4 Vragenuur: Vragen Kooiman

Vragen van het lid Kooiman aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de inzet van de Nationale Reddingsvloot bij overstromingen onzeker is. 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kooiman namens de SP-fractie. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. De Nationale Reddingsvloot van de Nederlandse Reddingsbrigade doet ontzettend goed en belangrijk werk voor mens en dier. Zo is de Nationale Reddingsvloot er als er calamiteiten zijn, bijvoorbeeld bij overstromingsrampen. De afgelopen weken hebben wij allemaal gezien dat de Nationale Reddingsvloot dan hard nodig is. De Nationale Reddingsvloot is echter ook aanwezig op heel veel sportevenementen. Ik denk aan Sail, maar ik denk ook aan de intocht van Sinterklaas; dankzij de Nationale Reddingsvloot verloopt die veilig. 

De Nationale Reddingsvloot bestaat uit 90 boten en 1.000 speciaal opgeleide vrijwilligers. Mocht er ergens een overstroming zijn, dan zijn ze er binnen een uur. De Nationale Reddingsvloot verkeert nu echter zelf in zwaar weer. Al drie jaar lang zit men in financiële onzekerheid. Er is gekibbel over wie wat betaalt en de Nationale Reddingsvloot is hiervan de dupe. De minister zegt dat de 25 veiligheidsregio's hiervoor financieel verantwoordelijk zijn, maar die zeggen: minister, wij hebben geen geld. De VVD en de SP vonden dat dit niet langer zo kon en daarom hebben wij een motie ingediend, waarin wij de minister hebben verzocht om voor eind mei met een oplossing te komen. Waarom eind mei? Omdat de Nationale Reddingsvloot anders financiële maatregelen moest nemen. Het is nu juni en de Nationale Reddingsvloot verkeert nog steeds in onzekerheid. Ik snap het niet. Onze motie was toch helder, denk ik. De oplossing had er al moeten zijn. Welk plan ligt er? Hoe redt deze minister de Nationale Reddingsvloot? 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Dank aan mevrouw Kooiman, die dit onderwerp op de agenda heeft gezet. Misschien is het goed om even in de geschiedenis te kijken. In 2010 is met de veiligheidsregio's afgesproken dat er een overgangsperiode zou zijn van vijf jaar, van 2010 tot 2015. Daarin zouden de veiligheidsregio's hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de Nationale Reddingsvloot op zich nemen. Dat schrijft de Wet op de veiligheidsregio's ook voor. Die schrijft voor dat de veiligheidsregio's adequate maatregelen moeten nemen om overstromingsgevaar tegen te gaan. Vervolgens is er aan het eind van die periode, in mijn termijn als minister, aan de orde gekomen dat in die vijf jaar te weinig vooruitgang was geboekt tussen aan de ene kant de Reddingsbrigade en aan de andere kant de veiligheidsregio's om te bezien of de Reddingsbrigade daarin een rol zou kunnen blijven vervullen. Ik heb daarop gezegd: dan verleng ik de subsidiëring vanuit het departement nog voor één jaar, tot 2016, maar dan moeten die afspraken er ook echt zijn. De vorige keer dat dit onderwerp aan de orde is gekomen, heb ik aangegeven dat het ernaar uitzag dat dit heel lastig zou gaan. Terecht was er toen een motie. Daarin wordt de verantwoordelijkheid keurig gelegd waar die hoort te liggen, namelijk bij de veiligheidsregio's. Ik heb een aantal zeer indringende gesprekken gevoerd met de veiligheidsregio's en de Reddingsbrigade, mede op basis van die motie. Ik dank de Kamer daar hartelijk voor, want die motie was een steun in de rug die je bij dat soort gesprekken goed kunt gebruiken. De uitkomst daarvan is dat het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad mij heeft bericht dat het samen met de Reddingsbrigade zal proberen om voor 1 januari 2017 een onderzoek te verrichten naar de vraag hoe we de Reddingsbrigade kunnen inzetten voor die Nationale Reddingsvloot. Om dat te faciliteren ben ik bereid geweest om onder een aantal voorbehouden die nog niet vervuld zijn, toe te zeggen dat in 2017 nog een bedrag ter beschikking wordt gesteld om in dat proces te kunnen helpen. Het ziet er dus naar uit dat we overeenstemming hebben, maar een en ander is nog wel aan een aantal voorwaarden verbonden. Ik kan daarom nog niet melden dat we er helemaal uit zijn, maar we hebben zeer goede stappen gezet, waarbij de veiligheidsregio's expliciet nog eens hebben bevestigd dat zij hun verantwoordelijkheid volledig nemen. 

Mevrouw Kooiman (SP):

De VVD en de SP hebben niet voor niets samen gezegd dat deze minister de verantwoordelijkheid heeft om de veiligheidsregio's daartoe op te roepen. Het maakt ons niet uit wie kibbelt met wie. Het is duidelijk dat er een oplossing moet komen. Het verbaast mij dan ook dat de minister zegt dat er wel gezocht wordt naar een financiële oplossing. Van de Nationale Reddingsbrigade heb ik begrepen dat er nog een tekort is. Zij komt echt een schijntje tekort. Naar ik heb begrepen gaat het om ongeveer €70.000. Is de minister bereid om dat eventueel zelf bij te leggen als er geen oplossing wordt gevonden? 

De minister noemde dat onderzoek. We kunnen onderzoeken doen totdat we een ons wegen. Ik ben altijd voor onderzoek, ik doe zelf vaak ook onderzoek, maar er ligt al een onderzoek. Ik heb het vandaag weer meegenomen. Dat onderzoek is in mei afgerond. Er staat in dat nut en noodzaak zijn bewezen en dat hierdoor voorkomen wordt dat er heel veel slachtoffers zijn. Waarom moet er dus weer een nieuw onderzoek worden gedaan? Kunnen we dat gewoon niet skippen? 

Minister Van der Steur:

Het is goed dat mevrouw Kooiman dit punt nog eens onder de aandacht brengt. De motie is heel duidelijk. Daarin wordt precies aangegeven waar de verantwoordelijkheid ligt. Dat geldt ook hiervoor. Het is echt aan de veiligheidsregio's zelf om keuzes te maken en om te bepalen hoe zij in hun eigen veiligheidsregio aan die wettelijke taak willen voldoen. Er is heel veel voor te zeggen dat dit de rol van de Nationale Reddingsbrigade zou kunnen zijn, zoals ik de vorige keer ook heb gezegd. De veiligheidsregio's hebben de vrijheid om binnen het wettelijk kader hun eigen keuzes te maken. U kunt zich voorstellen dat Friesland met de Friese meren of Zeeland met de Oosterschelde en de Westerschelde toch heel andere behoeftes hebben dan bijvoorbeeld Drenthe. Het mooie van het huidige systeem is dat veiligheidsregio's zelf die verantwoordelijkheid dragen. Zij moeten dus ook gezamenlijk tot die conclusie komen. Het kan goed zijn dat de ene veiligheidsregio dan een keuze A maakt en de andere een keuze B. Het is mijn wettelijke verantwoordelijkheid om toezicht te houden op het kader. Ik zal dus moeten toetsen of aan de wettelijke vereisten is voldaan. Dat zal ik ook doen. Ik loop niet vooruit op de gesprekken die over de financiering worden gevoerd, want ook dat punt ligt natuurlijk primair bij de veiligheidsregio's zelf. 

Mevrouw Kooiman (SP):

De motie was helder. Hierin werd de regering namelijk verzocht om een einde te maken aan de bestuurlijke impasse. Dat is een opdracht aan de regering en dus aan deze minister. Ik spreek de minister daarom aan om zijn verantwoordelijkheid te nemen om eens een einde te maken aan dat bestuurlijke gekibbel. Het maakt mij niet uit waar het geld vandaan komt. Het gaat om een schijntje. Zorg ervoor dat de Nationale Reddingsvloot, die nationaal werkt, of het nu is in Drenthe, in Groningen of in Boxmeer, waar ontzettend veel overstromingen waren, altijd daar kan zijn waar die nodig is. Dus nogmaals, er moeten niet allemaal bestuurlijke onderzoekjes worden gedaan, want er ligt al een onderzoek en er moet niet nog meer worden gekibbeld. Het gaat maar om een schijntje. Deze minister is verantwoordelijk. Ik wil dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt en met een oplossing komt, zodat we hier niet nog een keer hoeven te staan. 

Minister Van der Steur:

Ik ben altijd heel blij met de enthousiaste ondersteuning van mevrouw Kooiman en haar fractie voor het beleid dat ik op dit punt voer, ook in algemene zin trouwens. Maar hiervoor geldt toch echt volgende. In de motie wordt de regering opgeroepen om er bij het Veiligheidsberaad en de veiligheidsregio's op aan te dringen dat er een eind komt aan de bestuurlijke impasse — even voor de goede orde: die bestuurlijke impasse lag niet bij mij, maar bij de veiligheidsregio's en het Veiligheidsberaad respectievelijk de Reddingsbrigade — en om vervolgens daar waar mogelijk een oplossing te vinden voor de financiering van de calamiteitenvloot van de Reddingsbrigade. Dat is de motie. Zo heb ik die ook ingevuld. Ik hoop zeer binnenkort definitief te kunnen berichten dat we langs de lijn die ik net heb uitgezet, een oplossing hebben gevonden, in ieder geval voor 2017 en mogelijkerwijs voor daarna, maar daarvoor ligt de verantwoordelijkheid waar die hoort, namelijk bij de veiligheidsregio's. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ken deze minister als iemand die altijd heel creatief omgaat met het lezen van moties, maar in de motie staat "verzoekt de regering, (…) dat er een einde komt aan de bestuurlijke impasse en dat er een oplossing gevonden wordt voor de toekomstige financiering (…)", punt. Zo helder is de motie en zo helder is mijn vraag aan de minister om met een oplossing te komen. Nogmaals, het gaat om een schijntje. Zorg ervoor dat de Nationale Reddingsvloot gewoon het bijzondere en mooie werk kan blijven doen. 

Minister Van der Steur:

Mevrouw Kooiman en ik zijn het eens over het belangrijke werk dat de reddingsbrigade doet. We zijn het volgens mij ook eens over de wijze waarop we dat in Nederland met elkaar verdeeld hebben. Volgens mij ben ik heel duidelijk geweest over de motie. Over de tekst van de motie zijn we het ook eens; we hebben die beiden voorgelezen. Wat dat betreft, zit er geen licht tussen het verzoek en de vraag van mevrouw Kooiman en mijn antwoorden. Ik stel dan ook vast dat ik gewoon voortga op de ingeslagen weg om de motie uit te voeren. Daarmee zijn we een heel eind gekomen. Ik ben er heel blij mee dat dit zo is, maar de laatste stap daarin moet echt gezet worden door de reddingsbrigade aan de ene kant en de veiligheidsregio's aan de andere kant. Daarop zal ik nauwlettend toezien. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De minister zei net in een nogal procedureel antwoord dat de impasse niet bij hem ligt, maar hij leest ongetwijfeld ook de krant. Daarin staat dat de hoeveelheden extreme regenval zijn vanwege klimaatverandering en dat ook de Deltacommissaris al zegt dat we de hoeveelheid regen die nu valt, eigenlijk pas verwachtten rond 2030. Als er een overstroming is en we de reddingsvloot hard nodig hebben, is het antwoord "de impasse lag niet bij mij" toch niet toereikend? 

Minister Van der Steur:

De vraag van mevrouw Van Tongeren bestaat uit twee elementen. Aan de ene kant is er een bestuurlijke impasse ten aanzien van de invulling van de Nationale Reddingsvloot. Daarover hebben we nu uitgebreid gediscussieerd. Aan de andere kant zegt mevrouw Van Tongeren dat de Nationale Reddingsvloot nodig is. Dat klopt. Niet zozeer is de Nationale Reddingsvloot nodig, maar wel moeten de veiligheidsregio's adequate maatregelen nemen tegen overstromingsgevaar. Dat het overstromingsgevaar misschien anders is dan was ingeschat, zal zo zijn en onderstreept ook het belang van het wettelijk kader dat we hebben afgesproken. 

De voorzitter:

Uw tweede vraag, mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Burgers rekenen op hun overheid voor hun veiligheid, voor de dingen die zij zelf niet kunnen regelen. Als we de €70.000 waarover mijn collega van de SP het had, al niet kunnen vinden voor het niveau dat we nu nodig hebben, vraag ik mij af hoe we het gaan doen nu blijkt dat het risico veel groter geworden is. Wat is er nodig voor deze minister om echt de regie op dit dossier te nemen om ervoor te zorgen dat alle Nederlandse burgers kunnen rekenen op redding als dat nodig is? 

Minister Van der Steur:

Ik heb net al uitgelegd hoe het wettelijk kader georganiseerd is. De veiligheidsregio's moeten adequate maatregelen kunnen nemen tegen overstromingsgevaar. De wijze waarop ze dat doen, is een keuze van de veiligheidsregio's zelf. Dat is ook de discussie die nu gevoerd wordt tussen enerzijds de reddingsbrigade en anderzijds de veiligheidsregio's. Mijn taak is dat ik aan het eind van de dag — precies daar vraagt mevrouw Van Tongeren om — beoordeel of invulling wordt gegeven aan het wettelijk kader. Dat zal ik ook doen. 

De heer Van Raak (SP):

We bespreken een hoop ingewikkelde kwesties in de Kamer, maar deze is heel eenvoudig. De mensen die ons moeten gaan redden, komen €70.000 tekort. De VVD en de SP hebben de minister opgedragen om dit voor 1 juni te regelen. Vervolgens moet er vergaderd worden met 25 veiligheidsregio's. Hoeveel gaat dat wel niet kosten? Ook moet er een jaar lang onderzoek gedaan worden voor 1 januari 2017. Hoeveel gaat dat kosten? Volgens mij zijn we die €70.000 dan al kwijt. Kan de minister dit gewoon even regelen, kan hij even €70.000 investeren en kan hij dit even oplossen in plaats van zo op de procedure te gaan zitten? 

Minister Van der Steur:

Ik waardeer de positieve, maar vooral ook onorthodoxe wijze waarop de heer Van Raak zijn vraag stelt: kan de minister dat even regelen? Deze minister kan heel veel even regelen, maar op dit punt nu net niet omdat we met elkaar hebben afgesproken dat de veiligheidsregio's een eigen verantwoordelijkheid hebben. Ik heb in de beantwoording van de vragen van mevrouw Kooiman, die lid is van dezelfde fractie als de heer Van Raak, aangegeven waar we in dat proces zitten. Dat proces wordt zorgvuldig afgelopen. Ik heb goede hoop dat we daar netjes uitkomen. Dat maakt verdere discussie over de €70.000 hopelijk overbodig. 

De heer Van Veen (VVD):

De motie is inderdaad niet voor niets ingediend, want er speelt natuurlijk wel iets. Veel vrijwilligers verkeren op dit moment in onzekerheid over hoe het er in de nabije toekomst uit zal zien. De minister kondigt nu opnieuw een onderzoek aan. Ik ben heel benieuwd wat de minister uiteindelijk van dat onderzoek verwacht. Volgens mij zijn de feiten immers vrij helder. Als we nu weer een onderzoek gaan doen, maak ik mij wel een beetje zorgen over wat daarvan de uitkomst zou kunnen zijn. 

Minister Van der Steur:

Voor de goede orde: dat onderzoek doe ik niet. Dat onderzoek wordt gedaan door het Veiligheidsberaad, het overkoepelend bestuur van de veiligheidsregio's. Op mijn uitdrukkelijke verzoek gebeurt dat zo veel mogelijk samen met de reddingsbrigade. Het onderzoek gaat over de vraag hoe we op een verstandige manier de toekomst tegemoet gaan. Ik denk dat het verstandig is dat men daar gezamenlijk uit komt, ook in het kader van de motie, om ervoor te zorgen dat de bestuurlijke impasse wordt doorbroken. Ik zie het onderzoek ook als een uitvoering van de motie. Mevrouw Tellegen van de fractie van de heer Van Veen heeft daar al naar gevraagd. Dat is nodig om die partijen bij elkaar te krijgen. Ik heb zelf gezegd dat ik bereid ben om dat te faciliteren door nog één jaar een deel van de subsidie ter beschikking te stellen, weliswaar niet rechtstreeks maar op een indirecte wijze, en er daarmee voor te zorgen dat die waarborg er gewoon is. De heer Van Veen en ik zijn het erover eens dat die waarborg van groot belang is en dat de veiligheidsregio's aan hun wettelijke taak moeten voldoen; dat was ook de basis van de motie. 

Naar boven