7 Midden-Oosten vredespolitiek

Aan de orde is het VAO Midden-Oosten vredespolitiek (AO d.d. 26/05).

De voorzitter:

Ik geef de heer Kuzu als eerste spreker het woord.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Nederlandse supermarkten en winkels nog steeds producten uit illegale Israëlische nederzettingen te koop zijn;

overwegende dat deze producten veelal zijn verbouwd op vruchtbaar land dat Palestijnen is afgenomen, terwijl Palestijnse dorpen in de nabijheid van nederzettingen aan een ernstig watertekort lijden;

overwegende dat door het toezien op correcte etikettering producten uit illegale Israëlische nederzettingen een schijn van rechtmatigheid krijgen;

overwegende dat de EU na de bezetting door Rusland van de Krim een importverbod heeft opgelegd aan producten uit de Krim;

verzoekt de regering, in EU-verband steun te verwerven voor een vergelijkbaar importverbod voor producten uit illegale Israëlische nederzettingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 421 (23432).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit een documentaire van VICE News bleek dat aan de Israëlische regering gelieerde instellingen, zoals Jewish Agency for Israel, de vestiging van Europese burgers in illegale nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden faciliteren;

overwegende dat de bouw en uitbreiding van nederzettingen ernstige en grootschalige mensenrechtenschendingen onder de Palestijnse burgerbevolking veroorzaakt;

verzoekt de regering, te onderzoeken of en in welke mate dergelijke instellingen in Nederland activiteiten ontplooien om de vestiging van Nederlandse burgers in illegale nederzettingen te faciliteren en/of andere activiteiten die direct of indirect bijdragen aan het illegale nederzettingenbeleid van de Israëlische regering;

verzoekt de regering tevens, haar bevindingen voor de komende begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 422 (23432).

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Voor consumentenwetgeving geldt eigenlijk generieke toepassing, algemene toepassing of geen toepassing. Hier hebben we het over bijzondere consumentenwetgeving. Het gaat over herkomstwetgeving waar consumenten recht op hebben, maar wat niet mogelijk blijkt. Ik ben het zelf even nagegaan: Polen, Hongarije en Cyprus handhaven niet de interpretatieve mededeling die de Commissie heeft uitgedaan. Er zijn bezette gebieden en geannexeerde gebieden, maar er zijn ook gebieden die zichzelf niet besturen. Voor alle gebieden geldt dat er herkomstaanduiding zou moeten plaatsvinden. Dit wordt echter niet ontwikkeld; het wordt eigenlijk maar voor één categorie ontwikkeld. Soms gebeurt het wel in Nederland, bijvoorbeeld in dit geval, maar niet overal. En soms gebeurt het zelfs niet in Nederland.

Neem Tibet, dat eigenlijk China is. Dat lees ik althans in de beantwoording van de minister. De Tibetanen moeten een dialoog met Peking aangaan en proberen om op die manier hun geannexeerde gebied qua herkomst geëtiketteerd te krijgen. Bij Golan, dat ook is geannexeerd, is dat heel anders. Netanyahu wordt niet opgeroepen om met Assad in dialoog te gaan. Ik denk dat dit begrijpelijk is.

Neem een tomaat uit de Westelijke Sahara. Daarvoor wordt geen Europees richtsnoer gevraagd, terwijl er wel onduidelijkheid over bestaat bij het bedrijfsleven. In de Westbank gebeurt dat echter wel. Het is dus een ratjetoe. Daarom is het politieke etikettering of ethische etikettering, zo u wilt. Maar omdat we etikettering als zodanig niet kunnen voorkomen en er vanuit consumentenoptiek niets op tegen is, moeten we consequent zijn.

De voorzitter:

Ja, maar u moet nu echt naar de moties.

De heer Ten Broeke (VVD):

Daarom dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een van de Europese lidstaten is die de in 2015 gepubliceerde interpretatieve mededeling van de Europese Commissie inzake de vermelding van de oorsprong van goederen uit de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden zodanig handhaaft dat op etiketten van producten afkomstig uit deze gebieden dient te worden vermeld dat ze uit bezet gebied afkomstig zijn;

constaterende dat niet alle Europese lidstaten dezelfde navolging hebben gegeven aan de uitleg van de Europese Commissie als Nederland, met het gevolg dat producenten in Nederland vooralsnog een andere behandeling genieten dan in andere Europese lidstaten;

overwegende dat de door de minister van Buitenlandse Zaken nagestreefde voortrekkersrol op het gebied van etikettering van producten uit deze gebieden er niet toe mag leiden dat consumenten en producenten in Nederland met strengere regelgeving of handhaving van regelgeving te maken krijgen;

verzoekt de regering, de herkomstaanduiding van producten, zoals omschreven in de in 2015 gepubliceerde interpretatieve mededeling, niet te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 423 (23432).

De heer Ten Broeke (VVD):

Als dit niet kan, heb ik nog een tweede motie, over die — om het maar zo te zeggen — andere tomaat.

