3 Begroting Buitenlandse Zaken

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2017 ( 34550-V ).

De voorzitter:

Vandaag doen wij de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Vorige week bespraken wij in de commissie het mensenrechtenbeleid. Toen werd de vraag gesteld: gaat het beter met de mensenrechten? Het antwoord op die vraag was ontkennend. Vandaag bespreken wij de begroting Buitenlandse Zaken en moeten wij ons afvragen: is de wereld de afgelopen jaren veiliger en stabieler geworden? Helaas moet ook het antwoord op die vraag ontkennend zijn, meent de fractie van de SP. De wereld is er niet veiliger op geworden de afgelopen jaren. Wij leven in hectische tijden, die gekenmerkt worden door toenemend oorlogsgeweld in de ring rond Europa en groeiende onveiligheid en instabiliteit in Syrië en Irak. Deze landen dreigen ten onder te gaan na jaren van geweld, terwijl de internationale gemeenschap zich geen raad weet met de grote vluchtelingenstroom die daarvan het gevolg is.

Verhoogde dreiging van terroristisch geweld is ondertussen niet meer weg te denken, niet uit Europa, maar ook niet uit Nederland. Voor de meeste mensen is het dus niet de vraag of er ooit een terroristische aanslag zal worden gepleegd in Nederland, maar hooguit wanneer. Welke relatie legt de minister van Buitenlandse Zaken tussen het Nederlandse optreden in het Midden-Oosten en de verhoogde terreurdreiging in Nederland?

Hoewel Islamitische Staat langzaam maar zeker wordt teruggedrongen in zowel Irak als Syrië, geloven maar weinigen in een spoedig einde aan het grove geweld in deze regio. Daar zijn allerlei redenen voor. Allereerst zal het heroveren van de zogenaamde hoofdsteden van IS, Mosul in Irak en Raqqa in Syrië, niet het einde betekenen van de strijd die IS voert. De verwachting is dat het geweld eerder een ander karakter zal krijgen, nog meer gericht op guerrillatactieken en aanslagen. Vermoedelijk zal het geweld zich in de regio en verder verspreiden. Ook is de kans groot dat de ondergang van het door IS uitgeroepen kalifaat ertoe leidt dat jihadistische strijders terugkomen naar de Europese Unie, ook naar Nederland, met alle veiligheidsrisico's van dien. Ik vraag de minister, of hij een goed beeld heeft van wat ons te wachten staat en of er voldoende maatregelen zijn getroffen om op een goede wijze met deze terugkeerders om te gaan.

Het is triest maar ook bedenkelijk dat na vijftien jaar oorlog tegen terrorisme moet worden vastgesteld dat de dreiging van terroristisch geweld alleen maar is toegenomen. Hoe verklaart de minister dat? Hoe kijkt hij terug op de inspanningen van Nederland op dit terrein?

In Irak zijn er veel voortekenen die erop wijzen dat na de strijd tegen Islamitische Staat, de gezamenlijke vijand, een volgende strijd zal uitbarsten. De spanningen tussen bijvoorbeeld de Koerden en Bagdad zijn te snijden. De Koerdische leider Barzani heeft al aangegeven geen op IS veroverd grondgebied uit handen te zullen geven, terwijl Bagdad, de centrale regering, dat wel eist. Dit hangt uiteraard samen met het voortdurende geruzie over de verdeling van olie-inkomsten en uitbetaling van salarissen van Koerdische ambtenaren. Als Irak een toekomst wil hebben, is het van groot belang dat hiervoor snel een oplossing wordt gevonden. Kan de minister hierop reageren? Ziet hij deze gevaren ook? Hoe kan meer druk worden uitgeoefend op partijen om in Irak zelf tot verzoening te komen?

Een ander groot probleem in Irak blijft de positie van de Soennitische gemeenschap, waarbinnen IS op de nodige sympathie kan rekenen. De regering-Al-Abadi in Bagdad heeft de afgelopen jaren nog niet eens een begin gemaakt met serieuze economische, sociale en politieke toenadering tot deze onderdrukte minderheid. Sterker nog, nu de herovering van Mosul verder vordert, verschijnt het ene na het andere bericht over Soennitische burgers die worden gedood of gemarteld. Het is mijn overtuiging dat, zolang de repressie tegen deze groep voortduurt, er een voedingsbodem voor IS blijft bestaan. Deelt de minister deze analyse en hoe kan meer druk worden uitgeoefend op Bagdad, zodat deze voedingsbodem wordt weggenomen?

In Syrië zal de val van Raqqa, als het zo ver komt, ook geen einde van de verwoestende burgeroorlog betekenen. Naast Islamitische Staat zijn immers ook Al Qaida en andere jihadistische groeperingen actief, bijvoorbeeld in Aleppo. In het noorden van Syrië strijden de Koerden vooral tegen Islamitische Staat, maar ook tegen milities en tegen buurland Turkije. De wens om te komen tot autonomie voor deze groep in Syrië is gerechtvaardigd. De vraag is hoe de internationale gemeenschap daar steun aan gaat geven. Er ontstaat pas hoop voor Syrië als er stappen kunnen worden gezet in het VN-proces om te komen tot een staakt-het-vuren en tot onderhandelingen over een duurzame vrede. Ik roep de minister ertoe op om geen kans onbenut te laten om in dit hachelijke proces stappen voorwaarts te zetten.

In afwachting van positieve ontwikkelingen op het diplomatieke terrein is het van het allergrootste belang dat voldoende humanitaire hulp wordt geboden aan Syrië maar ook aan de buurlanden, die miljoenen vluchtelingen opvangen. Ik roep de minister ertoe op om, net als in voorgaande jaren, ook nu weer een stevige bijdrage hieraan te leveren. Kan de minister toezeggen dat Nederland ook in de toekomst zijn zogenoemde "fair share" aan humanitaire hulp zal leveren? Ik krijg daarop graag een reactie.

Wat de vluchtelingenproblematiek betreft steunt de SP de nadruk op opvang in de eigen regio, maar we moeten ook vaststellen dat die opvang onder enorme druk staat. Daarom ligt het voor de hand om meer vluchtelingen, de schrijnende gevallen, uit te nodigen voor hervestiging in Nederland. Is de minister bereid om dat te overwegen? Kan de minister ook aangeven waarom Nederland ondanks EU-afspraken hierover niet meer vluchtelingen uit Griekenland en Italië overneemt?

Voordat ik overga op Turkije, heb ik nog een vraag over het gebruik van wapens met verarmd uranium. De Amerikanen zouden die hebben ingezet in Syrië. Kan de minister dat bevestigen? Veroordeelt de minister met de SP deze inzet vanwege de potentiële schade ervan?

NAVO-bondgenoot Turkije bemoeit zich onder het mom van de strijd tegen IS meer en meer met de conflicten in Syrië en Irak. In beide landen is Turkije militair aanwezig. Daar lijkt geen basis voor te zijn in het internationaal recht. Kan de minister op dat vraagstuk ingaan? Waarom wordt deze Turkse aanwezigheid niet veroordeeld? Is dit niet duidelijk een voorbeeld van wat de minister tijdens een speech in Leiden nog het "neo-ottomanisme" noemde? Het is voor iedereen die het wil zien overduidelijk dat Turkije in Syrië vooral één doel nastreeft: het frustreren van de strijd van de Koerdische gemeenschap voor meer autonomie. Het is zelfs zo erg dat Turkije herhaalde aanvallen heeft uitgevoerd op Koerdische strijders, waarbij veel doden vielen. Dit terwijl diezelfde Koerdische strijders de belangrijkste bondgenoot zijn van het Westen in de strijd tegen IS. Dan kan een dergelijke houding van Turkije toch niet worden geaccepteerd?

Ondertussen wordt in Turkije in rap tempo, zeker na de mislukte coup, de democratische rechtsstaat uitgehold. Het is bizar dat desondanks het opschorten van de EU-onderhandelingen met Turkije voor dit kabinet te ver gaat. Ik vraag de minister om dit standpunt te heroverwegen, zeker nu deze week opnieuw duizenden mensen zijn ontslagen en collega-parlementariërs vanwege hun opvattingen levenslange gevangenisstraffen boven het hoofd hangen.

De inzet van het kabinet ten aanzien van Israël en Palestina is de afgelopen jaren nogal teleurstellend geweest. Terwijl Israël er alles aan doet om een levensvatbare Palestijnse staat de nek om te draaien, laten de Europese Unie en Nederland verstek gaan. Er zijn wel veroordelingen als Israël de illegale nederzettingen weer eens uitbreidt, maar op die woorden volgen nooit serieuze daden. Sterker nog: dit kabinet heeft juist de betrekkingen met Israël verder verdiept door een samenwerkingsvorm aan te gaan. Daar gaat echt een verkeerd signaal van uit. De SP heeft er altijd voor gepleit dat er voorwaarden moeten worden verbonden aan nauwe samenwerking met Israël. Het kan niet zo zijn dat Israël wordt beloond terwijl de illegale nederzettingen zich blijven uitbreiden en de bevolking van Gaza collectief gestraft blijft door een illegale blokkade. Wanneer is voor het kabinet de maat nou eens vol? Hoeveel verwoestende oorlogen moeten er nog gevoerd worden tegen de bevolking van Gaza? Hoeveel Palestijnse huizen moeten er nog vernield worden voordat het kabinet een andere houding aanneemt ten opzichte van Israël? Ik krijg daarop graag een reactie.

De vredesonderhandelingen liggen al jaren stil. Daarom lanceerde Frankrijk een interessant initiatief om te proberen, deze impasse te doorbreken en de partijen weer aan tafel te krijgen. Maar Israël heeft eerder deze maand aangegeven, niet deel te zullen nemen aan het Franse initiatief. Dat is een ernstige zaak. Kan de minister zeggen, hoe hij de motie uit gaat voeren die de regering oproept om, wanneer partijen afzien van constructieve deelname aan vredesbesprekingen en ondermijnend beleid blijven voeren, concrete maatregelen te nemen, bijvoorbeeld de opschorting van bilaterale of Europese samenwerkingsovereenkomsten? Graag een reactie. Wanneer breekt voor het kabinet het moment aan om over te gaan tot erkenning van de Palestijnse staat? Wacht niet tot de feiten op de grond die Palestijnse staat onmogelijk hebben gemaakt, zo roep ik de minister op.

Ik heb nog twee vragen over de bezette Golanhoogte in Syrië. Uit contacten met een ngo ter plaatse begrijp ik dat Israël ook daar de illegale nederzettingen flink gaat uitbreiden en dat huizen van Syriërs gesloopt gaan worden. Is daar vanuit de EU een stevige veroordeling over uitgesproken? Kan de minister ingaan op de Israëlische plannen om in dit gebied te boren naar olie? Ook dat is toch in strijd met het internationaal recht?

Mijn volgende punt betreft de hoog opgelopen spanningen met Rusland. Vorige week stelde de secretaris-generaal van de OVSE dat de Koude Oorlog lijkt te zijn teruggekeerd. Daar werd meteen aan toegevoegd dat in werkelijkheid de situatie in Europa nu gevaarlijker is dan voor de val van de Muur, een analyse die vaker wordt gemaakt. We zouden volgens de secretaris-generaal gevangen zitten in de logica van escalatie en confrontatie. Ik hoor graag van de minister zijn reactie hierop. Tegen deze achtergrond zijn de uitlatingen van aankomend president Trump van Amerika interessant. Hij heeft herhaaldelijk aangegeven, open te staan voor een andere houding ten opzichte van Rusland, een houding die gericht is op samenwerking en normalisering van de betrekkingen. Kan de minister hierop reageren? Hoe beoordeelt hij Trumps uitlatingen over Rusland? Is hij het met de SP eens dat alle kansen op de-escalatie met beide handen moeten worden aangegrepen? Hoe kijkt de minister naar de rol van het Westen bij het ontstaan van een Koude Oorlog 2.0? Valt het Westen überhaupt iets te verwijten naar zijn opvatting? Is de minister het met mij eens dat het intrekken van de belofte dat Georgië en Oekraïne ooit lid zouden worden van de NAVO bij kan dragen aan de gewenste de-escalatie?

De heer Servaes (PvdA):

Laat ik eerst mijn genoegen uitspreken om nog één keer zo'n mooi begrotingsdebat met collega Van Bommel te mogen doen. Zijn laatste, heb ik begrepen, dus daar gaan we wat moois van maken. Maar dit punt komt vaker terug: de spanningen met Rusland en de wens van iedereen, ook van collega Van Bommel, om die spanningen te verminderen. Maar het vervelende vind ik dat er altijd de zweem over blijft hangen dat Van Bommel voorstelt, ook de sancties maar af te gaan bouwen. Dat is natuurlijk ook de suggestie die Trump als kandidaat heeft geuit. Klopt het dat Van Bommel nog steeds vasthoudt aan de sancties zoals ze nu gelden?

De heer Van Bommel (SP):

Laat ik beginnen met de heer Servaes te danken voor zijn vriendelijke woorden. Ik wens hem nog veel begrotingsbehandelingen hier toe. Ik begrijp dat dat gezien de peilingen onzeker is, maar ik doe die wens toch. Ik wens hem verder toe dat zijn plaats op de lijst er eentje wordt die dat garandeert.

De voorzitter:

Tot zover de vriendelijkheid, heb ik begrepen.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Servaes is een zeer gewaardeerde collega, ook vanwege zijn interrupties, die mij altijd de kans geven het SP-standpunt iets nader toe te lichten. Inderdaad maken wij ons grote zorgen over het sanctiebeleid. Dat richt zich niet op de bestaande sancties, die wat de SP betreft intact moeten blijven. Maar discussie over verdergaande sancties vanwege het conflict in Oekraïne of vanwege het uitblijven van stappen met betrekking tot de Krim, wil ik vandaag niet voeren. In de bestaande sancties vanwege het beleid tot op heden, zeker met betrekking tot de illegale annexatie van de Krim, treft de heer Servaes in mij een bondgenoot, maar verdergaande sancties zou ik nu niet willen nemen. Dat is een vorm van escalatie die in dit conflict op dit moment naar de opvatting van onze fractie gevaarlijk wordt geacht.

De heer Servaes (PvdA):

Ik zoom hierop toch nog even wat nader in, want nu maakt de heer Van Bommel onderscheid tussen de sancties ten opzichte van de Krim en de sancties zoals ze voor Oost-Oekraïne gelden. Geeft hij daarvoor dezelfde garantie af: ook als de situatie niet verandert, blijven ze in stand? Wat is verder, als hij spreekt over vasthouden aan de sancties, precies het type beleid van aanstaande president Trump dat hem zo aanspreekt? Ik begrijp niet wat hij nou eigenlijk anders wil.

De heer Van Bommel (SP):

Laat ik met het laatste beginnen. Ik denk dat het altijd beter is om te praten en te onderhandelen dan om uit te sluiten en er met je rug naartoe te gaan staan. Die houding zie ik in Europa en in sommige instellingen van Europa terugkeren. Ik verwijs hiervoor naar de discussie die we zelf in de Parlementaire Assemblee van de OVSE daarover hebben gevoerd. Dat vind ik dus niet goed. Trump zegt: ik wil gaan praten, ik wil kijken waar we elkaar kunnen vinden, we hebben elkaar harder nodig dan dat we elkaars vijand zijn. Ik denk dat dat een juiste houding is, ook met betrekking tot bijvoorbeeld de rol van Rusland in Syrië. Ik denk dat we het daar snel over eens zullen zijn.

Over de sancties het volgende. Er is een proces gaande waarbij vastgesteld moet worden dat beide partijen, zowel de opstandelingen in Rusland als Oekraïne, zich niet houden aan de afspraken die gemaakt zijn in het Minskproces. Zolang dat niet het geval is, vind ik dat die sancties intact moeten blijven. Op het moment dat daar stappen worden gezet, zie ik ruimte om te komen tot verlichting.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil toch graag nog iets meer verduidelijking. De heer Van Bommel zegt dat hij ruimte ziet als daar stappen worden gezet, maar de houding van dit kabinet en overigens ook van mijn partij, is: alleen bij volledige naleving van het Minskakkoord kan er worden gesproken over het afnemen van deze sancties. Steunt de heer Van Bommel die positie ook nog steeds?

De heer Van Bommel (SP):

Dat is niet het uitgangspunt van de SP. Wij zeggen niet: alles in één keer en dan zijn de sancties weg. Nee, wij zijn inmiddels zo vergevorderd in dit conflict qua tijd en qua handelingen — er zijn nog steeds schermutselingen en er vallen nog steeds doden — dat wij iedere stap die daar gezet wordt en die substantieel is, ter sprake moeten brengen, ook in relatie tot de sancties. Ik zeg niet dat er bij iedere stap meteen sanctieverlichting moet zijn, maar wij moeten wel met elkaar dat gesprek aangaan. Goed gedrag moet worden beloond, slecht gedrag moet worden bestraft.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat vind ik wel heel erg opmerkelijk. Ik weet niet hoe de heer Van Bommel het ziet, maar als ik kijk naar het gedrag van Rusland in de Krim, maar ook in Oost-Oekraïne, dan zie ik feitelijk dat er geen enkele stap wordt gezet in de richting van de uitvoering van het Minskakkoord. Helemaal niets. Dan vraag ik mij wel een beetje af op basis waarvan de heer Van Bommel nu die harde lijn wil loslaten, niet zo scherp wil zijn op de sancties en zegt: als Rusland slechts een klein beetje doet, ben ik al tevreden en dan gaan we die sancties gewoon van tafel vegen. Ik vind dat een gevaarlijke lijn.

De heer Van Bommel (SP):

Als dat mijn lijn zou zijn, zou dat een gevaarlijke lijn zijn, dat ben ik met de heer Sjoerdsma eens. Ik wens hem overigens ook nog veel begrotingsbehandelingen toe in deze Kamer. Maar dat is niet mijn lijn. Mijn lijn is dat er substantiële stappen moeten worden gezet, zoals het terugtrekken van zware wapens naar de grenzen die daarvoor zijn aangegeven. Dat vind ik een substantiële stap. Die stap is nog niet gezet. Als autonomie en vormen van zelfbestuur door Oekraïne in die regio zouden worden toegekend, vind ik dat ook een substantiële stap. Aan beide zijden worden dergelijke substantiële stappen nog niet gezet, terwijl ze wel onderdeel zijn van het Minskakkoord. Laten we erop aandringen dat die stappen wel worden gezet.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik worstel ook al de hele ochtend met een gevoel van weemoed dat ik probeer te overwinnen en de gedachte dat dit inderdaad de laatste behandeling wordt met collega Van Bommel. Ik prijs mij gelukkig als ik hoor dat zijn wereldbeeld, dat omgekeerd is aan dat van de meesten van ons, niet echt is veranderd. Schurkenstaat Israël moet natuurlijk het liefst zo snel mogelijk worden gesanctioneerd. De onderhandelingen met Turkije moeten worden afgebroken. Maar Rusland moet het liefst met fluwelen handschoenen worden aangepakt. Ik wil de heer Van Bommel het volgende vragen. We hebben gezien dat er een paar keer in de Europese Raad gedebatteerd werd over het behouden dan wel het verzwaren van sancties. Elke keer dat dat gebeurde, kwam er weer ruimte voor onderhandelingen met Rusland, bijvoorbeeld over Aleppo. De situatie daar is verschrikkelijk. Dat delen we allemaal. Kan de heer Van Bommel, als hij de realiteit wil laten prevaleren, niet inzien dat juist de druk op Rusland, bijvoorbeeld met de mogelijkheid om meer met sancties te doen, maakt dat de Russen aan tafel gaat zitten en niet — om maar weer even dat gebroken geweertje dat de heer Van Bommel vandaag weer tentoonspreidt, naar voren te halen — het van tafel nemen van die sancties?

De heer Van Bommel (SP):

We moeten de heer Ten Broeke altijd goed beluisteren, zeker wanneer hij ons gaat citeren. "Israël schurkenstaat" is een term die ik nog nooit heb gebruikt, nooit.

De heer Ten Broeke (VVD):

Nee?

De heer Van Bommel (SP):

Nee, dat moet u gewoon terugnemen, daar moet u sportief in zijn. Als u mij citeert, moet u het juist doen. "Afbreken van de onderhandelingen met Turkije" en "opschorten", dat zijn de termen die wij daarvoor gebruiken. Nu over Rusland en de houding ten aanzien van de sancties. Ja, er moet voortdurend druk blijven op Rusland, maar dat geldt ook voor Oekraïne. We kijken alleen maar naar Rusland bij sancties, en dat is onterecht. Daarmee laten we de vrije hand aan het corrupte regime in Kiev, zodat dat de stappen kan zetten die het zet en de stappen die we vragen, achterwege laat. Dat is niet goed en dat wordt in Rusland ook heel goed gehoord. Zolang wij in het Westen de focus alleen maar op Rusland houden en niet kijken naar spoilers, spelbrekers die we als onze bondgenoot beschouwen, zal er van dit conflict nooit iets goeds komen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het belangrijkste geopolitieke drukmiddel dat we ten aanzien van Oekraïne hadden, heeft de heer Van Bommel van tafel genomen met het associatieverdrag. Daar zat alles in om Oekraïne verder onder druk te zetten en daar zat alles in om Oekraïne verder te disciplineren. Dat doet men dus niet. We kijken ongetwijfeld allebei naar wat er gebeurt met het Minskakkoord en het aantal schendingen. Kan de heer Van Bommel aangeven of hij vindt dat hij een soortgelijke waardering moet geven aan wat Oekraïne doet en wat Rusland op dit moment doet?

