforms te reguleren; 

overwegende dat gemeenten toeristische verhuur via onlineplatforms willen reguleren en dit effectief willen handhaven; 

constaterende dat bijvoorbeeld in Amsterdam de wens leeft om het maximale aantal overnachtingen via vakantieverhuur terug te brengen van 60 naar 30 dagen; 

verzoekt de regering, een aanvullend instrumentarium te ontwikkelen waarmee gemeenten meer mogelijkheden krijgen om toeristische verhuur te reguleren en handhaven, en dit zo spoedig mogelijk aan de Kamer voor te leggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Voortman, Ronnes en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 442 (29453). 

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat was het voor mij. 

De voorzitter:

Dat is heel mooi. Dan is het woord aan de heer Kops van de PVV. 

De heer Kops (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg van 7 juni werd weer eens pijnlijk duidelijk welke absurditeiten zich zoal afspelen rondom de huisvesting van statushouders. Het ging om ontevreden, klagende statushouders die de aan hen toegewezen woonruimte niet goed genoeg vinden. Bovendien werd duidelijk dat een op de tien statushouders met succes klaagt, met succes een woning weigert en vervolgens doodleuk een andere woning aangeboden krijgt. Dat is natuurlijk compleet bezopen en daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat ontevreden statushouders die klagen over de aan hen toegewezen woonruimte, beter kunnen gaan klagen in het land van herkomst; 

verzoekt de regering, de verblijfsstatus van statushouders die klagen over de aan hen toegewezen woonruimte of deze zelfs weigeren, in te trekken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kops en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 443 (29453). 

De heer Kops (PVV):

Tot slot de volgende opmerking. Het is opvallend dat de VVD ook in het vorige AO nogal actief was en bezwaar maakte tegen klagende statushouders. Enerzijds is dat natuurlijk hypocriet, aangezien de VVD deze problemen de afgelopen jaren zelf heeft veroorzaakt, maar anderzijds verwacht ik wel dat de VVD nu voor deze motie gaat stemmen. 

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. In het algemeen overleg zijn diverse woononderwerpen de revue gepasseerd. Ik denk dat een flink aantal daarvan de komende tijd op de agenda zal komen. Ik beperkt mij vandaag tot twee onderdelen. Als eerste is dat een motie met betrekking tot de huisvesting van verwarde personen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er een forse toename is van mensen die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en (daardoor) ook een toename van mensen die zich melden voor nachtopvang; 

overwegende dat er ook een gebrek is aan geschikte huurwoningen, zodat het uitstromen uit opvang, uit beschermd wonen of uit een ggz-instelling vrijwel onmogelijk is; 

overwegende dat de initiatiefnemers van het actieprogramma Weer Thuis 10.000 extra (kleine) woningen nodig achten; 

verzoekt de regering, spoedig in overleg te treden met de initiatiefnemers van het actieprogramma Weer Thuis teneinde gezamenlijk een plan op te stellen opdat het tekort aan geschikte huurwoningen voor verwarde personen binnen afzienbare tijd weggewerkt is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 444 (29453). 

De heer Ronnes (CDA):

Ik sluit af met een opmerking over aanbieders op het digitale platform, bijvoorbeeld Airbnb. Wij zien dat de noodzaak aanwezig is om aanvullend gereedschap aan de gemeenten te geven om de ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden. Deze vorm van verhuur zou gereguleerd moeten worden. Het lijkt ons goed dat de wetgeving op dit punt eens goed tegen het licht wordt gehouden en dat bekeken wordt welke aanvullend gereedschap naar de gemeenten toe zou moeten gaan om deze zaak op een verantwoorde manier te kunnen beheersen. Vandaar dat wij de door de SP-fractie aangekondigde motie medeondertekend hebben. 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Azarkan. 

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter. Ook ik beperk mij tot één onderwerp. Er is in Nederland sprake van een enorme krapte op de woningmarkt. Het aanbod is te laag. Het aantal koopwoningen, huurwoningen en sociale huurwoningen is niet voldoende om de toenemende vraag te kunnen invullen. Mensen moeten soms tot tien jaar wachten — dat is eerder regel dan uitzondering — voordat zij een woning krijgen. Hierdoor kunnen heel veel mensen geen huisvesting voor zichzelf organiseren en daarmee hun dromen niet waarmaken. Het verbaast mij dat wij in de stukken uitgaan van een acceptabel woningtekort van 1,5% tot 2%. In de Woningmonitor 2016 staat dat wij uitgaan van een tekort van 134.000 woningen en dat dit acceptabel is. Ik dien daarom op dit punt de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering systeemverantwoordelijkheid bezit ten aanzien van de woningmarkt; 