De voorzitter:

Voordat u verder het woord neemt, het volgende. Wij hebben twee minuten spreektijd afgesproken. Ik doe niet moeilijk als er een beetje wordt overschreden, maar u houdt hier een uitgebreid verhaal, terwijl u wist dat u twee minuten had en ook nog twee moties wilde indienen. Zo komen we in tijdnood. Ik wil op iedereen een beroep doen om hier rekening mee te houden. Zo niet, dan ga ik een volgende keer gewoon hameren. U mag uw tweede motie echter indienen. Ja, meneer De Roon?

De heer De Roon (PVV):

Ik wilde opmerken dat ik zojuist mijn twee minuten heb ingeleverd. Misschien kan de heer Ten Broeke met vier minuten uit de voeten?

De voorzitter:

Dat is aardig van u, meneer De Roon, maar zo gaat dat niet. Ik zie wel dat u vandaag heel goed samen met de heer Ten Broeke optrekt!

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik begrijp u heel goed, voorzitter, maar ik vraag om een klein beetje clementie. Dat heb ik ook van tevoren gedaan en ik meende die ook van u te krijgen, al was het maar omdat we in het debat zelf een wat beperkte tweede termijn hebben gehad.

De voorzitter:

Die clementie krijgt u, maar niet als structurele oplossing.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het enige wat ik nog moet doen is de tweede motie voorlezen. Die is van mijzelf en van de heer Van Bommel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering heeft verklaard voorstander te zijn van etikettering van producten uit bezette gebieden omdat consumenten hierdoor een bewustere keuze kunnen maken bij de aankoop van producten uit volgens het internationaal recht bezette of illegaal geannexeerde gebieden;

constaterende dat niet alleen Israël volgens de standaarden van het internationaal recht gebieden bezet, dan wel heeft geannexeerd, maar dat enkel voor etikettering van producten uit deze gebieden een interpretatieve mededeling is verschenen;

constaterende dat de sondering naar aanleiding van de motie-Ten Broeke c.s. inzake de herkomstaanduiding bezette gebieden heeft uitgewezen dat er geen draagvlak bestaat om te komen tot richtsnoeren voor álle producten uit álle gebieden die krachtens het internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn;

overwegende dat Europese consumenten niet alleen recht hebben op transparantie omtrent de herkomst van producten uit de door Israël bezette gebieden maar bovenal recht hebben op een etiketteringsbeleid dat consequent van aard is;

overwegende dat de regering tegemoet dient te komen aan de vragen van het bedrijfsleven inzake de herkomstaanduiding van producten uit de Westelijke Sahara;

verzoekt de regering, er in de Raad Buitenlandse Zaken voor te pleiten dat de Europese Commissie eveneens richtsnoeren opstelt voor producten afkomstig uit de door Marokko geannexeerde Westelijke Sahara,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 424 (23432).

Dit is echt de laatste keer dat een VAO wordt uitgesmeerd naar andere, veel bredere onderwerpen dan de bedoeling was.

De heer Servaes (PvdA):

Na ons AO en deze moties heb ik nog wel een vraag. Het wordt niet expliciet gezegd, maar ik hoor bij mijn collega wel een bepaalde ondertoon. Eigenlijk zegt hij: zolang die consumentenrichtlijn niet consequent wordt toegepast, zou dat ook niet voor de bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever moeten gebeuren. Heb ik het verkeerd begrepen, of is dat de eigenlijke inzet van de heer Ten Broeke? Zijn moties waren namelijk nogal lang en ik vond het moeilijk om ernaar mee te luisteren. Maar nu wil ik wel even naar des Pudels Kern: is dat de kern van wat de heer Ten Broeke hier wilde zeggen?

De heer Ten Broeke (VVD):

Dit was lastig. We hebben namelijk nauwelijks een tweede termijn gehad waarin we dit hebben kunnen inleiden. Dat dwong mij ertoe om het op deze manier te doen. Het probleem is als volgt. We hebben via de motie-Ten Broeke en de door de minister uitgevoerde sondering moeten vaststellen dat er maar voor één land een interpretatieve mededeling is. Zo ontstaat er eigenlijk een categorie van één element. De herkomstaanduiding moet op dit moment dus maar voor één land worden gehandhaafd. Dat vind ik op gespannen voet staan met de eisen die de consumentenwetgeving meebrengt, namelijk dat deze transparant is en in Europabreed en generiek wordt toegepast. Dat kunnen we hiervoor niet vaststellen. Dan kun je twee dingen doen. Je kunt dan streven naar een generieke toepassing, wat in mijn tweede motie zit. Je zou kunnen zeggen dat dat een eerste stap is. Je kunt echter ook zeggen dat handhaving op dit moment niet aan de orde is. We handhaven dan namelijk alleen maar voor dat ene land. Dat is niet consequent en niet in overeenstemming met ons consumentenbeleid.

De heer Servaes (PvdA):

Ik vind dit wel interessant. Ik las zopas een interessant stuk over het buitenlandbeleid, waar ik nu een heel klein stukje uit wil citeren: "Het draait telkens om het vinden van oplossingen die het best aansluiten bij onze belangen en bij de marges van het mogelijke. We mogen ons niet laten gijzelen door het categorische imperatief dat we in soortgelijke gevallen niet overal kunnen optreden, want dan kan dat nergens".