De heer Van Bommel (SP):

Ik begrijp dat ik in de laatste begrotingsbehandeling veel lof krijg toegezwaaid, ook van de heer Ten Broeke, maar ik heb dat verdrag natuurlijk niet van tafel gehaald. De Nederlandse bevolking heeft zich op 6 april in een referendum kunnen uitspreken en is hierover heel duidelijk geweest. Laten we de zaken dus niet overdrijven, ik was maar een van de vele mensen die zeiden: dit moeten we niet doen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Bommel (SP):

Nou, ik wilde ook graag de vraag beantwoorden.

De voorzitter:

Dat is goed.

De heer Van Bommel (SP):

Natuurlijk kan er een verschillend gewicht gegeven worden aan de mate waarin men het Minskakkoord niet naleeft en overtreedt. Dat is absoluut waar, maar dat wil niet zeggen dat je daarmee de fouten van anderen kunt wegstrepen; "omdat zij net iets fouter zijn, gaan wij gewoon door op onze weg van het verzwaren van sancties en het negeren van het akkoord en de gewenste uitkomst". Nee, wij zijn zelf ook speler in dit geheel. Wij hebben onszelf af te vragen wat het gevolg is als wij de sancties verzwaren. Wat betekent dat voor de stabiliteit, voor het risico op het verder oplaaien van het conflict in die regio? We kunnen wel zeggen "we hebben gelijk en daarom gaan we volle kracht vooruit", maar als de gevolgen daarvan slecht zijn voor de stabiliteit en de veiligheid in Oekraïne en uiteindelijk ook voor onszelf, dan is dat een onverstandige route.

Ik vervolg mijn betoog, want daarmee kom ik op het kernwapenbeleid. Dat is met de verkiezing van Donald Trump extra urgent geworden, gezien zijn onverantwoorde uitlatingen over het gebruik van het kernwapen. Ook op dit terrein vallen de resultaten van het kabinet helaas tegen. We moeten bijvoorbeeld constateren dat er nog altijd Amerikaanse kernwapens op Nederlandse bodem liggen, dat die wapens zelfs worden gemoderniseerd en dat Nederland nieuwe gevechtsvliegtuigen aanschaft, de JSF, die uitgerust worden om deze wapens in de toekomst in te kunnen zetten. Dat de Kamer een motie heeft aangenomen waarin staat dat de opvolger van de F-16 geen nucleaire taak mag hebben, wordt simpelweg genegeerd. Er is verder geen enkele stap gezet richting meer transparantie of het terugdringen van de rol die kernwapens spelen in militaire doctrines, zoals die van de NAVO. Ik vraag de minister om een reflectie op dit punt: hoe draagt dit beleid bij aan een veiliger wereld? Hoe reageert hij op Trumps uitlatingen over de inzet van kernwapens? Levensgevaarlijk, als u het mij vraagt.

Een andere motie wordt ook niet uitgevoerd. Ik doel dan op de motie waarin wordt gesteld dat de regering zich moet inzetten voor de start van onderhandelingen over een internationaal verbod op nucleaire wapens. Onlangs stemde een grote meerderheid in de VN voor de start van zulke onderhandelingen, maar Nederland onthield zich van stemming. Ik geef toe, dat is altijd nog beter dan tegenstemmen. Het is natuurlijk positief dat Nederland als enige land zich niet tegen het voorstel keerde, maar de Tweede Kamer vroeg toch echt om iets anders. Daarom roep ik de minister op, deze misstap recht te zetten als de kwestie volgende maand opnieuw aan de orde komt in de VN. Is Nederland bereid om bij onderhandelingen volgend jaar zich uit te spreken voor een internationaal verbod? Ik verneem graag een reactie.

Ik wil nog kort aandacht vragen voor Egypte en in het bijzonder voor het maatschappelijk middenveld dat daar meer en meer in de verdrukking komt. Vorige week werd er door het parlement nog een wet aangenomen die het werk van ngo's onder controle van de autoriteiten brengt. Egyptische ngo's stellen dat met deze wet hun werk in feite onmogelijk wordt gemaakt. Is de minister bereid met zijn Egyptische collega's contact op te nemen om deze wetgeving te veroordelen? Ik krijg daar graag een reactie op.

Verder heb ik nog een vraag over het gedetineerdenbeleid in het buitenland. Uit een zaak als die van de heer Van der Dussen, die twaalf jaar ten onrechte vastzat in Spanje, komt het verwijt naar voren dat Nederland weinig doet voor deze groep. Wat is de reactie van de minister hierop? Doen andere westerse landen meer voor hun onderdanen? Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen op de posten met betrekking tot het bezoeken van gedetineerden in het buitenland?

Tot slot vraag ik nog aandacht voor het Mensenrechtenfonds; dat is het fonds waarmee mensenrechtenprojecten in het buitenland gefinancierd worden. Vorige week hebben we uitgebreid gesproken over het Nederlandse mensenrechtenbeleid. We stelden toen vast dat het respect voor mensenrechten in veel landen achteruitgaat, soms zelfs in rap tempo. Ook stelden we vast dat het Mensenrechtenfonds een positieve bijdrage levert aan respect voor mensenrechten, bijvoorbeeld door ondersteuning van mensenrechtenverdedigers in het buitenland. Daarom vraag ik samen met collega Sjoerdsma van D66, die hier straks nader op in zal gaan, of het Mensenrechtenfonds voor het aankomende jaar stevig kan worden verhoogd. Als de mensenrechten de hoeksteen blijven van het buitenlands beleid — de SP is daar een voorstander van — en we vaststellen dat er sprake is van een ernstige achteruitgang op dat vlak, dan moeten we ook bereid zijn om meer inspanningen te leveren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. "The end of history will be a very sad time", schreef Fukuyama aan het slot van zijn essay "The End of History?". Geen ideologische strijd, moed of verbeelding, geen waarde om voor te sterven, maar eindeloze saaie discussies over techniek en voortdurend passen op de winkel die "de mensheid" heet. Maar, zo eindigt Fukuyama: "Perhaps this very prospect of centuries of boredom at the end of history will serve to get history started once again."

Volgens mij is het het laatste, of zoals Shadi Hamid van Brookings Institution concludeerde: het is eigenlijk the end of the end of history. De tijd van het polijsten van onze liberale wereldorde is immers voorbij, en ik zou bijna zeggen die van diplomatie als rustiek tijdverdrijf evenzeer, ware het niet dat ik die mening nooit was toegedaan.

Decennialang hebben we ons buitenlands beleid gericht op de verbetering en de voltooiing van het Atlantisch bondgenootschap, de NAVO, en op het verspreiden en het verdiepen van de internationale rechtsorde via de Europese Unie. Samen boden de NAVO en de EU de beste garantie voor vrede, veiligheid en welvaart, en nu duimen we dat de fundamenten van deze wereldorde en de hoekstenen van ons buitenlandbeleid overeind blijven in een tijd van bullies en autocraten.

De heer Van Bommel (SP):

Ik ga toch een vraag stellen, op het risico af dat de heer Ten Broeke nu zegt dat hij daar nog op terugkomt. Dan zeg ik: heel graag. De heer Ten Broeke sprak in een tussenzinnetje even over de verbetering en de voltooiing van de NAVO. Op dat punt van voltooiing wil ik graag een vraag stellen, tenzij hij daar later nog op terugkomt. Die verdere uitbreiding van de NAVO …

De heer Ten Broeke (VVD):

Niet met Oekraïne.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Ten Broeke heeft het over "voltooiing". Hij heeft dus kennelijk een eindbeeld in zijn hoofd. Wanneer is het volgens hem voltooid? Welke landen gaan er wat de heer Ten Broeke betreft nog allemaal bij de NAVO komen?

De heer Ten Broeke (VVD):

Die zin sprak ik in de verleden tijd uit. Ik heb gezegd dat we decennialang bezig zijn geweest met het voltooien van de NAVO. Daarna concludeerde ik dat we op dat punt een pas op de plaats moeten maken. Dat doen we niet alleen omdat we dat zelf willen — ik noemde Oekraïne net al even; wat mij betreft wordt dat land geen lid van de NAVO en het kan dat ook niet worden — maar ook omdat de internationale omstandigheden ons daartoe dwingen. Het voltooien van de NAVO heeft ook iets te maken met het feit dat we de NAVO intern op orde krijgen, dat we de NAVO moderniseren en dat de NAVO nu eindelijk eens een antwoord gaat krijgen op de bedreigingen van cyber bijvoorbeeld. Ik ben van mening dat de NAVO op dat punt achterloopt en dat zij ook achterloopt op de bedreigingen waar zij normaal gesproken een antwoord op zou moeten kunnen hebben. Als ik het heb over de voltooiing van de NAVO in de toekomst, dan moet u dat ook in die sfeer zien.

De heer Van Bommel (SP):

U noemt verbetering en voltooiing. Wat u nu als laatste noemde, zie ik meer in termen van verbetering. Voltooiing heeft in ieder geval ook een kwantitatief aspect. Er is helderheid op één punt: Oekraïne komt er niet bij. Vindt de VVD dan met de SP dat met het oog op de gedane toezegging, het besluit in Boekarest in 2008 dat Georgië en Oekraïne ooit lid zullen worden van de NAVO, duidelijkheid moet worden gegeven, in ieder geval aan Oekraïne maar misschien ook aan Georgië, dat dat niet het geval zal zijn en dat die toezegging dus wordt ingetrokken?

De heer Ten Broeke (VVD):

Dit debat hebben u en ik al heel vaak gevoerd. We zijn weleens heel diep de teksten ingegaan die in die top de eindverklaring hebben gehaald. Daar kun je dit allemaal niet zomaar uithalen. Er zijn wel veel impliciete toezeggingen gedaan. Ik denk dat mijn antwoord nu heel helder is: dit is niet het moment om de NAVO in ieder geval met de door u genoemde landen verder uit te breiden. Maar we hebben ook nog Montenegro. Volgens mij hebt u daar afgelopen weekend in aanwezigheid van de rest van de Nederlandse delegatie, waar ikzelf ook bij zat, nog voor gestemd. Er zijn dus landen die zelfs voor de SP acceptabel zijn.

Als wij de NAVO en de EU niet heel snel versterken — als dat dan het woord is waar Van Bommel beter mee kan leven — zal Nederland worden losgeslagen van deze plechtankers. Zonder plechtankers gaat Nederland dobberen en buitengaats is het ruw weer. Vorig jaar zagen wij ons bij de behandeling van deze begroting geconfronteerd met enorme vluchtelingenproblemen. Daarna werd de deal met Turkije gesloten. Vorig jaar zagen we een onophoudelijke stroom vluchtelingen. Nu zien we spectaculaire afnames. In september 2015, voor de deal, kwamen 147.000 migranten aan in Griekenland. In september 2016, na de deal, waren dat er een kleine 3.000. In oktober 2015, voor de deal, kwamen ruim 211.000 migranten aan in Griekenland. In oktober 2016, na de deal, waren dat er nog een kleine 3.000. Dat is een afname van 98,6%. Dat is een fenomenale prestatie van het buitenlands beleid. Dat kunnen we zelden hier vaststellen, maar in dit geval kan dat wel. De resultaten hiervan waren ook in Nederland zichtbaar. Het aantal vluchtelingen dat naar Nederland kwam, lag in het eerste halfjaar na de deal immers ruim 70% lager dan hetzelfde aantal in het halfjaar voor de deal. In 2015, dus voor de deal, kwamen in Nederland ruim 59.000 asielverzoeken binnen. Dat was het hoogste aantal aanvragen sinds Nederland migratiestatistieken bijhoudt. De ramingen van het kabinet voor 2016 waren met 58.000 aanvragen ook niet heel veel lager. Dankzij de afspraken met Turkije zijn die ramingen recentelijk, na de deal, naar beneden bijgesteld naar 32.000. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de afname van het aantal drenkelingen, de grootste humanitaire ramp die we hier vorig jaar met z'n allen bespraken toen we het beeld van Aylan naar voren haalden. Niet alleen vanuit onze waarden, maar ook vanuit het oogpunt van resultaten is de deal fenomenaal succesvol.

Het is om twee redenen belangrijk om bij deze feiten stil te staan. In de eerste plaats tonen zij glashard aan dat een realistisch buitenlands beleid geen luxe maar een keiharde noodzaak is. Wie zaken wil doen, moet bereid zijn om vuile handen te maken. Dan boek je ook resultaten. In de tweede plaats is het belangrijk om tot ons door te laten dringen dat ons buitenlands beleid directe binnenlandse effecten heeft. Als wij een deal sluiten met Turkije, sluiten de burgemeesters hier de noodopvang in de azc's. Het buitenland is dus niet te negeren. Populisten in dit huis willen zich misschien niet met het buitenland bemoeien, maar dan komt het buitenland zich wel met ons bemoeien. "Overzees" is nu "onder ons". Wijlen Piet de Jong, de voormalige premier, dit jaar helaas overleden, zag dit scherp en zei ooit treffend dat de wereld niet eindigt maar juist begint bij het strand. Helaas heeft zijn eigen partij op het punt van het nemen van verantwoordelijkheden de afgelopen vier jaar vooral op het strand gelegen. Zij was niet de enige. Wat te denken van de partij die altijd waarschuwt dat we niet genoeg over de dijken kijken en die zelf ergens tussen de Prinsengracht en de Herengracht is blijven steken? Laten we zeggen: tussen de hoofdkantoren van Amnesty en Human Rights Watch. Vorige week zagen we de grote staatsman Pechtold de aankomende Amerikaanse president alvast even de waarheid zeggen met een Pronkiaanse preek. Ik kon mij niet aan de indruk onttrekken dat een felicitatie aan de Canadese premier Justin Trudeau ongetwijfeld niet gespeend zou zijn gebleven van een belerend lesje over bijvoorbeeld de Canadese wapendeal met Saudi-Arabië ter waarde van — houd u vast — 15 miljard dollar. Dat is 1.000 keer meer dan wat Nederland exporteert naar de Saudi's.

Van veel partijen is moraliseren intussen het handelsmerk geworden, maar juist van deze partijen zou ik in ieder geval meer realpolitik hebben verwacht. Dat geldt niet alleen voor de christendemocraten en de sociaalliberalen in de oppositie. We vinden dezelfde pleitbezorgers in Europa, bijvoorbeeld als lieden als Juncker en Verhofstadt het Europees leger weer eens naar voren schuiven, als antwoord op de verkiezing van de Amerikaanse president. Een Amerikaanse president die weleens zou kunnen waarmaken wat al zijn voorgangers al vaak tegen ons hebben gezegd, namelijk dat Europa militair de eigen broek moet gaan ophouden. Ik ben tegen Europese defensiesamenwerking, maar ik ben een groot voorstander van defensiesamenwerking in Europa. Ik ben tegen de idiote notie van een Europees leger, maar ik ben voor de aankondiging van Nederland en België om samen fregatten en mijnenjagers aan te schaffen. Wie wil weten hoe de inzet van de krijgsmacht kan falen als die wordt aangestuurd door een supranationale, civiele organisatie zoals de VN of de EU, moet het enquêterapport over Srebrenica nog maar eens nalezen. Daarin kun je precies lezen hoe rauw de gevolgen kunnen zijn als je blijft hangen in een vrijblijvend gedachtenexperiment of de collectieve overtuiging "we moeten iets doen".

Autocraten over de hele wereld mobiliseren hun achterbannen om zich tegen de bestaande liberale wereldorde te keren en de daarbij behorende instituties om zeep te helpen. Deze "perfect storm" van grote onrust en tegenstromen die het draagvlak voor onze wereldorde ondermijnen, vraagt om realpolitik. Nee, ze eist realpolitik. Zij eist het besef dat wij moeten dealen met een wereld zoals die is en niet zoals die zou moeten zijn. Tussen het morele vingertje van SP, GroenLinks, Partij van de Arbeid en D66, en de populistische middelvinger van de PVV en de PVV-klonen en af en toe ook eens het CDA, ligt in mijn ogen de werkelijk ruimte om een realistisch buitenlands beleid te voeren. Dit wordt nu verdrukt in een bankschroef van wijs- en middelvingers, maar de urgentie voor dat buitenlandse beleid was nog nooit zo groot. Helaas is de parlementaire Nederlandse ruimte daarvoor nog nooit zo klein geweest.

Ik heb de buitenlandpolitieke uitgangspunten van mijn partij uiteengezet. Ik zal mij vandaag richten op twee zaken: in de eerste plaats de belangen en in de tweede plaats de waarden. Dat is precies het evenwicht dat ik zoek in het Nederlands buitenlands beleid: eerst de noodzaak om in te zetten op de ring van instabiliteit rond Europa en vervolgens de noodzaak om in te zetten op de concrete verdediging van onze waarden.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Ten Broeke heeft ons eerder zijn tien geboden voor een realistisch buitenlands beleid toegestuurd. Dit kwam nu eigenlijk ook weer compact naar voren. In veel dingen kan ik mij herkennen; daar is de SGP het mee eens. Het allereerste uitgangspunt dat hij noemt, is dat nationaal belang de primaire drijfveer is voor buitenlands beleid. In de toelichting voegt hij hieraan toe dat wij het nationaal belang nooit mogen laten lijden onder morele afwegingen. Ik ben op zoek naar een antwoord op de vraag hoe je de grens vindt met alleen kil egoïsme als uitgangspunt. Kan de heer Ten Broeke daarop ingaan?

De heer Ten Broeke (VVD):

Het zal geen verbazing wekken dat nu juist de vertegenwoordiger van de Staatkundig Gereformeerde Partij naar voren komt. Ik waardeer het dat de heer Van der Staaij niet alleen kennis heeft willen nemen van het boekje dat ik heb geschreven, maar daar ook nog een zekere mate van waardering aan verbindt. Ik snap zijn behoefte om de moraal en de moraalpolitiek tegenover de realpolitik te stellen. De stelling in mijn boekje is dat die realpolitik juist het beste de moraalpolitiek dient. In de inleiding schrijf ik dat het noodzakelijk is om vuile handen te maken juist om invloed uit te oefenen. Als wij invloed willen uitoefenen bijvoorbeeld om de wereld rechtschapener — om maar even in de termen van de SGP te spreken, want ik zou zeggen "rechtvaardiger"— te maken, moeten wij die invloed wel hebben. Iemand die invloed verliest en alleen maar 's avonds zichzelf in de spiegel aankijkt en zegt "ik heb het weer eens gezegd", voert in mijn ogen geen acceptabele vorm van buitenlandse politiek. Dat heb ik geprobeerd op te schrijven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Daar ben ik het allemaal mee eens, maar hoe gaat de heer Ten Broeke, hoe gaat de VVD-fractie ermee om als je misschien wel pijn moet lijden voor je eigen belang, maar je uit oogpunt van rechtvaardigheid wel iets zou moeten doen? Nu lijkt het erop dat daarvoor eigenlijk geen ruimte is en dat het nationaal belang per definitie doorslaggevend is.

De heer Ten Broeke (VVD):

Je moet je eigen belangen goed kennen en helder zijn over je eerste prioriteiten. De eerste prioriteiten van de Nederlandse Staat liggen bij de Nederlandse burgers, het Nederlandse grondgebied en ook bij Nederlandse burgers in het buitenland en dus bij Nederlandse belangen; dat zijn nationale belangen. Dat is heel lang een vies woord geweest in deze Kamer. Laten wij dat taboe opheffen. Ik denk dat het ondertussen wel zover is. Nederland heeft nog altijd overal die dominee naast de koopman staan. Misschien ziet de heer Van der Staaij die dominee heel graag overal terug. Nou, die is er nog overal. Vorige week hebben we gesproken over de Mensenrechtenrapportage. Ik heb die dominee in een kleine 70 landen in projecten teruggevonden waarmee van alles werd geprobeerd te stimuleren, inclusief zaken die de heer Van der Staaij misschien wat minder graag zou zien zoals het verspreiden van rechten voor lhbt'ers. Uiteindelijk komt het erop neer dat je dat alleen maar kunt doen als je invloed hebt, als je een hefboom, een "leverage", hebt, om maar een slechte Nederlandse term te gebruiken. Ik ben op zoek naar die leverage, naar die hefboom. Want dan kunnen wij invloed uitoefenen. Dan doe je meer aan de moraalpolitiek waar de heer Van der Staaij zo graag van zou willen getuigen dan wanneer je simpelweg in de spiegel kijkt en jezelf gelijk geeft.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nog één keer, voorzitter, wat er zaten toch enkele uitdagende teksten in de beantwoording van de heer Ten Broeke.

Ik begon met te zeggen dat ik het op heel veel punten met de heer Ten Broeke eens ben. Wij moeten de moraal juist niet zo extreem tegenover het nationaal belang stellen. Ook bij doordachte concepten zoals een rechtvaardige oorlogsvoering is altijd niet alleen naar de moraal gekeken — moet er ingegrepen worden? — maar ook naar de haalbaarheid. Als je dat doet terwijl het niet effectief is, is het immers juist niet moreel hoogstaand. Laat ik mijn kernvraag heel concreet maken. Stel dat Israël onder de voet wordt gelopen. Nederland heeft er bezien vanuit het nationaal belang niks aan om daartegen in het geweer te komen. De rechtvaardigheid is echter wel in het geding. Zegt de heer Ten Broeke dan "wij hebben er geen belang bij, dus laat maar gebeuren"?