constaterende dat de regering uitgaat van een acceptabel woningtekort, omdat zij aangeeft dat een berekend statistisch tekort van 1,5% tot 2% op de woningmarkt niet als problematisch wordt ervaren; 

overwegende dat er op dit moment sprake is van toenemende krapte op de woningmarkt; 

van mening dat het vanuit systeemverantwoordelijkheid uitgaan van een acceptabel woningtekort niet zal bijdragen aan het op lokaal/regionaal niveau adresseren van deze krapte; 

verzoekt de regering om vanuit haar systeemverantwoordelijkheid niet meer uit te gaan van een acceptabel woningtekort; 

verzoekt de regering tevens om in haar gesprekken met verantwoordelijke lokale/regionale partijen op de woningmarkt voor te stellen om in de praktijk niet meer uit te gaan van een acceptabel woningtekort, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 445 (29453). 

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Dit is het eerste VAO naar aanleiding van een debat met een demissionaire minister van wonen. Dit leidt er dan ook toe dat er, hoewel er toch nog redelijk wat moties zijn ingediend, minder moties dan anders zijn ingediend 

GroenLinks had een motie in voorbereiding inzake het tegengaan van excessieve toeristische verhuur, in ieder geval het onderzoeken of de afspraken die Airbnb met buitenlandse steden maakt ook hier mogelijk zijn. De motie-Beckerman leek echter zo veel op de door ons in te dienen motie, dat ik besloten heb om die motie mee te ondertekenen. Ons doel is om te zorgen voor een instrumentarium dat gemeenten in staat stelt om excessieve toeristische verhuur van woningen aan te pakken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan heldere voorwaarden voor het semicommercieel in gebruik nemen van woningen, of aan ruimte voor gemeenten om zelf voorwaarden te stellen aan tijdelijke verhuur van woningen aan niet-bewoners. Het buitenland biedt op dit punt inspiratie. Steden als Berlijn, Florence en Barcelona hanteren bijvoorbeeld de regel dat je niet het hele huis op deze manier mag verhuren en dat je als eigenaar zelf ook thuis moet zijn op het moment dat je je huis deels verhuurt. Een ander voorbeeld is de vergunningplicht. Dat zijn allemaal voorbeelden waarbij ik graag zou willen dat het concreet in de wet mogelijk wordt dat gemeenten dit soort mogelijkheden hebben om excessieve toeristische verhuur tegen te gaan. Daarom hebben wij samen met de SP en een aantal andere fracties deze motie ingediend. 

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de Kamer. Het woord is aan de minister. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik kan mij beperken tot het adviseren over de vier ingediende moties. 

Verschillende leden hebben het onderwerp van vakantieverhuur ofwel Airbnb in Amsterdam aangesneden. De kwestie is bekend. Het is op zichzelf een sympathiek initiatief van burgers om onderling zonder inbreng van grote organisaties of bedrijven kamers te verhuren. Het neemt echter vormen aan die de leefbaarheid in de stad negatief beïnvloeden, reden voor de lokale overheid om daar actie op te willen ondernemen. De SP-wethouder van Amsterdam is bij mij op bezoek geweest en heeft ondersteuning gevraagd bij het maken van een verordening, die inmiddels in Amsterdam in consultatie is gegeven en daar binnenkort in de gemeenteraad wordt behandeld. Dat is een verordening om de overlast van Airbnb terug te dringen. Hij was buitengewoon tevreden over de ondersteuning die wij hem in technische en juridische zin konden verlenen bij het opstellen daarvan. Hij heeft dus nu een verordening voorgelegd aan de Amsterdamse gemeenteraad en die komt daar in behandeling. 

Ongetwijfeld zullen de opvattingen over het voorstel van wethouder Ivens uiteenlopen. Verschillende partijen uit oppositie en coalitie zullen daar verschillend over denken. Ik vind het echter niet aan mij om, daar waar het nu in Amsterdam via een voorstel in de gemeenteraad wordt opgepakt, het oordeel aan de Kamer te laten over de motie op stuk nr. 442. Als die hetzelfde beoogt als wat de SP-wethouder van Amsterdam beoogt — ik kan mij dat voorstellen, want mevrouw Beckerman is eerste ondertekenaar daarvan — voegt die niets toe. Als de motie iets anders beoogt dan wat wethouder Ivens beoogt, zou ik het niet sjiek vinden als wij die hier aannemen terwijl hij zijn eigen voorstel nog in de Amsterdamse gemeenteraad moet verdedigen. Dan wil ik de discussie in eerste instantie daar laten. Dan ontraad ik de motie. 