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Servaes (PvdA):

De vraag is of de heer Ten Broeke dit stuk tekst, dat volgens mij van hemzelf is, onderschrijft. Is hij het met mij eens dat, als het nu niet ergens anders lukt, dit niet kan betekenen dat wij het voor de bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever niet doen? Dan handelt hij eigenlijk in strijd met zijn eigen filosofie, en dat kan toch niet de bedoeling zijn.

De voorzitter:

Een korte reactie.

De heer Ten Broeke (VVD):

In het geheel niet, en daar gaat de heer Servaes dan ook de mist in. Het is niet voor niets dat buitenlandbeleid, anders dan consumentenbeleid in de EU, geen unieke verantwoordelijkheid is van de Commissie. Er wordt van de Commissie een interpretatieve mededeling gevraagd op basis van de wens van importeurs om meer helderheid te bieden over de herkomst van producten. Dan zou je zeggen dat je de politiek eruit moet laten. Dat heeft deze minister geprobeerd. Mijn vorige motie strekte daartoe. Consumentenwetgeving vraagt daar ook om. Het is iets heel anders dan buitenlandbeleid. Kon je maar consequent zijn. Kon de hele wereld maar precies naar ons zelfbeeld worden gevormd. Het grote verwijt dat ik een aantal partijen in deze Kamer maak, is dat zij denken dat dit zo is. In het buitenlandbeleid gaat dat echter niet. In het consumentenbeleid hebben wij dit afgesproken. Dat is precies de reden waarom dat een exclusieve bevoegdheid is van de Europese Commissie, die nu voor politieke buitenlanddoeleinden wordt misbruikt, mijnheer Servaes.

De voorzitter:

Mijnheer Ten Broeke, dit is een VAO, zeg ik ook voor degenen die denken dat dit een uitgebreid debat is. De spreektijd bedraagt twee minuten. Het is ook de bedoeling dat er kort wordt gereageerd op vragen, en dat er geen toespraken worden gehouden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb een korte vraag over hoe wij deze motie moeten interpreteren. Als de etikettering voor de producten uit de Westelijke Sahara er nu niet komt, vindt u dan dat er ook geen labeling moet komen overeenkomstig artikel 2.1 van het WTO-verdrag voor Israël? Heb ik dat zo goed begrepen?

De heer Ten Broeke (VVD):

Als je consumentenbeleid niet consequent kunt doorvoeren — het gaat om consumentenbeleid en niet om buitenlandbeleid — dan zou het mijn voorkeur hebben om dat niet te doen. Gaat het om buitenlandbeleid, dan hebben wij een heel andere discussie. Maar dan moeten wij ook eerlijk zijn en zeggen: het gaat niet om consumentenvoorlichting, maar om ethische etikettering en politieke etikettering. Dat is volgens mij wat hier nu aan de orde is.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Je zou bijna wensen dat een debat over consumentenrecht gewoon weer in de commissie voor Economische Zaken wordt gevoerd, dan hoeven wij ons daar niet mee bezig te houden. Wij hebben een algemeen overleg gehad dat ging over etikettering. Althans, het werd door sommige partijen gebruikt om vooral over etikettering te spreken. Niet over de noodzaak van een vredesproces en niet over de zorgen over de tweestatenoplossing. Als iets onderstreept dat die vrede meer dan noodzakelijk is, is het wel de verschrikkelijke aanslag in Tel Aviv gisteren. Toenadering is noodzakelijk, en niet het schimmenspel dat wij nu zien rond het Franse vredesinitiatief. Dit betekent dat partijen daar moeten bewegen. Het betekent natuurlijk ook dat partijen hier moeten bewegen. Sommige partijen doen dat, ik zie met name één partij dat doen. Daarvoor geef ik complimenten. Andere partijen, zoals de ChristenUnie, volharden helaas in hun standpunten en blijven bij de PVV. Ik zie dat de heer Van der Staaij ook volhardt in zijn standpunt. Ik had ook niet anders verwacht, maar van andere partijen had ik wel meer dynamiek verwacht dan van de partij van de heer Van der Staaij op dit onderwerp. Daarom dienen de collega's Knops en Servaes en ik drie moties in. Een over het vredesproces, één over vernielingen die Israël ... de minister schraapt nu zijn keel; ik hoop dat hij die motie over het vredesproces toch toestaat. Ik hoop dat het graatje eruit is, zeg ik tegen de minister. Een andere motie gaat over de vernielingen door Israël. Ik heb zelf ook een motie, over de steun aan ...

De voorzitter:

U hebt nog 38 seconden.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb zojuist meegeteld; ik heb volgens mij nog tweeënhalve minuut, als ik collega Ten Broeke zou willen overtreffen. Ik ga nu over naar mijn motie, die gaat over steun aan mensenrechtenactivisten en mensenrechtenorganisaties in Israël.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensenrechtenverdedigers in Israël steeds meer in het nauw raken door intimidaties, bedreigingen en beperkende wetgevingsinitiatieven;

constaterende dat de bescherming van mensenrechten en van mensenrechtenverdedigers een prioriteit is voor Nederland en de Europese Unie en tevens een essentieel element vormt in de bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en Israël;

verzoekt de regering, haar ondersteuning van Israëlische mensenrechtenorganisaties als Breaking the Silence en B'Tselem voort te zetten en te verruimen wanneer de continuïteit van hun werkzaamheden in het geding zou komen;

verzoekt de regering tevens, in EU-verband steun te verwerven voor effectieve druk op de Israëlische autoriteiten om af te zien van wetgeving en andere handelingen die de bewegingsruimte van mensenrechtenorganisaties inperken en de democratische vrijheden en veiligheid van mensenrechtenverdedigers ondermijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Servaes en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 425 (23432).

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Bommel namens de SP-fractie. Laten we kijken of de heer Van Bommel binnen twee minuten spreekt en moties indient.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Een slecht voorbeeld doet slecht volgen. Wij houden nu een plenair debat dat volgt op het algemeen overleg dat zou gaan over etikettering, maar eigenlijk ging over de betrekkingen in het Midden Oosten. Misschien is dat ook onontkoombaar. Wanneer we praten over nederzettingen, etiketten en producten die nederzettingen ondersteunen, kunnen we niet voorbij gaan aan de uitbreiding die sinds 2009 heeft plaatsgevonden. Ruim 30.000 nieuwe woningen in bezet gebied zijn goedgekeurd. Dat is overigens een conservatieve schatting. De vorige minister van Buitenlandse Zaken zei al dat de nederzettingen het grootste obstakel vormen op weg naar vrede. Het is de opvatting van mijn partij dat zolang Israël doorgaat met uitbreiding van deze nederzettingen, elke hoop op vrede, de tweestatenoplossing, de nek wordt omgedraaid. Die hoop verdween vorige week trouwens nog verder uit zicht toen in Israël de ultranationalist, de kolonist Lieberman, tot minister van defensie werd aangesteld.

Ik heb een motie over de nederzettingen en over de steun die via Nederland indirect ook aan die nederzettingen wordt verleend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israël plannen heeft tot vergaande uitbreiding van illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied;

constaterende dat onder meer Nederlandse pensioenfondsen investeren in Israëlische banken die hypotheken verschaffen aan kolonisten in illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied;

van mening dat het ongewenst is als Nederlandse vermogensbeheerders direct of indirect meewerken aan het uitbreiden van nederzettingen;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met Nederlandse investeerders met beleggingen in Israëlische banken om opheldering te vragen over investeringen die bij kunnen dragen aan de verdere uitbreiding van nederzettingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 426 (23432).

De heer Van Bommel (SP):

Deze motie is dus niet dwingend in de zin van een verbod, maar in de zin van het informeren van het standpunt van de Nederlandse regering en de Kamer dat niet moet worden meegewerkt aan uitbreiding van nederzettingen. Dat is de kern van deze motie.

De voorzitter:

En toch keurig binnen twee minuten, mijnheer Van Bommel! Het woord is aan mevrouw Voortman namens GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Onze vredespolitiek heeft een gebrek aan spierballen. Ik ben ervan overtuigd dat alle inwoners van Israël en Palestina baat zouden hebben bij vrede. Het Franse vredesinitiatief heeft echter niets opgeleverd. Of is de minister optimistischer? Hij zei dat straffen of belonen niet werkt. Misschien niet, maar zonder straffen en belonen zit er ook geen beweging in de zaak. Hoe lang blijven wij deze koers van stilstand nog volhouden?

Graag kom ik nog even terug op de naleving van de interpretatieve mededeling. De minister zei vorige week dat de NVWA er, voor zover hij weet, op toeziet. Dat vind ik veel te onduidelijk, want de minister is verantwoordelijk voor het regeringsbeleid. Kan hij zeggen of de NVWA tot nu toe hierop al heeft gecontroleerd? Als hij hiervan niet zeker is, kan hij dan, al dan niet samen met de staatssecretaris van Economische Zaken, hierover een brief schrijven?

Ook heb ik een vraag gesteld over het zaken doen met de illegale nederzettingen. De ASN Bank wordt gestraft door een weigering van de staat Illinois. Hoe moet het bedrijf hiermee omgaan?

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU-Israël dialoog over de situatie in "Area C" op de Westelijke Jordaanoever niet heeft verhinderd dat Israël het tempo van vernielingen heeft verdubbeld;

constaterende dat de Hoge Vertegenwoordiger heeft gesteld dat de organisatie van een EU-Israël Associatieraad heeft gekoppeld aan voortgang in deze dialoog;

verzoekt de regering, er bij de Hoge Vertegenwoordiger op aan te dringen dat er concrete voortgang is in de dialoog over de Westelijke Jordaanoever voordat een Associatieraad wordt georganiseerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 427 (23432).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering bedrijven ontmoedigt economische relaties met illegale nederzettingen in bezette gebieden aan te gaan;

constaterende dat in sommige bevriende landen bedrijven schade ondervinden van de weigering om zaken te doen met illegale nederzettingen;

verzoekt de regering om te onderzoeken in hoeverre Nederlandse bedrijven hier schade van ondervinden en of het mogelijk is dit te voorkomen dan wel te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 428 (23432).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israëlische en Palestijnse mensenrechtenverdedigers te maken hebben met verslechtering van de wetgeving, intimidatie en bedreigingen;

verzoekt de regering, druk uit te oefenen op de Israëlische en Palestijnse autoriteiten om mensenrechtenverdedigers hun werk te laten doen en hen de nodige bescherming te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 429 (23432).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Gisteren zijn er weer afschuwelijke aanslagen gepleegd in Tel Aviv, waarbij vier onschuldige mensen om het leven zijn gekomen. Een organisatie als Hamas juicht dat toe. Er zijn veel mensen weer juichend de straat op gegaan. Dát is de realiteit waar wij helaas ook mee te maken hebben. Dat onderstreept het belang van een goede veiligheid voor Israël, dat echt existentieel bedreigd wordt. De VN heeft de aanslagen streng veroordeeld, evenals andere organisaties. Heeft de EU ook van zich laten horen?

Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet heeft verklaard tegen een boycot van of sancties tegen de staat Israël te zijn;

constaterende dat Nederland, Denemarken, Zweden en Zwitserland, bijvoorbeeld via de bijdrage aan het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat, organisaties financieren die openlijk een voortrekkersrol spelen in de "Boycott, Divestment and Sanctions"-beweging;

overwegende dat directe of indirecte financiering van dergelijke organisaties niet alleen onwenselijk is, maar ook in strijd met de kabinetspositie ten aanzien van een boycot van of sancties tegen Israël;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk de directe of indirecte financiering van organisaties, die op basis van hun doelstellingen of middels hun activiteiten een boycot van of sancties tegen Israël nastreven of bevorderen, te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Ten Broeke en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 430 (23432).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese mededeling over etikettering ook in Nederland leidt tot burgerinitiatieven om Israëlische producten van de Westelijke Jordaanoever uit de Nederlandse winkels te weren;

overwegende dat BDS-bewegingen ook in Nederland actiever en zichtbaarder worden;

overwegende dat rechtbanken in Frankrijk en Spanje activiteiten van dergelijke bewegingen tegen de achtergrond van oplevend antisemitisme hebben verboden, bijvoorbeeld als zijnde discriminerend op grond van nationaliteit;

verzoekt de regering, in kaart te brengen welke wettelijke grenzen er zijn aan de activiteiten van BDS-bewegingen, en te onderzoeken in hoeverre dergelijke activiteiten ook in Nederland wettelijke grenzen overschrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 431 (23432).

De heer Servaes (PvdA):

Ik wil hier toch een vraag over stellen. Wij hebben het hierover gehad in het debat. De minister heeft toen, naar mijn mening terecht, het standpunt ingenomen dat je politiek van mening kunt verschillen, maar dat er vrijheid van meningsuiting geldt. Ik hoor nu dat collega Van der Staaij de BDS-beweging wettelijk wil beperken in die vrijheid van meningsuiting. Hij vraagt het kabinet om dat juridisch te onderzoeken, maar aangezien ik zijn partij ken als staatsrechtelijke partij, wil ik hem vragen welk wetsartikel hij ziet als mogelijke basis om de vrijheid van meningsuiting over een politiek onderwerp aan banden te leggen. Ik vind dat hij hiermee een vergaand standpunt inneemt.

De heer Van der Staaij (SGP):

In landen als Spanje en Frankrijk, ook landen binnen de Europese Unie, met vergelijkbare wettelijke bepalingen aangaande de vrijheid van meningsuiting aan de ene kant en grenzen daaraan aan de andere kant, zien we dat de rechter op grond van discriminatiebepalingen — er wordt op grond van, zeg maar, etniciteit gezegd: koop bepaalde goederen niet die afkomstig zijn vanuit een bepaald land — soms een streep heeft getrokken en heeft gezegd: dit kan niet en dit mag niet. Ik noemde Frankrijk. In Spanje geldt hetzelfde. Ik vraag niet om nieuwe bepalingen. Mijn vraag is om te verduidelijken wat de wettelijke grenzen zijn, vanuit ons Nederlands strafwetboek, om te zeggen: daarmee ga je ook een grens over. Dat kunnen discriminatiebepalingen zijn, maar ook bepalingen over haat zaaien of intimidatie en dergelijke.

De heer Servaes (PvdA):

Wij zijn hier allemaal tegen antisemitisme. In de discussie over de situatie in Israël en Palestina vind ik het heel belangrijk dat wij een scherp onderscheid maken tussen etniciteit en religie aan de ene kant en politiek beleid aan de andere kant. Dat helpt het debat. Op die manier blijft het ook inhoudelijk. Zolang een BDS-beweging zich op het beleid van een land richt, heeft dat niets met religie of etniciteit te maken. Is de heer Van der Staaij het met mij eens dat wij die grens moeten bewaken? Wij moeten niet over etniciteit of religie spreken als die punten niet aan de orde zijn. Is de heer Van der Staaij het met mij eens dat het debat eigenlijk nodig heeft dat wij allebei, dat wij allemaal heel scherp dit onderscheid blijven maken?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp het onderscheid. Ik vind ook niet dat alle kritiek op Israël automatisch antisemitisme is. Ik moet echter ook vaststellen dat heel veel kritiek op Israël soms wel eens naadloos overgaat in antisemitisme. Dan is het zaak om die grens te blijven bewaken.

De voorzitter:

Gaat u verder of was u klaar met uw betoog?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik ben door mijn spreektijd heen. Ik kan mijn laatste zeven seconden gebruiken om aan te kondigen dat ik de motie van collega Voordewind over de labeling mede heb ondertekend.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Collega Van der Staaij refereerde al aan de gruwelijke terreuraanslag van gisterenavond, die vier onschuldigen slachtoffers heeft geëist. Het is dan opmerkelijk om te lezen dat de organisatie Fatah hier spreekt van een daad die Isaël aan zichzelf te wijten heeft. Zelfs de Palestijnse Autoriteit neemt niet duidelijk afstand van deze terreuraanslag. Omdat wij weten dat dit weer kan leiden tot financiering van de familie of de nabestaanden van degenen die de terreuraanslag hebben gepleegd, kom ik met de volgende motie. Hopelijk kunnen wij daar op een gegeven moment in EU-verband gezamenlijk een einde aan maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Palestijnse Autoriteit sinds 2011 geld overmaakt aan veroordeelde Palestijnen, waaronder terroristen in Israëlische gevangenissen waarbij onder meer veroordeelde terroristen aanspraak kunnen maken op maandelijkse betalingen ter waarde van 2.500 dollar per maand;

overwegende dat de aangenomen motie-Voordewind/Van der Staaij uit 2014 de regering verzoekt, zich binnen EU-verband in te spannen om dit Palestijnse beleid te beëindigen, maar dat de Palestijnse Autoriteit slechts de verantwoordelijkheid voor deze betalingen heeft overgedragen aan de PLO en dit beleid blijft financieren;

verzoekt de regering, binnen EU-verband, desnoods met een kopgroep van gelijkgestemde landen, zich ervoor in te spannen dat er financiële consequenties volgen indien de Palestijnse Autoriteit de uitvoering van deze betalingen aan de PLO blijft financieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, De Roon, Van der Staaij en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 432 (23432).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Is labelen toegestaan volgens de Wereldhandelsorganisatie als het op één land is gericht, artikel 2.1.? Graag een reactie van de minister.

Dan mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister in uitvoering van de motie-Ten Broeke c.s. (34300-V, nr. 22) heeft aangegeven dat er binnen de EU geen draagvlak bestaat om te komen tot richtsnoeren voor alle producten uit alle bezette dan wel betwiste gebieden;

tevens overwegende dat een meerderheid van de EU-lidstaten en instellingen de richtsnoeren wel willen toepassen ten opzichte van Israël omdat de situatie aldaar als "een eigenstandige aangelegenheid wordt gezien";

constaterende dat hiermee nadrukkelijk de suggestie wordt gewekt dat er met twee maten wordt gemeten;

verzoekt de regering, geen steun te verlenen aan het (eenzijdig) toepassen van interpretatieve mededelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van der Staaij en De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 433 (23432).

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ik krijg zeker de twee minuten spreektijd van de heer De Roon erbij, want hij stond voor mij op de sprekerslijst.

De voorzitter:

Nee.

De heer Servaes (PvdA):

Oké. Ik kan vandaag alleen maar beginnen met het uitspreken van mijn afschuw over wat er gisteren in het centrum van Tel Aviv is gebeurd. Vier mensen die daar uitgingen en wat aan het eten waren, zijn doodgeschoten en anderen zijn gewond geraakt. Het is afschuwelijk en toont aan waarom wij buitengewoon bezorgd blijven over de situatie ter plaatse.

Terugkijkend op het AO en de uitgebreide schriftelijke rondes die we hebben gehad, kan ik alleen maar complimenten overbrengen aan de minister. Hij heeft een duidelijke, heldere lijn gekozen en heeft waar nodig toelichting gegeven over alle nuances in het internationaal recht in diverse betwiste gebieden, diverse categorieën. Ik steun hem daar volledig in.

Ik wil ook een compliment geven aan woordvoerder Knops, die zijn partij een goede kant op stuurt en een goede positie heeft ingenomen. Wij hebben samen opgetrokken in de moties.

Ik wil zelf een motie indienen over de vredesbesprekingen waarvoor afgelopen vrijdag in Parijs de aftrap werd gegeven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer de regering heeft opgeroepen zich in te spannen voor een EU-strategie voor het Midden-Oosten Vredesproces waarbij het principe leidend moet zijn "dat de ontwikkeling van relaties met beide partijen afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord gebaseerd op de tweestatenoplossing en in concrete maatregelen wordt uitgewerkt";

overwegende dat de EU "verdere actie" overweegt "ter bescherming van de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing, die voortdurend wordt ondermijnd door nieuwe gebeurtenissen ter plaatse";

constaterende dat Frankrijk een nieuw vredesinitiatief voor het Midden-Oosten heeft aangekondigd en dat de EU dit ondersteunt;

roept de regering op, het Franse vredesinitiatief ten volle te steunen en een actieve bijdrage te leveren aan komende bijeenkomsten;

roept de regering tevens op, wanneer partijen afzien van constructieve deelname aan vredesbesprekingen en ondermijnend beleid blijven voeren, om concrete maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door opschorting van bilaterale of Europese samenwerkingsovereenkomsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Servaes, Knops en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 434 (23432).

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Het is al door een aantal collega's gezegd: als je de aanslagen van gisteren op je laat inwerken, dan zie je hoe treurig het gesteld is met de voortgang van het Midden-Oosten Vredesproces. We houden nog steeds vast aan die naam. Je zou er bijna moedeloos van worden, maar volgens mij ligt de opgave hier en ook op andere plekken om juist de lichtpuntjes die er zijn, aan te grijpen om stappen voorwaarts te zetten en beide partijen op te roepen om hun verantwoordelijkheid daarin te nemen.

Ik heb zelf nog een motie over de sloop van projecten die ook met Nederlands en Europees geld zijn gefinancierd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Israëlische autoriteiten sinds begin dit jaar een ongekend aantal Palestijnse huizen en gebouwen op de Westelijke Jordaanoever hebben gesloopt;

constaterende dat geregeld projecten die gefinancierd zijn met Nederlands of Europees belastinggeld het doelwit zijn van deze slooppraktijken;

overwegende dat de "structured dialogue" tussen de EU en Israël om de vernielingen te doen stoppen daarmee niet het beoogde resultaat heeft opgeleverd;

roept de regering op om alle schade toegebracht aan Nederlandse en Europese projecten openbaar te maken en om stelselmatig en op politiek niveau schadevergoeding van Israël te eisen, zoals reeds bepaald door de EU in december 2014,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Knops, Sjoerdsma en Servaes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 435 (23432).

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik heb nog niet alle moties, maar ik krijg ze ongetwijfeld gedurende het debat. Laat ik zeer kort een paar inleidende opmerkingen maken en vervolgens een oordeel geven over de moties.

Ik wil u eerst danken voor het zeer uitgebreide debat dat we hier hebben gevoerd over het Midden-Oosten Vredesproces en vooral het gebrek daaraan. Het is mij ook toen opgevallen dat er enorme verschillen van mening zijn in de Tweede Kamer over dit onderwerp en dat is niet nieuw. Ik zal veel moties ontraden, omdat ik in een situatie wordt gesteld waarin ik op basis van vijftien moties consensus moet bereiken voor effectiviteit in de relatie met onze partners. Als ik sympathie heb voor een bepaalde motie, wordt het heel moeilijk om die in het licht te zien van moties die in Europa, en vooral in het Midden-Oosten, enige invloed hebben.

Ter inleiding zeg ik twee dingen. De verwachting van de ministeriële MOVP-bijeenkomst afgelopen vrijdag in Parijs was bescheiden. We hebben die als internationale gemeenschap deels gelogenstraft en zijn tot een evenwichtige uitkomst gekomen. Het was ongelooflijk belangrijk dat alle landen die daar om tafel zitten precies dezelfde zorgen hebben als de Kamer. Ik spreek de scherpe veroordeling van de Nederlandse regering uit over de aanslagen gisteren in Tel Aviv. Ik heb premier Netanyahu mijn condoleances overgebracht en de hoop uitgesproken voor een voorspoedig herstel van de gewonden. Het was een verschrikkelijke aanslag. Het enige wat wij kunnen doen — dat delen wij volgens mij — is voortgang in dat proces zien te bereiken. Op basis daarvan zal ik de moties beoordelen.

Ik denk niet dat we dit probleem met allerlei micromanagement kunnen oplossen. Dat wij hierbij aanwezig zijn, is nog maar een heel klein begin. De aanslag vormt een escalatie in een al langer voortdurende geweldcyclus, die de laatste weken juist wat leek af te nemen. Ik ben daar uiterst bezorgd over. Het is van het grootste belang dat iedereen het hoofd koel houdt. De leiders aan beide kanten hebben hierin bijzondere verantwoordelijkheid. Ik roep partijen met klem op om zich te onthouden van contraproductieve stappen, provocaties en retoriek om verdere escalatie te voorkomen. Dat Hamas de aanslag heeft verwelkomd, veroordeel ik ten zeerste. De status quo is onhoudbaar, dat is duidelijk. In het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen zijn stappen broodnodig met als einddoel het in vrede en veiligheid naast elkaar kunnen leven van deze twee staten. Dat is de basis van waaruit ik naar de moties zal kijken. Juist daar moeten we nu proberen verder te komen. Alle landen van de internationale gemeenschap die er toe doen, waren daar en hebben duidelijke posities over deze kwestie ingenomen. U hebt die ook kunnen lezen. Die gaan er allemaal van uit dat als er niet direct voortgang is, we niet direct een partij gaan straffen. Ik ga de moties die in die richting gaan, ontraden. Over de rest van de moties zal ik mijn oordeel vellen.

Ten eerste de motie-Kuzu op stuk nr. 421. Ik ontraad deze motie, want Nederland is tegen een boycot van Israël.

De motie op stuk nr. 422 ontraad ik. Het doel van het onderzoek is mij onduidelijkheid. Mensen mogen gaan wonen waar ze willen.

De motie-Ten Broeke op stuk nr. 423 ontraad ik, want zij gaat in tegen de kabinetspositie om niet te handhaven, juist nu dit door de interpretatieve mededeling mogelijk is geworden. Het niet handhaven van EU-regelgeving kan leiden tot een inbreukprocedure met schade voor Nederland.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 424. Nederland en de Europese Unie delen het standpunt dat de Westelijke Sahara een non self-governing territory is. Het bedrijfsleven op de RVO-website is geïnformeerd. Hieruit volgt dat op producten uit de Westelijke Sahara moet staan dat de herkomst Westelijke Sahara is en dat interpretatieve mededelingen alleen worden gedaan bij onduidelijkheid, op verzoek van het bedrijfsleven.

De motie-Sjoerdsma c.s. op stuk nr. 425 gaat over de bescherming van mensenrechtenverdedigers. Ik ontraad deze motie, want het gaat mij om de bescherming van mensenrechtenverdedigers aan beide kanten. Er liggen zowel aan Israëlische als aan Palestijnse kant problemen op dit vlak. Tegelijkertijd weet de Kamer dat de Nederlandse regering zich hiervoor inzet. Ik heb geen behoefte aan een extra motie hierover.

De motie op stuk nr. 426 is overbodig. Er bestaat al sinds jaar en dag een ontmoedigingsbeleid en ik ontraad deze motie.

Ik kom nu op motie-Voortman op stuk nr. 427. Deze gaat over de EU-associatieraad en de regering wordt hierin verzocht om er bij de Hoge Vertegenwoordiger op aan te dringen dat er concrete voortgang is alvorens hij wordt samengenomen. Ik ontraad deze motie, omdat juist de Hoge Vertegenwoordiger zelf wil dat die associatieraad wordt gehouden om dit aan de orde te stellen.

In de motie op stuk nr. 428 wordt de regering verzocht om te onderzoeken in hoeverre Nederlandse bedrijven hiervan schade ondervinden en of het mogelijk is om dit te voorkomen dan wel te compenseren. Ik ontraad deze motie; ik geloof niet dat de Nederlandse regering zich ook nog eens moet gaan bemoeien met waar in sommige bevriende landen welke acties tegenover welk bedrijfsleven worden genomen.

De motie op stuk nr. 429 is overbodig, omdat we het gevraagde al doen.

De motie op stuk nr. 430 wil ik ontraden. Ik heb al eerder gezegd dat ik voor de vrijheid van meningsuiting ben en tegen een boycot. Deze motie lijkt mij die basiselementen onvoldoende te ondersteunen. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 431, die ik ook ontraad.

De motie op stuk nr. 432 wil ook ontraden. Het is bekend wat mijn positie is op dit punt. De financiering komt niet van de Palestijnse Autoriteit. Wij proberen daar juist tegen op te treden. In die richting wil ik deze motie ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 433. Het spijt me, ik kan er niet zo heel veel meer aan doen. Deze motie verzoekt de regering geen steun te verlenen aan het eenzijdig toepassen van interpretatieve mededelingen. Dat doen wij niet. Er is een interpretatieve mededeling met een verzoek van het bedrijfsleven en consumenten om verheldering. Dat is geen politieke zaak. Ik heb deze zaak in de brieven toegelicht. Ik ontraad deze motie dus.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 434 — ik geloof niet dat mij dit ooit eerder overkomen is — en die ontraad ik ook. Wat afgelopen vrijdag is aangenomen, is precies het tegenovergestelde van dit. We hebben namelijk besloten om niet direct hetzij sancties hetzij straffen boven de markt te laten hangen op een moment dat we beginnen met belangrijke internationale overeenkomsten. Er is een vervolgoverleg. De Franse minister van Buitenlandse Zaken heeft ook aan de orde gesteld dat het juist niet de richting zou moeten zijn om nu al, alvorens dat nodig is, concrete maatregelen te nemen als er geen sprake is van constructieve deelname. Het kan best aan de orde komen, maar conform hetgeen waar ik mijn handtekening onder heb gezet is het niet verstandig. Ik ontraad dus deze motie.

De motie op stuk nr. 435 roept de regering op om alle schade toegebracht aan Nederlandse en Europese projecten openbaar maken en om stelselmatig en op politiek niveau schadevergoeding van Israël te eisen, zoals reeds bepaald door de EU in december 2014. Die wil ik in termen van consistentie ontraden, gezien mijn eigen positie hier vanmiddag, omdat wij dat al doen. Ik heb dus aan deze motie geen behoefte. Zoals bekend, hebben wij dat ook in de PNC aan de orde gesteld. Wij zijn met Israël bezig om ervoor te zorgen dat de juridische procedures daarvoor lopen. Wij verzetten ons ertegen dat dit gebeurt, in het bijzonder in Area C, en we zijn al stelselmatig bezig om op politiek niveau schadevergoeding van Israël te eisen. In die zin heb ik geen behoefte aan deze motie en zou ik haar in dat licht willen ontraden.

De voorzitter:

Consequent aan alle kanten, inderdaad. Een korte vraag, mijnheer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik had nog een vraag gesteld over het WTO-verdrag en artikel 2.1, op grond waarvan er een gelijk beleid voor alle landen zou moeten worden toegepast.

Minister Koenders:

Naar deze interpretatieve verklaring is natuurlijk heel goed gekeken door de juristen van de Europese Unie. Zij is WTO-compatibel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan heb ik nog een vraag. Schijnbaar is er een visserijverdrag met Marokko waarin de EU en Marokko overeen zijn gekomen dat visproducten uit de Westelijke Sahara onder het label "Marokko" mogen worden verkocht in Europa. Dan begrijp ik het even niet.

Minister Koenders:

Dat is jammer. Ik kan alleen maar zeggen dat de verklaring WTO-compatibel is.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 18.42 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven