4 Vragenuur: Vragen Özütok

Vragen van het lid Özütok aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat er enorme bedragen naar externe inhuur gaan bij veiligheidsregio's. 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind het onbegrijpelijk. Terwijl er de afgelopen jaren flink is bezuinigd op de mensen die ons vaak letterlijk uit de brand moeten helpen, worden er tegelijkertijd dure externe adviseurs en interim-managers ingevlogen bij de veiligheidsregio's. Dat beeld bekruipt me althans als ik de stukken zie die RTV Noord-Holland en EenVandaag hebben gewobd. Externe inhuur is soms onvermijdelijk, maar als je snijdt in de organisatie en daardoor noodzakelijke expertise verdwijnt, is er iets grondig mis. Dat geldt eens te meer als de beloning ook nog eens de regels van de Wet normering topinkomens schendt. GroenLinks vindt dat de inhuur van externen onder alle omstandigheden een uitzondering moet blijven. De politieke controleurs moeten daarnaast de rechtmatigheid van de externe inhuur altijd eigenstandig kunnen vaststellen. Transparantie is noodzakelijk, juist op dit onderwerp, dat al jarenlang in de publieke en politieke belangstelling staat. 

Ik heb de volgende vragen. Hoe beoordeelt de minister van Binnenlandse Zaken de gang van zaken bij de veiligheidsregio's? Voldoet die aan de regels van de Wet normering topinkomens? Vindt de minister dat er adequaat inzicht is geboden in de aard en de omvang van de externe inhuur? Kunnen politiek en publiek, uit de naar mijn oordeel nogal schamele cijfers, zelfstandig een oordeel vormen over de verdedigbare inhuur van externe expertise? Is dit een incident in Noord-Holland of hebben we het hier over een structureel probleem? En hoe zorgt de minister ervoor dat publieke organisaties externe inhuur tot het noodzakelijke beperken en daarover maximale verantwoording afleggen? Het gaat immers om de besteding van ons belastinggeld. Politieke toezichthouders, zoals de raden, de Staten en de Tweede Kamer, moeten een oordeel kunnen vellen over de rechtmatigheid van de besteding en over de vraag of de verleende diensten in verhouding staan tot de beloning. Wat gaat de minister doen om de transparantie daaromtrent te verbeteren? 

Minister Plasterk:

Voorzitter. We hebben in Nederland in deze kabinetsperiode de Wet normering topinkomens ingevoerd. Dat is bij mijn weten de strengste wet, in ieder geval in de westerse wereld, op het gebied van het beperken van topinkomens van bestuurders in de publieke en semipublieke sector. In dit specifieke geval gaat het om de veiligheidsregio's. Zij zijn een vorm van verlengd lokaal bestuur. Het is aan de gemeenteraden om te beoordelen of het geld daar optimaal wordt besteed, maar als er sprake is van een overschrijding van de Wet normering topinkomens, ben ik natuurlijk verantwoordelijk voor het toezicht daarop. 

Ik heb de uitzending van EenVandaag niet gezien, maar mijn mensen wel. De meeste functionarissen die daarin voorkomen, zijn geen topbestuurders. Zij vallen dus niet onder de reikwijdte van de Wet normering topinkomens, maar ik zou ze wel daaronder willen laten vallen. Ik heb daarom een nieuw wetsvoorstel, de zogenoemde WNT3, in consultatie gegeven — ik heb het net teruggekregen van de Raad van State — zodat ook niet-bestuurders daaronder zullen gaan vallen. Maar goed, het is uiteindelijk aan een nieuwe coalitie om over die wet te oordelen. 

Zoals ik al zei: in deze uitzending zaten geen mensen die onder de reikwijdte van de WNT vielen omdat ze topfunctionarissen waren. Dat weet ik voor 2014 en 2015, omdat we daarover jaarverslagen hebben. Dat is openbare informatie. Men kan dit daarin terugvinden. Het zou kunnen dat er in het jaar 2016 een of twee gevallen zijn waarvan nog moet worden beoordeeld of ze onder de reikwijdte van die wet vallen, maar het jaarverslag daarover is pas net verschenen. Ik kan mevrouw Özütok toezeggen dat het WNT-toezicht, dat vanuit BZK plaatsvindt, scherp zal bekijken of in die gevallen de wettelijke norm is overschreden. 

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Is de minister bezig met een nieuwe wet om de handhaving te verbeteren? Of wordt het een heel nieuwe wet om een aantal andere functies daaronder te scharen? Dat blijft voor mij nog steeds de vraag. 

Volgens mij heb ik ook geen duidelijk antwoord gekregen op mijn vraag hoe we de jaarverslagen kunnen verbeteren om zo meer transparantie mogelijk te maken voor de raden, de Staten en de Tweede Kamer. 

Minister Plasterk:

Ik kom allereerst op de nieuwe wet. Die is in consultatie gegeven en is dus publiek en kenbaar. Met die wet wordt beoogd om het regime van de Wet normering topinkomens niet alleen van toepassing te laten zijn op bestuurders, bijvoorbeeld de directeur van een ziekenhuis, maar ook op mensen die een andere functie hebben. Het gaat dus om alle medewerkers. Daarover is best veel discussie en er wordt ook best veel kritiek op geleverd, want het is een vergaande wet. We hebben dat wetsvoorstel net teruggekregen van de Raad van State. 

Wat betreft de jaarverslagen: we hebben er in de afgelopen jaren vrij intensief voor gezorgd, ook in debat met de Kamer, dat alle relevante informatie daarin beschikbaar is. Ik heb geen reden om te zeggen dat we onvoldoende informatie hebben voor het WNT-toezicht. We werken nauw samen met accountants. Dat levert nog weleens discussies op, want zij vinden dat ze daarvoor heel moeilijke dingen moeten uitpluizen. Die informatie is er. Wat betreft de extern ingehuurde en lokaal aangestelde niet-topfunctionarissen: daar kan ik vanuit de WNT niet bij. Dat is echt de verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur. 

De heer Van Raak (SP):

Er wordt hard bezuinigd op de brandweer. Kazernes worden gesloten, er wordt bezuinigd op materieel, en vrijwilligers worden de organisatie uit gejaagd. Tegelijkertijd heb je gewone managers die tot drie ton krijgen, dus veel meer dan de minister. Wat vindt de minister daar nou van? Kan hij begrijpen dat al die brandweervrijwilligers dat niet accepteren? Wil de minister ook zo snel mogelijk een nieuwe wet indienen om dit in de toekomst onmogelijk te maken? De minister zegt dat de raadsleden in de gemeenteraden dit moeten controleren, maar de veiligheidsregio's schrijven dat helemaal niet goed in de stukken die naar de gemeenteraad gaan. Ik wil niet zeggen dat ze liegen, maar ze vertellen in ieder geval niet de waarheid. Hoe gaat de minister er dus voor zorgen dat die raadsleden goed geïnformeerd worden? 

Minister Plasterk:

Mijn oordeel over de gevallen waarnaar gevraagd wordt — mensen die als manager bij de brandweer werken en drie ton verdienen — is dat zij onder het wettelijke regime van de WNT gebracht zouden moeten worden. Daarom heb ik ook de WNT3 in voorbereiding. Het voorstel is in consultatie gegeven en ook al naar de Raad van State gestuurd voor advies. Daardoor worden niet alleen de bestuurders van de brandweer maar ook andere functionarissen die er werken, eronder gebracht. Ik hoop dat bij de behandeling zal blijken dat er steun is voor de wet, die overigens de doelgroep meer dan verdrievoudigt. Het aantal bestuurders is natuurlijk een kleine groep aan de top. Als je ook alle lagen daaronder eronder brengt, neemt het aantal aanmerkelijk toe. 

Dan de informatie aan de lokale gemeenteraden. Het gaat hier om verlengd lokaal bestuur. De gemeenteraden zijn toch zelf de eerst aangewezenen om aan de bel te trekken en te zeggen: wij willen optimaal geïnformeerd worden. Als ik hen daarbij kan ondersteunen, ben ik beschikbaar om dat te doen. 

De heer Van Dam (CDA):

Ik hoor de minister het juridisch correcte antwoord geven dat hij er niet over gaat en dat er een wetsvoorstel in behandeling is, maar we hebben het hier wel over een branche, een wereld, die bijna volledig draait op vrijwilligers. Ik zou de minister toch willen vragen om daaraan uitdrukkelijker aandacht te besteden. Ik spreek hem daar ook op aan. Ik vraag hem wat hij, ook al is het niet direct zijn bevoegdheid en ook al is de wet nog niet van kracht, de komende maanden gaat doen om toch de brandweervrijwilligers — daar hebben we het vooral over — het beeld te geven dat hij dit ongewenst vindt. 

Minister Plasterk:

Ik begrijp de vraag, maar ik heb heel vroeg in dit traject het volgende besloten. Wij zijn het kabinet dat er echt wat aan doet. We hebben een wet ingevoerd die een absoluut plafond invoert voor, in dit geval, de bestuurders in de publieke maar ook in de semipublieke sector. Zo'n wet is er nog nooit geweest. Ik heb nu een wetsvoorstel gemaakt dat dit ook nog eens gaat uitbreiden naar alle anderen die daar werken. Dat doe ik niet voor niks. Dat doe ik omdat ik met het CDA van mening ben dat het geen pas geeft dat een manager bij de brandweer drie ton verdient. Dat is meer dan een minister. Ik vind dat niet kunnen. Nu we dat doen en ook echt uitvoeren, heb ik me voorgenomen om daar niet per keer weer een moreel oordeel aan vast te knopen. Dat morele oordeel ligt immers ten grondslag aan de wet die we aan het invoeren zijn en de wet die we hebben ingevoerd. Ik doe het dus liever met daden dan met woorden, maar het moge duidelijk zijn dat ik inderdaad vind dat in de publieke en de semipublieke sector het ministerssalaris de norm moet zijn. 

Naar boven