Mevrouw Beckerman (SP):

Afgelopen maandag waren we met een groot deel van de sprekers op bezoek in Amsterdam. Daar is inderdaad gezegd dat er een voorstel is dat naar de raad gaat, maar er is ook duidelijk aangegeven dat de wetgeving op dit moment achterloopt bij de problemen die ze ervaren en dat ze heel erg moeten hangen en wurgen om op de juiste manier te kunnen handhaven. Die problemen hebben zij geschetst. Wij zien dat dit niet alleen een Amsterdams probleem is, maar nu al en potentieel in de toekomst op andere plekken gaat spelen. Wij verzoeken de minister dus — dat staat in de motie — om gemeenten te helpen en om mogelijkheden te geven om te handhaven als de leefbaarheid in het gedrang komt. Zou u op die manier de motie kunnen lezen? 

Minister Plasterk:

Ik heb uitgebreid met wethouder Ivens gesproken en tegen mij heeft hij helemaal niet gezegd dat hij vond dat hij geen instrumentarium had, integendeel. En dat blijkt ook, want hij heeft mede op basis van dat gesprek een voorstel bij de Amsterdamse gemeenteraad ingediend om dit te gaan reguleren. Dat voorstel moet daar nog besproken worden. Ik zou graag samen met mevrouw Beckerman schouder aan schouder met wethouder Ivens willen staan en zeggen: laat het voorstel daar in behandeling worden genomen. Mocht bij de behandeling blijken dat men daar op problemen stuit, dan ben ik altijd bereid om het gesprek met de gemeente Amsterdam aan te gaan. Ik wijs erop dat in een van de constateringen staat dat in Amsterdam de wens leeft om het maximumaantal overnachtingen terug te brengen van 60 naar 30. Dat blijkt in ieder geval niet uit wat het college van Amsterdam, een coalitie met SP en VVD — dat moge zo zijn, maar het is een legitiem college van Amsterdam — in zijn eigen voorstel heeft opgenomen. Daarin staat 60 dagen als grens. Ongetwijfeld leven er nog andere wensen, ook elders in Amsterdam, maar ik heb te dealen met de daar zittende wethouder. Of dat voor de SP een comfortabele coalitie is, moet iedereen op elk moment zelf beoordelen. Ik kan alleen met het bestuur van Amsterdam hierover spreken. 

De voorzitter:

Ik stel vast dat de minister de motie ontraadt. 

Minister Plasterk:

Ja. 

De voorzitter:

De heer Ronnes nog even, kort. 

De heer Ronnes (CDA):

Is het mogelijk om als mede-indiener van een motie ook nog een vraag daarover aan de minister te stellen? 

De voorzitter:

Ja, mits heel kort. 

De heer Ronnes (CDA):

De motie is ook tot stand gekomen door de oproep om eens goed te kijken naar de huidige wetgeving. Niet wethouder Ivens maar het college van Amsterdam heeft gezegd dat het met de handhaving in de problemen komt omdat wij met wetgeving achter de feiten aanlopen. Ziet de minister dat de huidige wetgeving niet geschikt is voor het goed beheersen van Airbnb? 

Minister Plasterk:

We moeten niet met dubbele tong gaan praten. Als het college van Amsterdam de eigen gemeenteraad een voorstel voor een aanpak voorlegt, en het de raad om steun vraagt om het zo uit te voeren, dan ga ik ervan uit dat dat in ieder geval in de ogen van het college van Amsterdam een verstandige aanpak is. Dat ga ik dan niet ondergraven vanuit de Tweede Kamer. Mocht blijken dat men in Amsterdam bij nader inzien niet uit de voeten kan met dit voorstel, dan sta ik open voor een gesprek over wat we additioneel zouden kunnen doen. 

De voorzitter:

Heel kort nog even. 

De heer Ronnes (CDA):

Dát zijn juist de signalen die wij uit Amsterdam ontvangen. We moeten niet komen aan de verordening die voorligt. Dat proces moeten we laten gaan, maar daarbovenop zegt men: buiten de verordening die we voorgesteld hebben, zijn wij niet in staat om met de huidige wetgeving goed te handhaven. On top of de verordening die er ligt, moet er goed gekeken worden naar de wetgeving. 

Minister Plasterk:

We moeten hier toch niet gemeenteraadje Amsterdam gaan spelen. Door het college van Amsterdam is eerst een verordening in consultatie gegeven, die nu aan de gemeenteraad is aangeboden. Die moet dáár behandeld worden. Ik neem aan dat het college van Amsterdam de overtuiging heeft dat men met die verordening een adequate aanpak van Airbnb realiseert. Mocht blijken dat men daar bij nader inzien toch anders over denkt, dan hoor ik het graag. Dan sta ik open voor een gesprek met wethouder Ivens om te bekijken of er vanuit het Rijk nog iets zou moeten gebeuren, wellicht zelfs op het terrein van wetgeving. Ik teken daar overigens bij aan dat dat een heel lang traject oplevert. Als de wethouder het binnen de huidige wettelijke kaders wil oplossen, wat kennelijk zijn eigen overtuiging is, dan kan dat nu vrij snel gebeuren. 

De voorzitter:

Helder. We gaan naar de volgende motie, de motie op stuk nr. 443. 

Minister Plasterk:

Die motie betreft de kwestie van statushouders die de aan hen toegewezen woonruimte weigeren. In het AO is al gebleken dat die weigering maar in 10% van de gevallen wordt erkend. Sowieso gebeurt het niet zoveel. Als het gebeurt, dan wordt het in 90% van de gevallen niet erkend, en daarmee verspeelt de statushouder het recht op woonruimte. De rechter kan in heel specifieke situaties oordelen dat er een geldige reden is waarom net op die plek deze woning niet geschikt is. Dat stelsel bestaat in Nederland. Daar zou ik niet aan willen tornen. Met de verblijfsstatus heeft dat feitelijk niets te maken. Nogmaals: de regel is dat een statushouder de plicht heeft om de woning die aan hem is toegewezen, te accepteren. Over het algemeen gebeurt dat ook, maar als hij weigert, wordt getoetst of dat terecht is, en in 90% van de gevallen wordt dat niet erkend. Dan verspeelt de statushouder zijn recht daarop als hij zou persisteren in het weigeren van die woning. 

De heer Kops (PVV):

Dit is een beetje hetzelfde riedeltje als in de commissievergadering. Vanaf 2014 is het 116 keer voorgekomen dat een klacht van een statushouder gegrond is verklaard. 116 keer heeft een statushouder gewoon een andere woning aangeboden gekregen. Ik zou zo graag van de minister eens willen weten wat hij inhoudelijk van de motie vindt. Ik kan het ook omdraaien. Waarom vindt de minister het klaarblijkelijk acceptabel om aan klagende, ontevreden statushouders tegemoet te komen? 

Minister Plasterk:

Wat niet kan, is dat een statushouder zegt: ik vind het niet zo'n mooie woning, ik zou best een andere willen. Dat wordt niet erkend. Van het kleine aantal mensen dat weigert — de meesten zijn immers blij dat ze iets krijgen toegewezen — wordt het grootste deel van de klachten afgewezen. Er kan echter, maar dat moet de rechter toetsen, een specifieke, voor die persoon geldende situatie zijn waarom net op die plek de woning voor betrokkene niet geschikt is. Dat kan met locatie, privéomstandigheden of wat voor persoonlijke dingen dan ook te maken hebben; daar treed ik verder niet in. Dat wordt in Nederland door de rechter getoetst. Het is niet aan de minister om daar een oordeel over te hebben. Ik constateer wel dat het kennelijk zeer terughoudend gebeurt, omdat in 90% van de gevallen een dergelijke afwijzing niet wordt erkend, waardoor men de woning gewoon moet accepteren en anders het recht op een woning verliest. Verder kan ik er inhoudelijk niet over oordelen op deze plek; dat past mij niet. 

De motie van de heer Ronnes op stuk nr. 444 beschouw ik als ondersteuning van beleid. We doen dat in de vorm van overleg en instrumenten als kortingen op de verhuurderheffing. In ben het ermee eens dat hier een problematiek ligt en dat we die samen met woningbouwcorporaties en de initiatiefnemers van het Actieprogramma Weer Thuis goed moeten oppakken. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer. 

Ten slotte is er de motie van de heer Azarkan op stuk nr. 445. Hij heeft volgens mij ook een achtergrond in het onroerend goed en hij heeft dit met veel precisie aan de orde gesteld. Ik heb dat ook geprobeerd te doen. Ik denk toch dat hier wellicht twee kwesties door elkaar spelen. De ene is dat er inderdaad een frictieleegstand is van ongeveer 2%. Het gaat om huizen die op dat moment even niet bewoond worden en waar nog weer iemand naartoe moet. Dat is in een markt praktisch altijd het geval. Het andere is dat er, als je alles bij elkaar optelt en van elkaar aftrekt, een tekort aan huizen is van ongeveer 1,8%. Dat wordt als uitgangspunt genomen. Dat is niet waar we naar streven; niemand streeft natuurlijk naar een tekort aan huizen. Maar het is in de markt wel normaal dat een aantal mensen een woning zoeken en zitten te wachten op een geschikte woning. Die slapen niet onder een brug; ze zijn niet dakloos. Maar ze zouden liever een woning met een tuin hebben of bij hun ouders weggaan, of ze hebben andere wensen die ze niet onmiddellijk vervuld kunnen krijgen. Dat is dat tekort van 1,8%. Nogmaals, het is dus niet zo dat de overheid bewust probeert om woningnood te creëren, maar dat is de feitelijke situatie. Als we zouden aansturen op het verder reduceren van dat kengetal van 1,8%, dan zou dat alleen kunnen door meer leegstand te creëren. Die leegstand is weer maatschappelijk onwenselijk. Ook de markt zou daar overigens op gaan acteren, want leegstand van zoiets gewensts als woonruimte zou ook ongewenste verschijnselen in de markt opleveren. 

Ik denk dus dat we eigenlijk ongeveer hetzelfde bedoelen. We willen namelijk dat zo veel mogelijk huizen bezet zijn en dat zo veel mogelijk woningzoekers uiteindelijk een plek vinden. Dat is ook de reden waarom er een uitgebreid bouwprogramma is, dat van alle kanten wordt ondersteund. Maar ik vind de formulering "uitgaan van een acceptabel woningtekort" in het dictum van de motie toch net iets te wazig, om de reden die ik gaf. Ik zou deze motie dus toch ontraden. Maar nogmaals, we bedoelen volgens mij hetzelfde. 

De heer Azarkan (DENK):

Dan staat het toch ook wat ongelukkig in de stukken. Want ik lees toch echt, en dan citeer ik even uit pagina 3 van de brief die voorafgaand aan het AO aan de Kamer is gestuurd, dat er uit wordt gegaan van een acceptabel tekort en dat dat op dit moment 1,8% van de bestaande voorraad is. De minister gaf aan het begin van zijn betoog aan dat er een frictieleegstand is, maar die ken ik op de kantorenmarkt. Daar gaat het om 3%. Het aanbod is daar dus 103%. En ik heb die frictieleegstand op de woningmarkt in de stukken niet kunnen ontdekken. Is het woningaanbod op dit moment in totaal nou 98% of 102% van de behoefte? 

Minister Plasterk:

Ik lees nu maar even letterlijk voor, zodat ik geen nieuwe misverstanden creëer. In dat berekende tekort wordt al uitgegaan van gemiddeld 2% frictieleegstand. Het is dus allebei waar. Je bouwt het op uit hoeveel we hebben, hoeveel mensen willen en wat de leegstand is. Die leegstand is tot op zekere hoogte onvermijdelijk, omdat mensen zijn verhuisd en andere mensen nog niet in hun huis zijn getrokken. Dat levert een frictieleegstand op van ongeveer 2%, die op zichzelf een gegeven is. Alles bij elkaar genomen werkt de markt op een fatsoenlijke manier, met een tekort van 1,8%. Dat is niet dramatisch en leidt ook niet tot maatschappelijk onacceptabele effecten. Mensen aan de vraagkant kunnen namelijk ook wel leven met het gevoel dat ze eigenlijk zijn ingeschreven voor een woning en hopen dat ze die krijgen, maar dat ze die morgen nog niet hebben. Dat levert dat tekort op. Nogmaals, we streven er niet naar, maar we gaan er wel van uit. 

De voorzitter:

Afrondend en kort, mijnheer Azarkan. 

De heer Azarkan (DENK):

Ja, zodat ik het goed begrijp. Binnen het aanbod van die 98,2% zit dus nog 2% frictie en staat dus 2% leeg. 

Minister Plasterk:

Ja. 

De heer Azarkan (DENK):

Binnen dat aanbod. 

Minister Plasterk:

Ja. 

De heer Azarkan (DENK):

Dan wil ik toch het volgende meegeven. Ik erger me al jaren aan het feit dat bijvoorbeeld studenten heel moeilijk aan woningen kunnen komen. Mensen moeten in de sociale huursector tien, twaalf jaar wachten op een woning. Ik ben het dus niet met de minister eens dat dit een situatie is waarmee door mensen op een goede manier wordt omgegaan. Er is gewoon een behoefte. 

Minister Plasterk:

Ja. Maar goed, dan komen we terug op de discussie de we eerder hebben gevoerd. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid hier. Ik dank ook de woordvoerders. Aanstaande dinsdag stemmen wij over de vier moties die vandaag zijn ingebracht. Na de schorsing hebben wij de regeling van werkzaamheden en de herdenking van medewerker Ivo Sneep. 

De vergadering wordt van 11.12 uur tot 13.31 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven