5 Verantwoordingsdebat 2015

Aan de orde is de voortzetting van het verantwoordingsdebat over het jaar 2015.

De voorzitter:

We gaan verder met het debat over de verantwoording over het jaar 2015. We waren gebleven bij de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals al door meer Kamerleden is gezegd, is het de laatste Verantwoordingsdag voor dit kabinet. Volgend jaar hebben we, naar we allen hopen en verwachten, een nieuw kabinet. De vraag is wat dit kabinet achterlaat. Wat is de erfenis? Volgens de laatste Verantwoordingsbrief is dat in elk geval een herstellende economie en een beperking van de overheidsschuld. De minister van Financiën kan en mag daar best trots op zijn. Tegelijkertijd zijn er een paar dingen om minder trots op te zijn, zoals het disfunctioneren bij een drietal departementen, wat al door veel sprekers voor mij is aangekaart. Dit is een zeer slechte zaak. De Rekenkamer is zeldzaam hard in zijn conclusies. Ik wacht dan ook in spanning af wat de reactie hierop van de premier zal zijn en natuurlijk ook, in een later stadium, van de desbetreffende vakministers.

Waar de Verantwoordingsbrief niet of nauwelijks over gaat, zijn drie in 2015 echt grote maatschappelijke en politieke onderwerpen: het vluchtelingenvraagstuk, de werkgelegenheid en het klimaatvraagstuk. Het is misschien bijna vanzelfsprekend dat daarover zo min mogelijk in de brief staat, want de resultaten zijn niet om over naar huis of naar dit huis te schrijven. Wat GroenLinks betreft zou het daar juist over moeten gaan in dit Verantwoordingsdebat. Het kabinet besteedt kort aandacht aan de vluchtelingenopvang en noemt vooral het ontmoedigen van vluchtelingen als maatregel om ervoor te zorgen dat de instroom beperkt wordt. Vluchtelingen moeten vooral niet naar Nederland komen, was de strekking. Er kwamen er echter wel veel, veel meer dan het kabinet had verwacht. Daar ging het al snel fout. Op papier werden de aantallen klein gehouden, waardoor het ging knellen. Toen de werkelijkheid anders bleek, moest er met stoom en kokend water worden bijgestuurd. Nu wordt geld voor vluchtelingen betaald door anderen op de wereld van wie we mogen hopen dat ze niet deze kant op vluchten, gelden van ontwikkelingssamenwerking. Het is typerend voor de kabinetsaanpak: bij plotselinge crisis en bij oorlog is ontwikkelingshulp de sluitpost. Armpje drukken tussen verschillende ministeries leidt ogenblikkelijk tot het resultaat dat de sterkste het wint, en dat is niet onze ontwikkelingssamenwerking. Hoeveel nieuwe programma's die zouden worden gestart op basis van de toenemende sommen gerelateerd aan het bnp, heeft dit gekost? Kan de minister hierop ingaan? Wat hebben we niet gedaan wat we hadden moeten doen?

Er zijn er 60.000 opgevangen. Eerst en vooral hier zou een compliment mogen gelden, en dat doe ik heel graag, aan de gemeenten en de zeer vele vrijwilligers in dit land. Die zijn ervoor gaan staan. Dappere wethouders en burgemeesters met creatieve oplossingen durfden het gesprek wel aan met de bevolking, waar het kabinet vooral met de vuist op tafel sloeg. Zij hebben zich verzet tegen bizarre eisen van het COA. Zij hebben ervoor gezorgd dat het wel ging lukken. Zo is het college in Utrecht begonnen met het direct binden van asielzoekers aan de stad: vanaf dag één integreren. Ede is overgegaan tot het organiseren van drie kleinschalige opvangen. Wijk bij Duurstede laat gespreid over de gemeente extra woningen bouwen om statushouders op te kunnen vangen. Dat zijn de goede initiatieven. Daarmee is in 2015 het vluchtelingenvraagstuk gered en is er gezorgd voor menselijke opvang, met duizenden vrijwilligers. We hebben in Nederland meer vrijwilligers dan vluchtelingen. Hier en daar zijn er wachtlijsten bij organisaties voor mensen die heel gemotiveerd vluchtelingen willen opvangen en begeleiden. Dat horen we niet in Nieuwsuur, want goed nieuws is geen nieuws, maar het is wel zo. Nederland laat zich daar van zijn goede kant zien.

Nu deze groep vluchtelingen hier is, zal er wel vanaf dag één voor gezorgd moeten worden, ook door beleid van de rijksoverheid, dat deze mensen een kans krijgen. Ik heb het per interruptie een paar keer geprobeerd bij collega's. Als wij voor forse sommen geld zorgen voor eerste opvang en eerste integratie en inburgering maar deze mensen vervolgens qua taalniveau niet verder opleiden dan basisschoolniveau — dat is de norm — dan zijn zij kansloos op de arbeidsmarkt. Het enige wat helpt, is als we nu zouden kunnen overstappen naar een systeem met een geïntegreerde aanpak van integratie, taal, scholing en vakopleidingen, ten minste op mbo-niveau, want dat vinden wij een startkwalificatie op de arbeidsmarkt. Voor minder doen we het niet. Is de premier bereid om dit in gang te zetten, zodat we fouten herstellen uit het verleden, toen we grote groepen mensen in onze samenleving opvingen maar hen in de marge van onze samenleving lieten zitten? Dat moeten we niet laten gebeuren. Laten we leren van de fouten uit het verleden. We moeten dus inzetten op die combinatietrajecten.

Ik stap over naar het klimaat. Het kabinet rapporteert over een beetje economisch herstel, maar tegelijkertijd zien we de CO2-uitstoot weer de lucht in vliegen. Het kabinet zet in op groene groei. Dat betekent: ontkoppelen van economische groei en CO2-uitstoot. We moeten vaststellen dat 2015 heeft bewezen dat daar niets van terechtkomt. De facto wordt het klimaatprobleem nu alleen maar in grotere vorm doorgeschoven naar een kortere toekomst. Die kortere toekomst wordt nu zo kort dat je eigenlijk het voorbeeld te binnen schiet van de automobilist die met VVD-snelheid, 130 km/u, op een betonnen muur afrijdt en 20 meter van tevoren zegt: niets aan de hand; als ik gewoon op tijd ga remmen, heb ik alleen een beetje bumperschade. Dat gaat niet goed aflopen.

Ik heb hier een grafiek met het aandeel van de duurzame energie. Ik zal de grafiek straks overhandigen, maar daarop is te zien wat we tot nu toe hebben gerealiseerd en waar we met het te lage ambitieniveau van het energieakkoord uitkomen. Het moet dus heel steil omhoog. Het vlakt af en het moet werkelijk heel anders.

De voorzitter:

Niemand kan het zien, mijnheer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De ontwikkeling vlakt af, terwijl er juist veel meer zou moeten gebeuren. Via de bode zal ik de grafiek aan de premier overhandigen.

De voorzitter:

Ik denk dat iedereen u gelooft.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De premier ziet dit dan in ieder geval wel. Het lijkt mij heel belangrijk dat hij hierop reageert.

Op het punt van het nemen van maatregelen tegen de uitstoot speelt het kabinet vooral verstoppertje. Minister Kamp gaat over het één, de staatssecretaris van I en M gaat over het verdrag en uiteindelijk wordt er kabinetsbreed eigenlijk geen verantwoordelijkheid genomen. De heer Nijboer, die ik op dat punt interrumpeerde, zei met een vrolijk gezicht dat het kabinet de sluiting van kolencentrales vervroegt. Mogen we vaststellen dat dit kabinet drie kolencentrales heeft geopend en er nog niet één heeft gesloten?

De werkloosheid is ietsje afgenomen, maar is op een belangrijk punt, namelijk de jeugdwerkloosheid, sinds 2015 zelfs weer iets toegenomen. Er zit een rare dip in. Je ziet dat het de laatste tijd eigenlijk helemaal niet zo goed gaat met die werkloosheid. De aanpak van het kabinet was vooral: bevorderen van de economische groei en verlichten van de lasten. Laten we vaststellen dat we bij de behandeling van het Belastingplan al een discussie hadden over het feit dat 5 miljard lastenverlichting een lousy 35.000 banen opleverde, natuurlijk op termijn, en dat dit omgerekend ongeveer €142.000 per baan was. Dat is niet effectief voor de aanpak van de echte problematiek van de werkloosheid. Jongere en oudere werklozen en langdurig werklozen worden met dit beleid niet op een effectieve manier geholpen.

De PvdA stelt vandaag meer koopkrachtherstel voor. Dat is aardig, want die bedrijfswinsten moeten worden ingezet en die moeten daar niet blijven, maar de vraag is hoe je dat doet. Een generiek koopkrachtherstel gaat weinig banen opleveren. Een gerichte inzet van dat geld voor goede banenplannen zou wel iets kunnen opleveren. Er waren ooit PvdA-ministers die hun naam wisten te verbinden aan goede plannen om op korte termijn te zorgen voor meer werk en die daar redelijk effectief in waren. Hun achternamen begonnen onder meer met een M; ik noem verder geen namen. Het zou wenselijk zijn als dit kabinet daar een voorbeeld aan zou nemen en met concrete maatregelen zou komen. De sectorplannen van minister Asscher hebben in elk geval niets opgeleverd. Dat is intussen zelfs ook erkend.

Een klein lichtpuntje is het lage-inkomensvoordeel. Gerichte lastenverlichting kunnen wij steunen. Die gaat overigens pas in per 1 januari 2017. Laten we hopen dat daar iets van terechtkomt. Is de minister van Financiën bereid om het lage-inkomensvoordeel verder uit te breiden? Intussen hebben we namelijk wel maatregelen genomen op het punt van het minimumjeugdloon via het verlagen van de leeftijd. Dit betekent dat de gelden die beschikbaar zijn voor het lage-inkomensvoordeel, nu over meer mensen moeten worden verdeeld. Zou het wenselijk zijn om dat plan verder te vergroten?

Ambassadeurs voor ouderen en jongeren, dat werd hem echt niet. We verwachten van het kabinet harde en concrete maatregelen op dit terrein. Daarmee wil ik ook afsluiten. Mijn fractie is onthutst over de ernstige onvolkomenheden op drie departementen. Daarover moeten we echt verder met elkaar doorpraten, maar meer nog is mijn fractie onthutst over het doorschuiven en op papier oplossen van grote vraagstukken. Papier is geduldig, maar daarmee lossen we deze vraagstukken niet op. De erfenis van dit kabinet zou daarmee weleens vooral een heel zware last voor komende generaties kunnen zijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. We hadden zojuist lunchpauze en ik heb die mogen combineren met een interview door twee studenten van het Hoornbeeck College. Dat is zeven keer op rij gekozen tot het beste roc van Nederland, zeg ik maar even. Het Hoornbeeck College, vergeet dat niet, minister-president. Die twee studenten zitten al de hele ochtend en middag op de publiek tribune. Volgens mij zitten ze daar nu. Of nee, toch niet.

De voorzitter:

Ze zijn weg.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan zijn ze nu de stad in.

De voorzitter:

Ze hebben groot gelijk.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ze hebben in ieder geval tot aan de schorsing netjes gedaan wat ze moesten doen, namelijk een debat volgen en mij interviewen. Zij zeiden tegen mij: het is opvallend dat jullie een heel aantal dingen gemeenschappelijk hebben en dat is wel mooi. Volgens mij — dat was niet hun interpretatie — zijn dat vier dingen. Als ik het debat tot nu beluister, danken wij allemaal de Rekenkamer. De Rekenkamer heeft goed werk geleverd: chapeau. Ik dank daarvoor de mevrouw die hier zit en de heer Visser met de zijnen.

Ten tweede beluister en vind ik zelf ook dat een heel aantal dingen goed gaat. Gelukkig groeit de economie weer. We hebben ook geen spijt van de gedoogsteun die wij af en toe geleverd hebben via de akkoorden met D66 en de ChristenUnie. Ook daarin hebben we weer gezamenlijk onze verantwoordelijkheid genomen in moeilijke tijden. Het tekort daalt en zal vanaf 2019 zelfs overslaan in een overschot als het niet door nieuw beleid of externe omstandigheden verstierd wordt. Afgelopen jaar is de staatsschuld zelfs ondanks een tekort gedaald. In deze tijden is dat voorwaar een prestatie. Ik wil het kabinet danken voor wat het daarvoor heeft gedaan. Het heeft ook wel iets te maken met het buitenland en met de aantrekkende wereldhandel, maar het is ook afhankelijk van beleid.

Een derde punt is dat er zorgen zijn. Iedereen heeft zo zijn eigen dingen, maar er zijn volgens mij twee overkoepelende zorgen. De eerste zorg is dat de lasten te hoog zijn. Generiek bezien hebben we de tekorten teruggebracht door onder andere de lasten te verhogen met 12 miljard ten opzichte van de precrisistijd. Wat mij betreft zou dat op een gegeven moment teruggedraaid moeten worden, ook voor specifieke groepen, bijvoorbeeld voor ouderen; ik hoor gelukkig ook anderen eenverdieners noemen. Het tweede zorgpunt is de hoge werkloosheid, want dat zo veel mensen in dit land aan de kant staan, is en blijft natuurlijk zorgelijk als wij daar niet wat aan gaan doen. Je kunt die twee wel met elkaar verbinden, want als je de lasten verlaagt, maak je arbeid ook weer aantrekkelijker. Ik denk dat daar een van de aangrijpingspunten zit. Daarover gaan we volgens mij verder debatteren bij de Voorjaarsnota en vooral ook bij de behandeling van de begroting. Mijn indruk is dat we bij het Verantwoordingsdebat vooral terugkijken en lering trekken en dan vooruitkijken.

Het vierde gemeenschappelijke punt is dat iedereen het tot nu toe heeft gehad over Veiligheid en Justitie, Defensie en belastingen. Daar zitten ook mijn zorgen. Ik sluit me aan bij de detailvragen van de collega's. Dit gaat wel over kerntaken. Deze minister-president is zes jaar, met Rutte I en Rutte II, aan de macht. Ik wil die twee niet direct aan elkaar koppelen, maar ik heb er wel een vraag over. Zeker de VVD, maar eigenlijk iedereen ziet de volgende zaken als kerntaak: de beveiliging van het land en het ingrijpen in andere landen op het moment dat het daar uit de hand loopt, politie en justitie, maar ook gewoon geld ophalen bij de mensen. Wat mij betreft is dat zo weinig mogelijk, maar als je het met elkaar afgesproken hebt, moet je het ook doen. Op die kerntaken moet het eigenlijk niet misgaan, maar het gaat daar wel mis. Ik haal daarover een treffende uitspraak aan van Arno Visser, de president van de Algemene Rekenkamer: de politiek is te veel gericht op het maken van plannen en te weinig op het realiseren ervan. Zit daar niet de kern van het probleem? Op alle drie de departementen is al meer dan twee jaar bekend dat er grote problemen zijn. Ik heb drie vragen aan het kabinet.

De eerste vraag is: doet de minister-president genoeg? Heeft hij voldoende de regie genomen? Het stelt mij niet gerust dat hij nu heel verbaasd naar mij kijkt, want het zijn kerntaken. En natuurlijk, de minister-president kan straks zeggen: de twee ministers en de staatssecretaris die hierop zitten, hebben de verantwoordelijkheid; ga met hen de debatten aan. Dat doen we ook al. We hebben afgelopen dinsdagavond nog met minister Hennis gesproken over Defensie versus de NAVO-norm. Maar als het zulke kerntaken betreft, moet de minister-president dan ook niet de regie nemen? Hem kennende, zal hij dat ook gepoogd hebben. De grote vraag is: is dat genoeg geweest? We spreken hier nu immers niet voor het eerst over. Dit is al jaren aan de gang. Al jaren moeten we met elkaar constateren dat hier grote gaten vallen. Wat heeft de minister-president dan gedaan? En zou hij niet meer moeten doen?

De tweede vraag is: doen de bewindslieden genoeg? Wat is het oordeel van de minister-president daarover?

En de derde vraag is: levert de minister van Financiën voldoende budget? Bewindslieden kunnen zich het vuur uit de sloffen lopen, maar wij zeggen, zoals bij Defensie, nog steeds dat we missies moeten doen, taken moeten uitvoeren en moeten zorgen voor veiligheid. Als er dan een cultuur bij Defensie is van "wat de politiek vraagt, leveren wij", maar wij via de minister van Financiën, die nu eenmaal verantwoordelijk is, onvoldoende budget leveren om dat te realiseren, leveren we hun dan niet een taak die eigenlijk onmogelijk uit te voeren valt? Ik vraag de minister-president dus om terug te kijken op dat rapport van de Algemene Rekenkamer. Daarin wordt opnieuw — dat is al verschillende jaren zo — gesteld dat er een mismatch is tussen wat wij van de ministeries vragen aan inhoudelijke taken en het budget dat erbij hoort. Dat geldt voor Defensie, voor Veiligheid en Justitie, voor de politie, voor de inlichtingendiensten en voor diverse andere onderdelen. Het geldt eigenlijk door de hele keten heen. Moet er dan niet voor gezorgd worden dat er meer ruimte is?

Wij moeten straks decharge verlenen voor deze jaarverslagen; daar wordt althans om gevraagd door het kabinet. Ik vind dat een lastig punt. Ik ben daar ook nog niet over uit, maar gelukkig is dit nog maar het begin van het debat. De minister-president zal zeggen dat het om complexe problemen gaat die over een lange tijd zijn ontstaan en die je dus ook niet van de ene dag op de andere kunt oplossen. Ik ben het daar op zich mee eens, maar kun je je het veroorloven om die jaar op jaar te laten bestaan? Dat kan volgens mij alleen als je er zicht op hebt dat je die problemen ook daadwerkelijk binnen afzienbare tijd kunt oplossen, maar dat zie ik niet gebeuren. Ik wil van de minister-president graag de belofte dat hij deze drie grote problemen gaat oplossen voordat hij demissionair wordt en dat we een nieuw kabinet niet aan het begin alweer gaan opzadelen met een gigantisch probleem, omdat er bij drie kerntaken van de overheid sprake is van grote tekorten. Ik wil dat dit kabinet tegen het volgende kabinet kan zeggen: wij hebben de grote problemen opgelost, zodat jullie kunnen werken aan de andere uitdagingen. Dat is mijn kernvraag aan de minister-president.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Tijdens het Verantwoordingsdebat van vandaag staat een belangrijke vraag centraal: krijgen we waar voor ons belastinggeld? Het kabinet moet duidelijk maken wat het beleid vorig jaar gekost heeft, of het publieke geld goed besteed is en of de beleidsdoelen bereikt zijn. De minister van Financiën was vorige week goed gemutst tijdens de presentatie van de verantwoordingsstukken. Hij zei min of meer dat het wel snor zit met de rechtmatigheid van de inkomsten en uitgaven in 2015: de overheidsschuld daalt voor het eerst sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008; het begrotingstekort is sinds 2009 niet meer zo klein geweest; de werkloosheid daalt licht en de economie trekt wat aan.

50PLUS ziet ondanks de voorzichtige positieve ontwikkelingen ook kwetsbaarheden. De staatsschuld is sinds 2007 met 70% gestegen en bedraagt maar liefst €26.000 per inwoner; voor een gezin algauw een ton. De leenkosten voor de overheid zijn door de dalende rente met 65% gedaald en de looptijd van staatsleningen is sinds 2007 gemiddeld korter om zo optimaal te kunnen profiteren van de dalende rente. Dit gunstige beeld kan echter zomaar omslaan als de rente weer gaat stijgen naar een normale hoogte. Hoe wordt er omgegaan met deze kwetsbaarheid binnen de overheidsfinanciën?

De uitspraak die de minister van Financiën gisteren deed, heeft ons in dit verband dan ook verbaasd. Hij zei dat de schuldverlichting van Griekenland de Nederlandse begroting niet hoeft te raken, omdat Nederland bijna gratis geld kan lenen. Hij zei ook dat er nog wel wat ruimte zit. 50PLUS vindt dat als die ruimte er is en die ook benut gaat worden, je die moet gebruiken om te investeren in de zorg en in een evenwichtige koopkrachtontwikkeling voor mensen die werken, mensen die niet kunnen werken en mensen die gewerkt hebben. Die laatste groep is door dit kabinet stelselmatig op achterstand gezet. We kregen net al een statistiekje, maar ik heb er ook één meegenomen waarin je het verschil tussen werkenden en niet-werkenden kunt zien. Ik zal ervoor zorgen dat die bij iedereen terechtkomt.

De voorzitter:

De statistiek van de heer Krol schijnt beter te zijn dan die van de heer Grashoff, althans qua zichtbaarheid.

De heer Krol (50PLUS):

Zo is het maar net.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Krol (50PLUS):

Na 50 miljard — ik herhaal: 50 miljard — aan bezuinigingen en lastenverzwaringen van de kabinetten-Rutte is er geenszins sprake van een evenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dat geldt zeker niet voor gepensioneerden, ook niet na de 5 miljard aan lastenverlichting. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft becijferd dat er in de afgelopen vijftien jaar een ware koopkrachtkloof is ontstaan tussen werkenden en gepensioneerden. Linksom of rechtsom moet die kloof — we kunnen zelfs van een ravijn spreken — voor gepensioneerden gedicht worden. Voorstellen die daartoe bijdragen, worden door 50PLUS gesteund, zelfs als ze komen van een partij die "65 blijft 65" belooft en dat één dag na de verkiezingen weer inslikt. Maar 50PLUS is wel voorstander van structurele voorstellen en niet van eenmalige. Ik dank de collega van de Partij van de Arbeid in dat verband zeer. Ik vraag het kabinet dan ook om voorstellen te doen.

Dat de overheidsuitgaven rechtmatig zijn is mooi. Dat wil helaas echter niet zeggen dat belastinggeld ook doelmatig, effectief en efficiënt wordt besteed. Daar schort het vaak nog aan volgens de Algemene Rekenkamer. Er is vandaag gesproken over de grote tekortkomingen bij de Belastingdienst, het ministerie van Defensie en het ministerie van Veiligheid en Justitie. 50PLUS vraagt het kabinet werk te maken van de vele aanbevelingen van de rijksrekenmeester. Kan dat toegezegd worden?

Ik kom bij het casusonderzoek naar het beleid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de bestrijding van langdurige ouderenwerkloosheid. 50PLUS vindt de uitkomsten onthutsend. In 2015 hebben ruim 17.000 oudere werkzoekenden gebruikgemaakt van diverse regelingen om weer aan het werk te komen. Het gaat om bijna €14.000 per werkzoekende. 50PLUS vindt het onbegrijpelijk dat er zo weinig onderzoek bestaat naar het effect van de regelingen. Het is stuitend dat zelfs niet van alle beleidsinstrumenten duidelijk is hoeveel geld ermee gemoeid is en hoeveel werkzoekenden er daadwerkelijk mee geholpen zijn. Dat lijkt toch een eerste vereiste voor beleid dat gericht is op zo'n urgent en hardnekkig maatschappelijk probleem. Ter illustratie: bij het einde van de re-integratievoorziening in 2014 is bijna 70% van de 45- tot 64-jarigen niet werkend in de bijstand blijven zitten. Slechts 22% is aan het werk gekomen, al dan niet parttime. Dat moet en kan beter. 50PLUS vraagt de toezegging dat de door de Rekenkamer gedane aanbevelingen worden overgenomen, zo mogelijk al in het nieuwe actieplan ter bestrijding van de langdurige ouderenwerkloosheid. Welke concrete stappen mogen we van het kabinet verwachten? Kortom, het nieuwe actieplan waar 50PLUS reikhalzend naar uitkijkt, moet beter dan voorheen geborgd worden en wij moeten ervoor zorgen dat het beleid werkt en efficiënt en effectief is.

Mijn fractie vindt de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over de decentralisaties in het sociaal domein en de zorg verontrustend. Door de wijzigingen in 2015 en eerdere jaren is de inrichting van het zorgstelsel ingrijpend veranderd. Beleid, inning en besteding van geld, uitvoering en verantwoording zijn verspreid over verschillende partijen. Dat maakt de verantwoording over de zorguitgaven ingewikkeld en kwetsbaar. Het is bijna ondoenlijk zicht te krijgen op de effectieve, efficiënte en doelmatige besteding van grote bedragen zorggeld. Veel onderdelen kampen volgens de Rekenkamer weer met flinke verantwoordingsproblemen. Ik geef een concreet voorbeeld. Met de uitgaven voor het persoonsgebonden budget is in 2015 een bedrag van 2,6 miljard gemoeid. De Algemene Rekenkamer wijst erop dat de pgb-betalingen niet goed kunnen worden gecontroleerd en verantwoord door de Sociale Verzekeringsbank. Dit heeft gevolgen voor de verantwoordingen van de gemeenten en zorgkantoren. Het is van groot belang dat alle partijen in hun verantwoording transparant maken waar het is misgegaan.

Onderliggende oorzaken zijn tot nu toe niet weggenomen. Van sommige knelpunten is volgens de Rekenkamer al bekend dat ze ook dit jaar niet zullen worden opgelost. Hierdoor kunnen bij de verantwoording opnieuw problemen ontstaan. De minister deelt de aanbeveling van de Rekenkamer dat partijen tijdig stappen dienen te zetten. Hoe zal het kabinet dit dan oppakken? Sterker nog, zal het kabinet de Rekenkamer verrassen met een adequate verantwoording over 2016?

Het is naar de mening van 50PLUS opmerkelijk dat de minister van Binnenlandse Zaken zich niet primair verantwoordelijk acht voor een dreigend hardnekkige probleem bij de financiële verantwoording tussen gemeenten en zorgaanbieders. Ik ben van mening dat de Rekenkamer er terecht op wijst dat de minister op grond van de Gemeentewet een actieve verantwoordelijkheid heeft; hij is immers coördinerend bewindspersoon en eindverantwoordelijk.

Het rechtmatigheidsprobleem tussen zorgaanbieders en gemeenten speelt nu over het jaar 2015. Ook over het jaar 2016 zal het waarschijnlijk niet zijn opgelost. Het is onontbeerlijk dat de rechtmatigheid van publieke uitgaven in de zorgsector na systeemwijzigingen duidelijker en sneller is vast te stellen. Dan ontstaat meer ruimte en inzicht om de doelmatigheid van de zorg te verbeteren.

De minister van Binnenlandse Zaken dient de problematiek te analyseren en afhankelijk van de uitkomst daarvan te bepalen of en, zo ja, welke aanpassing van de wet- en regelgeving noodzakelijk is. Op basis van die analyse dient de minister, indien nodig, aanpassingen voor te stellen. Ik krijg hierop graag een reactie.

Tot slot: 50PLUS was het al niet eens met het besluit om zorgtaken te decentraliseren met tegelijkertijd een enorme bezuiniging en zonder duidelijk kader. Het door dit kabinet gekozen beleid heeft veel schade, onrust en pijn veroorzaakt bij mensen thuis. Als wij vandaag spreken over verantwoording, is mijn laatste vraag of de minister-president zich verantwoordelijk voelt voor al deze schade, pijn en onrust.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Ik dank de Algemene Rekenkamer voor de rapportage. Ik voeg hier met klem aan toe dat dit geen debat zou moeten zijn over de cijfertjes, geen debat voor boekhouders en technocraten, maar een debat dat normale mensen zouden moeten kunnen volgen. Waarom zouden normale mensen dit debat moeten kunnen volgen en waarom zouden zij dat niet kunnen volgen? Omdat zij een minister horen die trots is op zijn jaarrekening terwijl de Algemene Rekenkamer daarover kritisch is en een aantal beperkende verklaringen heeft gegeven. De minister zegt dat het standvastige beleid van deze regering loont, maar de mensen buiten deze Kamer merken daar bar weinig van. De minister zegt dat het kabinet sinds 2012 bezig is met eerlijk delen, maar de mensen op straat met lage inkomens merken daar niets van. De minister zegt dat in 2015 de rode lichten op groen sprongen, maar de lichten sprongen helemaal niet op groen. De realiteit van vandaag is dat Nederland vol staat met rode alarmlichten. Het EMU-saldo kan misschien op orde zijn, maar na drie jaar Rutte-Asscher moeten wij onszelf eigenlijk de vraag stellen: is Nederland wel op orde? Wat was 2015 voor een jaar voor mensen in ons land?

2015 was het jaar waarin Nederland op een kille, rechtsere koers bleef, met een premier die de neoliberale trein liet doordenderen, omdat onze vicepremier weigert aan de noodrem te trekken. De PvdA kijkt machteloos toe hoe Nederland verrechtst, verhardt en verruwt.

2015 was het jaar waarin de rijken weer rijker werden en de armen weer armer. De 10% meest vermogende huishoudens hebben 66% van het vermogen in handen. Het aantal huishoudens met schulden rijst de pan uit. Meer dan 400.000 kinderen groeien op in armoede.

2015 was ook het jaar waarin de rechtsstaat verder werd uitgehold. We hebben dat in de afgelopen weken ook gezien, met de antiterrorismewetten die we bespraken. Racisme en discriminatie zijn ook de pan uit gerezen.

Het jaar van de torenhoge werkloosheid. Deze daalde wel iets, maar bleef nog steeds torenhoog, vooral voor mensen met een migrantenachtergrond en voor ouderen. Zij plukken te weinig de vruchten van de karige groei.

2015 was het jaar van ouderen van wie het karige pensioen nog kariger werd, van vrouwen die nog steeds door een glazen plafond worden tegengehouden en minder worden betaald.

2015 was het jaar van bed, bad en brood; het jaar waarin een aantal politieke partijen de medemens wilden laten creperen en het hart en het verstand maar ternauwernood overwonnen.

2015 was het jaar van de vluchtelingen, die vluchtend voor bommen en terreur verdronken in de Middellandse Zee. Terwijl de Europese Unie machteloos vergaderde, zien we het aangespoelde jongetje Aylan nog liggen, met zijn rode shirt op het witte strand. Waar is de menselijk maat in onze bureaucratische structuren? Waar is de menselijke warmte in deze ijskoude tijdgeest? Waar is de mens in de wereld van de systemen?

2015 was het jaar van het terrorisme; van de moordpartijen in Parijs, Ankara, Grand-Bassam, Kabul en niet te vergeten in Brussel; van de moordpartijen door Assad en door Daesh en door de westerse bommen. En jawel, ook de Nederlandse bommen lijken burgerslachtoffers te maken. Je vraagt je dan af of het geweld nooit ophoudt. Houden mensen nooit op elkaar te vermoorden? Waarom vermoordt de mens eigenlijk de menselijke soort?

2015 was het jaar van het geld, het jaar waarin de ABN AMRO-directie zichzelf een bonus gaf, terwijl de regering de bank met verlies naar de beurs bracht. Zoals altijd wordt de rekening weer door de mensen betaald.