De heer Ten Broeke (VVD):

Nee, ik ben een groot voorstander van de Responsibility to Protect. Dat is bij uitstek het beginsel dat sinds 2005 door Kofi Annan wordt geschraagd. Dat hebben wij één keer teruggezien in een VN-resolutie over Libië. Indien de mensheid wordt bedreigd met een genocide of een massamoord, zoals in Benghazi, indien daarbij de politieke opportuniteit gevonden kan worden doordat bijvoorbeeld een coalitie kan worden gesmeed en indien een militaire inzet mogelijk is, dan ben ik er zeer voor om dat te doen. Dat is niet alleen uit ons eigen belang, maar ook om bepaalde normen overeind te houden. De Responsibility to Protect zorgt daarvoor. Ik was de enige in deze Kamer die zich in oktober 2013 al durfde uit te spreken voor aanvallen, desnoods met cruise missiles, op de wapenarsenalen van Assad, om daarmee de rode lijn die de Amerikaanse president had afgekondigd te bewaken. Heel veel Kamerleden vonden hetzelfde, maar wachtten even af wat de Amerikaanse president zou doen. Ik ben ervan overtuigd dat het feit dat wij dat niet hebben gedaan, de drempel heeft verlaagd voor de inzet van chemische wapens. Nog dit weekend hebben wij in Aleppo kunnen zien waar dat toe leidt.

De voorzitter:

De interrupties moeten kort zijn en de antwoorden daarop ook.

De heer De Roon (PVV):

Dan moet u bij de heer Ten Broeke vooral op het laatste letten, voorzitter.

De voorzitter:

Ik ga op iedereen letten, ook op u.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik zal nu een heel kort antwoord geven, voorzitter.

De heer De Roon (PVV):

Ik zal eerst reageren op de Responsibility to Protect, waar de heer Ten Broeke zich een groot voorstander van betoont. Ik vraag mij wel af waarmee hij dat gaat doen, want het Nederlandse leger is niet eens in staat om het Nederlandse grondgebied naar behoren te verdedigen. Daar gaat mijn vraag trouwens niet over. Mijn vraag gaat over het feit dat de heer Ten Broeke zichzelf als een realist etaleert en zegt dat hij daartoe graag vuile handen maakt. Dat laatste lukt de VVD heel goed, maar dat eerste lukt niet. Ik verwijs naar Turkije en de vluchtelingen. Ik constateer vandaag dat de VVD heeft toegelaten, heeft toegestaan, niet heeft belemmerd, dat tienduizenden, zo niet honderdduizend mensen naar Nederland zijn gekomen die geen enkel recht hebben om hier te verblijven. Dat is één. Het tweede is dat de VVD zich door de zogenaamde vluchtelingendeal met Turkije volledig heeft uitgeleverd aan iedere chantage van Nederland die de autoritaire dictator …

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer De Roon (PVV):

… in Ankara kan plegen. Mijn vraag is dus: erkent de heer Ten Broeke dat hij geen realist is geweest en dat hij wel vuile handen heeft gemaakt?

De heer Ten Broeke (VVD):

Het antwoord is nee.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat was inderdaad een kort antwoord.

De voorzitter:

Ja, het kan dus wel.

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer Ten Broeke heeft net vrij uitgebreid elke partij in dit parlement de maat genomen, behalve zijn eigen partij. Ik wil hem toch uitdagen om te reflecteren op het realpolitieke gehalte van zijn partij in de afgelopen jaren. Ik zal hem een paar hints voor die reflectie meegeven. Dat zou bijvoorbeeld de houding van de VVD ten opzichte van Rusland kunnen zijn. De VVD vond het fantastisch dat de koning een biertje ging drinken met Poetin, nota bene drie weken voordat die de Krim annexeerde. De VVD vond het ook niet nodig om echt campagne te voeren voor het associatieverdrag, dat — aldus de premier — "een verdragje" was, maar nu van gigantisch geopolitiek belang is. Als de heer Ten Broeke het dus heeft over juiste geopolitieke inschattingen en over dingen, en zeker bedreigingen, op hun waarde schatten, dan wil ik hem toch vragen om ook op zichzelf te reflecteren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik denk dat onze benadering van Rusland juist van een groot buitenlandpolitiek realisme getuigt. Al een jaar of drie geleden introduceerden we het beginsel, dat volgens mij nu ook in het regeringsbeleid een vaste notie is, dat je jegens Rusland niet alleen met diplomatie, dus met een open hand, moet handelen. Anders dan de heer Sjoerdsma ben ik ervan overtuigd dat we dat ook in het Ruslandjaar moesten laten zien. We hebben dat ook laten zien, en dat heeft er in ieder geval toe geleid dat we de lijnen met Rusland open hebben gehouden. Rusland ligt nu eenmaal waar het ligt. Het is een groot land dat we niet kunnen wegdenken. We zouden het wel weg kunnen wensen, maar wenspolitiek is iets anders dan realpolitik. We laten daar dus realpolitik zien. Daarbij hoort dat we af en toe een vuist en zelfs spierballen laten zien, bijvoorbeeld met militaire middelen zoals de 4.000 man die we vanaf februari in de Baltische staten neerzetten. Het geldt ook voor de economische sancties, die ik van begin af aan heb gesteund. Anders dan de heer Van Bommel ben ik op dit moment ook niet voor het verlichten van die sancties. Als het gaat om Rusland, erken ik dit dus zeker niet. En als het om Oekraïne en die campagne gaat, denk ik dat ik in die campagne meer kilometers heb gemaakt dan de heer Sjoerdsma. Zijn collega, die die kilometers ook heeft gemaakt, heeft mij niet eenmaal, maar meerdere malen geprezen voor het aantal debatten dat wij daarover gezamenlijk hebben gevoerd. Ook de opmerking daarover trek ik me dus niet aan.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat laatste is toch wel een beetje treurig. Dit was überhaupt een wat treurig antwoord. Als je vraagt om reflectie, vraag je om een reële reflectie. Zelfs toen bij de grootste Poetinadepten de schellen allang van de ogen waren gevallen en ook zij zagen wat die man precies voor ogen had met zijn staat, hoe hij omging met zijn eigen land, welke bedreiging hij vormde voor de vrede en veiligheid in de Europese Unie, stond de VVD hier nog te praten over het belang van de Russische toeristen voor de Bijenkorf. Daar ging het dus al fout, mijnheer Ten Broeke. En laten we reëel zijn: het ging ook fout bij het Oekraïneverdrag. Ik zal de heer Ten Broeke van harte prijzen als hij als enige VVD'er campagne heeft gevoerd voor het Oekraïneverdrag, maar zijn partij heeft daar nada niks voor gedaan. Dus als u alle partijen hier de maat wilt nemen, mijnheer Ten Broeke, neem dan ook uzelf de maat. En wees dan realistisch: u was geen realpolitiker.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat is een interessante conclusie, maar voor Rusland kunt u die niet overeind houden. Echt, in het vriendschapsjaar kwam dat gebrek aan realpolitik van de partijen die meermalen vonden dat we dat vriendschapsjaar maar moesten stopzetten. Ik vraag me af hoe zoiets zou hebben uitgewerkt voor onze mogelijkheden om bijvoorbeeld de gearresteerde mensen van Greenpeace weer vrij te krijgen. Ik vraag me af hoe dat ons geholpen zou hebben om nog enige medewerking voor het MH17-dossier voor elkaar te krijgen.

Kijk eens, landen kunnen soms heel onaangename kanten tonen. We leven helaas niet meer in een wereld die we naar ons zelfbeeld kunnen inrichten, en al helemaal niet naar het zelfbeeld van de heer Sjoerdsma. Toch zijn ze er en zullen we daarmee moeten omgaan. Rusland is een factor van enorme betekenis. Als wij de situatie in Syrië nog iets zouden willen verlichten, zullen we met Rusland om de tafel moeten gaan zitten, of we dat nou leuk vinden of niet. De heer Sjoerdsma weet dat heel goed. De heer Sjoerdsma is namelijk een opgeleide diplomaat, dus hij weet heel goed wanneer je welke middelen moet inzetten en van welke middelen je je vooral dient te onthouden. Ontkennen dat landen belangen hebben, ontkennen dat landen nu eenmaal liggen waar ze liggen, het ontlopen van je verantwoordelijkheid voor, bijvoorbeeld, het meedoen aan sportevenementen, het niet durven zien dat die landen ook in Nederland investeren of dat consumenten inderdaad de Bijenkorf bezoeken, dat heeft allemaal werkelijk niets te maken met een realistisch buitenlands beleid.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Volgens mij schetst de heer Ten Broeke hier een wonderlijke tegenstelling. Hij noemt partijen die in het buitenlands beleid een moreel kompas willen, onrealistisch en hij noemt een realpolitik, maar dan zonder moreel kompas. Wat is überhaupt de zin van buitenlandbeleid als er niet een moreel kompas is? Is de optelsom van al dat buitenlandbeleid, van al die landen zonder moreel kompas, niet een belangrijke oorzaak van de ellende in de wereld die er nu is?

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat je nodig hebt, is een kompas. Je moet weten waar je naar streeft. Je moet weten welke belangen je hebt en ook welke belangen je moet dienen. Een moreel kompas is een kompas dat in principe nooit geijkt is. Als je alles langs een morele meetlat legt — en dat doet bijvoorbeeld GroenLinks heel vaak — dan kom je heel slecht uit. Ik noemde net mijn commitment aan RtP, de Responsibility to Protect. Ik herinner me nog heel goed hier het debat over de inzet van Nederlandse militairen om niet alleen in Libië een potentiële massamoord te voorkomen, maar ook om de invoer van wapens in dat land te blokkeren. Het morele kompas van bijvoorbeeld GroenLinks leidde ertoe dat de hele Kamer op sleeptouw werd genomen om daar iets te gaan doen. Het was GroenLinks, toen we na lang overwegen uiteindelijk militairen uitzonden, die deze steun zelf weer introk in een debat waarbij GroenLinks verpletterd dreigde te raken tussen amorele ambities en simpelweg de vuile handen die je daarvoor moet maken en waar je ook militairen voor moet durven uitzenden. Toen kwam GroenLinks precies in de situatie tussen de hamer en het aambeeld, die ik hier heb proberen te beschrijven. Dus een moreel kompas … Je hebt een kompas nodig. Daar kunnen morele overwegingen altijd een rol bij spelen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De heer Ten Broeke schuift in elk geval een beetje op ten opzichte van de rabiate stelling die hij eerder innam, ook in dat boekje van hem. Dat is echt het ontkennen van een moreel kompas. Het woord komt er niet eens in voor. Maar hij schuift in die zin op, dus het wordt in elk geval wat realistischer. Hij probeert in de tegenaanval te gaan — dat is hier een mooie beeldspraak — door te zeggen dat andere partijen ook fouten maken. Die zal ik altijd erkennen, zeker als het gaat om dit soort vraagstukken waarbij er wel degelijk een spanning kan bestaan tussen realpolitik en morele vraagstukken. Ik vertik het echter — en dat geldt voor meerdere fracties in de Kamer — om me hier de les te laten lezen. Het is ten enenmale onwaar dat het eigendomsrecht op realpolitik bij de VVD berust. Voorts merk ik op dat de heer Ten Broeke nog een heleboel moet leren. Er moet ook sprake zijn van een moreel kompas, omdat het anders bij buitenlandpolitiek nergens over gaat.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ben in ieder geval blij dat het debat over de realpolitik weer terug is in de Kamer.

Ik vervolg mijn betoog met de ring van instabiliteit. Ik noemde aan het begin van mijn betoog al de spectaculaire resultaten van de deal met Turkije. Die wordt door sommigen een immorele deal genoemd. Ook hier is realisme geboden. Niet de vluchtelingen, maar de mensensmokkelaars hebben ondertussen hun routes verlegd. Voor hen is het aanbod, zeker uit Afrika, onuitputtelijk. En dus kijkt men nu naar Libië.

Ik kon dan ook alleen maar instemmen toen ik Eurocommissaris Timmermans deze week in zijn eigen documentaire hoorde zeggen dat hij geschokt is dat de Europese Unie nog steeds geen vergelijkbare afspraken met andere landen heeft gemaakt. Hij heeft groot gelijk. We moeten als de donder multilateraal of zo nodig bilateraal migratieafspraken met derde landen maar ook met landen van herkomst gaan maken. Dat zijn geen schone deals. Dat realiseer ik me. Dat zijn deals die we in ons eigen belang sluiten en die ook effecten hebben. Onze eerste verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat de ring van instabiliteit geen wurgring wordt. Ik hoor graag van de minister hoe het nu staat met die deals. Ik doel daarbij dus op andere migratiedeals, op deals met derde landen maar ook met landen van herkomst. Dat zijn dus landen in de "Club Med" maar ook landen als Sudan en andere landen waar veel vluchtelingen vandaan kunnen komen.

De coalitie heeft bij de vorige begrotingsbehandeling al een forse bijdrage geleverd. De VVD heeft toen samen met de Partij van de Arbeid 30 miljoen verplaatst ten behoeve van regionale opvang en stabiliteit. Ik hoor graag van de minister hoe het met deze inspanningen staat. Ik wil een paar landen in die ring van instabiliteit in het bijzonder noemen. Ik noem allereerst Syrië, misschien wel het meest zichtbare resultaat van de nieuwe wereldorde, van vermoeide Amerikanen en machteloze Europeanen die het afleggen tegen de Russen, de Iraniërs en mogelijk ook de Turken die het machtsvacuüm gretig proberen te vullen. Ik kan niet anders dan constateren dat het verlaten van de rode lijn in 2013 het begin van een proces was, waarbij een verregaande ondermijning van de internationale rechtsorde op gang werd gebracht, gekatalyseerd, en waarbij de drempel voor de inzet van chemische wapens werd verlaagd. Ook ik keek dit weekend naar de beelden van Aleppo, verschrikkelijke beelden. Ook ik voel dat wij iets moeten doen. Ik zie dat er opnieuw gifgassen zijn ingezet. Laten wij dus iets doen. Ik heb twee jaar geleden een voorstel gedaan om de drempel voor de inzet van chemische wapens te verhogen. Ik sprak mij uit voor het Franse plan om de P5 hun veto te laten opgeven als het een resolutie aangaande massale wreedheden betreft, in het bijzonder met betrekking tot chemische wapens, omdat nagenoeg alle landen op de wereld die hebben getekend, geratificeerd. Nu Nederland deel gaat uitmaken van de Veiligheidsraad ontstaat een unieke kans om samen met Italië concreet werk te maken van dit voorstel. De zetel is binnen. Anders dan bij ons lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad zie ik het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad graag tot concrete resultaten leiden. Graag een reactie van de minister op mijn voorstel. Zijn voorganger flirtte al met het idee. Ik zou graag zien dat de minister dit voorstel omhelst.

Dan kom ik op Libanon. Ik heb vorig jaar opgeroepen tot handelspreferenties, zachte leningen en andere privileges om het land te helpen bij het realiseren van de opvang van vluchtelingen en het liefst ook van werk. Ik hoor graag van de minister hoe het daarmee staat. We weten dat er inmiddels beweging is op dat gebied. De Wereldbank heeft daar een belangrijke rol bij. Verschillende landen, de meer progressieve donoren, waaronder Nederland, Duitsland, Canada en Japan, hebben concrete bedragen toegezegd. Kan de minister hier al wat meer over zeggen? Zijn er daadwerkelijk leningen uitgeschreven? Zo ja, voor welke projecten?

De echte lakmoesproef van ons buitenlands beleid en vooral van ons buitenlands beleid aan onze zuidflank ligt in Libië, het meest fragiele onderdeel van onze Europese achtertuin. In een tijd waarin het vaak onduidelijk is wat het externe optreden van de Europese Unie nu eigenlijk oplevert, zou ik graag zien dat alle focus wordt gelegd op Libië, met de inzet van alle instrumenten van buitenlands beleid: militair, diplomatiek, hulp, handel, alles. Alle strategische en militaire middelen zouden moeten worden gericht op Libië, simpelweg omdat deze failed state een directe bedreiging voor de stabiliteit in Europa vormt. Een belendend pand staat in brand. Wij moeten die brand blussen en niet irrigeren in de rest van de wereld. Als wij de failed state die Libië is nu ook maar een beetje meer ruggengraat kunnen geven, bijvoorbeeld in de vorm van de opbouw van een veiligheids- en justitieketen, dan is dat volgens mij bitter noodzakelijk maar ook in ons eigen belang. Wat gaat de minister doen? Wat gaat hij doen met Italië, met wie wij straks in de Veiligheidsraad zitten? Italië gaat straks ook de G7 voorzitten. Natuurlijk weten wij niet of Renzi zijn referendum begin december gaat winnen, maar mocht dat wel het geval zijn, dan krijgt hij een enorm mandaat. Ik heb begrepen, toen wij recent in Italië waren met de NAVO-Assemblee, dat Italië bereid is om heel ver te gaan als het gaat om het steunen van Libië, ook militair.

Buurland Tunesië verdient ook onze aandacht. Het land mag niet in handen vallen van islamisten. Het is als bakermat van de mislukte Arabische Lente de meest aantrekkelijke buit voor onze vijand en de radicale islam. We kunnen helpen bij het ontwikkelen van de haven, het bestrijden van de jeugdwerkloosheid, die daar nu ver boven de 30% zit, en het bouwen van stevige instituties. Voordat iedereen aan mijn linkerzijde gaat kwispelen: ik bedoel geen OS-banen, maar echte banen, handelsbanen en het trainen van veiligheidsdiensten en het leger. Juist Tunesië heeft bewezen over een zekere weerbaarheid te beschikken om de islamitische opstand zelf te weerstaan. Dat moeten wij versterken. Ik zou graag zien dat Tunesië veel meer aandacht krijgt, niet alleen met het door de minister dit jaar helaas vergeten Matra-amendement. Vorig jaar hebben collega Servaes en ik dat structureel gemaakt, maar helaas is er iets misgegaan in de uitwerking. Daar komt collega Servaes ongetwijfeld nog op terug, maar wat mij betreft gebeurt het dus met hard beleid.

Als derde onderdeel van deze lakmoesproef noem ik Egypte. De heer Van Bommel sprak er al over. Ik heb een iets andere insteek. Egypte is namelijk intrinsiek kwetsbaar en eigenlijk too big to fail. In 2011, na de revolutie van het Tahrirplein, sprak ik de angst uit dat ook daar een bootje zo genomen is. Dat zien wij nu ook in Egypte gebeuren. Juist nu is het van belang dat met name de Sinaï wordt gezuiverd van terreurgroepen, dat vluchtelingen worden opgevangen en dat Egypte wordt gestimuleerd om met het Westen te blijven samenwerken. Het land mag niet de volgende speelbal van de Russen worden, dat als wapen kan worden ingezet om vervolgens wederom ons continent te destabiliseren. Toen Sykes en Picot hun hielen hadden gelicht, koos Nasser al snel voor de Russen. Nu de Amerikanen hetzelfde doen en de Saudi's niet thuis geven, zou een Egyptische heroriëntatie zomaar weer in Moskou kunnen uitkomen. Dat kunnen wij niet hebben. Tijd dus voor een uitgestoken hand en geen "cold shoulder". Hoe denkt de minister hier vorm aan te geven?

Weliswaar geen lakmoesproef van ons buitenlands beleid, maar wel een evergreen die vraagt om de juiste benadering, is Israël: het kanariepietje in de mijnen van radicalisering en terrorisme. Velen vinden het nog te moeilijk om Israël vanuit een andere invalshoek dan het prisma van het Israëlisch-Palestijnse conflict te bekijken, maar dit land is geen blok aan ons been in die ring van instabiliteit.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De heer Ten Broeke had het over investeren in landen als Tunesië en Egypte. Mijn vraag is: is hij het ermee eens dat deze minister voor miljoenen aan cultuurprojecten subsidieert in dat soort landen? Vindt hij dat een goede investering?

De heer Ten Broeke (VVD):

Nee, dat vind ik bezopen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Duidelijk. Eindelijk een duidelijk antwoord van de VVD, bedankt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mijn collega die cultuur doet, heeft daar eerder deze week een motie over ingediend. Die heeft het helaas niet gehaald, want er zijn heel veel partijen met een moreel kompas die het volgens mij fantastisch vinden dat wij toneelprojecten doen in Mali. Ik ben heel erg voor toneel en voor de Nederlandse cultuur, maar ik zie niet direct de toegevoegde waarde van dit soort projecten in Mali, en ook niet in Marokko.

Ik had het over Israël. Wat mij betreft is het tijd om onze ingang met Israël te normaliseren, zeker nu het land een belangrijke partner wordt in de strijd tegen islamistisch extremisme. Elk persberichtje dat de Europese Unie tegenwoordig besteedt aan de gratuite veroordeling van Israël is wat mij betreft verspilde tijd en moeite. Die gaan dan niet naar zaken die onze aandacht echt verdienen. De VVD kiest liever voor concrete verbeteringen van het leven van Palestijnen dan nietszeggende solidariteitsverklaringen.

Wat dat betreft verdient het een compliment dat deze minister, die ooit naam maakte met een foto op de voorpagina van de Volkskrant waarop hij voetbalde met jongetjes op het strand van Gaza, zich nu inzet voor concrete en realistische verbeteringen. Zo overtuigde hij Israël ervan om gas aan Gaza te leveren en een tweede scanner bij Kerem Shalom te plaatsen. 1,5 miljoen Gazanen zijn zo ook na 2020 voorzien van elektriciteit en warmte. Deze minister maakte daarmee ook de groei mogelijk tot wel 1.000 vrachtwagens per dag die Gaza kunnen bereiken. Ik zou zeggen "laat 1.000 vrachtwagens rijden"; dat is het Midden-Oostenbeleid van deze minister in een notendop. Dat steunen wij. Het zijn concrete resultaten, die de regio stabiliteit opleveren en de Palestijnen echt lucht bieden. Deden zijn Europese collega's dat maar vaker, dan zou Europa nog wel eens de rol van betekenis kunnen gaan spelen waar mijn linkse collega's zo vaak moties over indienen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is goed dat de heer Ten Broeke zich inzet voor die samenwerkingsprojecten met Israël. De heer Ten Broeke heeft ook een andere motie ingediend, namelijk om het labelen van Israëlische producten uit de Westbank te stoppen. Is hij nu zelf tevreden met de uitvoering van die motie?

De heer Ten Broeke (VVD):

Met de uitvoering van die labelingsmotie is volgens mij niet zo heel veel mis. De motie wordt niet helemaal juist door de heer Voordewind weergegeven. Waar ik grote zorgen over heb, is de financiering van organisaties die expliciet dan wel impliciet BDS steunen. Het regeringsbeleid, en zeker ook het beleid van mijn fractie, is om geen BDS, dat wil zeggen Boycott, Divestment and Sanctions, te steunen. Er is geen sprake van rechtstreekse financiering, maar wel degelijk van indirecte financiering. Ik heb nog niet kunnen vaststellen of wij daar voldoende aan doen. Ik wacht volgens mij nog op de beantwoording ... u geeft nu aan dat die net is binnengekomen. Natuurlijk, vlak voor de behandeling van de begroting. Ik denk dat de heer Van der Staaij en ik daar nog wel even op terugkomen op een ander moment.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De antwoorden zijn inderdaad gisteravond binnengekomen. Een beetje laat, maar dat zie je bij andere begrotingen ook wel. De heer Ten Broeke ging een beetje snel voorbij aan zijn eigen motie en doet daarmee geen recht aan de intentie van zijn eigen motie. Ik help de heer Ten Broeke nu een beetje, voorzitter. In die motie zei de heer Ten Broeke tegen de regering: als u dit soort labeling al toestaat, kijkt u dan ook naar Noord-Cyprus, de Westelijke Sahara et cetera. Toen hebben wij een reactie gehad van het kabinet: het ligt heel moeilijk en gevoelig en het gaat niet lukken bij anderen. Daarmee creëert het kabinet wel de schijn van discriminatie van Israël. Wat gaat de heer Ten Broeke nu doen om toch recht te doen aan die motie?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik blijf bij het antwoord dat ik zojuist heb gegeven. De uitvoering en de uitleg die door de minister aan de motie zijn gegeven, hebben grotendeels onze instemming. Ik zou liever zien dat dat onderscheid helemaal zou komen te vervallen. Ik vind dat labeling eigenlijk een vorm van competitie, van internemarktbeleid zou moeten zijn. Je labelt omdat je consumenten duidelijkheid wilt geven en niet om consumenten politiek met hun voeten te laten stemmen. Dat laatste lijkt heel vaak wel de motivatie van velen. Ik kan niet ontkennen dat ik soms ook het Nederlandse beleid ervan verdenk die motivatie te hebben. Maar ik kan moeilijk heel veel kritiek hebben op sec de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

De heer Voordewind, tot slot.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Ten Broeke stelde ook de BDS-beweging aan de kaak. We moeten hem natuurlijk even de ruimte geven om de beantwoording te lezen, maar de VVD heeft toch ook wel stevige woorden gesproken over het financieren van die beweging. Nu lezen we in de beantwoording dat de indirecte financiering toch doorgaat, mogelijk via de Nederlandse ambassade, terwijl dat tegen het eigen kabinetsbeleid ingaat. Hoe gaat de VVD daarop reageren?

De heer Ten Broeke (VVD):

Volgens mij heb ik dat in mijn eerste antwoord al gezegd. Ik heb die beantwoording nog niet kunnen zien. Die is natuurlijk heel laat voor de begrotingsbehandeling binnengekomen. Ik neem dus ook even de tijd om de vragen die de minister wel wat laat heeft beantwoord, in alle rust te bekijken. Ik kan me zomaar voorstellen dat ik met de mede-initiatiefnemers, in ieder geval met de heer Van der Staaij — als ik de heer Voordewind tekortdoe, dan mijn excuses — maar eens even ga bekijken of wij tevreden zijn en of wij het gevoel hebben dat nu inderdaad uitvoering wordt gegeven aan deze motie, die is ingediend door Van der Staaij en Voordewind, en die ook door Knops van het CDA is gesteund. Daar gaan we dus even heel scherp naar kijken.

Tot slot ga ik in op de oostflank. Rusland vormt de allergrootste geopolitieke uitdaging voor ons, voor de EU en voor de NAVO. Rusland wil respect. Respect is misschien wel het goedkoopste instrument dat we te bieden hebben in het instrumentarium van onze buitenlandse politiek. Respect bereik je natuurlijk met serieuze diplomatiek, ook door af en toe een biertje niet af te slaan, zo zeg ik tegen de heer Sjoerdsma, maar toch vooral met spierballen en met de vuist van economische sancties. We hebben daarover een interruptiedebat gehad met de heer Van Bommel. Zoals vorige week bij de Defensiebegrotingsbehandeling, pleit ik hier namens de VVD voor een sterke NAVO en wil ik een einde maken aan alle suggesties dat de veiligheidsparaplu van de NAVO vervangbaar is, in te klappen zou zijn of dat daar een klein miniparapluutje van de EU onder zou moeten, dat alleen maar weer dupliceert. We kunnen het voorlopig al helemaal niet zonder de nucleaire afschrikking binnen de NAVO. Ik zou het graag anders zien, maar de realiteit gebiedt ons om een andere afweging op dit punt te maken.

Nee, het versterken van het bondgenootschap is niet provocerend. Juist het tonen van zwakte, dat is provocerend. Het gebrek aan bereidheid om onze eigen waarden te verdedigen, dat is provocerend. Rusland provoceert tot Transnistrië. Het provoceert tot Zuid-Ossetië. Het provoceert tot Abchazië. Het provoceert tot de Krim. Het provoceert tot de Donbass. Het provoceert ook tot Aleppo. Ons past geen dhimmigedrag, niet tegenover het kalifaat maar ook niet tegenover een nieuw tsarenrijk. Dat kost veiligheid, welvaart en uiteindelijk ook vrijheid. Die vrijheid wens ik te verdedigen, binnen onze grenzen, aan onze grenzen maar ook over onze grenzen. We moeten dus opkomen voor Nederlandse waarden, want zonder vrijheid geen waarden. Ik zou graag zien dat dit ministerie, dat maar al te vaak door de Kamer wordt misbruikt als een ministerie van wereldverbetering en goede bedoelingen, zich nog nadrukkelijker een ministerie van belangenbehartiging zou tonen, een vehikel om op te komen voor Nederlanders en Nederlandse waarden.

Ik stel vandaag iets concreets voor, dat voortvloeit uit de notitie van mijn collega Jeroen van Wijngaarden. Het is iets tastbaars waarmee we het leven van Nederlanders — in dit geval Nederlandse vrouwen en meisjes — kunnen verbeteren. Niet door keiharde veiligheidsmissies nog verder te besprenkelen met een gendersausje, hoe groot het kompas daar ook bij uitslaat, maar door concreet voor hen op te komen. Honderden meisjes in Nederland, vaak vervolgens in het buitenland, zijn het slachtoffer van gedwongen huwelijken. Dit zijn de zogenoemde "dwangbruiden". Meisjes met in ieder geval een Nederlands paspoort worden in landen als Iran, Egypte en Sudan tegen hun wil uitgehuwelijkt. Daarmee worden ze op de meest ingrijpende wijze beroofd van hun vrijheid. Mijn fractie wil graag dat het ministerie van Buitenlandse Zaken meer gaat doen voor deze meisjes, meer voor ze opkomt, meer dan het nu al doet met een expertisecentrum, dat op zichzelf nuttig is. We willen dat het ministerie overheidsfunctionarissen gaat inzetten om Nederlandse slachtoffers van huwelijksdwang in het buitenland snel en veilig terug te krijgen in Nederland. Door diplomatieke, consulaire en juridische kennis en kracht te bundelen en actief mee te helpen, slachtoffers naar Nederland terug te brengen kan veel meer resultaat worden geboekt dan nu al het geval is. In het UK noemt men dat een Forced Marriage Unit. Ook in Noorwegen gaat men nu die kant op; daar is men veel verder dan in Nederland. Ik zou graag zo'n unit naar Brits en Noors voorbeeld willen zien, die zich bezighoudt met het opsporen, accommoderen en repatriëren van slachtoffers. Deze meisjes verdienen meer bescherming dan we ze nu bieden. Onze waarden verdienen meer bescherming dan we nu bieden. Ik heb een amendement voorbereid, samen met collega Sjoerdsma; we kijken nog even hoe we dat precies gaan doen. Dat amendement kan de basis leggen voor die eenheid. Ik hoor graag van de minister of hij openstaat voor dat voorstel en hoe hij er zelf naar kijkt.

Dit is de laatste begroting van dit ministerie in deze reguliere kabinetsperiode. Ik wil de minister een eerlijk en oprecht compliment geven voor het tegen de verwachting van velen in maken van realistische afwegingen met een parlement waarvan ik heb gezegd dat het weleens overdreven verwachtingen koestert van de haalbaarheid van alle idealen die hier worden geuit. Dat verdient lof. Maar we zijn er nog niet: dit ministerie kan zich nog meer richten op het behartigen en verdedigen van onze belangen, in plaats van wat deze Kamer heel graag en heel vaak zou zien, het etaleren van goede bedoelingen en het verwerven van een fraaie reputatie in de wandelgangen van New York en Genève. Dat is wat Nederland van het ministerie verlangt, en dat is wat ik van deze minister verwacht gedurende de laatste maanden van zijn ambtstermijn.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik had verwacht dat de heer Ten Broeke terug zou komen op de migratie, maar kennelijk bleef het nog even bij de Turkijedeal. Ik zal die verbinding proberen te zoeken: waar de VVD en D66 elkaar wel vinden, is als het gaat om het belang van opvang in de regio om ervoor te zorgen dat mensen die vluchten voor de meest verschrikkelijke dingen, het in de regio, liefst zo dicht mogelijk bij huis, zo goed mogelijk hebben. Dat is in hun belang, maar ook in ons belang. Maar dan zie ik tot mijn spijt wel in het VVD-programma dat er fors wordt bezuinigd op de middelen om dat voor elkaar te boksen, ontwikkelingssamenwerking. Hoe realistisch is dat?

De heer Ten Broeke (VVD):

Vorig jaar heeft de coalitie 30 miljoen verschoven naar regionale opvang. 30 miljoen! Dat is, als ik de laatste begrotingsbehandelingen bekijk — ik heb er al een paar meegemaakt — gemiddeld gesproken tussen de acht en tien keer meer dan deze Kamer elk jaar in staat is te verschuiven op die begroting. Ik vind dat nogal wat. Zoals bekend gaat niet alles op de OS-begroting naar regionale opvang of naar het vluchtelingenprobleem. Je kunt veel kritiek hebben, zoals op het plan van collega Azmani waarmee de VVD vorig jaar is gekomen, kritiek die D66 aan de lopende band heeft, maar als ik simpelweg kijk naar wat dit kabinet doet aan regionale opvang, zie ik dat we op een half miljard zitten als het gaat om regionale opvang in de landen rondom Syrië: Irak, Jordanië, Libanon en Turkije. Er zijn weinig landen die meer doen dan Nederland, absoluut en relatief. Bij de UNHCR komt Nederland in de top vijftien drie keer voor: via de overheid, via particuliere bestedingen en via de instituties. Geen enkel land doet ons dat na.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ook ik ben trots op Nederland.

De heer Ten Broeke (VVD):

Goed zo.

De heer Sjoerdsma (D66):

Maar ik bevraag de heer Ten Broeke niet op het beleid van dit kabinet, want dat is bekend. Daar heeft mijn partij overigens ook het een en ander aan bijgedragen, zeker als het gaat om noodhulp: het vijfvoudige van wat de heer Ten Broeke bij elkaar heeft gesprokkeld. Ook dat is te weinig. Ik vraag collega Ten Broeke naar het beleid van zijn partij. Want nu doet het kabinet enorm veel aan opvang in de regio, maar het verkiezingsprogramma van de partij van de heer Ten Broeke doet het tegenovergestelde: daarin worden de daarvoor benodigde gelden geschrapt. Daarom vraag ik nogmaals: is uw partij wel realistisch als het gaat om het migratieprobleem? Ik zou zeggen van niet.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het verschil van mening dat D66 en de VVD en dus de heer Sjoerdsma en ikzelf hebben, is dat hij OS als het middel bij uitstek ziet om regionale opvang te realiseren, terwijl ik hier juist een pleidooi sta te houden om alle middelen van buitenlands beleid in te zetten, om alle instrumenten van buitenlands beleid in te zetten. Laten we Libanon als voorbeeld nemen. De heer Sjoerdsma en ik hebben, meen ik, twee keer de kampen bezocht waar de vluchtelingen worden opgevangen. Ik vind het onbestaanbaar dat een land, simpelweg omdat het een middle income country is volgens de definities voor ODA — Official Development Assistance, ontwikkelingshulp dus — niet in aanmerking komt voor zachte leningen, simpelweg omdat het niet aan de eisen voldoet. Daarom wil ik graag die definities veranderen. Dat is geen kwestie van geld. Dat geld komt juist daarna. Met 10 miljoen dollar kun je daar al een infrastructureel project realiseren, als je maar om die verschrikkelijke definities heen zou kunnen. Gelukkig doet Nederland dat nu, althans met een aantal progressieve donoren. Dat vind ik een bijdrage, een reële, concrete bijdrage aan de noden van vluchtelingen in een land als Libanon, waar 25% van de bevolking al vluchteling is.

De heer Sjoerdsma (D66):

Natuurlijk moeten wij alle instrumenten inzetten om landen als Libanon en Jordanië overeind te houden. Ik pleit er al vier jaar voor om die landen partnerlanden te maken, maar uw partij heeft daar geen trek in. U vond niet dat er handelspreferenties moesten …

De heer Ten Broeke (VVD):

Daar zijn wel wel voor, maar …

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma heeft het woord.

De heer Sjoerdsma (D66):

U was het daar destijds allemaal niet mee eens. Nu zegt u: ik wil dat zo breed mogelijk. Ja, maar tegelijkertijd, in dat brede pallet van instrumenten, pakt u er één, belangrijk, instrument uit, ontwikkelingssamenwerking — laten we daar ook eerlijk over zijn, collega Ten Broeke, dat blijft een belangrijk instrument, ondanks als die handelsproblemen die er zijn — en u schrapt dat instrument gewoon uit de gereedschapskist.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wij schrappen ontwikkelingshulp helemaal niet uit de gereedschapskist. Ik maak die gereedschapskist alleen minder bot. Ik gaf net aan waar ontwikkelingshulp een obstakel is, simpelweg omdat u niet bereid bent om de definities aan te passen. Als u dan zegt: ik wil meer partnerlanden, dan is dat allemaal mooi en tot je dienst, maar u wit niets schrappen. Het is heel makkelijk om hier naar de microfoon te lopen en geen verantwoordelijkheid te dragen en te zeggen meer, meer, meer, meer te willen, maar dan moet u ook eens aangeven waar dat dan allemaal vandaan komt. Ik heb u vaker tijdens dit soort debatten uitgedaagd om aan te geven of u ook bereid bent om een land te schrappen. Dan geeft D66 niet thuis. Dat is nu juist het probleem. Wij moeten het doen met de beperkt beschikbare middelen die er zijn. Binnen die beperkt beschikbare middelen maakt de VVD keuzes en wij kiezen voor regionale opvang en voor veiligheid. Wij hebben er eerst voor gezorgd dat dit land weer in de hoeven kwam. Daar heeft uw partij ons gelukkig — dat kan ik ook zeggen — op een aantal cruciale momenten bij gesteund. Vervolgens, nu we zover zijn en we wat extra euro's te besteden hebben, gaan die bij ons naar regionale opvang, maar ook naar defensie, om maar eens wat te noemen.

De voorzitter:

Ik zie u nog staan, mijnheer Sjoerdsma, maar u hebt volgens mij alle vragen gesteld die u wilde stellen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat weet ik, mevrouw de voorzitter, maar ik zou het wel op prijs stellen — misschien moet ik nu even collega Van Bommel citeren — als ik juist word geciteerd.

De voorzitter:

Dat mag u dan even rechtzetten.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik ben wel degelijk bereid om te kijken naar waar het geld voor dat soort partnerlanden vandaan moet komen. Dat heb ik ook altijd gezegd. Ik ben echter niet bereid om gewoon maar wat te schrappen, zoals collega Ten Broeke zou willen. Ik heb gezegd: er zijn partnerlanden die nu worden uitgefaseerd en die hulp zou je prima kunnen ombuigen naar Libanon en Jordanië. Dan moet collega Ten Broeke daar ook reëel over zijn en moet hij vervolgens ook erkennen dat zijn partij altijd tegen al die moties van mijn partij heeft gestemd, totdat hij zelf een amendement had met precies dit voorstel.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. De heer Grashoff mag nu interrumperen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil toch een opmerking maken over de VVD en ontwikkelingssamenwerking. Ik heb de heer Taverne, een collega van de heer Ten Broeke, hier gehoord over ontwikkelingssamenwerking. Die kon zo in de bankjes bij de PVV plaatsnemen. Het was alleen maar een verhaal over: laten we er morgen mee stoppen. Dat staat toch wel in schril contrast met het, gelukkig, wat genuanceerdere verhaal van de heer Ten Broeke.

Dat was echter niet mijn vraag. Mijn vraag gaat over realpolitik. Vindt de heer Ten Broeke niet met mij dat het niet getuigt van realpolitik als wij een stevige houding in de richting van Rusland willen aannemen, wat hij hier heel krachtig heeft bepleit, en tegelijkertijd bezig zijn om via onze Rotterdamse haven ongelofelijke hoeveelheden Russische olie door te voeren en we een gasrotonde zijn, waarbij de levering van met name het Russische gas cruciaal is en dat we dus eigenlijk bezig zijn om langs een omweg —laat ik het maar heel hard en onhandig zeggen — de kruisraketten aan onze oostgrens en de straaljagers boven Aleppo te financieren?

De heer Ten Broeke (VVD):

Nee, hoe naar dat ook is, dat is de definitie van "realpolitik". Die definitie is nu juist dat je onder ogen ziet dat je je handelsrelaties met Rusland a) niet direct moet opofferen en b) ook kunt gebruiken. Dat is ook precies wat er is gebeurd. Ik was er niet voor om het vriendschapsjaar met Rusland tussendoor op te heffen, te staken. Ik denk dat dit eraan heeft bijgedragen dat ons aller vrienden van Greenpeace weer vrij konden komen. Je moet met dit soort landen dealen zoals je ermee te dealen hebt. Dat mag af en toe onaangenaam zijn, maar in de buitenlandpolitiek kun je het je niet veroorloven om iedereen de maat te nemen naar je eigen normen. Dat kun je wel proberen. Dan moet je eerst op zoek naar een hefboom, naar leverage en invloed. Als je die hebt, kun je ook andere dingen bereiken. Ik pleit ervoor om dat te doen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is het meest absurde antwoord op een niet-gestelde vraag die ik geloof ik ooit heb gehoord. U had het over het vriendschapsjaar. Ik heb het niet gehad over het vriendschapsjaar. Ik begin nu echt boos te worden, en dat word ik niet gauw op de heer Ten Broeke, maar nu wel. Hij moet niet beginnen over een vriendschapsjaar, want daar heb ik het helemaal niet over gehad! Over het hebben van invloed ben ik het met de heer Ten Broeke eens. Je moet inderdaad een hefboom hebben. Die hefboom zit op het energiebeleid. Als wij iets voor elkaar willen krijgen en een positie willen innemen, moeten we dus als eerste van die afhankelijkheid af en dus die idiote gasrotondestrategie opgeven, zodat we inderdaad invloed kunnen uitoefenen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik noemde het vriendschapsjaar niet omdat dat in de vraag van de heer Grashoff zat, maar omdat dat een mooie illustratie was van de manier waarop je ermee moet omgaan. De heer Grashoff verwijt mij kennelijk dat ik nog steeds toesta dat de Rotterdamse haven wordt gebruikt om olie en gas door te voeren. Ik zie geen enkel bezwaar om dat te doen. Rusland is daarin net zo afhankelijk van ons als omgekeerd. Ik zou bijna durven zeggen: die gaspijpleidingen gaan één kant op en de stroom inkomsten de andere. Wat doen we? Met economische sancties, bijvoorbeeld in de olie- en gasindustrie, zetten we Rusland langzamerhand onder druk. Dat heeft ook effecten. In mijn interruptiedebat met de heer Van Bommel heb ik ook aangegeven dat je, zodra je daar iets meer doet, ineens kleine gedragswijzigingen ziet. Het idee dat we vandaag zouden moeten stoppen met de gasrotonde of dat we de haven van Rotterdam zouden moeten sluiten voor Russisch gas, is niet alleen een benadering waarmee je enorm schiet in de eigen voet, maar zal ook niets, en dan ook werkelijk niets, veranderen aan de Russische opstelling in de wereldpolitiek, terwijl we dat graag zouden willen zien, of het nu gaat om de Irandeal, Aleppo of onze verhoudingen aan de oostgrens. Je moet het met drie dingen doen. Ten eerste economische sancties. Die hebben we en daar heb ik ook voor gepleit. Ik pleit niet voor het verlichten van de sancties. Ten tweede met duidelijkheid over je militaire samenwerking en als het nodig is ook met meer troepen aan de grens om de veiligheidsgaranties te handhaven die we binnen de NAVO met elkaar hebben afgesproken. Ten derde doe je dat met de open hand van diplomatie.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De heer Ten Broeke weet volgens mij dondersgoed waarover ik het heb. Ik vermoed zelfs dat hij het, als ik hem midden in de nacht zou wakker makken, nog met mij eens is ook. Als je een wapen in handen hebt, dan zijn dat niet troepen in Polen, maar dan is dat de energieonafhankelijkheid in Nederland en Europa. Die moeten we zo snel mogelijk bevorderen, zodat we mijnheer Poetin een heel belangrijk geopolitiek instrument uit handen slaan. Het zou de heer Ten Broeke sieren als hij dat gewoon publiekelijk zou zeggen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik vind het een interessant debat, maar laten we de houding van de heer Grashoff en zijn partij even als leidmotief nemen. Men wil geen Gronings gas, geen schaliegas, geen Russisch gas. Men wil alleen maar alternatieve energiebronnen. Daarmee gaan we het niet redden. U wilt wel dat de hele bevolking elke ochtend tien minuten kan douchen. Ik vind het allemaal prachtig, maar erg realistisch is het niet. We zullen alles moeten doen en daarbij zullen we de slag moeten maken naar energieonafhankelijkheid. Dat kan niet door vandaag de Rotterdamse haven te sluiten voor doorvoer. Dat kan niet door de gasrotonde waar Nederland ontzettend veel aan heeft en waar we met z'n allen hier elke dag van profiteren, maar even te sluiten. U hebt helemaal geen alternatieven daarvoor, daarin moet u realistisch zijn.

De heer Monasch (Monasch):

Tot mijn verbazing steunt de VVD de migratiedeals die er met de Afrikaanse landen moeten komen om economische immigratie tegen te gaan. Als we begin jaren zestig, toen heel veel van die landen onafhankelijk zijn geworden, als startpunt nemen, dan weten we twee dingen. We weten dat er honderden miljarden aan ontwikkelingsgeld naartoe zijn gegaan. De conclusie die de Wereldbank daarover in zijn eigen rapport trekt, is: één ding weten we zeker, namelijk dat we niet weten wat helpt. In die tijd ging het voornamelijk en nog altijd gaat het voornamelijk om staten en regeringen die corrupt zijn of die geen controle over hun eigen land hebben en die om tal van redenen hun eigen grenzen ook niet weten te bewaken.

De voorzitter:

En nu de vraag.

De heer Monasch (Monasch):

Waar komt het vertrouwen van de VVD vandaan dat we de economische immigratie wel gaan tegenhouden als we er nog meer miljarden in gaan pompen vanuit de Europese Unie? Het gevolg van het beleid van de afgelopen jaren is immers dat mensen daar weg konden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik weet niet of de heer Monasch al aanwezig was toen ik in mijn eerste termijn sobertjes de feiten op een rij heb gezet van de deal die we hebben, de deal met Turkije, maar daar zitten nogal spectaculaire resultaten in. Het kan zelfs gaan om 80%, 90% minder vluchtelingen en dat is puur te wijten aan die Turkijedeal. Ik zou zeggen: I rest my case, mijnheer Monasch.

De heer Monasch (Monasch):

De heer Ten Broeke gaat aan een belangrijk punt voorbij. Wij hebben daar honderden miljarden ingestopt. Het zijn staten die hun eigen gebied niet kunnen controleren. De Turkse regering kan dat wel, maar de regeringen van veel van die Afrikaanse landen kunnen dat niet, omdat de staat bij wijze van spreken niet eens de stoplichten in Accra kan laten functioneren, zoals sommigen zeggen. De heer Ten Broeke heeft daar vertrouwen in. We stoppen daar al heel veel geld in. Waarom verbinden we geen voorwaarden aan de geldstromen die daar nu al naartoe gaan? Waarom zou je daar nog meer geld naartoe sturen? Zouden we niet beter tegen de Wereldbank of met betrekking tot ons eigen beleid kunnen zeggen: sorry, we korten daar gewoon op als zij hiermee doorgaan en als zij ze niet tegenhouden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik waardeer het enorm dat de heer Monasch aan dit debat deelneemt, maar het zou dan ook aardig zijn als hij af en toe even luisterde, want dat punt van de Wereldbank heb ik net uitgebreid genoemd. Er was vorig jaar een voorstel dat de fractie waar de heer Monasch toen nog deel van uitmaakte, gelukkig ook heeft gesteund. Daardoor kunnen we er in landen als Libanon met de Wereldbank samen voor zorgen dat geld wel gaat werken en dat dat echt als een hefboom werkt. Dat is wat anders dan al die bakken met geld die we sinds de jaren zestig hebben uitgegeven. Die hebben buitengewoon weinig tot waarschijnlijk geen effect of resultaat gehad; ik ben dat helemaal eens met de heer Monasch. Ik hoop dat hij dat geluid in de afgelopen jaren ook in de fractie waarin hij toen nog zat, heeft laten horen. De heer Monasch vroeg naar de effectiviteit van deze deal. Dit is de enige deal die we hebben. Ik heb er juist voor gepleit om meer van dat soort deals te sluiten, met Libanon, met Egypte, met Tunesië, maar ook met landen van herkomst. Ik bepleit dus eigenlijk precies hetzelfde als de heer Monasch net deed. We zijn het dus volstrekt eens.

De heer Monasch (Monasch):

Ik vrees van niet, want de heer Ten Broeke vertrouwt de regering van Mali, die van Tsjaad en de regeringen van tal van landen daar die geen controle over hun eigen grondgebied hebben. Over het algemeen zijn de regimes daar corrupt en hebben zij geen controle over hun gebied en de heer Ten Broeke gaat dus geld in een bodemloze put stoppen omdat die landen bewezen hebben die economische immigratie te kunnen tegenhouden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat is echt onzin. De heer Monasch komt hier even een vluggertje doen aan de interruptiemicrofoon. Bakken met OS-geld hebben niet gewerkt. Daarom heb ik net in mijn interruptiedebat met de heer Sjoerdsma ook aangegeven dat wij heel kritisch zijn over OS. Wij zien ontwikkelingssamenwerking wel als een middel, maar je moet dat anders doen. Ik vind het veel beter om dat door middel van laagrentende leningen te doen, omdat je die heel specifiek inzet. In het noorden van Libanon zijn drie of vier kampen van de UNHCR. Ik geloof dat zo'n 430.000 vluchtelingen daar zijn verzameld. Zij kunnen allemaal niet werken en zij hebben dus geen perspectief. Dan nemen ze snel een bootje. Dan bellen ze een Turkse mensenhandelaar om hen over te zetten. Als die mensen wel aan het werk kunnen, als zij bijvoorbeeld een infrastructureel project zouden kunnen aanleggen, dan is dat goed voor Libanon en voor die vluchtelingen. Wij kunnen dat met een paar donoren heel simpel voor elkaar krijgen doordat wij die hefboom in gang zetten. Daarmee steun je niet de begroting van Libanon en dat moeten we ook niet doen, want begrotingssteun leidt nu precies tot de ellende waar de heer Monasch terecht op wees. Dit zijn de voorstellen die wij doen. Ik reken op uw steun, mijnheer Monasch.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Afgelopen weekend was ik samen met een aantal collega's bij de halfjaarlijkse Assemblee van de NAVO, in Turkije. Daar in Turkije, het land van vele gezichten en vele posities, werd nog eens duidelijk voor welke uitdagingen het trans-Atlantische bondgenootschap staat. De instabiliteit om ons heen neemt immers toe: in Noord-Afrika, in het Midden-Oosten, in het oosten van Europa en op de Balkan. Met de Oekraïnecrisis kwam ook de geopolitiek terug van nooit weg geweest en ontstond weer een strijd om invloedssferen. De Arabische Lente, zoals die ooit betiteld werd, is ontaard in chaos en een opmars van de radicale islam. Al Qaida en ISIS beheersen delen van Syrië, Irak, de Sinaï, Jemen en Afrika. Duizenden jihadisten reizen heen en weer. Vanuit Raqqa organiseert IS aanslagen in Europa. En wat als een land als Egypte nu implodeert? Hebben we dan ons eigen huis op orde?

De macht verschuift in rap tempo van Europa naar andere delen van de wereld. Zoals in Turkije ook zichtbaar was, is er een autoritaire trend en staan mensenrechten en democratie onder druk. De invloed van het Westen neemt gewoon af. Repressieve regimes nemen elkaars praktijken over en de rule-based order wankelt. Ook in het Westen zelf, bij ons, vinden politieke omwentelingen plaats: eerst de brexit en daarna de verkiezing van Trump. De gevolgen daarvan zijn natuurlijk nog niet bekend, maar zijn mogelijk verstrekkend; denk ook aan de relatie met Rusland, de atoomdeal met Iran, de Syrië-oorlog, het klimaatverdrag en TTIP. De reflectie op Trump en de brexit moet wat ons betreft niet een vlucht naar voren zijn in de richting van een federaal Europa. Wij zijn niet voor een Europees leger, een Europees OM of een Europese CIA of FBI. Er ligt een enorme uitdaging om de migratiestromen, die de komende jaren zullen blijven, te beheersen, maar we moeten ons niet gaan afzetten tegen de VS en het Verenigd Koninkrijk. Laten we president Trump beoordelen op zijn daden.

Onze fractie blijft staan voor de trans-Atlantische band. We hebben elkaar nodig. Secretaris-generaal Stoltenberg zei afgelopen zondag nog: "We need strong defence, coupled with meaningful dialogue". Het één kan simpelweg niet zonder het ander. De Amerikanen hebben helemaal gelijk als zij zeggen dat Europa zijn eigen broek meer moet ophouden. Dat heb ik hier al jaren betoogd. Aan soft power heeft Europa geen gebrek en evenmin aan idealen. We moeten ons handelingsvermogen vergroten en assertiever durven te zijn als dat nodig is. Anders staan we alleen vanuit de morele hoogvlakte toe te kijken hoe potentaten en terroristen het verloop van de geschiedenis gaan bepalen en daarmee Europa bedreigen en soms ook chanteren. Met de terugkeer van geopolitiek is ook een klassieke rol voor de krijgsmacht terug: afschrikking, machtsontplooiing en gedragsbeïnvloeding van potentiële tegenstanders. Het is ook van belang om de afhankelijkheden te verkleinen, in het bijzonder op het gebied van energie; dat kwam zojuist al aan de orde in een interruptiedebatje. De import van Russisch gas is enorm toegenomen. Onze fractie pleit daarom voor meer zelfvoorziening, verankerd in een breder kabinetsbeleid, en voor samenwerking met de industrie om offshore gasvelden in Nederland optimaal te benutten.

Ik wil de minister complimenten maken voor het feit dat hij zich — ik zou bijna zeggen: eindelijk — heel expliciet heeft uitgesproken voor flink meer investeringen in veiligheid. Dat is op dit moment ook hard nodig. Vorige week hebben we daar bij de behandeling van de begroting van Defensie al over gesproken. De tekorten zijn opgelopen naar 1 miljard. Nederland komt zijn afspraken uit Wales simpelweg niet na en bungelt qua uitgaven op de zeventiende plek. Wat vindt de minister van die afkalvende reputatie van Nederland? De premier riep vorig jaar nog dat we in oorlog zijn, maar de krijgsmacht is nauwelijks nog inzetbaar en kan ons en onze bondgenoten niet meer voldoende verdedigen. Het kabinet en ook deze minister van Buitenlandse Zaken hebben vijf jaar uitgetrokken voor het herstel van de basisgereedheid. We dragen minder bij aan NAVO-operaties. De vraag is hoe de minister dit vanuit buitenlands perspectief ziet.

Opvallend genoeg pleit de minister ook voor taakspecialisatie. Dat suggereert dat je een aantal dingen niet meer gaat doen. Welke taken zou de Nederlandse defensie dan volgens de minister niet meer moeten doen? De minister heeft ook gepleit voor een Europese FBI en CIA. Hij kiest daarmee de facto voor een EU als federale staat. Dat gaat wat ons betreft veel te ver, terwijl dit kabinet bij de aanvang van deze kabinetsperiode de buitenlandtak van de AIVD wilde wegbezuinigen. Volgens de Commandant der Strijdkrachten hebben de ontwikkelingen in Oost-Europa en het Midden-Oosten Nederland verrast door de bezuinigingen op inlichtingen. Het hele voorspellend vermogen van de NAVO en de EU zou verminderd zijn. Graag verneem ik een reflectie van de minister op dit punt.

Inlichtingendiensten kunnen heel goed samenwerken zonder dat de macht wordt overgedragen aan Brussel. Wij hebben meer ogen en oren nodig in de ring van instabiliteit, ook diplomatiek. De Kamer heeft daartoe indertijd initiatieven genomen; ik meen op aanzet van de heer Sjoerdsma. De minister pleit terecht voor uitbreiding van het postennetwerk, maar waarom bezuinigt hij dan op veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband (artikel 2.4), consulaire dienstverlening aan Nederlanders (artikel 4.1), regulering van personenverkeer (artikel 4.2) en de inzet van publieksdiplomatie (artikel 4.4)? Wat zal het effect van deze maatregelen zijn?

Ik vervolg met de radicale islam. De Franse premier Valls noemde het islamitisch totalitarisme vijand nummer één. Vorig jaar heeft mijn fractie al gezegd dat wat het communisme was in de tijd van de Koude Oorlog, nu de radicale islam is. Het kabinet stopt de kop in het zand, want in antwoord op onze vraag of het het standpunt van de Franse premier deelt, is het antwoord: "Ingewikkelde problemen kennen geen simpele oplossingen". Dat is een heel open deur. Het gaat natuurlijk om een totalitaire ideologie die fundamenteel botst met de westerse samenleving en beschaving, die expansionistisch is en anderen wil overheersen, en eigenlijk ook de grondoorzaak van het jihadisme is. De minister wil het niet zien. Sterker nog, het kabinet onthoudt zich van een oordeel over de salafistische ideologie. De minister trekt wel geld uit voor culturele projecten voor jongeren in Mali, Egypte en Marokko om samen muziek, films en games te gaan maken; het is al eerder gezegd. Hij trekt wel geld uit voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Dit getuigt van een hoog maakbaarheidsgehalte.

Namens mijn fractie vraag ik aandacht voor de moeilijke inzet tegen IS en de radicale islam in het gebied van bijvoorbeeld de vrouwen in de Arabische wereld in het Karamanetwerk. Zij zetten zich in voor vrouwenrechten en daarmee eigenlijk voor de rechten voor allen in een democratie in Libië, Syrië, Egypte, Iran en andere landen. Helaas dreigt nu een faillissement door een gebrek aan geld. De minister draagt hier niet aan bij. Is hij bereid hiernaar te kijken, omdat dit een mooi concreet voorbeeld is van het van onderop de strijd aangaan tegen IS?

Wij hebben al eerder gesproken over de import van salafisme. In Duitsland wordt daar veel tegen gedaan. Daar zijn grote acties van politie en justitie gaande op 200 verschillende locaties. In Nederland hebben wij het voorbeeld van Amsterdam-West, waar salafisten met geweld moskeeën dreigen over te nemen. Het is het bewijs dat die dreiging van buiten naar binnen meer dan ooit ook in Nederland manifest is. De vraag is dus wat het kabinet hieraan gaat doen.

De oorlog in Syrië woedt door. Het is een verschrikkelijk drama dat uitzichtloos lijkt. Wij kunnen niet anders dan streven naar een politieke oplossing. Hopelijk draagt de verkiezing van de Amerikaanse president daaraan bij. Wij zullen dat moeten afwachten, maar intussen moeten wij IS keihard blijven bestrijden. De gevolgen van IS zijn immens.

Wij zijn afgelopen weekend met een aantal mensen in Turkije geweest. Wij hebben daar gesproken met vertegenwoordigers van verschillende politieke partijen. Wij hebben president Erdogan gehoord en de minister van Justitie. De situatie is buitengewoon precair: parlementariërs zijn vastgezet en burgemeesters zijn opgepakt. Wij moeten ons daar sterker tegen uitspreken en, net als het Deense parlement, de zaak veroordelen en aandringen op de vrijlating van die parlementariërs. Ik heb afgelopen week tijdens het notaoverleg over mensenrechten daarover een motie ingediend. De minister heeft die ontraden, maar ik hoop toch dat de motie een meerderheid haalt.

De positie van christenen en kerken is ook buitengewoon precair in Turkije. De minister moet zich daarover uitspreken. Hij moet ervoor pleiten dat zij weer in de positie komen waar zij horen.

Als wij Human Rights Watch mogen geloven, hebben de Turkse autoriteiten een blanco cheque uitgeschreven voor marteling en mishandeling van gevangenen. Een inspectieteam van het CPT heeft in de periode na de coup Turkse gedetineerden bezocht. Het is van groot belang dat zijn rapport openbaar wordt gemaakt. De Europese Commissie moet hier in het kader van de update van de visumroadmap over kunnen beschikken of voor de volgende voortgangsrapportage. Is de minister bereid dit te bepleiten?

Het is ook een zorgelijke ontwikkeling dat dit land, waarin wij allerlei zorgelijke ontwikkelingen zien, nauwe banden aanknoopt met Poetin en Rusland. Op dit moment worden er contacten gelegd voor de aankoop van wapensystemen. De minister van Defensie was heel duidelijk: zij vindt het een ongewenste ontwikkeling dat de Turken nu ook Russische wapensystemen willen kopen nadat zij eerst Chinese wapensystemen wilden kopen. Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid om dit bespreekbaar te maken binnen de NAVO? Het raakt immers aan de kern van de waardengemeenschap en van het vertrouwen dat bondgenoten in elkaar moeten kunnen hebben en dit maakt de zaak alleen maar complexer.

Samen met andere partijen hebben wij meerdere malen aandacht gevraagd voor de situatie van christenen in het Midden-Oosten. Christenen zijn de zwaarst vervolgde gelovigen ter wereld. De minister wil geen VN-onderzoek en weigert expliciet te benoemen dat de grootste dreiging van het islamitisch fundamentalisme komt. Wij zijn zeer teleurgesteld dat onze motie niet is uitgevoerd. Daarin werd gevraagd specifiek beleid te ontwikkelen ten aanzien van christenen in Irak en Syrië en daarbij de mogelijkheden te onderzoeken voor specifieke hulpprogramma's voor ontheemde christenen. Duitsland heeft dat wel gedaan voor Armeense christenen. Is de minister alsnog bereid om daarnaar te kijken?

Ik kijk naar mijn tijd, voorzitter, en ik zie dat ik niet alles meer kan zeggen wat ik nog zou willen zeggen.

De voorzitter:

Prima. Het gaat ook om de kwaliteit. Ik zie dat de heer Ten Broeke wil interrumperen.

De heer Knops (CDA):

Ik hoopte al op een interruptie, voorzitter.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het was mij toch niet helemaal helder wat de heer Knops zojuist dacht te betogen. Misschien kan hij daarover wat meer duidelijkheid verschaffen.

De heer Knops (CDA):

Dit is een heel open vraag.

De voorzitter:

Ja. Was dit ingestoken?

De heer Knops (CDA):

Nee, het was niet ingestoken. Dat gebeurde absoluut heel spontaan en daarom begrijp ik de vraag ook niet. Misschien kan de heer Ten Broeke iets specifieker zijn?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik ben door mijn spreektijd heen.

De voorzitter:

Goed.

De heer Knops (CDA):

Mijnheer Sjoerdsma niet?

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Collega Ten Broeke probeerde het al heel collegiaal. Ik ga het ook een keer proberen. Stel dat u nog een aantal minuten zou hebben, wat zou u dan zeggen, mijnheer Knops?

De heer Knops (CDA):

Dank u wel, mijnheer Sjoerdsma. Buitengewoon nuttig, deze interruptie. Ik zou nog iets willen zeggen over het Midden-Oosten vredesproces. Ik begrijp dat de aankondiging daarvan onmiddellijk reacties uitlokt. Eerlijk gezegd, is dat proces buitengewoon onzeker. Elk jaar wordt het uitzicht op een tweestatenoplossing, die onze fractie nog steeds voorstaat, kleiner. Die is nu verder weg dan ooit. Nu het Kerry-initiatief is mislukt en Trump aan het roer komt, is het de vraag wat er zal gebeuren en wat diens politiek inzake het Midden-Oosten zal worden. Het aangekondigde Franse initiatief om partijen om de tafel te brengen zou afgeblazen worden. Mogelijk zou Frankrijk plaats willen maken voor andere initiatieven, van Egypte en Rusland. Zou de minister op basis van zijn informatie de laatste stand van zaken kunnen geven? Ik realiseer mij dat op dat punt nu heel veel onduidelijk is, maar omdat wij in de Kamer zo veel over dit initiatief spreken, lijkt mij die vraag gerechtvaardigd.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik vond dit een helder antwoord op mijn vraag. Ik heb toch nog een vervolgvraag, dit keer een inhoudelijke. De zorgen die de heer Knops aanroert, zijn naar mijn mening terechte zorgen. Deze minister heeft eerder gezegd: ik ben nu niet bereid om over te gaan tot erkenning, maar op een strategisch moment ben ik wel bereid om over te gaan tot erkenning van Palestina. Als ik naar de Verenigde Staten kijk, dan zie ik dat het window of opportunity, de kans dat wij in dezen iets zinvols gaan doen, steeds kleiner wordt. Ik vermoed dat, zodra president Trump aan de macht is, de bewegingsvrijheid nul is. Dat zie je ook al aan de Fransen, die hun vredesinitiatief waarschijnlijk zullen laten varen. Ik wil het ook aan de heer Knops vragen: is dit het strategische moment?

De heer Knops (CDA):

Dat is een heel ingewikkelde vraag. Achteraf kun je concluderen dat er in de afgelopen jaren wel een aantal momenten zijn geweest, maar dat daarvan geen gebruik is gemaakt. Op de vraag of dit het meest strategische moment is, ben ik geneigd om nee te zeggen. Waarom niet? Juist het aantreden van Trump is met heel veel vragen omgeven. In het verleden werd ook van alles over Reagan gezegd, maar hij heeft uiteindelijk wel een heel aantal akkoorden gesloten met de Russen die velen voor onmogelijk hadden gehouden. Afhankelijk van de richting waarvoor hij kiest, is het voor deze nieuwe president-elect, met deze achtergrond, misschien juist wel mogelijk om een doorbraak te forceren. Dit moment zou dan geen strategisch moment zijn voor het erkennen van de Palestijnse staat.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. "Als we effectief willen optreden, moeten we uitgaan van de wereld zoals die is". Dat is de essentie van realpolitik in één zin, uitgesproken door Robert Kennedy in 1966, dus 50 jaar geleden. Maar van de wereld zoals ze nu is, in 2016, word je niet bepaald optimistisch. Was 2014 het jaar waarin Europa opschrok uit een geopolitieke winterslaap, het jaar waarin we ons realiseerden dat we opnieuw van doen hadden met een serieuze dreiging aan onze buitengrenzen en het jaar waarin we de dreigingen plots ook in onze binnensteden voelden, dan is 2016 misschien wel het jaar waarin we beseften dat de fundamenten waarop onze eigen westerse samenlevingen en onze onderlinge samenwerking minder solide zijn gebleken dan we hadden gehoopt of gedacht. Een EU-lidstaat die moedwillig de uitgang zoekt. Een NAVO-bondgenoot waarin een couppoging werd verijdeld, maar waarin de democratie alsnog kopje-onder dreigt te gaan. Straks een nieuwe bewoner in het Witte Huis die geen muren wil neerhalen zoals een van zijn voorgangers, maar die juist nieuwe muren wil opwerpen. En in alle westerse landen, ook hier, het terechte gevoel bij groepen mensen dat de vooruitgang aan hen voorbij is gegaan, en populisten die daar handig op inhaken met hun feitenvrije retoriek en hun "samen voor ons eigen"-agenda.

De schok na de Summer of war in 2014 was wellicht groter, maar persoonlijk vind ik de ontwikkelingen in eigen kring, die wij vandaag de dag zien, zo mogelijk nog zorgelijker. Maar goed, als wij effectief willen optreden, moeten wij uitgaan van de wereld zoals die is. Hoe effectief is Nederland eigenlijk in de wereld? Behoorlijk effectief, zeggen in ieder geval de makers van de European Foreign Policy Scorecard. Zij riepen Nederland dit jaar uit tot "leader" in maar liefst vijf categorieën, wat een gedeelde tweede plek opleverde, alleen achter Duitsland. Die categorieën waren onder andere het vormgeven van het Europese beleid jegens Rusland, de manier waarop wij in humanitaire noodsituaties optreden en ook, een belangrijk punt in het debat van vorig jaar, onze steun aan de landen in de ring rond Europa. Je zou zelfs kunnen zeggen dat dat beleid buitengewoon effectief is als we het indrukwekkende rijtje van posities in de internationale arena beschouwen, die Nederland en Nederlanders in de afgelopen — zo noem ik het maar even — twee keer twee jaar van Timmermans en Koenders hebben herwonnen. We hebben een succesvol EU-voorzitterschap gehad. We hebben leidende posities, niet alleen in de Commissie, maar ook in de eurogroep. We zijn lid van de International Syria Support Group. We zijn covoorzitter van het Global Counterterrorism Forum. We zijn lid van de Mensenrechtenraad. Onze VN-topvrouw Sigrid Kaag bezet een sleutelpost. En straks zijn we ook nog lid van de Veiligheidsraad. Zet dat lijstje eens af tegen de vorige regeerperiode, met Rosenthal namens het gedoogkabinet-Rutte I, toen Nederland nog hooguit opviel wanneer het Oost-Europeanen tegen zich in het harnas joeg of koos voor de alleingang in het Midden-Oosten.

Maar zelfs dan blijft de vraag wat je met die herwonnen positie in een snel veranderende wereld doet. Uitgaan van de wereld zoals die is, zoals Robert Kennedy in 1966 zei en ook vandaag sommige sprekers hier stelden? Natuurlijk moeten we dat doen, want we moeten de enorme uitdagingen van deze tijd zonder enige naïviteit of dagdromerij onder ogen zien. We moeten open en eerlijk zijn over de reële dilemma's en de onvermijdelijke compromissen in de internationale politiek. Maar uitgaan van de wereld zoals die is, betekent wat mij betreft nooit dat je je moet neerleggen bij de wereld zoals die is. Het betekent nooit het relativeren of ondergeschikt maken van mensenrechten, en ook niet ons mensenrechtenbeleid of Mensenrechtenfonds ridiculiseren als een verzameling van obscure en niet-effectieve subsidieprojectjes, zoals de gewaarde coalitiegenoot vorige week in het notaoverleg deed. Het betekent ook nooit dictators knuffelen en daarmee in de val trappen die de groeiende groep autoritaire leiders juist voor ons opzet. Zij zeggen te staan voor stabiliteit, maar zorgen feitelijk voor de toekomstige instabiliteit door grote groepen in hun samenleving buiten te sluiten of te vervolgen. Al hebben eenvoudige oplossingen voor complexe problemen in deze onzekere tijden een zekere aantrekkingskracht, veel meer dan symptoombestrijding wordt het niet. Dat is ook de reden dat mijn partij in het verkiezingsprogramma voorstelt om te investeren in alle drie de D's van het buitenlandbeleid: diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en defensie. Er zijn er helaas maar weinig in deze Kamer die mij dat na kunnen zeggen.

Uitgaan van de wereld zoals die is, maar je er nooit bij neerleggen. Dat is in essentie wat we van deze minister en van het kabinet vragen, en trouwens ook van een volgend kabinet, maar dat is van later zorg. Deze PvdA-minister heeft in elk geval laten zien dat dat ook zijn inzet is. Hij heeft dat gedaan door klip-en-klaar te stellen dat er geen pauzeknop bestaat voor mensenrechten. Door de bescherming van de burgerbevolking centraal te stellen in de missies die we ondernemen en die ook onderdeel te maken van het toetsingskader. Door het wapenexportbeleid aan te scherpen en moed te tonen in de onderhandelingen over nucleaire ontwapening. Door de weg te openen voor nieuw onderzoek naar de koloniale oorlog in Indonesië en daarmee recht te doen aan deze zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Door stelling te nemen tegen 50 jaar bezetting van de Westbank en erkenning van de Palestijnse staat ten minste in het vooruitzicht te stellen. Door tegen de klippen op een lans te blijven breken voor diplomatie als uitweg voor de Syrische nachtmerrie en zeldzame helden als die van de White Helmets financieel en moreel bij te staan.

Maar kan het nog een tandje scherper? Absoluut! De PvdA-fractie zou Nederland nog vaker als scherpe aanjager van EU-discussies en andere internationale discussies willen zien, bijvoorbeeld ten aanzien van het Russische optreden in Aleppo of vanwege de noodzaak om onze eigen energieafhankelijkheid van Poetins gas drastisch af te bouwen. Ik noem voorts de huidige situatie in Turkije, waar de afgelopen weken opnieuw een grens is overschreden. De arrestatie van collega-volksvertegenwoordigers en van democratisch gekozen burgemeesters vraagt om een heldere reactie van Europa. Daar wordt deze week in het Europees Parlement over gesproken.

We zouden Nederland ook nog meer het voortouw willen zien nemen om in de strijd tegen ISIS niet alleen te focussen op het militaire spoor maar ook veel massiever dan nu het geval is, in te zetten op de wederopbouw van heroverde gebieden in Irak en hopelijk straks in Syrië. Als we dat niet met de grootst mogelijke urgentie doen, creëren we de conflicten van de toekomst en creëren we, ben ik bang, een nieuwe ISIS.

We zouden ook graag zien dat andere kabinetsleden, in het bijzonder de minister-president, over de grens niet alleen redeneren vanuit de waarde van onze exportbelangen maar ook het belang van onze waarden weten te exporteren. Het ging mis bij het biertje met Poetin, het was pijnlijk in zijn Heineken-promopraatje voor de AVVN en het ontbrak in zijn belletje met Trump. Het valt überhaupt op dat de premier zich in normatieve termen zelden uitspreekt over de grote internationale kwesties en dilemma's van deze tijd, met uitzondering wellicht van die ene persconferentie van een paar weken geleden.

Ik heb nog vragen aan de minister over een paar concrete punten. Ik wil beginnen met de steun aan progressieve krachten, met name in de ring rond Europa. Vorig jaar vroeg de Kamer in een motie van PvdA en VVD om de steun voor maatschappelijke organisaties in de landen aan de Europese oost- en zuidgrens fors op te voeren. Wij bekeken aanvankelijk enigszins teleurgesteld de begroting, maar ik heb inmiddels een aanvullende brief gezien — ik geloof dat de heer Ten Broeke die brief nog moet zien — waarin alsnog 4,5 miljoen wordt toegevoegd aan het Nederlandse fonds voor regionale partnerschappen. Dat is zowel het Matra als het programma aan de zuidgrens. Dank daarvoor! Ik heb echter ook begrepen dat het programma uitzending managers (PUM), dat ervaren Nederlandse ondernemers uitzendt om het mkb in diezelfde regio te ondersteunen, niet langer open zou staan voor Oost-Europa, de westelijke Balkan en landen in de MENA-regio. Klopt dat en, zo ja, is de minister bereid dit besluit te heroverwegen? Ook die steun is belangrijk in de ring rond Europa.

Voorts valt op dat na een verhoging in 2016 het bedrag dat nu in de begroting is gereserveerd voor de bevordering van mensenrechten licht terugloopt. Ik heb gezien dat twee collega's een amendement hebben ingediend om dat bedrag substantieel te verhogen. Ik zou het in ieder geval terug willen brengen naar het niveau waarop het het afgelopen jaar lag. Wellicht kunnen we daar samen nog over spreken om te kijken hoe wij daarin samen kunnen optrekken.

Dan iets over onszelf. Wij spraken vorige week tijdens het notaoverleg al over hoe belangrijk het voor je geloofwaardigheid in de wereld is om niet alleen anderen aan te spreken op hun gedrag, maar ook zelf aanspreekbaar te zijn, bijvoorbeeld door het voortouw te nemen bij de ratificatie van mensenrechtenverdragen. Het voornaamste openstaande punt uit de mensenrechtennota van 2013 op dit terrein is de ratificatie van het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, dat voorziet in een individueel klachtrecht. Waarom heeft het kabinet dit protocol nog steeds niet geratificeerd? Wanneer kan de Kamer een voorstel verwachten?

Dan kom ik te spreken over de waarden van cultuur. Daar is vandaag ook al het nodige over gezegd. Het is een onderwerp waar wij als buitenlandwoordvoerders eigenlijk nauwelijks over spreken, maar waarvan sommige partijen lijken te suggereren, volgens mij zelfs suggereren, dat cultuurbeleid louter een nationale aangelegenheid is. Ik deel die mening niet. Kan de minister met ons delen op welke wijze cultuurbeleid wel degelijk een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verschillende aspecten van ons buitenlandbeleid? Ik heb het dan niet alleen over diplomatie, maar ook over heel concrete punten als handel en veiligheid.

Ik rond af. "Als wij effectief willen optreden, dan moeten wij uitgaan van de wereld, zoals die is.", zei Robert Kennedy in 1966 tijdens een speech in Kaapstad; een geweldige speech. Daar liet hij het niet bij in die speech. In de sleutelpassage haalt hij de overtuigingen aan van zijn drie jaar daarvoor vermoorde broer: "Als er één ding is waar president Kennedy voor stond, was het de overtuiging dat idealisme, hoge verwachtingen en diepe overtuigingen niet onverenigbaar zijn met de meest praktische en efficiënte programma's, dat er geen fundamentele tegenstrijdigheid bestaat tussen idealen en realistische mogelijkheden. Het is niet realistisch om problemen op te lossen en actie te ondernemen die niet geleid zijn door morele doelstellingen en waarden, hoewel wij allemaal mensen kennen die beweren dat dat zo is. Naar mijn oordeel is dat ondoordachte dwaasheid, want het gaat voorbij aan de realiteit van het menselijk geloof en van de passie en de overtuiging." Met deze bijna katholieke drieslag zouden liefhebbers van Kennedy en van zijn werk misschien nog eens moeten nadenken over hun visie op het buitenlandbeleid. Ziedaar, een pleidooi voor een door waarden gedreven buitenlandpolitiek die 50 jaar na dato nog niets aan kracht of actualiteit heeft ingeboet. Het is voor dat buitenlandbeleid dat de PvdA de afgelopen vier jaar vanuit de Kamer, maar gelukkig ook vanuit vak-K, met andere partijen en met tal van maatschappelijke organisaties heeft gestreden. Het is voor die waardegedreven buitenlandpolitiek dat wij juist in een tijd van toenemende onzekerheid aan onze buitengrenzen en in onze eigen samenleving zullen moeten blijven strijden.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. "Nederland is vrijwel over alles permanent in paniek." Dat zijn niet mijn woorden. Dat zijn de woorden van Maarten van Rossum. We zagen de afgelopen week ook paniek over de patriottische lente. Daarmee bedoel ik dat steeds meer burgers hun nationale soevereiniteit willen heroveren op bovennationale organisaties, zoals de Europese Unie, en dat burgers politici die hen niet goed vertegenwoordigen kunnen corrigeren met een referendum. Als die woorden van Van Rossum "Nederland is vrijwel over alles permanent in paniek" waar zijn, dan betekent de paniek in de afgelopen weken van de gevestigde politieke en journalistieke orde over die patriottische lente niets nieuws onder de zon; eigenlijk niets bijzonders en ongewoons. Zeker, er zijn in Europa en ook in Nederland grote veranderingen op til. Die zijn moeilijk te verteren voor politici die denken alles beter te weten dan de kiezers. Politici als Frans Timmermans, die onlangs heeft gezegd dat het nu toch echt eens tijd wordt om naar de burgers te gaan luisteren. Maar dat politici zeggen dat zij naar burgers gaan luisteren, betekent niet dat zij het ook gaan doen. Het betekent al helemaal niet dat zij ook gevolg zullen geven aan wat die kiezers willen. Ik wijs op het Oekraïnereferendum. Het betekent vooral niet dat politici die denken alles beter te weten dan de kiezers, afstand doen van hun politiek van niet-levensvatbare idealen, die vooral tot kostbare oorlogen en andere vormen van geldverkwisting leiden. Kiezers die bijvoorbeeld geen EU-leger willen en geen geldverkwisting aan corrupte Afrikaanse landen en andere faalstaten, weten dat zij in het zicht van de verkiezingen belazerd worden door politici die nu ineens melden dat zij naar de burgers gaan luisteren en ook door politici die nu ineens dicht tegen de PVV aanschuren onder het mom van realisme.

Het wordt tijd dat Nederland zich losmaakt van het buitenlands beleid van dwaze linkse hobby's, zoals het subsidiëren van de Palestijnse faalstaat. Op 11 november 2013 heb ik al vragen gesteld over het verdampen van 2 miljard euro aan ontwikkelingshulp aan de Palestijnen en over het subsidiëren van salarissen voor veroordeelde Palestijnse terroristen. Dat leidde tot een twee jaar durend onderzoek door de IOB, waarna de regering zeven maanden nodig had om dat onderzoek af te zegenen in een brief. Maar keiharde conclusies bleven uit. NGO Monitor had slechts twee weken nodig om aan te tonen dat dit hele IOB-onderzoek vooral berustte op zelfevaluatie door de subsidieontvanger en het negeren van belangrijke zaken als het inpikken van hulpgelden door terroristische organisaties en het vieren van pseudo-vredes-ngo's, die vooral campagnes tegen Israël ondersteunen.

Maar het is nog erger. In haar brief schreef de regering dat Nederland geen organisaties financiert die Boycott, Divestment and Sanctions tegen Israël steunen, maar NGO Monitor heeft twee weken nodig gehad om aan te tonen dat het tegendeel het geval is. Bovendien is de regering van mening dat Israël gevoelig is voor druk van een bevriende natie als Nederland. Door de regering gesubsidieerde organisaties snateren dat opgewekt na en rechtvaardigen daarmee hun bestaan. Geen wonder dat zij dan subsidies van de regering ontvangen.

Die eigen staat van Palestijnen op de Westbank en in Gaza is nu precies een van die niet-levensvatbare idealen. De oorzaak daarvan is het gedrag van de Palestijnse leiders zelf. Corruptie, onderdrukking, verheerlijking van terrorisme; dat is hun handelsmerk. Onze regering en de Europese Unie betalen daar nog steeds vrolijk aan mee. Daardoor maakt Nederland het ook nog mogelijk dat de Palestijnse Autoriteit salarissen betaalt aan veroordeelde terroristen en hun familie. 6% van het Palestijnse budget gaat daaraan op. "This pay-to-slay scheme has got to stop." Ik zeg het een Amerikaanse democratische volksvertegenwoordiger na. Wat de PVV betreft worden alle Nederlandse banden met de Palestijnse Autoriteit vandaag nog verbroken en worden alle subsidiekranen naar die autoriteit en de ngo's die haar steunen nog vandaag dichtgedraaid. Ik vraag de regering, dat zo snel mogelijk te doen. En veeg die schandvlek uit 1974 nu eens uit toen Nederland werd gedwongen zijn ambassade uit Jeruzalem weg te halen. De ambassade hoort in de hoofdstad van het land Israël: Jeruzalem dus.

De heer Ten Broeke (VVD):

Is het de heer De Roon bekend dat zijn verzoek om per direct alle vormen van subsidie voor de Palestijnse Autoriteit te stoppen waarschijnlijk op het allergrootste verzet zal kunnen rekenen van Israël, de Israëlische regering en zeker ook van alle partijen daar ter rechterzijde die over het algemeen op de sympathie van de PVV kunnen rekenen?

De heer De Roon (PVV):

Wat anderen ervan vinden, daar heb ik geen boodschap aan. Onze fractie vindt dat die Palestijnen dat geld niet verdienen en dat zij het niet moeten krijgen. Wij vinden dat wij dat onzinnige Palestijnse project niet met een subsidie in leven moeten houden en dat wij daar gewoon mee moeten stoppen. Wat anderen daarvan vinden, doet voor mij niet ter zake.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mijn waardering voor de soevereine opstelling van de PVV op dat vlak. Dat zullen we voor de toekomst onthouden, maar ik zeg daar wel het volgende bij. De pogingen van de internationale gemeenschap om de Palestijnse Autoriteit in de benen te houden, worden niet alleen door onszelf gesteund, maar ook heel erg aangemoedigd door Israël, juist om de reden dat dit in Israëls directe, eigen veiligheidsbelang is. De legitimiteit van de staat Israël, het overeind blijven van de staat Israël is een-op-een afhankelijk van de medewerking en het functioneren van de Palestijnse Autoriteit. Dat zeg ik niet alleen, dat zeggen de Israëli's zelf ook, en dat is toch iets wat de PVV volgens mij wel heel erg aan het hart gaat. Als u deze redenering wel serieus neemt en omarmt, mijnheer De Roon — en daartoe hoeft u niet op de bagagedrager van Netanyahu of iemand anders te springen — kan ik uw pleidooi om direct te stoppen met steun aan de Palestijnse Autoriteit voor die achtergrond absoluut niet plaatsen.

De heer De Roon (PVV):

Het blijven financieren van die Palestijnse Autoriteit, van die Palestijnse staat en van al het terrorisme dat daarvan uitgaat, is het in leven houden van een embryo door middel van het beademingsapparaat. Dat kun je nog twintig jaar doen, maar het zal tot niets leiden. Je moet ermee stoppen en wel nu. Dat zal tot problemen leiden, dat realiseer ik mij maar al te goed, maar die problemen zullen worden opgelost.

Ik ga nog wat woorden wijden aan Turkije, want dat land gaat steeds meer de kant op van een islamitische dictatuur. Sinds de mislukte staatsgreep van juli zijn meer dan 550 instellingen, kranten en persbureaus gesloten; meer dan 130.000 mensen, onder wie ambtenaren, militairen en politiemensen, zijn weggezuiverd en meer dan 36.000 zijn er vastgezet. Er zitten parlementariërs, wetenschappers, kunstenaars, schrijvers en honderden journalisten in Turkse gevangenissen en er zijn duizenden rechters en openbaar aanklagers uit hun ambt gezet. "De rechterlijke macht is gewoon ontmanteld", sprak de deken van de Turkse balie nog vorige week, toen hij hier in ons land op bezoek was. "De zuivering in Turkije doet denken aan nazimethoden", zei de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken, Asselborn, begin deze maand, en hij heeft gewoon gelijk. Die hele cultuur van Turkije verdraagt zich gewoonweg niet met een democratie en een rechtsstaat.

Turkije is een bondgenoot waar de VVD ons aan heeft uitgeleverd door dat chantagevluchtelingenverdrag goed te keuren. Dat is een heel betreurenswaardige zaak en we zien nu de gevolgen. Het is een bondgenoot waar de PVV van af wil. Turkije mag onder geen enkele voorwaarde lid worden van de Europese Unie. Zelfs het Europees Parlement heeft gezegd: stop nou met de onderhandelingen over die toetreding, maar de Europese Unie, uitgeleverd als zij is door dat verdomde verdrag, gaat gewoon door en wil gewoon doorgaan. Wat er in Turkije gebeurt, doet er kennelijk niet toe. Je vraagt je af hoeveel journalisten en parlementsleden Erdogan nog moet arresteren en hoeveel ambtenaren en onderwijzers er nog ontslagen moeten worden, voordat er een ander standpunt komt. De komende jaren wordt er weer 4,5 miljard euro belastinggeld in ontwikkelingshulp aan Turkije gestoken, als het aan de Europese Unie ligt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Afgelopen weekend waren de heer De Roon, ikzelf en een aantal collega's in Istanbul om daar aanwezig te zijn bij de NAVO-Assemblee. Daar heb ik mij namens de Nederlandse delegatie uitgesproken tegen de zuiveringen die de Turkse regering heeft uitgevoerd. Daar heb ik mij uitgesproken voor de journalisten die nu in groteren getale dan in China zijn vastgezet. Daar heb ik mij ook heel duidelijk namens de Nederlandse delegatie uitgesproken over de tien Koerdische parlementsleden die zijn vastgezet, maar dat ontslaat ons niet van de verplichting om tegelijkertijd te kijken naar wat je het meest effectief kunt doen om vluchtelingen regionaal op te vangen, bijvoorbeeld in Turkije. Dan moet mij opnieuw van het hart dat ik één, de heer De Roon geen afstand heb horen nemen van wat ik daar heb gezegd en twee, dat hij ook niet kan aangeven wat dan zijn oplossing is om vluchtelingen buiten Europa te houden, als hij dat al met mij zou wensen te doen. De huidige deal is in ieder geval spectaculair succesvol, dat heb ik in mijn eerste termijn met cijfers en percentages kunnen aantonen. Bij de heer De Roon heb ik niets anders gehoord dan demagogie.

De heer De Roon (PVV):

Dat waren weer heel mooie woorden van de heer Ten Broeke, maar daden —het weerspreken, weerleggen en in gaan tegen wat Erdogan allemaal uitvreet in dat land — zijn er niet van de VVD en van de heer Ten Broeke. Het enige dat de PVV interesseert, is voorkomen dat mensen die niet in Nederland thuishoren hier binnenkomen. Op dat punt heeft de VVD jammerlijk gefaald. De VVD heeft jammerlijk een verdrag gesloten waarmee ze zich heeft uitgeleverd aan chantagemogelijkheden door Erdogan. Wat gaat de VVD immers doen als Erdogan de vluchtelingenkraan gewoonweg weer opendraait? Daar heeft de VVD geen antwoord op. Daarmee is de VVD dus chantabel geworden. Ze heeft vuile handen gemaakt en in wezen niks opgelost.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):

Natuurlijk hebben we vuile handen gemaakt. Dat doe je altijd als je een deal sluit met een ander. Dan hang je namelijk voor die deal. Dat geldt ook voor de wederpartij. Het contract kan elk moment worden opengebroken door een van beide partijen. Maar we hebben allemaal kunnen constateren dat Erdogan zich voorlopig aan die deal houdt, hoewel we weten dat hij niet zo voor die deal is; hij heeft er zelfs een premier om ontslagen. Dat hij zich aan de deal houdt, zeg ik tegen de heer De Roon, leidt ertoe dat in Nederland burgemeesters azc's en noodopvangen hebben kunnen sluiten. Wij hebben effectief iets gedaan aan de enorme toestroom van vluchtelingen. De heer De Roon heeft helemaal niets gedaan anders dan hier een beetje staan brullen achter het katheder. Hij heeft geen enkele oplossing en hij verwijt nu degenen die spectaculaire resultaten behalen dat zij de verkeerde houding hebben aangenomen. Mijnheer De Roon, uw partij zit er grandioos naast. En bovendien: als u zich dan zulke zorgen zou hebben gemaakt over de situatie in Turkije, dan had u zich afgelopen weekend ook wel wat beter kunnen uiten in de NAVO-Assemblee. Ik was namelijk de enige die zich daartegen uitsprak. Ik hoop dat dat ook nog steeds namens u was.

De heer De Roon (PVV):

Onomstotelijk staat vast dat de VVD medeverantwoordelijk is voor de aanwezigheid van ongeveer 100.000 mensen die geen enkel recht hebben om hier te verblijven. Die zijn in ons land gekomen dankzij het falen van de VVD. Het tweede dat de VVD heeft gerealiseerd, is dat ze zich chantabel heeft gemaakt door dat verdrag. Dat is falen. Het enige dat werkelijk zou hebben geholpen, is het dichtdoen van de Nederlandse grenzen. Dat is iets wat de VVD uit een idealistisch oogpunt gewoon niet wil.

De heer Erdogan heeft gezegd dat hij zijn ogen naar het oosten gaat richten, naar de Shanghai Cooperation Organisation. Ik moet zeggen: hij heeft gewoon gelijk. Erdogan heeft daarmee gewoon gelijk! Hij moet die kant op kijken, want dat is het volk waar hij bij hoort: Poetin, de leiders van China, Kirgizië en dat soort landen. Daar hoort hij bij. Hij hoort niet bij Europa, hij hoort niet bij de NAVO. De PVV wil dat de onderhandelingen met Turkije over toetreding tot Europa worden gestopt. De PVV heeft ook geen behoefte aan Turkije als NAVO-bondgenoot.

De heer Knops (CDA):

Dat is stoere taal van de PVV. Dat mag. Het debat in de Tweede Kamer is ervoor om die opvattingen te delen. Ik vraag de heer De Roon wat hij vond van de speech van president Erdogan afgelopen weekend.

De heer De Roon (PVV):

Dat vond ik een waardeloze speech, want daarin vroeg hij aan de NAVO-bondgenoten — tot mijn spijt zijn we nog steeds zijn NAVO-bondgenoot — om hem te helpen in de strijd tegen de PKK. Nou, de PVV zegt daar heel duidelijk op: dat gaan we niet doen. Hij heeft zijn problemen met de PKK aan zichzelf te wijten. Hij heeft die zelf veroorzaakt. Hij is zelf Irak binnengevallen om ook daar de PKK aan te vallen. Hij is zelf Syrië binnengevallen om daar de PKK aan te vallen. Overal wil hij de Turks-Ottomaanse macht uitbreiden. Hij heeft die hele rotzooi aan zichzelf te wijten. Dan zouden we toch knettergek zijn als we nu als NAVO-bondgenoot zeggen: hij heeft last van de PKK dus we moeten hem helpen? Geen sprake van!

De heer Knops (CDA):

Dat is een antwoord, maar niet het antwoord op mijn vraag. Dat kan de heer De Roon ook niet geven, want de heer De Roon was nergens bij aanwezig afgelopen weekend. Hij is op kosten van de Nederlandse belastingbetaler naar Turkije gegaan. Hij heeft daar geen enkele bijeenkomst bijgewoond, niet met de HDP-afgevaardigden, niet met de AKP en niet de speeches in de Assemblee. De heer De Roon zit dus gewoon uit zijn nek te kletsen, het spijt me dat ik het zeg. Hij was namelijk nergens aanwezig.

De heer De Roon (PVV):

Ik denk dat de heer Knops zich vergist. Ik heb die toespraken uitstekend kunnen volgen, ook al heeft hij mij niet gezien. Ik heb daarvan gezegd wat ik ervan te zeggen heb. Dat ik niet bij bijeenkomsten met politici van Koerdische snit ben geweest, heeft alles te maken met het feit dat, hoewel we Erdogan totaal niet steunen, wij met die Koerden ook niets hebben. Ik heb daar niets mee te bespreken.

De heer Knops (CDA):

Wij zijn er allemaal naartoe gegaan, betaald van Nederlands belastinggeld, omdat wij daar in die Assemblee goede dingen kunnen doen. Een aantal andere leden is daar ook geweest. Ik doe het niet graag, maar als de heer De Roon zulke grote woorden gebruikt, merk ik op dat hij nergens bij aanwezig is geweest. Ik weet niet wat hij wel gedaan heeft, dat kan hijzelf wel uitleggen, maar hij is nergens geweest: hij is er naar toe gevlogen, hij is teruggevlogen, wat volgens mij niet de manier is waarop we de interparlementaire contacten onderhouden. Daar gaan we het debat aan met voor- en tegenstanders. De heer Ten Broeke heeft daarover in de Assemblee een uitvoerige verklaring afgelegd. Ik constateer dat de heer De Roon zich daarvan helemaal afzijdig heeft gehouden.

De heer De Roon (PVV):

Dat is toch echt onzin, want ik heb nota bene de speech van de heer Knops tijdens een van die bijeenkomsten zelf bijgewoond. Hij heeft dat misschien niet gezien, dat zou kunnen, maar ik was er wel bij. Daar ga ik verder niet op door.

De voorzitter:

Er mag iets worden rechtgezet als het niet waar is, maar verder wil ik deze discussie afronden.

De heer Sjoerdsma (D66):

De heer De Roon sprak net over chantage. Ik neem aan dat hij daarmee bedoelt dat je je overlevert aan iemand, waardoor je je eigen zeggenschap kwijt raakt. Je hebt dan geen invloed meer op je eigen standpunt, omdat je afhankelijk bent van die persoon om bepaalde problemen op te lossen.

De heer De Roon (PVV):

Dat is precies wat de VVD gedaan heeft, dat klopt.

De heer Sjoerdsma (D66):

Een tussenvraag: dat is ook wat u bedoelt met chantage?

De heer De Roon (PVV):

Dat is precies wat de VVD gedaan heeft, is mijn antwoord.

De heer Sjoerdsma (D66):

Even los van wat ik van de Turkije-deal vind, zou je ook kunnen betogen dat de PVV zich laat chanteren. De PVV wordt namelijk gefinancierd door David Horowitz, een antimoslimman, iemand die zeer sterk voor Israël opkomt. Overigens een oud-marxist. Dat past niet helemaal bij uw partij, maar goed, u gaat met de raarste partijen in zee. Bent u dan ook niet chantabel? Levert u zich dan zelf ook niet uit aan precies diezelfde chantage? Hebt u eigenlijk wel zeggenschap over uw eigen standpunten, als u een ton per jaar van deze man en zijn centrum krijgt?

De heer De Roon (PVV):

Wat een baarlijke nonsens is dit allemaal. De PVV-fractie wordt door niemand gefinancierd, en ik zeker niet. Er is dus van chantagemogelijkheden geen sprake.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Baarlijke nonsens? De partijfinanciën zijn wel openbaar. Dat is in Nederland een groot goed. Als je dan naar de giften kijkt die de verschillende politieke partijen ontvangen, dan zie je bij de SP dat de bestuurders van alles afdragen. Daar kun je ook iets van vinden, dat is natuurlijk halve belastingontduiking, maar je weet in ieder geval waar het geld vandaan komt. Maar in uw geval staat er bij de PVV €100.000 van het Horowitz Center. Dan kunt u zeggen dat dat niet waar is, maar het staat er gewoon, dus is het waar. Uw partij heeft dat zelf aangegeven. Daarom opnieuw de vraag: bent u niet gewoon net zo chantabel als u de VVD verwijt?

De heer De Roon (PVV):

Nee, geen sprake van, want de PVV-fractie wordt niet gesubsidieerd, door wie dan ook, ook niet door mijnheer Horowitz. De PVV-fractie drijft uitsluitend op de gelden die zij krijgt van de organisatie van de Tweede Kamer.

De voorzitter:

Ik denk dat de heer Van Bommel iets recht wil zetten.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Sjoerdsma, gewaardeerd collega van Democraten 66 — dat hij nog veel begrotingen mag meemaken — beschuldigt mij hier van halve belastingontduiking en nu zelfs buiten de microfoon van hele belastingontduiking. Ik wens dat op te vatten als een persoonlijk feit, zodat dat niet in de Handelingen wordt opgenomen. Want elkaar hier tussen neus en lippen door strafbare feiten verwijten, is naar mijn opvatting niet de wijze waarop we hier debatteren.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. Ik vraag de heer De Roon om te gaan afronden.

De heer De Roon (PVV):

In het algemeen over de islamitische wereld: het is er een puinhoop, en het opruimen van die puinhoop in de Arabische wereld, van Mali tot Jemen en Afghanistan — dat is dan iets meer dan de Arabische wereld — behoort in ieder geval niet tot de taken van Nederland. We moeten stoppen met zinloze missies, het is de taak van de Nederlandse regering, te verhinderen dat de rotzooi daar bij ons gevolgen zal hebben. Daar heeft de PVV heel goede voorstellen voor gedaan. Tot slot het volgende. Radio Wereldomroep kreeg geen subsidie meer van de regering, althans die loopt dit jaar af, maar tot onze stomme verbazing kregen ze nu toch weer subsidie uit het Mensenrechtenfonds vanwege de bevordering van het vrije woord. Radio Wereldomroep noemt zichzelf een organisatie voor social chance, maar uit hun mediaberichten blijkt dat het een islamlievende en linkse organisatie is. Van bevordering van het vrije woord door de Wereldomroep heb ik nog nooit iets gemerkt. Ik vraag de regering dan ook om die subsidie gewoon te stoppen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. De wereld was nog nooit zo welvarend en ontwikkeld als nu. Extreme armoede en honger worden langzaam teruggedrongen en we worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. Deze vooruitgang kwam niet vanzelf, die is te danken aan vergaande samenwerking, vrijhandel en wetenschappelijke vooruitgang. Maar, zoals voorgaande sprekers ook zeiden, deze vooruitgang staat onder heel grote druk. Wereldwijd is de vrijheid op haar retour. Een verscheurd Midden-Oosten, dreigingen van Islamitische Staat, een vluchtelingencrisis, de Europese Unie onder druk en er dreigt een klimaatramp.

Bovendien is er in de Verenigde Staten een president gekozen die de fundamenten betwist waarop deze samenwerking, vrijhandel en vooruitgang berusten. Trump trekt het Atlantische bondgenootschap in twijfel, wil af van het Klimaatakkoord, wil het liefst het nucleaire akkoord met Iran verscheuren en wil stoppen met vrijhandelsverdragen, terwijl hij aanschurkt tegen Rusland. Als deze man echt zegt wat hij doet en doet wat hij zegt, dan heeft dat grote gevolgen voor de wereldorde. Bij deze ontwikkelingen kunnen wij ons niet neerleggen. Wij moeten niet stil blijven staan, maar vooruit blijven kijken, juist nu.

Vooruitkijken betekent ook realistisch kijken naar de uitdagingen die voor je liggen. Ik vind dat het trackrecord van dit kabinet en ook van bepaalde politieke partijen in deze Kamer op dat vlak niet heel erg indrukwekkend. Onder het mom van realpolitik, waar nu mee wordt gekoketteerd, worden dubieuze deals gesloten over vluchtelingen, bijvoorbeeld met Turkije, waardoor Erdogan de macht steviger in handen heeft dan ooit. Op migratiegebied werkt de Europese Unie nu samen met de Sudanese president, Al-Bashir. En Nederland vindt dat goed. Ook verzet het kabinet zich tegen een volledig wapenembargo op Saudi-Arabië, terwijl Saudi-Arabië oorlogsmisdaden begaat in Jemen en kritische geluiden monddood maakt, soms zelfs letterlijk.

Dan heb ik het er nog niet over hoe er achter de feiten aan wordt gelopen wat betreft het Rusland van Poetin. Begin 2014 liet de premier de koning proosten met Poetin en nog geen drie weken later annexeerde Poetin de Krim. Of neem het associatieakkoord met Oekraïne. Dat was eerst een simpel handelsverdragje, waar geen campagne voor hoefde te worden gevoerd. Maar na de nee-stem begint de premier dan nu toch eindelijk de ja-campagne, want dat verdragje blijkt geopolitiek van gigantisch belang. Of neem het afwimpelen van extra sancties op Rusland, terwijl dat land ziekenhuizen en hulpkonvooien in Syrië bombardeert.

Er is genoeg twijfelachtige samenwerking met dubieuze figuren, maar ondertussen, als een van onze belangrijkste bondgenoten, de Verenigde Staten, bij ons aanklopt en vraagt om hulp bij de sluiting van Guantanamo Bay, dan geven wij niet thuis. Onder het mom van realpolitik lijkt dit kabinet, onder leiding van Rutte, van mening dat Nederland bescheidenheid en terughoudendheid past, dat het niet in ons belang is en misschien zelfs belerend of brutaal, om op te komen voor onze eigen waarden. Maar met zulk kortetermijnopportunisme wordt alleen tijdelijke stabiliteit en schijnveiligheid gekocht, terwijl de basis voor langetermijnstabiliteit wordt uitgehold.

Bovendien, als we landen die clustermunitie inzetten of leiders die mensenrechtenverdedigers of journalisten of de democratie om zeep helpen niet proberen te bewegen hun gedrag te veranderen, wat zijn onze principes dan nog waard? Hoe serieus nemen wij onze waarden dan nog? En, nog veel belangrijker: welke prikkel is er dan voor deze landen om hun gedrag aan te passen? Dat is ook de reden dat wij moeten investeren in onze diplomatieke dienst, in ontwikkelingssamenwerking en in defensie. Dat is ook de reden dat wij Europees eindelijk moeten komen tot een serieus energiebeleid, tot een serieus veiligheidsbeleid en tot een serieus asielbeleid. Ik hoor graag een reactie van de minister.

Ik dacht even dat ik de zeer gewaardeerde collega Van Bommel naar voren zag komen om te interrumperen, maar ik houd zijn interruptie nog tegoed.

Voorzitter. Ik zei het al, een van de grootste bedreigingen op dit moment vinden we aan de oostzijde van de Europese Unie: Rusland. Poetin is erop uit de Europese Unie te verzwakken en uit elkaar te spelen. Daarbij wordt geen enkel middel geschuwd. Militaire intimidatie in het luchtruim en op zee. Beïnvloeding van verkiezingen, offline en online, zoals we zagen tijdens de verkiezingscampagne in de Verenigde Staten, bijvoorbeeld met het lekken van WikiLeaks. Rusland kon nota bene al voor de officiële aankondiging van WikiLeaks vertellen wat WikiLeaks zou gaan aankondigen. Het Kremlin gaf nota bene toe in contact te hebben gestaan met het campagneteam van Trump. Merkel vreest nu dat zulke Russische beïnvloeding ook tijdens de verkiezingen in Duitsland zal plaatsvinden. De CIA onderzocht al de rol van Rusland tijdens het Oekraïnereferendum. Weet de minister wat dit onderzoek heeft opgeleverd? Financieel steunt Rusland politieke partijen en bewegingen die zich tegen de Europese Unie keren, zoals het Franse Front National van Marine Le Pen. Ook zouden Russische nationalisten een aanslag hebben beraamd tegen de Macedonische premier. Ik vind het van cruciaal belang dat wij ons hiertegen beter bewapenen. Heeft de minister er kennis van of heeft hij signalen dat vanuit Rusland wordt geprobeerd om politieke partijen, bewegingen of organisaties gelieerd aan politieke partijen te beïnvloeden? Ik wil graag dat de minister serieus onderzoekt of Russische financieringsstromen naar Nederlandse organisaties gelieerd aan politieke partijen of maatschappelijke instellingen aan banden gelegd kunnen worden, zolang er sancties tegen Rusland zijn. Is hij bereid om dat te onderzoeken?

Ik kom nu op het punt van de mensenrechten. Collega Van Bommel en collega Servaes noemden het ook al. De minister schrijft dat hij dit jaar extra inzet op meer geld voor mensenrechten naar aanleiding van de motie van collega Servaes en mijzelf, maar dat extra geld is natuurlijk een verschuiving van de middelen en komt uit hetzelfde artikel van de begroting. Is dat eigenlijk niet misleidend? Is dat wel extra geld voor mensenrechten, of is dat eerder een ander stempeltje erop? Sterker nog, in plaats van extra geld moet Buitenlandse Zaken op dit moment 6 miljoen bezuinigen, onder andere op mensenrechten. Waar bezuinigt de minister op? Welke programma's of activiteiten worden er geschrapt? Om deze trend te stuiten heeft mijn fractie samen met de SP-fractie een amendement ingediend. Als je constateert dat wereldwijd de mensenrechten enorm achteruitgaan, dan moet je ook alles op alles zetten om die achteruitgang te stoppen en tegen te gaan. Daarom stellen wij een forse verhoging van het Mensenrechtenfonds voor met 10 miljoen euro. Wij denken met name aan prioritering op het gebied van persvrijheid. Ik verneem graag een reactie van de minister.

Over het Midden-Oosten is al veel gezegd door verschillende collega's. Omwille van de tijd wil ik me aansluiten bij een aantal van hen. Ik begin bij Syrië. In Aleppo, zo zei een van de laatste overgebleven doktoren, lijkt zich een horrorfilm af te spelen, een horrorfilm helaas zonder einde. Daar zijn meer belegerde mensen dan ooit. Nog steeds wordt daar gifgas ingezet. Het is een uitzondering in deze begrotingsbehandeling, maar ik zeg het collega Ten Broeke graag na: laten we kijken of we ervoor kunnen zorgen dat die P5 hun veto in de Veiligheidsraad kunnen opgeven als het om dit soort zaken gaat. Ik vind dat een verstandig initiatief en een goed voorstel.

Ten aanzien van Irak sluit ik me graag aan bij de vragen van collega Van Bommel over het wegnemen van de oorzaak van de etnische conflicten ter plekke. Over de vrouwenorganisaties en Karaman heeft collega Knops uitgebreid gesproken. Ik sluit me graag bij hem aan. Die vrouwenorganisaties verzetten moedig werk, maar tegelijkertijd moeten ze op de rand van faillissement functioneren.

Dan ga ik in op Israël en Palestina, ook in het Midden-Oosten. Ik zou zeggen: we zullen moeten zien hoe de verkiezing van Trump uitpakt voor sommige dingen, maar voor Israël en Palestina vind ik het moeilijk om optimistisch te zijn. Frankrijk lijkt het initiatief voor een vredesconferentie te willen intrekken, de Verenigde Staten gaan misschien de ambassade naar Jeruzalem verhuizen en de kans op reële vrede lijkt bijna verkeken. In dat opzicht zou ik zeggen: redden wat er te redden valt. Eerder zei de minister dat hij erkenning van Palestina zou willen overwegen op een strategisch moment. Er komt waarschijnlijk geen strategischer moment meer dan nu. Nu zouden Nederland en Europa het signaal moeten afgegeven: onderhandelingen zijn harder nodig dan ooit en om zeker te stellen dat onderhandelingen gelijkwaardig kunnen plaatsvinden, erkennen we Palestina. Ik krijg daar graag een reactie op van de minister.

Het is een kerntaak van Buitenlandse Zaken om ervoor te zorgen dat Nederlanders die in het buitenland wonen goed bediend worden, op een positieve manier, maar ook als er een keer dingen fout gaan. Bijna een miljoen Nederlanders wonen, werken of studeren in het buitenland, maar dat is een ondergeschoven kindje. Er zou meer aandacht moeten zijn voor hun belangen en voor hun betrokkenheid bij Nederland; wat mij betreft is dat de kerntaak van de Nederlandse diplomatie. De dienstverlening door posten in het buitenland en online moet sneller en toegankelijker. Dat geldt bijvoorbeeld bij de aanvraag van een paspoort of een DigiD of bij de deelname aan verkiezingen door deze Nederlanders. Ook moeten additionele capaciteit en expertise kunnen worden vrijgemaakt om maatwerk te kunnen leveren als het bijvoorbeeld gaat om langdurige dienstverlening in complexe zaken. De zaak van Romano van der Dussen werd in dat kader net al genoemd, maar je kunt ook denken aan meer recente zaken zoals die van Singh in Californië of die van Peter de Bruijn in India. De minister bezuinigde echter op deze dienstverlening. Ook dit jaar wordt er weer gesneden in de consulaire dienstverlening. Waarom is dat? Waar bezuinigt de minister eigenlijk precies op?

D66 wil deze bezuiniging terugdraaien en hierin investeren. Ik heb daarom een amendement op de begroting ingediend om ervoor te zorgen dat het budget voor deze consulaire dienstverlening — dat is de dienstverlening voor Nederlanders in het buitenland, waaronder die aan mensen die echt in de penarie zitten en die ingewikkelde problemen hebben — voor volgend jaar wordt verhoogd met 2,5 miljoen structureel. Daarmee worden Nederlanders in het buitenland bediend en worden onze diplomatieke posten versterkt. Dit amendement wordt op moment gesteund door een mooi aantal partijen: de VVD, de SP en het CDA.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb het amendement al even gezien. Volgens mij ziet het er heel goed uit, als de dekking ook klopt, maar ik heb geen reden om aan te nemen dat dat niet het geval is. Er hoort wat mij betreft wel iets bij, zoals de heer Sjoerdsma ook weet, namelijk het idee om die forced marriage unit ook onder onze consulaire inspanningen te brengen, omdat een heel concrete invulling is van wat de heer Sjoerdsma net de kern van ons buitenlandbeleid noemde: het opkomen voor Nederlandse burgers. Dat geldt dus ook voor Nederlandse meisjes en jonge vrouwen die tegen hun wil worden uitgehuwelijkt. In Groot-Brittannië en in Noorwegen worden met behulp van deze aanpak enorm goede resultaten geboekt om die meisjes en vrouwen terug te halen. De heer Sjoerdsma noemde net mijn steun voor zijn consulaire inzet. Het zou mooi zijn als hij zich hier ook voor kon uitspreken.

De heer Sjoerdsma (D66):

Op dit punt, en misschien alleen op dit punt, had collega Ten Broeke mijn tekstschrijver kunnen zijn, want dat is precies waar mijn volgende blokje over gaat. Ik had willen zeggen dat ik het voorstel van collega Ten Broeke uitermate sympathiek vind en dat het van groot belang is om nog meer te doen om dit soort misstanden, dit soort gedwongen huwelijken, aan te pakken. De heer Ten Broeke noemde de aanpak van Groot-Brittannië en Noorwegen als voorbeeld; ik kan mij daar alleen maar bij aansluiten.

De heer Ten Broeke (VVD):

Toen ik de eerste termijn van de heer Servaes hoorde, dacht ik dat ik zijn tekstschrijver was. Daarin kwamen allerlei mooie dingen voorbij. Ik ben van harte bereid om in het vervolg wat tekstsuggesties voor de heer Sjoerdsma aan te leveren, zeker nu hij zo graag brede steun voor dat amendement wil krijgen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Mijn collega Stijn van Hooff zal u dankbaar zijn.

De heer Servaes (PvdA):

Wat een warme woorden. Ik krijg het er zelf helemaal warm van. Ik heb een vrij droge, financiële vraag eigenlijk. Voor de rest voel ik ook heel veel warmte hoor; daar gaat het niet om. Ik heb het amendement ook al even mogen inzien. Collega Sjoerdsma zegt dat daar gewoon een goede dekking voor is, maar ik ben een beetje in verwarring, want er wordt gesuggereerd — ik heb begrepen dat dit amendement nog niet publiek is — om dit te dekken door vooral kosten te besparen door vakattachés op posten onder het BZ-regime te plaatsen. Ik ben op zichzelf heel erg voor deze maatregel vanuit de gedachte "gelijke monniken, gelijke kappen", maar er wordt vervolgens voorgesteld om dat bij Voorjaarsnota te regelen. Nu ben ik even in verwarring, want ofwel, we hebben een amendement waarmee we binnen de BZ-begroting geld bij de ene post weghalen en bij de andere post neerzetten, ofwel, we dienen een motie in om te bekijken of er bij Voorjaarsnota nog wat geregeld kan worden. Hoe moet ik dit nu lezen? Welke kant gaan we op?

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat lijkt mij een terechte vraag. Ik zeg eerst iets over de achtergrond van de dekking en ik zal ook iets meer verduidelijking geven. De 4 miljoen die gedeeltelijk aan de hand van mijn amendement en gedeeltelijk aan de hand van het amendement van collega Ten Broeke zal worden ingezet, komt uit het aftoppen van vergoedingen van vakattachés naar het niveau dat BZ-diplomaten in het buitenland krijgen. Dat vind ik eigenlijk een heel elegante oplossing. Met andere woorden: vakattachés krijgen structureel meer vergoedingen dan hun BZ-collega's, aanzienlijk meer, want het gaat om 4 miljoen euro per jaar. Dat lijkt mij ongewenst, want volgens mij geldt "één Rijk, één regeling". Dat moet je dus gewoon gelijktrekken naar het niveau voor de meeste mensen. Dat levert 4 miljoen euro op. Collega Servaes vraagt terecht hoe dit precies zit. Ik refereer inderdaad aan de Voorjaarsnota, maar dit heeft te maken met het feit dat ambtenaren van het ministerie van Financiën deze optie hebben aangedragen op een mogelijke menukeuzekaart voor een toekomstige formatie. Zij hebben niet geleverd — daar heb ik ook geen inzage in — hoeveel precies bij welk ministerie zit. Ik had het liefst een stuk of zeven amendementen gemaakt om elk deel van die 4 miljoen bij elk ministerie netjes naar Buitenlandse Zaken te halen. Omdat ik daar zelf geen inzage in heb en omdat deze minister en het ministerie van Financiën daar inzage in moeten geven, kan ik dat pas in de Voorjaarsnota daadwerkelijk goed regelen, tenzij deze minister dit zo'n goed idee vindt dat hij dit zelf gaat regelen met zijn collega Dijsselbloem. Dat scheelt mij weer tijd.

De heer Servaes (PvdA):

Dank voor de uitgebreide toelichting, maar die bevestigt eerlijk gezegd een beetje mijn vrees. Er liggen drie sympathieke gedachten op tafel. Ik kan mij herinneren dat ook de Kamervoorzitter er in het verleden voor heeft gepleit om iets te doen tegen het uithuwelijken van jonge meisjes, toen zij nog "gewoon" Kamerlid was. Er is ook de gedachte dat we "één Rijk, één regeling" moeten hebben. Ook dat vind ik een goede gedachte. Er ligt ook een voorstel om onze consulaire dienstverlening naar een nog hoger niveau te tillen. Alle drie die voorstellen vind ik hartstikke goed, maar voordat we de tweede termijn ingaan, raad ik wel aan dat wij ons ervan vergewissen dat die drie goede bedoelingen een reële en bij deze begroting te organiseren dekking hebben. Ik kan er immers wel sympathie voor hebben, maar ik ken mijn financieel woordvoerder in de PvdA-fractie; die houdt minder van sympathieke bedoelingen en meer van fatsoenlijke financiering.

De voorzitter:

Daar wilt u geen ruzie mee.

De heer Sjoerdsma (D66):

Daar maak ik me dan weer helemaal geen zorgen over, want terwijl de financieel woordvoerder van de PvdA wellicht enige strengheid vertoont, is die van ons vermaard om zijn strengheid. Ik zou hier niet kunnen staan zonder een degelijke dekking. Ik zie collega Koolmees ook niet in de coulissen staan om mij terug te fluiten. Ik zou collega Servaes ook willen meegeven dat deze optie door de rekenmeesters van Financiën expliciet naar voren is geschoven als een haalbare kaart bij komende formatieonderhandelingen. Daarmee is het een deugdelijke dekking. Ik snap dat de heer Servaes mij kwalijk neemt dat ik niet tien amendementen heb bedacht en niet per ministerie precies heb kunnen achterhalen om hoeveel geld het gaat, maar dat is voor mij als Kamerlid niet doenbaar. Vandaar dat ik op deze manier heb geprobeerd om dit toch elegant en inzichtelijk op te lossen.

De heer Ten Broeke (VVD):

We maken niet zo heel vaak mee dat je eigenlijk al tijdens de eerste termijn van de begrotingshandeling direct probeert om zaken te doen. Dit moet uiteindelijk na het debat het liefst tot resultaten leiden. Aansluitend op wat de heer Sjoerdsma zojuist zei en ook omdat ik de overwegingen van Servaes best wel serieus neem — ook ik heb een heel strenge woordvoerder Financiën — pleit ik er dus voor om in ieder geval even de tijd en de ruimte te nemen om dit goed te bekijken. De dekking lijkt mij zeer degelijk en ook deugdelijk. Ik heb nog wel een alternatieve dekking achter de hand, maar daar is niet iedereen even enthousiast over. Laten we daar in het debat dus in ieder geval wel even de tijd voor krijgen. Dat zeg ik ook tegen u, voorzitter. Ik weet dat u sympathiek staat ten opzichte van een deel van die voorstellen.

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Als je zelfs de sympathie van de voorzitter geniet, gaat het wel goed.

Ik was gebleven bij de Nederlanders in het buitenland. Ik had het in algemene zin over de consulaire dienstverlening, maar ik wil ook ingaan op een aantal specifieke casussen. Dat debat wordt helaas steeds maar niet ingepland. We hebben in het verleden de casus van Romano van der Dussen gehad, die nu gelukkig vrij is, na een hels avontuur in Spanje. In Thailand zit een Nederlandse koffieshophouder, de heer Van Laarhoven, die is veroordeeld tot 103 jaar cel voor een misdrijf dat in Thailand strafbaar is, maar dat in Nederland zeker niet strafbaar is. Hij is daar veroordeeld doordat uit Nederland het verzoek is gedaan om een strafrechtelijk onderzoek tegen hem te beginnen in Thailand. Mij bekruipt toch het gevoel dat hier onrecht wordt gedaan. Heeft de minister alles wat in zijn diplomatieke macht ligt, gedaan om deze man een kans te geven op een eerlijk proces in Thailand? Zal hij er alles aan doen — zeker in het kader van een gelopen strafrechtelijk onderzoek in Nederland — om de heer Van Laarhoven in Nederland en in een Nederlandse cel de uitspraak te laten afwachten?

Dan de casus Peter de Bruijn, iemand die nu al meer dan een jaar landarrest heeft in India. Je kunt er van alles van zeggen en ik kan niet vooruitlopen op de vraag of hij schuldig is of niet, dat is niet mijn taak, maar ik constateer wel dat de tijd die dat proces in beslag neemt en de manier waarop het gaat, te wensen overlaten. Daarom vraag ik de minister of hij zijn Indiase collega kan verzoeken om er in ieder geval voor te zorgen dat de afhandeling van het strafproces zo snel mogelijk plaatsvindt. Of de uitkomst dan schuldig of onschuldig zal zijn, is aan de rechters in India. Daar moeten wij uiteraard niet in treden, maar volgens mij kan de minister wel een signaal afgeven over de snelheid waarmee een en ander gebeurt.

Tot slot heb ik vier vragen aan de minister over de heer Singh die in California in de gevangenis zit. 1. Heeft governor Brown de brieven van Nederland gelezen? 2. Wat zijn de antwoorden van de Californische autoriteiten op deze brieven? 3. Heeft premier Rutte voor Singh gepleit? 4. Wie lobbyt nu op dit moment bij governor Brown of diens kabinet voor deze zaak?

Dan mijn laatste punt; het is een klein punt, maar het is niet onbelangrijk. De havens van Nederland zijn cruciaal voor de werkgelegenheid. Dit geldt voor Rotterdam, Amsterdam, Delfzijl en nog een aantal andere kleinere havens. Rotterdam staat wereldwijd nog steeds in de top tien: 90.000 mensen werken voor Rotterdam. Je ziet echter tegelijkertijd dat de concurrentie toeneemt. Daarom stel ik voor dat dit kabinet — en laten wij daarmee niet op de volgende formatie wachten — een havenambassadeur aanwijst, een internationaal boegbeeld, een diplomatieke zwaargewicht die daar waar Europese regelgeving wordt overtreden of oneerlijke concurrentie optreedt, op de deur klopt. Hij kan met zijn diplomatieke status ook proberen deuren te openen voor het aanboren van nieuwe groeimarkten, want met name in Afrika en Azië zijn die havenbedrijven nogal eens in bezit van de overheid. Op die manier kunnen de belangen van met name Rotterdam worden zeker gesteld. Antwerpen heeft al zo'n functionaris en ik zou graag zien dat Nederland er ook een krijgt. Ik krijg hierop graag de reactie van de minister.

Nederland en de Europese Unie worden op verschillende fronten uitgedaagd. Het antwoord daarop is niet stilstand. Vrijheid en internationaal recht waren voor Nederland nooit alleen maar abstracties. Ze hadden niks te maken met het opgeheven vingertje; ze waren simpelweg op lange termijn goed voor onze eigen belangen in morele, politieke en economische zin. Te zelden wordt het punt gemaakt dat juist de waarden die ten grondslag liggen aan het internationaal stelsel, tegelijkertijd onze belangen zijn en wel op een veel fundamenteler niveau dan een incidentele exportdeal. Zij moeten vooruitkijken naar de wereld zoals die is, maar streven naar een wereld zoals die zou kunnen zijn. Of, als Robert Kennedy dan toch het leitmotiv is van alle bijdragen, nog een citaat van hem, of liever gezegd van zijn favoriete Griekse dichter. Ons doel moet zijn: "… to tame the savageness of man and make gentle the life of this world."

De heer Knops (CDA):

Omdat ik mij kan voorstellen dat de heer Sjoerdsma dezelfde uitdagingen heeft als ik zojuist had, heb ik nog een vraag voor hem. Ik heb hem niet gehoord over de speech van de minister van Buitenlandse Zaken over een Europese CIA. Ik had eigenlijk verwacht dat dit jubelend zou worden ontvangen door de fractie van D66. Wil de heer Sjoerdsma hier nog op reflecteren?

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is een goede vraag. De heer Knops weet dat mijn fractie, zeker na de aanslagen in Parijs en Brussel, er hartstochtelijk voor heeft gepleit dat er tussen de Europese inlichtingendiensten eindelijk goede informatiedeling zou plaatsvinden en, wat mijn fractie betreft, verplichte informatiedeling. Dus niet meer op eigen initiatief of als het uitkomt, want dan kunnen mensen door de mazen van het net en onder de ogen van onze inlichtingendiensten door toch Europa binnenglippen. Dat heeft het kabinet eigenlijk nooit willen steunen. Mijn fractie was daarover enorm teleurgesteld. In dat opzicht is het hernieuwde inzicht van minister Koenders wel te prijzen.

De heer Knops (CDA):

Onze fractie denkt daar iets anders over. Ik vraag mij zelfs af of de inspanning die D66 eerder geleverd heeft om vanwege privacy allerlei beperkingen aan inlichtingendiensten op te leggen, niet veel eerder negatieve effecten heeft op de capaciteit. Ik deel met de heer Sjoerdsma de opvatting dat er veel meer geïnvesteerd moet worden en dat er veel meer samengewerkt moet worden. Is de heer Sjoerdsma niet met mij eens dat we veel meer zouden moeten doen aan het opbouwen van nationale inlichtingendiensten die goed samenwerken en dat het idee van een Europese CIA echt niet past in het Europa zoals we dat nu kennen?

De voorzitter:

Een korte reactie, mijnheer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Een korte reactie. Wat het belang betreft van de nationale inlichtingendiensten vinden de fractie van het CDA en die van D66 elkaar naar mijn idee. Niet voor niets heeft mijn fractie destijds, na de presentatie van het regeerakkoord, hard geageerd tegen de voorgenomen bezuinigingen: de gehele buitenlandtak van de AIVD zou worden geschrapt. In de context van die tijd snap ik dat ook wel een beetje, maar als je daarop terugkijkt, is dat natuurlijk een uitermate onverstandige move geweest. Ik ben blij dat ik er destijds voor heb kunnen zorgen dat dat geld niet rücksichtslos werd weggehaald. Dus "ja" als het gaat over het belang van onze veiligheidsdiensten en de noodzaak om daarin te investeren, maar ook "ja" als het gaat om Europese samenwerking, want die is cruciaal. Je ziet wat er gebeurt als je dat niet doet. Misschien kunnen we nog bakkeleien over de vorm. U wilt geen Europese CIA, maar u wilt ongetwijfeld wel dat er een heel goede samenwerking komt. Die zaken liggen volgens mij niet zo ver van elkaar als u op dit moment suggereert.

De voorzitter:

Ik stel voor om te schorsen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.54 uur tot 13.35 uur geschorst.

Naar boven