2015 was ook het jaar van de twee Rembrandtschilderijen. Er ging 80 miljoen euro belastinggeld naar de familie Rothschild, de rijkste der aarde. Omdat prestige het weer eens won van principes, spekte de regering de rijksten der aarde, als een omgekeerde Robin Hood. Waarom helpt de politiek de elite in plaats van de gewone burgers? Waarom laat de politiek de bankenlobby haar eigen wetten schrijven? Waarom is de politiek volgend in plaats van leidend?

2015 was ook het jaar van het burgerinitiatief Ons Geld, van een groep mensen die liet zien dat de geldschepping bij de burgers in plaats van bij de banken moet liggen.

Dat is de hoop die we moeten blijven koesteren, de hoop dat het toch anders kan, dat andersdenkende mensen zich blijven laten horen, dat creativiteit het wint van de vastgeroeste structuren, dat idealen het winnen van de gevestigde belangen. Dat is de hoop en de boodschap van DENK: dat we niet alleen de jaarrekening op orde hebben, maar dat we Nederland op orde hebben; dat we zullen leven in een rechtvaardig land, waarin gelijkwaardigheid en de menselijke maat het winnen van hebzucht en oneerlijkheid.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Het gaat niet goed met Nederland. 2015 was een dramatisch jaar. Het kabinet-Rutte II werd ontmaskerd als een gevaar voor Nederland. Het verwaarloost namelijk de kerntaken van de overheid op het gebied van veiligheid en defensie. Allereerst laat de asielcrisis zien dat het kabinet onze grenzen helemaal niet kan beschermen. Inmiddels bepaalt de EU wie wij toelaten in ons land. Vorig jaar werd Nederland overspoeld met tienduizenden asielzoekers en de kans is immens dat zich onder hen ook terroristen bevinden. De migranten werden namelijk niet goed gescreend door de falende instanties van Veiligheid en Justitie. Vele nieuwe asielzoekerscentra werden de Nederlanders opgedrongen. Vaak werd de lokale democratie op een beschamende manier buiten werking gesteld. Het hele proces leidde tot wantrouwen in de politiek en onrust in de samenleving en ondermijnde de sociale cohesie in ons land.

Het kabinet gaf maar liefst 1,5 miljard uit aan asielzoekers maar deed helemaal niets aan de grote tekorten bij defensie en politie. Onze krijgsmacht is niet eens in staat om het eigen grondgebied te verdedigen. Rutte II handelt daarmee in strijd met de Grondwet. Het is niets nieuws. Defensie verkeert al jarenlang in deplorabele staat. Door een gebrek aan rijdend materieel besloot een landmachtbataljon zelfs maar te gaan lopen. Ook zien we in deze tijden van terreur enorme personeelstekorten bij de marechaussee. Het is allemaal een beschamende vertoning. Terwijl we in oorlog zijn met IS en de Russische dreiging toeneemt, heerst bij de regering nog steeds de cultuur van het gebroken geweertje. Het is onverantwoordelijk en levensgevaarlijk. De klassieke overheidstaak om ons land te verdedigen is bij dit kabinet niet in goede handen.

Ook bij de politie breekt het chronisch tekort aan middelen de organisatie keihard op. Ik noem een aantal voorbeelden. 1. Door een gebrek aan capaciteit en vakmanschap kraakt de recherche in zijn voegen. 2. De reorganisatie van de nationale politie is een compleet fiasco en kost honderden miljoenen extra. 3. De bestrijding van de zware criminaliteit ligt op z'n gat, onder meer doordat veel politiecapaciteit opgaat aan de asielinstroom. 4. Antiterreurdiensten zijn zwaar onderbezet.

Alleen in de fantasiewereld van de VVD is Nederland veiliger geworden. In werkelijkheid lopen duizenden criminelen vrij rond, staan gevangenissen leeg en wordt de helft van alle politiebureaus gesloten. In 2015 verloor de VVD niet alleen twee bewindspersonen op Veiligheid en Justitie maar ook haar geloofwaardigheid.

Voorzitter. Onze veiligheidsdiensten moeten weer slagkracht krijgen en daadkracht uitstralen. Dat vereist allereerst een mentaliteitsomslag bij dit kabinet, bij deze premier. Wij zeggen tegen hen: minder focus op glitterstrikken en de Toppers en meer aandacht voor agenten en militairen.

VNL stelt daarom het volgende voor: 5 miljard extra investeren in onze krijgsmacht, zodat Nederland eindelijk voldoet aan de NAVO-afspraak en niet langer zijn bondgenoten in de steek laat. Geef 1 miljard extra aan de politie en het OM zodat zij goed uitgerust de strijd aankunnen met terroristen en zware criminelen.

Forse investeringen in veiligheid zijn van het allergrootste belang. Uiteindelijk is onze vrijheid gebaseerd op de ijzeren wil om die te verdedigen. Een welvarend land als Nederland mag zijn kerntaken niet langer verwaarlozen.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 14.59 uur tot 15.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister-president.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben ons de volgende verdeling van de beantwoording voorgenomen. Ik zal eerst een paar woorden in algemene zin zeggen over de stand van economie. Dan zal ik ingaan op Veiligheid en Justitie en Defensie. Vervolgens zal ik een paar aspecten van de decentralisaties en de arbeidsmarkt aanstippen. Ik zal besluiten met het beantwoorden van een paar losse, algemene vragen. De minister van Financiën zal ingaan op de verdere aspecten van de decentralisaties, het niet-gemeentelijk deel. Hij zal spreken over de rijksbrede rechtmatigheid en bedrijfsvoering. Hij zal spreken over de 30%-regeling voor de expats. Hij zal meer in detail ingaan op een aantal aspecten rondom ernstige onvolkomenheden. Daarnaast zal hij ingaan op de Belastingdienst, het klimaat, en de garanties en de risico's. Hij zal afsluiten met de beantwoording van een aantal overige vragen. Wij hebben geprobeerd het zo goed mogelijk te splitsen.

Ik begin met een paar inleidende opmerkingen over waar wij economisch staan. Feit is dat de afgelopen jaren maatregelen moesten worden genomen die ontegenzeggelijk heel veel mensen hebben geraakt. Het was de afgelopen jaren niet altijd makkelijk. De ernstige economische crisis heeft geleid tot oplopende werkloosheid en belastingdruk. Wat wij wel zien, is dat wij er met zijn allen — dat is niet alleen het kabinet of de Tweede Kamer, maar heel Nederland — in geslaagd zijn om door die moeilijke fase heen te komen. Ik denk dat dat iets is wat wij met zijn allen moeten erkennen.

Het is ook eerlijk om vast te stellen dat veel mensen op dit moment nog steeds de gevolgen van de crisis ervaren. Er is nog steeds onzekerheid over baan, huis en pensioen. Dat is ook de reden waarom dit kabinet tot op de laatste dag vreselijk hard zal werken om op al deze punten verbeteringen te bereiken. Alle veranderingen die in gang zijn gezet, willen wij tot een succes maken. Daarbij willen wij ongewenste effecten wegwerken. Dat doen wij om ervoor te zorgen dat Nederland ook in de toekomst dat welvarende land zal zijn. Als ik kijk waar wij nu staan en dat vergelijk met waar wij een paar jaar geleden stonden, dan denk ik dat wij met zijn allen als land reden hebben om trots te zijn. Iedereen heeft zijn bijdrage geleverd. Door stug en koppig door te gaan, ook in de moeilijkste jaren van de crisis, zijn wij nu waar wij zijn. Huizen worden weer gekocht en verkocht. Bedrijven investeren weer. Er komen steeds meer banen bij. Het huishoudboekje komt weer op orde. Nogmaals, wij zijn er nog niet en wij blijven dus doorwerken.

Ik kom op Veiligheid en Justitie. De Algemene Rekenkamer constateerde in 2014 zes onvolkomenheden. Het aantal onvolkomenheden is in 2015 teruggelopen van zes naar vier, maar een daarvan is een ernstige onvolkomenheid geworden. Dat gebeurt als zo'n onvolkomenheid een aantal jaren doorgaat. Dat gaat over het financieel beheer en de controlfunctie bij het ministerie. In het laatste kwartaal van vorig jaar is door de minister van V en J het besluit genomen om het nieuwe controlmodel in te voeren. Dat zal dit jaar nog heel veel werk vergen om het goed te krijgen. Die ernstige onvolkomenheid is het gevolg van een onvolkomenheid die een aantal jaren is opgetreden. Laten wij ook met elkaar vaststellen dat er in het laatste kwartaal van 2015 voor gekozen is om die controlfunctie op een andere manier te organiseren en de bijbehorende reorganisatie vorm te geven. Wij hopen dat de Rekenkamer daar met blijdschap kennis van gaat nemen, maar dat zullen wij volgend jaar zien. Het is de bedoeling om deze ernstige onvolkomenheid weg te krijgen. Verder is het beeld dat het van zes naar vier onvolkomenheden is teruggelopen, met één ernstige. Door er dit hele jaar vreselijk hard aan te werken, zien wij met enig vertrouwen het rapport van de Rekenkamer van volgend jaar tegemoet.

Bij Veiligheid en Justitie is de afgelopen jaren heel veel gebeurd op allerlei terreinen. Veel leden hebben daarop gewezen. Als je zo veel reorganiseert en zo veel veranderingen organiseert, geeft dat onvermijdelijk druk op de organisatie. Dat is belangrijk in het geval van Veiligheid en Justitie, want het raakt rechtstreeks aan de veiligheid en aan het hele rechtsgevoel in onze samenleving. Ik denk dat we moeten vaststellen dat er in het afgelopen halfjaar heel veel trajecten in gang zijn gezet, die juist geïnitieerd werden door de politieke leiding van het departement, door de staatssecretaris, door de minister, om ervoor te zorgen dat precies in kaart wordt gebracht waar dingen nog verder verbeterd moeten worden en wat dat betekent voor de toekomst.

Ik wil hier ook wel zeggen dat de 110.000 mensen die werken in onze strafrechtketen, op alle plekken — de politie, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht, in de hele vreemdelingenketen, bij de Nederlandse gevangenissen, de hele Dienst Justitiële Inrichtingen — ontzettend goed werk leveren. Er zijn gelukkig resultaten; dat is belangrijk voor de samenleving. Je ziet inderdaad dat het aantal straatroven in 2015 met 13% is gedaald ten opzichte van 2014, dat het aantal woninginbraken verder is gedaald met 9% en dat het OM en de politie vorig jaar 1.188 criminele samenwerkingsverbanden strafrechtelijk hebben aangepakt. Dat is een eind boven de doelstelling. Je ziet ook dat het aantal overvallen verder is gedaald ten opzichte van 2014.

Dus: ja, reorganiseren, dingen scherper zetten, meer focus aanbrengen, waar nodig ook zelf rapporten vragen om de dingen verder te verbeteren, maar tegelijkertijd is de winkel tijdens de verbouwing volledig open en worden er nog steeds in het belang van alle Nederlanders die zich zorgen maken over hun veiligheid, belangrijke resultaten geboekt. Maar nogmaals, ik loop niet weg voor de ernstige onvolkomenheid op het punt van de controlfunctie en ik denk dat het goed is dat er op dat punt nu actie is ondernomen.

Voorzitter, ik zie een aantal woordvoerders naar de interruptiemicrofoon lopen. Misschien mag ik het kopje Veiligheid en Justitie met nog een paar andere zaken afmaken. Dan kunnen we zien of daarin elementen zaten waar de woordvoerders mij op wilden bevragen.

De voorzitter:

Ja, ik wilde het net voorstellen.

Minister Rutte:

Er is natuurlijk gevraagd hoe het nou zit met dat ministerie. Is dat goed? Ik denk dat het goed is om de hele strafrechtketen in één departement te hebben. Het feit dat er in de strafrechtketen problemen zijn die moeten worden aangepakt en waarvan het ook van belang is dat ze worden aangepakt, betekent nog niet dat het departement te groot of te klein zou zijn. Dat is echt te veel door een rietje naar het probleem kijken, naar mijn overtuiging. Er is in de Eerste Kamer een motie aangenomen om te kijken naar de vraag hoe we met dat departement moeten omgaan. Het voornemen van het kabinet is dat het antwoord op die motie bij de volgende kabinetsformatie gewoon op tafel zal liggen. Dat antwoord gaan wij niet van tevoren naar de Kamer sturen, om de simpele reden dat dit kabinet niet van mening is dat het departement gesplitst moet worden. Wat D66 vraagt, namelijk of de Kamer dat rapport in januari kan krijgen, kan dus niet. We sturen het niet naar de Kamer, maar zullen ervoor zorgen dat er tijdig voor de formatie opties op tafel liggen. Wij zijn geen wetenschappelijk onderzoeksbureau dat onderzoek doet naar allerlei varianten van oplossingen die we zelf helemaal niet willen, maar we willen wel faciliteren dat dit bij de formatie op tafel ligt. Dus daar gaan we voor zorgen.

Dan was er ook nog een vraag over de prestaties in de strafrechtketen. De heer Omtzigt van het CDA vroeg of de prestaties in de strafrechtketen kloppen. Hij plaatste daar eigenlijk vraagtekens bij. Ik heb een aantal cijfers genoemd. Volgens mij liegen die er niet om. Ik heb erbij gezegd dat die cijfers absoluut niet betekenen dat er geen problemen zijn. De minister en de staatssecretaris zijn er druk mee bezig om die problemen het hoofd te bieden. U kent allen de recente onderzoeken. De herijking reorganisatie nationale politie, de contraterrorismestrategie, de sterkte-zwakteanalyse bij de recherche, het verbeterplan gevraagd aan het OM. Ook in het kerndepartement wordt vreselijk hard gewerkt om ervoor te zorgen dat de benodigde cultuuromslag daar tot stand komt. Dat alles gebeurt op initiatief van zowel de ambtelijke leiding, de secretaris-generaal, als de politieke leiding, en dat is ook precies hoe het moet.

Dan wordt er natuurlijk altijd gevraagd wat dan de premier doet. De premier zorgt ervoor dat alle ministers en staatssecretarissen binnen de afspraken van het kabinetsbeleid hun werk goed kunnen doen. Hij bevordert ook de eenheid van het kabinetsbeleid en stelt zich uiteraard zeer regelmatig zowel ambtelijk als politiek op de hoogte van de voortgang van de processen bij de verschillende departementen. Ik denk dat bij Veiligheid en Justitie door Dijkhoff en door minister Van der Steur de goede acties zijn genomen, maar dit los je niet overnight op. Dit kost tijd en het moet zorgvuldig, en nogmaals: tijdens de verbouwing blijft de winkel gewoon open en worden door de betrokken 110.000 mensen goede resultaten geboekt.

De heer Omtzigt (CDA):

Die laatste woorden onderschrijft de CDA-fractie helemaal. Dit los je niet in één dag op en de problemen op het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn groot. Dat was precies de reden waarom ik het kabinet vroeg om een aanvulling te schrijven op het jaarverslag. In het jaarverslag staat dat er belangrijke stappen zijn gezet om de rechtsstaat te versterken, dat de verbeterde samenwerking tussen de partners in de strafrechtketen vruchten afwerpt en dat de keten als geheel sneller en beter presteert. Het beeld is echter totaal anders. Ik heb de citaten uit het jaarverslag van het OM gegeven dat vandaag wordt gepresenteerd. De kwaliteit staat onder zware druk. Ik heb ook geciteerd uit het rapport van de Algemene Rekenkamer en uit het rapport Handelen naar waarheid, dat de premier zelf heeft aangehaald; dat rapport gaat over de sterkte-zwakteanalyse van de opsporing. Is de minister-president bereid om samen met de minister van Veiligheid en Justitie een aanvulling te schrijven waarin de kritiek serieus wordt genomen? Als je de problemen van Veiligheid en Justitie niet benoemt en onderkent in je eigen jaarverslag is de oplossing van de problemen heel veel moeilijker.

Minister Rutte:

Ik ben daar niet toe bereid omdat ik het niet nodig vind. Ik ben het niet met de heer Omtzigt eens. Eigenlijk ben ik het wel eens met zijn hele betoog, behalve met zijn conclusie, die ook niet door zijn betoog geschraagd wordt. Hij merkt terecht op dat bij Veiligheid en Justitie goede resultaten worden geboekt. Terecht merkt hij op dat er bij zo'n grote organisatie permanent gekeken moet worden hoe dingen beter kunnen, zeker als er recentelijk grote veranderingen zijn geweest zoals de totstandkoming van de nationale politie. Je wilt dan precies weten hoe het daarmee gaat en welke vervolgstappen gezet moeten worden. Ik denk dat hetgeen in het jaarverslag staat spot-on is. Tegelijkertijd is het van belang dat op al die aspecten van recherche, Openbaar Ministerie, contraterrorisme, politie en het ministerie zelf de noodzakelijke onderzoeken in gang zijn gezet om dingen te verbeteren. Dat gebeurt ook.

De heer Omtzigt (CDA):

De resultaten zijn onder de maat. Dat constateert de Algemene Rekenkamer. Dan de politie zelf. In algemene zin is er sprake van een gemis aan financiën en innovatiekracht om opsporingsprocessen te ondersteunen. Dat schrijft hij zelf. Het OM schrijft dat de kwaliteit en de prestaties onder zware druk staan. Over het gevangeniswezen schrijft de Algemene Rekenkamer dat moeilijk is vast te stellen welke gevolgen het heeft. Dan kan de centrale conclusie in het jaarverslag toch niet zijn dat het allemaal veel beter gaat? Dan leef je nog in de ontkenning van het probleem. Ik vraag de minister-president nogmaals of hij erkent dat er een probleem is bij de opsporing. Het opsporingspercentage werd zelfs door de VVD als een probleem genoemd. Er lopen duizenden mensen rond die veroordeeld zijn. Het OM heeft veel meer moeten seponeren — bij 30% meer — dan het verwachtte omdat het zaken niet aankon. Dan is er toch een probleem? Is de minister-president bereid om dat probleem onder ogen te zien en van daaruit te beginnen met de verbeteringen, in plaats van met zo'n glimmend jaarverslag over het ministerie van Veiligheid en Justitie te komen?

Minister Rutte:

Opnieuw maakt de heer Omtzigt een goede analyse maar komt hij tot een verkeerde conclusie. Hij gooit alles door elkaar. De Rekenkamer stelt vast waar er onvolkomenheden zijn en waar eventuele ernstige onvolkomenheden zijn. Ik heb vastgesteld dat het van zes onvolkomenheden terug is gegaan naar vier. Eén daarvan is een ernstige onvolkomenheid geworden. In het laatste kwartaal van 2015 zijn de noodzakelijke acties in gang gezet om het financieel beheer en de controlfunctie op orde te brengen. Daar wordt het hele jaar aan gewerkt. Dat is dat aspect.

De heer Omtzigt benadrukt ook dat er goede resultaten worden geboekt op tal van terreinen. We zien dat in Nederland de misdaad daalt. Dat is goed nieuws. Het is echter ook waar dat er bij de verschillende organisaties van Veiligheid en Justitie nog steeds grote vraagstukken spelen om de reorganisatie in goede banen te leiden. Ik stel met de heer Omtzigt vast dat de minister en de staatssecretaris daar zelf de noodzakelijke onderzoeken voor hebben gevraagd en er de noodzakelijke vervolgacties op hebben gezet. Er is vorig jaar 250 miljoen structureel bijgekomen. Wij kijken dit jaar opnieuw naar de financiële situatie bij Veiligheid en Justitie. Daar kan ik uiteraard nog niets over zeggen. De Voorjaarsnota komt nog. Wij kijken ook nog naar de begroting om te bezien wat er nog kan en wat er nodig is, ook in het licht van de toezeggingen gedaan bij de begrotingsbehandeling in de Tweede en in de Eerste Kamer. De heer Omtzigt gooit het een beetje door elkaar.

Als ik het even uitsorteer, dan gaat het over het rapport van de Rekenkamer, de resultaten en de reorganisaties. Over ieder van die drie zaken is het nodige te zeggen, zowel positief als negatief. We zien dat de organisatie tijdens de verbouwing volop doorgaat en levert. Ik ben het met de heer Omtzigt eens dat er ook dingen moeten worden aangepakt, maar zijn conclusie dat daarom het jaarverslag moet worden herschreven, herken ik niet.

De heer Koolmees (D66):

De minister-president ontkent naar mijn gevoel de hele problematiek die nu speelt. Er zijn al sinds 2012 ernstige tekortkomingen in de financiële administratie en in de financiële controle. In het rapport van de Rekenkamer wordt geconstateerd dat er in 2015 eigenlijk niks is gebeurd, ondanks toezeggingen van de minister van Veiligheid en Justitie. Ik heb gevraagd hoe de minister-president hier bovenop zit. Eigenlijk is het antwoord: nou, er is niet zoveel aan de hand; volgend jaar gaan we rapporteren en komt het allemaal goed. Eerlijk gezegd vertrouw ik dat niet meer. Ik pleit ervoor dat we met Prinsjesdag een helder schema krijgen. Wat is er echt gebeurd tussen nu en Prinsjesdag om de financiële controle en de cultuur op het ministerie van Veiligheid en Justitie op orde te krijgen, wat vindt de Algemene Rekenkamer daarvan en zijn we op streek? Eigenlijk vraag ik een toezegging van de minister-president om dit te doen met Prinsjesdag.

Minister Rutte:

Dat gaan we niet doen, want ik heb het al gezegd: tot de verbetering van de controlefunctie is in het laatste kwartaal besloten door de minister van Veiligheid en Justitie. Daar zullen we in heel 2016 aan blijven werken, ook om de bijhorende reorganisatie door te voeren. Dat is precies wat er moet gebeuren om ervoor te zorgen dat die ernstige onvolkomenheid weggaat, precies zoals de heer Koolmees constateert. Ik ben dat met hem eens.

De heer Koolmees (D66):

Ik constateer dat het vorig jaar ook is opgeschreven en is gedeeld met de Kamer, maar dat het toch niet is gebeurd. Dat maakt mij een beetje wantrouwig. Daarom vind ik dat de Kamer moet controleren of er voortgang wordt geboekt.

Minister Rutte:

Die afspraak is gemaakt in november. Toen is dit besloten. Het is aan de Kamer gemeld en er wordt nu vreselijk hard aan gewerkt.

De heer Koolmees (D66):

In mei vorig jaar zijn er verbeterpunten opgesteld en zijn er ook afspraken over gemaakt met de Kamer. Die zijn niet nagekomen, waardoor ik in ieder geval argwanend ben of het nu wel echt gebeurt. Ik wil dat de Kamer de vinger aan de pols houdt: hoever is het ministerie van Veiligheid en Justitie op streek met het op orde brengen van deze controlefunctie? Is het nu zoveel gevraagd om met Prinsjesdag te zeggen wat is de voortgang is, of het gebeurt en of we op streek zijn en ook om aan de Rekenkamer te vragen om mee te kijken en advies te geven? Dan kunnen we controleren of het echt gebeurt. Of we moeten volgend jaar na de verkiezingen constateren dat het nog steeds een puinzooi is.

Minister Rutte:

Ik herinner mij uit mijn tijd als staatssecretaris dat als je eindeloos ieder kwartaal aan de Kamer moet rapporteren hoe het met je voortgang en je veranderingen gaat, je niet meer aan de veranderingen toekomt. Ik vind het een veel praktischere oplossing dat met Prinsjesdag in het debat daarover deze vragen worden gesteld en door mij zullen worden beantwoord. Het uitbrengen van aparte rapportages en het uitvoeren van aparte controleslagen betekent dat tientallen ambtenaren daarmee bezig zijn. Dat lijkt mij niet verstandig.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat lijkt mij juist wel verstandig, want er is nogal wat aan de hand bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Er zijn inderdaad verbeterpunten opgesteld, maar de situatie is nu van dien aard dat de Kamer de vinger aan de pols moet houden. Ik snap ook niet zo goed waarom de minister-president daartegen zou zijn. Volgens mij is het in ons aller belang dat wij de vinger aan de pols houden bij wat er gebeurt, maar ook dat de urgentie er is bij V en J en ook bij de minister van Financiën in zijn systeemrol als degene die bekijkt hoe het bij de departementen eraan toegaat. Het is van belang dat die informatie er tussentijds is. Nogmaals, wat is dan het probleem om tussentijds, bijvoorbeeld bij de begroting of de Voorjaarsnota, daarover te rapporteren?

Minister Rutte:

Dat vind ik nog eens een constructief voorstel: gewoon bij de begroting. Wij zullen ervoor zorgen dat het daarin wordt meegenomen. Ja, dat vind ik een concreet voorstel. Ik wil geen aparte verantwoordingsbrieven, stukken en aparte debatten, want dat kost veel te veel tijd. Wij nemen het mee in de begroting. Mevrouw Schouten, ik doe wat u zegt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Er wordt een beetje een grapje van gemaakt …

Minister Rutte:

Nee, helemaal niet. Ik vind uw suggestie oprecht een goede. Ik verstond de heer Koolmees zo dat er een aparte verantwoording moest komen en dat er apart door de Rekenkamer naar gekeken moest worden. Dan zie je heel aparte controlesystemen ontstaan. Dat kost heel veel geld en heel veel tijd. Ik vind het een heel constructieve suggestie om het mee te nemen in de begroting. Dat is geen grapje; dat meen ik oprecht.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn doel is juist dat er niet alleen in de begroting drie zinnetjes aan worden gewijd, maar ook dat er wordt meegekeken. Ik zou de Rekenkamer en ook de minister van Financiën in zijn systeemrol zeker daarbij willen betrekken. Ik vind dat de minister-president toch iets te luchtig doet over het voorstel dat vanuit de Kamer wordt gedaan. Maar goed, anders zullen we een Kameruitspraak vragen. Dat is ook prima. Mijn vraag is waar de urgentie bij de minister-president zit. Als hij ziet wat de Algemene Rekenkamer opschrijft, als de Kamer steeds aan het worstelen is met hoe we met het ministerie van Veiligheid en Justitie moeten omgaan, als er steeds een roep is om meer geld en dit kabinet zegt dat dat de oplossing niet is, dan moet het kabinet zelf ook bijdragen aan de oplossing en bekijken hoe wij zo snel mogelijk in control komen. Dat is in ieders belang. Maar goed, we zullen wel een motie indienen.

Minister Rutte:

Dat is bijzonder, want dan komt er een motie over iets wat ik net toezeg. Dat hoeft volgens mij niet. Ik zeg toe dat wij dit meenemen in de begroting, dat wij er serieus — meer dan drie zinnen — aandacht aan zullen besteden. De minister van Financiën houdt vanuit zijn inspectierol van de rijksfinanciën toezicht op alle begrotingen. Het komt gewoon goed. Ik ben echt tegen heel aparte verantwoordingsbrieven en verantwoordingsslagen. Zo verstond ik de heer Koolmees; als ik dat verkeerd verstond, dan is dat een misverstand. Dan zijn wij alleen daarmee bezig en komen wij niet toe aan het implementeren van deze veranderingen.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten, ik geef u de gelegenheid om alsnog een reactie te geven, want misschien is het zonde om een motie in te dienen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wat wij voorstellen houdt het midden tussen wat de minister-president nu benoemt als "een zinnetje meenemen in de begroting" aan de ene kant en "dat grote project" aan de ander kant. Wij willen wel een aparte rapportage, maar die wordt gewoon met de begroting meegestuurd naar de Kamer, ook voorzien van de blik van de Algemene Rekenkamer.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

OM-baas Bolhaar zei vanmorgen in een interview: wij worden op het verkeerde been gezet met het verhaal "Nederland wordt veiliger". Nu doet de minister-president eigenlijk weer hetzelfde. Hij komt met een paar positieve verhalen en zegt heel luchtig: het komt allemaal goed; er is weinig aan de hand; het is gebruikelijk in een reorganisatie dat er wat probleempjes zijn. Maar dat is niet het signaal van de heer Bolhaar. Die zegt: wij gaan dadelijk gebukt onder zware criminaliteit die wij niet in de klauwen hebben; er moet wat gebeuren voor politie en justitie. Waarin ziet de minister-president de oplossing, die echt acuut nodig is?

Minister Rutte:

In de drieslag die ik net besprak met de heer Omtzigt. 1. Wat zijn de concrete resultaten? Die zijn goed. 2. Hoe staat het met het doorvoeren van noodzakelijke verbeteringen? Daarvoor neemt het ministerie noodzakelijke maatregelen. 3. Dit aspect: hoe ga je om met de zorgen over het functioneren van het Openbaar Ministerie, recherche en politie. Daarvan heb ik net gezegd dat de minister in dit geval zelf vraagt om die verbeterplannen. Hij heeft het Openbaar Ministerie om dat verbeterplan gevraagd. Dat zal ook worden besproken met het Openbaar Ministerie. Er wordt bekeken hoe wij dat kunnen realiseren. Dat wordt binnenkort ook met de Kamer gedeeld. Dat is precies hoe het moet. Ik loop daar niet voor weg. Ik heb juist gezegd: de resultaten zijn er. Tegelijkertijd is de verbouwing nog volop gaande. Dingen kosten soms tijd. Het is belangrijk dat de minister en staatssecretaris erbovenop zitten en zelf die plannen vragen, en dat doen ze. Ik weet niet wat de heer Bontes nog meer van mij zou willen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik wil graag boter bij de vis zien, namelijk dat die enorme capaciteitsproblemen per direct opgelost worden. Om een voorbeeld te noemen: 10% van de politiecapaciteit gaat op aan het beheersen van de asielcrisis. 10% van de capaciteit kun je dus niet aanwenden voor zware criminaliteit of het oplossen van zaken die op de plank liggen. Die capaciteit ben je kwijt. Ik zie graag dat dat vanaf nu gecompenseerd wordt. Dat kan heel goed. In de pot asielreserve zit minstens 500 miljoen. Als je het bij elkaar optelt, is het 800 miljoen. Laat een groot deel, bijvoorbeeld 500 miljoen, nu per direct doorstromen naar politie voor de aanpak van zware criminaliteit.

Minister Rutte:

In algemene zin heb ik gezegd over de financiering: er is vorig jaar 310, structureel 250 miljoen, in discussie met de Kamer bijgekomen. Er is toen ook toegezegd door de minister en de staatssecretaris dat zij bij de Voorjaarsnota en bij de begroting voor 2017 opnieuw zullen bezien hoe zal worden omgegaan met een aantal zorgpunten die de Kamer had bij het vaststellen van de begroting. Daarover zullen ze ook aan de Kamer rapporteren. De Voorjaarsnota komt zeer binnenkort. De begroting komt uiteraard in september. Daar kan ik niet op vooruitlopen. Dat begrijpt de heer Bontes ook.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Op mij komt het ook wat luchtig over. Wij hebben heel veel inbrengen gehad waarin Kamerfracties grote zorgen uitten. De minister-president zegt daarop: nou ja, er zijn wat problemen; wij hebben een reorganisatie, waar wij hard aan werken tot de laatste dag en dan komt het wel goed. Als dat zo is, zou de minister-president dan ook durven zeggen: ik garandeer de Kamer via de Algemene Rekenkamer dat er volgend jaar voor deze drie ministeries geen ernstige tekortkomingen meer zijn?

Minister Rutte:

Ik kom zo bij Defensie, want dat is meerjarig. Garanties, heb ik vaker gezegd, zit alleen op stofzuigers. Ik kan wel garanderen dat wij hier keihard aan werken en dat wij dit willen oplossen, maar ik kan hier geen tijdsgaranties geven. Het plan van Veiligheid en Justitie is om in 2016 de verandering in de controlesystematiek uit te voeren. Daar werken wij dit hele jaar aan. Wij zien ook hoe dat in de begroting zijn beslag krijgt. Dat is meer dan een zinnetje, zeg ik nog maar eens tegen mevrouw Schouten. Dat zullen wij serieus adresseren, ook zoals zij het net suggereerde. Dat zullen wij later ook terugzien in de rapportages van de Rekenkamer. Er is dus alle garantie dat wij daarbovenop zitten.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dit speelt al een paar jaar bij de drie ministeries, zeker een jaar of twee als je de feiten op een rijtje zet. De minister-president zou met een jaar erbij toch het volgende kunnen zeggen? Een inspanningsverplichting geef ik natuurlijk — de Kamer gaat er altijd van uit dat de ministers en staatssecretarissen hard werken — maar hiervoor durf ik ook wel een resultaatsverplichting te geven; volgend jaar zijn die problemen gewoon opgelost.

Minister Rutte:

Wat wij altijd doen is keihard werken om de problemen zo snel mogelijk op te lossen. Je kunt echter nooit op voorhand voorzien of er nog onverwachte problemen opduiken. Volledige inzet, totale focus is er ook bij de bewindslieden. Die willen dit ook oplossen. We gaan kijken hoe snel we het voor elkaar krijgen.

De voorzitter:

Ik ga naar de heer Merkies, want volgens mij hebben we nu de blokjes algemene inleiding en daarna Veiligheid en Justitie gehad.

Minister Rutte:

Die heb ik nu gehad. Ik ga naar Defensie, als de vragenronde klaar is.

De voorzitter:

Als zijn vraag het vorige punt betreft mag de heer Merkies even interrumperen. Hij is nog niet geweest.

De heer Merkies (SP):

De algemene inleiding is voorbij. Dus de commercial break is voorbij.

Minister Rutte:

Ik heb nu Veiligheid en Justitie behandeld en ik kom zo bij de vragen over Defensie.

De heer Merkies (SP):

Ik heb een vraag over de strafrechtketen. De premier zegt dat het beter gaat, maar eigenlijk weten we dat niet. Dat is nu juist het probleem, omdat het niet goed kan worden verantwoord. Dat wordt namelijk ook gezegd bij de politie. Er worden steeds nieuwe doelen gesteld, nieuwe meeteenheden vastgesteld. Het is dus eigenlijk gek dat de premier zegt "we weten het wel", want dat is dus niet zo. Laten we eens kijken naar wat de politie zelf rapporteert: in Zuid-Nederland hebben 400 aanhoudingen tot slechts 6 veroordelingen geleid. Dat is toch geen hoopgevend beeld? Uit de cijfers uit de praktijk komt dus een heel ander beeld naar voren. Herkent de premier dat beeld? Vindt hij dan ook dat we er veel harder aan moeten werken, zodat de politie aan ons kan rapporteren en we het ook zien. Nu doet hij er in feite een gooi naar.

Minister Rutte:

Dat is ook de reden waarom de minister van Veiligheid en Justitie het tempo van de reorganisatie van de nationale politie heeft bijgesteld. Dat is aan de Kamer gemeld in 2015. Er is een evaluatie uitgevoerd naar dat tempo. In december 2014 is door de minister van Veiligheid en Justitie gevraagd om dat precies in kaart te brengen. Het tempo is bijgesteld. Daarover is de Kamer ook geïnformeerd in 2015. Dit is inderdaad typisch zo'n onderwerp waaruit blijkt dat de politie vreselijk hard werkt en goede resultaten boekt, terwijl tegelijkertijd de invoering van de nationale politie een heel grote reorganisatie is die plaatsvindt terwijl de winkel open is en het werk gewoon doorgaat. Laten we met elkaar de waardering uitspreken voor al die mannen en vrouwen op de straat, maar ook in de leiding, die daar vreselijk hard aan werken. Het is dan ook verstandig dat de minister heeft gezegd dat hij dat bijstelt.

Ik hoor een paar woordvoerders zeggen: Rutte praat daar wat te makkelijk over. Dat doe ik helemaal niet. Ik maak een heel duidelijk onderscheid. Er is serieuze kritiek van de Rekenkamer. Deze kritiek is in november vorig jaar met extra kracht opgepakt om die ernstige onvolkomenheid in volgende jaren te voorkomen. De heer Dijkgraaf vraagt mij om een garantie te geven. Hij heeft in ieder geval de garantie dat wij er keihard aan werken. Ik noem ook de resultaten, omdat ik met trots wil praten over deze 110.000 mensen die voor ons allemaal, iedere dag, in het veld verschijnen en ervoor zorgen dat wij in veiligheid kunnen leven en die daar vreselijk goede prestaties neerzetten. Maar soms is de zorg of er wel genoeg geld is, soms is er zorg over de veranderingen, soms over de combinatie en soms kunnen we dingen slimmer organiseren. Daar loop ik niet voor weg. Dat bagatelliseer ik niet, maar ik koppel dat wel los van het feit dat er ook intussen gewoon goede resultaten worden geboekt.

De voorzitter:

Tot slot, heel kort.

De heer Merkies (SP):

Laat er geen misverstand over zijn dat deze mensen uiterst hun best doen en zelf goed werk doen, maar de strafrechtketen moet wel meewerken. Een aantal jaren geleden, toen er ook al problemen waren, zei Opstelten: ja, maar we krijgen de nationale politie. We hebben gezien dat de invoering daarvan eerder meer problemen heeft veroorzaakt. Ik had het net over 400 aanhoudingen die tot slechts 6 veroordelingen hebben geleid. Dit rapporteert de politie zelf. Wat vindt de premier daarvan? Het ambitieniveau moet toch hoger liggen om Nederland veiliger te krijgen?

Minister Rutte:

Ik ga niet in op iedere indicator, ieder detailcijfer. Hier praten we op systeemniveau; daar is het Verantwoordingsdebat voor. Waar zitten de problemen, wat gaat er wel goed en wat gaat er niet goed? De Algemene Rekenkamer heeft weer voortreffelijk werk geleverd en ook belangrijk huiswerk aan de politiek meegegeven. Daarover praten we hier vandaag met elkaar. Wat deze ernstige onvolkomenheid betreft zijn alle acties reeds in november vorig jaar in gang gezet. Anderen kunnen dan zeggen dat dat misschien eerder had gemoeten, want die onvolkomenheid was er al even. In ieder geval stel ik vast dat sinds de grote reorganisatie van november vorig jaar de controlfunctie vorm begint te krijgen, en zo moet het ook. Dat is van belang. Het gaat immers om onze veiligheid. Mensen moeten zich beschermd weten door deze 110.000 mannen en vrouwen.

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, hebt u een vraag ter aanvulling op dit punt? U bent net al aan het woord geweest over Veiligheid en Justitie en de minister-president is nog maar net begonnen met zijn algemene inleiding.

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, en hij heeft Veiligheid en Justitie al helemaal gedaan. De minister-president sluit zich aan bij de minister van Veiligheid en Justitie: de keten werkt. Ik heb hier een paar heel mooie cijfers. Ik kan er altijd wel drie bedenken die goed zijn. Ik ben statisticus, ik weet hoe je dat doet. Heeft de minister-president vanochtend het interview met de hoogste baas van het OM gelezen? Die zegt: er zijn parallelle werkelijkheden; op een aantal vlakken daalt de criminaliteit, maar we zetten forse vraagtekens bij het zwaardere spectrum. Hij heeft het over onzichtbaar, over een dark web waar hij geen grip op krijgt. Veel criminaliteit zit onder de grond. Je moet het opzoeken om het te zien. Er is geen enkele reden om gerust te zijn. Er zijn nieuwe vormen van criminaliteit.

De voorzitter:

Wat is de vraag?

De heer Omtzigt (CDA):

Het beeld van de parallelle werkelijkheden wordt geschetst door de hoogste ambtenaar van het Openbaar Ministerie in Nederland zelf. Hier staat een kabinet dat zegt dat alles in orde is in de keten. Heeft de heer Bolhaar ongelijk, of heeft de heer Van der Steur ongelijk?

Minister Rutte:

Dit is echt een herhaling van zetten. Dit is nota bene op verzoek van de minister. Die heeft aan het Openbaar Ministerie gevraagd: rapporteer mij waar dingen beter moeten, met name waar het gaat om de zwaardere kwesties en de zaken die zich wat meer in het duister afspelen; de grote verbanden. Daar praat de heer Bolhaar ook over in het interview, precies hoe het moet. We hebben net de discussie gehad, de heer Omtzigt en ik. Je moet vaststellen dat dankzij de 110.000 mannen en vrouwen bij Veiligheid en Justitie alle punten die ik heb genoemd sterk verbeterde resultaten laten zien ten opzichte van het jaar ervoor. Ik wijs ook op de Nationale Misdaadmeter in het Algemeen Dagblad van afgelopen zaterdag. Het land als geheel genomen is veiliger geworden. Tegelijkertijd gaan er dingen niet goed; vandaar dat de minister en de staatssecretaris zelf op al deze punten rapportages vragen om dingen te verbeteren. Soms heeft het te maken met doorlopende reorganisaties. Het kan ook met geld te maken hebben of met andere zaken. Daar nemen ze vervolgens de juiste acties op. Als je vaststelt dat in 2015 het land veiliger is geworden, zou het gek zijn om dat niet te mogen opschrijven omdat er tegelijkertijd nog steeds grote problemen op te lossen zijn. Het is allebei waar, dat heb ik net ook tegen de heer Omtzigt gezegd. We herhalen het dus een beetje.

De voorzitter:

Ik merk het ook.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb het gehad over de werking van de strafrechtketen. De minister-president zegt dat die beter is, maar het CDA zegt dat die slechter is dan vorig jaar. Dat zegt ook de baas van de politie, dat zegt ook de baas van het OM en dat laten ook de cijfers zien. Zaken worden geseponeerd. Duizenden mensen zijn wel veroordeeld, maar worden niet gevangen gezet. Als je het rapport van de Algemene Rekenkamer leest, waarin staat dat de situatie slechter is dan vorig jaar — we zijn immers van een onvolkomenheid naar een ernstige onvolkomenheid gegaan — hoe kun je dan als kabinet volhouden dat het allemaal beter is geworden?

Minister Rutte:

Ik heb geschetst dat we van zes onvolkomenheden naar vier zijn gegaan. Inderdaad, een ervan is ernstig geworden. In november 2015 is van alles in gang gezet — het gaat om het financieel beheer en de controlfunctie — om dit op te lossen. Zie mijn discussie hierover met de heer Dijkgraaf die mij uitlokte. Geef ik garanties? Ja, op de inzet.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb een vraag over de ontvlechting. We constateren met zijn allen dat V en J te groot, te complex en niet in control is. Zelfs de fractievoorzitter van de VVD signaleerde afgelopen zaterdag dat nadenken over de omvang van het ministerie een reële optie is. Er is een aangenomen Eerste Kamermotie. Nu zegt de minister-president: er komt een stuk en dat leggen we op de formatietafel neer. Dat vind ik heel vreemd. Het lijkt mij onderdeel van het politieke debat over de toekomst van de rechtsstaat en van de politie. Is het dan niet verstandig om dat voor de verkiezingen neer te leggen? Dan is ook transparant wat de keuze is. Vandaar nogmaals mijn verzoek om op 1 januari of 1 februari deze analyse openbaar te maken.

Minister Rutte:

Ik heb de vraag al beantwoord; dan ga ik in herhaling vallen. Ik heb gezegd dat dit echt iets is voor de verkiezingsprogramma's. Iedereen kan dan schrijven wat hij wil. Het kabinet is geen wetenschappelijk bureau dat input levert voor verkiezingsprogramma's. Wij komen met notities waarin opvattingen van het kabinet staan. Daarnaast zijn er verkiezingen in aantocht. Ik begrijp heel goed dat er gevraagd wordt hoe je kunt voorkomen dat je tijdens de formatie aan tafel zit, zonder dat je de varianten voor de verschillende terreinen kent. Dit is daar een voorbeeld van. Ik vind het logisch dat er aan het kabinet gevraagd wordt om ervoor te zorgen dat de varianten zijn doorgerekend en dat die op tafel liggen. Maar als er gevraagd wordt om varianten naar de Kamer te sturen die we zelf niet willen, brengt dat het kabinet in een staatsrechtelijk onmogelijke positie.

De heer Koolmees (D66):

Dat gebeurt wel vaker bij aangenomen moties en het gaat hier om een motie die door de Eerste Kamer is aangenomen.

Minister Rutte:

We zullen die dus ook uitvoeren; de timing heb ik reeds aangegeven.

Ook bij Defensie is in 2014 een onvolkomenheid een ernstige onvolkomenheid geworden. Gelukkig is het aantal onvolkomenheden bij Defensie teruggelopen van zeven naar vijf in totaal, waarvan er één ernstig is geworden. Die heeft te maken met de logistieke keten en de reserveonderdelen. De extra intensivering die in de begroting voor 2016 is opgenomen, wordt dan ook met name gewijd aan het versterken van de basisgereedheid van de krijgsmacht. De minister van Defensie heeft van de week in een algemeen overleg geschetst dat er enige tijd nodig is voordat het effect van deze intensivering merkbaar is. Dat kun je niet overnight regelen. Het is een heel belangrijke stap en een tastbaar bewijs van de trendbreuk. Het is ook in lijn met de motie-Van der Staaij, waarin gevraagd wordt om extra geld voor Defensie. Nogmaals: wij hebben besloten om in het bijzonder te werken aan die hele zo belangrijke logistieke keten inclusief de inkoop. Dat kan nooit in één keer geregeld worden, maar het extra geld is er en wordt daaraan besteed, althans voor een belangrijk deel. We hebben bij de defensie-industrie echter ook te maken met levertijden en met andere heel praktische zaken. Zoals ik al zei: je kunt het nooit overnight oplossen.

Misschien is het goed als ik eerst alle andere vragen over Defensie beantwoord, voordat er interrupties komen. Dan weten we in ieder geval zeker dat ik niet al van plan was om die te beantwoorden en dat zou tijd kunnen schelen. Ik zie echter nu dat ik alle vragen over Defensie toch al heb beantwoord, mijn excuses.

De voorzitter:

Ik geef de gelegenheid tot korte vragen en korte interrupties.

De heer Omtzigt (CDA):

Het is goed dat de premier inzet op de krijgsmacht om de onderdelen weer paraat en inzetbaar te maken. De CDA-fractie heeft daarover een heel praktische vraag. In de jaarverslagstukken stond niet hoe het momenteel gesteld is met de onderdelen. De laatste informatie daarover dateert uit september. Aangezien het zo naar beneden is geduikeld, ben ik benieuwd of de regering bereid is om elk kwartaal op één A4'tje te melden hoe het ervoor staat met de verschillende krijgsmachtonderdelen, zodat wij inzicht kunnen krijgen in het proces. Als het goed is, hangt dat A4'tje ook aan de binnenkant van de kast van de minister van Defensie. Zij krijgt immers regelmatig de vraag of troepen al uitgezonden kunnen worden. Op dat moment moet zij weten of die paraat zijn, dus dit kan niet veel extra werk kosten.

Minister Rutte:

We gaan geen nieuwe extra rapportages doen, behalve die al voorzien zijn in de begroting. Het gaat dan niet om één zinnetje, zo zeg ik nog maar een keer tegen mevrouw Schouten. We zullen dat altijd serieus aanpakken, zeker als het in een Verantwoordingsdebat aan de orde komt. Als het in de begroting een plek kan krijgen, gebeurt dat ook. We gaan echter geen aparte controlsystemen opzetten. Dat zou heel veel geld en heel veel tijd gaan kosten en die willen wij graag besteden aan het uitvoeren van deze voornemens.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, een interruptie van de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is geen extra controlsysteem. Ik mag toch hopen dat de minister, of in ieder geval de staf, onmiddellijk weet welke krijgsmachtonderdelen paraat zijn en dat we bijvoorbeeld van de 18 NH90-helikopters er maar één kunnen inzetten. Wij vragen niet om een extra controlsysteem, maar om dat wat er ligt gewoon elk jaar aan de Kamer mede te delen, zodat zij weet of die helikopters nu eindelijk vliegen en of die gemechaniseerde brigades ook echt gemechaniseerd zijn of dat ze te voet zijn. Is de minister-president bereid om ervoor te zorgen dat die brief elk kwartaal naar de Kamer wordt gestuurd of nodigt hij mij uit om die elk kwartaal via Kamervragen op te vragen?

Minister Rutte:

Dat laatste. We gaan niet, buiten datgene wat er al gebeurt, nog meer brieven naar de Kamer sturen. Ik geloof niet dat dit zal werken. Er zijn heel veel intensieve debatten met de minister van Defensie over heel veel onderwerpen. Zij is een van de ministers die het meest in de Kamer zijn. Tijdens die debatten wordt er altijd uitvoerig over dit soort onderwerpen gesproken. Ik ben er echt geen voorstander van om los daarvan weer aparte systemen op te zetten en extra brieven te versturen. We proberen dit juist veel meer te stroomlijnen via de normale controle- en verantwoordingssystematiek, zoals deze dag, Prinsjesdag en de andere momenten waarop de verschillende departementen, soms heel specifiek toegesneden op het departement, hun rapportages geven. Niets iets extra's; dat is echt mijn pleidooi.

De heer Omtzigt (CDA):

Nog een laatste punt: de gereedheid van de militaire eenheden was niet eens opgenomen in het jaarverslag. Daarvoor moesten wij de rapporten van de Algemene Rekenkamer lezen. Er is op dat punt een ernstig probleem. Ik geloof echt dat de minister-president en de minister er hard aan werken om dit te verbeteren, ook omdat dit bijna altijd aan de onderdelen lag en nooit aan de militairen zelf, die wel getraind bleken te zijn, maar hoe kan de Kamer dan inzicht in die informatie hebben? Moet de Kamer dan een jaar wachten om te weten of dit beleid enig succes heeft? Is er geen mogelijkheid om dit tussentijds te melden op het niveau waarop dit ook in september 2015 aan de Kamer is gemeld?

Minister Rutte:

De minister van Defensie heeft hier tig debatten over het personeelsbeleid, het materieel beleid en het financieel beheer, dat gelukkig in belangrijke mate op orde begint te komen bij Defensie. Dat was een zorgpunt toen we begonnen. Daar heeft zij vreselijk hard aan gewerkt, samen met de minister van Financiën. Er komt nu ook geld bij voor Defensie. Er ligt een motie-Van der Staaij, met als strekking: als er in de toekomst ruimte is, doe dat dan weer. Daar kan ik niets over zeggen, maar wij hebben als kabinet vaak gezegd dat wij die motie-Van der Staaij gebruiken als richtsnoer. Ik wil voorkomen dat we het ministerie los van de bestaande normale, zeer intensieve rapportages vragen om nog meer papier naar de Kamer te sturen. Ik geloof echt niet dat we de problemen daarmee oplossen. Laat de mensen nou ook werken aan het aanpakken van die problemen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De minister-president heeft op dit punt dezelfde tactiek als op het eerdere onderdeel; op zich is dat consistent. Hij zegt dat hij geen garanties geeft en dat er sprake is van een inspanningsverplichting en van "stapje voor stapje". Voor onvoorziene zaken, zoals de minister-president die aangaf, snap ik dat. Als de buitenwereld verandert en als ergens een oorlog uitbreekt die wij nu niet kunnen voorzien, snap ik dat. Maar ten aanzien van de dingen die wij nu weten, de analyses die er liggen en de problemen die er zijn, kan de minister-president toch gewoon zeggen dat hij op die punten een resultaatsverplichting heeft?

Minister Rutte:

Uiteindelijk wel, maar ook op dit punt zal de heer Dijkgraaf waarschijnlijk vragen om dit eind dit jaar of eind volgend jaar te doen. Ook dan geef ik hetzelfde antwoord. Dat is hier nog prangender dan bij het vorige onderdeel, omdat het hierbij ook heel sterk gaat om de beschikbaarheid van defensiematerieel, dat ook besteld moet worden. Die levertermijnen kunnen verschillen en je hebt daarbij ook te maken met de defensie-industrie, die het materieel moet leveren. Je kunt op dat punt natuurlijk nooit heel harde garanties geven. De minister heeft in het algemeen overleg ook uitgelegd dat het echt enige tijd zal duren voordat je de effecten van het versterken van de basisgereedheid ook in de dagelijkse operaties zult zien. Maar er mag geen twijfel over bestaan dat de heer Dijkgraaf en ik het er echt over eens zijn dat de intensiveringen van vorig jaar echt in belangrijke mate worden gebruikt voor die versterking van de basisgereedheid van de krijgsmacht. Daar is geen twijfel over.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De minister-president en het kabinet zouden wel kunnen zeggen dat het in budgettaire termen een ernstige tekortkoming bij Defensie is dat wij niet aan de NAVO-norm voldoen. Het kabinet zegt dat dit volgend jaar niet wordt opgelost en stelt dat ook niet voor, want dan moet er 5,2 miljard bij en dat is er niet. Het kabinet zou echter wel kunnen zeggen dat het ervoor kiest om dit in tien jaar op te lossen. Dan weet Defensie in ieder geval eindelijk waar zij staat. Nu is er een salamitactiek van stapje voor stapje. Het kabinet kiest niet voor het eindpunt: komt er echt een oplossing en gaan we echt naar een fatsoenlijk niveau toe?

Minister Rutte:

Het gaat hierbij om verschillende dingen. Aan de ene kant zijn er de kwestie van de basisgereedheid en de kwestie van de verdediging van het nationale grondgebied, die gelukkig niet in discussie is. Op het punt van de basisgereedheid is met het laatste Rekenkamerrapport een zorg genoemd. Zoals ik al schetste, zijn wij daarmee bezig. Wat de heer Dijkgraaf nu noemt, is weer een ander aspect, namelijk de NAVO-norm van 2%. Hij weet dat het nu vooral van belang is — zo heb ik de motie van zijn voorman, de heer Van der Staaij, ook altijd geïnterpreteerd — om die motie en het daarin opgenomen gedachtegoed stap voor stap te realiseren, zonder ons op een soort tijdschema vast te leggen. Met zo'n tijdschema zou je op voorhand, met alle kabinetten die daar weer tussen zitten, namelijk een soort schijnzekerheid creëren. Ik heb het nu niet over die 2%. Die hebben wij als doel eerder met elkaar afgesproken en daar hebben we ons in de NAVO ook aan gecommitteerd, maar er zou sprake zijn van schijnzekerheid als wij ons daar nu, met een tijdpad erbij, politiek aan zouden committeren. Ik vind het veel beter om met elkaar vast te stellen dat die motie er ligt en dat het kabinet zich zeer verplicht voelt om langs die lijn te werken en om, als er geld beschikbaar is, steeds te bekijken of je een deel daarvan weer aan Defensie zou kunnen geven.

De voorzitter:

Een korte slotopmerking.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De minister-president zegt nu dat meerjarenbegrotingen een schijnzekerheid zijn. Dat is feitelijk de korte samenvatting van zijn antwoord.

Minister Rutte:

Nee, dat is niet waar.

De heer Dijkgraaf (SGP):

We zouden toch gewoon kunnen zeggen: voor de komende tien jaar trekt het kabinet dit budget uit en dat dekken wij. Dan weet Defensie tenminste dat het kan werken aan echte oplossingen en dat de basisgereedheid ook echt goed komt. Dat hoeft dan niet per se volgend jaar te zijn. Hoe eerder, hoe beter, maar er is dan een echt perspectief. Nu moet iedereen altijd maar afwachten wat erbij komt.

Minister Rutte:

Ik blijf erbij dat dat een schijnzekerheid is en dat het iets anders is dan meerjarenbegrotingen, die we hier met elkaar vaststellen. Dat is echt een andere zaak. Hier praat je over de NAVO-norm van 2%. Volgens mij hebben we daar met elkaar een politieke uitspraak over gedaan. We hebben ook een uitspraak gedaan over de noodzaak om, als het kan, de komende jaren ruimte te reserveren voor Defensie, ook in financiële zin. Dat doen we ook. Als die ruimte er is, zullen we iedere keer weer kijken — ook aan de hand van die motie — naar Defensie en vanzelfsprekend ook naar andere zaken, altijd in een goede afweging. We hebben het nu over de basisgereedheid. Ik deel de zorg op dat punt. Nogmaals: dit raakt niet aan de verdediging van het grondgebied. Volgens mij zetten wij daar nu met elkaar een verstandige stap, maar het gaat wel echt stap voor stap.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Vorig jaar stonden we hier ook en toen stond hier dezelfde premier met dezelfde gladde praatjes. Ik wil toch even de Rekenkamer bijvallen, want die heeft geconstateerd dat er een ernstige onvolkomenheid is op het onderhoud van defensiematerieel, dat het materieel stilstaat en dat het aanpakken van problemen traag en ongecoördineerd verloopt. De conclusie is dan ook dat eerst 77% operationeel inzetbaar was en dat dat nu 59% is. De helft van het materieel staat stil vanwege slechte onderhoudscoördinatie. Wat de inspanningsverplichting is, geloven we wel, maar de vraag is wat de resultaatverplichting tegen het einde van het jaar is. Hoeveel materieel is dan rijdend? Wat is dan de operationele inzetbaarheid van het materieel?

Minister Rutte:

Het zou de heer Van Dijck sieren, ook in de richting van Defensie, als hij erbij zegt dat we van zeven onvolkomenheden vorig jaar nu terug zijn gegaan naar vijf. Dat mag hier ook wel eens gezegd worden. Dat zijn er nog steeds vijf te veel. Eén daarvan is ernstig geworden, omdat die er al een aantal jaren op staat. Waarom is dat? Omdat het een aantal jaren duurt voordat je dit hebt opgelost en omdat de daadwerkelijke financiële omslag naar meer geld erbij pas recentelijk in de begroting mogelijk was. Dat heeft de minister van Defensie ook in de Kamer betoogd. Ik heb zojuist in antwoord op de heer Dijkgraaf geschetst dat het enige tijd kost voordat je dit terugziet in het versterken van de basisgereedheid, al was het maar omdat je de spullen moet bestellen en je niet altijd alles onmiddellijk kunt krijgen. Je concurreert ook met andere landen die spullen moeten bestellen. Er is een defensie-industrie en die moet ook kunnen leveren, maar het geld dat we nu extra kunnen besteden, gaat zo veel mogelijk hiernaartoe.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De Rekenkamer zegt expliciet dat het niet alleen maar een kwestie van geld is. Er wordt hier gesproken alsof het op orde is als we er een bak geld naartoe gooien. Nee, het onderhoudsproces is niet op orde en het aanpakken van problemen verloopt ongecoördineerd. Dat heeft niks met geld te maken. Dat heeft met planning en organisatie te maken. Ik wil graag weten wat de resultaatverplichting tegen het einde van het jaar is. Kan de minister-president zeggen dat dan weer net als voorheen 77% van het materieel operationeel inzetbaar is? Dat is resultaatverplichting en daar kan de Kamer hem dan op afrekenen, maar het is te vrijblijvend om alleen maar te zeggen: we doen ons stinkende best, we wachten op een zak met geld en we zien wel welk materieel ooit weer rijdend wordt. Dan is de operationele inzetbaarheid namelijk van 59% naar 34% gezakt als we hier volgend jaar staan.

Minister Rutte:

De heer Van Dijck heeft natuurlijk gelijk dat het niet alleen een financiële zaak is. Het is ook een kwestie van organisatie. Mag ik daarbij dan wel opmerken dat de inzet van Defensie in heel veel uitzendgebieden op dit moment natuurlijk een enorme wissel trekt op de organisatie? Ik heb groot respect voor alle militairen die daarbij betrokken zijn, bij kleinere missies maar zeker ook bij de grotere missies, zoals de strijd tegen ISIS in Syrië en Irak en het helpen bij de VN-missie om de situatie in Mali te stabiliseren, waarbij vele honderden militairen betrokken zijn. Dat is echt een andere situatie dan in de jaren tachtig. Toen hadden we een grote missie in Libanon, later kwam Bosnië daarbij, maar het aantal inzetten vanuit Defensie in Afrika, het Midden-Oosten en andere delen van de wereld is echt een factor tig complexer dan in het verleden. Ik vind het voor de balans belangrijk om ook dat op te merken. Ja, het kan altijd beter. Ook in de organisatie kan het altijd nog praktischer georganiseerd worden. Wij nemen de aanwijzingen en suggesties daarvoor van de Rekenkamer buitengewoon serieus, maar er is ook een financiële kant.

De voorzitter:

Tot slot.

Minister Rutte:

En er is nog een kant. Ik heb al een paar keer gezegd dat je het materieel ook moet kunnen bestellen. Het moet er ook zijn en het moet geleverd worden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als je het niet kunt waarmaken, moet je misschien eens gaan bedenken of je je ambities niet naar beneden moet bijstellen. Dan wordt het misschien eens tijd dat we weggaan uit Mali, om ons eigen grondgebied weer veilig te stellen. Maar dat doet deze minister-president niet. Hij wil in de hele wereld helpen en uiteindelijk zitten onze soldaten hier op de hei "pangpang" te roepen. Dat is de realiteit.

De voorzitter:

Dat was geen vraag.

Minister Rutte:

Dit is echt weer de PVV, die ervan uitgaat dat Nederland een eiland is en niet bedreigd wordt door anderen. We zitten daar om twee redenen. In de eerste plaats voelen wij een verantwoordelijkheid om te helpen om stabiliteit te brengen in delen van de wereld waar een grote instabiliteit is. Dat doen we echter, ten tweede, ook in ons eigen belang. Ik hoop dat de heer Van Dijck ziet dat het ook in het belang van Nederland is als wij ISIS bestrijden. Als wij in Mali proberen om grote smokkelnetwerken, eventueel ook die van terroristische organisaties, te bestrijden, is dat ook in het Nederlandse belang. Als de PVV dat niet ziet, is zij echt ziende blind. En dat gevoel heb ik al een tijdje.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik wil nog even doorgaan op de operationele inzetbaarheid. Die is een grote zorg van heel veel partijen in de Tweede Kamer. Volgens mij onderstreept de minister-president dat ook. Nu heeft de minister van Defensie in een reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer aangegeven dat er een zogenaamd interdepartementaal beleidsonderzoek gaat komen bij onder andere Defensie en Financiën. Wanneer is dat klaar? Ik kan me namelijk voorstellen dat het enige haast heeft om het onderzoek uit te voeren. Ik zie de minister-president nu …

Minister Rutte:

In tweede termijn! We gaan het even uitzoeken en ik zorg ervoor dat de minister of ik in tweede termijn een antwoord heeft … Ik hoor nu dat de minister van Financiën de vraag kan beantwoorden in zijn eerste termijn.

De voorzitter:

Goed. Dan stel ik voor dat u nu uw betoog afmaakt. Ik zal dan pas aan het eind daarvan interrupties toelaten.

Minister Rutte:

Dat is mooi, voorzitter.

Er zijn vragen gesteld over de hele kwestie van het sociale domein. Daar zal vooral de minister van Financiën op ingaan. Laat ik daarover zeggen dat de werkzaamheden rond de jaarrekeningen van gemeenten nog volop gaande zijn. Er kan dus nog niet worden gezegd dat dé zorggelden onrechtmatig zijn besteed en dat dé jaarrekeningen niet kunnen worden goedgekeurd. Feit is wel dat er onzekerheden zijn rond de besteding van de zorggelden. Na overleg met VWS en BZK hebben op 12 april jongstleden de VNG (Nederlandse Vereniging van Gemeenten) en de NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) nog een gezamenlijke brief aan hun achterban gepubliceerd. Dat zijn gemeenten en accountants. Daarin adviseren zij over een praktische en adequate werkwijze bij het afsluiten van de jaarrekeningen. Na die afsluiting zal BZK de bijbehorende controleverklaringen van de accountants met de verslagen van de bevindingen analyseren en de resultaten daarvan na de zomer naar de Tweede Kamer sturen.

Ik ga nu in op de arbeidsmarkt. Ik hoor daarover al een tijdje allerlei verhalen: is dat geld nou goed of niet goed besteed? Ik weet één ding zeker: grote banenplannen zoals we die in Nederland hadden in de jaren negentig, met de melkertbanen, of begin jaren tachtig, die werken niet. Die werken niet omdat banen uiteindelijk échte banen moeten zijn. Dat moeten banen zijn bij de overheid, omdat ze echt nodig zijn, maar uiteraard ook vooral in het bedrijfsleven, omdat daar nou eenmaal in de eerste plaats onze gezamenlijke welvaart gecreëerd wordt. Dat gebeurt vanzelfsprekend met randvoorwaardelijke hulp van de overheid. Daar moet het gebeuren. Ik ben in 2002 begonnen als staatssecretaris van Sociale Zaken. Ik heb toen mijn handen vol gehad aan de kwestie van de melkertbanen; dat waren er 80.000. In een derde deel van de gevallen betrof het mensen die zonder steun echt niet aan de slag zouden komen; daarvoor was het nuttig. Een derde deel betrof mensen die een tijdje zo'n opstapje nodig hadden en vervolgens in een normale baan aan de slag konden. Een derde had het helemaal niet nodig. Daar zit dus een heel groot deadweight loss in, om het in jargon te zeggen.

Wat ik goed vind aan wat Lodewijk Asscher in dit kabinet doet, is dat er veel intelligenter met dit vraagstuk wordt omgegaan. Nu worden twee dingen bij elkaar gebracht. De overheid wordt een plek waar werkgevers, werknemers, gemeenten, de gezondheidszorg en het bedrijfsleven bij elkaar worden gebracht om na te gaan wat er kan worden gedaan om dingen te versnellen, of dit nu voor jongen of voor ouderen is. Je kunt geen banen voor 50-plussers uit de lucht plukken. Je kunt geen banen uit de lucht plukken voor jongeren. Je moet ervoor zorgen dat je alle relevante partijen bij elkaar brengt. De minister van Sociale Zaken doet dat met zijn aanpak van het werkgelegenheidsbeleid. Ik steun dit dan ook van harte. Het sluit ook aan bij ons beleid voor de topsectoren en het sociaal akkoord van 2013.

Maar ergens bij een paar partijen in deze Kamer wordt daarover anders gedacht. Ik hoorde onder anderen de heer Krol suggereren dat je een baan kunt maken als je geld hebt. Dan krijg je dus volledig gesubsidieerde banen. Wij hebben in het verleden gezien dat dit het laatste is wat je wilt. De overheid moet haar convenient power gebruiken. Dat wil zeggen dat zij gebruik maakt van het feit dat mensen komen als zij worden gebeld — of zij nu werkgevers, werknemers of wie dan ook vertegenwoordigen — en dat zij die mensen bij elkaar zet en dingen organiseert. Dat is precies wat nu gebeurt en hoe het flankerend beleid wordt vormgegeven om naast de hoofdoorzaak van de daling van de werkloosheid en de stijgende werkgelegenheid, namelijk de economische groei, specifieke knelpunten voor jongeren, ouderen en mensen met een beperking op te lossen. Dat vind ik een veel intelligentere benadering dan de gedachte om 50-plus-melkertbanen of jongeren-melkertbanen te creëren. Dat werkt echt niet.

De voorzitter:

Wij hebben afgesproken dat de minister-president zijn betoog eerst afmaakt. Daarna is er gelegenheid voor interrupties.

Minister Rutte:

Ik maak het af, voorzitter. Heel veel vragen zijn al beantwoord door de voortreffelijke interrupties.

Ik heb nog één punt en dat gaat over MH17. Van de drie doelstellingen zijn de eerste twee afgerond. Het strafrechtelijk onderzoek — de derde doelstelling — in nog in volle gang. Op dit moment zijn meer dan 80 en op sommige momenten zelfs 100 rechercheurs nog dagelijks met deze zaak bezig. Die wordt zoals bekend uitgevoerd door een Joint Investigation Team onder leiding van het Nederlandse Openbaar Ministerie. Het is een onafhankelijk onderzoek. Daarom kan ik ook geen uitspraken doen over de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek of de datum waarop die bekend worden.

Tegen de heer Omtzigt zeg ik dat dit team mede bepaalt wat de meest effectieve vervolgingspositie zal zijn. Wij willen eerst van het Joint Investigation Team weten wat het type conclusies is. Er moet een keuze worden gemaakt tussen een paar varianten. De hoofdvariant is vorig jaar door Rusland gevetood in de VN Veiligheidsraad. Die betrof een door de VN-Veiligheidsraad ingesteld tribunaal, maar dat is door het veto van Rusland niet gelukt. Wij hebben nu een aantal andere varianten in beeld, samen met Maleisië, Australië, Oekraïne en België. Wij zitten met vijf landen in dit Joint Investigation Team. Die keuze kun je pas maken als je weet welk type case het Joint Investigation Team en het Openbaar Ministerie uiteindelijk zullen voorleggen. Wij zullen dit met zijn vijven doen. Ook deze dagen is daarover weer overleg tussen de vijf. Nogmaals, zodra het Openbaar Ministerie en het Joint Investigation Team meer scherpte hebben over het type case, weten wij ook welk vervolgingsmechanisme daar het beste bij past.

Dan is er altijd weer de vraag naar de radarbeelden. Ik heb vorige keer al in het debat gezegd dat als het Openbaar Ministerie of in het verleden de OVV mij of minister Koenders vraagt "bel die of die op" of "regel bij die organisatie dat ze met spullen komen", dan wordt er onmiddellijk getelefoneerd. Wij doen dat nooit zelf, want als ik zou bellen met deze instanties, komt er een politieke vingerafdruk op het onderzoek. Dit betekent dat de resultaten van het Openbaar Ministerie en het Joint Investigation Team niet meer zuiver zullen zijn in de ogen van andere partijen. Dat doen wij nooit. Wij werken alleen in opdracht van het Joint Investigation Team, omdat ik maar één doel heb, namelijk — ik zal het netjes zeggen — om degenen die hierachter zitten op te pakken, te vervolgen, te berechten en achter de tralies te laten verdwijnen.

De voorzitter:

Was u klaar met uw onderdeel?

Minister Rutte:

Ik was klaar met mijn onderdeel. De minister van Financiën gaat, met uw welnemen, de andere thema's behandelen.

De voorzitter:

Dan geef ik de heer Krol het woord. Sorry, mijnheer Bontes, maar hij was eerder.

De heer Krol (50PLUS):

Ik wil toch even reageren op wat de minister-president zegt, namelijk dat ik zou suggereren dat het kabinet banen uit de lucht moet plukken voor 50-plussers. Dat is het laatste wat ik suggereer. Ik vind het bijna beledigend dat de minister-president dat in mijn richting zegt. Ik wil juist dat het beleid wordt aangepakt, dat er gekeken wordt naar de regels en dat we met elkaar bekijken of we die groep weer aan het werk kunnen krijgen. Hij moet geen dingen zeggen die ik niet gezegd heb.

Minister Rutte:

Dat is mooi, want dan blijken we het toch eens te zijn.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik vind de schets die de minister-president geeft over werkgelegenheid en wat wel of niet werkt, eigenlijk een beetje bizar. We moeten vaststellen dat wat dit kabinet doet, niet werkt. Op het gebied van jeugdwerkloosheid schieten we niet op. We boeren eerder bijna achteruit. We hadden in maart 2015 het zogenaamde laagste punt: 10,8% jeugdwerkloosheid, wat nog veel te hoog is, en intussen is het 11,2%. Het neemt niet af.

We moeten vaststellen dat de inzet die door het kabinet is gepleegd, niet effectief is. Ik maakte een vergelijking met mogelijkheden die in het verleden zijn toegepast. Dat is niet omdat ik per definitie vind dat dit de ideale werkwijze was, maar deze was wel effectief. De tienduizenden die de minister-president noemde, die hij ooit misschien eens uit een regeling moest krijgen, waren eerst wel in een regeling gekomen en deden zinvol werk en maakten dus onderdeel uit van de werkzame bevolking. Bij schoolverlaters zie ik een levensgroot risico dat een groep na de opleiding niet aan de bak komt. Als het een klein stukje beter gaat, wordt deze groep ingehaald door degenen die dan van de opleiding komen. Dan ontstaat er een verloren generatie.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Er moeten concrete aanvullende maatregelen genomen worden. Kan de minister-president aangeven wat hij gaat doen en wat wel effectief is?

Minister Rutte:

Femke Halsema is ver weg bij GroenLinks, want die zou dit soort teksten nooit hebben uitgesproken, daar ben ik zeker van. Het kabinet werkt met een driesporenbeleid. Wij versterken de economie. Dat leidt tot een toename van werkgelegenheid voor iedereen. Dat zien we ook. Er zijn in de Nederlandse geschiedenis nog nooit zo veel banen geweest als op dit moment. We zien ook dat de werkloosheid daalt. Die moet verder dalen, maar die is in het afgelopen jaar al behoorlijk afgenomen. Na een aarzelende daling heeft deze zich verder doorgezet.

Het tweede punt betreft knelpunten op de arbeidsmarkt. Dat is een belangrijk element van het werkgelegenheidsbeleid van Lodewijk Asscher. Er worden partijen bij elkaar gezet om ervoor te zorgen dat knelpunten worden weggenomen. Daarnaast hebben we allerlei heel specifieke regelingen die niet mogen vervallen in opnieuw gesubsidieerde arbeid. Daar letten we scherp op, want dat werkt niet, zeg ik ook maar even tegen de heer Grashoff. De instroom-doorstroombanen waren voor een beperkte groep een succes, maar in het overgrote deel van de gevallen was er een enorm verdringingseffect op de arbeidsmarkt en kostte het heel veel geld. Dat betekende dat heel veel mensen een baan hadden die zij anders zeer waarschijnlijk, zo blijkt uit alle onderzoeken, ook gehad zouden hebben. Dat is het laatste wat je wilt. Wij zijn er met een eenmalige subsidie in geslaagd om een heel grote groep naar gewone banen door te schuiven. Als het toen aan bepaalde partijen had gelegen, was dat gewoon doorgegaan.

Laat ik nog een regeling noemen die volgens ons goed kan werken. Dat is het lage-inkomensvoordeel. Dat is een instrument dat specifiek is gericht op de groep aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daarmee wordt het aantrekkelijker gemaakt voor werkgevers om mensen aan te nemen. We weten nog niet wat de effecten daarvan zijn, want die regeling gaat nog in werking treden, maar de deskundigen zeggen dat zo'n lage-inkomensvoordeel, waarmee je het aantrekkelijk maakt om mensen in dienst te nemen die moeilijker aan de slag komen, veel beter werkt dan een subsidiebaan. Dit zijn mensen die een gewoon arbeidscontract krijgen, waarbij de werkgever alleen een aanvullende subsidie krijgt op de loonkosten. Dat geldt ook voor andere regelingen die we hebben. De mobiliteitsbonus wordt in 2018 ondergebracht in de Wet tegemoetkomingen loondomein. Daardoor wordt het verzilveringsprobleem voor de werkgevers voor een deel opgelost. Dat zijn allemaal heel concrete maatregelen, met een specifiek target. Je kunt niet een kabinet of de Kamer zelf afrekenen op de vraag, helemaal geabstraheerd van de economische groei, of wij ons ten doel stellen om zoveel jeugdbanen of zoveel banen voor ouderen te hebben. Daar zou je een planeconomie op moeten zetten en we weten van de Sovjet-Unie allemaal waar dat in eindigt.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik moet nog steeds vaststellen — de premier geeft er steeds geen antwoord op — dat hetgeen het kabinet tot nu toe heeft gedaan, niet effectief is. Er is economische groei, maar de werkloosheid neemt nagenoeg niet af. Als het zo doorgaat, duurt het tot 2030 eer we de evenwichtswerkloosheid weer bereikt hebben. Ik noem specifieke groepen die extra aandacht zouden moeten krijgen buiten het algemene economische beleid. De premier blijft dat op de een of andere manier totaal negeren. Hij komt met voorbeelden uit een niet bestaande werkelijkheid. Ik wil graag van het kabinet horen wat het gaat doen om significante resultaten te boeken. Die kunnen toch niet uitblijven?

Minister Rutte:

We zorgen er bijvoorbeeld voor dat, als er ruimte voor is, lastenverlichting zo ingezet wordt dat die een maximaal werkgelegenheidseffect heeft. Ik herinner mij dat heel veel partijen lastenverlichting ook aan allerlei andere groepen wilden geven, maar we hebben er toen heel bewust voor gekozen om die lastenverlichting te laten toekomen aan werkenden met een laag inkomen tot en met de middengroepen. Dat heeft de grootste werkgelegenheidseffecten, als de overheid met lastenverlichting of andere maatregelen al dingen kan doen. Wat echt niet werkt, is het opzetten van volledig gesubsidieerde banen, zoals blijkbaar in het denken van GroenLinks is geslopen; ik raad hen zeer de mooie memoires van Femke Halsema aan. De heer Grashoff moet er dan ook maar fair over zijn dat dit het antwoord is waarop hij afstevent.

De voorzitter:

U mag reageren, mijnheer Grashoff.

Minister Rutte:

Dat lijkt mij fair.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit kabinet creëert met 5 miljard lastenverlichting een lousy 35.000 banen op de lange termijn. Dat is pas ineffectief beleid. Daarvan denk ik pas: als je op die manier denkt werkgelegenheidsbeleid te voeren, mag daar wel een keer de bezem doorheen gehaald worden. Dat is wat het kabinet doet. Betere oplossingen hoor ik van de premier niet.

De voorzitter:

Dat was een statement en geen vraag van de heer Grashoff.

Minister Rutte:

Dat laten we maar even bij de heer Grashoff, ja.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het is een heel goede zaak dat we vandaag ook stilstaan bij de slachtoffers van MH17. Dat moeten we nooit vergeten. Bijna ieder debat zou je het onderwerp erbij moeten halen ...

Minister Rutte:

Eens.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

... zodat de moord op bijna 200 Nederlanders niet tussen onze vinger door glipt. Ik wil graag van de minister-president weten wanneer de nabestaanden en het Nederlandse volk iets te horen krijgen over de lanceerinrichting. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd dat we voor de zomer een duidelijk beeld hebben van waar die raket gelanceerd is en wat voor type het is. In ieder geval zou er meer en nieuwe informatie komen voor de nabestaanden en andere Nederlanders die dit op de voet volgen. Kan de minister-president daar iets over zeggen?

Minister Rutte:

Dat kan en wil ik niet, want wij gaan daar niet over. Ik heb die discussie nou zo vaak met de heer Bontes gehad. Hij begint zo goed, want ik ben het zeer met hem eens dat we met elkaar niet genoeg aandacht kunnen hebben voor dit verschrikkelijke feit. In de vijfenhalf jaar dat ik deze baan heb, is het by far de meest impactvolle gebeurtenis. Voor de mensen die het hebben meegemaakt, is het duizend keer erger. Ik heb vaker gezegd dat ons leed als politici niet als een promille in verhouding staat tot de mensen die hun dierbaren hebben verloren. Wij zijn hier natuurlijk allemaal, zoals ik weet de heer Bontes ook, vanaf het eerste debat buitengewoon bij betrokken, maar ik zeg het nog een keer: het strafrechtelijk onderzoek is onafhankelijk. Ik kan dus nooit uitspraken doen over de uitkomsten daarvan of de datum waarop het bekend wordt. Er is maar één instantie die dat kan: het Joint Investigation Team. Ik zal nooit de fout maken om tegen hen te zeggen: je moet zus of zo doen. Of: moet ik nog eens met die of die bellen? Ze kunnen mij bellen en zeggen dat ze mijn hulp nodig hebben. Dat weten ze, want dat horen ze iedere twee weken als we bij elkaar zitten om te praten over de vraag of er logistieke hulp nodig is en of ze verder iets willen. Maar ik ga er geen vragen over stellen. Ik wil het ook niet weten. Zodra ik het weet, moet ik het aan de Kamer melden en als ik het aan de Kamer meld, zit er een politieke vingerafdruk op het onderzoek. Dan neemt de kans af dat de uitkomsten van het onderzoek leiden tot daadwerkelijke vervolging, berechting en opsluiting van de daders. Ons gezamenlijke doel moet zijn dat de kans op vervolging, berechting en opsluiting zo maximaal mogelijk is.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Met die krampachtige scheiding tussen het werk van het OM en de politiek ben ik het niet eens. Je kunt ze niet loskoppelen van elkaar; dat is nu eenmaal zo. Het is ook een politieke aanslag geweest. Daarom is het vreemd om het zo rigide los te koppelen van elkaar. Maar goed, de minister-president is daar verantwoordelijk voor en gaat over zijn eigen woorden. Ik ben het er niet mee eens. Misschien kan hij wel iets zeggen over het initiatief dat ik heb genomen om de radarbeelden aan te kaarten en er een zaak over aan te spannen bij ICAO, de internationale luchtvaartorganisatie. Ziet de minister-president nu wel mogelijkheden opdat dit gaat gebeuren? Dat zal tenslotte vanuit Nederland moeten gebeuren. We zijn inmiddels weer maanden verder en er gebeurt weinig.

Minister Rutte:

Dit is echt zulke totale onzin! Er zijn 100 mensen iedere dag met die zaak bezig. Maar dat doen ze wel achter gesloten deuren. Als ze dat in het openbaar gaan doen, hoe groot is dan uiteindelijk de kans dat deze mensen erin slagen om te achterhalen wie het gedaan heeft en om die mensen te vervolgen en op te sluiten? Dat geldt dus ook voor de vraag die de heer Bontes hier net stelt. We zijn het hier fundamenteel over oneens, echt fundamenteel. Ik heb maar één doel: dat die griezels worden gepakt en opgesloten. Ik ga niets doen wat daaraan in de weg kan staan. Als ik de suggestie van de heer Bontes zou volgen, en me dus ga bemoeien met dat onderzoek, dan geef ik daarmee een vrijbrief aan landen, instanties of mensen die er belang bij hebben om te zeggen: kijk maar, er zit een politieke vingerafdruk op dat onderzoek. Die geef ik dan de kans om dat ook nog gezaghebbend te doen. Dat is dus een onverstandig traject. Dat moeten we niet doen. Dat moeten we echt niet doen. Ik herhaal het nog een keer.

De voorzitter:

Mijnheer Bontes, tot slot. Kort!

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dit slaat echt nergens op, want het aanspannen van die zaak bij ICAO is helemaal geen zaak voor het OM, maar een zaak voor de regering.

De voorzitter:

Ik geef de heer Omtzigt gelegenheid om te interrumperen.

De heer Omtzigt (CDA):

Daar kan toch een reactie op komen?

Minister Rutte:

Ik verwijs naar het vorige antwoord. Volgens mij hebben we er nu alles over gezegd.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had een andere vraag over MH17, maar ik ga nu toch de vraag van de heer Bontes oppakken. Ik begrijp heel goed dat de minister-president niet dagelijks wil weten wat er gevonden wordt door het JIT, omdat dat een onafhankelijk onderzoek is. Het gaat om het aanspannen van een zaak vanwege radarbeelden die bewust, dus gepremediteerd, gewist zijn. Daarop had de OVV die beelden kunnen zien. De OVV heeft in bijlage V, pagina 2, kolom 3 van het rapport laten weten dat hij aan ICAO gevraagd heeft of zijn lezing klopte dat ze niet gewist hadden mogen worden, en dat ICAO dat bevestigd heeft. Dan is het een besluit van de regering om wel of niet een klacht in te dienen bij ICAO. Dat gaat ook buiten het strafproces en buiten de strafvervolging om. Wat is de reden dat de Nederlandse regering tot nu toe heeft besloten om dit niet te doen bij ICAO, terwijl zij zeker weet dat zij het wint?

Minister Rutte:

Omdat wij dat alleen zullen doen als het Openbaar Ministerie, het Joint Investigation Team, ons dat zou vragen. Ik verwijs daarvoor ook naar het vorige antwoord. Als wij dat uit onszelf gaan doen, dan zou dat betekenen dat wij hierover opvattingen hebben, dat wij er iets van vinden. Ook in de suggestie en de vraag van de heer Omtzigt liggen al allerlei conclusies besloten. We kunnen twee dingen doen met MH17. We kunnen hier proberen om te prejudgen, om al vooruit te lopen op wat er gebeurd is. Daar hebben we natuurlijk allerlei ideeën bij. We zien allemaal de verslagen van Belllingcat en we zien andere dingen de krant. Beyond reasonable doubt, zonder dat er ook nog maar enige twijfel kan zijn, moet het JIT kunnen vaststellen wie het hebben gedaan. Het moet bezien hoe we die mensen vervolgd kunnen krijgen, hoe we die mensen berecht kunnen krijgen en hoe we die mensen eventueel, afhankelijk van de uitkomsten van die berechting, kunnen opsluiten. Daarvoor is de medewerking nodig van allerlei landen.

Als de Nederlandse regering zich ook maar op enigerlei wijze in die zaak gaat mengen, zonder dat daar een opdracht van het gezamenlijke Joint Investigation Team aan ten grondslag ligt, dan is dat schadelijk. En, dat meen ik, dat is ook een zaak voor ICAO. Daar komt nog wat bij: al zou je het al willen, dat heel specifiek bij ICAO aanspannen kan juridisch niet, want dan moeten er twee landen zijn die elkaar daarop bestrijden. Dat is niet het geval. Het kan juridisch dus niet. Maar al zou het juridisch wel kunnen, dan is het zelfs al in mijn ogen echt onverstandig om de reden die ik hier noem. Maar dat vraagt wel een fundamenteel debat over het doel. Dat debat voeren we al een tijdje, maar daar zijn we het over oneens. Mijn doel is dat uiteindelijk de mensen gepakt kunnen worden en dat zij vervolgens berecht worden. Dan ga ik dus niets doen wat uiteindelijk instanties, mensen en landen de kans geeft om te zeggen: ach zie je wel, ze wisten al hoe het zat; het was niet onafhankelijk, het was niet objectief, het is politiek beïnvloed.

De heer Omtzigt (CDA):

De minister-president haalt hier twee onderzoekstromen door elkaar. De eerste is het onderzoek van de OVV. De OVV had volgens de internationale verdragen een wettelijk recht op de radarbeelden van MH17. Waren die primaire ruwe radarbeelden beschikbaar geweest, dan was daar hoogstwaarschijnlijk de raket op zichtbaar geweest. Dat heeft professor Van Garderen hier in de Kamer ook bevestigd. Rusland heeft bevestigd dat het die radarbeelden had. Als een land die radarbeelden vervolgens niet beschikbaar heeft gesteld aan dat onderzoek, dan dient Nederland daar bij ICAO een klacht over in te dienen. Dat is wat er niet gebeurt. Dat is wat anders dan het hele JIT-onderzoek. Ik verwacht inderdaad dat de minister, wat dat betreft, wacht op vragen van het Openbaar Ministerie om eventueel bij te staan of niet. De OVV heeft geconstateerd dat de Russen zich niet aan het verdrag gehouden hebben. Waarom is de Nederlandse regering daar niet op ingesprongen bij ICAO? Is er in de tussentijd wel een vraag van het OM of de politie geweest om alsnog achter die radarbeelden aan te gaan voor het justitiële onderzoek? Hoe dat gebeurd is, hoef ik niet te weten.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Omtzigt.

Minister Rutte:

Zelfs op dat laatste geef ik geen antwoord. Ik ga toch niet in het openbaar zeggen wat er voor verzoeken uit het Joint Investigation Team komen? Ik begrijp de heer Omtzigt niet. Ik weet dat hij, net zoals de heer Bontes, vanaf het eerste moment zeer betrokken is bij deze zaak, ook bij de nabestaanden. Ik heb daar niet het begin van twijfel over. Ik weet dat hij minstens zo veel als ik met dat onderwerp bezig is en dat hij ermee begaan is. Wat denkt hij nu wat er zou gebeuren als ik hier in het openbaar zou melden of er wel of geen verzoeken zijn van het Openbaar Ministerie of van het Joint Investigation Team of verzoeken om die of die te bellen? Wat zou dat betekenen? Wat zou dat voor reacties oproepen internationaal?

En wat ICAO betreft, dat kan juridisch niet. Al zou het juridisch wel kunnen, dan zou ik het nog niet willen als het niet een opdracht is van het Joint Investigation Team, want het gaat over radarbeelden. Ik blijf in herhalingen vervallen, voorzitter.

De voorzitter:

Sorry mijnheer Omtzigt, maar dit debat is heel vaak gevoerd. Ik doe een beroep op u. Ik weet dat het Verantwoordingsdebat over van alles en nog wat gaat, dus ook hierover. Het moet echter korter. Ik merk dat wij steeds in herhaling vervallen.

De heer Omtzigt (CDA):

Degene die meldde dat er geen verzoek door het OM gedaan was, was de minister van Veiligheid en Justitie, de heer Van der Steur. Als de minister-president zegt dat hij daar nooit mededeling over zal doen en dat het belachelijk is, dan heeft hij gezegd dat de minister van Veiligheid en Justitie een belachelijke mededeling aan de Kamer heeft gedaan. Ik hoop dat dit niet geval is.

ICAO heeft tijdens de hoorzitting in de Kamer bevestigd dat de procedure door Nederland aangespannen kan worden, omdat Nederland recht had op de radarbeelden en Rusland ze niet had mogen wissen.

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Omtzigt (CDA):

Erkent de Nederlandse regering dat zij die procedure kan aanspannen of wil zij aantonen dat ICAO ongelijk had? Wat vindt de minister-president van het feit dat minister Van der Steur zelf erover is begonnen dat het OM nooit om radarbeelden gevraagd heeft?

Minister Rutte:

Ik verwijs echt naar het vorige antwoord. Ik verval in herhalingen.

De voorzitter:

De heer Van Dijck.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is toch geen antwoord?

Minister Rutte:

Ik verwijs naar de Handelingen. Daar ziet u het antwoord.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil het nog even over iets anders hebben voor de minister-president gaat zitten. Hij is al zes jaar premier van dit land. Hij zegt altijd dat hij premier van alle Nederlanders is.

Minister Rutte:

Ook van de heer Van Dijck, zo is het.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Van alle Nederlanders.

Nu is er een groep in Nederland die al acht jaar lang keihard in haar koopkracht geraakt wordt, namelijk de gepensioneerden. De minister-president heeft op het staatje dat de heer Krol heeft overhandigd, kunnen zien hoe het uit elkaar is gelopen. De PVV heeft gisteren voorgesteld om het rentevoordeel van het beleid van de ECB — zoals men weet is de rente op nul gezet — aan de groep te geven die keihard geraakt wordt door datzelfde beleid. De minister van Financiën heeft dit rentevoordeel zo maar gekregen, gratis en voor niets. Dit is gevonden geld. Hoe staat de minister-president als de premier van alle Nederlanders tegenover dit sympathieke voorstel?

Minister Rutte:

Ik heb vaker gezegd dat de PVV steeds meer op de oude CPN begint te lijken: hogere lonen en lagere prijzen. Je kunt niet alleen de voordelen op de begroting weggeven, want er zijn ook nadelen. Op dit moment lopen wij miljarden mis aan eerder verwachte aardgasinkomsten. Dat is overigens om een goede reden, namelijk de ellende die in Groningen aan de gang is met de aardbevingen. Dat is een zeer goede reden, maar dat leidt wel tot miljarden minder staatsinkomsten.

Wat doet de heer Van Dijck nu als financieel woordvoerder van de PVV? Het is er niet op vooruitgegaan sinds 2012 in het Catshuis. Ik mag de heer Van Dijck persoonlijk graag, maar het financieel vernuft daar is afgenomen. Hij zegt: we geven de voordelen uit en we negeren dat er daarnaast allerlei dingen zijn misgegaan. Hij geeft alleen de meevallers uit. Als we zo zouden begroten, zou het een mooie boel worden.

Dan de koopkrachtontwikkeling. Dank voor het kopietje. Ik geloof dat het van de heer Krol afkomstig is. We zien dat de koopkracht van ouderen over de periode 2000-2015 op peil is gebleven. Die is niet afgenomen. We zijn er steeds in geslaagd, ieder jaar, keer op keer, om het koopkrachtbeeld zo goed mogelijk te repareren. Als er ruimte was voor lastenverlichting hebben we die heel bewust gegeven aan werkenden met een laag en middeninkomen, omdat dat de grootste werkgelegenheidsaspecten heeft. Ik zal u zeggen waarom ouderen daar voor zijn. Ouderen hebben kinderen en kleinkinderen. Zij vragen maar twee dingen: ik wil dat mijn koopkracht op peil blijft — dan doen we — en ik wil dat je dit land sterker maakt en dat mijn kinderen en kleinkinderen een baan hebben.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb er bijna geen woorden voor, maar u pakt als premier al zes jaar lang de gepensioneerden keihard. Het is inderdaad nul nominaal, zonder de inflatie mee te nemen.

Minister Rutte:

Dat is de koopkrachtontwikkeling.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het heeft er alles mee te maken dat u niet bang bent dat het Malieveld volloopt met bejaarden, want het raakt de economie niet. U bent alleen maar gefocust op het tekort en de economie. Het voordeel dat deze minister van Financiën haalt vanwege het beleid van de ECB, waar zelfs deze premier het niet mee eens is, het voordeel dat hem in de schoot geworpen wordt, hoeft deze minister van Financiën in mijn voorstel niet op te strijken. Dat geef ik juist aan die groep die door datzelfde beleid van de ECB wordt gedupeerd. Ik zeg niet voor niets: hij profiteert en zij zijn gedupeerd!

De voorzitter:

De minister-president.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Waarom moet deze minister van Financiën profiteren van een beleid van de ECB waar hij het zelf niet mee eens is, en waarom moet een andere groep, die er niets aan kan doen, op de blaren zitten?

Minister Rutte:

Soms zie je bij de heer Krol wel iets van het VVD-bloed, hij komt dan met een goed staatje. Het gaat niet om het aantal euro's, maar om de koopkrachtontwikkeling. Wat kun je uiteindelijk kopen voor wat je krijgt? Dat staat hier. Dan zie je dat de koopkracht van ouderen op peil is gebleven. Dankzij de heer Krol is dat volstrekt duidelijk. De werkenden zijn er inderdaad iets op vooruitgegaan, maar dat is ook noodzakelijk. In een fatsoenlijk, sociaal land probeer je de ouderen, naast het op peil houden van hun koopkracht, ook nog in koopkracht te laten meestijgen met de welvaartsontwikkeling. Door de enorme problemen met de economische crisis was dat niet mogelijk, maar we zijn er als kabinet in geslaagd om de koopkracht overeind te houden. Dat konden we overigens met dank aan veel partijen in deze Kamer die ons ook in de Eerste Kamer aan een meerderheid konden helpen en daar steeds zeer op hebben aangedrongen, net als de twee coalitiepartijen. Dat is één kant van het verhaal van de heer Van Dijk. Het klopt dus niet wat hij daarover zegt. De tweede kant is dat het echt voodoo-overheidsfinanciënbeleid is als je alleen maar meevallers uitgeeft.

De voorzitter:

Mijnheer Krol.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Heel even. Als de premier hier beweert dat de koopkracht overeind is gebleven bij de gepensioneerden, dan heeft hij ofwel een klap van de molen gekregen, of hij staart zich blind op een of ander tabelletje.

Minister Rutte:

Het is van uw collega.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Iedereen weet dat de gepensioneerden in Nederland al acht jaar lang koopkracht inleveren. Zelfs het CPB weet dat, alleen deze premier niet. Die zit in de ontkenningsfase.

Minister Rutte:

Het is van mijnheer Krol.

De voorzitter:

Mijnheer Krol, wat vindt u van de toelichting op uw grafiek?

De heer Krol (50PLUS):

Hij klopt, maar zeer ten dele. Ik wil dat de minister-president nog een keer heel goed naar de grafiek kijkt, want dan ziet hij dat de koopkracht niet gelijk is gebleven, maar inderdaad is gedaald. Als je dat afzet tegen de werkenden, die er 30 punten op vooruit zijn gegaan, dan vraag ik of dat een evenwichtige verdeling is. Ook ouderen mogen, nu het beter gaat met de economie, toch echt daarin meedelen, zou ik zeggen.

Minister Rutte:

We komen uit de zwaarste economische crisis uit de recente geschiedenis. We zijn er als Kamer en als regering in geslaagd om de koopkracht van ouderen in Nederland op peil te houden. Dat is gelukt. Ik zeg dit nogmaals tegen de heer Krol. Ik spreek heel veel ouderen, zowel privé als in mijn werk, en die zeggen twee dingen: ik wil dat je er alles aan doet om ervoor te zorgen dat ik financieel zo goed mogelijk overeind blijf — dat hebben we gedaan — maar ik wil ook dat je ervoor zorgt dat mijn kinderen en kleinkinderen een baan hebben. Dat betekent dat men heel goed begrijpt dat we de ruimte voor lastenverlichting zo inzetten dat het de werkgelegenheid bevordert, juist in een tijd waarin er grote problemen zijn, bijvoorbeeld met de jeugdwerkloosheid.

De heer Krol (50PLUS):

Ik kan me niet voorstellen dat de ouderen die de heer Rutte spreekt zo verschrikkelijk anders zijn dan de ouderen die ik spreek. Ik nodig hem uit om een uurtje op het partijbureau te komen zitten, want dan hoort hij echt andere verhalen.

Minister Rutte:

Het partijbureau van 50PLUS, een aantrekkelijk aanbod. We kijken er nog naar.

Voorzitter, mag ik u in beleefdheid voorstellen om de minister van Financiën het woord te geven?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de minister van Financiën. Mijnheer Grashoff, u bent net geweest.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Nee, voorzitter. Dat is niet waar. Dat was op een ander onderwerp dan waar ik de premier nu op wil interrumperen.

De voorzitter:

Ga uw gang. Houd het kort, graag.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De premier is niet ingegaan op het hele vraagstuk rondom het klimaatbeleid.

Minister Rutte:

Daar gaat de minister van Financiën op in.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb in mijn bijdrage een specifieke vraag gesteld aan de premier. Het gaat om een belangrijke, kabinetsbrede prioriteit. Het gaat niet om financieel beleid, maar om een kabinetsbrede prioriteit. De minister van EZ en de staatssecretaris van I en M spelen daar ook een rol in. Het gaat erom dat dit kabinet voornemens was om tot ontkoppeling te komen van economische groei en CO2-uitstoot. In 2015 is vastgesteld dat dat dus niet het geval is. Is de premier het met mij eens dat dat mislukt is en, zo ja, wat gaat hij eraan doen?

Minister Rutte:

Ik heb al vaker gezegd dat ik geen Franse president of Duitse kanselier ben. De positie van de Nederlandse premier is die van de primus inter pares. Wij hebben de taken zo verdeeld dat de minister van Financiën die vraag zal beantwoorden. We hebben hier geen presidentieel stelsel.

De voorzitter:

Ik stel voor om eerst de minister van Financiën het woord te geven. Dan krijgt u de gelegenheid om alsnog op die vraag terug te komen als die niet wordt beantwoord, mijnheer Grashoff. Het woord is aan de minister van Financiën.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Er zijn relatief weinig vragen gesteld over de financiële verantwoording, de stand van de economie en de stand van de begroting. Dat begrijp ik, want dat gaat goed. Desalniettemin moet ik toch een paar dingen vermelden, al is het maar omdat daar dingen over werden beweerd die niet juist zijn. Het zou vervelend we zijn als we elkaar hier met de verkeerde cijfers te lijf zouden gaan.

De EMU-schuld in de Miljoenennota is inderdaad in het jaar 2015 met 5 volle procentpunten gedaald. In dit debat — ik hoorde het ook een enkele keer in de media — werd de verkoop van een stukje van ABN AMRO als belangrijke bedrage daaraan vermeld. Het is een fait divers, maar van die 5 procentpunten is slechts 0,4% uit de verkoop van voornamelijk ABN AMRO-aandelen gekomen. De andere factoren zijn deels het noemereffect, de economische ontwikkeling, de mutatie in het saldo — het is saldo was beter dan wij hadden gedacht — en beëindiging van renteswaps. Daarnaast is onze exposure op het EFSF, het Europees noodfonds, aanmerkelijk verminderd. Bovendien heeft het schatkistbankieren meer dan verwacht bijgedragen aan een lagere schuld. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het valt dus echt uiteen in een aantal verschillende factoren. De verkoop van ABN AMRO is daar een klein stukje van.

De voorzitter:

Bent u nu met een inleiding bezig, minister?

Minister Dijsselbloem:

Nee, voorzitter. Ik weet dat u haast hebt. Ik heb alle inleidingen overgeslagen.

De voorzitter:

Ik heb geen haast, maar ik wil gewoon dat het een beetje gestructureerd verloopt.

Minister Dijsselbloem:

Oh, gestructureerd …

De voorzitter:

Ja. Dat moet een minister van Financiën heel erg aanspreken.

Minister Dijsselbloem:

Ja. Als u het wilt structureren: dit is het kopje "algemeen economisch en financieel". Daar ben ik heel snel mee klaar, want daar zijn, zoals gezegd, heel weinig vragen over gesteld.

De voorzitter:

Goed. Dan geef ik de heer Omtzigt het woord.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik mis nog één stukje en ik zou graag weten wat de omvang daarvan is. Dat is de herziening van de nationale rekeningen, waardoor ons inkomen in één keer een heel stuk hoger was. Hoeveel heeft dat bijgedragen aan het verlagen van de EMU-schuld?

Minister Dijsselbloem:

Ik heb het niet uitgesplitst, maar het noemereffect is 1,1 procentpunt.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik doel op het effect van de herziening van het bbp, of zit dat er ook niet in?

Minister Dijsselbloem:

Dat leidt tot het aanpassen van het bbp en dat zit in het noemereffect. Dat zit in de 1,1 procentpunt, maar ik heb het niet uitgesplitst hier.

De voorzitter:

Gaat u verder, minister.

Minister Dijsselbloem:

Er is interesse in hoeveel we nu besparen aan rente. Ten opzichte van de Miljoenennota 2015 besparen we 0,4 miljard aan rente. Dat is inderdaad het gevolg van het lage renteklimaat. Het is overigens niet zo — ik blijf het maar uitleggen — dat de ECB heeft veroorzaakt dat de rente zo laag is. In dat lage renteklimaat probeert de ECB ook nog de inflatie wat op te duwen en daartoe beïnvloedt hij de rente nog verder omlaag. Dat is echter bepaald niet de belangrijkste oorzaak van het feit dat de rente zo laag is. Deze discussie hebben we eerder met elkaar gevoerd. Het verhogen van de AOW met €300 kost circa 1 miljard. De PVV heeft dus nog niet de helft van haar genereuze cadeautje gefinancierd.

De voorzitter:

Dit is uitlokking, dus de heer Van Dijck krijgt het woord.

Minister Dijsselbloem:

Nou ja, ik dacht dat het een serieus voorstel van de PVV was, voorzitter.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ja, het is een heel serieus voorstel. Daarom mag ik hier ook op reageren. De minister van Financiën vergelijkt nu wat er uiteindelijk is uitgekomen met wat hij had begroot. Ik heb gekeken naar het Financieel Jaarverslag. Dat is de slotwet, de slotstand. Daaruit valt af te leiden hoeveel rente er uiteindelijk is betaald over de staatsschuld. In 2014 was de staatsschuld in absolute zin ongeveer even hoog als nu. In dat jaar betaalde de minister van Financiën echter 1 miljard meer rente over de staatsschuld dan in 2015. Met andere woorden: op een staatsschuld van 450 miljard betaalde hij in 2014 9 miljard rente en nu 8 miljard. Dus hij heeft een voordeel gehad van 1 miljard. Ik heb het dus niet over een voordeel ten opzichte van de begroting, maar ten opzichte van 2014.

Minister Dijsselbloem:

De heer Van Dijck draait lang genoeg mee in de commissie voor Financiën om te weten dat dit echt volstrekt ondeugdelijk is. We hebben het over het afgesloten jaar 2015. Wat is daarin gebeurd? Je maakt een begroting op basis van allerlei verwachtingen. Die staan op Prinsjesdag in de begroting. Je kunt toch niet zeggen: ik heb een meevaller gehad omdat het uiteindelijke getal in 2015 afweek van het uiteindelijke getal in 2014? De meevaller zet je af tegen wat je had begroot. Enfin, ik weet dat de heer Van Dijck dit wel begrijpt, maar hij doet nu alsof hij het niet begrijpt. Voorzitter, de heer Van Dijck begrijpt dit heel goed.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het verschil tussen wat er is begroot en wat er is gerealiseerd, is inderdaad maar 0,5 miljard. Maar het verschil tussen wat er in 2014 aan rente is betaald en wat er in 2015 is betaald, is 1 miljard. Met andere woorden, de minister heeft in 2015 met eenzelfde staatsschuld een voordeel van 1 miljard minder rente ten opzichte van 2014. Dat voordeel komt doordat de rente lager is. De minister had al een lagere rente ingecalculeerd, maar die is nóg lager geworden. In 2014 heeft de minister gemiddeld twee keer zo veel rente op de staatsschuld moeten betalen als in 2015, dus hij snapt mijn redenering; eigenlijk heeft hij dankzij de lage rente 1 miljard in zijn schoot geworpen gekregen. Dat is precies het bedrag waarvoor de pensioenfondsen en de gepensioneerden worden benadeeld. Vanwege het feit dat de rente zo laag staat, krijgt de minister 1 miljard in zijn schoot geworpen en wordt de gepensioneerden 1 miljard afgepakt.

Minister Dijsselbloem:

Nee, gepensioneerden hebben recht op serieuze voorstellen, niet op dit soort ballonnetjes. Waarom is dit een ballonnetje? Als de PVV serieus had gewild dat een eventueel rentevoordeel op onze staatsschuld zou moeten worden omgezet in een verhoging van de AOW, dan had die fractie dat aan het begin van 2015 moeten regelen. Dan hadden we namelijk onze begroting daarop kunnen enten. Je kunt niet zeggen: er is een voordeel geweest over het hele jaar 2015 ten opzicht van 2014, dus dat geld is nu blijkbaar vrij. Dat geld is natuurlijk helemaal niet vrij; dat heeft de minister-president ook al gezegd. Dat zit gewoon in een hele reeks tegenvallers en meevallers verwerkt. Deze redenering is dus volstrekt ondeugdelijk. Er is echt geen oudere in Nederland die hier ook maar een millimeter mee opschiet. Het is echt quatsch.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Oké, maar is het ook quatsch dat de pensioenfondsen worden benadeeld door een te lage rente? Is het ook quatsch dat volgend jaar het pensioen van 2 miljoen mensen wordt gekort? Is het quatsch dat dat allemaal door een lage rente komt? Is het ook quatsch dat de minister van Financiën profiteert van die lage rente doordat er lagere rentelasten op de staatsschuld zijn? Is dat allemaal quatsch, of klopt het? Gepensioneerden betalen de rekening en de minister is de lachende derde, want hij hoeft minder rente te betalen. Het is hem gegund, maar ik vind dat hij niet moet profiteren van die lagere rentelasten terwijl een bepaalde groep in Nederland juist wordt gedupeerd door die lagere rente. Dan is het niet meer dan billijk dat de minister zegt: mijn winst geef ik aan die gedupeerde groep. Dat is de logica van het verhaal. Het maakt mij niet uit of het sluitend is of technisch klopt; de logica telt veel meer.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijck, volgens mij hebt u uw bijdrage in de eerste termijn al gehad.

Minister Dijsselbloem:

Het kabinetsbeleid zit anders in elkaar. Met het kabinetsbeleid wordt ervoor gezorgd dat ouderen er gewoon gelijkmatig op vooruitgaan. Dat gebeurt dit jaar daadwerkelijk. Ouderen gaan er namelijk zo'n 1,1% tot 1,5% op vooruit. Hoe komt dat? Omdat het kabinet daarvoor gerichte maatregelen heeft genomen. Ja, pensioenfondsen hebben last van het lagerentebeleid; niemand bestrijdt dat. Dat is geen gevolg van kabinetsbeleid, maar het doet zich wel voor. Kan het kabinet dat volledig compenseren? Nee, want het zijn pensioenfondsen, die eigen verantwoordelijkheid en eigen beleggingsbeleid hebben. Wij kijken elk jaar naar hoe het inkomensbeeld eruitziet en of dat te verdedigen is. Wij zullen dat in augustus weer doen. Wij hebben dat voor dit jaar gerepareerd en daarom komen de ouderen gemiddeld boven de 1% uit.

De PvdA heeft gepleit voor meer loonsverhoging naar aanleiding van het bericht over de DNB-studie naar de arbeidsinkomensquote. Welk deel van onze gezamenlijke welvaart valt toe aan de factor arbeid, aan de werkenden? De studie stelt dat die jarenlang te hoog is ingeschat. Dit heeft volgens deze analyse te maken met een te hoog ingeschat inkomen van zzp'ers. Deze analyse is nog niet vaststaand en onomstreden. DNB, CPB en CBS gaan hier samen verder naar kijken om dit verder te onderbouwen. We gaan dat nog zien. Tegelijkertijd is het een vaststaand feit dat in de balansverdeling binnen onze economie huishoudens nog steeds bezig zijn met balansherstel. Dit soupeert een deel van hun koopkracht op. Er zijn nog steeds veel huishoudens die met schulden zitten of een hypotheek onder water hebben staan. De balans van het grotere bedrijfsleven ziet er echt sterk uit. Dit geldt niet voor het kleine bedrijfsleven, dus ik begrijp de reactie van MKB-Nederland wel, die overigens gebaat zou zijn bij een loonsverhoging, maar dit terzijde. Het ligt dan zeer voor de hand dat er óf wordt geïnvesteerd óf lonen worden verhoogd. We doen dit niet vanuit Den Haag en niet generiek over alle sectoren, maar er is brede steun voor die ruimte onder economen, DNB en een deel van het bedrijfsleven, ook het grote bedrijfsleven. Dus ja, ruimte in specifieke sectoren zou zeker het economisch herstel verder kunnen schragen. De aantrekkende binnenlandse vraag schraagt nu al ons economisch herstel. Dit helpt absoluut mee. Wij zullen dit meenemen in de overleggen die wij met sociale partners hebben. Ik spreek hen ook vaak in de aanloop naar Prinsjesdag, bij de voorbereiding van de begroting, dus dan lijkt me dit een mooi thema. Ik zeg erbij dat wij dit niet gaan opleggen; dat zou onverstandig zijn. Je moet echt kijken waar de ruimte zit en dat verschilt zeer per sector.

Er is door de minister-president al veel gezegd over de ernstige onvolkomenheden bij de drie departementen die zijn genoemd. Laat ik vooropstellen dat van de gewone onvolkomenheden de helft is weggewerkt; ze zijn van 50 naar 27 gegaan. Maar ernstig is ook ernstig, dat wordt door ons niet bestreden. Op alle drie thema's — het geldt niet over de gehele departementen, het gaat over hele specifieke functies binnen de departementen — zijn verbeterplannen opgesteld en verbeteringen in gang gezet. De Rekenkamer is onverbiddelijk. Als het te lang duurt, wordt het ernstig. Zo is het gewoon. Tegelijkertijd moet je ook realiseren dat een aantal van de problemen waarmee we te maken hebben, niet van de ene dag op de andere dag zijn opgelost. Is het volgend jaar allemaal weg? Ik kan dat niet garanderen.

Voor de Belastingdienst hebben we nu een investeringsprogramma van alles bij elkaar meer dan 1 miljard. Wij hebben hiervoor een horizon van vijf tot zeven jaar genomen. Er zit voor een deel een heel grote personele reorganisatie in, die doe je niet in een jaar. Overigens is de animo voor die personele vernieuwing groot, zodat zij sneller gaat dan we hadden gepland. Het is echter niet iets wat je heel snel doet. Hetzelfde geldt voor de investeringen in ICT. Hier is het cruciaal — dit geldt ook voor de andere departementen — dat alles moet blijven functioneren terwijl systemen worden vernieuwd. Hieraan zit een geweldig risico vast. Ik hoef de Kamer niet te vertellen welke risico's er aan ICT-operaties zitten. Het gaat tijd kosten om ervoor te zorgen dat wij dit zorgvuldig doen en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat de zaak blijft draaien.

De heer Merkies (SP):

Ik heb net al aangehaald in mijn inbreng dat we dit heel vaak hebben gehoord. Het is ook niet iets van vorig jaar. We hebben verschillende programma's gehad, waaronder complexiteitsreductie in de ICT. Negen jaar geleden hadden we van De Jager het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst. Ik hoorde toen precies hetzelfde verhaal over oude systemen en de legacy. Ook werd het woord "roadmap" gebruikt en werd er gezegd dat er vijf tot tien jaar tijd zou zijn om alle systemen te vervangen. Ik heb het idee dat we steeds terug bij af zijn en dat de Belastingdienst eindeloos blijft reorganiseren totdat deze er bij neervalt zonder dat er echt iets verandert.

Minister Dijsselbloem:

Voor een deel zijn de operaties die de heer Merkies noemt, gewoon uitgevoerd. Voor een deel zijn de vereenvoudigingen bij de Belastingdienst afhankelijk van vereenvoudigingen in wet- en regelgeving. De animo bij de Kamer om complexe regelingen op te heffen is niet zo heel groot. Dat maakt het ook nog ingewikkeld. Voor een deel heeft deze staatssecretaris met zijn brede beleidsbrief, zijn brede aanpak van de Belastingdienst aangegeven dat hij ook een andere benadering gaat kiezen. Het is dus buitengewoon ingewikkeld om de oude ICT-systemen er successievelijk uit te gooien. Bij een ICT-systeem dat geleidelijk aan, in de loop der jaren, steeds breder is uitgebouw, uitgebouwd, uitgebouwd, kun je niet zomaar zeggen dat je een bepaald systeem eruit gooit. Er is dus veel meer een gelaagde aanpak nodig. De Kamer moet het debat daarover vooral verder voeren met de staatssecretaris. Als men wil evalueren wat er met eerdere plannen is gebeurd, moet men dat vooral met de staatssecretaris doen. Ik geef de Kamer echter het volgende op een briefje: als staatssecretaris Wiebes nu zou voorstellen om het binnen een jaar uit te voeren bij de Belastingdienst, zal ik ingrijpen. Ik vind het niet verantwoord om deze buitengewoon complexe, met veel risico's omgeven operatie in een jaar tijd erdoorheen te jassen. Dat gaat niet gebeuren. Ik hoop dat de Rekenkamer mij in deze zorgvuldige benadering steunt.

De heer Merkies (SP):

Mijn aanbeveling zou overigens hebben gewerkt als ook de staatssecretaris in vak-K had gezeten, want dan had ik hem nu naar voren gevraagd.

Minister Dijsselbloem:

Dat ben ik met u eens; goed punt, goede innovatie.

De heer Merkies (SP):

Dan had ik het namelijk ook aan hem kunnen vragen. Het gaat mij er natuurlijk niet om dat het in een jaar wordt geregeld. Het gaat mij erom dat er één keer een plan moet liggen en dat we dus niet over drie jaar weer een nieuw plan van de Belastingdienst moeten krijgen waarin staat "modernisering Belastingdienst, maar nu echt", en dat dan opnieuw wordt gemonitord en dat dat eindeloos lang doorgaat. Het gaat erom dat je dat programma één keer maakt. Dat programma van negen jaar geleden ging over alle systemen. Dat ging niet over een paar systemen. Dat ging ook over de oude ICT-systemen, ook wel "legacysystemen" genoemd. We zijn dus weer terug bij af. Eén keer een planning maken en dat dan ook in de gaten blijven houden: dat zou mijn aanbeveling zijn.

Minister Dijsselbloem:

Dank voor de aanbeveling. We zijn niet terug bij af, maar u hebt wel gelijk dat er eerdere plannen zijn geweest die ook in den brede over de ICT-problematiek gingen. Het is nu dus zaak om het huidige plan echt operationeel en toetsbaar te maken, en uit te zetten in de tijd. Er moet verantwoording worden afgelegd over de stappen die gezet moeten worden. De Kamer krijgt ieder halfjaar een halfjaarsrapportage van de Belastingdienst. Daar staat ook steeds een hoofdstuk in over de investeringsagenda. De Kamer wordt dus twee keer per jaar geïnformeerd over de voortgang van het uitrollen van de investeringsagenda.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De ingewikkelde discussie over de ICT en de Belastingdienst lijkt de kant op te gaan dat je eerst alles op het gebied van je ICT-vraagstukken zou moeten oplossen voordat je toekomt aan stelselherzieningen en wijselijke veranderingen in je belastingstelsel. Zijn er strategieën denkbaar waarbij je, zonder op onzorgvuldige wijze iets in één jaar te gaan doen, toch gecombineerd naar een traject van stelselherziening, zeker als die ook een vereenvoudiging met zich meebrengt, en verandering van je ICT-systemen gaat kijken? Is het nou wijs om dat op volgorde te doen of is het juist wijs om dat parallel te trekken?

Minister Dijsselbloem:

Dat is een heel goed punt van de heer Grashoff. Heel veel van de vereenvoudigingen zijn sowieso mogelijk, ook in de huidige, nog kwetsbare ITC-omgeving. Sterker nog: die helpen daaraan. De staatssecretaris stuurt zeer binnenkort dus een brief aan de Kamer over de twintig meest complexe regelingen; complex vanuit het perspectief van de Belastingdienst. Die complexiteit brengt risico's met zich mee. Het is bewerkelijk en vergt een grote inzet van de Belastingdienst. Dat wordt dan ook een interessant politiek debat over de vraag of er politieke moed is en daadkracht om te zeggen: laten we de Belastingdienst op een aantal punten ontlasten door een aantal van die ingewikkeld regelingen eruit te halen. Die analyse hebben we gemaakt: wat zijn de twintig meest belastende regelingen? Dan krijg je vereenvoudiging, wat de druk van de systemen en de organisatie afhaalt. Dat zou het hele reorganisatieproces verder kunnen helpen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Op zich ben ik blij met deze benadering. Maar ik wil toch nog even wijzen op het risico dat daarin zit. Het gaat er natuurlijk wel om dat je dan een soort gecombineerd debat krijgt over vereenvoudigen en natuurlijk de kwetsbare discussie over de politieke doelen die je daarmee nastreeft. Ziet de minister voor zich dat een dergelijke combinatie van discussies op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden? Ik denk dat in de Kamer heel breed het gevoel is dat het iets eenvoudiger zou moeten kunnen bij de Belastingdienst, maar dat de wijze waarop en de consequenties ervan natuurlijk wel goed in de gaten moeten worden gehouden. Is zo'n proces denkbaar?

Minister Dijsselbloem:

Zeker. Ik denk dat je aan de hand van de brief met die twintig meest complexe regelingen de discussie kunt voeren, want die is natuurlijk niet politiek neutraal. Er zitten ook regelingen in waaraan de Kamer misschien heel erg gehecht is. Er zit ook een weging in: wil je dat nu echt, of wil je die regeling toch liever behouden en er een andere regeling uithalen?

We hebben vorig jaar ook een discussie met de Kamer gevoerd over een aantal mogelijkheden tot vereenvoudiging van het stelsel. De "appetite", op z'n Engels gezegd, om daarmee aan de slag te gaan, was niet zo heel groot. Maar goed, het is een politiek gegeven en we gaan gewoon door met deze operatie. Deze brief met de twintig meest bewerkelijke regelingen geeft inzicht. Overigens is er nog een ander misverstand, te weten dat dit zou betekenen dat we de komende jaren niks kunnen doen aan het belastingstelsel, en dat de politiek nu moet gaan afwachten. Dat is niet juist. De staatssecretaris heeft op 23 mei een brief gestuurd waarin hij de parameters, de knoppen waaraan gedraaid kan worden, aangeeft. Het is niet zo dat alle knoppen nu uit staan en niet functioneren. Er zijn veel knoppen waar je gewoon aan kunt draaien, ook terwijl deze reorganisatie, deze investeringsagenda, bezig is.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Dijsselbloem:

Ik kom bij V en J, en dan alleen op het punt van de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Mevrouw De Vries en anderen hebben daarover gesproken. In aanvulling op de verbeterplannen die al bezig waren — waar de heer Koolmees ook aan refereerde — en de toezeggingen van de minister van V en J in november, hebben de minister van V en J en ik afspraken gemaakt over de controlfunctie. Die is buitengewoon gelaagd en verkokerd. Ik herkende wel een beetje de elementen over verkokering in het rapport van Oosting. Die zat ook in dit soort functies. We hebben afgesproken dat we die controlfunctie aanmerkelijk gaan centraliseren. Deze afspraken zijn pas laat in het najaar gemaakt, dus een en ander is vorig jaar nog niet meteen helemaal uitgevoerd. Immers, ook dit is weer een reorganisatie die een verplaatsing van mensen vergt, et cetera. Dat kost tijd. We gaan er ook voor zorgen dat het eigenaarschap, zoals dat tegenwoordig in moderne managementspeak heet, van allerlei diensten die in die grote familie van V en J zitten, wordt belegd bij de sg. Het gaat dan dus echt over de beheersfunctie en uitdrukkelijk ook over het financieel beheer. Op die manier wordt de controlfunctie versterkt. Zoals de minister-president zei, zullen we in de begroting op Prinsjesdag bij de drie ernstige onvolkomenheden expliciet ingaan op de stand van zaken, zodat de Kamer niet hoeft te wachten op het jaarverslag dat volgend jaar verschijnt.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had een vraag over de Belastingdienst gesteld, maar ik weet niet of de minister al helemaal klaar is.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb nog een aantal specifieke punten over de Belastingdienst.

De heer Omtzigt (CDA):

Die wacht ik even af.

Minister Dijsselbloem:

Ik wilde even de ernstige onvolkomenheden bij elkaar nemen.

Dan kom ik bij Defensie. Zoals de minister-president al zei, gaat het over de logistieke keten, met name over de beschikbaarheid van reserveonderdelen. Het ibo gaat meer specifiek over operationele gereedheid. Wij gaan dan bijvoorbeeld kijken naar de operationele gereedheidsnormen: wanneer beschouwen we nu een deel van het materieel van de eenheden operationeel beschikbaar? Daar ligt een hele discussie onder over het type normen dat je daarvoor hanteert. Dat ibo is uiterlijk 1 maart 2017 afgerond. Dat antwoord had de Kamer nog van mij tegoed. Ook hier geldt dat ik al vanaf het begin van de kabinetsperiode met de minister van Defensie nadrukkelijk heb gesproken over het financieel beheer. Als je extra geld in een organisatie stopt, wil je natuurlijk ook zekerstellen dat dit geld goed wordt besteed. Daar was aan het begin van de kabinetsperiode wel enige zorg over ten aanzien van Defensie. De financiële beheerfunctie binnen de organisatie is versterkt en ook de positie van de hoofddirecteur is versterkt, maar er moet echt nog veel gebeuren. De Rekenkamer heeft veel bijgedragen met zijn adviezen. Dan gaat het om het beheer van de investeringsagenda, van materieel en van exploitatie. Daar moet echt nog veel gebeuren. De minister van Defensie is zich daar zeer van bewust en wil de zaak ook op orde hebben.

Ik kom zo nog terug op de Belastingdienst. Een pijnlijke kwestie zijn de beleidsmatige mutaties na de Najaarsnota. Waarom is dat een pijnlijke kwestie? Ik voel me ervoor verantwoordelijk dat dit, als dat al nodig en onvermijdelijk is, wordt gemeld bij de Kamer in veegbrieven voor het einde van het jaar. Dat is hier niet gebeurd. Na een aantal jaren waarin het goed ging en we de wind er goed onder hadden, is het bedrag vorig jaar opgelopen. Daar zit een hele discussie onder tussen de accountantsdienst van het Rijk en de ARK over de vraag of er nu wel of niet sprake was van een beleidsmatige mutatie. Dan gaat het vooral over het woordje "beleidsmatig". Misschien herkent de heer Koolmees deze discussies nog uit de tijd dat hij bij Financiën werkte. Toen was alles op orde, hoor ik; ik snap het. Het zit vooral bij Defensie en EZ. 88% van het totale bedrag zit bij die twee. Bij Defensie slaat het vervolgens neer op het contract voor de C30 —dat is een transportvliegtuig; ik heb me ook even laten bijpraten — investeringen in de krijgsmacht in verband met ICT, contracten met betrekking tot de F-35 en materieelprojecten. Contracten die voor het einde van het jaar waren gesloten, waren al wel voor de begroting voorzien, maar dan voor het jaar erna. De contracten waren dus al voor het einde van het jaar gesloten. Als dat gebeurt, moet je dat verwerken.

Het is dus niet zo dat er dingen zijn gebeurd volstrekt buiten de Kamer om. Alleen, de Kamer wist niet beter dan dat het onder het jaar 2016 zou vallen. Daarover is discussie: is dit toch een beleidsmatige mutatie? Is er iets nieuws gebeurd wat de Kamer niet wist? Ik vind dat deze discussies tussen de accountants en de ARK moeten worden beslecht. We moeten een eenduidig beeld hebben: wat wel en wat niet? De IRF moet er steeds op toezien dat het ook aan de Kamer wordt gemeld. Die discipline zullen wij aanhalen. De bulk van het grote bedrag zat dus in die discussie. Die discussie moeten wij wat mij betreft snel afronden.

Er bestaat zorg over de Comptabiliteitswet en Verantwoordingsdag. Door een persbericht van onze kant is blijkbaar het misverstand ontstaan — ik had het zo niet gelezen, anders had ik het anders geformuleerd in het persbericht — dat Verantwoordingsdag zou verdwijnen. Althans, dat was het beeld dat ineens ontstond. Het enige wat in de Comptabiliteitswet verandert — die moet nog worden aangenomen, dus de Kamer zal het er vast uit gaan amenderen — is dat er enige flexibiliteit rond de datum ontstaat. Waarom doen we dat? Omdat de afgelopen jaren een paar keer flexibiliteit rond de datum nodig was. Je kunt de wet wel in beton gieten … Ik zie aan de gezichten dat u dat ook echt gaat doen. Vervolgens gaan wij regelmatig de wet overtreden, zo voorspel ik u. Maar de Kamer is de baas, dus volg ik u. Als u de wet wilt overtreden, doen wij daar met z'n allen aan mee.

Er zijn vragen gesteld over rechtmatigheidskwesties bij de jaarrekening van de gemeenten. Daar is heel veel tijd en aandacht aan besteed. Vanaf de start van de decentralisaties in het sociale domein is heel veel prioriteit gegeven aan de continuïteit van de zorg. Er mochten immers geen gaten vallen ten koste van mensen die zorg nodig hebben. Daarom hebben gemeenten maar ook VWS met het persoonsgebonden budget voorschotten verstrekt aan zorgaanbieders. Dat is gedaan met een ingecalculeerd en overigens ook met de Kamer gedeeld risico dat naderhand bij de verantwoording niet precies duidelijk zou zijn in hoeverre de uitgaven getrouw en rechtmatig zouden zijn. Deze onzekerheden met betrekking tot de verantwoording werken nu door in de gemeentelijke jaarrekening als geheel, zeker ook omdat 17% van de gemeentelijke begroting inmiddels betrekking heeft op zorguitgaven.

De Algemene Rekenkamer schrijft dat de minister van BZK deze gevolgen van de decentralisaties eerder had kunnen onderzoeken en beveelt aan dat de ministers van BZK en VWS met de gemeenten en de zorgaanbieders het voortouw nemen om een oplossing te vinden. De Rekenkamer steunt overigens de gekozen lijn om de bestaande regelgeving bij de verantwoording niet kunstmatig op te rekken om zo alsnog een goedkeurende controleverklaring te verkrijgen. We gaan dus niet onze maatstaven verleggen om dit op te lossen.

VWS en BZK zijn voortdurend in overleg met de VNG, de beroepsorganisatie van accountants en de zorgaanbieders. Het doel daarvan is om tot een pragmatisch en adequate werkwijze met betrekking tot de afrekening te komen. Ook VWS heeft diverse acties ondernomen op het punt van het persoonsgebonden budget. De Kamer is daar laatstelijk over geïnformeerd in de brief van 19 februari. Op 24 maart heeft BZK de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken aanvullend geïnformeerd over deze problematiek. Ik heb vernomen dat daar een AO over zal plaatsvinden. De werkzaamheden zijn op dit punt nog volop gaande. Na afsluiting van de jaarrekening 2015, in juli 2016, zal BZK de bijbehorende controleverklaring van de accountants met de verslagen van bevindingen analyseren. Het zal de resultaten daarvan kort na de zomer aan de Tweede Kamer sturen. Op basis van deze analyse en onder meer het programma Informatievoorziening Sociaal Domein van de VNG zullen verbeteringen worden ontwikkeld, ook met betrekking tot de uitwisseling van informatie binnen de zorgketen, het opstellen van contracten en de verantwoording van de uitgaven.

Er zijn enkele vragen gesteld over de Belastingdienst. De Partij van de Arbeid heeft gevraagd hoe het kan dat het aantal boekencontroles bij mkb'ers lager was dan verwacht. Zij vroeg of dit de reden is waarom een opbrengst van honderd miljoen is misgelopen. Dit gaat over controles bij de Belastingdienst. In het MKB-segment zijn inderdaad minder boekenonderzoeken uitgevoerd. De aandacht is verlegd naar boekenonderzoeken met een groter fiscaal belang en risico. Er is dus echt veel meer gefocust op terreinen waarop grotere risico's kunnen worden verwacht. Dat betekent dat er per onderzoek meer tijd wordt besteed maar ook een hogere opbrengst wordt gehaald. Niet alleen het aantal boekencontroles is dus een goede indicatie van de kwaliteit van het toezicht is. Dat zou een verschraling van het toezicht zijn. De totale correctieopbrengst is 809 miljoen. Die opbrengst is 37 miljoen hoger dan in 2014. De gemiddelde correctieopbrengst bij het MKB-boekenonderzoek was 31.000 in 2015 tegen 21.000 in 2014. Hierin zie je terug dat de benadering om minder onderzoek te doen en om meer gericht te zijn op de risico's, ertoe leidt dat meer tijd aan een onderzoek wordt besteed maar dat de opbrengst ervan ook hoger is.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de vernieuwing van het systeem voor de omzetbelastingen. Ik dacht dat zijn vragen waren of dat ooit is medegedeeld of waarom het nooit is medegedeeld, wat het systeem gekost heeft en welke gevolgen het stilzetten van dat nieuwe systeem heeft. Bij de brede agenda, waar ik net al over sprak, gaat het nadrukkelijk over de aanpak van die grote systemen. Er wordt voorrang gegeven aan de inkomstenheffing en inning. Btw en auto zijn de tweede prioriteit. Dat betekent dat de werkzaamheden voor het nieuwe btw-systeem tijdelijk zijn stilgelegd. Dat is nadrukkelijk geen weggegooid geld. Het gaat om ontwerpproducten die gewoon weer kunnen worden gebruikt wanneer deze werkzaamheden worden hervat.

Ik maak dan een enkele opmerking over asiel.

De heer Omtzigt (CDA):

In het rapport van de Algemene Rekenkamer staat juist dat het systeem eerst tijdelijk is stilgelegd en dat er daarna definitief van afgezien is. Nu zegt de minister dat het tijdelijk is stilgelegd. Zou de minister of de staatssecretaris schriftelijk willen terugkomen op wat er tot nu toe is uitgegeven en of dit tijdelijk dan wel definitief is stilgelegd? Ik vraag dus wat nadere informatie over een btw-systeem. Een btw-systeem is namelijk per definitie ook een heel groot systeem.

Minister Dijsselbloem:

Ik dacht dat er een AO gepland stond voor 1 juni, maar ik kan mij vergissen. Ik zie dat dat juist is. Ik zorg dat deze informatie voor dat AO naar de Kamer komt, of tijdens het AO als het ons niet eerder zou lukken. Ik denk echter dat dat toch nog zou moeten kunnen.

Ik kom dan op de kosten van asiel. De heer Van Dijck heeft in de reeks "faits divers" beweerd dat de opvang van asielzoekers 2 miljard kost. Dat moet toch worden rechtgezet. Nee: we hebben in 2015 1,8 miljard besteed. Overigens is van dat bedrag 0,5 miljard in de asielreserve gestort. Die zal tot besteding komen, of is tot besteding gekomen, in 2016. In feite is het totale bedrag dus 1,3 miljard. De heer Van Dijck zal zeggen dat dit nog steeds veel geld is. Daar heeft hij groot gelijk in. Het heeft echter een humanitaire achtergrond dat wij dit nodig vinden.

Ik dacht dat ook de heer Omtzigt had gevraagd naar de begrotingsreserve voor asiel. Die is bedoeld om fluctuaties in de kosten van de instroom van asielzoekers op te vangen. Wat betreft de kosten voor de instroom in 2015 is bekend dat de eerstejaarsopvang wordt betaald vanuit de ODA-middelen uit de begroting van de minister van BHOS. De opvang van de mensen die instromen in 2015 wordt daar dus een jaar lang uit betaald. Dat loopt dus door in 2016. Op uiterlijk 1 juni ontvangt de Kamer de Voorjaarsnota en de eerste suppletoire begrotingswet. Dan informeer ik de Kamer preciezer over hoe het met die uitgaven staat.

Laat ik overigens terugkijken op de discussie die we hier eerder hebben gevoerd over de asielramingen. Ik meen dat het Nieuwsuur was dat onthulde dat de minister van Financiën de asielramingen omlaag had gedrukt. Dat kan ik alleen maar bevestigen. Het is onderdeel van mijn werk om ramingen vanuit de ministeries buitengewoon kritisch te bezien en waar nodig omlaag te drukken. De fractie van GroenLinks verweet mij toentertijd dat het toch een schande was dat we niet 100.000 vluchtelingen in de begroting hadden opgenomen. Zoals bekend zijn het er vorig jaar 60.000 of 59.000 geworden. Op dit moment zitten we op een veel lager pad. We hebben begroot voor hetzelfde aantal als vorig jaar. We hebben de realisatie van vorig jaar gewoon doorgetrokken. Dat probleem zal zich dit jaar dus zeker niet voordoen. Tenminste, ik weet dat niet zeker, maar dat is het geval als de trend op dit pad blijft.

Er zijn nog specifieke vragen gesteld over het Openbaar Ministerie. Ik denk dat de Kamer zich moet realiseren dat er in de ontwikkeling van het budget van het OM ondanks bezuinigingsmaatregelen echt een positief stijgende lijn is geweest. Ik zeg het toch maar even, omdat ook vandaag weer in de media het beeld ontstaat dat er een enorme kaalslag is geweest in de publieke dienst in Nederland. Dat kom je voortdurend overal tegen. Het budget van het Openbaar Ministerie was in 2010 nog 650 miljoen. Het is opgelopen naar 700 miljoen in 2015. Zoals de minister-president al zei: op het punt van veiligheid zullen wij in de Voorjaarsnota en op Prinsjesdag nadere voorstellen doen. Het is bepaald niet zo dat het OM geen middelen meer heeft. De heer Bolhaar zegt in een interview dat er meer geld bij moet omdat er nieuwe dingen aan de hand zijn in de sfeer van criminaliteit. Het spijt mij zeer, maar als er nieuwe dingen aan de hand zijn — dat is mijn opvatting in den brede — dan gaan we eerst na of het mogelijk is om middelen te verleggen. Wanneer de criminaliteit zich verlegt, moeten we de middelen ook verleggen. Wanneer we elke nieuwe ontwikkeling in de samenleving van nieuw geld moeten voorzien, komt het niet goed met de begroting. Ik geef dat maar als gedachte mee. Overigens heeft op dit punt ook de Rekenkamer verstandige dingen gezegd toen hij zei dat niet elk probleem met extra geld hoeft te worden opgelost. We komen natuurlijk daarop terug bij de Voorjaarsnota en met Prinsjesdag.

Er zijn vragen gesteld over de expatregeling, de 30%-regeling, waar de Rekenkamer zeer kritisch naar heeft gekeken. Deze regeling heeft tot doel om werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid aan te trekken. Deze regeling geeft zekerheid vooraf en kent geen ingewikkelde administratie. Er wordt getoetst aan de hand van een salarisnorm van ten minste €36.889 per jaar. Die norm is overigens ontleend aan de kennismigrantenregeling en is in samenspraak met de Tweede Kamer vastgesteld. Mij staat bij dat wij hebben voorgesteld om die norm aan te scherpen en dat de Kamer dat heeft teruggedraaid. Als de Kamer die discussie toch nog eens wil voeren, begrijpt zij dat wij daartoe bereid zijn. We gaan in ieder geval deze regeling evalueren. Het is ook een van de aanbevelingen van de Rekenkamer om periodiek te evalueren. We nemen die evaluatie voortvarend ter hand. In de loop van 2017 komt die informatie.

Er zijn vragen gesteld over de risico's aan garanties. Ik ben altijd dankbaar voor dergelijke vragen, want de risico's aan garanties verdienen aandacht.

De voorzitter:

De heer Merkies heeft nog een vraag.

De heer Merkies (SP):

Er is wel wat meer aan de hand, want er is niet onderzocht in hoeverre de regeling werkt. Dat verbaast toch wel. De norm is sec een salarisnorm. Verdien je meer dan die norm, dan kun je er gebruik van maken. Je verwacht dan op zijn minst dat het ministerie zou hebben gekeken of die wel werkt. Gaat het ministerie dat bekijken tijdens de evaluatie? Dat is mij nog steeds niet helemaal duidelijk. En wanneer krijgen we die evaluatie precies?

Minister Dijsselbloem:

Ik heb het hier niet precies staan, maar ik verwacht medio 2017. We gaan kijken naar nut en noodzaak van de regeling en of die slimmer of anders kan. Ik zeg erbij dat ons bedrijfsleven, dat op specifieke punten echt behoefte heeft aan buitenlands talent, er zeer content over is. Het zegt dat het echt helpt om het Nederlandse vestigingsklimaat voor goed opgeleide en een specifieke deskundigheid meebrengende werknemers te versterken. Maar goed, dat is alleen op basis van wat de klant erover zegt. We gaan de regeling grondig evalueren.

De heer Merkies (SP):

De Algemene Rekenkamer zei in ieder geval dat de regeling niet in de top tien staat van wat men wil voor het vestigingsklimaat. Ik begrijp uiteraard wel dat een directie, met name wanneer er buitenlandse directeuren in zitten, die regeling graag wil hebben. Ik heb nog één vraag over de evaluatie. Is als onderdeel daarvan meegenomen dat er wordt gekeken naar de verdringing van Nederlands talent? Door de Algemene Rekenkamer werd specifiek benoemd dat dit punt niet is onderzocht.

Minister Dijsselbloem:

Ik kom daar in tweede termijn even op terug. Laat ik even precies nagaan of de onderzoeksvragen al helemaal zijn opgesteld. Ik heb hier overigens staan — ik heb de literatuurlijst niet bij de hand — dat uit diverse onderzoeken blijkt dat de 30%-regeling een belangrijke rol speelt in het vestigingsklimaat in Nederland.

Dan de garantstellingen. De VVD zei dat die in 2015 weer zijn toegenomen en voegde daaraan toe: dat was toch niet de bedoeling? Het totaal uitstaande risico met betrekking tot garanties in deze kabinetsperiode is sterk dalend. Daar sturen we ook echt op. In 2012 was het nog 258 miljard, terwijl we nu gedaald zijn naar 198 miljard. Van het jaar 2014 op 2015 is er een stijging geweest van 1 miljard. Die laat zich onder andere verklaren door het effect van wisselkoersen op onze garanties, IMF en Wereldbank, want die zijn in dollars. Dat risico is toegenomen. Daarnaast zijn we op een nieuwe ontwikkelingsbank overgestapt, namelijk de Asian Infrastructure Investment Bank. Dat is echt een actieve beleidsbeslissing geweest. Door de wisselkoersproblematiek gaat het het ene jaar goed en het andere jaar iets minder.

Ik geloof dat het mevrouw De Vries was die zei dat ik van plan was om allerlei regelingen door te nemen. Zij vroeg of dat ook gebeurd was. Ja, dat is gebeurd. We hebben alle garantie- en risicoregelingen met de departementen doorgenomen. Sommige, die niet of niet voldoende zijn gebruikt, zijn opgeheven, andere zijn aangepast. Voor heel veel daarvan zijn risicopremies gevraagd. Die worden weggezet in begrotingsreserves. Daar had de Rekenkamer recentelijk ook een opvatting over. Zij was niet kritisch over het bestaan van begrotingsreserves en het feit dat die worden aangelegd voor regelingen ten aanzien waarvan zich op enig moment gewoon een risico kan voordoen. Dat vindt de Rekenkamer, dacht ik, heel verstandig beleid. De Rekenkamer had echter wel opmerkingen over de informatievoorziening aan de Kamer. Wij gaan dus zorgen voor een goede toelichting op de departementale begrotingen, waar die regelingen kunnen worden aangetroffen. We zullen daarin aangeven waar een begrotingsreserve vandaan komt, wat het doel ervan is, hoe zij wordt opgebouwd et cetera, zodat de Kamer dat kan beoordelen.

Over het monetair beleid van de ECB en de risico's die daaruit voortvloeien merk ik op dat DNB als gevolg van het QE-programma, dat in ieder geval tot maart 2017 duurt, grotere krediet- en renterisico's loopt. Ook het besluit van de ECB om voor onbepaalde tijd aflopende obligaties, die men dus eerder heeft gekocht om steeds weer door te laten rollen, te vervangen door nieuwe aankopen, betekent dat die risico's op de balans van DNB langdurig aanwezig zijn. Ik steun het risicobeleid van DNB. Zij zegt: daarvoor zullen wij buffers moeten opbouwen. We hebben gevraagd of dat via de garantieregeling kan die de Staat al met DNB heeft. DNB heeft daarover ten principale gezegd dat dit over risico's gaat die voortvloeien uit het monetaire beleid en dat zij gezien haar strikte onafhankelijkheid van het monetaire beleid niet afhankelijk wil zijn van een garantie van de Staat; zij wil er zelf voor reserveren. Dat kan ik betreuren, omdat hun afdracht dan natuurlijk afneemt. Tegelijkertijd neemt de hoeveelheid winst van DNB verder toe dankzij de uitbreiding van het QE-programma. Alles bij elkaar is dan ook de tegenvaller voor de rijksbegroting beperkt; niet welkom, maar beperkt. Dit wilde ik opmerken over de risico's van monetaire verruiming op de balans van DNB.

De heer Nijboer (PvdA):

Op zichzelf hebben wij al deze informatie natuurlijk al gekregen. DNB loopt meer risico's op haar balans en treft een voorziening van enkele honderden miljoenen. Dat heeft effect op toekomstige dividenduitkeringen. En de risico's zijn natuurlijk groter dan de voorziening; de voorziening is een verwachte extra buffer. Ik vind dat de Kamer niet in DNB-balansen moet snuffelen om na te gaan wat er allemaal is opgekocht en wat het indirecte risico voor de overheidsbegroting is. Dat moet zij in de overheidsstukken kunnen lezen. Ik verzocht dan ook om een analyse van de risico's die gepaard gaan met de monetaire verruiming voor de overheidsfinanciën.

Minister Dijsselbloem:

Het staat mij bij dat ik al eerder heb toegezegd dat we daar aandacht aan zouden besteden in hoofdstuk 4 van de Miljoenennota, dat gaat over de risico's en garanties, dus dat komt, als de heer Nijboer dat goed vindt.

De voorzitter:

Vindt de heer Nijboer dat goed?

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, daar vroeg ik naar, dus dat vind ik goed.

Minister Dijsselbloem:

Naar ik meen, was dat al eerder afgesproken, maar het is goed dat we dat nu hebben herbevestigd. Het kan maar beter vastliggen.

Datzelfde geldt voor de vraag van mevrouw Schouten. Zij had een bredere vraag, over de risico's van de lage rente voor de totale rijksbegroting. Daar zullen we in datzelfde hoofdstuk op ingaan. Elk jaar hebben we een aantal thematische beschouwingen over onderliggende risico's.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn vraag ging specifiek over de gevolgen van de afnemende waarde van de olie- en gasreserves voor de staatsbalans. Hoe moeten wij in de toekomst omgaan met de waarde van die reserves, als we steeds minder gaan oppompen?

Minister Dijsselbloem:

Ik moet nu in mijn geheugen graven. Wij hebben DNB gevraagd om een analyse te plegen op de financiële sector. DNB heeft dat gedaan en deze breder gemaakt; echt maatschappij-breed. Ik heb een kabinetsreactie toegestuurd, waarin ik ook ben ingegaan op de risico's voor de begroting. Misschien mag ik daar in tweede termijn op terugkomen, want ik zit nu te graven in mijn geheugen. Naar ik meen, zijn wij daarop ingegaan.

De voorzitter:

Dat komt in tweede termijn terug.

Minister Dijsselbloem:

Dan de beleidsevaluaties, zicht op effecten van beleid. In de afgelopen jaren is de discipline op dit punt aangehaald, ook bij de Kamer. Beleidsdoorlichtingen worden nu ook echt actief besproken in de ministerraad. We hebben afspraken gemaakt over de kwaliteit daarvan, zoals de 20%-regel: laat eens zien hoe je hetzelfde zou willen bereiken of welke prioriteiten je zou stellen als je het met 20% minder moest doen. Dat is echt een goede oefening. We hebben afgesproken dat de bewindslieden zelf vooraf aan de Kamer rapporteren welke beleidsdoorlichtingen zij gaan doen en welke onderzoeksvragen zij daarbij centraal stellen. Dan kan de Kamer het zeggen als zij dat niet helemaal de goede invulling vindt. We hebben afgesproken dat de bewindslieden, als zij vertraging hebben, dat zelf melden aan hun Kamercommissie, zodat de Kamer daarop kan acteren. Naar mijn oordeel worden de beleidsdoorlichtingen door de Kamer ook veel serieuzer ter hand genomen. Ik geloof niet dat de hele stapel expliciet is behandeld door de Kamer, dus daar is nog winst te behalen, maar in het verleden werden zij veelal voor kennisgeving aangenomen. Ik ben ervan overtuigd, zeg ik ook als oud-Kamerlid, dat er echt een andere dynamiek ontstaat, ook binnen de departementen, als de Kamer dit soort beleidsdoorlichtingen buitengewoon serieus neemt. Ik denk dat we hierbij samen op moeten trekken.

De heer Koolmees (D66):

Ik erken dat het veel beter gaat, ook door de betrokkenheid van de Kamer bij de vraagstelling. Mijn constatering bij het jaarverslag was dat er van de aangekondigde 28 beleidsdoorlichtingen maar 13 naar de Kamer zijn gekomen. Dat vind ik heel mager. Er wordt weliswaar gemeld dat de beleidsdoorlichting later komt, maar minder dan de helft wordt echt opgeleverd. Dan is wel de vraag hoe serieus de departementen dit oppakken.

Minister Dijsselbloem:

Het is niet zo dat minder dan de helft werd opgeleverd. Van de 15 vertragingen zijn er inmiddels acht afgerond en naar de Kamer gestuurd. Het gaat om de tranche over 2015. In 2016 zijn er alsnog acht gestuurd. Het is niet goed dat er een achterstand is, want we zitten al halverwege het jaar, maar de achterstand is inmiddels teruggebracht tot zeven.

De heer Koolmees (D66):

Over 2015 hebben we er nog zeven tegoed. We zitten in 2016 en voor 2016 hebben we ook een heel forse agenda, met nieuwe beleidsdoorlichtingen, want iedere zeven jaar moet een artikel worden doorgelicht. Ik constateer alleen dat meer dan de helft niet op tijd komt en ik vraag daar aandacht voor van de minister van Financiën.

Minister Dijsselbloem:

Daar heb ik zeker aandacht voor omdat ik hiervoor systeemverantwoordelijke ben en mij daarvoor verantwoordelijk voel. Tegelijkertijd … Nee. Punt. Ik ga geen verzachtende omstandigheden noemen.

Ik wil nog op enkele varia ingaan. De heer Krol heeft een vraag gesteld over het risico dat de rente op de staatsschuld stijgt. Hij heeft gelijk: de lage rente brengt op dit moment zeker een extra risico op dit punt met zich. Ongeveer in 2015 gold de vuistregel dat een zevende van de staatsschuld wordt vernieuwd. Het is dus niet zo dat, als de rente laag is, wij de hele staatsschuld opnieuw financieren en dat rentevoordeel pakken. Overigens maken de looptijden van de staatschuld ook nog zeer veel uit. Daarin hebben wij wel wat aanpassingen doorgevoerd. Een zevende deel is echter opnieuw gefinancierd op basis van de vuistregel. Bij een staatsschuld van 350 miljard leidt een rentestijging van 1% tot 500 miljoen euro extra rentelasten. Dat zijn grote bedragen. Tegelijkertijd slaat de begroting daardoor niet compleet uit het lood. Maar als de genoemde situatie zich voordoet, zullen wij dit wel moeten opvangen. Daar zit dus zeker een reëel risico.

De heer Merkies heeft vragen gesteld die te maken hebben met de zorg. Hij heeft gevraagd naar een verantwoording voor de enorme overschrijding op het punt van de pgb's bij de Sociale Verzekeringsbank. Hebben wij dat over de schutting gegooid en zo ja, hoe doen wij dat volgend jaar? Het gaat om een mutatie ten opzichte van de raming ten tijde van de ontwerpbegroting in september 2014. Daarbij gaat het grotendeels om de groep Wlz-indiceerbaren. Bij de ontwerpbegroting was nog geen rekening gehouden met het besluit om deze doelgroep, de Wlz-indiceerbaren, vanuit het domein van de Gemeentewet en de Zorgverzekeringswet toch naar de Wlz te verschuiven. Zij maken voor een groot deel gebruik van een pgb. Als gevolg daarvan is het budget voor pgb's vanuit de Wlz gestegen. Dat is de verklaring daarvoor. Daar zit echt een beleidsmatige beslissing achter die op dat moment nog niet in de aanvankelijke raming was verwerkt.

Verder heeft de heer Merkies gevraagd naar de bezuinigingen in de ggz. Het kabinet stelt elk jaar opnieuw groeiruimte beschikbaar voor de curatieve ggz. "Bezuinigingen" lijkt mij in dit verband dan ook niet de juiste term. Onlangs heeft de Kamer een brief ontvangen van de ministers van VWS en van V en J over de problematiek van verwarde personen in reactie op de tussenrapportage van het Aanjaagteam verwarde personen. Dit team is speciaal op deze problematiek gezet. Ik moet op dit punt verwijzen naar die tussenrapportage.

Ook de heer Merkies heeft aandacht gevraagd voor de bezuiniging op de ouderenzorg omdat die leidt tot meer drukte op de spoedeisende hulp. Het signaal van TraumaNet AMC dat er een te grote patiëntenstroom is op de spoedeisende hulp neemt het kabinet zeer serieus. Iedereen die daar aankomt, moet immers echt binnen redelijke tijd worden geholpen; dat is het karakter van spoedeisende hulp. Alle partijen in de zorg erkennen ook dat het aantal ouderen op de spoedeisende hulp toeneemt. Het beeld dat ouderen op spoedeisende hulpen door het hele land urenlang op de gang moeten wachten, wordt door ons overigens echt niet herkend. De inspectie zegt daar weleens meldingen over te krijgen, maar ziet geen toename in het totale aantal meldingen op jaarbasis.

Minister Schippers heeft de briefschrijvers die dit alarmerende signaal gaven uitgenodigd voor een overleg. Dat overleg heeft inmiddels plaatsgevonden op VWS. Zoals toegezegd tijdens het vragenuur zal de minister de Kamer daar schriftelijk over informeren.

De voorzitter:

De heer Merkies heeft een vraag.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb nog één punt, en heb ik alle zorgvragen behandeld.

De heer Merkies (SP):

Ik heb nu al drie dingen, dus het wordt wel lastig. Ik moet nu wel een heel rijtje onderwerpen behandelen.

De voorzitter:

Misschien is het goed als de minister zijn beantwoording op dit punt even afmaakt. Daarna krijgt de heer Merkies de gelegenheid om zijn vragen te stellen.

Minister Dijsselbloem:

Het is maar een klein pakketje zorg van de SP. Is de minister bereid om geplande extra bezuinigingen op de ouderenzorg te schrappen? Dat is een verwijzing naar de 500 miljoen. Daar komen wij natuurlijk op terug bij Prinsjesdag, want dat betreft een bedrag dat in de begroting voor 2017 zou staan. Of niet! Maar dat weten we pas op Prinsjesdag.

De voorzitter:

Ik geef de heer Merkies de gelegenheid om zijn vragen te stellen.

De heer Merkies (SP):

Ik probeerde even uit de blik van de minister van Financiën op te maken of ik daarover hoopvol kan zijn. Dat zou goed zijn voor de ouderen in dit land. Hij houdt echter een pokerface. Ik heb overigens niet gesproken over bezuinigingen maar over het op de plank blijven liggen van geld, dus over een onderschrijding. We zien dat echter jaarlijks. Het gaat elk jaar om globaal 200 miljoen. Dan is wel de vraag: hoe kan dat? Het gebeurt immers elke keer. Hoe kan dat, vooral gezien het feit dat de wachtlijsten en de problematiek van verwarde personen?

Minister Dijsselbloem:

In alle eerlijkheid, de heer Merkies overvraagt mij. Als hij daar nu echt een antwoord op wil, dan moet ik daar in tweede termijn op terugkomen. Hij zegt dus: het is geen bezuiniging, maar er blijft geld liggen. Hoe kan dat gegeven de problematiek van de verwarde personen? Als ergens geld blijft liggen, dan ben ik daar als minister van Financiën zeer in geïnteresseerd. Ik ga er dus onmiddellijk in graven. En anders moet hij het met de minister van VWS verder uitspitten.

De heer Merkies (SP):

Die dus nu achter u zou moeten zitten, zodat ik haar naar voren zou kunnen halen.

Een volgend punt is het pgb. Ik wil iets concreter weten of we nu nog iets van een verantwoording krijgen. We hebben natuurlijk steeds te maken gehad met een onbedoelde overschrijding van 400 miljoen vanwege ook veel handmatige aanpassingen. Een overschrijding is overigens altijd onbedoeld. We willen daar gewoon meer van weten.

Ik wil ten slotte nog ingaan op de zorg die de Algemene Rekenkamer heeft uitgesproken. De Algemene Rekenkamer vermoedt dat de problemen eind dit jaar niet zijn opgelost. Wat gaat het kabinet daarmee doen?

Minister Dijsselbloem:

Als de staatssecretaris van VWS daar in zijn beleidsreactie nog niet op ingegaan is, dan zorg ik dat de Kamer daarover een brief ontvangt. De heer Merkies overvraagt mij nu gewoon. Hij stelt nu vragen over heel specifieke onderwerpen uit de begroting van VWS. Ik weet veel, maar ik ken niet alle details van alle regelingen op alle rijksbegrotingen. Dat is onmogelijk. Wij noteren deze vraag en ik vraag de staatssecretaris om die informatie.

Er zijn zorgen over de reserve duurzame energie. Een deel van de middelen voor duurzame energie, de subsidiemiddelen, is ondergebracht in een begrotingsreserve. Er zijn zorgen of dat geld wel beschikbaar blijft. Ja, dat blijft beschikbaar. Het is natuurlijk denkbaar dat de begrotingsreserve wordt opgeheven in een volgende kabinetsperiode —wij kunnen immers geen garanties geven voor wat volgende kabinetten zouden besluiten — maar wat ons betreft zijn deze middelen echt bedoeld voor investeringen in duurzame energie. Op dit moment bevat de reserve circa 1 miljard.

De woordvoerders van de ChristenUnie en GroenLinks hebben ook gesproken over duurzame energie. Wij zijn volledig gecommitteerd aan de doelen uit het energieakkoord. Dat is 14% in 2020 en 16% in 2023. Er is onlangs weer overleg geweest tussen de partijen van het energieakkoord. Er is door alle partijen die daarbij aangesloten zijn, geconstateerd dat de doelen van het energieakkoord binnen bereik zijn. Mocht in oktober 2016 blijken dat die 14%-doelstelling niet wordt gehaald, dan is er voor de periode 2017-2020 een intensivering in de ISDE-regeling beschikbaar om de doelstelling alsnog te halen. Dit is de Kamer gemeld in een brief van 17 mei. In 2015 is het beschikbare SDE-budget van 3,5 miljard — het kan haast niet kloppen wat hier staat maar enfin — volledig toegekend aan 194 projecten.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit lijkt een beetje op de bekende bezwerende formules die elke keer bij het klimaatvraagstuk tevoorschijn komen. Elke keer komen feiten op tafel, zoals in 2015 de toegenomen uitstoot van CO2 in plaats van een afgenomen CO2-uitstoot en een afnemend tempo bij het realiseren van duurzame energie. Dat staat ver af van de doelen uit het energieakkoord, die overigens te laag waren als je kijkt naar het Urgendavonnis. Elke keer krijgen wij dit weer terug. Ik vind het ook lastig om deze discussie met de minister van Financiën te voeren. Ik vind het een majeure kabinetsbrede verantwoordelijkheid en daarom wilde ik ook de minister-president hierover interrumperen, maar blijkbaar is er een andere afspraak gemaakt.

Kan de minister mij uitleggen hoe het nu toch kan dat er nog geen pareltje zweet op het voorhoofd komt van de verantwoordelijke bestuurders in deze regering, terwijl elke keer de feitelijke ontwikkelingen ver achterblijven c.q. negatief zijn, de ambities naar boven worden bijgesteld en de tijdsduur steeds korter wordt?

Minister Dijsselbloem:

Een pareltje op het voorhoofd ... Ik heb met interesse naar het grafiekje gekeken dat de heer Grashoff uitdeelde. Als je het op jaarbasis bekijkt, gaat het niet snel genoeg. Als u weet wat wij op dit moment aan vergunningen in procedure hebben voor windenergie op zee, dan is duidelijk dat de komende jaren de grafiek snel gaat stijgen, namelijk als er gebouwd wordt. De heer Grashoff constateert dat de hellingshoek op jaarbasis niet steil genoeg is, maar geplande uitgaven voor windenergie en de vergunningen die daarvoor worden uitgegeven, wijzen op een grote inhaalslag die dit kabinet in gang heeft gezet.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ook clubs die erover gaan, tot en met een waakhond in de persoon van de heer Nijpels, geven aan dat die doelen niet gehaald worden. Nu krijg ik weer te horen dat wij ze wél halen. Dat kan toch niet waar zijn of waar blijven? Wanneer wordt die idiote sprong gemaakt? Het lijkt erop dat er een soort deus ex machina verwacht wordt. Er vindt geen wezenlijke versnelling plaats. De ambitie moet nog naar boven worden bijgesteld ten aanzien van het energieakkoord in verband met de Urgenda-uitspraak. Het raakt aan ongeveer alle portefeuilles inclusief die van deze minister van Financiën als het gaat om de carbon bubble. Volgens mij wordt die onderschat. Elke keer krijgen wij hetzelfde mantra terug. Ik kan daar niet meer bij.

Minister Dijsselbloem:

Ik kan de heer Grashoff niet overtuigen. Er zat ook geen vraag in zijn betoog.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik snap dat de minister de standaardtruc gebruikt dat hij geen vraag heeft gehoord. Hij begrijpt natuurlijk donders goed wat de vraag is. Is er nu sprake van een realistische kijk op de werkelijkheid?

Minister Dijsselbloem:

Ja.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Of is er gewoon sprake van een steeds verder afwijken van wat er in werkelijkheid gebeurt en de theorie van dit kabinet?

Minister Dijsselbloem:

Nee.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Met dit soort korte antwoorden zijn wij wel op tijd klaar. Ik kom terug op de SDE+. De minister zei dat het totale bedrag voor SDE+ is toegekend aan 194 projecten.

Minister Dijsselbloem:

Ja.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Bij SDE+ is er al jaren een verschil in kasritmes, waardoor er elk jaar geld overblijft. Het is ook een fijne pot om te plunderen bij de begroting van EZ. Dat is ook jaren gebeurd. Het gaat echter wel over geld dat door alle burgers van Nederland via de energierekening wordt opgebracht met het doel dat het aan duurzame energie wordt besteed. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat ook geld dat door een verschil in kasritme nog in die pot zit daar terechtkomt waar het hoort terecht te komen, namelijk bij het realiseren van meer duurzame energie?

Minister Dijsselbloem:

Daar hebben wij gewoon afspraken over gemaakt. De middelen die EZ op enig moment gebruikt om andere problematieken in de begroting te dekken, zullen op een later moment worden teruggezet. Dat kan ook omdat er in de komende jaren veel meer uitgaven zijn voorzien. Ik had het net al over het uitgeven van vergunningen voor windmolenparken op zee, en over een aantal jaren zullen die uitgaven sterk gaan stijgen. Op dit moment zit er inderdaad een forse reserve in de begrotingsreserve, dus dat geld moet worden teruggezet. Voor al deze dingen geldt dat een volgend kabinet daarmee net zo consciëntieus zal moeten omgaan als dit kabinet. Die middelen zijn bijeengebracht voor duurzame energie en alleen daarvoor mogen zij worden aangewend. Ja, het is met dit soort investeringsprojecten zo dat je niet precies per jaar kunt plannen welk deel tot uitgaven zal leiden. Daar heb je een begrotingsreserve voor.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is al verschillende keren voorgekomen dat er verzoeken werden ingediend die niet werden gehonoreerd, terwijl er wel een reserve in die pot zat. Dat zou op een later moment nog wel eens uitgegeven gaan worden. Het zijn allemaal toekomstige zaken waarbij het geld op dat moment in de pot zit. Ik zou zeggen: pakken wat je pakken kunt; wat we kunnen realiseren, moeten we daarvoor inzetten, ook om te voorkomen dat dat geld onttrokken wordt voor andere doeleinden, want ook dat is wel degelijk gebeurd. Dat ontkent deze minister niet. Waarom zet het kabinet niet in op het maximaal besteden van de middelen die in die pot zitten?

Minister Dijsselbloem:

De doelstelling van mij en minister Kamp is niet om die middelen zo snel mogelijk het raam uit te jassen. Ons doel is om daarmee een zo groot mogelijke effectiviteit te bewerkstelligen voor duurzame energie. Er zitten nu heel veel grote projecten in de pijplijn en die zullen de komende jaren een groot deel van die pot gebruiken; daar is die voor bedoeld. De verschuivingen binnen de begroting van EZ zijn toegestaan. Uiteraard moet de Kamer daarover geïnformeerd worden, maar het geld wordt in de komende jaren weer teruggezet voor dat doel. Ik kan hier nu niet uitleggen of er projecten zijn afgewezen die toegekend hadden moeten worden. Misschien waren het gewoon slechte projecten, of pasten ze niet, et cetera. Dat moet u maar met de minister van EZ uitdiepen. Het enige wat ik weet, is dat we er vanuit Financiën zo naar kijken: het is de begrotingsreserve bijeengebracht vanuit de energierekening van mensen en bedoeld voor het stimuleren van duurzame energie. Daarvoor worden de middelen behouden. Het is wel een meerjarige planning, want anders hadden we het niet in de begrotingsreserve moeten stoppen. Dat is ook volstrekt logisch, want het gaat om grote investeringsprojecten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat snap ik wel. Ik twijfel ook niet aan de intentie van deze minister of aan die van de huidige minister van Economische Zaken dat het geld dat wordt onttrokken op een later moment moet worden teruggezet. Deze minister kan echter niet over zijn graf heen regeren. Ik constateer dat we op dit moment de energierekening verhogen met als argument dat we het geld in duurzame energie gaan steken. Maar op de manier waarop we dat organiseren, zijn wij daar niet zeker van. Ik hoor de intenties goed en zou graag zien dat die in stand blijven, maar we hebben geen zekerheid. Dat is mijn punt. Wij blijven nu schuiven met geld dat voor duurzame energie is bedoeld, dus moeten we ook de zekerheid hebben dat het voor duurzame energie wordt aangewend.

Minister Dijsselbloem:

Ik ben het met mevrouw Schouten eens. Overigens, als EZ op dit moment niet een deel van de problematiek had gedekt vanuit deze middelen maar die in de begrotingsreserve had laten zitten, dan was hetzelfde risico er nog steeds geweest dat een volgend kabinet dat geld anders besluit aan te wenden. Ik zou daar echt niet voor zijn, gegeven de motivatie waarmee we het geld bij de burgers hebben opgehaald. Zoals mevrouw Schouten zegt, kan ik niet over mijn graf heen regeren. Hetzelfde geldt voor de discussie over de meerjarenbegroting voor Defensie. We vroegen ons net al af of dat schijnzekerheid was, maar wij kunnen niet garanderen dat een volgend kabinet geen andere beslissingen neemt.

De voorzitter:

Ik ben erg benieuwd hoe lang u nog nodig denkt te hebben.

Minister Dijsselbloem:

Ik ben echt bijna klaar.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de aanbeveling van de Rekenkamer om jaarlijks te rapporteren over de effecten van de fiscale stimulering van zuinige auto's. Zoals u weet, wordt met de autobrief II de fiscale stimulering stapsgewijs afgebouwd en beperkt tot stimulering van nulemissie-auto's. Dat gaan we al in 2018 evalueren. Daarbij zullen we de CO2-effecten meenemen. Ik heb toegezegd dat ik vooruitlopend op deze evaluatie de Kamer in het voorjaar van 2018 bij wijze van tussentijdse monitoring al informeer over het aantal nulemissie-auto's dat in 2017 nieuw is verkocht.

De voorzitter:

Bent u bijna klaar, minister? Als dat het geval is, wacht ik dat graag af alvorens ik leden nog de gelegenheid geef om te interrumperen.

Minister Dijsselbloem:

Oh, zo. Ik ben echt bijna klaar.

De heer Nijboer heeft zijn zorg uitgesproken over wat er gebeurt als er dadelijk geen gas meer wordt gewonnen. Hebben de mensen die schade hebben geleden in Groningen dan nog recht op compensatie? De NAM is en blijft wettelijk aansprakelijk voor het vergoeden van de schade en de bouwkundige versterking, los van de 1,2 miljard die wij beschikbaar hebben gesteld voor schadeherstel, versterking, leefbaarheid en economisch perspectief. Dat bedrag van 1,2 miljard is uiteraard nog niet uitgeput, maar is voor een deel al ingezet. Dat staat echter echt los van het feit dat de NAM gewoon aansprakelijk blijft. De mensen daar die recht hebben op schadevergoeding, houden dat recht. Overigens verwacht ik niet dat de gaskraan helemaal dichtgaat op korte termijn.

Mevrouw Schouten heeft gevraagd of we er geen rekening mee moeten houden dat we het gas moeten laten zitten en aan de slag moeten met duurzame energie. In het Energierapport is aangegeven dat aardgas in de energietransitie voorlopig nog een rol speelt en moet spelen als transitie-energiebron. De vraag naar gas zal door de trends die mevrouw Schouten noemde zeker dalen, maar gas is vanuit een oogpunt van leveringszekerheid nog wel belangrijk.

Ik denk dat ik hiermee zo'n beetje klaar ben.

De heer Omtzigt (CDA):

De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer is vrij helder: geef elk jaar inzicht in hoeveel subsidie je uitgeeft, zodat je weet wat er aan de hand is. Andere partijen hebben er al op gewezen dat dat bij de 30%-regeling tot verrassende resultaten heeft geleid. Het bleek dat daar meer aan uitgegeven werd. Het kan ook zijn dat er binnen de stimulering categorieën worden gestimuleerd waarvan je je op een gegeven moment afvraagt of je dat wel moet doen. Is de regering bereid om alsnog aan te geven wat welke stimulering, dus de verlaagde bijtelling en de stimulering op brandstof, heeft gekost en welke effecten die heeft gehad, of moeten we echt tot 2018 wachten?

Minister Dijsselbloem:

Ik probeer de vraag te begrijpen. We zijn kennelijk weer terug bij de fiscale stimulering van zuinige auto's. Ik begrijp niet precies wat de heer Omtzigt nu meer wil dan de heer Wiebes al aan de Kamer heeft toegezegd.

De heer Omtzigt (CDA):

De Algemene Rekenkamer stelde de afgelopen twee jaar voor om die stimuleringsmaatregelen jaarlijks als subsidie-uitgave op te nemen in het jaarverslag, zodat je kunt zien hoeveel geld er is gegaan naar zuinige auto's, door de verlaagde bijtelling of door het halve tarief of het nultarief in de motorrijtuigenbelasting, net als alle andere belastinguitgaven op jaarlijkse wijze worden verantwoord. De regering heeft nooit gezegd of zij die aanbeveling ging opvolgen en lijkt dat nu niet te doen. Althans, dat heb ik niet kunnen terugvinden in de jaarstukken. Is de regering bereid om alsnog aan te geven hoeveel de fiscale subsidie op zuinige en/of schone auto's gekost heeft en wat die heeft opgeleverd in 2015?

Minister Dijsselbloem:

Ik kom daar graag in tweede termijn op terug. Ik kijk even wat wij op welke termijn ten aanzien van dit punt kunnen leveren.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil nog terugkomen op de vluchtelingenkwestie. Ik was net iets te laat toen dat blokje aan de orde was, maar dat ging ook echt alleen maar over het budget. De kwestie die ik in mijn eerste termijn aan de orde heb gesteld, ging in belangrijke mate over de kansen die je kunt scheppen door geïntegreerd naar onderwijs, inburgering en taal te kijken. Ik kaart dat bewust in dit debat aan, want het hangt tussen de departementen van OCW en Sociale Zaken in en misschien heeft zelfs BZK er voor een stukje mee te maken. Is de minister en is het kabinet het met mij eens dat een dergelijke geïntegreerde benadering eigenlijk een van de heel weinige mogelijkheden is om te voorkomen dat we een groep mensen hier weliswaar ruimhartig ontvangen, maar uiteindelijk ook aan de rand van onze samenleving laten staan?

Minister Dijsselbloem:

Voordat ik daar ja of nee op zeg, zou ik echt meer moeten weten over die "geïntegreerde benadering". Als er zulke termen worden gebruikt, kun je er bijna geen nee tegen zeggen. Een "integrale benadering" is ook altijd goed. Dan zetten we er een aanjaagteam op en een actieplan, en wie is er dan op tegen? Dit zegt me echter gewoon niet zo veel. Ik bedoel dit niet flauw. Ik weet wel dat wij met de VNG op al deze punten in één keer een akkoord hebben gesloten. Daarin komt aan de orde welke middelen er hiervoor nodig zijn. Daar zitten deze elementen allemaal in. Er is dus al een integratiemoment geweest, in ieder geval in de tijd.

De heer Grashoff (GroenLinks):

In het aanbod aan vluchtelingen is dit niet geïntegreerd. Dat mag de minister echt van mij aannemen. In het aanbod zijn het gescheiden zaken. Enerzijds is er de inburgering, met inburgeringseisen en daaraan gekoppelde voorwaarden. Anderzijds is er het onderwijs en het vakonderwijs. Nu wordt mensen die hier binnenkomen op een niet-voldoende niveau de taal geleerd, waarna ze toch een beetje het bos in worden gestuurd. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid doet andere suggesties, die door sommige roc's worden opgepakt. Men adviseert om het met elkaar te verbinden. Je moet dus mensen niet alleen de taal leren, maar tegelijkertijd ook een vak, zodat ze een startkwalificatie op de arbeidsmarkt krijgen. Dat is een concept dat we met elkaar zouden moeten willen, niet als uitzondering, maar als norm.

Minister Dijsselbloem:

Het spreekt mij zeer aan, maar de heer Grashoff is nu met de minister van Financiën een debat aan het voeren over de vraag hoe arbeidsmarktbeleid, onderwijsbeleid en inburgeringsbeleid op elkaar inwerken en zouden moeten samenhangen. Het lijkt mij gewoon niet zinvol om dit debat nu hier te voeren.

De voorzitter:

Er is ook nog een tweede termijn.

Minister Dijsselbloem:

De heer Grashoff gaat nu met zijn wenkbrauwen van alles doen.

De voorzitter:

Dat u dat zo scherp kunt zien, minister.

Minister Dijsselbloem:

Ja, ik zie heel goed.

Het lijkt mij niet zinvol om met de minister van Financiën een inhoudelijk debat te voeren over de samenhang tussen elementen van arbeidsmarktbeleid, onderwijsbeleid en inburgeringsbeleid. We zouden daarover nu uren met elkaar kunnen spreken, maar de heer Grashoff zou er echt goed aan doen om hierover met de vakministers te spreken. Als hij ze gezamenlijk uitnodigt, kan hij ze meteen dwingen tot integratie.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is toch wel heel vreemd. Het gaat nu juist om een voorstel dat de departementen overstijgt. Ik raak niet aan die taakverdeling tussen de premier en de minister van Financiën. Die vond ik al ongelukkig. Vervolgens wordt nu gezegd dat ik deze discussie niet met de minister van Financiën moet voeren. Ik kan het niet helpen dat ik de discussie met de minister moet aangaan; ik had haar met de premier willen voeren. Ik weet niet of hij er verder op zou zijn ingegaan. Hij mag dat nog doen in de tweede termijn.

Minister Dijsselbloem:

Dit is het Verantwoordingsdebat. De heer Grashoff werpt hier een beleidsvraag op. Hij vraagt: hoe zouden we dit in de toekomst beter moeten doen? Het ligt echt veel meer voor de hand om dat gewoon met de vakministers te bespreken.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb nog een vraag over het afsluitend blok. De NAM is aansprakelijk voor de schade en blijft daarvoor aansprakelijk. Wat gebeurt er echter als via een constructie de NAM bijvoorbeeld een lege bv wordt, of anderszins? Hoe is gegarandeerd dat mensen schade vergoed krijgen over tien, vijftien of twintig jaar, als er nog steeds aardbevingen zijn?

Minister Dijsselbloem:

De NAM heeft gewoon aandeelhouders. Die kunnen niet zomaar weglopen. Maar laat ik in meer algemene zin zeggen: we laten de mensen in Groningen niet in de steek. Dat gaat gewoon niet gebeuren. We kunnen nu dus theoretische bespiegelingen houden over een situatie waarin de NAM een lege bv zou worden, maar de NAM is nog jarenlang bezig met het op een verantwoorde wijze en op een verantwoord niveau winnen van gas. Wij zorgen ervoor dat er gewoon nette regelingen zijn en blijven voor mensen die schade lijden. Zo nodig zullen we de NAM daarvoor ook onder druk zetten. We gaan die mensen niet in de steek laten.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat is helder; de NAM is aansprakelijk. Mocht er onverhoopt iets gebeuren, dan laat het kabinet Groningen niet in de steek.

Minister Dijsselbloem:

Zo is het.

De voorzitter:

Ik zie dat er nog verschillende woordvoerders vragen willen stellen, maar ik ga hier toch een einde aan maken. We hebben ook nog een tweede termijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Gezien het tijdstip moet ik helaas dit debat verlaten, voorzitter. Ik dank de bewindslieden. Mijn vertrek scheelt u weer tijd. Uit de enkele moties die ik meeondertekend heb, zal blijken wat er volgens mij fractie nog moet gebeuren. Dat laat ik nu dus nog even boven de markt hangen.

De voorzitter:

Ik vermoed dat een paar mensen u gaan missen, mijnheer Dijkgraaf.

Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dat het geval is. Daarvoor krijgt als eerste de heer Merkies het woord.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Mijn voorspelling over hoe het debat zou verlopen, is aardig uitgekomen. Eerst de goed doortimmerde betogen van de financieel woordvoerders, daarna de commercial break — de inleiding van de premier — en vervolgens het doorverwijzen naar collega's die er niet zijn en aan wie we de vraag dus niet kunnen stellen. Overigens wel mijn dank dat bepaalde vragen, met name over de zorg, worden doorverwezen. Wij kijken ernaar uit wat daar uitkomt. Collega's komen soms met plaatjes. Dat is altijd aardig. Ik dacht, laat ik er ook een keer een plaatje bij doen. Dat is dit; ik weet niet of de minister dit plaatje kent.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Merkies (SP):

Ik hoor de minister zeggen dat dit een tevredenheidsonderzoek onder de SP-kiezer weergeeft. De grafiek gaat omhoog, dus dat zou steeds meer tevredenheid betekenen. Maar nee, helaas is dit een treurig beeld. Deze grafiek gaat over de toename van armoede onder kinderen. Die is flink toegenomen tot inmiddels 421.000. Zo'n getal zegt vaak niets, maar de toename vooral wel. Onder Rutte is dit aantal met 100.000 toegenomen. Ik noem dit omdat we vandaag tegelijkertijd het verhaal horen van miljonairs die voor het derde jaar op rij in inkomen zijn gestegen. Ik zeg dat ook een beetje om het verhaal van met name de heer Nijboer in perspectief te zetten als het gaat over de inkomens- en vermogensverdeling.

De bezuinigingen vormen toch een probleem. De Rekenkamer heeft daarop gewezen. De effecten ervan zijn niet duidelijk. In feite weet het kabinet van veel maatregelen niet wat ze doen, hoeveel ze kosten en wat de effecten zijn. Het komt op mij over als een chirurg die denkt in het vet te snijden, maar eigenlijk met een blinddoek om ook wat van de organen afsnijdt en achteraf niet eens weet wat er is gebeurd. Het gaat om ernstige onvolkomenheden, met name bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Ik vind dat daarover een rapportage moet komen. Mijn naam staat daarom ook onder de motie van mevrouw Schouten die straks volgt. Ik denk dat we met elkaar moeten concluderen dat het geen goed idee is geweest om de politie onder Veiligheid en Justitie te scharen. Hierover volgt straks een motie van de heer Koolmees, waaronder ook mijn handtekening staat.

Ten slotte sta ik stil bij de 30%-regeling, de regeling voor expats. Die kost inmiddels 700 miljoen. Deze regeling loopt heel erg uit de hand en we moeten het vinden van een oplossing niet voor ons uit blijven schuiven. Hier moet echt iets aan worden gedaan. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het belang van de 30%-regeling voor expats is toegenomen tot ongeveer 700 miljoen euro;

overwegende dat deze kosten niet in verhouding staan tot de werkelijk gemaakte kosten;

verzoekt de regering om de noodzaak van de 30%-regeling te heroverwegen en de Kamer hierover voor Prinsjesdag te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (34475).

De heer Merkies (SP):

Ik hoop dat het kabinet werk gaat maken van de ernstige onvolkomenheden, zodat we het volgend jaar niet opnieuw daarover hoeven te hebben. Wij houden hier immers een Verantwoordingsdag omdat wij willen weten wat de resultaten zijn.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik heb een drietal punten. De minister van Financiën heeft aangegeven dat het onderzoek naar de operationele gereedheid in maart 2017 beschikbaar zal zijn. Ik denk dat de Tweede Kamer heel nadrukkelijk heeft aangegeven dat de operationele gereedheid een zorgpunt is bij het ministerie van Defensie. We vragen de minister of het mogelijk is om dat onderzoek te versnellen en om het bijvoorbeeld eind 2016 gereed te laten zijn. De minister gaf ook aan dat "we wat gaan kijken naar wat normen". Dat lijkt er bijna op alsof we de definities wat gaan veranderen waarna het er straks wat anders uitziet. Ik kan me dat eigenlijk niet voorstellen. Ik denk dat dat ook echt op het verbeteren van de operationele gerichtheid gericht zou moeten zijn. Ik hoop dat de minister dat kan bevestigen.

De effectiviteit van het beleid was een behoorlijk kritiekpunt van de Rekenkamer. Die was niet in alle gevallen voldoende duidelijk, terwijl dat wel een van de belangrijkste criteria is om na te kunnen gaan of het belastinggeld goed is besteed. De minister heeft aangegeven hierover in gesprek te blijven met de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer. Dat klinkt allemaal wat vrijblijvend. Daar is meer inzet op nodig.

Ook wil ik weten welke van de beleidsartikelen die één keer in de zeven jaar onderzocht moeten worden, nog nooit onderzocht zijn in de afgelopen periode.

Tot slot hoop ik, net als de vorige spreker, dat er door de verschillende kabinetsleden heel hard aan de slag wordt gegaan met de ernstige onvolkomenheden, dat we daar volgende jaar goede voortgang mee boeken en dat we dat als Tweede Kamer ook goed kunnen blijven volgen.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden. Verantwoording afleggen is serieus. Niet alles gaat goed in een grote overheid. Er gaat heel veel wel goed, maar wanneer het niet goed gaat, dient de voorman van het kabinet wel de verantwoordelijkheid en het initiatief te nemen om dat te verbeteren. We vinden dat hij daarover ook moet terugkoppelen naar de Tweede Kamer. Op deze wijze moet hij zijn verantwoordelijkheid serieus vorm geven. Een paar jaar geleden waren er immers nul ernstige onvolkomenheden, en nu zijn het er drie op de kerntaken. Dat spoort aan tot urgent ingrijpen vanaf de bovenkant. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer ernstige onvolkomenheden constateert bij de staatsrechtelijk cruciale departementen Veiligheid en Justitie, Defensie en bij de Belastingdienst;

overwegende dat deze problemen zeer voortvarend moeten worden aangepakt met de hoogst mogelijk politieke prioriteit;

verzoekt de minister-president om als eindverantwoordelijke voor het regeringsbeleid leiding te geven bij het oplossen van de problemen bij Veiligheid en Justitie, Defensie en de Belastingdienst en binnen zes maanden aantoonbaar vorderingen te maken en over de voortgang te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (34475).

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wijs op een cruciaal verschil. Het jaarverslag van het ministerie van Veiligheid en Justitie kent een totaal andere toon dan het interview met de baas van het Openbaar Ministerie, dan het interview met de korpschef van de nationale politie, dan wat de Algemene Rekenkamer schrijft, kortom: dan wat ongeveer iedereen zegt. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer een keihard oordeel velt over de bedrijfsvoering bij het ministerie van Veiligheid en Justitie;

overwegende dat in het jaarverslag van het ministerie van V en J niet of nauwelijks gereflecteerd wordt op de ernst van deze al meermaals benoemde problemen;

verzoekt de regering, een addendum te schrijven op het jaarverslag van het ministerie, hierbij uitgebreid in te gaan op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, zelfreflectie te tonen en een externe audit op de bedrijfscultuur te laten uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Van Toorenburg en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (34475).

De heer Omtzigt (CDA):

Dan Defensie. Als je je niet houdt aan artikel 97 van de Grondwet, namelijk dat je in staat moet zijn om je eigen territorium te verdedigen, dan moet je er zo snel mogelijk voor zorgen dat dat wel het geval is. Deze motie wordt niet alleen in Nederland gelezen maar zal bijvoorbeeld ook op Aruba gelezen worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2015 slechts 59% van alle eenheden binnen de krijgsmacht de gestelde doelen voor operationele gereedheid behaalde;

constaterende dat de krijgsmacht voor het eerst niet volledig kan voldoen aan de doelstelling om het Nederlandse en het bondgenootschappelijke grondgebied te verdedigen;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer de teruglopende inzetbaarheid van de krijgsmacht een "zeer zorgwekkend gegeven" noemt;

verzoekt de regering om er voor het einde van 2016 voor te zorgen dat de krijgsmacht ten minste weer volledig aan haar doelstellingen voor het verdedigen van het Nederlandse en bondgenootschappelijke grondgebied voldoet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Knops en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (34475).

De heer Omtzigt (CDA):

Op de Belastingdienst is best wat kritiek, maar de staatssecretaris heeft de problemen in ieder geval wel erkend. Ook de minister heeft dat heel helder aangegeven. Wat dat betreft gaat het ministerie anders en ook positiever met de kritiek om dan bijvoorbeeld V en J. Ik dien echter toch een motie in, want het gaat om een heel precieze vraag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ICT-problemen bij de Belastingdienst ervoor zorgen dat belastingwijzigingen de komende jaren niet of moeilijk mogelijk zijn;

overwegende dat dit het democratisch budgetrecht van de Kamer raakt en dat de Kamer inzicht moet krijgen in welke wijzigingen en hervormingen nog wel en welke niet technisch mogelijk zijn;

verzoekt de regering, voor het zomerreces de Kamer te informeren over welke herzieningen van het belastingstelsel nog wel en welke niet meer technisch mogelijk zijn, hierbij als referentie te nemen de maatregelen in het rapport-Van Dijkhuizen, en een speciale paragraaf te wijden aan de technische mogelijkheden tot het wijzigen van het toeslagenstelsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Schouten en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34475).

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb nog twee opmerkingen. Ik wacht met grote belangstelling het antwoord van de minister van Financiën af op de vraag over belastingsubsidies op zuinige auto's.

Dan wat betreft MH17. Ik zie heel veel mensen keihard werken. Er zijn echter twee dingen gezegd die haaks staan op wat eerder in deze Kamer is gezegd. Als je wilt weten wat er is gebeurd, wil je de ruwe radarbeelden zien. Rusland heeft die illegaal vernietigd. Staatssecretaris Dijksma heeft eerder in het debat over de radargegevens aangegeven dat het mogelijk is om bij ICAO een procedure te starten. Je moet dan wel eerst overleg met Rusland hebben gehad. De minister-president zegt nu dat dit niet langer mogelijk is. Ik wil daarover opheldering hebben. Als dat niet nu kan, dan later, is toen gezegd. Er is een groot verschil tussen ICAO, dat over het OVV-rapport gaat, en het JIT en het OM. Minister Van der Steur heeft zelf aan de Kamer geschreven dat het OM niet om de radarbeelden heeft gevraagd. Als ik dan vraag of dat ondertussen wel is gebeurd, verwacht ik niet als antwoord dat dit inmenging in de politiek is, aangezien de regering dit eerder zelf heeft gemeld. Ik verwacht gewoon een antwoord op de vraag of justitie alsnog die ruwe primaire radarbeelden wil hebben.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de uitgebreide en adequate beantwoording van de vragen die door de Kamer zijn gesteld. Ik heb nog een drietal punten, waarvoor ik aandacht wil vragen.

Het eerste punt is de oproep om met de sociale partners over de hogere lonen in de marktsector te spreken. Ik dank het kabinet voor de toezegging om dit te agenderen en ook te bespreken. Ik hoop dat het ook tot resultaten leidt, want er is echt ruimte voor. Het is economisch verstandig en sociaaleconomisch rechtvaardig dat aan werknemers een groter deel van wat zijn produceren, toekomt.

Het tweede punt, waarvoor alle fracties terecht aandacht hebben gevraagd, betreft de aansturing, het in de hand hebben, van Veiligheid en Justitie, Defensie en de Belastingdienst. Het kabinet heeft aangegeven daar nog meer werk van te maken dan in het afgelopen jaar. Ik heb ook de ambitie gehoord dat volgend jaar de ernstige tekortkomingen zijn weggewerkt. Als ik de problemen overzie, lijkt mij dat een behoorlijke ambitie, maar ik houd het kabinet daar graag aan. We zien dan bij de begroting welke voortgang daarin wordt geboekt.

Het derde punt is de 30%-regeling. Ik zag al een motie voorbijkomen om deze regeling te heroverwegen. Ik ben benieuwd hoe het kabinet daarop reageert. Het kabinet heeft immers zelf ook al aangekondigd de 30%-regeling grondig te zullen evalueren. Ik hoor graag hoe het kabinet daarnaar kijkt, want wij hebben daar ook kritische opvattingen over.

Tot slot dank ik de ambtenaren voor de ontzettende hoeveelheid werk. We hebben een pakket jaarverslagen gekregen waar je het hele weekend, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, mee zoet kon zijn. Het was ook goed leesbaar. Ik dank ook de Rekenkamer voor de heldere oordelen, de rapporten en de onderzoeken die ik heel nuttig vond en die vandaag ook veel zijn aangehaald, en waarvan ik er twee noem: de 30%-regeling en het onderzoek naar ouderenwerkloosheid.

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, wij gaan hier niet opnieuw het debat voeren. U mag alleen interrumperen als u echt iets te vragen hebt wat nog niet aan de orde is geweest. Er is voldoende met elkaar van gedachten gewisseld.

De heer Merkies (SP):

De heer Nijboer noemt specifiek de 30%-regeling. Ik ben blij dat hij dat doet. Wij zijn daar beiden kritisch over. Ik ben benieuwd wat zijn mening is: steunt hij de oproep tot heroverweging?

De heer Nijboer (PvdA):

De PvdA-fractie is, gezien de effectiviteit, het budgettaire beslag van 700 miljoen en ook de verdringingseffecten, van mening dat de regeling moet worden herzien.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De Nederlandse economie groeide vorig jaar met 2%. Dat is op zich goed nieuws, maar het kabinet wil ons doen geloven dat zijn beleid daarvoor verantwoordelijk is. Die groei is echter niet dankzij dit kabinetsbeleid, maar eerder ondanks. Het kabinet vergeet namelijk de echte variabelen te noemen die de economie hebben gestimuleerd. Vorig jaar halveerde bijvoorbeeld de olieprijs, net als de rente en de inflatie. De waarde van de euro daalde met maar liefst 20%. Dat zijn variabelen die een economie aanjagen. Het kabinetsbeleid heeft de economie eerder gefrustreerd dan gestimuleerd. Hoe had de economie ervoor gestaan met een olieprijs van 100 dollar? Hoe had de woningmarkt zich hersteld met een dubbele rente? Hoe had het gezeten met de koopkracht bij 2% inflatie? Hoe met de bedrijfsinvesteringen bij een olieprijs van 100 dollar? Hoe met de export met een euro van €1,35? We zullen het nooit weten, maar één ding weet ik zeker: die variabelen hebben eerder voor de groei gezorgd dan het kabinetsbeleid.

Het kabinet zit ook in de ontkenningsfase, met maar één doel: hoe zitten we de rit uit? Ik zet de feiten even op een rijtje. De ministeries van V en J en van Defensie en de Belastingdienst zijn al jaren een zooitje. Dat zegt de Algemene Rekenkamer. Die luidt dan ook de noodklok. Deze minister-president komt niet verder dan: we doen onze stinkende best om het te verbeteren. Hij wil er echter geen resultaatsverplichting aan hangen, helemaal niet. De gepensioneerden — een andere ontkenning van de minister president — hebben helemaal geen koopkrachtverlies gehad de afgelopen jaren. Minister-president, ik zou u toch aanraden om even de middellangetermijnverkenning van het CPB erbij te pakken, in het bijzonder bijlage 12. In 2010 hadden gepensioneerden een koopkrachtverlies van 0,5% en in 2011 1,6%. In 2012 was het 1,4%, in 2013 3,5%, in 2014 0,1% en in 2015 1,1%. Dan gaat het om een gepensioneerd paar met een klein aanvullend pensioen van €10.000. De gepensioneerden worden sinds de heer Rutte aan het roer zit structureel, jaar in, jaar uit, in hun koopkracht aangetast.

Ook de ouderenzorg is afgebroken met huren die omhoog zijn gegaan en hoge eigen bijdragen voor huishoudelijke hulp. Dat zien we niet terug in de koopkrachtcijfers. Een ander feit is dat de pensioenen niet zijn geïndexeerd de afgelopen jaren. Volgend jaar moet er waarschijnlijk massaal worden gekort. De minister van Financiën noemt ons plan quatsch, maar feit is dat hij profiteert van de lage rente. In 2014 betaalde hij een rente van 1,5% en in 2015 een rente van 0,7%. In 2014 betaalde hij aan rentelasten 8,8 miljard en in 2015 7,9 miljard, terwijl de schuld hetzelfde was. Deze minister van Financiën profiteerde dus van het feit dat de rente laag is. Feit is echter ook dat de pensioenfondsen onder water staan vanwege diezelfde lage rente. Korten wordt daardoor onvermijdelijk. Het enige wat de PVV vraagt is om het voordeel van deze minister door te geven aan de gedupeerde gepensioneerden, vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ECB de rente naar nul heeft verlaagd;

constaterende dat als gevolg van de lage rente pensioenen niet kunnen worden geïndexeerd en mogelijk moeten worden gekort;

constaterende dat de lage rente wel gunstig is voor de schatkist doordat de rentelasten op de staatsschuld met 1 miljard zijn gedaald;

constaterende dat de minister van Financiën dus profiteert van de lage rente, terwijl tegelijkertijd de gepensioneerden fors zijn gedupeerd;

verzoekt de regering, de rentemeevaller in te zetten om de AOW tijdelijk te verhogen ter compensatie van het niet indexeren en mogelijk korten van pensioenuitkeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tony van Dijck en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34475).

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister-president en de minister van Financiën voor de beantwoording. Ik moet eerlijk zeggen dat ik tevredener was met de beantwoording door de minister van Financiën dan met de beantwoording door de minister-president. Het beeld is toch dat verantwoording niet echt het ding is van de minister-president. Zijn houding komt op mij vandaag over als "niks aan de hand, mensen; het komt vanzelf allemaal goed". Ik vind dat getuigen van weinig realiteitszin en van weinig gevoel van urgentie, want er is heel veel aan de hand en het is inderdaad een puinhoop bij V en J.

We zijn allemaal blij met alle politieagenten, de cipiers en de mensen in de veiligheidsketen die over onze veiligheid waken, maar er is ook heel veel aan de hand. Er is onrust bij de politie, bij het OM, bij het NFI en bij de DJI. Bij de afgelopen begrotingsbehandeling hebben we ook geconstateerd dat er veel budgettaire gaten zijn. De Rekenkamer schrijft dat het ministerie niet in control is en dat er ook gewoon niet bijgestuurd kan worden. Met andere woorden: het is inderdaad een puinhoop geworden. Dat is allemaal gebeurd onder de verantwoordelijkheid van de VVD. Het ministerie van Veiligheid en Justitie was natuurlijk het paradepaardje van de VVD. D66 vindt dat het kabinet nu echt moet laten zien dat de beloftes uit mei vorig jaar en uit het najaar van vorig jaar, worden waargemaakt en dat het kabinet bij Prinsjesdag moet rapporteren over de voortgang van de implementatie. We willen echter ook dat de Algemene Rekenkamer meekijkt met dit proces, omdat vreemde ogen nu eenmaal dwingen en omdat het goed is om de vinger aan de pols te houden zodat we weten hoe ver we zijn met de implementatie van die verbetertrajecten. Daarom zal mevrouw Schouten mede namens mij zo een motie hierover indienen.

Een ander punt is de ontvlechting politie en justitie. Principieel vindt D66 dat politie bij Binnenlandse Zaken hoort en dat Justitie een aparte taak heeft vanwege de checks-and-balances. Om dit duidelijk te maken dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ministerie van Veiligheid en Justitie sinds haar ontstaan met ernstige problemen kampt en niet in control is;

overwegende dat de complexiteit en omvang van het ministerie van Veiligheid en Justitie een van de oorzaken is van de bij dat ministerie bestaande problemen;

constaterende dat in de Eerste Kamer de motie-De Graaf is aangenomen, die oproept om het beheer van de politie bij de volgende kabinetsformatie terug te brengen naar het ministerie van BZK en de regering verzoekt de voorbereiding hiervan ter hand te nemen;

constaterende dat die voorbereiding alleen van nut is voor de formatie 2017 indien de resultaten ruim vóór het begin van die formatie beschikbaar zijn;

verzoekt de regering om uiterlijk op Prinsjesdag 2016 de bevindingen ter beschikking te stellen aan de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees, Schouten en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34475).

De heer Koolmees (D66):

Ik had het in mijn eerste termijn over 1 januari. Waarom heb ik daar Prinsjesdag van gemaakt? Ik heb dat gedaan omdat er tijdens dit debat een verslag kwam van een overleg van 10 februari 2016 met de minister van Veiligheid en Justitie. In dat overleg heeft minister Van der Steur aan de Eerste Kamer beloofd om voor de zomer een notitie te maken met daarin de voor- en nadelen van de splitsing van politie en justitie. Ik ga er dus van uit dat de minister het oordeel over deze motie aan de Kamer laat of overneemt omdat dit door de minister van Veiligheid en Justitie al is toegezegd in de Eerste Kamer. Ik krijg daar graag een reactie op.

Zowel deze motie als de motie die mevrouw Schouten zo indient is dus erg helder. Om te laten zien dat verantwoording en controle en het volgen van het proces belangrijke zaken zijn, ga ik ervan uit dat de coalitiepartijen beide moties zullen steunen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Er gaat heel veel goed in dit land. Het is waar dat we dat weleens vergeten wanneer we vooral inzoomen op de zaken die niet goed gaan. Maar juist omdat zo veel dingen wel goed gaan, is het belangrijk om te bekijken welke zaken echt verbetering behoeven. Daar ging wat ons betreft dit debat ook over. Het is niet bedoeld om op elke slak zout te leggen, maar wel om te constateren waar echt verbetering nodig is. De Algemene Rekenkamer heeft heel duidelijk aangegeven op welke terreinen dat geldt: bij Veiligheid en Justitie, bij Defensie en bij de Belastingdienst. Er zat echter een groot verschil tussen die drie. Bij Defensie en bij de Belastingdienst is onderkend dat er inderdaad verbeteringen moeten plaatsvinden en wordt daar ook al echt actie op ondernomen. Bij Veiligheid en Justitie blijft dat toch mistig. De minister-president was eigenlijk heel erg positief. Hij zei dat er maatregelen zijn genomen en dat eraan gewerkt wordt. Het was bijna nog beter dan vorig jaar. Als er een ernstige onvolkomenheid ontstaat, kan ik toch niet zeggen dat het beter is dan in voorgaande jaren, maar dat terzijde.

Juist omdat de Kamer er geen zicht op heeft of het nou inderdaad zo veel beter gaat — sterker nog: de maatregelen die al in 2014 zijn aangekondigd hebben tot nu toe nog niet heel wezenlijk tot verbetering geleid — is het wat ons betreft van het grootste belang dat de Kamer daar nu wel beter zicht op krijgt. Daar ging het interruptiedebat met de minister-president ook over. De minister-president suggereerde dat ik zei dat dit wel in de begroting kon worden meegenomen. Dat was allerminst mijn punt. Wij zouden graag een aparte rapportage zien die tegelijkertijd met de begrotingsstukken op Prinsjesdag naar de Kamer wordt gestuurd. Om dat punt te benadrukken en omdat wij dit echt een heel belangrijke zaak vinden, heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat het financieel beheer bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (V en J), onder meer bij de nationale politie, het gevangeniswezen en de versterking van de strafrechtketen, nog steeds niet op orde is en dat de controlfunctie als ernstige onvolkomenheid wordt gezien;

overwegende dat de verbeteringen die in de afgelopen jaren zijn doorgevoerd tot onvoldoende resultaat hebben geleid;

verzoekt de regering om de minister van V en J en de minister van Financiën zowel op Prinsjesdag als bij de Voorjaarsnota te laten rapporteren over de voortgang van de verbetermaatregelen en over de mate waarin het ministerie van V en J "in control" is;

verzoekt de regering tevens om de Algemene Rekenkamer deze rapportages te laten beoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Koolmees, Omtzigt, Dijkgraaf, Merkies en Grashoff.

Zij krijgt nr. 10 (34475).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb nog wat antwoorden tegoed van de minister van Financiën. Die wacht ik af.

Ik zou hier nog één punt willen neerleggen. Ik had aan het begin van mijn betoog namelijk gevraagd of het kabinet wilde reflecteren op de mate waarin het geslaagd is in het slaan van bruggen in de samenleving waar er nog tegenstellingen bestaan. Ik heb die reflectie nog niet gehoord. Misschien heeft de minister-president hier bij zijn tweede termijn nog wat beter over kunnen nadenken en kan hij hier alsnog zijn eigen inzicht over geven.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begon mijn inbreng in eerste termijn met de vraag wat uiteindelijk de erfenis van dit kabinet zal zijn, want dit is de laatste Verantwoordingsdag. Ik ben begonnen door op te merken dat het kabinet een begroting achterlaat die beter op orde is, met een beter resultaat en enige economische groei.

Het is ook een erfenis die mag bestaan uit drie in wanorde achtergelaten departementen: Veiligheid en Justitie, Defensie en de Belastingdienst. Het is duidelijk dat de problemen daar zo groot zijn dat ze nooit meer voor het eind van deze kabinetsperiode opgelost kunnen worden. De luchtigheid waarmee die kwestie benaderd wordt, biedt geen goed perspectief op snelle oplossingen. Helaas.

Het is ook een erfenis waarbij dit kabinet op het gebied van het klimaat de geschiedenis in zal gaan vanwege een kabinetsperiode waarin er wel veel akkoorden werden gesloten onder het motto "papier is geduldig", maar waarin resultaten grotendeels uitbleven. Het is ook vandaag weer niet gelukt om hierover op een behoorlijk niveau met de regering in discussie te komen.

Op het gebied van vluchtelingen … Ik begrijp dat de belangstelling voor mijn bijdrage bij het kabinet niet zo heel groot is. Zal ik stoppen? Is dat verstandig?

De voorzitter:

Nee, mijnheer Grashoff. Volgens mij wordt er geluisterd.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dan ga ik door.

De voorzitter:

Ja. Ze hebben het allemaal gehoord.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Er zijn in 2015 veel vluchtelingen opgevangen. Overigens was dat in belangrijke mate dankzij ons lokale bestuur en dankzij heel veel vrijwilligers en goede mensen in Nederland die zich hiervoor leenden. Daarbij is het echter niet gelukt om tot een strategie te komen die leert van de fouten uit het verleden in hoe je omgaat met structurele integratie. Ik heb nog enige hoop dat de premier in tweede termijn daarop ingaat, wanneer hij mijn motie bespreekt.

Op het gebied van de werkgelegenheid moet ik vaststellen dat het kabinet wel werkt aan economisch herstel, maar dat het aan creativiteit en echte politieke wil ontbreekt om een deuk in een pakje boter te slaan op het gebied van specifieke problemen met werkgelegenheid, met jongeren en met langdurige werkloosheid. Ik dien een paar moties in om dit wat kracht bij te zetten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor een goede toetreding van statushouders tot de arbeidsmarkt het van belang is om gericht te investeren in opleidingsmogelijkheden, en dat begeleiding bij dit proces gewenst is;

van mening dat moet worden uitgegaan van individuele, geïntegreerde taal- en scholingstrajecten, in plaats van enkel en alleen het behalen van een inburgeringsexamen, waarmee de taal op het niveau A2 beheerst wordt;

verzoekt de regering, in lijn met de aanbevelingen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, maximaal in te zetten op geïntegreerde trajecten van taal en scholing waarbij wordt uitgegaan van de arbeidskansen van de statushouders;

verzoekt de regering tevens, in overleg te treden met inburgeringsinstellingen, onderwijsinstellingen en gemeenten teneinde hierin een gezamenlijke aanpak te starten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (34475).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de CO2-uitstoot in 2015 gestegen is;

overwegende dat zolang economische groei en groei van CO2-uitstoot gekoppeld blijven, het bereiken van de klimaatdoelen van Parijs buiten bereik blijft;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk een concrete strategie te formuleren om tot ontkoppeling van economische groei en CO2-uitstoot te komen en zo snel mogelijk te starten met uitvoering daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (34475).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal langdurig werklozen in Nederland hoog is en slechts langzaam daalt;

overwegende dat deze groep specifieke maatregelen behoeft om te voorkomen dat zij nooit meer toe kunnen treden tot de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, spoedig een aanvullend, concreet maatregelenpakket voor te stellen met duidelijke kwantitatieve doelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (34475).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal jeugdwerklozen nog altijd erg hoog is en ten opzichte van maart 2015 zelfs is gestegen;

overwegende dat deze groep specifieke maatregelen behoeft om te voorkomen dat zij een verloren generatie worden;

verzoekt de regering, spoedig een aanvullend, concreet maatregelenpakket voor te stellen met duidelijke kwantitatieve doelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (34475).

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de minister-president en de minister van Financiën voor de beantwoording in eerste termijn. We zijn het de belastingbetaler verplicht om overheidsuitgaven transparant te verantwoorden en duidelijk te maken of geld goed is besteed. Dat moet en kan nog beter. Het is zaak om snel aan de slag te gaan met de vele heldere aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Wij zien uit naar concrete voorstellen en maatregelen van het kabinet.

Helaas heb ik nog geen antwoord gekregen op de laatste, voor mij belangrijke vraag in eerste termijn. Deze vraagt leeft bij veel mensen, zeker bij de ouderen die ík spreek. Voelt de minister-president zich verantwoordelijk voor de schade, de pijn en de onrust die decentralisaties in het sociale domein en de zorg ook in 2015 hebben veroorzaakt? Hoe voorkomt het kabinet dat wij deze pijnlijke vraag volgend jaar over 2016 weer moeten stellen?

De antwoorden op onze overige, gerichte vragen stellen ons nog niet voldoende gerust. Ter aanmoediging dien ik een drietal moties in. Daarnaast wijs ik nogmaals op de twee aangenomen moties van 50PLUS in de Eerste Kamer van de collega's Nagel en Van Rooijen. Omdat dit kabinet een loopje neemt met zijn centrale doelstelling van evenwichtige koopkrachtontwikkeling voor alle bevolkingsgroepen en daarmee 3 miljoen gepensioneerden tekortdoet, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden zich in de afgelopen vijftien jaar volgens het CBS aanmerkelijk ongunstiger heeft ontwikkeld dan die van werkenden;

overwegende dat een meer evenwichtige koopkrachtontwikkeling van werkenden, mensen die niet kunnen werken en mensen die gewerkt hebben wenselijk is;

nodigt de regering uit, uiterlijk op Prinsjesdag concrete voorstellen te doen om de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden en mensen die niet kunnen werken incidenteel en structureel méér in lijn te brengen met die van werkenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (34475).

De heer Krol (50PLUS):

50PLUS gelooft niet in het creëren van banen voor 50PLUS'ers.

De voorzitter:

U moet overgaan tot het indienen van uw moties, anders komt u in tijdnood.

De heer Krol (50PLUS):

En die komen zeker niet uit de lucht vallen. Daar gaat het om. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer ten aanzien van het beleid ter bestrijding van langdurige ouderenwerkloosheid oordeelt, dat méér inzicht in het aantal bereikte oudere werklozen, het financieel belang van beleidsinstrumenten, en de effectiviteit van die instrumenten wenselijk en mogelijk is;

verzoekt de regering, de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ter zake zo veel, en zo spoedig mogelijk uit te voeren;

verzoekt de regering voorts, al zo veel mogelijk in het komende actieplan voor oudere werklozen beter te borgen dat beleid werkt, effectief en efficiënt is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (34475).

De heer Krol (50PLUS):

Ik dien mijn laatste motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer problemen heeft geconstateerd bij het vaststellen van de rechtmatigheid van uitgaven in het gemeentelijke sociaal domein;

overwegende dat volgens de Algemene Rekenkamer deze problemen mogelijk niet opgelost zijn voor het volgende verantwoordingsjaar;

overwegende dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van de Gemeentewet een actieve verantwoordelijkheid heeft bij problemen die ten gevolge van de decentralisaties ontstaan bij het systeem van verantwoording door en toezicht op gemeenten;

verzoekt de regering, deze problematiek te analyseren en afhankelijk van de uitkomst daarvan te bepalen óf en welke aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (34475).

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Tijdens Prinsjesdag spraken wij over een "fopspeenbegroting ", omdat het kabinet na jaren van pijn opeens 5 miljard ging uitdelen aan kiezers. "Snoepjes voor de kiezers" noemden we dat. Dat is wel de manier waarop politiek Den Haag werkt. Dat is het politieke spel. Dat zien we keer op keer opnieuw gebeuren: eerst het zuur, dan het zoet. Om dat niet te laten gebeuren, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet, ondanks bezwaren van verscheidene economen, in haar eerste jaren een aanzienlijk pakket van lastenverzwaringen en bezuinigingen doorvoerde;

constaterende dat er vorig jaar, na deze vijf jaren van pijn, vijf miljard aan lastenverlichting werd uitgedeeld aan de mensen in het land;

overwegende dat verscheidene economen aangeven dat dit procyclische begrotingsbeleid van afgelopen jaar onverantwoord is;

van mening dat de uit electorale overwegingen geboren cyclus van "eerst het zuur en dan het zoet" schadelijk is voor ons land;

spreekt uit dat er zo groot mogelijke onafhankelijkheid van de verkiezingscyclus betracht dient te worden in de begrotingscycli,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (34475).

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het tweede punt: 2016. Ik gaf in mijn eerste termijn een terugblik op 2015. 2016 zou het jaar moeten worden van de diversiteit, een jaar waarin diversiteit een stem krijgt. We zien dat er de afgelopen dagen een enorme discussie is losgebarsten over racisme en discriminatie. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de afgelopen dagen het maatschappelijke debat over discriminatie en racisme is opgelaaid en er verwerpelijke uitwassen van racistisch gedachtegoed waren waar te nemen die grote invloed hebben gehad;

overwegende dat dit opgelaaide debat momentum zou kunnen bieden voor het inzetten van een bredere maatschappelijke discussie over de bestrijding van racisme en discriminatie alsmede het bevorderen van onze maatschappelijke samenhang;

verzoekt de regering om dit momentum te benutten en met hernieuwde energie de bestrijding van discriminatie en racisme, alsmede het bevorderen van de maatschappelijke samenhang tot een beleidsmatige prioriteit te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34475).

De heer Merkies (SP):

Kan de heer Kuzu zijn motie over de onafhankelijkheid van de begrotingscycli nog eens uitleggen? Ik begrijp die eigenlijk gewoon niet.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het gaat om het volgende. We zien dat in een kabinetsperiode de eerste jaren de broekriem flink wordt aangehaald en dat vlak voor verkiezingen die broekriem weer wordt losgelaten. Wij vinden dat er in begrotingscyclus of in ieder geval in de manier van werken zo veel mogelijk onafhankelijkheid moet worden betracht.

De heer Merkies (SP):

Dat je tegen de cyclus in wilt werken, dat begrijp ik wel, maar waarin zit dan die onafhankelijkheid? Ik vraag dit, omdat het voor ons wel erg lastig wordt om voor deze motie te stemmen, als deze vaagheid behouden blijft.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het gaat om het volgende. Ik zal een heel concreet voorbeeld geven. We zien dat er een jaar voor de verkiezingen 5 miljard wordt uitgedeeld om de gemoederen te sussen, terwijl economen en heel veel mensen in het land daartegen bezwaren aanvoeren, omdat dat niet verantwoord is. Dan zeggen we: dat moet je niet doen op grond van electorale overwegingen, maar omdat je de beste bedoelingen zou moeten hebben met dit land.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, ik heb de heer Kuzu vandaag op twee momenten in de plenaire zaal gezien, namelijk op de twee momenten waarop hij zelf aan het woord was. Dat betekent dat er geen enkele vraag gesteld is en geen debat met de regering heeft plaatsgevonden. In tweede termijn worden er nu punten te berde gebracht — die valide kunnen zijn of niet, daar treed ik niet in — maar die in eerste termijn en in het debat niet aan de orde zijn geweest. Zou de heer Kuzu een korte reflectie willen geven op de wijze waarop hij het debat met de regering of met de Kamer zou willen voeren? Kan hij een korte verklaring geven?

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

De heer Omtzigt weet heel goed dat wij een tweemansfractie zijn. Ik heb net deelgenomen aan een algemeen overleg over het Midden-Oosten. Ik moet mijn tijd inderdaad efficiënter inzetten dan de tijd die hij heeft. Wij doen ons best om ervoor te zorgen dat wij deel kunnen nemen aan zo veel mogelijk debatten die interessant zijn en waarbij wij toegevoegde waarde kunnen bieden. Verantwoordingsdag is zo'n belangrijk moment, waarbij je toch een aantal punten moet markeren. In het kader van de omvang van onze fractie, die nu nog klein is, maar die groter gaat worden in 2017, kunt u ervan op aan dat wij ook na 2017 wat uitgebreider de tijd zullen nemen om dit soort debatten te voeren.

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Kuzu vindt het dus niet nodig om überhaupt een vraag te stellen aan de premier in deze zaal of om te kijken wat voor antwoord daarop zou kunnen komen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik gaf net al aan dat ik ook in een algemeen overleg heb gezeten over het Midden-Oosten, ook een heel belangrijk onderwerp. Daar zat ik naast uw collega Knops. Misschien kan hij verslag doen van wat daar allemaal is gebeurd. Dat was omwille van de efficiëntie met de tijd en niet omdat wij geen interesse hadden in dit debat.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat debat is pas vanmiddag begonnen en dit was ook vanmorgen aan de gang. Als iemand hier een halfuur weg is, begrijp ik dat, zeker bij een kleine fractie, maar de heer Kuzu komt binnen als hij zelf spreekt en loopt weg als hij klaar is op het spreekgestoelte. Dat levert geen optimale manier op om van gedachten te wisselen.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Zal ik dan ook een punt maken? De heer Omtzigt heeft mij hier alleen zien staan, maar ik heb wel wat langer in de zaal gezeten. Een algemeen overleg duurt geen halfuur, dat weet de heer Omtzigt heel goed. Dat duurde wat langer dan een halfuur.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik vind dit een weinig sportieve opmerking van de heer Omtzigt. Hij weet hoe lastig het is voor kleine fracties om hier te opereren.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik dank de heer Grashoff voor deze opmerking.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Veiligheid is de kerntaak van de Staat. Die kerntaak wordt door deze regering zeer ernstig verwaarloosd. Vanmorgen trok de baas van het OM, de heer Bolhaar, aan de noodrem. Het is inderdaad vijf voor twaalf. We leveren een heftige strijd tegen terroristen en tegen de zware en georganiseerde misdaad. Ik heb daarom de volgende motie. Ik licht hierbij toe dat ik niet de begrotingscyclus volg, omdat het inderdaad vijf voor twaalf en dus urgent is. Er moet nu al geld naar Veiligheid en Justitie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet de kerntaak op het gebied van veiligheid ernstig verwaarloost;

overwegende dat de politie en het OM veel te weinig capaciteit hebben in de strijd tegen zware criminelen en terroristen;

overwegende dat circa 10% van de politiecapaciteit opgaat aan de gevolgen van de asielinstroom en dit onder meer ten koste gaat van de bestrijding van de georganiseerde misdaad;

constaterende dat het kabinet wel ruim 500 miljoen euro reserveert voor de zogenaamde asielreserve;

verzoekt de regering, dit budget ter beschikking te stellen aan de politie en het OM,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (34475).

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de tweede termijn van de Kamer. Ik schors de beraadslaging tot 18.55 uur. Dan krijgt het kabinet de gelegenheid om op alle moties in te gaan.

De beraadslaging wordt geschorst.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Wij hebben net een schema ontvangen waarop staat dat nu eerst een VAO zal plaatsvinden.

De voorzitter:

Dat klopt. U hebt gelijk, mijnheer Omtzigt. Dat gaan wij behandelen in tien minuten. U hoeft daar dus niet aan deel te nemen.

De heer Omtzigt (CDA):

Oké.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven