6 Verkiezing Kamervoorzitter

Aan de orde is het debat over de verkiezing van een nieuwe Kamervoorzitter.

De voorzitter:

Het is een bijzondere vergadering vandaag. Wij zullen vandaag met elkaar een nieuwe Voorzitter kiezen. Bij deze vergadering hoort ook een bijzondere procedure. Het leek mij helder om die even met u door te nemen. Ik zal zo meteen eerst de kandidaten vragen om naar voren te komen. Vervolgens zullen we met elkaar een debat voeren. Daarin zal ook geschorst worden om de kandidaten de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden. Daarna is er nog een schorsing en pas daarna gaan we stemmen. Mocht u op enig moment behoefte hebben aan een schorsing, laat u dat dan zo snel mogelijk weten aan de Griffie. Dan kunnen we daar rekening mee houden.

Aan de orde is dus het debat met de kandidaten voor de functie van Voorzitter van de Tweede Kamer. Er hebben zich maar liefst vier kandidaten gemeld. Ik nodig de leden Elias, Bosma, Van Toorenburg en Arib van harte uit om in vak-K plaats te nemen. Daar mag u allen best wel even voor roffelen, want alle kandidaten gaan hun best doen.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Vijftien sprekers van de Kamer hebben zich gemeld. Na de eerste termijn van de kant van de Kamer zal ik kort schorsen om de kandidaten de gelegenheid te geven om de vragen te beantwoorden. Met zo veel sprekers kan ik mij voorstellen dat we daar rond een halfuur voor nodig hebben, maar we zullen bekijken hoe het loopt en waar de kandidaten behoefte aan hebben. Daarna zal ik het lot laten beslissen wie als eerste het woord zal krijgen om de vragen van de sprekers te beantwoorden. Ook in eerste termijn kunt u elkaar interrumperen. U kunt zich misschien nog herinneren van de vorige keer dat dat niet heel gebruikelijk is, maar het is uw debat, dus u kunt interrumperen. Als u dat doet, zal ik interrupties in tweeën toestaan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Op 12 december 2015 trad mevrouw Van Miltenburg af als Voorzitter van de Tweede Kamer. Wij als Tweede Kamer selecteren vandaag een van ons om het voorzitterschap op zich te nemen. Hij of zij wordt de 72ste Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en staat in een lange traditie van het op democratische wijze controleren van het centrale overheidsbestuur. De Kamervoorzitter is van invloed op de mate waarin de Tweede Kamer in staat is het kabinet te controleren. Hij of zij staat ervoor in dat de Kamerorganisatie de Kamerleden daarin ondersteunt en de Kamerleden de mogelijkheid geeft het landsbestuur bij te sturen. Tot slot is de Kamervoorzitter van invloed op het beeld dat mensen van de Nederlandse politiek en van de Nederlandse democratie krijgen.

De meest zichtbare taak van de Voorzitter van de Kamer is het leiden van het debat in de plenaire zaal, maar de Kamervoorzitter heeft ook andere belangrijke taken, die zeker net zo urgent zijn en die ook goed moeten worden uitgevoerd, namelijk het vertegenwoordigen van de Kamer in binnen- en buitenland, het leiding geven aan de ambtelijke ondersteuning van de Kamer, het bewaken van de agenda en de planning van de debatten en het enthousiasmeren van het publiek voor de parlementaire democratie. Het voorzitterschap van de Tweede Kamer is, net als het Kamerlidmaatschap zelf, een eervol ambacht. De Voorzitter kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het versterken, verbeteren en vernieuwen van de democratische fundamenten van Nederland. De Voorzitter draagt de democratische waarden uit die ons allen dierbaar zijn.

GroenLinks stelt hoge eisen aan het komende voorzitterschap. De Voorzitter wacht immers een aantal zeer gevoelige dossiers, waarvan het in goede banen leiden van de komende verhuizing en verbouwing van het parlement er één is. GroenLinks verwacht van de nieuwe Kamervoorzitter daarbij ook aandacht voor verduurzaming van de huisvesting en de bedrijfsvoering. De Voorzitter moet volgens GroenLinks garant staan voor de kwaliteit van het politieke debat. In een democratie beslist weliswaar de meerderheid, maar niet nadat alle argumenten en standpunten zorgvuldig zijn afgewogen en in de beslissing zo mogelijk rekening gehouden is met minderheidsbelangen. Kortom: politiek is in de ogen van GroenLinks vooral een gesprek waarin je de kans biedt en je bereid toont je door een ander te laten overtuigen. In onze ogen dient de Kamervoorzitter dat te bewaken. Hij of zij moet dus ook bewaken of vragen worden beantwoord en of bewindspersonen gestelde vragen hebben beantwoord. Dat is een kwestie van het verwerven van gezag en van inzicht in wat nodig is voor een goed debat. Mijn eerste vraag aan de kandidaten is daarom hoe zij denken bij te dragen aan de huidige debatcultuur in de Kamer. De voorzitter beschikt daartoe over eigenstandige bevoegdheden. Hoe stellen deze vier kandidaten zich voor om deze soms zeer vergaande bevoegdheden toe te passen?

Artikel 50 van de Grondwet bepaalt dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen. De Voorzitter van de Tweede Kamer vertolkt daarin een cruciale rol. Ik ben benieuwd welke vorm de kandidaten hieraan willen geven. Hoe gaan de kandidaten bijvoorbeeld de veronderstelde kloof tussen publiek en politiek mee helpen overbruggen? Hoe gaat het komende voorzitterschap bijdragen aan het — om met de heer Job Cohen te spreken — "de boel bij elkaar houden"? Welke ideeën hebben de kandidaten om de toegankelijkheid van de Tweede Kamer verder te vergroten? Hoe wordt ervoor gezorgd dat nog meer geïnteresseerden de Kamer bezoeken, de website bezoeken of op andere wijze kennis nemen van hetgeen hier wordt besproken?

Het bewaken van de agenda en de planning daarvan is een belangrijke taak van de Kamervoorzitter. Op dit moment — het werd gisteren gememoreerd — staan er meer dan 100 debatten op de rol. Enkele week komen daar debataanvragen bij. Wekelijks worden er ook heel veel mondelinge vragen aangemeld. Wat waarom en wanneer wordt geagendeerd, is niet voor elk Kamerlid altijd even helder. Hoe kijken deze kandidaten daartegenaan? Hoe kan efficiënt en optimaal gebruikgemaakt worden van onze plenaire vergaderzaal?

In de afgelopen jaren ging het ook vaak over de wijze waarop parlementariërs elkaar en ook hun ambacht kwalificeerden. GroenLinks staat in een traditie waarin het vrije woord niet dan met uiterste terughoudendheid wordt beteugeld. Voelen de kandidaten de dilemma's rond parlementaire uitingsvrijheid en de grenzen daaraan? Zo ja, hoe denken zij daarmee om te springen?

Een belangrijke taak van de Tweede Kamer is het controleren van "de" macht. Het informatierecht is een van onze belangrijkste instrumenten. Hoe zien de kandidaten de operationalisering van dit instrument en hoe zien de kandidaten de rol van de oppositie in het parlementaire proces?

Bismarck zou gezegd hebben dat wetten als worstjes zijn, waarvan je beter niet kunt zien hoe ze gemaakt worden. Minister Donner zei het hem na. Hoe denken de kandidaten de transparantie van het parlementaire proces te versterken? Bij de vorige verkiezing van de Kamervoorzitter uitten de toenmalige kandidaten allerlei interessante ideeën, variërend van het inzetten van de sociale media bij spraakmakende debatten, digitalisering van hoofdelijke stemmingen tot een motievolgsysteem. Hoe kijken de kandidaten daar nu tegenaan? Het is een relatief korte periode, maar waar zouden wij de nieuwe Kamervoorzitter op kunnen afrekenen?

Last, but not least: de Tweede Kamer bestaat uit steeds meer kleine en middelgrote fracties die elk op hun eigen wijze bijdragen aan de democratische besluitvorming. Besluiten worden niet alleen genomen bij de gratie van de Kamermeerderheid, zoals ik eerder ook al zei. Democratie is ook het respecteren van minderheidsbelangen. GroenLinks vindt het belangrijk dat ook de controle-instrumenten door minderheden geactiveerd kunnen worden, zoals het ook belangrijk is dat kleine fracties mede zeggenschap hebben en houden in de wijze waarop de Tweede Kamer zichzelf bestuurt. Hoe beoordelen de kandidaten de wijze waarop het Presidium, en dus ook het Reglement van Orde, de belangen van kleine fracties dienen? Waar zien zij mogelijkheden om de transparantie en/of de betrokkenheid van deze fracties te vergroten?

Ik heb nog een paar specifieke vragen aan de kandidaten. Ik loop ze af in willekeurige volgorde. Dit is niet door het lot bepaald. Aan het lid Van Toorenburg vraag ik: hoe kijkt u aan tegen de verschillen tussen het leiden van een parlementaire enquête en het voorzitten van de Tweede Kamer? U schrijft dat u geen grootste en meeslepende veranderingen voorstaat. Kunt u dat iets preciezer toelichten? Zijn er wel acties die u zich voorneemt inzake de Kamerorganisatie? Welke initiatieven acht u noodzakelijk om de ambtelijke ondersteuning van het politieke proces verder te versterken? Tot slot ben ik benieuwd hoe u de slagkracht van de Kamer jegens het kabinet zou willen versterken.

Aan het lid Arib. Wat zijn de do's-and-dont's die uw medekandidaten zou willen meegeven vanuit uw ervaring met het voorzitterschap? Hoe kijkt u terug op de wijze waarop de Kamer in de afgelopen tijd haar agenda heeft bepaald en wat zou u daarin willen veranderen? U hebt aangegeven, de kwalificatie nepparlement niet te tolereren. Waar liggen wat u betreft de grenzen van het toelaatbare?

Aan het lid Elias. De werkwijze van de Kamer komt lang niet altijd tegemoet aan de uitdagingen die kleine fracties ondervinden om hun medecontrolerende en medewetgevende bevoegdheden uit te oefenen. Herkent u dit probleem? Zo ja, wat gaat u ondernemen om kleine fracties tegemoet te komen? U stelt dat de voorzitter van de Kamer drie prioriteiten kent: goed voorzitten, goed voorzitten en goed voorzitten. Kunnen wij daaruit opmaken dat u aan de andere taken uit het pakket van de voorzitter minder prioriteit geeft?

Aan het lid Bosma. Ik hoop dat u GroenLinks kent als verdediger van het vrije woord. Veel moet kunnen worden gezegd, zeker staande de plenaire vergadering, maar wij verwachten van de Kamervoorzitter wel dat hij of zij zich uitspreekt als in het debat het parlement, collega-Kamerleden of hele bevolkingsgroepen worden gediskwalificeerd. Lukt het u om een verbindend voorzitter te worden, waarin eenieder in de Nederlandse samenleving zich kan herkennen?

Tot slot. Dit is een heel bijzonder debat, u zei het ook al bij de opening van de vergadering. Het is zeker een bijzonder debat voor de vier collega's, die hier eigenlijk een openbaar sollicitatiegesprek voeren. Ik hoop en ga ervan uit dat wij vandaag een goed en waardig debat zullen voeren.

De voorzitter:

Hartelijk dank en laat ik uw laatste wens zeker met u delen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Fritsma namens de PVV. Voor de kandidaten: laten wij ervan uitgaan dat, tenzij een vraag specifiek aan een van u gesteld wordt, alle gestelde vragen gewoon voor alle kandidaten bedoeld zijn, ook als dat niet specifiek is gezegd.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Vandaag staan wij voor de keuze wie we de komende tijd de leiding geven over dit parlement. De fractie van de PVV dankt de kandidaten voor hun bereidheid om die leiding op zich te nemen. Mijn fractie hecht er allereerst heel veel waarde aan dat iedere voorzitter onpartijdig kan opereren en dus boven de partijen kan staan. Met name mevrouw Arib wil ik vragen of zij daartoe in staat is, want zij heeft in een interview eens aangegeven dat zij direct naar Marokko vertrekt als de PVV of mijn collega Wilders aan de macht komt. Is het mogelijk om onpartijdig te opereren als je zo actief je afkeer van een partij of van een collega-parlementariër laat blijken? Graag verduidelijking hierover.

Ik wil het ook hebben over de vrijheid van meningsuiting. Die mag in onze democratie en in dit parlement niet worden aangetast. Zo heeft mijn fractie de vrijheid om het woord nepparlement te gebruiken. Als je ziet hoe slecht de mening van de Nederlandse bevolking hier op belangrijke gebieden als asiel, islam en EU wordt vertegenwoordigd, dan is de term nepparlement hier ook zeker op zijn plaats. Ik wil de vier kandidaten vragen of de vrijheid van meningsuiting bij hen in goede handen is. Het laatste lijkt ook niet het geval te zijn bij mevrouw Arib. Zij heeft in een televisie-interview aangegeven, het woord nepparlement niet te zullen accepteren. Ik wil weten op grond van welke bepaling zij dit woord of andere termen die haar misschien niet aanstaan, buiten het debat wil houden. Op wat voor grond wil mevrouw Arib de vrijheid van meningsuiting precies beperken en waarom? Welke criteria wil zij daarvoor introduceren en hanteren?

We zitten ook al een hele tijd met de situatie dat een regeringspartij, de Partij van de Arbeid, het nodig vindt om een PVV-boycot te hanteren. Die boycot betekent bijvoorbeeld dat alle moties die door mijn fractie worden ingediend, ongelezen de prullenbak in verdwijnen. Daarmee wordt de mening van de vele Nederlanders die mijn fractie vertegenwoordigt, totaal door de Partij van de Arbeid genegeerd. Er wordt, nogmaals, niet eens naar gekeken. Dat is een heel bijzondere en ook unieke situatie en de kandidaat-voorzitters horen hier een mening over te hebben. Ik hoor dus graag van de kandidaten of zij de genoemde boycot bij een goed functionerend parlement vinden passen of niet.

De voorzitter:

U hebt alle recht om vragen te stellen aan de kandidaten en hen te vragen om daarop te reageren, maar de Partij van de Arbeid an sich zit natuurlijk niet als kandidaat in de bankjes. U kunt de kandidaten vragen om daarop te reageren, maar dat zal niet zijn in relatie tot een partij die zich niet kan verdedigen. Als u het op die manier wilt doen, dan sta ik dat toe.

De heer Fritsma (PVV):

Ik stel de vraag ook aan de kandidaat-voorzitters, omdat zij hierover een mening behoren te hebben.

Het blijft voor de PVV onverteerbaar dat in ons land een politiek ambt bekleed kan worden door personen die in het bezit zijn van een dubbele nationaliteit. Die moeten zich immers niet alleen aan de Nederlandse wet houden, maar ook aan de wet van het andere land waar zij onderdaan van zijn. In het geval van mevrouw Arib is dat de Marokkaanse wet. Omdat de Marokkaanse wet natuurlijk niet dezelfde is als de Nederlandse wet, is sprake van twee verschillende, conflicterende pakketten van rechten en plichten. Mevrouw Arib heeft in een interview letterlijk gezegd dat ze soms moet zwichten voor het Marokkaanse systeem. Zij gaf in dat interview aan dat zij eigenlijk niet wilde trouwen, maar dat toch deed vanwege die Marokkaanse wet, want anders hing haar een gevangenisstraf van drie maanden boven het hoofd. Hiermee heeft mevrouw Arib zelf aangegeven dat zij niet onafhankelijk kan opereren. Zij is gebonden aan de Marokkaanse wet die de Nederlandse vrijheden gewoon veel geweld aandoet. De PVV wil geen voorzitter die ook Marokkaans is. Dat zou niemand moeten willen. Wij hebben hier alleen de Nederlandse wet te gehoorzamen, niet de regels van een islamitische woestijncultuur of van welk ander land dan ook.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, mag ik u vragen om u in uw inbreng te beperken tot de vragen die u graag wilt stellen aan de kandidaten en u niet te richten tot partijen die daarover niet op dit moment in debat kunnen treden? Dat geldt zowel voor partijen die hier als geheel in de Kamer zitten als voor andere landen. Mevrouw Kuiken wil interrumperen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik wist helaas dat ik hier zou moeten gaan staan. We hebben dit drie jaar geleden ook gezien, bij een ander debat. Het zou de heer Fritsma sieren als hij zich zou houden aan de Grondwet. Voor de Grondwet is iedereen gelijk en beoordelen wij mensen op basis van wie zij zijn en hun kwaliteiten, niet op basis van waar zij vandaan komen. Ik vraag de heer Fritsma — dat gaat hij vast niet doen, maar ik vraag het toch — om dat te respecteren in dit debat, waarin wij ook praten over een voorzitter voor zijn partij.

De heer Fritsma (PVV):

Toch is dit punt heel relevant. Een voorzitter van dit parlement hoort onafhankelijk te zijn. Dat criterium van onafhankelijkheid staat ook in de profielschets. Wij vinden dat met zijn allen heel belangrijk. Hoe kun je onafhankelijk zijn als je gebonden bent aan het rechtssysteem van in dit geval Marokko? Die vraag is op zijn plaats. Daarom stel ik die hier nu weer. Daarom maak ik dit punt nu weer. Dit blijft voor de PVV-fractie heel belangrijk: het punt van de onafhankelijkheid. Aan het criterium van onafhankelijkheid wordt niet voldaan als je gebonden bent aan het rechtssysteem van een ander land dan Nederland.

Ik heb ten slotte nog twee vragen voor de kandidaten. De eerste betreft het Nederlandse voorzitterschap van de EU. Sommige bewindspersonen hebben al aangegeven dat zij vanwege dat voorzitterschap heel vaak in Brussel moeten zijn. Dat is de PVV-fractie een doorn in het oog, want wij moeten de bewindspersonen hier aan de tand kunnen voelen. Kunnen de kandidaten toezeggen dat zij daar strikt op zullen toezien? Wellicht kunnen de heren en dames bewindslieden hun Europees hobbyisme in Brussel alleen in de weekenden uitoefenen. Op werkdagen horen zij hier te zijn.

De laatste vraag is simpel en gaat over het punt dat het komend voorzitterschap heel kort van aard is en daarom weinig ruimte lijkt te bieden voor al te ambitieuze projecten. Wat willen de kandidaten nog veranderen tot de volgende verkiezingen en wat niet? Verkiezingen die voor de fractie van de PVV niet snel genoeg kunnen plaatsvinden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. De positie van de voorzitter van de Tweede Kamer is erg belangrijk. De Partij voor de Dieren vindt het belangrijk dat die voorzitter bereid is en in staat is om boven de partijen te staan, en om zich sterk te maken voor een krachtig en goed functionerend parlement. Dat is heel hard nodig, niet alleen vanwege of voor onszelf, maar ook omdat we hier staan als vertegenwoordigers van het volk. Namens de burgers van dit land controleren wij de regering en beslissen wij over wetten en over de manier waarop belastinggeld wordt besteed. En wij dienen ook zelf wetsvoorstellen, initiatiefwetsvoorstellen in als opeenvolgende kabinetten belangrijke onderwerpen laten liggen die wel degelijk leven onder de burgers. Ik dank alle kandidaten voor hun bereidheid om die belangrijke taak van Kamervoorzitter op zich te nemen, en ik dank ze voor hun prachtige brieven.

Ik vind het van belang om te horen hoe zij de rol van voorzitter voor zich zien, in de wetenschap dat er discussies gevoerd worden over de omvang van het parlement en over de financiering van het parlement, in de wetenschap dat Nederland nu al een van de kleinste parlementen van Europa heeft. Ik vind het ook van belang, in de wetenschap dat medewerkers die Kamerleden ondersteunen, niet heel talrijk zijn, en dat er geen grote budgetten beschikbaar zijn om het werk goed te doen. Ik vind het van belang, in de wetenschap dat het voor de individuele partijen moeilijk is om het verhaal te vertellen, om een pleidooi te houden voor een goed functionerend parlement waar dus ook budget bij hoort. Zien de kandidaten het voor zich dat zij als voorzitter kunnen wijzen op die feiten? Kunnen zij een pleidooi houden voor het in ieder geval niet wegcijferen van de belangrijke ondersteuning bij ons werk van volksvertegenwoordiger?

Ik wil ook graag van de kandidaten horen hoe zij de positie van de minderheid in de Kamer willen veiligstellen. Ik doel dus op de positie van kleinere partijen in de Kamer en de instrumenten waar zij op aangewezen zijn, zoals Kamervragen, moties en dertigledendebatten. De voorzitter had het gisteren bij de regeling van werkzaamheden nog over het grote aantal nog in te plannen debatten. 118 waren het er op dat moment meen ik. Ik wil de kandidaten erop wijzen dat die grote stroom van dertigledendebatten slechts een symptoom is van de manier waarop het gaat in de commissies. Daar gunt de meerderheid de minderheid lang niet altijd een commissiedebat in de vorm van een algemeen overleg. Kunnen de kandidaten daarop reflecteren? Op welke wijze zijn zij van plan om het recht van Kamerleden te verdedigen om moties in te dienen? Ik weet dat een aantal kandidaten van mening is dat er altijd te veel moties worden ingediend. Ieder heeft recht op een eigen mening. Iedereen, behalve de voorzitter. Op welke wijze zijn de kandidaten van plan om vol op te komen voor het recht van elk individueel Kamerlid om de Kamer om een uitspraak te vragen?

De agenda van de plenaire zaal is altijd erg vol. Wij hebben de indruk dat het vol zijn van de agenda soms misbruikt wordt door partijen om in plaats van een plenair debat een wetgevingsoverleg over een wetsvoorstel in te laten plannen. Dat gaat in ernstige mate ten koste van de spreektijd van vooral de kleinere fracties. Zeker als een wetsvoorstel ingrijpende gevolgen heeft, verdient het een normale, plenaire behandeling, met voldoende tijd om vragen te stellen en om moties in te dienen. Zijn de kandidaten dat met de Partij voor de Dieren eens en, zo ja, op welke wijze zullen zij zich er als voorzitter voor inzetten om die medewetgevende rol van het parlement goed tot zijn recht te laten komen?

Ik ben ook erg benieuwd naar de opvattingen over de embargoregeling en de informatiepositie van oppositiepartijen. Ook dit jaar was er weer veel gedoe over. De heer Van Raak stond op een gegeven moment elke dag bij de microfoon om te vragen om openbaarmaking van uitgelekte informatie. Wij moeten constateren dat het voor oppositiepartijen ondoenlijk is om in zeer korte tijd de Miljoenennota en alle onderliggende stukken te lezen in voorbereiding op een goed debat. Wij zien dus graag een voorzitter die ervoor zorgt dat alle leden van de Kamer, dus niet alleen de leden van coalitiepartijen en van bevriende oppositiepartijen, op tijd kennis kunnen nemen van alle stukken, opdat er een goed debat gevoerd kan worden. Die embargoregeling is een van de meest in het oog springende voorbeelden hiervan. Meer in zijn algemeenheid gaat het natuurlijk over het niveau en de kwaliteit van informatievoorziening. Zien de kandidaten een rol voor zich weggelegd om bewindspersonen aan te sporen als die informatievoorziening niet tijdig komt of van ondermaats niveau is?

Ik kom op het dualisme en de verhoudingen in het debat. Hoe zien de kandidaten voor zich dat zij omgaan met bewindslieden die — ik zeg het een beetje gechargeerd — bij wijze van spreken uren aan het woord zijn zonder ook maar één keer in te gaan op de gestelde vragen, laat staan dat zij een antwoord formuleren?

Ten slotte wil mijn fractie graag haar waardering uitspreken voor het werk dat de vorige Kamervoorzitters in gang hebben gezet om het werk van het parlement beter toegankelijk te maken en ervoor te zorgen dat burgers goed mee kunnen krijgen wat wij hier doen door debatten te kunnen volgen en stukken na te kunnen lezen. Ik vertrouw erop dat de kandidaten voornemens zijn om dat pad verder te bewandelen. Ik hoor graag een reactie hierop. Voor de Partij voor de Dieren is dit erg belangrijk.

Ik sluit af met het wensen van veel succes aan alle kandidaten bij het beantwoorden van de vragen en bij de verkiezing.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om de vorige Kamervoorzitter te bedanken voor het werk dat zij de afgelopen drie jaar heeft gedaan. Vandaag kiezen wij een Voorzitter uit ons midden. Nimmer is er zo veel aandacht voor een sollicitatie. In het huis van de democratie heeft iedereen nu de mogelijkheid om te zien wie wordt aangesteld. Daarmee lijkt het vandaag of wij een show opvoeren die zo op de buis kan bij RTL. "Holland's Next Kamervoorzitter" zou John de Mol het hebben genoemd. Wie is de beste voorzitter van het land? Wie gaat ons parlement een jaar lang vertegenwoordigen tegenover buitenlandse delegaties? Wie gaat ervoor zorgen dat debatten op een juiste, goede manier worden geleid? Kiezen wij vandaag eigenlijk wel de beste Voorzitter of wordt onze keuze politiek bepaald?

Wij van DENK willen graag onze waardering uitspreken voor alle vier de kandidaat-voorzitters. Welke politieke verschillen er ook tussen ons mogen bestaan, je kandideren voor het Kamervoorzitterschap vereist lef en grote binding met onze parlementaire democratie. De positie van Kamervoorzitter is door sommigen ook wel omschreven als het hoogste ambt van de Staat. Hij of zij is de ambassadeur van onze parlementaire democratie en de beschermer van de rechten van individuele volksvertegenwoordigers. Het is dus allerminst een lichtzinnige opgave.

Nederland heeft vanaf 1815 ongeveer 70 mannelijke Kamervoorzitters op rij gehad. Mevrouw Van Nieuwenhoven doorbrak die traditie in 1998 en werd de eerste vrouwelijke Voorzitter. Dat lijkt het begin van een mooie traditie, want daarna hadden wij met uitzondering van de heer Weisglas met Gerdi Verbeet en Anouchka van Miltenburg weer twee vrouwelijke Kamervoorzitters. Wij juichen deze nieuwe traditie toe, maar wij hopen dat het daarbij niet blijft. De eerste vrouwelijke minister-president, de eerste vrouwelijke minister van Buitenlandse Zaken en de eerste vrouwelijke minister van Financiën laten nog op zich wachten.

De maatschappij verandert. Nederland wordt steeds diverser. Het is belangrijk dat ons parlement mee verandert, dat er in de Tweede Kamer meer ruimte komt voor, of in ieder geval geluisterd wordt naar het geluid van minderheden. Dat is voor ons dan ook een kernpunt bij de keuze van de nieuwe Voorzitter. De nieuwe Voorzitter moet ruimte geven aan kleine fracties, ook als zij door een afsplitsing zijn ontstaan. In het verleden hebben wij wel eens ervaren dat dit niet op de juiste manier gebeurde. Democratie wordt echter juist krachtiger en groter als kleine partijen meer ruimte krijgen. De kern van democratie is dat je opkomt voor het geluid van minderheden. De meerderheid beslist, maar alleen als alle minderheden hun geluid hebben kunnen laten horen. Zonder het geluid van minderheden te willen horen, is democratie niets anders dan een uitgeholde democratie. Die vraag wil ik dan ook graag stellen aan alle vier de kandidaten: gaat u ervoor zorgen dat alle geluiden die in dit parlement aanwezig zijn goed kunnen worden gehoord? Hoe gaat u om met het geluid van kleine fracties? Gaat u alle Kamerleden individueel gelijkwaardig behandelen? Behandelt u kleine fracties op dezelfde manier als grote fracties, of gaat u hierin een dubbele maat hanteren?

Een andere grote uitdaging voor de nieuwe Voorzitter is het herstel van het vertrouwen in onze democratie en in ons parlement. Eind vorig jaar hebben we de ontknoping meegemaakt van een van schimmigste hoofdstukken uit onze parlementaire democratie: de Teevendeal. Het ging niet over banen, maar over shredders. Het ging niet over goed onderwijs, maar over bonnetjes. Het ging niet over veiligheid, maar over duistere deals. Dat heeft het aanzien van ons parlement, van onze democratische rechtsstaat en van onze overheid geen goed gedaan. Dat is bijzonder spijtig. Niet voor niets blijkt keer op keer uit onderzoek dat het vertrouwen in de politiek slinkt. Ik vraag de kandidaten om te reflecteren op de kwestie van het vertrouwen van de burger in het parlement. Denken zij als Voorzitter een rol te kunnen vervullen bij het herwinnen van het vertrouwen van de burger in de politiek? Hoe willen, kunnen en gaan zij voorkomen dat het aanzien van ons parlement keer op keer wordt geschaad?

Dat brengt mij op het volgende punt. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Laten we dat nogmaals onderstrepen. Maar kan daarom alles zomaar gezegd worden in dit huis? Kunnen de kandidaten reflecteren op de vraag waar de grens getrokken dient te worden tussen de vrijheid van meningsuiting en simpelweg fatsoen? Ik krijg daar graag een reactie op.

Per kandidaat zal ik nu een paar korte vragen stellen en een paar korte opmerkingen maken. Ik begin met de heer Elias, want hij zit het dichtst bij mij. Ik val met de deur in huis, mijnheer Elias. Denkt u voldoende draagvlak te hebben onder de ambtelijke organisatie om uw grootse plannen ten aanzien van de verandering en de reorganisatie van de Tweede Kamer te kunnen realiseren? In uw sollicitatiebrief schrijft u dat u de reorganisatie van de ambtelijke organisatie als een van de kerntaken van de Voorzitter ziet. Maar wat vindt u van het feit dat de ambtelijke organisatie niet wordt gehoord bij het kiezen van de Voorzitter? Vindt u dat niet vreemd? Wij willen daar wel een punt van maken. Wij vinden het belangrijk dat mensen die niet gehoord worden een stem krijgen. Daar staan wij voor. Andere kandidaten kunnen wat ons betreft ook op deze vraag reageren.

In de brief van de heer Elias staat ook dat het debat wordt doodgeslagen door informele regeltjes. Dat is een zin die ik met tevredenheid las, maar ik dacht tegelijkertijd aan een aantal woordenwisselingen die ik en een aantal andere kleine partijen met hem hebben gehad over de vraag of wij de mores van de Kamer moeten respecteren. De heer Elias wil Voorzitter worden. Kan hij aan de collega's hier uitleggen wat die mores en die informele regels precies zijn? Hoe verhoudt zijn uitspraak dat kleine fracties die mores moeten respecteren zich tot de zinsnede uit zijn eigen brief over informele regels?

Mijn volgende vraag stel ik aan mevrouw Van Toorenburg. Zij deed tijdens het debat over de raming voor 2016 ferme uitspraken over Kamerleden die zich afsplitsen. De afsplitsing van collega Klein noemde ze "een blamage voor het parlement" en ze sprak over "zetelroof". Ze stelde dat het goed is dat afgesplitste Kamerleden niet dezelfde rechten hebben als de overige fracties. Gaan wij deze overtuigingen terugzien als zij Kamervoorzitter wordt? Daar maken wij ons zorgen over. Krijgen wij dan een tweedeling tussen eersterangs-Kamerleden en tweederangs-Kamerleden? Begrijpt mevrouw Van Toorenburg onze zorgen? Hoe gaat zij daarmee om?

Van mevrouw Van Toorenburg ga ik naar mevrouw Arib. Deze kandidaten hebben een gezamenlijk verleden, want in 2012 gingen zij nog rollebollend met elkaar over Twitter. Termen als "lijkenmentaliteit", "politicusonwaardig" en "leugens" werden door de kandidaten aan elkaar toebedeeld. Ik vraag beide kandidaten om hierop te reageren. Is dit volgens hen parlementair taalgebruik? Of om het maar direct te vragen: kunnen zij na dit incident nog wel een representatieve rol of een voorbeeldfunctie vervullen?

Aan mevrouw Arib wil ik de volgende vraag stellen. In de media gaf zij aan te zullen optreden tegen termen als "nepparlement" en tegen vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog. Ik wist meteen waar zij op doelde. Gaat zij ook optreden tegen uitspraken als "Marokkanen hebben een etnisch monopolie op criminaliteit" en "Je moet lastige Marokkaanse jongeren vernederen voor hun eigen groep"? Ik wil graag weten of mevrouw Arib daar ook tegen gaat optreden. Waar legt zij precies de grens? Wij vinden verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog wel gepast. We moeten immers van het verleden leren; daar is geschiedenis voor bedoeld. Er zijn opvallende paralellen tussen de positie van joden voor de Tweede Wereldoorlog en de positie van moslims nu. "Nooit meer" luidt de bekende uitspraak over de Holocaust, maar daarmee werd niet bedoeld dat we er nooit meer over mochten praten. Ik krijg graag een reactie van mevrouw Arib op deze historische vergelijking.

Tot slot kom ik op de heer Bosma. In de debatten die hij tot nu toe als ondervoorzitter heeft geleid, maakte hij een prettige, bekwame en neutrale indruk. De grote vraag aan hem is hoe hij zal omgaan met de uitspraken van zijn eigen voorman, wanneer die bijvoorbeeld tegen de minister-president "doe eens ff normaal" zegt, wanneer hij hoofddoeken "kopvodden" noemt, wanneer hij het parlement "een nepparlement" noemt en ga zo maar door. Graag krijg ik hierop een reactie.

Tot zover mijn vragen aan de kandidaten. Wij willen ook een aantal suggesties meegeven aan hen. Wellicht staan de regeltjes deze suggesties niet toe, maar aan de hand hiervan zullen wij hun potentie om buiten de kaders te kunnen denken, beoordelen.

De eerste suggestie. Elke kandidaat heeft zijn sterke en minder sterke punten. Dat maakt het maken van een keuze soms lastig. Je zou eigenlijk willen dat de kwaliteiten en potenties volop benut worden. Is er misschien ruimte voor een duovoorzitterschap, waarbij de ene Voorzitter het takenpakket van ceremoniële aard krijgt en het gezicht wordt van ons parlement bij officiële gelegenheden en de andere Voorzitter een technische voorzitter is bij Kamerdebatten die de debatten op een goede manier leidt? Ik zie de heer Bosma al gebaren dat dit er vier moeten zijn, maar twee lijkt mij voldoende: een duo.

De tweede suggestie. Nederland heeft een duaal stelsel. De onafhankelijkheid van de Kamer ten opzichte van de regering wordt sterker wanneer de Voorzitter lid is van een oppositiepartij. Zou het niet beter zijn als alleen oppositiepartijen kandidaten kunnen leveren? Wie zijn het meest onafhankelijk? Dat zijn juist de kleine partijen. Immers, hoe minder zetels, hoe minder macht. Hoe minder macht, hoe meer onafhankelijkheid ten opzichte van de regering en het belang van de eigen politieke fractie. Ik eindig dus zoals ik begonnen ben. Kleine partijen zijn cruciaal voor de democratie en zijn een cruciale tegenkracht. Democratie wordt groter op het moment dat kleine partijen meer ruimte krijgen.

Ik rond af, maar niet dan nadat ik mijn dank heb uitgesproken aan mevrouw Arib voor het waarnemen van het voorzitterschap tijdens de hectische dagen voor het reces. Ik wens de aankomend Voorzitter, wie het dan ook moge worden, alvast veel geluk en wijsheid toe bij het uitvoeren van deze belangrijke en eervolle taak.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Liefst vier kandidaten hebben zich gemeld voor het voorzitterschap van de Tweede Kamer, maar het is eigenlijk vier keer niks.

Allereerst mevrouw Arib. Bij de vorige verkiezing van de Kamervoorzitter sprak ik mij al uit tegen haar dubbele nationaliteit. Die kan leiden tot conflicterende belangen. Een Marokkaanse Kamervoorzitter die opgetreden heeft als adviseur van de Marokkaanse koning, heeft niet onze voorkeur.

Dan de heer Elias. Wij denken niet dat Nederland weer zit te wachten op een VVD'er met een grote mond. Gewoon liever niet.

Net als de huidige kandidaten uit het Presidium wilde ook mevrouw Van Toorenburg de spreektijden en financiën van de kleine fracties beperken. Zij trad vorig jaar vol dedain op tijdens het debat over de Raming. Van afgesplitste Kamerleden moesten eigenlijk tweederangs-Kamerleden worden gemaakt. Wij steunen natuurlijk geen kandidaten die enkel dienstbaar zijn aan de grotere fracties.

Ten slotte de heer Bosma. Bij ons staat hij níét bekend om zijn onpartijdigheid. Zo draaide hij tijdens een debat over de EU mijn microfoon dicht tijdens een interruptie op PVV-woordvoerder Beertema. De reden was dat ik kritisch was over de samenwerking van zijn partij met Le Pen senior, die zich wederom antisemitisch had uitgelaten. Aan een Kamervoorzitter met gekleurde, nare trekjes hebben we niets.

Voorzitter. U hoort het al. Over alle vier de kandidaten zijn we niet positief. Ik zeg dan ook vandaag tegen dit gezelschap: op onze stem hoeven jullie niet te rekenen!

De voorzitter:

Hartelijk dank. U hebt uw inbreng gebruikt om een stemverklaring af te leggen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Precies!

De voorzitter:

Dat is uw goed recht.

Het woord is aan mevrouw Kuiken van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Dit is een bijzondere procedure. Het is eigenlijk een openbaar sollicitatiegesprek waarbij heel Nederland kan meekijken, althans wie daarin is geïnteresseerd. Daar is veel moed voor nodig. Daarom spreek ik mijn waardering uit voor de kandidaten; ik dank hen voor het feit dat zij zich kandidaat hebben gesteld.

Dit betreft een belangrijke functie. De Kamervoorzitter is een boegbeeld van Nederland, de samenleving en het parlement. Hij of zij is, samen met al die fantastische medewerkers, de hoeder van onze democratische spelregels en een ambassadeur in de samenleving en de wereld. Het is een belangrijk en eervol ambt.

Mijn eerste vraag aan alle kandidaten is algemeen, maar belangrijk. Hoe gaat de kandidaat zijn of haar voorzitterschap straks vervullen? Kan hij of zij worden gekenmerkt als strak of juist als iemand die ruimte geeft? Hoe ziet hij of zij de samenwerking met de Eerste Kamer? Hoe ziet hij of zij zijn of haar rol in relatie tot de omgangsvormen in de Tweede Kamer? Andere woordvoerders hebben hier al aan gerefereerd.

De Kamervoorzitter heeft ook een belangrijke representatieve functie naar de samenleving, maatschappelijke organisaties en het buitenland. Ik hoor graag van de kandidaten op welke wijze zij die rol zullen invullen.

Ik heb op alfabetische volgorde een aantal specifieke vragen aan de kandidaten. Ik begin met mevrouw Arib. Zij is inmiddels drie jaar eerste ondervoorzitter. Wat heeft zij daarvan geleerd? Wat wil zij aan de Tweede Kamer meegeven? Wat kan zij naar haar mening verbeteren, zowel aan zichzelf als aan het proces dat wij in de Kamer kennen?

Ik vraag aan de heer Bosma waarom hij voorzitter wil worden van een parlement waarover hij in verschillende gedaantes met minachting heeft gesproken. Sterker nog, waarom wil hij voorzitter worden van een parlement waarin ook mensen zitten die behoren tot groepen van de samenleving waarover hij zich minachtend heeft uitgelaten? Gaan die twee rollen samen?

Ik ken de heer Elias al lange tijd. Ik ken hem als iemand die houdt van vernieuwing en daadkracht. Welke vernieuwing wil hij in de Tweede Kamer doorvoeren? Hoe kijkt hij naar de positie van de kleinere fracties in de Tweede Kamer?

Mevrouw Van Toorenburg heeft veel ervaring, maar zij heeft geen ervaring met voorzitten in de plenaire zaal, althans niet in die mate als de andere kandidaten. Wij weten allemaal dat het een bepaalde tijd van inwerken vergt om dit op een goede manier te doen. De tijd die nog rest tot de verkiezingen is beperkt. Waarom denkt zij dat zij dit beter kan dan de andere kandidaten?

Ik heb al gezegd dat dit een belangrijke functie betreft. Ik heb veel waardering voor de kandidaten die hun nek uitsteken door zich kandidaat te stellen. Ik kijk uit naar hun antwoorden. Ik hoop dat die een beetje humor zullen bevatten. Ik wens alle kandidaten in ieder geval veel succes.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst dank ik namens de fractie van de ChristenUnie Anouchka van Miltenburg voor haar werk en inzet tijdens haar voorzitterschap in de afgelopen drie jaar. Zij moest op veel borden tegelijk schaken en zij moest veel ballen in de lucht houden. Dit alles onder het vergrootglas van de media. Het is net voetballen: iedereen weet hoe het moet, maar als je het zelf moet doen, valt het vaak niet mee. Nogmaals, Anouchka, bedankt.

Ik spreek ook een woord van dank uit aan de collega's die bereid zijn zich vandaag kandidaat te stellen. De strijd aangaan is moedig. Onze waardering daarvoor. Er zijn verschillende kandidaten, en dat geeft ons iets te kiezen. Tegelijkertijd is het maar voor één jaar. Drie van de vier kandidaten zijn mede presidiumleden. Dat had zijn voor- en nadelen in de soms spannende vergaderingen die wij hebben gehad. Daarover klap ik niet uit de school, want anders krijg ik met de commissie-Schouten te maken, en dat wil ik niet. Voor elke kandidaat heb ik een aantal vragen, vooral naar aanleiding van hun brieven, waarvoor ik hen dank.

Ik richt mij allereerst tot de heer Bosma. Uw brief is het kortst, het bondigst en to the point. Als voorzitter is de kern van uw inzet, uw ambitie voor de Kamer, dat de Kamer veel meer een leeuw wordt. Ik neem aan dat u daarmee niet meer gebrul bedoelt. Waarschijnlijk doelt u op de doorzettingsmacht van de Kamer. Hoe wilt u de bevoegdheden van de Kamer verruimen of vergroten in de periode van ruim een jaar die nog voor ons ligt? Graag hoor ik een toelichting op dit punt.

Hoe kijkt u aan tegen de omgangsvormen in de Kamer? Bent u tevreden met de ontwikkelingen van de laatste jaren? In vergelijking met de voorgaande jaren nam het onparlementaire taalgebruik sterk toe.

De cruciale vraag is voor ons waarom u Kamervoorzitter wilt worden nu uw eigen voorman de Kamer een nepparlement noemt. Zult u als voorzitter de professionaliteit hebben om de geloofwaardigheid van de Kamer hoog te houden en uw fractievoorzitter de wacht aan te zeggen als hij de Kamer weer met eenzelfde soort termen beschrijft? Bent u bereid om als vertegenwoordiger van de Kamer staatshoofden te ontvangen die voor uw fractie controversieel zijn? Ik noem de Turkse premier, het staatshoofd van Saudi-Arabië en zelfs de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Juncker.

Hoe kijkt u aan tegen het spreekrecht van kleinere partijen? Is dat voldoende of op dit moment te groot? Hoe kijkt u aan tegen de kandidatuur van uw medekandidaten? Deelt u de mening van uw fractie dat een dubbele nationaliteit hen diskwalificeert? Graag hoor ik daarop een reactie.

Mevrouw Van Toorenburg, u hebt een indrukwekkend cv. De andere kandidaten hebben een ruimere ervaring met het voorzitten van de Kamer. Welke ervaring hebt u, anders dan in de Fyra-commissie, met het voorzitten van commissies, van raden of van besturen? Kunt u daar wat over zeggen?

U zegt van uzelf dat u nogal direct kunt zijn. Hoe uit zich dat? Welke risico's brengt dat met zich voor het voorzitterschap? U zult zich ervoor inzetten om de verschillende geluiden tot hun recht te laten komen. Hoe gaat u dat concreet doen? Hoe denkt u bijvoorbeeld over het huidige spreekrecht van de kleinere partijen?

Wat gaat u in de resterende tijd doen om, zoals u zegt, de controlerende taak van de Kamer te versterken, opdat minder WOB-verzoeken van derden nodig zijn?

Mijnheer Elias, u hebt de langste brief geschreven, maar er zijn wel de nodige ambities. U wilt het debat meer verlevendigen. Dat kan soms meer tijd kosten. Dat kan resulteren in het uitlopen van vergaderingen. Hoe gaat u dat met elkaar verenigen? Als je een levendig debat wilt, moet je mensen soms ook de mogelijkheid geven om door te kunnen vragen.

Het debat moet met argumenten worden gevoerd, zegt u. U bent van plan om, als er toespelingen worden gemaakt op de persoon, daar telkens iets van te zeggen. Klopt dat? Wilt u dat ook? Bij welke toespelingen gaat u ingrijpen? U hoeft natuurlijk geen concrete voorbeelden te noemen, maar er is natuurlijk een balans tussen wat een persoon zegt en de inhoud van zijn fractie. Graag hoor ik daarop een reactie. U zegt uw partijkaart thuis te moeten houden als Voorzitter, maar u hebt tegelijkertijd over veel zaken ook een uitgesproken mening, wat u siert als parlementariër. Hoe zwaar zal het u vallen om straks, zoals u zelf beschrijft, geen andere mening te mogen hebben dan die van de meerderheid van de Kamer? Vindt u de spreektijden van de kleine partijen en de grotere partijen nu in balans? Graag krijg ik een toelichting op dat punt.

Ten slotte richt ik mij tot mevrouw Arib. U zegt in uw brief dat u erop zult letten dat de minderheidsstandpunten worden gehoord. Dat is volgens u een belangrijke waarde in onze democratie. Vindt u dat dit op dit moment te weinig gebeurt? Hoe wilt u dit verder verbeteren?

U constateert terecht dat informatie niet altijd tijdig aan de Kamer wordt verstrekt. Kamerleden van de oppositie- en de coalitiepartijen moeten evenredig kunnen beschikken over dezelfde informatie. Te vaak, zegt u, gaat het hier mis. Hoe gaat u dat concreet verbeteren en daarop toezien? Hoe zou u het debat in de Kamer meer willen verlevendigen? Hebt u daar ook concrete ideeën over? Hoe ziet u uw rol als bewaker van de Kamer als instituut en als staatkundige macht tegenover die van het kabinet, nu u ook een vertegenwoordiger bent van een coalitiepartij?

Voorzitter, ik rond af. Ik wacht de antwoorden met belangstelling af en ik wens alle kandidaten veel succes.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Voorzitter. In mijn fractie is dit een vrije kwestie. Ik ben een zwevende kiezer, dus dat wordt spannend. Ik bedank alle vier de kandidaten dat zij hun nek durven uit te steken door hier te solliciteren. Het is een open speelveld. Ik zeg u oprecht dat ik mijn keuze nadrukkelijk nog niet gemaakt heb. Ik wijs de vier kandidaten er wel op dat vandaag letterlijk elke stem telt, dus ik verwacht serieuze antwoorden op mijn vragen. Ik heb er voor elke kandidaat twee, gebaseerd op de ingestuurde brieven.

Ik richt mij in willekeurige volgorde tot de kandidaten. Mijnheer Elias, in de tweede alinea van uw sollicitatiebrief schrijft u het volgende. "Als het fenomeen "interrupties in tweeën" wordt misbruikt door tot twee keer toe geen antwoord te geven (maakt niet uit of dit nu een geïnterrumpeerde in vak K of achter het spreekgestoelte voor Kamerleden betreft) moet er doorgevraagd kunnen worden (…). We voeren immers een debat en het echte antwoord moet op tafel komen."

Mijnheer Elias, deze opmerking verbaast mij vanuit het oogpunt van staatsrechtelijke verhoudingen. Het is duidelijk dat iemand in vak-K als lid van het kabinet altijd moet antwoorden, omdat het parlement de regering controleert. Voor Kamerleden echter geldt de stelregel dat zij over hun eigen antwoord gaan, ook als zij verkiezen te zwijgen. Het is dan later aan kiezers of aan fracties om al dan niet met zo'n Kamerlid af te rekenen. Mijn vraag aan u is dus hoe ik de reikwijdte van uw opmerking over Kamerleden moet inschatten.

Verder merkt u in de eerste alinea en aan het einde van de vierde alinea op dat u zo fair en eerlijk mogelijk wilt opereren, en dat standpunten van alle vertegenwoordigde partijen dienen te worden gerespecteerd. In het licht van het feit dat u in het Presidium een van de drijvende krachten bent achter het inperken van de rechten van afsplitsingen, vraag ik u wat die "vertegenwoordigde partijen" in de zin van uw sollicitatiebrief zijn. Daarop krijg ik graag een antwoord.

Dan richt ik mij tot de heer Bosma. Mijnheer Bosma, de Grondwet noch de Kieswet maakt onderscheid in soorten Kamerleden. De woorden "fractie" of "fractievoorzitter" bestaan wettelijk niet. Ik heb daarom de stellige overtuiging dat elk zittend Kamerlid zijn parlementaire rechten moet kunnen uitoefenen. Desondanks merk ik dat ik zelf bij VAO's een spreektijd van 20 of 30 seconden heb. Als de Voorzitter deze tijd strikt hanteert, is het in de praktijk meestal niet mogelijk om ook maar één motie in te dienen en juist dat is een aantasting van de grondwettelijke rechten van een Kamerlid. Nu hanteert niet elke voorzitter die tijd rigide en kun je zo'n motie toch oplezen, maar wanneer u voorzitter bent, is het telkens toch weer een struggle for life, een gevecht om zo'n motie te mogen oplezen. Daarom heb ik de volgende vraag aan u. Mocht ik op u stemmen, bent u dan voortaan bereid in debatten met een sterk beperkte spreektijd iets soepeler om te gaan met die spreektijd, zodat ook een afgesplitst Kamerlid ten minste één motie kan indienen? Deze vraag is ook voor mevrouw Van Toorenburg.

Mijn tweede vraag aan de heer Bosma is een gewetensvraag. Stel dat de heer Frans Timmermans en bijvoorbeeld de heer Erdogan een beleefdheids- en kennismakingsbezoek brengen aan Nederland en daarbij de Tweede Kamer bezoeken, hoe bejegent u deze grote vrienden van de PVV dan? Bent u dan in staat om boven uw fractiegevoelens uit te stijgen en hen te bejegenen als een neutrale voorzitter?

Dan kom ik bij de vragen voor mevrouw Van Toorenburg. Onder aan uw brief staat: Dr. mr. Madeleine M. van Toorenburg. U bent consequent, want dit past bij de formele insteek van uw brief. Wat belooft dit voor uw stijl van voorzitterschap? Wordt die ook formeel? Als dat zo is, wordt het misschien moeilijk om de aandacht erbij te houden in een lang debat. Dan gaan mensen weer zappen en knikkebollen. Ik krijg graag uw antwoord op mijn vraag waarom u voor zo'n formele toon hebt gekozen in deze brief.

In de vierde alinea van uw brief schrijft u dat u de informatiepositie van ons parlement nadrukkelijk zult bewaken. Dat klinkt mij als muziek in de oren, maar ik hoor graag hoe u dat in de praktijk gaat bewerkstelligen.

Dan kom ik bij mevrouw Arib. Mevrouw Arib, complimenten voor uw brief. Ik vond die de best leesbare. U was ook de enige die in zijn brief voorganger mevrouw Van Miltenburg even memoreerde. Dat vind ik wel zo sportief. U schrijft onderaan uw brief dat het debat over de procedure het debat over de inhoud verdringt. In de huiskamer vraagt men zich af waar het over gaat, schrijft u. U vindt dat zorgelijk en daar wilt u verandering in aanbrengen. Dat vind ik een nobel streven maar ook hier vind ik het wel wat gemakkelijk gezegd. Hoe gaat u dat precies veranderen in de praktijk als u dadelijk voorzitter bent? Kunt u daar dieper op ingaan?

Ook voor mevrouw Arib heb ik een gewetensvraag die ik toch graag wil stellen. Wat vindt zij van de stelling dat mensen met Marokkaanse wortels die in Nederland wonen voor 100% zelf over hun leven zouden moeten gaan en dat de koning van Marokko daar helemaal niets over te zeggen zou moeten hebben? Graag hoor ik hierop het commentaar van mevrouw Arib.

Dan heb ik nog een slotvraag aan alle vier de kandidaten. De Tweede Kamer is ook medewetgever maar het aantal initiatiefwetsvoorstellen vind ik nogal tegenvallen. Hoe gaat de nieuwe voorzitter de komende periode proberen hieraan een impuls te geven, vooropgesteld dat ze het ermee eens zijn dat het aantal nogal tegenvalt?

Voorzitter. Hier houd ik het even bij.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Als gelegenheidsvoorzitter zeg ik dan maar even dat de levendige inbreng van de Kamerleden ook nog wel eens wil helpen bij de perceptie van het debat, waarvoor hartelijk dank.

Het woord is vervolgens aan de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Het debat dat we nu voeren is bijzonder, bijzonder vooral omdat we na het terugtreden van mevrouw Van Miltenburg tussentijds een nieuwe Kamervoorzitter moeten kiezen. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om mevrouw Van Miltenburg, collega Van Miltenburg hartelijk te bedanken voor haar tomeloze inzet om het voorzitterschap naar eer en geweten waar te nemen. Dank!

Het is de 60ste voorzitter sinds 1815, nu ruim 200 jaar geleden. Sommigen van die voorzitters maakten meerdere periodes vol. Ik hoorde mevrouw Van Tongeren zeggen dat het om de 72ste ging maar het gaat om de 73ste als je ze allemaal successievelijk neemt. Dus we hebben allebei gelijk, zal ik maar zeggen. Nu al staat vast dat dit Kamervoorzitterschap van korte duur zal zijn, namelijk maximaal een jaar, als er tenminste tussentijds geen politieke brokken worden gemaakt, want in dat geval zou de voorzitter met een beetje pech weleens de kortst zittende voorzitter worden; dat laatste is ook altijd goed voor een vermelding in een of andere quiz of zoiets maar dat is niet de ambitie die uit de brieven spreekt. Maar wie weet, misschien blijkt degene die vandaag uit de stembus rolt, zo'n talent te zijn dat hij of zij als die bij de volgende verkiezingen opnieuw als Kamerlid wordt verkozen, ook nog eens een herverkiezing tegemoet mag zien.

Hoe dat loopt moeten we afwachten maar het feit dat we spreken over een soort interim-voorzitter geeft al direct aan dat grote ambities op dit moment niet aan de orde kunnen zijn. Ik moet alle vier de kandidaten complimenteren; in de sollicitatiebrieven geven ze duidelijk blijk van een grote mate van realiteitszin. Ze blaken ook van zelfvertrouwen, maar dat hoort er natuurlijk ook bij. Nuchter de ambities onder ogen ziend, merk ik bij alle vier eigenlijk twee dingen, namelijk het in goede banen leiden van het debat en het zorgdragen voor de net gereorganiseerde ambtelijke ondersteuning van de Kamer.

De SGP-fractie wil op dit moment twee punten in de richting van de vier kandidaten aan de orde stellen en daarna heeft zij voor elk van de kandidaten nog een specifieke vraag.

Ten eerste de "interruptiemanie". Voordat u verschrikt in mijn richting kijkt met de vraag of de SGP nu ook al met sterke woorden begint, wijs ik erop dat dit een citaat betreft uit de Handelingen van 1911. Toen werd al gesproken over de interruptiemanie. Het Reglement van Orde is kort en zakelijk op dit punt. Artikel 57: de voorzitter kan interrupties toelaten. De tweede zin: deze dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding. Toen ik dit pas geleden nog eens las, moest ik mijn ogen even uitwrijven en mijzelf ook even in de arm knijpen of ik het altijd wel goed gedaan had, maar het stond er toch echt: korte opmerkingen en vragen zonder inleiding. Ik heb de volgende vraag voor de vier kandidaten: hoe gaat u, mocht u gekozen zijn, hiermee om? Laat u interrupties toe? Op basis van dit artikel staat u al heel sterk als u direct afkapt als het om meer dan drie zinnen gaat. Of kijkt u daar anders tegenaan? Ik ben heel benieuwd naar de reacties op dit punt.

Het tweede punt gaat over de ordehandhaving bij onparlementair taalgebruik, opruiing of schending van de geheimhouding. Ik heb wederom het Reglement van Orde bekeken. Dit wordt in drie bepalingen aan de orde gesteld, te weten in de artikelen 58, 59 en 60, en dat gaat in de volgorde van kwaad tot erger. De eerste bepaling betreft een waarschuwing, de tweede bepaling betreft ontneming van het woord en de derde bepaling betreft uitzetting. Dat laatste is in mijn korte Kamercarrière nog niet voorgevallen, maar wie weet wat ons nog te wachten staat met een nieuw bewind. Opvallend is dat een eenvoudige waarschuwing naar de letter van het Reglement van Orde een plicht is van de voorzitter. De andere bepalingen zijn kanbepalingen. Dan kán de voorzitter daar gebruik van maken.

Met deze wetenschap in het achterhoofd zou ik de kandidaten de volgende casus willen voorleggen. Ik onderstreep dat het hierbij gaat om een volstrekt theoretische casus. Wat doet u concreet als op dit spreekgestoelte een spreker zijn bijdrage aan het debat als volgt begint? "Mevrouw of mijnheer de voorzitter. Psychologen, biologen, etymologen, neurologen; ze hebben jarenlang gezocht naar een echte grote hersenloze onbenul. Wat is dat nou precies? Hoe ziet hij eruit? Wat doet hij? Wel, zojuist is dat raadsel opgelost. De grootste onbenul die ooit een gezicht heeft gekregen, daar zit hij: de voorgaande spreker!" Nogmaals, dit is een volstrekt theoretische casus.

(Hilariteit)

De voorzitter:

Ik denk dat iedereen blij is dat u dat nog even hebt benadrukt. Maar gaat u vooral verder met uw betoog.

De heer Bisschop (SGP):

En dat die spreker er dan ook nog aan toevoegt: tenminste, dat vind ik.

De voorzitter:

Hier kan geen sprake zijn van een persoonlijk feit, omdat het een volstrekt aselecte casus was. Ik zie dat de heer Van Vliet wil interrumperen.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik heb altijd geweten dat de heer Bisschop een beetje uit de toon viel bij de protestante SGP, maar de Kamer moet vooral weten dat ik in de afgelopen tijd een vriendschappelijke lunch had met de SGP. Dus ik denk dat het toch wel goed komt.

De heer Bisschop (SGP):

Wij gaan daar nog gewoon een vervolg aan geven. Nee hoor, ik wist het. Daarom zei ik ook dat het een volstrekt theoretisch geval is. Maar het is hopelijk wel een mooie casus waar de vier kandidaten hun tanden in kunnen zetten.

Ik heb ten slotte nog vragen aan de individuele kandidaten naar aanleiding van hun brieven. Mevrouw Arib schrijft heel stellig dat de rol van de Kamervoorzitter dienend is. Dat begrijp ik en dat waardeer ik ook. De Kamervoorzitter is in de praktijk altijd ondergeschikt aan het Reglement van Orde, en bij een multi-interpretabel artikel aan de helft plus een. Maar de Kamervoorzitter heeft toch ook een sturende rol, ook in het politieke proces? Hoe kijkt mevrouw Arib daar tegenaan?

De brief van de heer Bosma spreekt mij als historicus alleen al aan, omdat hij daarin maar liefst 552 jaar teruggaat in de geschiedenis en daarmee blijk geeft van het besef dat we in een rijke en mooie traditie staan. Positief is dat in zijn brief ook het woord "dualisme" staat. Aan hem de vraag: hoe wilt u als voorzitter van de Kamer — in de woorden van de door hem geciteerde oud-voorzitter Vondeling — de Kamer leeuw maken en tegelijkertijd ook die leeuw gekooid houden?

Collega Elias heeft een enthousiaste brief geschreven waarin de termen "onafhankelijk" en "bovenpartijdig" mij deugd doen. Waar zijn prioriteit ligt, moge helder zijn: van punt 1 t/m 3 voorzitten. Waar hij heel expliciet op ingaat, is de interruptiehonger. Hij zegt terecht: er moet doorgevraagd kunnen worden als er geen antwoord wordt gegeven. Maar een zin daarna volgt de passage: als er steeds hetzelfde zinloze zijpad in interrupties ingeslagen wordt, moet de voorzitter afkappen. Aan hem stel ik de vraag: kunt u nu eens helder definiëren wanneer er voor u sprake is van een zinloos zijpad, behalve dat dit dan mooi allitereert?

Ten slotte mevrouw Van Toorenburg. Zij noemt als enige de voorbeeldrol van de Tweede Kamer. Dat doet me goed. Alleen werkt zij dat begrip slechts uit als het gaat om de informatiepositie van de Kamer. Het blijft een beetje onderbelicht hoe zij dat ziet in de stoel, dus bij het leiden van debatten. Daarom zou ik van haar graag horen hoe zij, mocht zij gekozen worden, concreet inhoud denkt te geven aan de voorbeeldrol van de Kamer tijdens debatten.

Wie van de kandidaten ook gekozen wordt, de SGP dankt hen in ieder geval allen voor de bereidheid om zich te kandideren en ziet met belangstelling ook hun reacties tegemoet.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Wanneer je buiten deze Kamer solliciteert, hoeft niemand dat te weten. Je stuurt een e-mail, je wordt al dan niet uitgenodigd voor een gesprek en of je de baan nu wel of niet krijgt, dat staat vervolgens niet in de krant.

Hoe anders is het hier. Je sollicitatiebrief is openbaar, je loopt als kandidaat door een haag van camera's en journalisten. "Waarom moet u het worden?", wordt dan aan je gevraagd. Voor de winnaar straks, bereid je alvast voor op de vraag: "Hoe voelt u zich nu?" En aan de hand van de profielschets word je publiekelijk langs de meetlat gelegd.

Complimenten daarom van de CDA-fractie voor de vier kandidaten die zich beschikbaar hebben gesteld voor het voorzitterschap van onze Kamer. Een positie die in het middelpunt van de belangstelling staat. Alle schijnwerpers zijn erop gericht. Een positie waarin je zowel Voorzitter, boegbeeld als bestuurder bent. Van een Voorzitter wordt verwacht tactvol maar met overtuiging sturend te zijn, opdat het parlementaire proces, de medewerkers van de Kamerorganisatie en de beelddragers naar buiten toe zo goed mogelijk hun werk kunnen doen en de Tweede Kamer volledig tot haar recht komt in de rol die ze grondwettelijk speelt. Er wordt dus veel gevraagd: leiding geven aan vergaderingen, het gezicht naar buiten zijn, tactvol maar overtuigend zijn en natuurlijk gezag uitstralen.

Dat vraagt veel, heel veel, van een Voorzitter. Allereerst van onbesproken gedrag en integer zijn, maar ook zich dienstbaar kunnen opstellen ten aanzien van het constitutioneel proces. Het gaat niet om de persoon van de Voorzitter maar om de waardigheid van de functie.

Mijn vraag aan de kandidaten is dan ook: hoe gaat u daar invulling aan geven en bent u bereid en is staat die dienstbare rol naar behoren te vervullen?

Laat ik duidelijk zijn, wij — het CDA — willen geen fratsen in de Kamer. Het debat moet inhoudelijk en op het scherpst van de snede kunnen worden gevoerd, maar ik zeg erbij: met inachtneming van respect en fatsoen. Wat gaan de kandidaten doen om deze regels, deze grondtonen van respect en fatsoen, te handhaven?

Dan vak K op andere momenten dan vandaag. Bewindslieden zijn in de Tweede Kamer te gast en ze dienen de Kamer te informeren, ook als dat lastig is. De informatieplicht aan de Tweede Kamer is de basis van de vertrouwensregel tussen parlement en regering. Dat betekent dat een Voorzitter erop moet toezien dat bewindslieden ook antwoord geven op vragen van de leden.

Op welke wijze gaan de kandidaten hier nu invulling aan geven? We hebben de laatste tijd namelijk te vaak gezien dat er op heel veel vragen geen antwoorden komen of dat op basis van WOB-verzoeken uiteindelijk de informatie tot ons komt.

Hiermee verband houdend is ook de gang van zaken rondom Prinsjesdag een terugkerende ergernis. Welke positie neemt u als Voorzitter hierbij in?

De uitholling van die informatiepositie gaat uiteraard ook verder, zoals het eerder uitgeven van persberichten door bewindslieden dan de Kamer te informeren, of, zoals ik net al zei, het weigeren van informatie aan de Tweede Kamer die dan uiteindelijk via een WOB-procedure van een journalist of een betrokken burger alsnog boven water komt.

De nieuwe Voorzitter dient op dit punt pal voor de positie van de Kamer te staan. Hoe gaan de kandidaten hieraan invulling geven? Erkennen zij hier volmondig dat de wijze waarop het het afgelopen jaar is gegaan onacceptabel en niet voor herhaling vatbaar is en dat ze van alles, maar dan ook van alles, zullen doen om de positie en de waardigheid van de Kamer op dit punt te beschermen?

De taakopgave is in tijd beperkt, nog veertien maanden, maar in omvang uitgebreid. Het EU-voorzitterschap, de voorbereiding voor de verkiezingen, de uitvoering van het ABD-rapport over de ambtelijke organisatie en niet te vergeten de op handen zijnde verbouwing. Onze vraag aan alle vier de kandidaten is dan ook: hoe gaan zij hier invulling aan geven in de relatief korte tijd, de veertien maanden, die hun rest? Waar gaan zij hun prioriteit leggen?

Een vraag die eveneens in openbaarheid gesteld moet worden, is: zijn er zaken uit het verleden van kandidaten die een sta-in-de-weg kunnen zijn voor hun functioneren en de waardigheid van het ambt? Wij willen hier ook graag een heel duidelijke reactie op van alle vier de kandidaten.

Het CDA ziet graag een Voorzitter die met natuurlijk overwicht, gevoel voor het juiste moment en het vermogen om boven partijen te staan invulling geeft aan het gezag en de waardigheid van de Tweede Kamer, een Voorzitter die in een ruim tweehonderdjarige traditie komt te staan van Voorzitters die in het verleden invulling hebben gegeven aan de belangrijke taak van het voorzitterschap. Het zal u niet verbazen dat de CDA-fractie met gepaste trots naar mevrouw Van Toorenburg kijkt. Het is van groot belang om hier vandaag over te debatteren. Ik hoop dan ook oprecht dat het debat ertoe leidt dat de Kamer met ingang van de late namiddag of de avond een Voorzitter krijgt die in staat is om ons door deze onrustige tijden te loodsen.

Ik sluit af met dank te zeggen aan de vorige Voorzitter, Anouchka Van Miltenburg, voor het voorzitten van onze Tweede Kamer en het leiding geven aan al die mensen behorende bij de Kamerorganisatie, die ons mede in staat stellen ons werk te doen.

Mevrouw Van Ark (VVD):

Mevrouw de voorzitter. We hebben vandaag een bijzonder debat; de collega's voor mij hebben het al aangestipt. In vak-K zitten vier kandidaten. Alle vier kunnen zij getypeerd worden als gedreven en ambitieuze politici die van wanten weten. Zij verdienen allen een compliment voor het feit dat zij zich hebben opgeworpen om onze Voorzitter te worden. Het betreft vier heel verschillende mensen. Er valt dus echt wat te kiezen vandaag. Dat is voor het huis van de democratie alleen maar goed. Wij kiezen vandaag wel een Voorzitter die geen volledige periode Voorzitter is. Dat is een feit waarmee wij moeten omgaan. Ik wil hier dan ook een groot woord van dank uitspreken aan de voormalig Voorzitter voor het vele werk van de afgelopen jaren, achter en voor de schermen. Dankjewel, Anouchka!

De nieuwe Voorzitter springt op een rijdende trein. De VVD beoordeelt de nieuwe Voorzitter op geschiktheid voor de drie belangrijke categorieën werkzaamheden waaruit het voorzitterschap bestaat: het extern vertegenwoordigen van het parlement, het intern voorzitten van de debatten en het aansturen van de Kamerorganisatie. Dat zijn drie componenten die weliswaar niet alle drie even zichtbaar zijn, maar die wat betreft het belang wel nevengeschikt zijn. Er zijn al vele vragen gesteld aan mijn collega's. Ook ik heb een aantal vragen aan elk van de kandidaten over deze drie categorieën werkzaamheden. Het is voor de VVD van belang om te zien hoe zij hun aandacht over die drie categorieën verdelen. Daarnaast heb ik een paar vragen voor alle vier de kandidaten.

Ik ga de kandidaten langs in de volgorde waarin zij zich gekandideerd hebben, te beginnen met mevrouw Arib. Zij heeft haar belangstelling voor de functie van Kamervoorzitter snel kenbaar gemaakt, gelukkig nog voorafgaand aan het kerstreces, zodat wij ons konden voorbereiden. In de afgelopen weken hebben we haar motivatie dan ook uitgebreid op televisie en in de kranten kunnen vernemen. Zo heeft zij meerdere malen aangegeven dat bepaalde zaken die zich in het verleden hebben voorgedaan en die tot discussie hebben geleid, onder haar leiding anders zouden zijn aangepakt. Ik doel bijvoorbeeld op de uitspraak van de PVV dat dit parlement een nepparlement zou zijn. Maar hoe ziet zij uitspraken zoals deze in relatie tot het belangrijke grondrecht van parlementariërs, namelijk de vrijheid van meningsuiting? Mevrouw Arib heeft aangegeven dergelijke kwalificaties niet acceptabel te vinden, maar voor welke woorden geldt dat dan nog meer? Heeft zij een lijst van woorden die zij niet toelaatbaar vindt in de plenaire zaal? Mag "fopparlement" wel of mag "rotparlement" niet? Zou je in deze zaal mogen zeggen dat iemand normaal moet doen? Als iemand taal bezigt die mevrouw Arib als Voorzitter niet wil horen, wat gebeurt er dan? Wat doet zij dan? Ontneemt zij diegene het spreekrecht? Ontzegt zij diegene de toegang tot de zaal? Wordt het het Kamerlid gedurende een bepaalde tijd verboden om deel te nemen aan een debat?

In het verlengde van deze vraag de volgende vragen. Hoe ziet mevrouw Arib haar rol in relatie tot die van de 149 andere parlementariërs? Het is natuurlijk zo dat de Voorzitter een heel belangrijke rol vervult in ons democratisch bestel, als hoeder van de institutionele macht en het gezag. Eigenlijk is het de hele democratie in het klein. Wij, alle 149 collega's, hebben een stukje van onze zeggenschap overgedragen aan de Voorzitter. Kan mevrouw Arib aangeven hoe zij omgaat met dit vertrouwen en met al deze instrumenten? Hoe zet zij die in voor het grotere belang van de democratie?

Hoe gaat zij om met de organisatie? Want laat ik eerlijk zijn: het is een belangrijke categorie werkzaamheden van de Voorzitter, die om managementervaring vraagt. Kan mevrouw Arib aangeven in hoeverre zij het gezag en de ervaring heeft om al die veranderingen die nodig zijn daadwerkelijk door te voeren?

De tweede kandidaat is mevrouw Van Toorenburg. In haar brief lees ik een enorme gedrevenheid om met het voorzitterschap aan de slag te gaan. Zou zij kunnen aangeven hoe zij haar inwerkprogramma voor zich ziet? Van de drie kandidaten is zij degene die nog niet als ondervoorzitter reeds ervaring heeft opgebouwd. In mijn inleiding gaf ik aan dat de nieuwe Voorzitter op een rijdende trein springt. De VVD-fractie vraagt dan ook hoe mevrouw Van Toorenburg denkt, de vaardigheden die nodig zijn voor het voorzitterschap en de kennis van de Kamer als organisatie, snel te kunnen inzetten.

Mevrouw Van Toorenburg legt in haar brief uit dat zij een duidelijke voorzitter wil zijn. Zij wil, zo spreekt uit haar brief, haar stempel drukken op de debatten. Kan zij een duiding geven van het verloop van een debat onder haar leiding? Hoe is zichtbaar en tastbaar dat zij aan de knoppen zit? Een goede Voorzitter is soms ook onzichtbaar. Ziet zij zichzelf als een Voorzitter die politiek geaard is? Dan doel ik niet op partijpolitiek maar het politieke proces. Of ziet zij zichzelf als een neutrale voorzitter?

Hoe zou zij omgaan met de huidige ambities voor de Kamerorganisatie? Er staan enorme veranderingen op stapel, die in de komende periode hun beslag moeten krijgen. Kan mevrouw Van Toorenburg uitleggen hoe wat haar betreft de Kamerorganisatie er over een jaar uitziet?

Ten slotte zou ik ook aan mevrouw Van Toorenburg willen vragen om in te gaan op de vrijheid van meningsuiting van parlementariërs en al dan niet gewenste uitspraken in het debat. Heeft zij misschien een lijst van verboden woorden? Of heerst het vrije woord?

Dan kom ik bij de derde kandidaat, de heer Elias. Als ondervoorzitter heeft hij inmiddels een ruime ervaring met de Kamerorganisatie. Hij staat bekend als iemand die streng maar eerlijk voorzit. Hij geeft aan dat hij voornemens is om het debat in deze Kamer, een kerncompetentie van het parlement, een kwalitatieve impuls te geven. Wil hij aangeven hoe hij dit voor zich ziet en wat hij concreet gaat veranderen? Dit jaar is een bijzonder jaar. Collega's vóór mij hebben dat ook al gezegd. Dit jaar mag zich verheugen in extra politieke aandacht. Hoe gaat de heer Elias zijn aandacht verdelen tussen de interne en externe taken van de Voorzitter? Het Europese voorzitterschap vraagt een hoop van de tijd van de Voorzitter.

Verder lees ik in zijn brief over de managementervaring die hij in eerdere functies heeft opgedaan. Tot slot geeft hij aan, te beschikken over een ruime mate van politiek engagement, opgedaan in meerdere rollen waarin hij hier in de Kamer heeft rondgelopen. Kan de heer Elias ingaan op de visie op het voorzitterschap die hij in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld? Wat wil hij in de rol van Voorzitter bereiken?

Het is bekend dat de heer Elias in de tijd van het onderzoek door de ICT-commissie, waarvan hij deel uitmaakte en voorzitter was, een duidelijke mening heeft ontwikkeld over de informatieplicht aan de Kamer. Kan hij toelichten wat hij met deze ervaring wil veranderen aan de openbaarheid van informatie voor het parlement? Kan hij daarnaast aangeven hoe wil omgaan met de rol van de Kamer bij de kabinetsformatie?

De vierde — en naar gebleken is laatste — kandidaat die zich heeft gemeld, is de heer Bosma. Ook aan hem zou ik willen vragen wat hij zou inbrengen als Voorzitter op de drie eerder genoemde aspecten van het voorzitterschap.

Het is een voor de hand liggende vraag, maar ik wil hem toch stellen. Hoe verhoudt de kandidatuur van de heer Bosma zich tot de kwalificaties die zijn partijleider aan dit parlement heeft gegeven? Hoe denkt hij ondanks die kwalificaties dit parlement serieus te nemen, draagvlak te vinden bij andere partijen en daarnaast het mooie parlement, ondanks de bedenkingen van zijn partij, buiten deze zaal te kunnen representeren? Hoe kijkt hij vanuit zijn ervaring als ondervoorzitter en lid van het Presidium aan tegen de reorganisatie van de Kamer, waaraan de komende periode uitvoering moet worden gegeven? Hoe zet hij zijn eerder opgedane managementervaring in ten behoeve van de Kamerorganisatie?

Tot slot heb ik nog een paar vragen aan alle vier de kandidaten, in de eerste plaats over de representatieve taken van de voorzitter, de komende maanden bijvoorbeeld in relatie tot het Europees voorzitterschap. Kunnen alle kandidaten aangeven of zij het Engels en het Frans genoeg beheersen om de Kamer te vertegenwoordigen? Kunnen zij die taken naar behoren uitoefenen, zonder dat er extra faciliteiten gerealiseerd moeten worden door de Kamer?

In het profiel van de Kamervoorzitter staat dat wij op zoek zijn naar een voorzitter met breed draagvlak. Dat gun ik de nieuwe voorzitter en dat gun ik ook de Kamer, maar gezien het aantal kandidaten zou het zomaar kunnen dat er een voorzitter komt die slechts kan bogen op een kleine meerderheid van stemmen. Kunnen de vier kandidaten aangeven hoe zij vanuit zo'n positie hun voorzitterschap vorm gaan geven?

Ik wil afsluiten met een casus voor alle vier de kandidaten. Net als afgelopen december zal de voorzitter eind dit jaar, voorafgaand aan het kerstreces, mogelijk zelfs diep in de nacht, weer een kerstspeech houden. Ik hoop dat het niet zo laat wordt. Ik hoor graag van alle vier de kandidaten wat hun hoofdboodschap zal zijn aan het eind van dit ongetwijfeld uitdagende politieke jaar. Wat voor jaar hebben wij dan onder hun leiding achter de rug? Hoe kijken wij terug op gevoerde debatten? Hoe hebben wij als parlement, met de voorzitter voorop, vormgegeven aan onze rol in het Europees voorzitterschap? Hoe staat de Kamerorganisatie er tegen die tijd voor? Langs die drie latten zal mijn fractie deze kandidaten beoordelen. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Krol namens de fractie van 50PLUS. Daarna volgen nog drie sprekers. Ik wil de leden vragen om een beetje rekening te houden met het geluidsniveau in de zaal. Als u bilaterale gesprekken wenst te voeren, verzoek ik u om dat vooral in de gangen te gaan doen.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ook van mij allereerst dank aan de vorige voorzitter, mevrouw Van Miltenburg, een voorzitter die er echt alles aan gedaan heeft om deze Kamer op een begrijpelijke manier in de huiskamer te brengen. Dank daarvoor.

Hulde ook aan alle vier de kandidaten. Ik vind het van moed getuigen dat zij hier zo openbaar hun sollicitatiegesprek durven te voeren en knap dat ze zich zo publiekelijk durven te laten scheren. Ik heb daar respect voor. De meesten van hen ken ik al. Het is dus ook mogelijk om in ieder geval een voorlopig oordeel te vellen, maar ik luister nog heel graag naar alle antwoorden.

50PLUS is voor het restant van deze kabinetsperiode, en dat is wellicht niet eens meer zo verschrikkelijk lang, op zoek naar een voorzitter die snel aan de slag kan en zijn of haar werk op adequate, relaxte en vakkundige wijze kan uitvoeren. 50PLUS heeft een aantal vragen voor alle vier de kandidaten, maar ik begin met vier individuele vragen.

Aan collega Bosma. In uw rol als ondervoorzitter hebt u ons allen vertegenwoordigd bij bijeenkomsten en herdenkingen. Ik vraag het u gewoon recht op de man af: hebt u daarbij ooit opmerkingen gehad over uw partijachtergrond en zo ja, heeft dat het functioneren als ondervoorzitter belemmerd of op een of andere wijze nadelig beïnvloed?

Aan collega Elias. Begrijp ik uw brief goed — mevrouw Van Tongeren wees er ook al op — dat in uw ogen de managementrol en de vertegenwoordigende rol niet tot de eerste drie prioriteiten van een voorzitter behoren? U spreekt wel over de managementrol, maar pas op pagina 2. U schreef aan het begin van uw brief dat u drie prioriteiten hebt, namelijk goed voorzitter, goed voorzitten en goed voorzitten. Drie keer dus.

Aan collega Arib. Voor u staan twee dingen bovenaan, de informatievoorziening aan de Kamer en het EU-voorzitterschap. Hoe gaat u zorgen voor het gelijke speelveld voor coalitie en oppositie? Hoe brengt u dat in de praktijk? Waarom is het EU-voorzitterschap voor u zo van belang? Hebt u ook andere prioriteiten?

Aan collega Van Toorenburg. In de tweede alinea van uw brief schrijft u dat de geloofwaardigheid van de politiek medebepaald wordt door hoe wij onze standpunten vanuit de verschillende belangwekkende invalshoeken aan Nederland presenteren. Wat zijn volgens u dan de verschillende belangwekkende invalshoeken?

Dan heb ik nog enkele vragen aan alle vier de kandidaten. Wat is uw mening over het afsplitsen van fracties en de mogelijkheid van deze fracties in onze Kamer? Bent u bereid om extra vergaderdagen in te plannen als dat noodzakelijk is gezien de lijst van toegezegde debatten? En hoe gaat u ervoor zorgen dat we zo weinig mogelijk na 22.00 uur, en zeker niet na middernacht vergaderen? De heer Voordewind zei daar ook al iets over. Gaat u stemmen tellen van links naar recht, of van rechts naar links? Ik vind dat oprecht belangrijk. Mevrouw Van Miltenburg telde van rechts naar links. Of gaat u dat afwisselen, zoals mevrouw Arib doet? Hoe zorgt u ervoor dat u een onafhankelijk voorzitter blijft? Gaat u aan de slag met het voorgenomen digitaliseren van de stemmingen? Ook op die laatste vraag hoor ik graag een gemotiveerd antwoord. Hoe kijkt u aan tegen de kleine fracties? Bent u bereid om die fracties een nadrukkelijker plaats te geven in het Presidium? Tot slot wil ik u zeggen dat ik eigenlijk betreur dat wij niet het Engelse systeem kennen waarbij de voorzitter niet langer lid is van een politieke partij.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. In Engeland spreken ze over de Speaker, in Duitsland noemen ze het de Präsident. In België wordt het weleens de "eerste burger" genoemd. Bij ons heet het heel gewoon "de voorzitter". Voorzitter zijn is de ergste baan die je als volksvertegenwoordiger kunt hebben. Want als voorzitter moet je zo veel mogelijk je mond houden en vooral geen mening hebben. Je moet boven de partijen staan. Ik dank de vier kandidaten dan ook voor het feit dat zij zich beschikbaar hebben gesteld voor deze eervolle maar ook ondankbare taak.

Voorzitter zijn van de Tweede Kamer moet je vooral worden gegund. Leiding geven aan dit parlement kan alleen als wij dat gezag allemaal aanvaarden. Dat is lang niet altijd gemakkelijk. Wij willen allemaal een voorzitter die streng is, maar dan vooral voor de anderen. Ook willen wij een voorzitter die debatten kort houdt, maar zelf willen we allemaal ruimschoots het woord voeren. En wij willen graag een voorzitter die de regels handhaaft, zolang het maar bij de ander is. Deze Kamer ademt politiek. Alles is hier politiek. Juist om dat politieke debat goed te laten verlopen, is er een voorzitter nodig die niet politiek is, een voorzitter die boven de partijen staat, boven de ruzietjes van de dag en boven de controversen van het moment. Er is een voorzitter nodig die voortdurend het wankele evenwicht moet zien te bewaren tussen spel en emotie, tussen inhoud en vorm.

Ik wil nog iemand hartelijk danken, namelijk Anouchka van Miltenburg. Ik dank haar voor haar grote inzet als voorzitter, ook in tijden waarin dat niet altijd gemakkelijk was. Zij mag nu weer doen wat wij hier allemaal het liefste doen, namelijk volksvertegenwoordiger zijn.

Ik ga terug naar de kandidaten. Als voorzitter moet u weten waar u leiding aan geeft, wat voor vlees u in de kuip hebt. De eerste vraag die ik aan alle kandidaten wil stellen is dan ook: wat is volgens u een volksvertegenwoordiger?

Ik heb ook wat persoonlijke vragen. Als ik de heer Elias zie, zie ik een communicatieman. Het is een politicus die geniet van het politieke spel. Ik vraag mij dan af: waarom zou juist deze man voorzitter willen worden? De stoel van de voorzitter is de enige stoel in deze zaal waarin hij geacht wordt zijn mening níét te geven. Ik vraag de heer Elias daarom: waarom wilt u dat? En ik vraag hem vooral: kunt u dat wel?

Aan de heer Bosma heb ik de volgende vraag. Ik zie hem regelmatig de Kamer voorzitten. Dan zie ik een man die geniet van het Kamerwerk. Ik zie ook een man met een diep besef van de waardigheid van dit parlement. Hoe wil hij als voorzitter die waardigheid blijven verdedigen, bijvoorbeeld als ik in de Kamer dit parlement een nepparlement zou noemen?

Een heel andere vraag heb ik voor mevrouw Arib. De voorzitter moet niet alleen debatten voorzitten, maar is ook een manager van een grote en ingewikkelde organisatie. U hebt geen ervaring met management op dit niveau. Vindt u dat een gemis? De Voorzitter is ook een vertegenwoordiger van de Nederlandse politiek. Vindt u ook dat de Voorzitter goed Engels moet spreken?

Mevrouw Van Toorenburg, u hebt een bijzonder interessante cv, niet alleen in de politiek maar zeker ook daarbuiten. U bent directeur geweest van een gevangenis en nu wilt u Voorzitter worden van de Tweede Kamer. Ik heb twee vragen aan u: 1) wat zijn de verschillen en 2) wat zijn de overeenkomsten?

De Tweede Kamer is een divers parlement en daarmee een afspiegeling van onze bevolking. Wij zijn een parlement met veel kleine fracties. De Voorzitter heeft volgens ons een speciale verantwoordelijkheid om de rechten van kleine fracties te beschermen. Ik hoor graag hoe de kandidaten dat gaan doen. Ik kijk dan in het bijzonder naar de heer Elias.

In de Tweede Kamer klinken veel stemmen, elk met een andere toon. Volksvertegenwoordigers onderscheiden zich door hun standpunten maar ook door hun taal en toon. Het is aan de Voorzitter om daarbij de grenzen te bepalen, met behulp van het Reglement van Orde. Dat zal echter niet altijd uitkomst bieden. De grenzen van het debat worden bepaald door fatsoen. Ik vraag aan alle kandidaten wat hun opvatting is van fatsoen. Wat kan in deze Kamer wel en wat niet?

De Tweede Kamer is ook een krachtig parlement als zij van haar rechten gebruikmaakt. De regering moet het parlement van informatie voorzien. Toch worden Kamervragen heel vaak niet beantwoord, in ieder geval niet die van mij. Heel vaak blijft informatie op ministeries liggen, ook relevante informatie. Steeds vaker ook leidt een WOB-verzoek van een journalist tot meer informatie dan een verzoek van de Tweede Kamer, en dat kan niet. Dat kunnen wij niet accepteren. Ik ben benieuwd hoe de kandidaten de informatiepositie van de Kamer kunnen verbeteren.

Het is al eerder genoemd: het jaarlijks terugkerend ritueel rond Prinsjesdag waarbij de politiek zichzelf in haar hemd zet doordat informatie niet naar de Kamer wordt gestuurd maar wel massaal door ministers wordt gelekt. Hoe gaat u om met dit jaarlijkse ritueel? Welke afspraken gaat u met de regering maken? Moeten wij überhaupt wel afspraken met de regering maken? Hoe kunnen wij deze schandvlek van onze democratie oplossen?

De Voorzitter is ook een manager die leiding moet geven aan de Kamerorganisatie, wederom een diverse organisatie van uiteenlopende mensen die vaak werken onder grote druk, niet in de laatste plaats door het optreden van ons Kamerleden. Graag nodig ik u allemaal uit om nader in te gaan op uw ervaringen als manager, met name als manager van een organisatie die altijd onder druk staat.

Voor de SP is heel belangrijk hoe de Voorzitter zal omgaan met het personeel; persoonlijk, door toegankelijk te zijn, ook als mensen met een moeilijk en ingewikkeld of niet zo'n leuk verhaal komen, maar ook arbeidsrechtelijk. De Tweede Kamer zou wat ons betreft zo veel mogelijk mensen in vaste dienst moeten nemen. Wat zijn de opvattingen van de kandidaten? Vinden zij dat taken meer of minder moeten worden uitbesteed? Of vinden zij misschien zelfs dat meer mensen in vaste dienst moeten worden genomen, bijvoorbeeld de schoonmakers?

De Voorzitter geeft ook leiding aan het bestuur van de Tweede Kamer, het Presidium. Dit bestuur controleert de Voorzitter, maar ondersteunt deze ook. Net als bij de Voorzitter hoort partijpolitiek in het Presidium niet thuis. Dat is deze periode helaas wel het geval. Dat laat onder meer het vele lekken zien, ook hier in het Presidium de afgelopen jaren. Lekken die ertoe leiden dat foutieve informatie wordt verspreid en het aanzien van de politiek wordt geschaad. Drie van de vier kandidaten zijn op dit moment lid van het Presidium. Graag hoor ik hoe zij willen voorkomen dat het bestuur van de Tweede Kamer onderwerp is van partijpolitiek. Ook vraag ik hun of het niet beter zou zijn om een Voorzitter te hebben die juist niet in het Presidium zit.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Aan ons de taak om uit ons midden tussentijds een nieuwe Voorzitter te kiezen. Zoals gezegd door alle collega's voor mij, is deze van groot belang voor het functioneren van de Tweede Kamer en daarmee van de parlementaire democratie. Ook ik dank de vier collega's in vak-K, die hun nek hebben uitgestoken en die zich vandaag kandidaat hebben gesteld. Dat is dapper. Mijn fractie heeft hen alle vier uitgenodigd om in onze fractievergadering hun motivatie en plannen uiteen te zetten. Drie van de vier hebben daar gebruik van gemaakt. Overigens maken onze fractieleden vandaag individueel hun keuze. Het is in onze fractie een vrije kwestie, in navolging van de fractie-Van Vliet.

Mijn fractie vindt het van groot belang dat onze nieuwe Voorzitter op drie hoofdtaken is toegerust. Ten eerste is dat uiteraard het voorzitten van de plenaire debatten en het beheren van de vergaderagenda van de Kamer. In het belang van de democratie en de samenleving verdient het politieke debat ruimte. Die ruimte moet niet worden bekneld door formalistische regeltjes of starre debatblokjes of, erger nog, door het voortdurend blokkeren van debatten via de minimale meerderheid. Ten tweede vervult de Voorzitter een taak als extern vertegenwoordiger van onze Kamer, als écht visitekaartje van dit échte parlement. In die rol dient hij of zij alle andere 149 leden te kunnen en willen vertegenwoordigen. Ten derde geeft de Voorzitter richting aan de ambtelijke organisatie. Deze belangrijke organisatie is niet alleen omvangrijk en veelzijdig; zij maakt ook een grote verandering door. Deze taak mag dus absoluut niet worden onderschat.

Langs deze drie hoofdlijnen wil ook mijn fractie de kandidaten een aantal algemene en specifieke vragen stellen. Ik vraag aan alle kandidaten graag het volgende.

1. Hoe gaat u de informatiepositie van de Kamer verbeteren? Hoe voorkomen we dat Kamerleden meer weten via WOB-verzoeken dan via Kamerbrieven? Wat gaat u daar concreet aan doen?

2. Hoe gaat u om met krappe coalitiemeerderheden die debatten willen blokkeren?

3. Waarom bent u in staat een veelzijdige organisatie van 600 man te leiden die ook nog eens een grote verandering doormaakt?

4. Hoe gaat u de transparantie over presidiumbesluiten vergroten? En misschien nog wel belangrijker: hoe gaat u de inspraak en de betrokkenheid van de overige Kamerleden bij presidiumbesluiten vergroten? Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de manier waarop een aantal maanden geleden het digitaal registreren van aanwezigheid in dit gebouw werd doorgevoerd.

6. Hoe ziet u de samenstelling van het presidium na deze verkiezing? Wat vindt u zelf van het scenario dat er morgen wellicht twee of maar liefst drie oud-kandidaat-Voorzitters in hetzelfde presidium zitten? Is dat goed voor de sfeer, die toch al zo goed schijnt te zijn?

7. Hoe gaat u de mondelinge vragen voor het wekelijkse vragenuur selecteren?

8. Welke organisatorische veranderingen hebt u voor ogen?

Ja, het zijn heel veel vragen, mijnheer Bosma, maar je wilt Voorzitter worden of niet.

9. Wat zijn uw langetermijnambities? Wat wilt u na 2017? Wilt u door als Kamerlid en wilt u door als Kamervoorzitter?

Ik begrijp dat de heer Elias vraag 7 heeft gemist: hoe gaat u de mondelinge vragen voor het wekelijkse vragenuur selecteren?

Ik realiseer me dat ik de veertiende spreker ben en dat er misschien sprake is van enige overlap, maar ik vond dat sommige vragen toch nog een keer gesteld moesten worden. Ik heb nog een aantal specifieke vragen. Dat zijn er minder, dus wees gerust. Ik doe het in de omgekeerde volgorde van aanmelding. Ik begin dus bij de heer Bosma.

Mijnheer Bosma, vindt u dit een echt parlement? Zo ja, neemt u dan afstand van uw fractievoorzitter? Zo nee, waarom hebt u zich dan kandidaat gesteld? En zult u Voorzitter voor alle Kamerleden zijn, ongeacht hun achtergrond en ongeacht hun paspoort?

Dan kom ik bij de heer Elias. U hebt in het verleden vaak aangegeven en ook wel op subtiele wijze laten doorschemeren dat er te veel moties worden ingediend en te veel spoeddebatten worden aangevraagd. Hoe gaat u daar als Kamervoorzitter mee om? En hoe zou u omgaan met een minister als Van der Steur die WOB-verzoeken zwart lakt en die informatie over de zaak-Maat weigert te geven aan het parlement?

Dan kom ik bij collega Van Toorenburg. U geeft in uw brief aan dat de Kamer soms moet worden teruggeduwd. Waarom gaat u tussen Kamer en kabinet in staan en waarom staat u niet pal voor het parlement? Zult u ruimte laten aan verschillende debatstijlen, zonder uw eigen favoriete debatstijl daarbij te bevoordelen?

Tot slot collega Arib. U suggereert dat Kamerleden van de coalitie vaak over meer informatie beschikken dan die van de oppositie. Ik was daar niet van op de hoogte.

(Hilariteit)

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben heel benieuwd hoe dat zit. Kunt u daarvan voorbeelden geven? Maar vooral — en dat is wat serieuzer — vraag ik u wat u daaraan gaat doen.

Ik wens alle vier de kandidaten in vak-K vandaag veel succes met het beantwoorden van de vragen en met de daarop volgende stemming. Nogmaals, het is heel dapper dat zij zich kandidaat hebben gesteld voor deze functie. Ik wil hen daar bij voorbaat hartelijk voor danken.

De heer Houwers (Houwers):

Voorzitter. Vandaag kiezen we een nieuwe Voorzitter. Voordat ik daar iets over zeg, bedank ik mevrouw Van Miltenburg voor haar inzet en haar werk in de afgelopen jaren. Ook spreek ik mijn waardering uit voor de collega's die zich nu beschikbaar hebben gesteld als kandidaat-Voorzitter. Je wordt daarmee gelijk onderwerp van allerlei insinuaties, bespiegelingen en persoonsbeoordelingen, maar dat hoort er blijkbaar bij.

Voordat ik mij op het heden richt, wil ik eerst — daarmee kom ik misschien een beetje tegemoet aan de heer Bontes — een toekomstbespiegeling doen door een algemene opmerking te maken waar we wellicht voor de toekomst iets mee kunnen. We beperken ons door onszelf grondwettelijk een forse beperking op te leggen door te melden dat we de Voorzitter kiezen uit ons midden. Zou het niet verstandig zijn om in de toekomst eens te bezien of we de keuzevrijheid zouden kunnen en moeten vergroten door te streven naar een onafhankelijke technisch Voorzitter, een Voorzitter van de Tweede Kamer zonder stemrecht, die we kiezen op basis van een openbare sollicitatie? De Kamer houdt de regie en kiest haar Voorzitter, maar iedere Nederlander kan solliciteren op basis van de profielschets. Ik denk daarover omdat ik meen dat een goede onafhankelijke Voorzitter veelal heel andere kwaliteiten moet etaleren dan een Tweede Kamerlid doorgaans doet. Bij gemeenten worden wethouders niet langer uit de raad gekozen en gedeputeerden bij provincies niet langer uit de Staten. Mijns inziens is het op zich een denkbare optie. Zo ver zijn we niet, maar ik wilde deze gedachte toch delen. Wie weet is het iets voor de toekomst.

Ik ga over naar de actualiteit. Er zijn vier kandidaten, die allemaal kwaliteiten hebben. Ik kijk daarbij vooral of zij op een onopvallende manier Voorzitter zouden kunnen zijn en of zij het debat soepel kunnen laten verlopen, zoals een goede scheidsrechter dat kan in een voetbalwedstrijd. Als er veel over de scheidsrechter wordt gesproken, is dat meestal geen goed teken. Helaas hebben we dat de afgelopen drie jaar gezien. Dat is op zich spijtig, maar het is niet anders.

Mede daarom heb ik een aantal vragen aan de kandidaten. Allereerst stel ik de vraag of u die onopvallende rol kunt en wilt vervullen. Ik stel die vraag met name aan de heer Elias, omdat hij als voorzitter nogal eens nadrukkelijk de aandacht vraagt met opmerkingen over de inbreng van Tweede Kamerleden in een debat. Kan en wil hij zich bescheiden opstellen? Ook van de anderen krijg ik graag een reactie.

Het taalgebruik is een onderwerp dat vaak is besproken in het parlement. Kunnen de kandidaten aangeven waar de grens ligt voor gebruikte termen in de vergadering? Ik denk daarbij aan woorden als "kopvoddentaks", "nepparlement" enzovoorts. In dat kader stel ik de vraag aan de heer Bosma of hij zich in staat acht om zijn politiek leider hierin de maat te nemen en of hij dat ook consequent zal willen doen. Wordt individuele Kamerleden ook de maat genomen bij het gebruik van afkortingen en Engelse termen of namen? Of zullen de beoogde voorzitters zich wat beperken op die manier en zullen zij alleen reageren op echte normoverschrijdingen? Ik denk namelijk niet dat we zitten te wachten op een schoolmeester.

Een volgend onderwerp is de gelijke behandeling van Kamerleden. Die is ook van belang, want wij zijn immers allen als persoon gekozen. Natuurlijk zijn er afspraken gemaakt over spreektijden en de verschillen tussen grote en kleine fracties. Ik vraag aan alle kandidaten hoe zij hiermee willen omgaan. Hebben zij plannen om de kleinere fracties of afsplitsingen anders te behandelen bij het toekennen van spreektijd of ondersteuning? Vinden zij de macht van de fracties belangrijker dan de individuele vrijheid van gekozen Tweede Kamerleden? Welke opstelling kiezen zij daarin?

Ik vervolg met de lange lijst van nog te plannen debatten die ook vaak onderwerp van gesprek is. Zullen de kandidaten extra vergadermomenten inlassen om er op die manier voor te zorgen dat die lijst korter wordt of zullen zij erin slagen om debatten af te voeren? Zo ja, hoe zullen zij dat dan doen?

Integriteit is ook van belang. De vraag aan alle kandidaten is hoe zij zullen omgaan met vertrouwelijkheid. Hoe zullen zij omgaan met de pers? Hoe open en transparant willen zij functioneren? Hoe oordelen zij over het lekken van vertrouwelijke informatie? Wat zullen zij daartegen doen? In hoeverre zijn zij vooral onafhankelijke voorzitter of ook lid van hun eigen fractie? Hoe gaan zij om met die dubbelrol? Ik vraag aan alle kandidaten de expliciete verklaring dat zij nooit hebben gelekt uit hun fractie of uit vertrouwelijke vergaderingen. Dit is wellicht overbodig, maar ik stel de vraag toch.

De volgende vraag is een hypothetische vraag aan allen. Op welk moment en op welke wijze zullen zij optreden als duidelijk zou worden dat tegen hen als Tweede Kamervoorzitter gericht een actie wordt ondernomen om hun functioneren als voorzitter moeilijk te maken, bijvoorbeeld via het lekken uit fracties of overleggen, en als op die manier negatieve informatie over hen naar buiten zou komen?

Er wordt veel gesproken over de dubbele nationaliteit en de loyaliteit van mevrouw Arib. Wil zij daarop reageren?

Ik heb verder een vraag aan mevrouw Van Toorenburg en de heer Elias en dan met name in hun rol als lid van respectievelijk de fracties van het CDA en de VVD. Zij vinden blijkbaar dat mevrouw Arib geen goede kandidaat is. Is het naar hun mening logisch dat de fractievoorzitters van die partijen bij de PvdA hebben aangedrongen op een andere PvdA-kandidaat, althans als ik de pers mag geloven? Is hen iets bekend van die actie? Wat vinden zij daarvan? Is het niet aan de PvdA om te bepalen wie haar kandidaat is? Ik vraag om een serieuze reactie en niet het standaardantwoord: ik geef geen oordeel over medekandidaten. Ik wil graag weten wat zij hiervan vinden.

De heer Elias zegt dat hij zich kandidaat heeft gesteld, omdat mevrouw Arib de kandidaat van de PvdA is. De heer Elias was toch al drie jaar lang geïnteresseerd in het Kamervoorzitterschap? Is dit niet een beetje een pr-verhaal om aan te geven dat het niet om hemzelf maar juist om die kandidatuur gaat?

Ik heb tot slot nog twee vragen. De eerste is of de kandidaten als zij niet worden gekozen, toch lid blijven van het presidium. De tweede is of zij met ons willen delen wat hun persoonlijke felicitatie en persoonlijke woorden zullen zijn voor degene die is gekozen.

De voorzitter:

Ik maak nog een opmerking. U verzoekt de leden Van Toorenburg en Elias te reageren op een actie van hun fractievoorzitters waarover in de krant is geschreven. Dat mag, maar het lijkt mij niet op zijn plaats om de kandidaten te vragen op elkaar te reageren. Zij voeren geen sollicitatiegesprek met elkaar. Daarvoor hebben zij allen een vertegenwoordiger van hun fractie die namens die fractie vragen kan stellen. Met die kanttekening dank ik u voor uw inbreng.

De heer Houwers (Houwers):

Ik wil toch graag kwijt dat ik van mening ben dat een fractielid ook meedenkt over zo'n proces. Daarom heb ik de vraag gesteld of hun hiervan iets bekend is en wat hun mening daarover is. In die zin lijkt mij die vraag terecht en oprecht.

De voorzitter:

U mag hen uiteraard vragen of zij daarmee bekend waren en wat hun mening was over het optreden van hun eigen fractievoorzitter, maar het gaat hier niet om een oordeel van de kandidaten over elkaar. Dat was volgens mij niet helemaal duidelijk en dat wilde ik verhelderen.

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Het mooie van deze Kamer is dat wij zestien fracties tellen. Dat geeft de veelkleurigheid van onze democratische samenleving weer. Het mooie is ook dat in deze Kamer uiteindelijk altijd weer besluitvorming plaatsvindt. De meerderheid beslist, en dat doen wij onder leiding van de nieuwe voorzitter. Aan het eind van ieder debat vindt de besluitvorming plaats, ook vandaag. Mijn fractie wil bij deze verkiezingen graag kort aandacht geven aan vijf punten.

Wetgeving vergt tijd en zorgvuldigheid. Kunnen de kandidaten zich scharen achter dit principe? Erkennen de kandidaten dat zorgvuldige wetgeving betekent dat er vrijheid van spreken is, maar dat tegelijkertijd voorkomen moet worden dat nachtelijk gekkenwerk plaatsvindt, zoals wij bijvoorbeeld hebben gezien bij de behandeling van de Mediawet? Hoe kan dat worden voorkomen?

Een belangrijk politiek instrument is de mogelijkheid tot het indienen van moties. In de praktijk worden deze vaak in de tweede termijn afgeraffeld om binnen de spreektijd te blijven. Grote hoeveelheden tekst worden dan in een hoog tempo uitgesproken. Het resultaat is dat voor iedereen die het debat wil volgen, volstrekt niet duidelijk is wat de inhoud van de moties is. Op welke wijze denken de kandidaten deze onwenselijke situatie te veranderen?

Het derde punt is voor mij heel belangrijk. Artikel 67 lid 3 van de Grondwet kent het principe van stemmen zonder last. Dat moet verdedigd worden. Erkennen de kandidaten de consequentie van dit grondwettelijk artikel waardoor Kamerleden niet als marionetten van partijen hoeven te fungeren? Onderschrijven zij het Reglement van Orde waarin de uiterste consequentie van dit artikel staat, namelijk dat splitsing van fracties een gevolg kan zijn? In lijn hiermee vraagt mijn fractie zich af of de kandidaten erkennen dat er in principe geen A- of B-kandidaten zijn en dat alle Kamerleden en alle Kamerfracties gelijke rechten en gelijke plichten hebben en recht hebben op een gelijke wijze van ondersteuning.

In haar bijdrage bij de behandeling van de Raming in juni van het afgelopen jaar sprak mevrouw Van Toorenburg ook tegenover mij over zetelroof en het "monster in de bek kijken". Hoe denkt zij in het licht van deze uitspraak een voorzitter te kunnen zijn voor álle Kamerleden?

Alle kandidaten spreken over de transparantie van dit parlement en over de duidelijkheid van dit parlement naar buiten toe. Hoe denken de kandidaten over elektronisch stemmen in dit huis om zo doende de transparantie te vergroten?

Tot slot. In het vrijzinnig politiek perspectief staat bij "vrijzinnig" natuurlijk het verbinden centraal: het verbinden van partijen, het verbinden van mensen, het verbinden van de politiek met de samenleving. Ik spreek de hoop uit dat dit verbinden het centrale thema van de nieuwe voorzitter zal zijn.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Er zijn veel vragen gesteld. Ik gun de collega's graag een halfuur om het antwoord op die vragen voor te bereiden. Daarvoor zal ik de vergadering schorsen. Ik moet u vertellen dat ik door te loten zal moeten bepalen wie na de schorsing als eerste mag antwoorden. Dat is dus ook voor de kandidaten nog even afwachten.

De vergadering wordt van 15.40 uur tot 16.10 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met het debat met de kandidaten voor de functie van voorzitter van de Tweede Kamer. Een paar opmerkingen voordat we beginnen met de beantwoording van de vragen door de kandidaten. De heer Kuzu heeft het duovoorzitterschap gesuggereerd. Ik heb met de Griffier bekeken hoe dat reglementair zit. In artikel 61 van de Grondwet staat dat elk der Kamers uit de leden één voorzitter benoemt. Een duovoorzitterschap zit er dus nog even niet in, maar uiteraard gaat de voorzitter met de ondervoorzitters over de eigen taakverdeling.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Even het volgende ter aanvulling. Voordat ik dat punt maakte gaf ik al aan dat de regels dit niet toelaten, maar het gaat mij er met name om dat de kandidaten out of the box durven te denken, dus buiten de regels om. Wetten en regels kunnen we wijzigen.

De voorzitter:

Zolang die regels er zijn zullen de kandidaten zich daaraan houden, maar ik kan u vertellen dat out of the box denken in de taakverdeling tussen de voorzitter en de ondervoorzitters op dit moment zeker al de praktijk is.

Voor de orde van het debat van zo meteen maak ik graag een paar opmerkingen. De vragen zijn en gaan heel erg breed. Ik wil er echt op letten dat in de beantwoording wordt verhelderd waar de kandidaat staat. Dat wilt u ook weten om uw stem te kunnen bepalen. Het gaat niet om het voeren van een heel inhoudelijk debat met de kandidaat. Zolang een standpunt nog niet helder is, vind ik dat u het recht hebt om een interruptie te plaatsen. Is het standpunt echter helder, maar bent u het er niet mee eens, dan houdt het in dit debat daarbij op. Ik wil dat heel graag met u afspreken en ik ga u daar ook bij helpen als ik denk dat dat noodzakelijk is.

Over de interrupties zijn vele woorden gesproken, zoals "fenomeen", "manie" et cetera. Totdat de volgende voorzitter het stokje overneemt, reken ik op korte vragen en echte antwoorden in dit debat, en ik denk dat het dan ook in tweeën moet kunnen. We hebben vele sprekers en we hebben vier kandidaten. Om het debat ook voor de kandidaten gestructureerd te laten verlopen, wil ik het volgende voorstellen. Ik vraag aan elk van de kandidaten om zowel de algemene vragen als de specifiek aan hen gerichte vragen te beantwoorden. Ik wil alle Kamerleden voorstellen om de interrupties daarna te doen. Als u echt denkt dat u uw punt niet tot het eind kunt onthouden en u uw vraag echt moet stellen, mag u natuurlijk altijd naar voren komen, maar ik denk dat het helpt als we dit op een gestructureerde manier doen. U mag natuurlijk meerdere interrupties plaatsen, maar in dat geval wil ik wel per Kamerlid één punt per interruptie voorstellen. Ik zet u daarna graag weer onder aan de lijst voor een volgende interruptie, als u weer een ander punt bij die bepaalde kandidaat zou willen maken. Als we het zo doen, weten de kandidaten die de vragen moeten gaan beantwoorden waar ze aan toe zijn.

Voordat we de kandidaten vragen om de aan hen gestelde vragen te beantwoorden, moeten we vaststellen in welke volgorde ze dat gaan doen. Zoals altijd bepalen we dat door middel van een loting. Ik vraag de Griffier bij dezen om vier briefjes, waar de namen van de kandidaten op staan, in een beker te doen. Ik zal de briefjes er allemaal een voor een uit halen, zodat u weet op welke volgorde in de beantwoording van de collega's u kunt rekenen.

Ik heb de briefjes uit de beker getrokken. Als eerste is het woord aan Madeleine van Toorenburg. Daarna is het woord aan Khadija Arib. Daarna aan Ton Elias. Ook het briefje met "Martin Bosma" erop zat in de beker. Hij gaat de vragen als laatste beantwoorden. In die volgorde zal het gaan.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van Toorenburg voor de beantwoording van de aan haar gestelde vragen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank u, voorzitter. Heel veel dank aan alle verschillende sprekers in de Kamer voor de gelegenheid die wij vandaag krijgen, en ook ik, om uit te leggen wat ons en mij zo motiveert om uw voorzitter te willen zijn. Terecht is aangegeven dat het voorzitterschap in een traditie staat waarvan wij de laatste Voorzitter in ons midden hebben. Aan haar is de Kamer veel dank verschuldigd en ik spreek die dank graag uit, omdat zij ook voor mij als Kamerlid altijd veel betekend heeft. Ik heb in de andere rollen die ik had, bijvoorbeeld vanuit de parlementaire enquêtecommissie Fyra, altijd bij deze Voorzitter terechtgekund en met haar kunnen spreken over de wijze waarop zaken plaatsvonden. Dat heb ik altijd zeer op prijs gesteld. Ik denk dat het goed is om dat nu te benoemen.

De vele vragen uit de Kamer geven alleen maar aan hoe betrokken iedereen is bij de democratie en bij het vinden van een eigen nieuwe Voorzitter. Het zijn er dus heel veel. Volgens mij hebben alle kandidaten een beetje stress gehad in het afgelopen halfuur. Ik ga gewoon proberen om zo veel mogelijk vragen te beantwoorden, ook vanwege de betrokkenheid die eruit spreekt.

Laat ik allereerst ingaan op wat ik in mijn brief met name duidelijk heb willen maken. Voor mij is de kern van het voorzitterschap het bewaken van de informatiepositie van de Kamer, het leiden van de debatten en daarnaast de belangrijke taak van het aansturen van de totale organisatie. We weten dat er bijzondere omstandigheden zijn. Ik denk aan het voorzitterschap van Nederland, maar ook aan de heel korte tijd dat de Voorzitter uw Voorzitter zal zijn. Dat laatste vraagt ook om een beetje realiteitszin. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Mensen vragen mij wat de grootse en meeslepende veranderingen zijn die ik wil bewerkstelligen, maar dat zijn er niet veel. Daar kom ik zo nog op terug.

Wat ik vooral belangrijk vind, zijn de inhoud en de vorm van het debat. Daarnaast gaat het om de stemmen die de leden moeten kunnen krijgen in het debat. Wij hebben een voorbeeldrol en dat blijkt uit verschillende zaken. Dat blijkt in eerste instantie uit wat wij inhoudelijk tegen elkaar zeggen. De inhoud mag heel scherp geformuleerd zijn. Dat kan ik zelf ook. Ik waardeer het ook altijd heel erg als iedereen heel scherp het debat voert. Daar is ook helemaal niets mis mee. Daar is alle vrijheid in. Ik denk dat het ook erg belangrijk is om het debat hier heel serieus te voeren. In mijn brief geef ik daarom aan — terecht, denk ik — dat dit het belangrijkste is wat wij doen.

Tegelijkertijd kunnen wij ook de tegemoetkomende houding, die heel belangrijk is, zelf bevorderen door heel kritisch en dwingend te zijn, maar ook te snappen dat er soms wat tijd nodig is om een antwoord te krijgen. Daar zullen we dan ook soms ruimte voor moeten bieden, als maar gemotiveerd wordt waarom het langer duurt. Soms doen wij dingen met stoom en kokend water en dan kunnen we ook met elkaar weleens uit de bocht vliegen. Juist omdat dit maar een enkele keer voorkomt, vond ik dat ik dit moest benoemen om aan te geven waarom het belang van het geven van informatie aan de Kamer zo groot is.

Die tegemoetkomende houding is, zoals ik al schreef in mijn brief, het allerbelangrijkst. Thorbecke sprak daar ook over en dat deed hij niet voor niets, omdat de Kamer afhankelijk is van die informatie van het kabinet. Daar is vandaag terecht een heleboel over gezegd. Hoe kan een Kamervoorzitter ervoor zorgen dat de Kamer die informatie daadwerkelijk krijgt? Heel veel mensen kennen mij als voorzitter. Ik vind het heel belangrijk dat kabinetsleden daadwerkelijk antwoord geven aan de Kamer. Het is mijn eer te na als voorzitter als Kamerleden een heel duidelijke inbreng hebben gehad en vervolgens in de eerste termijn van het kabinet helemaal geen antwoord krijgen op vragen, waardoor ze in hun tweede termijn hun hele eerste termijn moeten overdoen. Daarbij zie ik ook een rol voor de Kamervoorzitter. Je kunt dit proces bewaken. Je kunt erop letten. Je kunt zelfs — dat heb ik een enkele keer gedaan — blokjes afdwingen om ervoor te zorgen dat een debat helder wordt, dat de Kamer de antwoorden krijgt die zij moet hebben.

Dan kom ik op de rappels. Het is mij altijd een doorn in het oog dat mensen herhaaldelijk om antwoorden op hun vragen moeten vragen. Ik denk dat de Kamervoorzitter daarin een veel dwingendere rol kan hebben. Die kan ook zelf contact opnemen met het kabinet om ervoor te zorgen dat het kabinet goed motiveert waarom een vraag nog niet beantwoord is. Ik vind dat een Kamervoorzitter daarin veel dwingender kan zijn. Hij of zij kan het kabinet aansporen en er in de tweede termijn voor zorgen dat de Kamer antwoorden krijgt. Dan ben je geen leidende Voorzitter, denk ik. Verder moet je als Voorzitter proberen om zo veel mogelijk uit beeld te zijn, om ervoor te zorgen dat alle geluiden in deze Kamer de volle ruimte krijgen om naar voren gebracht te worden. Dan kan de samenleving horen hoe wij over de verschillende zaken denken.

Sommige bewindspersonen, maar ook sommige collega's, kunnen inderdaad urenlang spreken. Soms kun je dat sturen, licht of stevig. Soms kun je zeggen dat iemand tot een antwoord moet komen. Dat heb ik vaak bij debatten gedaan. Ik denk dat het belangrijk is dat dit ook hier in de zaal gebeurt. Zeker wanneer zaken eerder in de media komen — ik pak er even een paar zaken uit — is het belangrijk dat we het kabinet direct vragen om naar de Kamer te komen om het hier uit te leggen. Wellicht moet je zo'n debat zelfs naar voren trekken. Als het kabinet namelijk zelf in de media aangeeft dat het iets van groot belang acht, moet het ook terstond hier komen uitleggen waarom dat zo is. Dat kun je niet op de heel lange baan schuiven.

De informatiepositie van de Kamer is dus cruciaal. Wij zijn de volksvertegenwoordiging. Wij moeten ervoor zorgen dat wij weten wat het kabinet van plan is. Wij moeten kunnen beoordelen en bijsturen wanneer dat nodig is. Je zult er dus voor moeten zorgen dat wij alle informatie hebben en krijgen. Ik denk dat een Voorzitter daarin een enigszins dwingende rol kan hebben, indien nodig.

Dan kom ik op de vorm van het debat. Ik denk dat die heel belangrijk is. Wij zijn in deze tijd meer dan ooit zichtbaar in wat wij doen en hoorbaar in hoe wij spreken. De vorm is heel belangrijk. Ik zei al dat de Voorzitter niet over de inhoud gaat. De Voorzitter kan wel gaan over de vorm. Hoe die vorm wordt bewaakt, is mede bepalend voor het gezag van dit parlement. Ik vond het wel leuk om vanuit de SGP juist die bevlogenheid mee te maken en een keer heel rabiate teksten uit te slaan. Dat was wel heel goed om te zien. Ik denk wel dat je hierin altijd het spel moet spelen, waarbij wanneer iemand echt over de schreef gaat en beledigend wordt, je daar een opmerking over zal moeten maken. Daar zal je dus iets van moeten zeggen. Onze Reglement van Orde geeft niet voor niets daarin een soort richting aan, in de zin dat wanneer iemand daarmee doorgaat en echt beledigend en ordeverstorend bezig is, je kunt ingrijpen. Ik denk dat een voorzitter dat niet moet uitsluiten. Het is wel iets wat je dan als laatste doet, aangezien ik heel erg hecht aan vrijheid van meningsuiting. Juist in deze zaal zullen we alles moeten kunnen zeggen en juist in deze zaal moeten we elkaar daarop kunnen aanspreken. Dat is de democratie. Het betekent ook dat je de verschillende geluiden goed tot hun recht moet laten komen, maar als iemand over de schreef gaat, moet je die persoon eerst waarschuwen en dan mogelijk aangeven dat iets verder niet zo kan. Gelukkig is dat nog niet nodig geweest maar je zou het eventueel wel moeten kunnen doen en daar moet je dus ook niet bang voor zijn. Ik denk overigens dat je ook heel veel achter de schermen kunt bewerkstelligen. Het hoeft niet altijd hier direct verstorend te werken, waardoor je het hele debat doodslaat. Je kunt ook best op een andere manier mensen aanspreken op wat er gebeurt.

Een andere heel belangrijke vraag betreft de samenstelling van de Kamer met al die verschillende fracties. Als lid van een fractie kun je daar een bepaalde opvatting over hebben die je dan bij ramingen of in debatten aan de orde stelt. Dat heb ikzelf ook gedaan en ik zou geen knip voor de neus waard zijn als ik daar nu ineens opportunistisch afstand van zou gaan nemen om een paar leden hier in de zaal te behagen. Dat doe ik dus ook niet. Wel is het van belang dat je als voorzitter alle verschillende politieke partijen in deze Kamer, klein en groot, optimaal recht doet. Hier moeten alle stemmen gehoord worden. Je kunt het dan natuurlijk hebben over een kiesdrempel of over de vraag of je niet iets moet doen met kleine partijen, maar ik kijk daar dan wel af en toe met enige zorg naar. Ik vind namelijk serieus dat kleinere fracties juist over het totaal een mening moeten kunnen hebben en dus ook de ruimte moeten kunnen krijgen om die mening over al die zaken te kunnen ventileren. Wanneer je kleine fracties afknijpt, loop je alleen maar het risico dat — ik kan het niet zo mooi zeggen als de voorgaande fractievoorzitter van GroenLinks — je bijna een soort quotetjesparlement wordt, in de zin dat je grote en meeslepende verhalen te horen krijgt van grote partijen en de kleine partijen zo ingeperkt worden dat ze niet meer kunnen doen dan quotetjes afgeven. Dat is niet waar ik voor sta. Ik vind het juist heel belangrijk dat ook kleine fracties hier in dit huis weten dat de voorzitter er ook voor hen is. Zolang hier iedereen spreekt, moet iedereen daarin de ruimte hebben, afsplitsing of niet. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Dat geldt zeker ook bij wetgevingsoverleggen. Wetgeving is een heel belangrijke taak van deze Kamer — hier spreekt nu wellicht de jurist — en iedereen zal de ruimte moeten hebben om die taak te kunnen verrichten. Een wetgevingsoverleg mag feitelijk niet eens beperkt worden in spreektijd. Ieder individueel lid moet daarin dus ook alle ruimte kunnen krijgen.

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, u staat nu voor de interruptiemicrofoon, maar ik had voorgesteld om in ieder geval de kandidaten de gelegenheid te geven eerst hun verhaal te houden. Hebt u nu een punt waarvan u vindt dat het echt niet kan wachten tot het einde?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nou, zo sterk is het ook niet maar het gaat wel specifiek over dit punt en het is voor ons een heel belangrijk punt.

De voorzitter:

Ik begrijp dat dit een heel belangrijk punt is voor u en meerdere collega's, maar ik zou u willen verzoeken om mevrouw Van Toorenburg eerst haar verhaal te laten afmaken, juist waar we te maken hebben met zo veel sprekers en met zo veel collega's die op verschillende punten vragen zullen hebben. Hartelijk dank voor uw medewerking.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik herken het overigens wel als de heer Voordewind zegt dat het een heel belangrijk punt is. Ik vind dat namelijk ook echt. Het is hier niet alleen een huis van meerderheden. Het is hier ook een huis waar minderheden een stem moeten hebben. De samenleving moet het gevoel hebben dat ze hier wordt gehoord en alle ruimte krijgt, ook al worden delen ervan vertegenwoordigd door kleine fracties. Waar er beperkingen voorgesteld zijn in het verleden, is het niet aan ons om dat direct terug te draaien, maar ik zal altijd bewaken dat iedere kleine fractie de ruimte houdt om haar verhaal te kunnen doen.

Vervolgens kom ik op de organisatie van dit huis, waarbij ik de organisatie van de debatten meteen meeneem. Ik zou geen wijzigingen willen voorstellen in het aantal leden voor debatten. Ook wil ik geen voorstel doen voor het inperken van het aantal moties. Ik zie wel een heel lange lijst met debatten. Sommige debatten worden veel later gevoerd dan wij met elkaar eigenlijk wenselijk vinden. Je zou veel creatiever kunnen zijn in het samenvoegen van debatten. Als een onderwerp breder kan worden gemaakt, kunnen debatten worden samengevoegd. Je kunt dan bekijken hoe je iedereen recht kunt doen. Mensen kunnen dan zeggen: maar ik was toch de aanvrager van het debat? Maar als je een debat aanvraagt en het vervolgens pas een jaar later wordt gehouden, dan is het de vraag wat daarvan de kracht is. Doe je niet juist iedereen recht door debatten samen te voegen en te bekijken of je op een kortere termijn kunt debatteren. Ik denk dat dat best kan.

Het wegstoppen in wetgevingsoverleggen is niet de beste weg. Tegelijkertijd doen niet alleen de debatten in deze zaal ertoe. Ook de debatten in de kleine zalen doen er absoluut toe. Daar worden heel belangrijke dingen besproken en daar kan het dus soms ook.

Ik kom op de selectie van mondelinge vragen. Het blijft heel belangrijk om in het vragenuur de belangrijke, grote onderwerpen te bespreken die heel actueel zijn en die niet kunnen wachten tot een ander debat. Punten die onlangs aan de orde zijn gesteld, kunnen enige onrust of reuring teweeg hebben gebracht. Die moet je kort en stevig adresseren. Ik zeg dat ook altijd tegen groepen: wij proberen het in het begin van de week altijd heel kernachtig te doen. In het begin van de week adresseer je de heel actuele zaken, zodat je de rest van de debatten in rust en evenwicht volledig kunt uitdiscussiëren. Ik denk dat dat belangrijk is. Daar dient het mondelinge vragenuur voor. Je moet heel kritisch bekijken of iets echt heel erg actueel is en of het echt nu behandeld moet worden. Misschien is het al aan de orde geweest. Op die manier zal het moeten.

Een klein organisatorisch punt is de vaak geopperde wens om elektronisch te stemmen. Daar hebben wij het bij de Raming uitgebreid over gehad. Toen wij zagen wat het kost, zijn wij heel terughoudend geworden. Dat is eigenlijk de enige reden waarom het nog niet is gedaan. Het vraagt een enorme investering, die wij misschien t.z.t. kunnen doen als hier nog wat verbouwingen plaatsvinden. Het is geen prioriteit waar ik nu het geld aan zou willen uitgeven.

Verbouwingen zijn iets heel bijzonders. Ik weet dat omdat ik vier keer een bajes heb gebouwd. Het is heel erg lastig, zeker met het Rijksvastgoedbedrijf. Dat zit in heel veel onderdelen. Het is enorm divers met talloze onderaannemers. Ik weet dus wat het betekent om een grote verbouwing te doen en te leiden. In mijn hart ben ik er gerust op nu wij eraan denken om het in een korte tijd te doen en wellicht ergens anders naartoe te gaan. Als je je veiligheid doorbreekt door hier echt te gaan verbouwen en tegelijkertijd hier het bedrijf open te houden, dan zie ik grote risico's. Ik heb weleens een gevangenis verbouwd terwijl alles doorging. Daar moet je qua veiligheid en organisatie echt niet aan denken.

Er is een aantal vragen gesteld over de embargoregeling. Het is belangrijk dat alle partijen zich goed kunnen voorbereiden op het debat. Het is geen geheim dat ik eraan hecht dat er niet wordt gelekt. Anders zou ik mijn energie niet kunnen steken in de commissie die op dit moment onder leiding van mevrouw Schouten aan de gang is. Als wij met elkaar afspreken dat wij iets niet doen, vind ik het heel belangrijk dat wij het dan ook niet doen en dat het consequenties heeft als wij het toch doen. Ik vind dat het kabinet daarin moet doorpakken. Je kunt niet zeggen: wij weten het niet, pootjes in de lucht, wij gaan over tot de orde van de dag. Dat is mij echt een doorn in het oog. Als wij met elkaar afspreken om het op een bepaalde manier te doen, dan moeten wij dat ook handhaven en dan moeten wij daarop doorgaan. Dat vind ik heel erg belangrijk.

Het Europees voorzitterschap van Nederland is net begonnen. Ik vind dat heel belangrijk. Misschien is het wel een geruststelling voor de leden van de PVV dat onze kabinetsleden nu wat minder vaak in Brussel zijn, omdat heel Brussel en heel Europa hierheen komen. Misschien maakt dat het makkelijker om snel een debat te voeren. Ik hecht er wel heel erg aan dat Nederland voorzitter is en dat wij nu kunnen proberen om belangrijke zaken te organiseren. Wij hebben de agenda gezien. Ik hoef er maar een klein puntje uit te halen: de antibioticaresistentie. Mevrouw Bruins Slot weet hoe ik daar altijd mee bezig ben. Het is een heel groot gevaar. Dat kun je als Nederland wel regelen, maar je kunt het beter in Europa organiseren. Ook dat soort zaken is van groot belang. Laat Nederland daarin voorgaan. Daar gaan we al zo goed in voor, dus dat zal moeten doorgaan. Volgens mij kunnen kabinetsleden elkaar prima vertegenwoordigen en daarop zullen we ze dus vaker, als ze er niet kunnen zijn, aanspreken. Ik ben heel blij dat Nederland voorzitter is en dat iedereen hierheen komt. Ik zou het een uitdaging vinden. Ik heb in mijn brief geschreven dat ik voor de Verenigde Naties heb gewerkt. Ik had toen een lange voorbereidingstijd, heb een winter in Kosovo doorgebracht en ben daarna nog lang bezig geweest. Ik heb het heel plezierig gevonden en weet dat het heel lastig is om in internationaal verband werkzaam te zijn. Ik heb dat graag gedaan. Mijn talenkennis heeft daarbij geholpen; hierover is ook een vraag gesteld. Ik heb in Engeland gewoond. Hierbij is het interessant te vermelden dat mijn eerste college over Europees recht ging en dat de hoogleraar zijn excuses aanbood dat hij Europees recht moest doceren. Je ziet daarin hoe een land soms de eigen mensen kan opleiden om kritisch te zijn naar Europa. Ik weet vanuit welke gedachte dat is gevoeld. Dat is belangrijk als je ziet hoe in verschillende landen in Europa hiernaar wordt gekeken. Mijn internationale ervaring zou dienstbaar kunnen zijn.

Er zijn verschillende vragen gesteld over de ambtelijke organisatie. Ik ben ruim tien jaar in directiefuncties werkzaam geweest en heb daarin gezien hoe belangrijk het is dat een nieuw team de ruimte krijgt om een echt nieuw team te worden. Mensen zullen op elkaar ingespeeld moeten raken. Dat is mijn insteek om ervoor te zorgen dat we weten waar de krachten en de uitdagingen van het nieuwe team liggen, ook ten opzichte van elkaar binnen het team. Waarop lopen de teamleden leeg en waarvan krijgen ze energie? Zo maak je een sterk team en daardoor kan een hele organisatie groeien. Dat is mijn managementervaring. Ik ben altijd een samenbindend leider geweest. In ieder assessment dat ik heb gedaan, was de uitkomst knettergroen met een beetje rood en geel, voor de mensen die van de kleurtjes houden. Dat betekent: verbindend, maar wel onafhankelijk; iedereen bij elkaar zien te houden, maar wel doorpakken als dat nodig is. Over het personeel hebben wij heel veel debatten gevoerd. Ik vind het belangrijk dat iedereen die bij dit bijzondere bedrijf werkt, zich ermee verbonden voelt. Of mensen hier vanuit een aanbesteding werken of bij ons in dienst zijn, iedereen is onderdeel van dit bedrijf, iedereen is Kamerbewoner. Ik denk dat het belangrijk is dat wij dat recht doen. Ik heb ook het liefste dat mensen bij ons in dienst zijn. Dit wil niet zeggen dat als zij niet bij ons in dienst zijn, wij hun belangen wel met voeten zouden moeten treden. Integendeel. Ik denk dat het goed is dat wij Kamerbewoners hebben, die ons enorme belangrijke werk mogelijk maken. Wij moeten altijd zorgen dat wij dit in het oog houden, om ervoor te zorgen dat zij dat kunnen doen en dat zij zich daarin gewaardeerd voelen.

Er zijn een heleboel persoonlijke vragen aan mij gesteld. De leukste was die van de heer Van Raak, kan ik in alle eerlijkheid zeggen. Wat is het verschil tussen het werken in de bajes en het werken met je collega's? Misschien ligt hier wel de kern. Ik ben mijn hele leven lang bezig met opkomen voor mensen waarmee ik het niet eens ben: in de gevangenis, in de advocatuur en ook hier in het debat. Of het om een kleine of een grote fractie gaat, ik vind het heel leuk om me in te zetten, ook als iemand het er niet mee eens is. Ik weet niet waarom ik dat leuk vind, misschien past het bij mij. Misschien vind ik het daarom zo heel erg leuk om Kamervoorzitter te zijn. Ik wil me betekenisvol kunnen inzetten. Natuurlijk is er een groot verschil tussen het leiden van een enquêtecommissie over de Fyra en de Tweede Kamer. Tegelijkertijd is er het spel hoe je uiteindelijk tot het beste resultaat kunt komen. Voor mij is dat er als alle verschillende geluiden zijn gehoord en je toch weer bij elkaar komt. Dat is wat ik bij de Fyra-commissie altijd heb gedaan, zonder uit zicht te verliezen dat je ook moet doorpakken omdat je een eindproduct moet leveren. Het elkaar de ruimte geven en binnen de verschillen samen weer tot iets te komen, vond ik heel plezierig. Dit is iets wat volgens mij ook in deze voorzittersstoel een plek zou kunnen krijgen. Er is gezegd dat ik niet heel veel debatten heb voorgezeten. Dat is terecht gezegd. Hier, in deze plenaire zaal, heb ik het verschillende keren gedaan, maar niet zo vaak als de collega's die hier om mij heen zitten. Dat is absoluut terecht gezegd.

Daarentegen heb ik in de afgelopen acht jaar heel veel debatten voorgezeten in de commissiezalen, onder andere in de commissie voor VWS. Het is geen geheim in dit huis dat zeker bij VWS de debatten behoorlijk roerig kunnen zijn. Niet alleen de debatten in deze zaal doen ertoe. Ik noem de debatten over de Wmo en over de jeugdzorg. Ik heb veel debatten geleid in de commissie voor Veiligheid en Justitie die er absoluut toe deden. In die zin kennen heel veel leden mij als voorzitter die probeert zo terughoudend mogelijk te zijn om het spel te laten lopen zoals het loopt en tegelijkertijd, als een bewindspersoon wegzwemt, hem even terug te trekken. Als er blokjes worden gemaakt waardoor ik het als voorzitter niet meer snapt, heeft een bewindspersoon toch ook een probleem. Ik probeer daarin soms wat leidend te zijn en ervoor te zorgen dat alle vragen worden beantwoord, want de Kamerleden moet recht worden gedaan.

Mevrouw Arib en ik zijn ooit tegen elkaar aangefietst. Dat is menigeen opgevallen. Vroeger zeiden ze weleens: maak je niet druk, morgen ligt de vis in de krant en dan gooien ze 'm weg. Ik heb echter gemerkt dat er geen vis in Twitter past. Een woord als "lijkenmentaliteit" is een heel hard woord, maar het ging over overleden mensen. Dat was de associatie; het kwam niet zomaar uit de lucht vliegen. Maar iedereen leert van social media, ook ik. Daarna zou ik dit soort dingen niet nog een keer op Twitter hebben gedaan; ik heb dat ook niet gedaan. Je moet opletten hoe je dat doet. Soms gaat een onderwerp je heel erg aan het hart. In dit geval ging het over seksueel misbruik in de katholieke kerk en de zaken die daar speelden. Als je daarvoor probeert op te komen, ook omdat je weet dat je eigen familie daarvan misschien slachtoffer is geweest, dan kan iets je soms zo raken dat je dingen zegt waarvan je later denkt: tja, had ik dat nou moeten doen? Maar goed, dat was de reden waarom ik dat toen heb gezegd.

Wij hebben heel veel vragen gekregen. Als u mij de kans geeft uw Voorzitter te zijn, probeer ik duidelijke taal te spreken. Veel mensen vinden het prettig als ik spreek. Tegelijkertijd weet ik dat als ik heel streng ben, iedereen zegt: daar heb je die schooljuf weer. Maar ja, ik probeer toch duidelijk te zijn, duidelijke taal te spreken, het niet te ingewikkeld te maken en er voor iedereen te zijn. Dus als u mij die kans geeft, zal ik dat doen om ervoor te zorgen dat ieder geluid hier de ruimte krijgt, zeker ook de kleinen. Je bent er niet alleen voor de groten. De groten kunnen zich laten horen. Ik zal daarvoor staan. Het is ook heel belangrijk dat het kabinet de ruimte krijgt om vragen te beantwoorden. Soms zie je dat de Kamer twee uur heel divers heeft gesproken, de bewindspersoon naar adem hapt om antwoord te geven en het vol staat bij de interruptiemicrofoons. Als Kamervoorzitter kun je soms zeggen: laten we even proberen om de eerste antwoorden te krijgen om er daarna op te acteren. Dat spel moet je ook spelen. Heel veel leden weten dat ik weleens zeg dat ik bewaak of zij antwoord krijgen, maar dat dat niet betekent dat ik ervoor zorg dat het een bevredigend antwoord is. Dat is aan het kabinet. Dat kunnen wij vervolgens in moties en bij de stemmingen uiteindelijk met elkaar afsluiten. Daarmee sluit ik ook af, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Voordewind had al aangegeven een interruptie te hebben.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank voor de toelichting op uw brief, mevrouw Van Toorenburg. Een punt dat ik nog verder verduidelijkt zou willen zien, betreft uw opmerking over de spreektijden voor de kleinere fracties. Eerder heeft uw partij weleens gezegd dat de kiesdrempel verhoogd zou moeten worden. Er werd wel verwezen naar het Duitse model met een drempel van 5%. Dat zou betekenen dat partijen als de SGP en de Partij voor de Dieren erbuiten vallen. U staat hier als persoon en niet als partijlid, maar u hebt als persoon wel eerder gezegd dat de kleinere partijen kortere spreektijden zouden moeten krijgen. De laatste opmerking was bij de raming, geloof ik. Hoe rijmt u beide opmerkingen met het verhaal dat u nu houdt?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het bijt elkaar niet. Aan de ene kant kun je je democratie op een andere manier inrichten, met een kiesdrempel die gelukkig niet zo hoog is als u aangeeft. Dat zou ik ook niet willen, maar dat terzijde. Aan de andere kant kun je kijken hoeveel ruimte iemand als Kamerlid krijgt. Ik heb in die discussie wel gezegd dat ik mij kan voorstellen dat kleinere partijen niet de dezelfde ruimte hebben als grote partijen. Het scheelt natuurlijk financieel al. Ik heb altijd gevonden dat er een heel hoge drempel ligt voor het inperken van kleine partijen. Ik vind het juist belangrijk dat iedereen op alle punten zijn verantwoordelijk kan nemen. Als je kleine partijen te zeer in spreektijden beperkt, krijgen wij een quotejesdemocratie en dat zou ik nooit willen. Als je mensen niet voldoende ruimte geeft, kunnen zij zich niet op meer zaken oriënteren en dan dwing je een partij een single-issuepartij, een "een-onderwerpjespartij" — de heer Elias vindt het altijd akelig als wij Engels spreken — te worden. Daar moeten wij voor waken. Ik vind het belangrijk dat wij erop blijven letten dat ook kleine fracties, met de ruimte die zij krijgen, of het nu gaat om financiële en organisatorische aspecten of om debattijden, voldoende het volledige geluid kunnen laten horen. Dat zal ik altijd bewaken.

De voorzitter:

Dit antwoord is voldoende voor de heer Voordewind. Ook de heer Verhoeven heeft een vraag.

De heer Verhoeven (D66):

Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor haar toelichting. Wij hebben zo-even gesproken over de verschillende debatstijlen. Mevrouw Van Toorenburg heeft steeds gezegd dat zij het aanzien van het parlement heel belangrijk vindt voor het functioneren van de democratie. Dat ben ik met haar eens. Op een gegeven moment zei zij dat je bepaalde vormen van debatteren die misschien niet heel wenselijk zijn, eventueel achter de schermen kunt aanpakken. Het lijkt mij voor het aanzien van het parlement juist heel belangrijk dat het ook voor de schermen gebeurt, zodat het publiek ziet waar het in de ogen van de voorzitter te ver gaat. Is mevrouw Van Toorenburg van zins om het allemaal achter de schermen te doen, of durft zij het ook, als het erop aankomt, voor de schermen te doen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

In eerste instantie voor de schermen. In eerste instantie zullen wij elkaar hier moeten aanspreken als iemand iets zegt waarvan je denkt dat dit te ver gaat. Ik wijs op het mooie voorbeeld dat vanuit de SGP-fractie is gekomen. Ik denk dat je daar echt iets van moet zeggen en wel gewoon rechtstreeks, hier in de Kamer. Je kunt echter ook na afloop — en dat is wat ik bedoelde — zeggen waarom je iets wil. Anders krijgen wij hier een soort geharrewar, een eigen gevechtje dat niet dienstbaar is voor het aanzien van de democratie. Je moet het dus adresseren. Soms zul je het nog een keer moeten adresseren en als het te gek wordt, moet je ingrijpen, maar ook daarna kun je elkaar daarop aanspreken. Dat is wat ik bedoel. Aanvullend op wat je hier in het openbaar doet, kun je later ook vertellen waarom je vindt dat iets niet kan.

Als iemand iets zegt waarvan je op dat moment niet vindt dat je daar in de voorzittersstoel iets van moet zeggen, terwijl je, als je daar later over nadenkt, eigenlijk vindt dat het over de schreef ging, dan kun je dat naar mijn mening als voorzitter alsnog oppakken. Wellicht kan dat gebeuren in het presidium, dat volgens mij ook transparanter mag. Dat zou daar kunnen terugkomen. Ik denk echter dat wij hier niet altijd dat geharrewar hoeven te hebben, want ook dat schaadt het aanzien van de Kamer.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik wil in de eerste plaats mevrouw Van Toorenburg bedanken voor de antwoorden die zij gaf. Ik vind dat zij een mooi verhaal hield, vooral toen zij zei dat minderheden en kleine fracties de ruimte moeten krijgen om hun verhaal te doen. In het bijzonder bij wetgevingsoverleggen kan dat. Je kunt voor die overleggen onbeperkt spreektijd aanvragen, maar wij gaan daar altijd bewust mee om. In dertigledendebatten en andere debatten is daar echter minder ruimte voor. Ik vraag mevrouw Van Toorenburg heel concreet wat zij anders wil doen dan volgens de regels die wij op dit moment hebben en die zijn vastgelegd in het Reglement van Orde. Wat gaat concreet de inzet van mevrouw Van Toorenburg als Kamervoorzitter worden in het presidium, om die ruimte aan minderheden en kleine partijen te geven?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Die ruimte is ingeperkt en wij hebben daarin een aantal stappen gezet. Het lijkt mij heel belangrijk dat wij in de komende tijd bekijken of dat voor iedereen uitvoerbaar is. Ik denk dat een voorzitter erop moet letten als partijen in een heel groot debat, bijvoorbeeld een debat over de belastingen, een spreektijd van slechts anderhalve minuut hebben, waarin zij echt helemaal niets kunnen zeggen. Ik denk dat wij daar met elkaar naar moeten durven kijken. Willen wij dat een partij volwaardig wat breder dan alleen maar één dingetje kan zeggen? Willen wij dat een partij een positie kan innemen? Als wij dat met elkaar vinden, dan moeten wij met elkaar gunnen dat er misschien een minuut bij komt. Dat spel moeten wij met elkaar spelen. Ik zou daar nu geen wijziging in willen aanbrengen, laat ik daar heel eerlijk over zijn, maar ik vind wel dat wij met elkaar moeten opletten of kleine fracties op deze manier hun volwaardige volksvertegenwoordigende taak kunnen uitvoeren. Als dat niet zo is, zal ik binnen het presidium bepleiten om te bezien welke ruimte wij elkaar kunnen bieden. Het is immers in niemands belang als iemand alleen maar naar adem kan happen en even iets kan zeggen, en vervolgens geen rol meer heeft. Volgens mij is dat niet goed. Volgens mij gaan mensen dan ook andere manieren bedenken om hun verhaal te laten horen, terwijl ik juist wil dat zij dat in dit huis laten horen.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik dank mevrouw Van Toorenburg voor de lange toelichting en de lange antwoorden. Zij kan mij helpen straks mijn keuze te bepalen. Kan mevrouw Van Toorenburg in één volzin met drie of vier krachttermen of kernwoorden zeggen waarom zij de beste Voorzitter is?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik zal altijd bijzonder letten op de vorm van het debat, de informatiepositie bewaken en de veelzijdige functie van een Kamervoorzitter optimaal behartigen, naar de organisatie toe en in internationaal verband. Dat zijn voor mij belangrijke zaken waar ik mij mee bezig zou willen houden: vorm, inhoud, hier de organisatie laten groeien en er vervolgens voor zorgen dat Nederland er goed op staat in zijn voorzitterschap.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik zal mijn vraag nog iets duidelijker stellen: wat maakt mevrouw Van Toorenburg als persoon die nieuwe grote Voorzitter?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik ben een verbindend leider. Dat ben ik altijd geweest. Dat is iets wat ik in mijn verleden heb gezien, in de Fyra heb gedaan en in mijn fractie heb kunnen doen en dat is wat hier in dit huis ook zou willen doen: dat we met elkaar een enorm verschil van mening kunnen hebben, maar dat we uiteindelijk, als wij hier door de deur gaan, echt het gevoel hebben dat we allemaal het debat hebben kunnen voeren in de waardigheid voor elkaar. Daar zal ik altijd mijn inzet op plegen, met de leden en met de organisatie. De verbindende kracht is iets waarvan ik weet dat ik het heel goed kan. Ik weet dat dat mij bijzonder maakt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat GroenLinks hecht aan het vrije woord, maar dat daar wellicht in dit parlement ook een grens aan is. Daar heeft mevrouw Van Toorenburg van gezegd dat zij ingrijpt als het over de schreef gaat. Ik zou graag een paar concrete voorbeelden horen. Waar ligt die schreef dan? Wanneer wordt het te erg en hoe zou deze voorzitterskandidaat dan ingrijpen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat over de schreef gaan heel goed geformuleerd is in ons Reglement van Orde, namelijk als het beledigend is en als het ordeverstorend is. Dan zul je daar in eerste instantie iets van moeten zeggen en moeten vragen of iemand het terug wil nemen en daar niet mee voort wil gaan. Als iemand daar toch mee doorgaat, zul je moeten ingrijpen. Het zijn dus de beledigingen en de bedreigingen. Ik schrik niet snel van beledigingen, want ik heb alle vloekwoorden die in Nederland worden gebruikt inmiddels weleens gehoord in mijn verleden. Ik vind echter wel dat ze in dit huis niet passend zijn. Ik denk dat we elkaar daar hier op moeten aanspreken. Als iemand doorgaat, moet je ingrijpen. Het zit dus eigenlijk al heel duidelijk in ons Reglement van Orde.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Een aantal andere sprekers heeft het voorbeeld genoemd, ik ook — dan maak ik het wel concreet — van "nepparlement". Wat zou deze voorzitterskandidaat dan gedaan hebben?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik ga niet aangeven wat ik gedaan zou hebben in de situatie waar mevrouw Van Miltenburg, onze vorige Voorzitter, voor stond. Ik vind dat niet kies. Op dat moment heeft zij de afweging gemaakt om zo te reageren. In zijn algemeen ik vind ik die opmerking geen recht doen aan de manier waarop iedereen hier zich inzet voor zijn verantwoordelijke taak. Ik zie dat iedereen hier op een manier de volksvertegenwoordiging is en dat iedereen probeert om zijn eigen achterban te bedienen. Of het een kleine fractie is of een grote en of het nu een kleine achterban is of een grote is niet relevant. Ik zie iedereen hier heel erg zijn best doen om al die geluiden te laten horen. Ik zou het nooit een nepparlement noemen. Ik vind het een akelig woord. Ik ga echter niet zeggen wat ik op dat moment, toen dat gezegd werd, zou hebben gedaan als ik mevrouw Van Miltenburg was.

Mevrouw Van Ark (VVD):

Ik denk dat dit wel een belangrijk punt is. Ik heb er in mijn termijn een aantal vragen over gesteld. Er is een aantal tegenstellingen. Dat heb ik ook gehoord in het betoog van mevrouw Van Toorenburg, die terecht aangeeft dat heel veel zaken belangrijk zijn. Dat heb ik vaak gehoord en dat klopt ook, want er zijn heel veel zaken in dit huis belangrijk. Ik heb echter een aantal tegenstellingen gehoord waar ik toch nog wat mee worstel in verband met de duidelijkheid. Juist hier moet je alles kunnen zeggen, hoor ik mevrouw Van Toorenburg zeggen. Tegelijkertijd zegt zij: als er iemand over de schreef gaat dan grijp ik in. Kleine fracties ga ik niet samenknijpen, maar ik blijf wel bij mijn eerdere standpunten. Aan het eind zei mevrouw Van Toorenburg: ik word weleens een beetje de schooljuf genoemd. Bij mijn kinderen op school hangt een lijstje met de regels. Ik vind het heel erg van belang om deze duidelijkheid te hebben. Dus kan zij misschien toch nog een keer uitleggen op welk moment zij ingrijpt en op welk moment niet?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Op de inhoud zult u mij nooit zien ingrijpen. Ik ga niet over de inhoud. Een voorzitter gaat niet over wat mensen naar voren willen brengen of welke posities mensen innemen. Daar gaat het debat over. Daar moet je elkaar op kunnen aanspreken. Over de vorm kan een voorzitter wel dingen zeggen. Als iemand bedreigend is of rechtstreeks beledigend wordt, dan kun of moet je daar als voorzitter iets van zeggen. Dat is belangrijk om te duiden wat ik bedoel met: over de schreef gaan.

Het andere punt ging over de kleine fracties. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken — dat doe ik graag nog een keer — dat ik het belangrijk vind dat ook kleine fracties in de breedte met het debat mee kunnen doen en dat zij zich niet alleen maar op één ding hoeven te focussen vanwege de spreektijd, waardoor ze niet tot hun recht kunnen komen. Daarin hebben wij een keuze gemaakt en daar sta ik voor. Ik ga dat echt niet morgen direct proberen te veranderen, maar dat moeten wij wel met elkaar in de gaten houden. Als wij vervolgens namelijk klagen — dat doen wij namelijk ook — dat iemand alleen maar één dingetje blijft roepen, dan moeten wij ook tegen elkaar durven zeggen: is het ook niet zo dat zij geen ruimte krijgen om iets anders uit te diepen omdat wij dit zo organiseren? Dat spel zullen wij in het Presidium moeten spelen om te bekijken of wij iedereen en ieder geluid nog wel recht doen.

Mevrouw Van Ark (VVD):

Het gaat mij er met name om dat een aantal tegenstellingen verduidelijkt worden. Ik heb het antwoord van mevrouw Van Toorenburg gehoord. Ik krijg nu ook een toelichting daarop, waarvoor dank. Een aantal zaken noemt zij belangrijk, maar uiteindelijk moet daar een keuze in gemaakt worden. Kiest zij ervoor om bijvoorbeeld in te grijpen als een woord dat in de reguliere spreektaal een heel net woord is, in haar beleving in het debat wordt gebruikt om de orde te verstoren? Of laat zij het dan gaan en laat zij het aan andere parlementariërs over, bijvoorbeeld in het kader van de vrijheid van meningsuiting?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik zou heel veel laten gebeuren. Het is heel vaak niet aan mij maar juist aan het spel in de Kamer om ervoor te zorgen dat wij elkaar aanspreken. Ik richt mij vooral op het volgende. Als iemand direct bedreigend of direct grof beledigend is — mijn lat ligt vrij hoog; laat ik eerlijk zijn — dan zal ik ingrijpen. Maar dat doe ik niet te snel, want je moet ook niet in die zin het debat verstoren. Als ik denk "ligt het nou aan mij dat ik dit een term vind waarvan ik mij afvraag of dat moet?", dan bespreek ik dat misschien liever later met iemand in de zin van: waarom zeg je dat nou zo? Ik kan het ook met mijn collega's bespreken. Ik denk dat je daarin heel transparant moet zijn.

De heer Houwers (Houwers):

Mevrouw Van Toorenburg geeft aan dat antwoorden geven en transparantie belangrijk zijn. Dat vind ikzelf ook. Ik had haar aan het eind van mijn betoog gevraagd in hoeverre zij op de hoogte was van de actie zoals die geschetst wordt in de richting van de Partij van de Arbeid om te kiezen voor een andere kandidaat. Ik heb daar nog steeds twee vragen over. De eerste vraag is: wist zij daarvan? De tweede is: wat is haar oordeel als dat heeft plaatsgevonden of plaats zou hebben kunnen vinden?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik wist vooraf niet dat er tussen fractievoorzitters was gesproken over welke kandidaten wenselijk zouden zijn. Wel weet ik dat er nooit is gezegd om met een andere te komen toen een fractie eenmaal een keuze had gemaakt. Dat is niet gedaan. Dat is het enige wat ik uit betrouwbare bronnen heb vernomen. En als ik het fout zeg, dan zal ik gecorrigeerd worden, maar dat is vanuit mijn beleving gebeurt. Toen mevrouw Arib is gekozen, is er na afloop, voor zover ik weet, geen druk uitgeoefend en gezegd: jullie moeten haar terugtrekken; kom met een ander. Nee.

De heer Houwers (Houwers):

Helder. Dank u wel. Dat is goed voor de transparantie.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik zie dat er geen verdere vragen zijn. Ik dank mevrouw Van Toorenburg hartelijk voor deze beantwoording. Wij gaan verder met mevrouw Arib. Ook bij haar zou ik willen voorstellen: eerst het verhaal en daarna de interrupties.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik dank alle collega's voor hun inbreng, vragen en opmerkingen. Ik dank ook mijn medekandidaten dat wij hier samen staan of zitten. Er valt ook wel wat te kiezen.

Ik wil beginnen met de reden waarom ik naar deze functie heb gesolliciteerd. De reden is dat de functie een prachtig ambt is en een eervolle functie in onze parlementaire democratie. Ik heb zeventien jaar parlementaire ervaring. Ik behoor met de collega's Wilders, Van Bommel en Van der Staaij tot de langstzittende Kamerleden. Dat is een rijke ervaring. Het gevoel van verantwoordelijkheid is ook de reden waarom ik voor deze functie heb geopteerd. Ik zit niet alleen heel lang in de Kamer, maar ik zit ook heel lang in het Presidium, sinds het voorzitterschap van Gerdi Verbeet. De afgelopen drie jaar heb ik vooral als eerste ondervoorzitter de Kamer heel vaak voorgezeten. Dat is natuurlijk een belangrijke taak van de Voorzitter. Ik heb in de hoedanigheid van ondervoorzitter ook de Kamer naar buiten toe mogen vertegenwoordigen. Ik ben heel nauw betrokken bij de organisatie van de Kamer, maar daar kom ik later op terug.

Mevrouw Kuiken vroeg of ik iets heb mee te geven aan de Kamerleden vanwege mijn ervaring. Ik wil meegeven dat we allemaal kort en bondig moeten zijn. Ik zal proberen een goed voorbeeld te geven.

Dan ga ik gelijk naar de vragen. Er is met name door de heer Voordewind, maar ook door mevrouw van Tongeren en de heer Wassenberg, veel gevraagd over het belang van minderheden in de Kamer. De essentie van een democratie vind ik persoonlijk — maar volgens mij zijn velen het met mij eens — dat de positie van minderheden wordt beschermd en versterkt en dat er voor hun belangen wordt opgekomen. Dat is in de Kamer een grote waarde. Die waarde deel ik ook. Dat betekent ook dat de Kamer gelijkwaardig moet worden gezien en behandeld. In de rol van Voorzitter moet je daar goed op toezien. Dat heb ik in het verleden gedaan en dat zal ik ook in de toekomst blijven doen. Daarbij zijn natuurlijk de instrumenten van de Kamer belangrijk: het indienen van moties, het stellen van vragen, het initiatiefrecht. Dat zijn instrumenten die ons allemaal ten dienste staan en daar moet je ook als Kamervoorzitter voor waken. Dat betekent ook dat minderheden het recht hebben om dezelfde instrumenten te gebruiken als andere fracties, die misschien groter zijn of deel uitmaken van de coalitie.

Daarbij is natuurlijk ook de informatievoorziening belangrijk. Dat heb ik niet voor niets uitgebreid in mijn brief beschreven. De heer Verhoeven heeft er ook naar gevraagd. Ik sta voor een sterke Kamer. De informatievoorziening is cruciaal voor het functioneren van alle Kamerleden. Dat betekent ook dat je als Kamervoorzitter verantwoordelijk bent voor het creëren van een gelijk speelveld en dat alle collega's volledig en fatsoenlijk moeten worden geïnformeerd. Ik heb vaak op die stoel gezeten en regelingen van werkzaamheden meegemaakt. Ook heb ik debatten meegemaakt waarin collega's op het laatste moment een rapport of een brief met heel veel technische informatie kregen toegestuurd; zo'n debat kun je dan niet op een goede manier voeren.

De vervolgvraag is: hoe ga je dat doen? Ik heb in de kranten heel veel over mezelf gelezen; jullie hebben dat ook gelezen. Volgens mij ontkomt daar tegenwoordig bijna niemand aan. Ik deel de kwalificatie dat ik een lastpak ben; ik zie de heer Samsom knikken. Die eigenschap komt mij heel goed van pas. Ik zal dus sowieso het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Dat moet je sowieso doen, maar ik zal ook lastig zijn naar bewindspersonen toe als zij systematisch verzuimen om de Kamer tijdig te informeren. Dat doe je door het gesprek aan te gaan, te bellen met elkaar en daar met elkaar afspraken over te maken. Maar als de Kamerleden dat goedvinden, valt er misschien ook wel wat voor te zeggen dat het drukmiddel wordt ingezet dat de Kamer eerst ordentelijk geïnformeerd moet zijn voordat het debat kan plaatsvinden. Of er kan juist besloten worden om het debat te laten doorgaan ondanks dat er geen informatie is. Daar sta ik dus voor. Dat heb ik ook in mijn brief opgenomen. Die ambitie heb ik. Ik weet dat dat van alle tijden is. Ook in het verleden werd dat gezegd, maar ik heb me voorgenomen me daarvoor hard te maken.

Een punt dat door verschillende collega's naar voren is gebracht is het aanzien van de Kamer. Volgens mij hebben de heer Bisschop, mevrouw Keijzer, mevrouw Van Tongeren en mevrouw Van Ark daar iets over gezegd. Het aanzien van de Kamer, dat zijn wij. Dat zijn wij met z'n allen, 150 Kamerleden. Alles wat wij in dit huis aan gedrag etaleren wordt gezien door burgers. Alle camera's zijn op ons gericht, of we nu aan het twitteren zijn of elkaar voor van alles en nog wat uitmaken. Dat is het aanzien van de Kamer. Wij hebben allemaal een verantwoordelijkheid om dat aanzien goed over te laten komen. Daar speelt taalgebruik een belangrijke rol bij. Ook andere factoren spelen een rol: niet alleen verruwing van de taal, maar ook politici die niet altijd direct antwoord geven, maar om de hete brij heen draaien. Soms krijg ik daar mails van burgers over als ik voorgezeten heb. Daar storen ze zich aan.

Natuurlijk begrijp ik als geen ander dat in de hitte van het debat emoties soms hoog op kunnen lopen en er soms woorden kunnen worden gewisseld. Je hoopt als Kamervoorzitter dat je op dat moment ad rem genoeg bent om te zeggen: "kan het wat rustiger?", "dat is niet netjes" of iets in die trant. Het lukt niet altijd. Dat begrijp ik heel goed. Maar ook dat moet kunnen. Er is niks mis met emoties in het debat. Er is ook veel gebeurd in Nederland waardoor de emoties hoog oplopen. Iedereen heeft het recht om dat naar voren te brengen. Dat moeten we natuurlijk met elkaar accepteren en af en toe moeten we denken: het zij zo. Het wordt vervelend als personen worden beledigd of gekwetst. Ook daarvan zeg ik dat het belangrijk is dat ik daar iets van zeg als ik Kamervoorzitter zou zijn, maar ik weet ook dat collega's heel vaak zelf naar de interruptiemicrofoon lopen en hun mening daarover geven. Ook daar geef ik de ruimte aan en dat zal ik blijven doen. Het gaat erom dat niet alleen de voorzitter mensen gaat corrigeren, maar dat wij ook elkaar op ons gedrag aanspreken. Het aanzien van de Kamer is namelijk in ons belang.

Het voorbeeld van "nepparlement" is genoemd. Dat is als voorbeeld genoemd. Mevrouw Van Ark zei daar iets over. De heer Kuzu noemde ook een voorbeeld, volgens mij was dat die vergelijking met het verleden, met de oorlog. Toen heb ik ook ingegrepen. Ingrijpen betekent dat je er iets van zegt, meer is het niet. Vrijheid van meningsuiting is namelijk een groot goed. Iedereen hier is gekozen en iedereen heeft recht op die vrijheid en te zeggen wat hij of zij wil. Ik zou daar nooit en nooit aan tornen. Het is juist iets wat ik altijd heb meegedragen. De afgelopen drie jaar heb ik ook nooit ingegrepen en gezegd dat iemand iets niet mocht zeggen. Af en toe zeg je iets als: nou ja, dit had wat rustiger gekund. Meer dan dat is dat niet. Natuurlijk wordt er ook gerefereerd aan het Reglement van Orde. Volgens mij was het de heer Bisschop die dat heel mooi zei. Als voorzitter heb je de mogelijkheid om mensen te schorsen of het woord te ontnemen, maar ik hoop dat niemand daar ooit gebruik van maakt. Dat zal ik altijd verdedigen.

Kwalificaties zijn van alle tijden. Soms veranderen die met de tijd. "Even dimmen" was toen een groot probleem in de Kamer, heb ik begrepen. De heer Marijnissen heeft daar een prachtig boek over geschreven. Datzelfde geldt voor "knettergek" bij Ella Vogelaar. Ook zij heeft daar een boek over geschreven. Wie weet komt er een boek over "nepparlement". Hetzelfde geldt voor hoe wij hier lopen. Alles wordt gezien. De truien van Hans Spekman riepen heel veel irritaties op bij burgers, maar er waren ook burgers die dat een geweldige outfit vonden. Het is dus soms ook betrekkelijk. Kiezers willen zich ook kunnen herkennen in hun volksvertegenwoordigers. Dat hoort ook hier. Dat respecteer ik ook. Tegen mevrouw Van Ark zeg ik: gelukkig werd het uitgezonden, dus u kunt het terugzien. Ik heb toen helemaal niks gezegd over de vrijheid van meningsuiting. Dat zou ik ook nooit doen.

Er is ook gevraagd naar mijn stijl van voorzitten. Ik ken bijna iedereen, alleen de heer Amhaouch van de CDA-fractie niet, want hij is pas gisteren geïnstalleerd. Ik zie hem in de bankjes zitten. Mijn stijl is dat ik Kamerleden ruimte wil bieden om het debat goed te voeren, om hun standpunten naar voren te brengen en om vragen te stellen. Dat zal ik ook altijd blijven doen. Dit wil niet zeggen dat er eindeloos kan worden vergaderd. Uit ervaring heb ik leren aanvoelen wat wel en wat niet kan. In een politiek gevoelig debat waar heel het land naar kijkt, kun je geen vast aantal interrupties van tevoren afspreken, omdat ook de informatie heel belangrijk is. We hebben dat laatst gezien bij het debat over de Teevendeal, over het rapport-Oosting. Dan kun je zeggen: u mag drie keer interrumperen en verder niks. Het is echter ook belangrijk dat de feiten boven tafel komen. Dan gaat het ook om informatie over "wie, wanneer en hoe laat" en dergelijke. Dan laat ik het ook toe. Ik vind het heel belangrijk dat de voorzitter zo onzichtbaar mogelijk is. Dat wil niet zeggen dat je niet mag sturen, maar je kunt leiden zonder op de voorgrond te treden. Dat is mijn stijl. Natuurlijk zijn er ook debatten waarin een vraag tien keer wordt gesteld, steeds in een andere vorm. Dan zeg ik, en collega's weten dat ook van mij: nu is het klaar. Dat maakt je niet altijd populair, maar dat hoort ook bij het voorzitterschap.

Er is ook een vraag gesteld over de vertegenwoordiging van de Kamer naar buiten toe. Dat heb ik in de afgelopen jaren natuurlijk ook gedaan.

Er is ook een vraag gesteld over het spreken van verschillende talen. Ik spreek verschillende talen. Ik spreek Frans. Ik spreek ook Engels; daar werd ook naar gevraagd. Ik ben geen Frans Timmermans. Dat zeg ik hier gewoon ook maar eerlijk. Ik ben echter ook geen Louis van Gaal. Ik zit er dus een beetje tussenin.

(Hilariteit)

Mevrouw Arib (PvdA):

Jarenlang ben ik namens de Kamer lid van de Raad van Europa geweest. Als het spreken in het Engels mij te moeilijk werd, schakelde ik over op het Frans en als het spreken in het Frans mij te ingewikkeld werd, schakelde ik over op het Engels. Ik ben echter graag bereid om naar de nonnen te gaan. Dat wilde ik altijd al. Wie weet doe ik dat alsnog. In mijn rol als ondervoorzitter heb ik een paar keer Anouchka van Miltenburg mogen vervangen wat betreft het ontvangen van staatshoofden. Althans, ik heb één staatshoofd mogen ontvangen. Maar ook anderen heb ik mogen ontvangen. Dan spreek je gewoon Engels. Dat gaat gewoon in het Engels. Tot nu toe heb ik daarover geen klachten gehoord. Ik sta echter altijd open voor verbetering.

Er waren ook vragen over de organisatie. Collega Van Raak heeft daarover een vraag gesteld, evenals collega Van Ark. Gevraagd werd of ik managementervaring heb. Ik ben nu bijna anderhalf jaar secretaris van de PvdA-fractie, met 85 medewerkers. In die rol heb je ook te maken met cao-onderhandelingen en met de medezeggenschapsraad, die ook heel belangrijk is. Dat heb ik met plezier gedaan. Dat is tot nu toe heel goed gegaan. Ook de verhoudingen zijn prima. Anderhalf jaar secretaris van de PvdA-fractie zijn telt overigens als ongeveer vijf jaar managementervaring hebben. En, gelukkig, bij de VVD-fractie schijnt dat ook zo te zijn. Als lid van het Presidium ben ik ook heel nauw betrokken bij de organisatie van de Kamer. Het was in opdracht van het Presidium dat het rapport van de ABD (Algemene Bestuursdienst) tot stand is gebracht. Dat gebeurde onder leiding van Anouchka van Miltenburg. Daarin zijn heel veel stappen gezet. Er liggen echte reorganisatieplannen op de plank. We hebben drie topmensen binnengehaald en ik ben nauw betrokken geweest bij de sollicitatiecommissies. Dit is heel belangrijk. We hebben prachtige mensen die ons bedienen. We hebben een ambtelijk apparaat dat altijd voor ons klaarstaat, maar uit het rapport blijkt ook dat het hier een soort familie is. Mensen werken hier heel lang en dat doen zij met plezier, maar het politieke bedrijf brengt ook nieuwe vragen mee. Daar moet de organisatie ook op anticiperen. Op dit moment ligt er de opdracht om uiteindelijk een organisatie te krijgen die professioneel, flexibel en zakelijk is, zonder het mooie van dit bedrijf kwijt te raken. Als Voorzitter ben je natuurlijk eindverantwoordelijk. Het is dus ook de verantwoordelijkheid van de Kamervoorzitter om erop toe te zien dat de veranderingen daadwerkelijk plaatsvinden. We hebben heel goede managementleden, die het uitstekend doen, maar uiteindelijk moet de Kamervoorzitter het realiseren. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit ook gaat gebeuren.

Er zijn ook wat losse vragen gesteld. De vraag van mevrouw Van Tongeren heb ik al beantwoord. Er was een vraag van de heer Verhoeven over openbaarheid en transparantie. Ik ben voor openbaarheid en transparantie. Je moet echt alleen besloten vergaderen als het niet anders kan, bijvoorbeeld als het de privacy van mensen of persoonsinformatie raakt. Dan moet je daar voorzichtig mee zijn, maar mijn inzet is: zo transparant mogelijk. Dat geldt ook voor het Presidium. We hebben al stappen in die richting gezet, ook dankzij de inzet van collega Van Raak. Ik mag niet te veel uit het presidium klappen, maar besluiten worden openbaar gemaakt en de agenda wordt van tevoren bekendgemaakt. Misschien moeten we in het Presidium bekijken of het mogelijk is om, afhankelijk van de agenda, open te vergaderen. Dat is een mogelijkheid, maar dat is iets wat in het Presidium aan de orde moet komen.

Het punt van de dertigledendebatten is heel belangrijk. We hebben op dit moment 68 meerderheidsdebatten en 57 dertigledendebatten staan. Dat is ook een discussie die voortdurend terugkomt. Het heeft voor een belangrijk deel te maken met de bereidheid van collega's om in commissievergaderingen andere, kleine fracties ook iets te gunnen. Vaak zien we dat collega's het in procedurevergaderingen niet voor elkaar krijgen om een algemeen overleg te regelen. Dan verschuift de discussie naar de plenaire zaal. Ik wil dus ook een oproep doen aan alle collega's om daarin wat ruimhartiger te zijn. Als we allemaal vinden dat er te veel dertigledendebatten zijn, vraagt dat ook van de coalitiecollega's om daar wat soepeler in mee te gaan. Ik zal daarover gesprekken voeren met de voorzitters van de commissies, om te bekijken of daarvoor toch een oplossing kan worden gevonden in de commissies. Bovendien heb je in een algemeen overleg meer tijd en kan het snel worden ingepland. En je kunt het debat hier altijd plenair afronden. Het is wel een reëel probleem.

Het aantal interrupties werd volgens mij genoemd door de heer Bisschop. Natuurlijk is het belangrijk om daar kort en krachtig in te zijn. Dat vraagt iets van Kamerleden. Zij moeten in hun vragen kort en duidelijk zijn. Het vraagt ook iets van de bewindspersonen. Niet van hen allemaal overigens, want ik weet precies wie heel breed van stof is, in details vervalt en vaak voorbeelden noemt, en wie kort en concreet ingaat op de vragen. Ook daar heb ik oog voor. Ik waarschuw bewindslieden vaak, maar ik geef ook de ruimte aan collega's die aan het eind zeggen dat hun vraag niet beantwoord is. Dan kunnen ze die aan de orde stellen en de bewindspersoon mag pas weg als die vragen zijn gesteld.

Ik kijk even of ik alle vragen heb beantwoord. Misschien ben ik iets vergeten. De heer Verhoeven had bijvoorbeeld een stuk of acht vragen en die heb ik volgens mij niet allemaal beantwoord. Ik hoor het wel als dat zo is.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik kijk even of de collega's behoefte hebben aan het stellen van verhelderende vragen over het standpunt van mevrouw Arib. Dat is niet het geval.

Mevrouw Arib (PvdA):

Mag ik een laatste opmerking maken?

De voorzitter:

Uiteraard.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik realiseer mij heel goed dat dit een moeilijk debat is waarin de Voorzitter wordt gekozen. Ik hoop dat de collega's de Voorzitter kiezen die ze het liefst willen hebben, want alleen dan kan een Voorzitter goed functioneren. Ik hoop dat uit mijn antwoorden is gebleken waar ik sta. Ik hoop dat mijn antwoorden de collega's helpen bij het maken van een keuze. Dank u wel.

De voorzitter:

Dan gaan wij nu luisteren naar de antwoorden van de heer Elias.

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Met een blik op de klok sla ik, met uw welnemen, de algemene introductie over, want er staat ons nog wel het een en ander te wachten, ook met de stemmingen. Ik ga dus meteen in op wat een aantal sprekers heeft gezegd. Ik probeer een aantal dingen thematisch te doen.

Ik begin met de heer Bontes. Hij was kort en helder. Hij had eigenlijk geen vragen. Zijn standpunt was al duidelijk. Ik ben het niet met hem eens, anders zou ik hier niet staan. De heer Bontes is lid van de Kamer. Hij heeft het recht om die dingen te zeggen. Hij heeft ook het recht om die dingen zo stevig en duidelijk te zeggen. Ik zal met groot genoegen ook zijn Voorzitter zijn, ondanks het feit dat hij zo kritisch is. Ik vind dat dit zo hoort in dit huis.

Nu ga ik even in op de persoonlijke kant, want collega Van Raak stelde daar vrij indringende vragen over. Hij schetste het beeld dat de Kamervoorzitter een beetje een beklagenswaardig figuur is — Van Agt heeft het staatssecretariaat weleens zo afgeschilderd — maar ik ben dat niet met de heer Van Raak eens. Ik vind het een prachtige functie. Ik vind het een prachtige functie, omdat die in de kern zit van de mogelijkheid om het debat te beïnvloeden. De heer Van Raak vroeg aan mij: kun je dat eigenlijk wel, want je bent een eigenwijze man met duidelijke meningen? Ik denk dat een politicus ideeën kan hebben — dat lijkt mij belangrijk — maar die kan hij ook voor zich houden als hij een ander doel dient, namelijk het voeren van een goed en levendig democratisch debat.

Misschien is het wel zo dat liberalen te weinig met hun idealen te koop lopen. Wellicht worden ze daarom een beetje als pragmatisch gezien. Maar liberalen hebben wel idealen. Toen ik hier naartoe kwam, was een van mijn idealen naast het minder verspillen van overheidsgeld — dat is een ander debat, daar zullen wij het nu even niet over hebben — om het echte debat in de Nederlandse cultuur terug te krijgen. Dat is het debat dat ik als verslaggever vroeger meer heb ervaren dan nu, want ik heb hier twintig jaar lang rondgelopen. Ik vind het oprecht — dat komt uit mijn tenen — niet goed als wij hier met zeven mannen of vrouwen in blauwe stoelen zitten en een debat voeren met rare afkortingen, in het Engels en op detailniveau en ambtelijke vragen stellen waar de minister daarna ook weer ambtelijke antwoorden op geeft. Dat is geen debat. Ik vind dat er een Voorzitter moet zijn die van het debat houdt en die met liefde voor de democratie — ik zeg het een beetje zwaar, maar zo vind ik het echt — vormgeeft aan het debat. Natuurlijk gaat mij dat niet van vandaag op morgen lukken, maar kleine stapjes zijn ook belangrijk, zoals collega Van Raak weet. Ik vind dat dat het soort idealen is op basis waarvan ik in ieder geval die functie zou willen doen. Ik respecteer volledig dat de heer Van Raak zegt: geef mijn portie maar aan Fikkie; ik zou het liever niet doen. Dat vind ik prima. Maar, ja, ik kan dat en dat heb ik ook bewezen.

Ik hoef er geen geheim van te maken dat wat ik intern heb gezegd over het aanvragen van een debat door de Partij voor de Dieren over een enkele ooievaar in Nederland, de ooievaar Freedom, wel iets ruwer is dan het voorbeeld dat de heer Bisschop aan ons voorlegde om uit te werken, maar dat is mijn persoonlijke mening. Vervolgens heb ik hier in de voorzittersstoel gezeten om dat debat voor te zitten — en misschien kan de heer Wassenberg dat bij mevrouw Thieme nog navragen — en heb ik er volstrekt objectief en eerlijk voor gezorgd dat dat debat fatsoenlijk verliep. Sterker nog, toen een van de collega's een "feestmotie" in ging dienen, heb ik, omdat hij het onderwerp belachelijk maakte, gezegd: nee, als dat voor minderheden in deze Kamer een belangrijk punt is, moeten wij dat serieus behandelen. En dat hebben we vervolgens ook gedaan.

Ik maak een groot onderscheid tussen wat ik persoonlijk vind, wat ik als VVD-Kamerlid vanuit die taartpunt vind en wat ik daar in die stoel vind. Daar vind ik namelijk niks, althans niet zo veel. Ik heb dan ook niet voor niets in mijn brief geschreven dat de Voorzitter van de Kamer niet verder kan springen dan de polsstok van een ruime meerderheid van de Kamer lang is. Dat geldt dus voor een hele hoop vragen die vandaag aan mij gesteld zijn. De Voorzitter kan van alles vinden, privé of op verjaarsfeestjes, maar niet vanuit die stoel. De meerderheid van de Kamer vindt dingen. Ik geef een voorbeeld — en ik verwijs ook weer naar de heer Wassenberg — dat het budget voor de ondersteuning van de Kamer ontoereikend zou zijn. Daar kun je verschillend over denken, zo verschillend zelfs dat ik daar al jaren over van mening verschil met mijn eigen fractie. Ik heb daar wel eens over gepubliceerd en ik ben indertijd in deze zaal door mijn collega Blok min of meer teruggeroepen. Nou, dat kan ook allemaal. Als de meerderheid van de Kamer vindt dat er meer geld voor ondersteuning moet komen dan moet de meerderheid van de Kamer dat vaststellen bij de raming. Dan legt de Kamer vervolgens die rekening neer bij de minister van Binnenlandse Zaken en plat gezegd moet hij vervolgens tekenen bij het kruisje. Dus het is aan de Kamer en het is aan de Voorzitter van de Kamer om uitvoering te geven aan de wens van de meerderheid van die Kamer. Zo hoort het. Het gaat niet om mijn toevallige mening. Dat zou ook helemaal niet goed zijn, want als er dan een nieuwe Kamervoorzitter komt, gaat de organisatie weer een heel andere kant op.

Ik merk overigens wel op — maar dat is technisch — dat als men vindt dat het budget voor onderzoek van Kamerleden te laag is, het wel raar is dat er ieder jaar op wordt overgehouden. Dat heet in boekhoudtermen geloof ik onderuitputting. Er blijft wel altijd geld over. Ik heb het altijd heel raar gevonden dat er wel geld overblijft en dat tegelijkertijd iedereen terecht zegt dat er weinig ondersteuning is. Daar moeten we misschien nog eens een keer goed naar kijken.

Dan de vraag van de heer Bisschop over het voorbeeld van een bijdrage van een spreker waarin gesproken wordt van een hersenloze onbenul. Wat vinden we daarvan? Nou, er werd wel om gelachen toen de heer Bisschop dat voorbeeld gaf. Dus dan zou het eigenlijk net kunnen, maar goed, dat is buiten de context. Ik vind dat je dat in ieder geval moet abstraheren en meer in principiële zin en algemene zin zou moeten bespreken.

Eigenlijk zijn er drie niveaus voor een Kamervoorzitter. Het eerste niveau betreft opmerkingen van een collega waar je je als lid van deze Kamer enorm aan ergert. Dat valt onder de vrijheid van meningsuiting. In dit huis moet vrijwel alles gezegd kunnen worden. Het kan dat iemand in dit huis een mening naar voren brengt waar men het heel sterk over oneens is. Laat ik bij wijze van voorbeeld — omdat het een paar keer is genoemd — de uitlating over het nepparlement noemen. Als er een uitlating wordt gedaan waar andere leden van dit huis zich zeer aan storen, maar die naar mijn mening absoluut valt binnen de vrijheid van meningsuiting, ben ik wel aanhanger van de Verbeet-doctrine dat men dan elkaar daarop aanspreekt, dat men dan elkaar daarop bevraagt en dat men dan met elkaar daarover debatteert.

Ik vind dat de grens ligt bij uitlatingen hier in huis die buiten dit huis tot vervolging zouden leiden, bijvoorbeeld uitlatingen die leiden tot het aanzetten tot haat of discriminatie conform artikel 137c en 137d van de Grondwet. Ik vind dat het dan een min of meer objectief criterium voor de Kamervoorzitter is om iets te zeggen tegen degene die die opmerkingen maakt. Dan nog kun je zeggen: wij hebben artikel 71 van de Grondwet en dat geeft volstrekte immuniteit. Hier in huis moet alles gezegd kunnen worden. Dat is ook zo, maar het is wel aan de Voorzitter om niettemin bepaalde grenzen van goed fatsoen en goede smaak te bewaken, maar ook het aanzetten tot haat in de gaten te houden. Dat staat vrij precies omschreven in artikel 58 van ons Reglement van Orde. Mevrouw Van Toorenburg heeft er ook op gewezen. Die vrijheid van meningsuiting is er dus. Het is een feit dat die zeer ruim moet worden opgevat, maar de Kamervoorzitter moet in extreme gevallen iets zeggen of zelfs ingrijpen. Bij mijn weten is dat alleen in 1937 een keer gebeurd. Ik ben erbij aanwezig geweest dat de heer Dolman als Kamervoorzitter daarmee heeft gedreigd en woorden heeft laten terugnemen. Hij heeft het lid nog net niet laten verwijderen. Ik vind dat daar meer dan uiterste terughoudendheid in past, maar er kan voor de Voorzitter, als er woorden worden gebruikt die veel verdergaan dan het voorbeeld dat de heer Bisschop ons voorlegde, reden zijn om te vragen om woorden terug te nemen of in elk geval niet te herhalen. Maar dat ligt behoorlijk ver en dat is niet met een schaartje te knippen. Wanneer ik tot uw Voorzitter zou worden gekozen, zal ik er zeer terughoudend in zijn, maar deze mogelijkheden staan natuurlijk niet voor niks uiteindelijk ook in ons Reglement van Orde.

Er zijn veel vragen gesteld over de informatievoorziening aan de Kamer. Dat is een vraagstuk dat mij zeer aan het hart gaat. De collega's die onder het voorzitterschap dat ik mocht bekleden van de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid, met mij gewerkt hebben, weten dat ik als parlementariër echt witheet werd — in de fracties zullen zij dat wellicht bevestigen — als wij met een kluitje het riet in werden gestuurd als het over de informatievoorziening ging. Ik heb daar vrij pittige brieven over geschreven aan ministers van een bepaalde partijkleur of een coalitiekabinet, maar daar heb ik dan allemaal niks mee te maken. De Kamer moet fatsoenlijk worden geïnformeerd en de Kamervoorzitter zal daarop hebben te letten. Ik heb er stevig achteraan gezeten, met resultaat. Ik zal mij niet met een kluitje in het riet laten sturen als u mij tot uw Voorzitter kiest.

Artikel 68 van de Grondwet is al vaker genoemd. Dit belangrijke artikel staat er niet voor niks. Alleen en ook louter dan wanneer het belang van de Staat in het geding is, kan er reden zijn om informatie niet te verstrekken. Dat moet een verdraaid goede reden zijn en niet een soort schaamlap om informatie niet te verstrekken.

Er is een vraag gesteld waar tot nu toe heel weinig aandacht aan is besteed, terwijl ik denk dat het een klein tikkend tijdbommetje is dat wij eigenlijk snel zouden moeten oplossen. Het gaat over de kabinetsformatie. In de Kamer is een initiatiefwet van de leden Schouw en Van der Ham aangenomen om de rol van de Koning bij de formatie zodanig te beperken, dat hij niet langer een rol speelt bij het aanwijzen van de informateur, maar dat de Kamer dat zelf doet. Een minderheid van de Kamer stemde tegen. Dit was eerder al enigszins geregeld via de motie-Kolfschoten uit 1971. Dit voor de staatsrechtliefhebbers die hier ongetwijfeld ook aanwezig zijn. Over de kabinetsformatie is een evaluatie opgesteld. Die is alweer van 9 december 2014, dus dertien maanden geleden. Er wordt beoogd een protocol op te stellen voor wat er moet gebeuren. Daarbij is er een rol voor de Kamervoorzitter. Er moet nog politieke discussie over plaatsvinden. Dat dossier ligt nog ergens in een of andere la tussen het Presidium en de commissie voor de Werkwijze in, heb ik de indruk. Ik denk dat wij hiermee veel vaart moeten maken. Het kabinet zou kunnen vallen, maar kan ook de rit gewoon uitzitten. Het is nog maar een jaar en dan hebben wij weer een kabinetsformatie. Er is geen protocol en er is niets geregeld. Ik vind dat onverstandig. Per 1 februari hebben wij een nieuwe directeur Constitutioneel Proces. Ik denk dat hij hiermee meteen moet beginnen en binnen een paar weken iets op tafel zou moeten leggen. De verdere uitwerking zal ik graag als uw voorzitter oppikken. Ik vind dat wij dit niet zo losjes moeten laten liggen.

Er zijn vragen gesteld over de rol van de Voorzitter in relatie tot het management. Ik ben het, wederom, eens met de opvatting van mevrouw Verbeet in haar rol als Voorzitter, dat je als Kamervoorzitter geen directeurtje moet gaan spelen. Dat is niet de rol. De rol is wel om de belangen van de 150 Kamerleden zo goed mogelijk te behartigen. In constant gesprek met het management van de Kamer zorgt de Voorzitter ervoor dat alles ten behoeve van de Kamerleden buitengewoon goed verloopt. Het is heel bijzonder dat de situatie zich voordoet dat er een nieuwe Griffier is aangetreden en er twee nieuwe directeuren zijn aangesteld: een directeur Constitutioneel Proces en een algemeen directeur, zo noem ik ze maar even om rare Engelse termen te vermijden. Dat clubje moet op elkaar ingewerkt raken en heeft een hoop werk te doen. Uit het Presidium en uit de leiding van de vorige Kamervoorzitter zijn twee zaken naar voren gekomen die belangrijk zijn om te regelen. Er is een rapport verschenen van de Algemene Bestuursdienst op 10 december 2014. Ik heb nog nooit een rapport gelezen dat aan de ene kant zo diplomatiek is geschreven en waarin aan de andere kant zulke stevige conclusies en aanbevelingen staan geformuleerd. Mocht ik Kamervoorzitter worden, zal ik nagaan of er beletselen zijn om het openbaar te maken. Ik geloof dat het semiopenbaar is geweest omdat het ergens op een site van een or van de Kamer heeft gestaan. Ik denk dat alle Kamerleden hiervan kennis zouden moeten kunnen nemen. De uitwerking ervan vindt nu plaats. Er moet veel gebeuren waarover ik niet in detail zal treden. Dat moet het managementteam doen in samenspraak met de Voorzitter, die daarin opereert namens het Presidium.

Ik heb leiding gegeven binnen een grote internationale onderneming. Dat was interessant en daarvan heb ik veel geleerd. Daarna ben ik ondernemer geweest, dat was weer iets heel anders. Ik had vijftien man personeel en moest alles zelf regelen. De financiën moesten voor elkaar zijn, ik heb balansen leren lezen, en meer van dat soort dingen. Je moet je daar niet mee bemoeien als Kamervoorzitter, maar je moet wel samen met het management de wensen vanuit de Kamer heel duidelijk en nadrukkelijk aangeven. Dat mag best heel kritisch als daar aanleiding voor zou zijn. Dit moet allemaal verder in goede harmonie gebeuren. Ik denk dat ik dat kan, maar ik zal zeker ook eisen stellen.

Er is een vraag gesteld over de transparantie van onder meer het Presidium. Ik denk dat je het in drieën moet knippen. In het Presidium worden besluiten genomen die vergelijkbaar zijn met de strategie van een bedrijf, zou je kunnen zeggen. Dat kun je niet in de openbaarheid en met camera's doen, dat gaat niet. Je kunt niet over individuele … Nee, laat ik niet eens benoemen wat wij daar zouden moeten besluiten. Ook praten over de veiligheid van de Kamer zelf kan niet in de openbaarheid. Dat is een deel dat gewoon daar moet blijven en dat vertrouwelijk behandeld moet worden. Er is ook een deel dat makkelijk in de openbaarheid zou kunnen worden behandeld. Op de een of andere manier loopt de communicatie moeizaam tussen de commissie voor de Werkwijze aan de ene kant en het Presidium aan de andere kant. Er is vorig jaar een motie ingediend tijdens de bespreking van de raming, om er onder meer voor te zorgen dat de commissie voor de Werkwijze openbaar gaat vergaderen. Laten wij die motie heel snel uitvoeren, want dat is nog niet gebeurd. De commissie voor de Werkwijze zou dan in het openbaar kunnen werken en een aantal dingen die nu in het Presidium gebeuren, kunnen dan in de commissie voor de Werkwijze gebeuren. Dan is een ander deel van het probleem opgelost.

Er is nog een deel dat er een beetje tussenin hangt. Het lijkt mij een goed idee dat de Kamervoorzitter na de vergadering van het Presidium een kort persgesprek organiseert en vertelt waarover de vergadering is gegaan of een toelichting geeft. Ik denk overigens dat na een keer of vijf, zes de belangstelling van de pers sterk zal verminderen, want zo spannend is het nu ook allemaal niet wat we in het Presidium bespreken.

Overigens wordt er in het Presidium, afgezien van een of twee buitengewoon harde botsingen, heel humoristisch en serieus samengewerkt. Dat wilde ik toch ook wel een keer zeggen. Er is een soort mythevorming ontstaan, maar die is een tikje overdreven.

Ik heb een aantal thema's gehad en probeer door de vragen heen te lopen, te beginnen met die over de embargoregeling. Dat is het traditionele touwtrekken. Volgens mij wordt de regeling dat de Miljoenennota op de vrijdag voorafgaand aan Prinsjesdag wordt verstrekt, door de fracties wel werkbaar geacht. Het is natuurlijk onverteerbaar dat allerlei informatie vroegtijdig in de krant staat. Ik kan het de heer Van Raak, de heer Wassenberg en mevrouw Keijzer alleen maar nazeggen: dat moet niet. Dat is geen goede manier van optreden; dat is gewoon niet in orde. Door de Voorzitter van de Kamer wordt daar dan ook stevig aan getrokken in de richting van de minister-president. Ik zal dit als uw eventuele Voorzitter blijven doen.

Er is gevraagd of ik de termijn zal afmaken. Of was dat een vraag aan ons allen die ik alleen maar gepercipieerd had? Ja, ik zal de termijn afmaken. Ik zal ook heel graag volgende keer weer lid van de Kamer worden en eventueel mijn vinger opsteken bij de verkiezing van een nieuwe Voorzitter.

Ik wil graag volstrekt duidelijk zijn over de positie van minderheden. Het hoorbaar maken van minderheidsstandpunten is essentieel voor een goed functionerende democratie. Ik geloof in het democratiebegrip waarin het niet zo is dat een meerderheid van de helft plus één bepaalt en niet meer luistert naar minderheden, zeker niet in het bijzondere land dat Nederland is. Minderheden vormen een essentieel onderdeel van onze samenleving. Daar moet naar geluisterd worden. Je moet niet met een meerderheid van de helft plus één zetel extra alles erdoor duwen. Ik vind oprecht dat die opvatting recht wordt gedaan door de dagelijkse praktijk in dit parlement. Sterker nog, dat is heel goed geregeld. Een fractie met 4 zetels heeft evenveel spreektijd in een algemeen overleg als een fractie met 40 zetels. Dat is heel fatsoenlijk geregeld. Bij wetgeving kan iedereen onbeperkt het woord voeren. Dat is naar mijn mening heel netjes geregeld. Ik ben niet van plan om daarin wijzigingen aan te brengen, ten eerste omdat in de Kamer dat respect voor minderheden moet bestaan en moet blijven bestaan en ten tweede omdat het voorzitterschap waarover wij vandaag spreken een korte periode betreft. Ik ben het met collega Van Toorenburg eens dat wij niet alles overhoop moeten halen. Ik ben dan ook helemaal niet van plan om allerlei grote veranderingen door te voeren. Ik wil zo goed mogelijk voorzitten, de paar dingen doen die nog wel geregeld moeten worden, onder meer rond de kabinetsformatie, uiteraard de representatieve verplichtingen nakomen en ervoor zorgen dat wij zo veel mogelijk debatten in de tijd persen. Het moeten goede en open debatten zijn, maar misschien kunnen ze iets korter als ze iets meer tot de hoofdlijnen worden teruggebracht dan nu het geval is. Dat is mijn prioriteit, dat wil ik doen als uw Voorzitter. Het lijkt mij echter niet logisch om allerlei grote omwentelingen voor te stellen voor dat ene jaar.

Dat brengt mij op het elektronisch stemmen. Ik ben daar wel voor. Ik denk overigens dat je het heel praktisch zou moeten doen. Je zou de gewone stemmingen moeten houden zoals we dat nu doen, want dat gaat sneller dan elektronisch stemmen. Als er echter hoofdelijk wordt gestemd, wat in een toenemend aantal gevallen gebeurt, zou je dat elektronisch kunnen doen. Een geheime stemming zoals wij die straks gaan meemaken, die wat langer duurt, zou je ook elektronisch kunnen doen. Nogmaals, ik ben echter niet van plan om dat in dat jaar te gaan doen, ook al gelet op de kosten. Het kost 1 à 2 ton om dat mogelijk te maken. Als wij vervolgens tweeënhalf jaar later hier de hele boel gaan verbouwen, dan vind ik het een heel rare investering om dat nu een-twee-drie te doen. Dat is wat mij betreft dus niet aan de orde, maar het is wel iets wat wij een keer zouden kunnen regelen.

Er zijn nog enkele concrete vragen gesteld. De heer Kuzu heeft gevraagd of ik draagvlak heb onder het personeel en of de ambtelijke organisatie niet zou moeten worden betrokken bij het kiezen van een voorzitter. Van het laatste ben ik geen voorstander. Het draagvlak onder het personeel moet altijd in de praktijk blijken. Ik heb twee keer buitengewoon plezierig samengewerkt met de staf, toen ik zitting had in de onderzoekscommissies over de ICT en de Fyra. Ik was buitengewoon positief verrast door een positieve tweet van de voorzitter van de ondernemingsraad van deze Kamer over mijn kandidatuur. Ik denk dus dat het wel snor zit met het draagvlak.

Graag zou ik artikel 47 van het Reglement van Orde laten herleven. Ik hoop dat u dat allemaal met mij eens bent. Dat is dan besloten! In dat artikel staat dat er alleen wordt doorvergaderd na 23.00 uur als op dat moment daarvoor een meerderheid van de Kamer te porren valt. Wij doen dat eigenlijk nooit; wij gaan gewoon door, al wordt het 01.00 uur, 02.00 uur of 03.00 uur. Volgens mij is dat heel raar. Ik vind dat wij gezamenlijk moeten proberen om uiterlijk 23.00 uur klaar te zijn. Naar mijn mening zou dat eigenlijk best kunnen.

Ik meen in het voorgaande alle vragen zo goed mogelijk te hebben beantwoord. Ik spreek Engels en Frans; dat is handig in de internationale contacten.

Een belangrijke vraag ging over het blokkeren van debatten. Een van de problemen, die ik ook heb besproken in mijn brief, net als de kwestie van de interrupties, is dat de voorzitter kwetsbaarder wordt door niet-formele regeltjes te hanteren en niet alles met regels te beleggen. De mogelijkheid van kritiek op de voorzitter is dan groter. De voorzitter maakt dan keuzes. De heer Bisschop had een prachtig theoretisch voorbeeld, laat ik er ook een geven. Stel dat een gebeurtenis zoals in Keulen zich ook hier in Nederland zou hebben voorgedaan en dat ook hier politieoptreden ergens verdoezeld zou zijn, en dat hier bij de regeling van werkzaamheden een debat over zou worden aangevraagd. Stel dat een meerderheid van 76 Kamerleden dan zou zeggen dat daarover niet gedebatteerd hoeft te worden, terwijl alle andere partijen in de Kamer dat wel zouden willen en dat wel noodzakelijk zouden achten. Ik ben van mening dat je dan als voorzitter gewoon je eigen lijn moet trekken en aan de hand van de politieke zwaarte en de maatschappelijke actualiteit het gevraagde spoeddebat moet inplannen. Dat moet je doen om principiële redenen, omdat een dergelijk groot deel van de Kamer dat echt wil en, eerlijk gezegd, ook wel een beetje om praktische redenen, omdat je anders in twee, drie, vier of vijf regelingen van werkzaamheden uiteindelijk toch wel door de pomp wordt getrokken. Waarom zou je je dat aandoen als voorzitter? Het nadeel daarvan is dat je als voorzitter keuzes maakt en kwetsbaar wordt. Dat is zo. Het voordeel daarvan is dat minderheden in de Kamer minder snel zullen zeggen dat zij zich apart gezet voelen. Nogmaals, het zal niet altijd zo gaan. Je moet dat wegen. Niet voor niets heb ik in mijn brief geschreven dat je niet per debat, inhoudelijk noch procedureel, iedereen blij kunt maken. Objectiviteit moet over het jaar gemeten worden. Dat kun je niet per week met een schaartje knippen. Dat is mijn opvatting over het blokkeren van debatten.

Te veel moties en te veel spoeddebatten is inderdaad een politieke opvatting die ik heb, en die ik als ik in die stoel kom te zitten huis moet laten. Als een Kamerlid het belangrijk vindt om een motie in te dienen, moet hij dat doen. Uiteindelijk maakt de Kamer het zichzelf daar heel erg moeilijk mee, want het worden natuurlijk enorme reeksen en het individuele belang van die moties neemt af. Als de Kamer dat echter wenst, moet zij dat doen. De Kamervoorzitter gaat daar verder niet over. Dat is echt aan de Kamer zelf. Nogmaals, die opvatting die ik had en heb laat ik thuis als ik daar in die stoel zou zitten. Dat is zoals het hoort.

Hiermee hoop ik alle vragen te hebben beantwoord, maar dat lijkt niet helemaal het geval.

De voorzitter:

Dat gaan we nu zien. Ik geef als eerste graag het woord aan mevrouw Van Tongeren. Daarna kom ik bij de heer Van Vliet, de heer Voordewind en de heer Kuzu.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij hoorden de heer Elias uitleggen dat kleinere fracties in de debatten wat hem betreft voldoende bediend zijn, omdat in AO's en wetgevingsoverleggen grote en kleine fracties dezelfde spreektijd hebben. Hoe zit dat echter met vertegenwoordiging in, meedenken en meepraten met en terugrapportage uit het Presidium?

De heer Elias (VVD):

Bij mijn weten zijn de kleine fracties via andere leden van het Presidium vertegenwoordigd en kunnen zij altijd hun inbreng leveren. Tot nu toe heeft de Kamer gemeend dat het niet verstandig is om met vijftien leden in het Presidium te gaan zitten. Dat lijkt mij eerlijk gezegd ook niet zo'n heel erg goede en werkbare manier van doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Zoals het nu geregeld is, worden kleinere fracties vaak vertegenwoordigd door een grotere fractie. Vooroverleg en concrete terugkoppeling zijn echter op dit moment niet mogelijk vanwege de geheimhoudingsafspraken in het Presidium. De notulen worden alleen door de fractievoorzitter ontvangen en die moet daarvoor tekenen. Een discussie in de fractie over wat zij van een bepaald punt vindt en of zij inbreng wil en overleg met degene die een kleinere fractie vertegenwoordigt over hoe de discussie liep en of een punt van haar aan de orde is geweest, is op dit moment niet mogelijk. Wil de heer Elias dat op precies dezelfde wijze voortzetten of ziet hij mogelijkheden om kleinere fracties beter bij de werkzaamheden van het Presidium te betrekken?

De heer Elias (VVD):

Als wij mogelijkheden kunnen bedenken waarin zonder het Presidium uit te breiden aan het bezwaar dat mevrouw Van Tongeren schetst tegemoet kan worden gekomen, ben ik van harte bereid om daarin mee te denken. Ik zou er echter echt tegen zijn — ik denk niet alleen ik — om het Presidium nog groter te maken dan het nu al is. Het moet een werkbare organisatie blijven.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik heb graag nog antwoord op twee vragen die ik heb gesteld. De eerste betrof de opmerkingen van de heer Elias in zijn brief over de reikwijdte van het misbruik van interrupties in tweeën. Mijn stelling is dat Kamerleden over hun eigen antwoord gaan. Van vak-K mag je verwachten dat er hoe dan ook een antwoord komt. Als Kamerlid bepaal ik echter zelf wat mijn antwoord is, ook als ik niets zeg. Daar hoor ik graag nog een reactie op.

Mijn andere vraag is heel concreet. Als ik in een VAO 30 seconden spreektijd heb en ik een motie sta op te lezen, waarvan ik misschien al inschat dat die het nog gaat halen ook — jawel, Van Vliet kan dat soms — laat de heer Elias mij dan uitspreken?

De heer Elias (VVD):

Het antwoord op de tweede is ja. Als de heer Van Vliet met vijf moties aan komt zetten, snappen wij allebei dat het niet gaat werken. Al hij echter één motie heeft en die niet in die 30 seconden kan proppen, zal hij mij niet op seconde 31 de hamer horen laten vallen. Dat heb ik trouwens de laatste keer dat het gebeurde ook niet gedaan. Dat was 56 seconden, om precies te zijn.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Het was een briljante motie.

De heer Elias (VVD):

Wat de andere vraag betreft, heeft de heer Van Vliet gewoon een punt. Ik bedoel te zeggen — ik neem aan dat de heer Van Vliet dat met mij eens zal zijn — dat vanaf deze plek, vak-K, zeer regelmatig een lang verhaal, vaak ambtelijk voorbereid, wordt gehouden waarin weinig wordt gezegd — u maakt wel geluid maar u zegt niets, zal ik maar zeggen — en dat dat niet zou moeten en ook niet zou moeten kunnen. Er moeten echte antwoorden komen. Als de heer Van Vliet bedoelt dat hij vanaf het spreekgestoelte als Kamerlid zelf wil bepalen wat hij zegt, begrijp ik dat. Het kan echter zijn dat hij zelf tot twee keer toe met een antwoord komt waarvan hij zelf weet dat een ander Kamerlid daar inhoudelijk helemaal niets aan heeft. Het is niet de bedoeling dat hij gaat vertellen wat ik als voorzitter vindt dat hij moet zeggen. Zeer beslist niet. Maar als aantoonbaar duidelijk is dat iemand de vraag gewoon niet beantwoordt, dan kan ik als voorzitter niet tegen de ander zeggen: je hebt het nu twee keer gevraagd, ga maar zitten want het is klaar met het verhaal. Die truc wordt namelijk ook misbruikt. Daar zijn wij allemaal getuige van. Dat zien wij allemaal weleens gebeuren en dat willen wij volgens mij allemaal niet. Maar ik zal leden als Kamervoorzitter niet in de inhoud van hun antwoorden smoren.

De voorzitter:

Dat is voldoende beantwoord voor de heer Van Vliet. Daarom gaan wij naar de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Elias heeft in zijn brief aangegeven dat hij het gezag van de Kamer belangrijk vindt. Hij heeft net in zijn inbreng gezegd dat hij andere Kamerleden niet zal interrumperen als voorzitter, tenzij het gaat over artikel 137c en d van het Wetboek van Strafrecht, dat gaat over het aanzetten tot haat of geweld. Ik probeer die twee te rijmen met elkaar. Als dat het enige argument is, dan zou dat betekenen dat wij elkaar hier de hele tijd verrot kunnen schelden zonder dat wij aanzetten tot haat of geweld. Ik mag toch hopen dat de heer Elias ook vindt dat dit orgaan een bepaald gezag moet uitstralen en dat wij een voorbeeldfunctie hebben voor het land.

De heer Elias (VVD):

Zeker. Daarom heb ik ook gezegd dat de voorzitter dan in ieder geval iets moet zeggen en dat artikel 58 over de goede smaak er niet voor niets is, maar je kunt niet zeggen: bij dit woord en in die context doe ik het wel en dan doe ik het niet. Er is zeker een rol voor de voorzitter, maar als leden hetzelfde blijven zeggen, vinden dat dat hun goed recht is en daarmee niet over de schreef gaan in die zin dat ze dingen zeggen die beledigend zijn of aanzetten tot haat, dan heeft de voorzitter alleen nog maar een paardenmiddel en dat is om iemand het zwijgen op te leggen. Met het gebruik van dat paardenmiddel moet je buitengewoon terughoudend zijn als voorzitter. Dat heb ik bedoeld te zeggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan was het niet zo vierkant als het bij mij was overgekomen, namelijk dat de heer Elias als voorzitter alleen zou ingrijpen op het moment dat artikel 137c of d aan de orde zou zijn. Dat is niet het geval.

De tweede vraag is deze. De heer Elias zei iets over de spreektijden van kleine partijen. Hij refereerde aan AO's. Hij zei: ik zal u geruststellen; ik zal het nu nog niet doen. Maar ik bespeur in de woorden van de heer Elias dat hij daar wel toe geneigd is, mocht hij een tweede termijn krijgen. Is mijn gevoel correct? Moeten kleinere fracties vrezen dat zij straks nog maar 30 seconden of 1 minuut spreektijd krijgen in AO's? Dan hoor ik het graag alvast nu.

De heer Elias (VVD):

Ten eerste moet de heer Voordewind mij beoordelen op wat ik voor deze periode zeg en ik zeg: ik kom daar niet aan. Deze periode is te kort. Wij gaan geen dingen overhoop halen. Die eventuele afweging zou hij bij een volgende verkiezing moeten maken. Dat is fair. Ten tweede moet de heer Voordewind er geen karikatuur van maken. Hij heeft het over 30 seconden of een minuut in een AO, terwijl ik nu alleen het voorbeeld heb genoemd dat een fractie met 40 zetels exact evenveel spreektijd heeft als een fractie met 4 of 2 zetels of zelfs 1 zetel in die AO's. Ik vind dat ik dat mag zeggen. Ik vind ook dat ik dat mag gebruiken als argument om te zeggen: als hier wordt gezegd dat de positie van minderheden zou verslechteren of slecht zou zijn in het parlement, dan is dat niet in overeenstemming met de feiten.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik ben ook op zoek naar een rijmpje. Ik had daar ook een vraag over gesteld tijdens mijn bijdrage. Die ging over de zin die de heer Elias heeft opgenomen in zijn brief over de informele regels aan de ene kant. Aan de andere kant heeft hij het vaak over de mores in de Kamer. Ik had hem gevraagd om een toelichting te geven op wat die mores in de Tweede Kamer precies zijn, zodat wij rekening kunnen houden met de mores van de heer Elias als hij eventueel voorzitter wordt.

De heer Elias (VVD):

Wat de mores zijn, moet je ook een beetje aanvoelen. Je kunt niet een groot boek maken waarin staat: dit zijn de mores, en artikel 7c, mores a. Maar ik wil best een voorbeeld noemen. Ik ben er niet zo voor, maar als wij in een groot debat dat onder tijdsdruk staat met z'n allen afspreken om een beetje op de klok te letten en in totaal vijf interrupties te doen in tweeën, en als je een heel kleine fractie bent die afgescheiden is van een andere fractie, dan denk ik dat het tot de mores van het huis behoort dat het niet aangaat om op te komen eisen bij de interruptiemicrofoon: ik heb recht op vijf interrupties in tweeën; dus dat zijn tien vragen; die gaan allemaal over dit ene onderwerp en die ga ik nu alle tien aan die bewindspersoon stellen. Dat hoort volgens mij niet bij de mores van het huis. Dat moet je een beetje aanvoelen. Dat kan ik niet in zo'n groot, dik boek zetten op pagina 742.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Maar het gaat hier wel om de essentie van het Kamervoorzitterschap. We hebben een Grondwet waarin we met elkaar hebben afgesproken dat we bepaalde manieren en regels hebben. Wat mij betreft is de belangrijkste regel dat individuele Kamerleden evenveel recht hebben op wat de heer Elias in zijn voorbeeld noemt.

De heer Elias (VVD):

Natuurlijk.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

De heer Elias zegt "natuurlijk", maar …

De voorzitter:

We doen het om de beurt. De heer Kuzu stelt zijn vraag.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

… in zijn beantwoording sijpelt wel door dat hij die mores dusdanig acht dat hij onderscheid wil maken tussen individuele Kamerleden. Hoe kijkt hij daartegen aan?

De heer Elias (VVD):

Volgens mij heb ik die vraag net beantwoord. Als je op zo'n manier omgaat met wat je onderling afspreekt, heb je volgens mij niet goed aangevoeld hoe het hier werkt. Het formele antwoord is natuurlijk vervelender, maar dat zal ik helemaal niet hanteren. Artikel 57 is vandaag niet voor niets geciteerd: "De Voorzitter kan interrupties toelaten". Hij kan ze dus ook niet toelaten. "Interrupties dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding". Het is gewoon niet handig voor het debat in dit huis en trouwens ook niet voor de overtuigingskracht als die interrupties uit zelfstandige inbrengen van twee à drie minuten bestaan. Ik denk dat veel leden dat toch echt ook vinden. Het debat wordt er alleen maar beter van. Dat moet de heer Kuzu echt van mij aannemen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik denk dat de voorzitter nu geen interruptie meer gaat toestaan.

De voorzitter:

U hebt de mores van deze voorzitter goed ingeschat.

De heer Klein (Klein):

De heer Elias wil artikel 47, lid 2 van het Reglement van Orde wakker maken: we moeten in meerderheid besluiten om nog na 23.00 uur te vergaderen. Mijn ervaring is juist dat dat regelmatig is gebeurd en dat er dan gezegd wordt: we moeten door, want we moeten al die wetgeving er doorheen jassen. De meerderheid, de coalitie, heeft op dat moment gewoon de macht om dan maar door te drukken, terwijl de heer Elias aangeeft dat de vraag is hoe je zorgvuldige wetgeving kunt realiseren door juist niet zo lang door te gaan.

De heer Elias (VVD):

Ik heb er al eerder aan gerefereerd dat ik de heer Dolman als een geweldige Kamervoorzitter heb ervaren in de jaren dat ik het hier, weliswaar niet dag en nacht, maar wel iedere dag heb gevolgd als jong parlementair verslaggever. De heer Dolman liet gewoon om 23.00 uur de hamer vallen. Het gebeurde zelfs een keer dat iemand halverwege zijn zin was toen de hamer viel. De volgende dag, om 10.15 uur, gingen ze weer door. Zo extreem zal ik dat zeker niet doen, maar ik vind wel dat we hier met zijn allen zouden moeten proberen om op een beetje normaal tijdstip te stoppen en er met iets kortere interrupties en een wat levendiger debat uit te komen. Ik ben het met de heer Klein eens dat het onverstandig is om wetgeving erdoorheen te halen. Freule Wttewaall van Stoetwegen heeft een keer gezegd "heren, dit is gekkenwerk" toen het half drie 's nachts werd. Ik vind dat onverstandig; ik ben daar niet voor.

De heer Klein (Klein):

Dat begreep ik dus en dat vind ik zeer te waarderen. Ik vind het ook een goed uitgangspunt dat de hamer om elf uur valt, tenzij — daar gaat het artikel over — de meerderheid besluit om wel door te gaan. De vraag is juist hoe je actief omgaat met die meerderheid als je refereert aan oud-Kamervoorzitter Dolman, die gewoon zijn hamer liet vallen, punt.

De heer Elias (VVD):

Ik denk dat er ook wel met die meerderheid over te spreken zou zijn als dat een gewoonte aan het worden zou zijn. Ik zou daar dus gewoon op willen inzetten. Het zal weleens een keer fout gaan, ongetwijfeld.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik zie dat er geen verdere vragen zijn aan de heer Elias.

De heer Elias (VVD):

Ik had zelf nog één nabrander; mevrouw Arib had er ook een.

De voorzitter:

U mag absoluut; gaat uw gang.

De heer Elias (VVD):

Ik heb in mijn brief al geschreven dat ik het enorm zou waarderen als de Kamerleden naar de inhoud van mijn argumenten zouden willen kijken en mij op de inhoud van mijn argumenten zouden willen beoordelen, en niet op allerlei spookverhalen.

De voorzitter:

Tot slot gaan wij luisteren naar de beantwoording van de vragen door de heer Bosma.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Nu ga ik een beetje die spookverhalen vertellen. Voorzitter, ik weet dat ik namens alle kandidaten van vandaag spreek als ik zeg dat we heel blij zijn dat u niet meedoet vandaag, want u zou een zeer geduchte tegenstander zijn. Knoop dat in uw oren, zou ik zeggen.

Ik begrijp dat er een vacature is. Het is fijn dat ik vandaag even met de sollicitatiecommissie mag praten. Ik begrijp dat er iemand wordt gezocht voor een korte periode, iets meer dan een jaar. Vanochtend installeerde mevrouw de griffier een groepsapp voor deze bijeenkomst. Ik heb toen meteen voorgesteld om als compromis in te voeren dat elke kandidaat een kwartaal voor zijn rekening neemt, maar daarvoor krijg ik de handen niet op elkaar.

De heer Bisschop zei dat we vandaag wellicht de kortst mogelijk zittende voorzitter kiezen. Er wordt van elke voorzitter een schilderij gemaakt dat minstens anderhalve meter hoog is, dus levensgroot. Misschien moeten we nu een schilderij laten maken van ansichtkaartformaat en als het kabinet valt misschien van postzegelformaat. Ik weet het niet, maar daar moeten we wel rekening mee houden.

De heer Van Vliet is bereid om op mij stemmen — volgens mij is hij vanavond nog de enige zwevende kiezer — mits hij meer spreektijd krijgt. Nou, geregeld!

(Hilariteit)

De heer Bosma (PVV):

Ja, je bent politicus of je bent dat niet.

De heer Bontes vindt alle kandidaten niks. Ik schijn ooit de microfoon uit te hebben gezet. Dat kan ik mij niet herinneren, maar het zal niet de laatste keer zijn.

(Hilariteit)

De heer Bosma (PVV):

Collega Verhoeven heeft vier mensen uitgenodigd. Er zijn er drie verschenen. Dat was omdat ik het sms'je veel te laat had gezien, maar ik weet ook dat ik die fractie al lang en breed in de pocket had en dat het dus niet nodig was.

(Hilariteit)

De heer Bosma (PVV):

Hét voorstel van vandaag is natuurlijk van de heer Krol. Ik zie nu dat hij even de zaal uit is, maar hij wil een voorzitter die lid is van geen enkele politieke partij.

(Hilariteit)

De heer Bosma (PVV):

Het is voor een korte periode. Ik denk dat ik vrij snel aan de gang kan. De heer Van Vliet — ik ga hem vandaag veel aanspreken — vroeg of ik in één zin met drie krachttermen kan uitleggen waarom ik voorzitter moet worden. Ik doe het in één woord: ervaring. Ik kan buigen op veel ervaring. Ik ben zes jaar ondervoorzitter. Ik zit eigenlijk tien jaar in het Presidium; dat is met aftrek van voorarrest, zeg ik tegen de gevangenisdirecteur. Ik heb mogen dienen onder twee voorzitters. Ik ga vandaag niets beloven — dat doen politici veel te veel — maar ik ga wel vertellen wat ik al die jaren als zzp'er heb uitgevoerd en waarom ik graag in aanmerking kom voor een vaste dienstbetrekking op uw stoel, mevrouw de voorzitter.

Ik ben al zes jaar in de plenaire zaal de man, een man, met de hamer. Wat ik in die stoel nastreef, is tamelijk simpel: ik wil het verhaal zichtbaar maken. De tegenstelling die er is, de tegenstelling in het debat, wil ik laten zien. Ooit, heel lang geleden, was ik eerstejaars politicologie en moest ik uit mijn hoofd leren wat "politiek" is, namelijk "de articulatie van maatschappelijke, politieke en sociale tegenstellingen op het niveau van de staat". Zo is het maar net: als die tegenstellingen maar zichtbaar zijn. Als zij ergens zichtbaar moeten zijn, is dat hier, in deze Kamer, hier op de vloer. Als we daar met z'n allen in slagen, doen we dat goed. Als ik een goede voorzitter ben, slaag ik erin om dat debat zichtbaar te maken. Bij het leiden van de debatten houd ik mij vast aan het adagium van Kamervoorzitter Weisglas, die zei: "Het kan effectiever, het kan korter, het kan flitsender en het kan aantrekkelijker". Zoals de heer Van Vliet, die ik heel veel ga aanspreken, zei: "Anders gaan de mensen zappen". Zo is het maar net.

Er staat nergens geschreven dat debatten tot diep in de nacht moeten duren. Het is ook niet zo dat lange debatten beter zijn dan korte. We moeten natuurlijk altijd de tijd nemen. Het gaat vaak om zeer belangrijke en ingrijpende wetgeving, maar ik zorg er graag voor dat u op tijd naar huis kunt of dat u elders in dit gebouw uw zegenrijke werk kunt voorzitten. Sommige debatten gaan nu eenmaal snel lijken op de film Groundhog Day; u weet wel, dat is de film waarin de hoofdpersoon dezelfde dag steeds opnieuw beleeft. Ik zorg er dan graag voor dat de woorden "The end" in beeld verschijnen. Sommige leden schijnen er namelijk een privéleven op na te houden. Als ik moet kiezen tussen een debat dat oeverloos is geworden of een debat waarna u thuis de kinderen weer eens kunt voorlezen, gun ik u graag het tweede. Daarom houd ik het graag strak, maar tegelijkertijd los, omdat we onszelf ook niet te serieus moeten nemen en ook omdat ik mij graag vasthoud aan wat Kamervoorzitter Van Thiel zei: "Het Reglement van Orde is meer een leidraad dan een dwangbuis". Ik ben het heel erg met hem eens: het Reglement van Orde is er voor ons en niet omgekeerd. Een mooi voorbeeld is de initiatiefwet indertijd van de heer Verhoeven en mevrouw Van Tongeren. Dat ging over winkelen op zondag. Als u de Handelingen bekijkt, zult u zien dat de SGP daar veel aan het woord was, misschien veel meer dan volgens de regels terecht was. Maar dat was nu eenmaal de tegenstelling in het debat. Ik heb gefloten naar de wedstrijd en daardoor werd het spannend en werd die tegenstelling zichtbaar. Het debat moet scherp en puntig. Ik houd erg van het Britse parlement, hard maar fair, bot maar met ironie, soms bikkelhard taalgebruik, zelden saai. Mevrouw Van Ark wil nu al een kerstspeech hebben. Die van mij zou zijn: wat hebben we dit jaar veel van dergelijke debatten gehad. Dat is de kunst van het presideren, zoals Kamervoorzitter Dullert dat in de negentiende eeuw zei, als we daarin slagen met z'n allen.

Ik heb geen enkel, maar dan ook geen enkel oordeel over de inhoud van hetgeen gezegd wordt. Ik handel slechts op basis van het Reglement van Orde. Ik ben gewoon een robot. Op mijn harde schijf staat maar één ding en dat is het Reglement van Orde. De heer Van Raak zegt zeer terecht: de Voorzitter mag vooral geen mening hebben. De Voorzitter heeft ook geen mening. U allen, leden van de selectiecommissie, kiest vandaag een Voorzitter die u nog vele duizenden uren mag gaan voorzitten. Ik denk dat u er goed aan doet diegene te kiezen die u het beste vindt, waarbij u zich het prettigst voelt, die de vaart erin houdt en vooral die u tot uw recht laat komen en er ook voor zorgt dat het niet elke dag nachtwerk wordt.

Minstens zo belangrijk als wat de Voorzitter doet, is wat er achter de schermen gebeurt. De Voorzitter leidt het Presidium en maakt deel uit van het managementteam van de Kamer dat leiding geeft aan ons geliefde Kamerbedrijf, goed voor 600 werknemers. Dat zijn mensen die ervoor zorgen dat wij ons werk kunnen doen. De heer Verhoeven zegt dat het niet gezellig is in het Presidium. Ik ben het volledig met hem oneens. Het is de laatste tijd uiterst ontspannen. Dat zeiden andere sprekers ook al. Als ondervoorzitter vorm je een trojka met de Voorzitter en de andere ondervoorzitter, onder mevrouw Verbeet was dat Willibrord van Beek, onder mevrouw Van Miltenburg was dat mevrouw Arib. Dat betekent dat je zeer frequent gedrieën moet overleggen. Je bent vaak een eerste aanspreekpunt, zeker als er iets gebeurt buiten de reguliere presidiumvergadering om. Zo mocht ik alle crises en uitdagingen van de afgelopen jaren meemaken en moest er vaak onmiddellijk een beslissing worden genomen. "Martin, kun je even bij de Voorzitter komen?" "Ja, hoor." "Kan dat vanmiddag?" "Nou, liever binnen twee minuten." "Ja, Annette, ik kom eraan." Het betekent dat de telefoon soms om kwart over negen 's avonds gaat. De naam van de Voorzitter verschijnt in het schermpje. Dan weet je: er is iets aan de knikker, er komen krantenkoppen aan.

Het ondervoorzitterschap betekent ook dat ik vaak de taken van de Voorzitter waarneem tijdens de recessen. Ik weet dat velen van u extra ontspannen op een luchtbed in de Middellandse Zee hebben gedreven omdat ze wisten dat de parlementaire democratie in mijn ferme handen verkeerde. Na de laatste verkiezingen was ik even waarnemend Voorzitter. Ik leidde toen de grote debatten, over de verkiezingen, over de formatie. Ik mocht het staatshoofd bellen over de uitslag van het debat en ik mocht de informateurs, de heren Bos en Kamp, hun opdracht overhandigen. Het was de eerste keer dat de Kamer dat deed en zo werd ik onderdeel van de parlementaire geschiedenis. Dank u wel daarvoor.

De Kamer is mevrouw Van Miltenburg veel dank verschuldigd. Ik denk dat er weinig Voorzitters zijn geweest die in korte tijd zo veel veranderingen in gang hebben gezet als zij. Heilige huisjes sneuvelden bij bosjes. We hebben onder haar voorzitterschap in het Presidium gekozen voor het doorlichten van de hele ambtelijke organisatie. Dat heeft geresulteerd in het ABD-rapport. Dat heeft bevestigd wat velen van ons al vermoedden, namelijk dat er sprake is van achterstallig onderhoud. Er is gekozen voor een volledig nieuwe top met een andere taakopdracht. Ik mocht zitting hebben in de sollicitatiecommissie voor de nieuwe Griffier. Voor de eerste keer in de geschiedenis trokken we iemand van buiten aan. U zult het met me eens zijn dat we een geweldige keus hebben gemaakt. Binnenkort verschijnt er een nieuw hoofd Bedrijfsvoering en een directeur Constitutioneel Proces. Ook die mocht ik mede selecteren. We hebben een nieuw hoofd IT en een nieuw hoofd Voorlichting. Dat zijn vijf nieuwe mensen aan het hoofd van de ambtelijke organisatie en de ambtelijke top. Ik zorg graag voor een politieke continuïteit in dat verhaal. De eerste vruchten van die nieuwe opzet zijn er aantoonbaar al en die zullen rechtstreeks gevolg hebben voor ons dagelijks werk als Kamerlid. Het eerste prille begin van de vele veranderingen is er en dat moet worden doorgezet. Ik hoop, en daarvoor ga ik me inzetten, dat we middelen kunnen vrijspelen voor of wellicht kunnen overhevelen naar het primaire proces van ons allemaal, naar de essentie van wat wij doen: het controleren van de regering. Wellicht kan er ook meer geld naar de fracties. Misschien kan er meer naar Bureau Wetgeving of naar het BOR, die ons werk rechtstreeks ondersteunen. Dat is ook een antwoord op de vraag van de heer Wassenberg.

Ik ben er trots op dat ik de Kamer bij heel veel gelegenheden heb mogen vertegenwoordigen. Ik heb heel veel aan representatie van de Kamer gedaan. En nee, mijnheer Krol, ik heb daarbij nooit een negatief woord over mijn partij gehoord. Namens de Kamer heb ik kransen gelegd bij herdenkingen inzake Buchenwald, het Oranjehotel, de slag in de Javazee en Market Garden en, deze zomer nog, bij de Indiëherdenking. Ik heb namens de Kamer onafhankelijkheidsvieringen bijgewoond. Ik ben inmiddels toe aan mijn derde Amerikaanse ambassadeur. Menige conferentie heb ik mogen openen en menige receptie heb ik naar een hoger niveau weten te tillen.

(Hilariteit)

De heer Bosma (PVV):

Ook vertegenwoordig ik de Kamer bij de IPC van de Taalunie, waarvoor ik vaak in Brussel mag zijn. Zal ik Erdogan, Juncker of Timmermans ontvangen? Ja, natuurlijk. Het EU-voorzitterschap? Prachtig. Ik doe het graag. Ik ben allang intern als ondervoorzitter betrokken bij de voorbereiding. Ik neem graag de uitvoering voor mijn rekening.

Ik kom op de managementervaring. Ik ben tien jaar secretaris van mijn fractie, inclusief de twee jaar voor de groep-Wilders. Ik begrijp dat het voor de Partij van de Arbeid dubbel telt als je fractiesecretaris bent, maar als je fractiesecretaris van de groep-Wilders bent, dan telt dat tienvoudig. Ik was ooit statutair directeur van de Nederlandse Radiogroep. Ik heb die met succes geleid, weliswaar richting een faillissement, maar dat zijn de details.

(Hilariteit)

De heer Bosma (PVV):

Dit is ook een antwoord op de vraag van de heer Verhoeven over mijn managementcapaciteiten.

De heer Van Raak stelde in dat verband een vraag over mensen in vaste dienst. Ja, natuurlijk, want ik vind het familiegevoel heel belangrijk. Ik geef het personeel graag de eer die het verdient. Als Jan de Niet op de laatste dag voor het kerstreces weggaat, huldig ik hem: niet één keer, maar twee keer. Belachelijk! Maar hij werkte hier wel 42 jaar, dus ik deed dat met plezier. Nel Pellerin gaat weg. Op 21 januari is haar afscheid. Ze heeft hier 35 jaar gewerkt. Als de verweesde kinderen van een overleden Kamerbode hier verschijnen, dan zet ik hen in de Voorzittersloge en spreek ik hen toe. Dat kunnen ze dan de volgende dag op YouTube laten zien en hebben ze een werelddag. Ik kom helaas ook veel op begrafenissen.

Wat wil ik met de Kamer? Ik wil meer aandacht en respect voor de eigenstandige rol van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Wat doen wij hier op aarde? Waarom bevinden wij ons in dit gebouw? Welnu, wij controleren de regering. Dat is onze kernactiviteit. Marga Klompé zei: de Tweede Kamer moet tegenspeler en bewaker van de overheidsmacht zijn. Absoluut! Een parlement krijgt per definitie de macht nooit cadeau. Vanaf 1815 hebben wij moeten vechten voor ons plekje onder de zon. Wij zijn geboren als lammetje en onze leeuwenmacht, als natuurlijke tegenspeler van het kabinet, hebben wij stukje bij beetje moeten veroveren. De Kamer moet weer worden zoals zij bedoeld is. Het feest van het dualisme is in het belang van ons allemaal. Dat heeft niets te maken met oppositie of coalitie. Dat heeft te maken met wie wij zijn en wat wij doen in dit gebouw. Ik vind dat wij dat te veel hebben laten vieren in de afgelopen jaren. De heer Bisschop vroeg: hoe gaan we de leeuw kooien? Die moet helemaal niet worden gekooid. De leeuw moet juist vrij het veld in en zijn tanden laten zien.

In artikel 68 van de Grondwet gaat het over de informatieplicht. Het is een plicht. Het is het belangrijkste controlerecht van het parlement. Zonder goede informatie kunnen wij niet goed controleren. Ik stel het volgende vast. We stellen vragen, zeker. We krijgen ook antwoorden. Maar daarmee is het heel vaak dan allemaal ook wel gezegd. Vaak lijken ze geschreven door de afdeling "kluitje in het riet". Zie het dossier "MH17" en "mijnheer Maat" en een groot aantal andere dossiers. We ontvangen antwoorden veel te laat. We ontvangen stukken veel te laat voor vergaderingen. Of de antwoorden zijn onvolledig. Of in debatten komen wij erachter dat wij nog heel veel informatie missen. Wij krijgen ze dan wel, maar kunnen ze niet controleren. Er wordt gelekt. Vanaf half juli breekt de goednieuwsshow uit. Daarmee staat de Kamer op enorme achterstand. Wij kunnen ons namelijk nergens op baseren, behalve op dingen in de krant. Daarop moeten we hard ingrijpen. Desnoods moeten wij de minister-president in het Presidium roepen. Het maakt niet uit.

In debatten antwoorden ministers vaak met jij-bakken. Of bewindspersonen hebben zich erop voorbereid om uit te leggen dat onze verkiezingsprogramma's óók niet deugen. Dat is interessant om te horen, maar wij zijn er om het kabinet te beoordelen en niet andersom. Ik vind dat een kabinet als het valt, in de Kamer moet vallen. Hier moet het gebeuren. Hetzelfde geldt voor aftredende bewindspersonen. Die moeten hier afscheid komen nemen. Dat zullen wij in alle hoffelijkheid doen. Iemand die gevallen is, gaan we geen natrappen geven, maar ik vind het netjes als het hier gebeurt.

Er is een politicoloog die zegt: de grote kwesties die burgers direct, diep en duurzaam treffen, zijn door de Kamer niet expliciet geagendeerd in de afgelopen jaren, decennia. Dat zijn bijvoorbeeld de Europese eenwording, de liberalisering van de financiële markten en de privatiseringen. Dat zou ons allemaal aan het hart moeten gaan. We moeten ervoor zorgen dat we relevant blijven. De tegenstellingen in de samenleving moeten zich hier, in de Tweede Kamer, op deze vloer, articuleren. Als het hier niet gebeurt, gebeurt het nergens. En uiteindelijk hebben we een machtsmiddel. We kunnen praten met ministers en we kunnen ze uitnodigen. Desnoods kunnen we duidelijk maken dat het kabinet het parlement nodig heeft om wetten gefiatteerd te krijgen. We kunnen die wetten ook tegenhouden. Laten we niet zo bang zijn voor die nucleaire optie. Als het uit de hand loopt, moeten we dat gewoon doen, net zoals we keihard moeten zijn op het bewaken van ons eigen budget. Niemand anders gaat daarover.

Ik wil ook opkomen voor individuele Kamerleden die hun meningsvorming bekneld zien. Tussen kerst en oud en nieuw is er een boek van een van onze collega's verbrand op de Dam in Amsterdam. Dat was het boek van collega Van Bommel. Ik vind dat een enorme schande voor ons als Kamer. Daar heeft één krant iets over geschreven. Niemand was er boos over en niemand heeft het opgemerkt. Ik vind dat dat niet kan; niet eens omdat het gebeurt op 50 meter afstand van ons Nationaal Monument, maar omdat je geen boeken van Kamerleden verbrandt. Zo worden wij gehinderd in ons werk. Als ik Kamervoorzitter was geweest, had ik ten eerste iets van me laten horen in de publiciteit. Ten tweede had ik gewoon de desbetreffende burgemeester gebeld: "Mijnheer Van der Laan, hoe kan zoiets? Dit mag niet; dit mogen we niet laten passeren". Ik zou ook vragen of er maatregelen genomen worden. Ik zou ook ingrijpen, of minstens iets van mij laten horen, als Kamerleden gedwarsboomd worden op missies in het buitenland. Sommige leden ondervinden te weinig steun als het gaat om hun persoonlijke veiligheid. Het is tegenwoordig heel normaal om Kamerleden te bedreigen, maar de veiligheid van individuele leden moet een constante bron van zorg zijn, ook van de Kamervoorzitter. Dat geldt ook voor de veiligheid in dit gebouw in het algemeen. Die moet veel hoger op de agenda. Het speelkwartier is voorbij.

Velen vroegen naar minderheden. We zijn allemaal een minderheid. Ooit was ik van een kleine fractie. Die werd een grote fractie en toen werd zij weer een kleine fractie. Daarvan kun je leren dat er een enorm verschil bestaat in werkdruk, in budgettering en in wat je kunt doen. Ik vind het een erekwestie om altijd op te komen voor die minderheden. Ik doe dat ook als ik de debatten hier mag leiden. Ja hoor, het is absoluut zo dat grote partijen, als je het omrekent, veel meer spreektijd hebben. Inderdaad, maar de kleine partijen doen dan ook veel minder debatten. Dat kun je bijna tegen elkaar wegstrepen. Daar heb ik dus niet zo'n enorm probleem mee. Debatten moeten niet geblokkeerd worden en moties moeten worden ingediend. Een enkele keer — sorry, mijnheer Sjoerdsma — moest ik een motie buiten de orde verklaren op grond van artikel 66. Dat doe ik alleen als bijna iedereen dat vindt. Anders moet je het niet doen. Het moet geen kleine meerderheid zijn. Ik herinner me dat de heer Slob mij eens belde toen ik waarnemend voorzitter was. Er was iets met een motie die niet goed was uitgevoerd. Ik zei: o, dat gaat zeker over het kinder-generaal pardon? Neenee, kinderasiel, verbeterde de heer Slob mij. Ik heb toen Buitenlandse Zaken gebeld en ben erachteraan gegaan. Ik heb ook precies de terminologie gebruikt van de heer Slob: het ging om het kinderasiel. Zo doe je recht aan juist die minderheden, denk ik. Daar moet je voor opkomen.

Taal is ook heel belangrijk. Ik zet me graag in voor begrijpelijk Nederlands. Ik ben wars van jargon en afkortingen. Soms, als ik een debat mag voorzitten over financiële zaken, denk ik dat ik in een sekte beland ben waarvan ik geen lid ben. Ik weet dan echt niet waar het over gaat, en ik ben van huis uit financieel journalist! Ik heb op Wall Street gewerkt, maar het is echt Chinees voor me. Ik begrijp best dat je niet een-twee-drie een Nederlandse vertaling bij de hand hebt van "multi currency default swap", maar ik vind dat je toch moet proberen om ervoor te zorgen dat de mensen die het debat thuis volgen, het een beetje kunnen snappen.

Hetzelfde geldt voor Engels. Met collega Elias voer ik een kleine guerrilla tegen het woord "pilot". Ooit was er een liberaal, de heer Roëll in 1893, die vroeg om een Nederlandse vertaling, omdat hij zei: de Handelingen gaan tegenwoordig bijna helemaal in het Engels.

Er werd ook gevraagd naar de talen die wij spreken. Ik ben bereid om een multiplechoicetest te doen, voorzitter, als u er tijd voor hebt. Ik heb vier jaar in New York gewoond. Daar spreekt men Engels. Ik ben daar ook nog een keertje afgestudeerd. Verder heb ik in Parijs gestudeerd. Een van mijn grote doorbraken als Kamerlid is dan ook dat Le Figaro in het ledenrestaurant ligt. Ik ben, denk ik, de enige die hem leest.

De voorzitter:

U doelde zeker op een meerkeuzevraag? Of heb ik het verkeerd begrepen?

(Hilariteit)

De heer Bosma (PVV):

Sorry, voorzitter, u bent te hard voor dit vak. Nu begrijp ik waarom u geen kandidaat bent.

Wij hebben het elke keer over het taalgebruik in de Kamer. Mevrouw Verbeet heeft ons opgeroepen om wat vaker straattaal te spreken. Er is een taalsocioloog die zegt dat het taalgebruik in het algemeen informaliseert. Tot diep in de jaren vijftig mocht je hier het woord "onzin" niet gebruiken. Ik denk dat er tegenwoordig weinig debatten zijn waarin het woord "onzin" niet valt. Artikel 50 van de Grondwet gaat terug op de Bataafse tijd. Wij vertegenwoordigen het hele Nederlandse volk en dat betekent dat ook hier moet gebeuren wat buiten gebeurt. In 99,99% van de debatten in dit huis valt geen onvertogen woord.

Er wordt gesuggereerd dat het hier vroeger een bedaagde herensociëteit was en dat het hier nu louter uit viswijven bestaat, maar dat is niet zo. Zoek maar eens uit wat boer Braat in de jaren twintig allemaal deed. Hij liep schreeuwend en vloekend door de plenaire zaal. Hij verscheurde de speech voor de ogen van de minister. Henk Sneevliet produceerde 61 "lijken", zoals die heten. Die werden uit de Handelingen gehaald. Ik ben niet zo bang voor een wat rauwer taalgebruik, maar van schuttingwoorden houd ik niet. Daar zeg ik dan ook altijd iets van. Dat doe ik bij bewindspersonen die bij ons te gast zijn, terwijl je van hen iets meer zou kunnen tolereren. Ik doe het ook bij fractiegenoten. Soms laat ik weleens iets passeren. Ik heb ooit het woord "lafbekkerij" van een Kamerlid tegen een minister laten passeren. Achteraf denk ik dat dat misschien toch iets te grof was, ook al omdat het tegenover een gast werd uitgesproken. Allerlei mensen vragen vandaag: geef nou eens precies aan waar de grens ligt. Er is geen precieze grens. De grens is natuurlijk zeer flexibel. Gelukkig hebben wij artikel 56 van het Reglement van Orde: maak een persoonlijk feit. Wat beledigend is, is zeer persoonlijk; kom dus naar voren. De heer Bisschop ging bijvoorbeeld helemaal los met een casus. Hij presenteerde die als een grote belediging. De hele zaal lag vervolgens in een deuk. Ik zou zeggen: kom vaker met dit soort beledigingen.

Wat mag je zeggen in deze Kamer? Ik hoorde allerlei suggesties, zoals artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht en de Grondwet. Ik zit op die stoel als een robot en op mijn harde schijf staat maar één ding en dat is gewoon het Reglement van Orde. Daarin staan allerlei redenen waarom je iemand het woord mag ontnemen. Dat zijn zaken als belediging, ordeverstoring, het niet in acht nemen van geheimhouding of aansporing tot onwettige handelingen. Meer smaken zijn er niet. Daarop grijp ik in en dat is heel simpel.

Mevrouw Kuiken zegt dat ik in het verleden met minachting over het parlement heb gesproken. Dat is onjuist. Als woordvoerder Binnenlandse Zaken spreek ik sinds jaar en dag met zeer veel liefde over onze Staten-Generaal. Ik denk dat ik de enige Nederlander ben die afgelopen zaterdag aan onze verjaardag heeft gedacht: 1464. Wij hebben eeuwenlang geschiedenis geschreven en gemaakt. Wij hebben vredes gesloten en oorlogen verklaard. Wij waren betrokken bij ontdekkingsreizen en het stichten van steden en volkeren. Wij vertaalden de Bijbel en hebben zo onze taal gecodificeerd. Wij hebben ook het meest revolutionaire geschrift in de geschiedenis van het Westen geschreven, namelijk de Acte van Verlatinghe.

Sommige parlementariërs houden zo veel van dit parlement dat zij zich zorgen maken over de representativiteit ervan en daarmee de legitimiteit. Gesteld wordt dat de verhoudingen in het parlement niet overeenkomen met de verhoudingen in de samenleving. Hier wordt heel anders gedacht dan buiten. Dat kan dan op lange termijn betekenen dat mensen zich zouden afkeren van het parlement. Velen hebben dat in het verleden gedaan, laatstelijk de heer Geert Wilders. Hij heeft er een woord aan verbonden. De heer Verhoeven vroeg daarnaar. Het verwijt over de representativiteit van dit parlement gaat lang terug. Eigenlijk is D66 daarop gebouwd, is het appel van D66 uit 1966 — dat zwerft nu eenmaal altijd rond bij mijn fractie — daarop gebouwd. De claim van Van Mierlo was: gebrek aan representativiteit. Van Mierlo heeft daar heel veel dingen over gezegd. De mening van de heer Wilders wordt door heel veel mensen gedeeld, door 40% van de Nederlandse bevolking. Als wij zeggen dat wij het hele Nederlandse volk vertegenwoordigen volgens artikel 50 van de Grondwet, moet ook die 40% hier aan het woord zijn. Als dit gebeurt met een woord dat je kunt percipiëren als heel hard, dan zij dat zo. Ik zal daar niet op ingrijpen. Ik denk dat we goed moeten luisteren naar wat buiten gebeurt.

Een parlement dat maling heeft aan de Grondwet, bijvoorbeeld door niet te luisteren naar artikel 50, is een parlement dat zichzelf niet langer serieus neemt. Een parlement dat 40% van de bevolking niet wil vertegenwoordigen, is niet langer een serieus parlement. Een parlement dat woorden gaat verbieden, is niet langer een echt parlement maar een bang parlement. Professor Oud, de oprichter van de VVD, zei: "De Tweede Kamer is geen kinderkamer." Collega's die vandaag een kindermeisje zoeken of een gouvernante, raad ik met klem aan om niet op mij te stemmen. Dat ben ik niet, en ik zal het niet worden ook.

Een parlement dat bang is voor het debat, dat bang is voor de mening van 40% van de bevolking, is in wezen een parlement dat hunkert naar zijn eigen overbodigheid, naar zijn eigen irrelevantie. Ik ben dankbaar voor de helft van de 80.000 stemmers op Telegraaf.nl die mij als voorzitter zien en voor de ondersteuning bij RTL Nieuws en alle andere ondersteuningen. Ik noem Hans Wiegel, Jeroen Pauw en Jos Heymans. Dank u, dank u, dank u. Ik noem ook de chef Den Haag van dagblad Trouw, de directeur van het Nederlands Debatinstituut. Die mensen stemmen vast niet allemaal op mijn partij.

Ik heb vaak moeten horen: Martin, je bent een uitstekende voorzitter, maar wat jammer dat je lid bent van die fractie. Als ik voor elk van die opmerkingen €100 had gekregen, had ik hier vandaag niet staan solliciteren, maar dan had ik genoten van het prettige winterweer in Zuid-Frankrijk in mijn eigen villa. Maar ik ben hier en dat is ook een enorm plezier.

Ik wil de collega's wijzen op drie zaken. Om te beginnen wil ik die €100 voortaan hebben. Het eerste punt is dat ik u allen beëdigd heb. U hebt ten overstaan van mij trouw gezworen aan de Nederlandse Grondwet. Artikel 3 van de Nederlandse Grondwet luidt dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn. Daar staat een punt en geen komma. Er staat ook niet achter "dat geldt uiteraard niet voor die tokkies van de PVV". Van collega Van der Staaij heb ik ooit het staatsrechtelijk adagium geleerd "hoe dichter bij de Kroon hoe minder partijman". Dat heeft iets te maken met ministers en absoluut niet met Kamervoorzitters, maar de mentaliteit, de houding die uit dat mooie zinnetje spreekt, is mij dierbaar, namelijk volstrekte neutraliteit. Dat heb ik al die jaren op die stoel getoond. Ik ben daar 100% geen partijman. Ik ben het daar ook nooit geweest en ik zal het nooit worden ook. Hier voor de deur hangt iets, ingelijst en wel, tegen discriminatie. Vele partijen spreken daar zeer terecht emotioneel over. Wat we deze samenleving voorhouden, namelijk dat we tegen discriminatie zijn, moeten we ook intern naleven. Wij moeten dus tegen discriminatie op de werkvloer zijn.

Ten slotte, bij vorige debatten waarin wij een Voorzitter kozen, hebben verschillende deelnemers — de heer Van Raak, mevrouw Sap en mevrouw Ouwehand — gezegd dat de beste het moet worden. Dat lijkt me zeer juist. Het lijkt me ook de enige overweging. We staan hier vandaag niet om elkaars verkiezingsprogramma te beoordelen. Partijkleur is volkomen onbelangrijk. Hoe dichter bij de Kroon, hoe minder partijman. Het enige wat telt is het vermogen, de vergaderingen van de Kamer kordaat voor te zitten en de andere taken van een voorzitter te vervullen. Als u vindt dat ik dat het beste doe, stem dan gewoon op mij. Zo niet, dan verwijs ik u graag door naar een van de drie andere uitstekende kandidaten. De stemming is geheim. Niemand komt erachter, ook uw fractieleider niet. Mocht ik het onverhoopt niet worden, dan zal ik met veel toewijding het komende jaar de nieuwe voorzitter waar ik maar kan terzijde staan.

Voorzitter. Ik ben thans "oordeel Kamer".

De voorzitter:

Zoals alle kandidaten dat zijn. Mijnheer Bosma, voordat u gaat zitten, is er nog een vraag van de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Ik dank de heer Bosma voor zijn uitgebreide beantwoording van heel veel vragen. Hij deed dat op de bekende vrolijke, grappige en scherpe wijze. Op één vraag heb ik geen antwoord gekregen: zal de heer Bosma Voorzitter van alle Kamerleden zijn, ongeacht hun achtergrond en paspoort? Daar krijg ik graag nog zijn antwoord op.

De heer Bosma (PVV):

Volgens mij heeft de heer Verhoeven zo veel vragen gesteld dat geen van de kandidaten meer dan de helft van zijn vragen beantwoord heeft. Om op deze vraag nog even terug te komen: uiteraard, met heel mijn hart en ziel, absoluut. Er is maar één Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en die is Voorzitter van alle 150 Kamerleden. In mijn tijd als zzp'er op die stoel heb ik denk ik laten zien dat ik dat altijd ben, dat ik altijd opkom voor iedereen, dat ik geen mensen voortrek en dat ik geen mensen achterstel, met uitzondering van leden van mijn eigen fractie, maar dat heb ik van de heer Wilders geleerd. Zo heb ik gefunctioneerd en zo zal ik als uw Voorzitter dat ook het komende jaar doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Bosma zegt: ik ben een robot als ik op die stoel zit, ik heb geen mening. Aan de andere kant zegt hij: ik ga hier niemand de maat nemen, ook niet als er schofferend gedaan wordt over het parlement. Eerder is de term "nepparlement" genoemd. Kunt hij zeggen hoe hij, als hij Voorzitter wordt, omgaat met zijn eigen fractievoorzitter als die opnieuw het parlement, en de geloofwaardigheid van dit parlement, ondergraaft?

De heer Bosma (PVV):

Ik zal iedereen even hard aanpakken. Dat heb ik ook altijd gedaan. Ik ben wel een robot, want ik heb gewoon de artikelen van het Reglement van Orde op mijn harde schijf staan. Ik heb net voorgelezen wat de redenen zijn om iemand het woord te ontnemen: beledigen, aanzetten tot buitenwettelijk gedrag. De term die u net gebruikt, valt daar niet onder. Ik ben ook niet bang van het woord. Ik houd van het Britse parlement. Laat het maar lekker kletsen hierzo. Laten we maar harde debatten hebben: hoe harder, hoe beter. Dat is ook goed voor de kijkcijfers.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er gaat iets meer boven de kijkcijfers, namelijk de geloofwaardigheid van dit parlement en de uitstraling die we als voorbeeldfunctie hebben naar de rest van het land. De heer Bosma zegt eigenlijk: het maakt niet uit wat we hier tegen elkaar zeggen en als zoiets gebeurt, dan zal iemand een persoonlijk feit kunnen maken. Maar mijn vraag ging over de geloofwaardigheid, het imago en het met respect spreken over het instituut parlement. Is hij van plan om het imago hoog te houden als dat hier geweld wordt aangedaan?

De heer Bosma (PVV):

Natuurlijk probeer ik dat imago hoog te houden, maar Kamerleden moeten zich afvragen hoe onze geloofwaardigheid meer gediend is. Is onze geloofwaardigheid ermee gediend als een mening die gedeeld wordt door 40% van de mensen die onze salarissen betalen en wellicht op ons stemmen, buiten de orde wordt geplaatst? Of is onze geloofwaardigheid ermee gediend als alles hier gezegd kan worden tenzij we echt grof zijn en schuttingwoorden gebruiken, de wet overtreden of geweld gebruiken? Dat is een vraag, maar u begrijpt wat mijn antwoord is.

Mevrouw Keijzer (CDA):

De heer Wilders heeft het woord "nepparlement" namens de groep-Wilders uitgesproken. Voor mij is van belang om te weten of het straks mogelijk is dat de Tweede Kamer een Voorzitter kiest die deze mening ook is toegedaan. Vindt de heer Bosma ook dat hij straks Voorzitter is van een nepparlement, of heeft hij daar een ander oordeel over?

De heer Bosma (PVV):

Ik meen te weten dat die woorden niet zijn uitgesproken door de groep-Wilders, want die heeft ons alweer in 2006 verlaten. Ik heb mijn liefde voor het Nederlandse parlement net beleden en ben daarvoor 552 jaar teruggegaan. Dat is mijn antwoord daarop. Verder heb ik — nogmaals, ik ben een robot — geen mening over hetgeen mensen hier zeggen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat is een beetje een procedureel antwoord. Ik ben gewoon benieuwd of de heer Bosma straks ook vindt dat hij Voorzitter is van een nepparlement. Dat is van belang om te weten, want hij is wel onze Voorzitter en vertegenwoordigt ons ook. Ik stel dus nogmaals de vraag aan de heer Bosma: deelt hij die mening van de heer Wilders, of niet?

De heer Bosma (PVV):

Ik heb net nogmaals mijn liefde beleden voor het Nederlandse parlement. En ja, dat is procedureel, maar ik en mijn drie medekandidaten zitten nu eenmaal hier met één bil op die stoel. Mevrouw Keijzer spreekt mij aan als kandidaat-Voorzitter, dus geef ik ook een antwoord als kandidaat-Voorzitter, als Voorzitter in spe. Het antwoord is een procedureel antwoord, want mevrouw Keijzer kan geen ander antwoord verlangen van een Voorzitter. Het is niet aan een Voorzitter om teksten van Kamerleden te becommentariëren. Dat moeten wij met z'n allen niet willen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dit is toch wel vrij fundamenteel. De heer Bosma is volgens hemzelf een robot als Voorzitter, maar hij is nu nog kandidaat-Voorzitter. Voor dit moment is het gewoon van belang of hij deze kwalificatie deelt of niet. Ik denk dat wij dat allemaal willen weten, want wij moeten straks namen gaan invullen. Het lijkt mij gewoon van belang dat de heer Bosma — hij is constant glashelder, met humor, zeer gewaardeerd — nu gewoon ja of nee zegt. Deelt hij die woorden van de heer Wilders of deelt hij die niet?

De voorzitter:

Omdat er in de eerste interuptie verwarring was over de naam van de groep, laat ik deze derde toe.

De heer Bosma (PVV):

Het antwoord is even glashelder als de vorige keren. Ik heb daar niets aan toe te voegen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dan interpreteer ik dat als volgt: als kandidaat-voorzitter neemt de heer Bosma afstand van de term "nepparlement". Hij belijdt zijn grote liefde voor de Nederlandse democratie.

Ik heb een vraag over beveiliging versus toegankelijkheid. De heer Bosma zei dat het beveiligingsniveau eigenlijk omhoog moet, maar hij zei ook dat hij een enorme liefde heeft voor de toegankelijke openbare democratie. Krijgen wij tanks om het pand heen? Worden mensen allemaal gefouilleerd? Worden Kamerleden gefouilleerd? Worden tassen meer nagekeken? Krijgen wij meer bomdetectoren? Hoe wil de heer Bosma de toegankelijkheid en de openbaarheid van de beraadslagingen in deze Kamer garanderen?

De heer Bosma (PVV):

Dat is een uitstekende, heel belangrijke vraag. Het is een vraag waar intern veel over is gesproken. Toegankelijkheid is een onderwerp. Privacy is een onderwerp. Zo zijn er meer zaken waartussen je moet schipperen. Ik ben het absoluut eens met mevrouw Van Tongeren dat het geen fort moet worden. Van tanks voor de deur word ik ook niet enthousiast. Ik word wel enthousiast van al die schoolklassen die hier rondlopen en al die kinderen die vragen: mijnheer, mag ik u een vraag stellen? Dat zijn de beste vragen die je kunt krijgen. Maar veiligheid is echt hyperbelangrijk en wordt steeds belangrijker. Steeds meer mensen delen de opvatting dat het belangrijk is. En ik vind dat wij op dit gebied een achterstand hebben.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Op beide vragen, zowel die naar het nepparlement als die naar veiligheid en toegankelijkheid krijg ik geen helder, kort en bondig antwoord, terwijl deze kandidaat-Voorzitter toch zegt dat hij ernaar streeft om bewindspersonen en Kamerleden kort en bondig te laten antwoorden. Nogmaals, kan daar een kort en bondig antwoord op komen?

De heer Bosma (PVV):

Nee, ook omdat je over veiligheid niet in het openbaar moet praten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dus de vraag is buiten de orde?

De heer Bosma (PVV):

Nee, de vraag is zeer terecht, maar je moet er niet over in details treden. In mijn toespraakje was het niet voor niets maar één zin.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik proef een bijnastem van GroenLinks voor de heer Bosma. Sinds ik weg ben bij de PVV hebben de heer Bosma en ik elkaar een aantal keren gezien. Ik kan mij een ritueel dansje voor het liftknopje herinneren. Het was niet altijd even prettig. Stel dat de heer Bosma Voorzitter van dit huis wordt en wij weer een VAO hebben met die beruchte 30 seconden. Kan hij bevestigen dat ik dan gewoon een motie in alle rust kan voorlezen, zonder aan het wereldkampioenschap snellezen te hoeven doen?

De heer Bosma (PVV):

Dankzij mijn strakke leiding slaagt u er steeds beter in om drie moties binnen twaalf seconden voor te lezen. Ik denk dat het niet nodig is om het wereldrecord verder aan te scherpen, maar natuurlijk moet iedereen moties kunnen indienen. Als mensen in een VAO twee minuten spreektijd hebben, ben ik wel altijd strak. In die tijd moeten mensen, hup, drie moties kunnen indienen. Als zij een vierde hebben, dan zijn ze daarmee de volgende week aan de beurt.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb net met bewondering naar de heer Bosma geluisterd, zoals ik daarnet ook al aangaf. Een van de onderdelen van zijn betoog was dat hij echt wil dat ministers en andere personen die vragen van de Kamer krijgen, duidelijke antwoorden geven. Het venijn in de beantwoording zit een beetje in de staart van het debat. Mevrouw Keijzer vroeg tot drie keer toe niet naar het oordeel van de heer Bosma over de mogelijkheid om iets in dit parlement te zeggen en het een nepparlement te noemen, maar naar zijn eigen mening over die stelling. Ik wil toch graag het oordeel van de heer Bosma over die stelling horen, voordat wij dadelijk gaan stemmen. Is dit een nepparlement, ja of nee?

De heer Bosma (PVV):

Ik heb daar een heel duidelijk antwoord op gegeven. Ik snap niet dat de heer Verhoeven het niet duidelijk vindt. Het is het duidelijkste antwoord dat je kunt krijgen. Ik zeg het nogmaals: ik sta hier als kandidaat-Voorzitter en ik heb geen enkele mening over wat mensen zeggen. De fractieleider van D66 heeft mensen "racist" genoemd en "xenofoob met racistische uitingen". De heer Pechtold heeft gesproken over "extreem rechts" en "de politiek is vuil en vunzig". Ik heb daarover geen mening. Ik heb geen mening over wat er gezegd wordt. Ik zal er altijd voor vechten dat de heer Pechtold dergelijke dingen kan zeggen, tot mijn laatste ademstoot. Dat is de essentie van het Nederlands parlement en dat is de reden waarom we hier zijn. Iedereen moet dat allemaal kunnen zeggen, met uitzondering van de dingen die ik eerder heb benoemd. Ik vecht voor 100% voor die vrijheid van meningsuiting. Dat zal ik blijven doen. Inhoudelijk heb ik over al dat soort zaken geen enkele mening. Dat moet je ook niet willen als Voorzitter. Je moet ook niet als Kamer eisen dat een Voorzitter zijn mening gaat geven over hetgeen hier te berde wordt gebracht. U zoekt een voorzitter en geen jurylid voor Idols!

De heer Verhoeven (D66):

Ik denk dat het heel belangrijk zou kunnen zijn voor het oordeel dat fracties dadelijk gaan vellen om te horen wat het standpunt van de heer Bosma erover is. Ik vraag de heer Bosma om het nu gewoon te zeggen. Hij heeft glashelder op verschillende manieren duidelijk gemaakt dat alles gezegd moet kunnen worden, zowel door de heer Wilders, door de heer Pechtold als ook door de andere fractievoorzitters. Hij is daar volstrekt duidelijk over geweest. Ik dank hem daarvoor. Ik vraag hem namens mijn fractie wat zijn mening is over de stelling dat dit een nepparlement is.

De heer Bosma (PVV):

Daarover zeg ik: ik sta hier als aspirant-Voorzitter en dus ga ik geen commentaar geven op al die dingen die Kamerleden zeggen of vinden. Dat is gewoon mijn taak niet. Punt.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik wil namens u allen de kandidaten hartelijk danken voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Ik kijk even rond of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat iedereen daarvan afziet. We gaan straks aan een ingewikkelde stemming beginnen. Het lijkt mij goed om tien minuten te schorsen voordat wij daaraan beginnen.

De vergadering wordt van 18.43 uur tot 19.01 uur geschorst.

De voorzitter:

De heer Roemer heeft een verzoek.

De heer Roemer (SP):

Mevrouw de voorzitter. Omdat wij twee vrije rondes hebben, is het mogelijk dat je na de eerste ronde een beeld krijgt van wie er als eerste afvalt. Het is dus een strategisch moment. Vandaar het verzoek om in ieder geval na de eerste ronde een schorsing van een minuut of tien in te plannen.

De voorzitter:

Ik kijk even rond. Deze stemming is al ingewikkeld genoeg. Het lijkt mij belangrijk dat wij ruimte bieden …

De heer Roemer (SP):

Voor de helderheid, alle 150 leden kunnen een strategische afweging maken. Dat geldt ook voor u, mijnheer Zijlstra!

De voorzitter:

Het lijkt mij verstandig om aan dit verzoek gehoor te geven. Na de uitslag van de eerste stemmingsronde zal ik tien minuten schorsen voordat wij aan de tweede stemmingsronde beginnen.

Het is een vrij ingewikkelde stemming, die gelukkig altijd begint met de benoeming van de leden van het stembureau. De stemming vindt plaats conform de artikelen 74 tot en met 83 van het Reglement van Orde. Ik benoem tot leden van het stembureau de leden Van Nispen, Maij, Van der Linde en Bruins Slot. Ik vraag hun om naar voren te komen en aan de tafel in het midden van de zaal plaats te nemen. Ik vraag het lid Van Nispen om als voorzitter van het stembureau op te treden.

De meesten van u hebben al eerder een verkiezing van de Voorzitter meegemaakt. Voor de mensen die het misschien thuis ook volgen, zal ik aan het begin van elke ronde even aangeven wat wij gaan doen en wat er gaat gebeuren.

Ik verzoek de bodes om de oranje stembriefjes uit te delen. Ik verzoek u om op het stembriefje één naam te schrijven. Briefjes met meer namen zijn niet geldig, namen van niet-leden maken het tot een ongeldige stem en ook blanco briefjes zijn ongeldig. Het is belangrijk om daarmee rekening te houden, want alleen het aantal geldige stemmen is straks bepalend voor het behalen van de volstrekte meerderheid. Ik vraag u om rustig naar voren te komen op het moment dat de griffier uw naam noemt en nadat u uw stem hebt uitgebracht weer rustig in de zaal te gaan zitten. Ik verzoek u om de zaal niet te verlaten. Dat maakt het allemaal overzichtelijk. Mijn stembriefje en het stembriefje van de heer Otwin van Dijk zullen worden opgehaald door de Kamerbewaarder.

De eerste ronde is een vrije ronde. Dat wil zeggen dat op alle leden een stem mag worden uitgebracht. Ik verzoek de griffier om een begin te maken met het voorlezen van de namen, op alfabetische volgorde, van de 149 leden die de presentielijst hebben getekend. De leden van het stembureau brengen aan het einde hun stem uit.

Ik krijg het signaal dat alle leden een stembriefje hebben ontvangen. Ik geef graag het woord aan de griffier voor het voorlezen van de namen. Mag ik u verzoeken om stilte in de zaal?

(De griffier roept de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

De voorzitter:

Hartelijk dank. Het stembureau zal nu de stemmen tellen. Ik zal daarom de vergadering even schorsen. Ik vraag u echter om in de zaal te blijven tijdens het tellen van de stemmen, zodat wij daarna snel verder kunnen. Volgens mij wilt u dat allemaal graag.

Na de uitslag van de eerste stemronde zal er een schorsing zijn, die is aangevraagd door de heer Roemer.

De vergadering wordt van 19.22 uur tot 19.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik vraag alle leden om hun plaatsen weer in te nemen. Fijn dat het zo snel kan. Ik geef het woord aan de voorzitter van het stembureau, de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn in totaal 149 stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

In totaal hebben ook 149 leden hun aanwezigheid op de presentielijst gemeld.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 146 geldige stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

Dat betekent dat de volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte geldige stemmen 74 is.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 2 stemmen uitgebracht op mevrouw Vermeij, er zijn 16 stemmen uitgebracht op de heer Bosma, er zijn 30 stemmen uitgebracht op mevrouw Van Toorenburg, er zijn 40 stemmen uitgebracht op de heer Elias en er zijn 58 stemmen uitgebracht op mevrouw Arib.

De voorzitter:

Ik stel vast dat in deze eerste stemmingsronde geen van de leden de meerderheid heeft gehaald die moet worden gehaald, de volstrekte meerderheid van in dit geval 74 stemmen. Dat betekent dat we naar een tweede stemronde gaan. Zoals verzocht, schorsen we tien minuten voordat we daartoe overgaan.

De vergadering wordt van 19.38 uur tot 19.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan beginnen aan de tweede ronde. Ook deze ronde is een vrije stemmingsronde. Dat betekent dat weer op alle leden een stem kan worden uitgebracht. De bodedienst gaat nu de blauwe briefjes uitdelen. Daarvoor geldt weer hetzelfde: alstublieft één naam erop, geen blanco stemmen, geen stemmen op niet-leden. Dat soort stemmen zijn niet geldig. Ik vraag even aan de voorzitter van het stembureau of het voor het stembureau doenbaar is dat het tempo iets hoger ligt dan in de eerste ronde. Ik zie dat dat het geval is. Dat is heel fijn. Dan kunnen wij vragen aan de griffier om de namen met iets meer spoed voor te lezen. Ik geef graag het woord aan de griffier als de stembriefjes zijn uitgedeeld. Is iedereen voorzien? Heel goed. Dan geef ik het woord aan de griffier. Mag ik u vragen om stil te zijn? Dan gaat het het allersnelst.

(De griffier roept de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

(De griffier roept de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan gaat het stembureau nu de stemmen weer tellen. Ik schors zo de vergadering voor het tellen van de stemmen. Ik vraag u nog even in de zaal te blijven. Dan kunnen wij daarna snel weer aan de slag.

De vergadering wordt van 20.10 uur tot 20.22 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden om snel te gaan zitten, dan kunnen we naar de uitslag van de tweede stemronde. Daarvoor geef ik graag weer het woord aan de voorzitter van het stembureau, de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Er zijn in totaal 149 stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

149 leden hebben ook hun aanwezigheid op de presentielijst gemeld.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 148 geldige stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

Dat betekent dat de volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte geldige stemmen 75 is.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 2 stemmen uitgebracht op mevrouw Vermeij, er zijn 13 stemmen uitgebracht op de heer Bosma, er zijn 34 stemmen uitgebracht op mevrouw Van Toorenburg, er zijn 43 stemmen uitgebracht op de heer Elias, en er zijn 56 stemmen uitgebracht op mevrouw Arib.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik stel vast dat wederom geen van deze leden deze meerderheid heeft behaald. Er zal dus een derde stemronde moeten plaatsvinden.

Voor de derde stemronde geldt een bijzondere procedure. Omdat in de tweede stemronde op meer dan vier leden stemmen zijn uitgebracht, kan in de derde stemronde alleen nog een stem worden uitgebracht op de vier leden die de meeste stemmen hebben verkregen in de tweede stemronde. Dat betekent dat er in de derde stemronde niet langer een vrije stemming is, waarin op alle leden kan worden gestemd, maar er alleen nog kan worden gestemd op de leden Arib, Elias, Van Toorenburg en Bosma. De bodes gaan nu de groene briefjes uitdelen en daarna ga ik de griffier weer vragen om de namen voor te lezen.

Voordat wij beginnen met het voorlezen van de namen, herinner ik u er graag nogmaals aan dat nu alleen de namen van de vier genoemde kandidaten nog geldige stemmen zijn. Andere namen dan deze en blanco stemmen zijn ongeldige stemmen en tellen dus ook niet mee voor de volstrekte meerderheid.

Ik geef graag het woord aan de griffier.

(De griffier roept de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn alle stemmen uitgebracht in deze derde ronde. Ik schors de vergadering voor het tellen van de stemmen.

De vergadering wordt van 20.38 uur tot 20.47 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik vraag de leden om hun plaats weer in te nemen. We gaan naar de uitslag van de derde ronde. De voorzitter van het stembureau heeft aangegeven dat het stembureau daar klaar voor is. Ik wacht nog heel even totdat iedereen zit. Het valt mij op dat het sneller ging toen iedereen in de zaal bleef.

Het woord is aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn in totaal 149 stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

149 leden hebben hun aanwezigheid op de presentielijst gemeld.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 147 geldige stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

Dat betekent dat de volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte geldige stemmen ditmaal 74 is.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 11 stemmen uitgebracht op de heer Bosma, er zijn 32 stemmen uitgebracht op mevrouw Van Toorenburg, er zijn 44 stemmen uitgebracht op de heer Elias en er zijn 60 stemmen uitgebracht op mevrouw Arib.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik stel vast dat ook in deze stemmingsronde geen van de leden de volstrekte meerderheid heeft behaald. Er zal dus een vierde stemmingsronde moeten plaatsvinden. Voor die vierde stemmingsronde geldt dat dan alleen nog een stem kan worden uitgebracht op de twee leden die in deze derde stemmingsronde de meeste stemmen hebben gehaald. Ik constateer dat dat de leden Arib en Elias zijn. In de vierde stemmingsronde zal het dus alleen gaan tussen de leden Arib en Elias.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft behoefte aan een schorsing van, als dat akkoord is, ongeveer vijftien minuten.

De voorzitter:

Daar kan ik me heel goed iets bij voorstellen. Eerder hebben we zo'n verzoek ook gehonoreerd.

De vergadering wordt van 20.49 uur tot 21.05 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan beginnen aan de vierde stemronde. Voor de vierde stemronde delen de bodes zo meteen de gele stembriefjes uit, weer een nieuw kleurtje. Voor het vaststellen van de volstrekte meerderheid in deze ronde tellen alleen nog de stemmen die worden uitgebracht op de leden Arib en Elias. Blanco stemmen en stemmen op andere leden tellen dus niet meer mee voor het bepalen van de volstrekte meerderheid.

Ik constateer dat iedereen voorzien is van een stembriefje. Dan geef ik nu het woord aan de griffier.

(De griffier roept de namen van de leden af voor het uitbrengen van hun stem.)

De voorzitter:

Alle stemmen zijn wederom uitgebracht. We gaan schorsen voor het tellen van de stemmen. Er zijn nu maar twee kandidaten, dus dat zou wat sneller kunnen gaan. Ik zou u willen verzoeken om in de zaal te blijven.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Mag ik alle leden verzoeken om hun plaatsen in te nemen? Ik geef graag, in de vierde ronde, het woord aan de voorzitter van het stembureau, de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn in totaal 149 stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

Ook 149 leden hebben hun aanwezigheid op de presentielijst gemeld.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 134 geldige stemmen uitgebracht.

De voorzitter:

Dat wil zeggen dat de volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte geldige stemmen 68 is.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn 51 stemmen uitgebracht op de heer Elias en er zijn 83 stemmen uitgebracht op mevrouw Arib.

(Geroffel op de bankjes en applaus)

De voorzitter:

Dan nog even de formele kant van de zaak!

(Hilariteit)

De voorzitter:

Aangezien mevrouw Arib de volstrekte meerderheid van het aantal stemmen heeft behaald, is zij bij dezen gekozen tot de nieuwe Voorzitter van de Tweede Kamer. Ik vraag haar om naar voren te komen, maar niet voordat ik ook de andere leden die zich kandidaat hebben gesteld, van harte dank, ik denk namens ons allemaal. Natuurlijk dank ik ook heel hartelijk de leden van het stembureau, die vanavond hard hebben moeten werken. Deze leden zijn bij dezen ook ontheven van hun taak.

Ik vraag mevrouw Arib om naar voren te komen en de voorzittershamer in ontvangst te nemen

(Geroffel op de bankjes en applaus)

Voorzitter: Arib

De voorzitter:

Door alle fotografen kan ik bijna niemand zien! Dank u wel.

Ik dank alle collega's ontzettend voor het vertrouwen dat zij in mij hebben gesteld. Ik wil mijn medekandidaten — ik weet dat het niet zo hoort, maar ik wil hen persoonlijk noemen: Madeleine, Martin, Ton en … en ik! ….

(Hilariteit)

De voorzitter:

Het vraagt heel veel moed om je nek uit te steken en je te kandideren. Jullie hebben allemaal kunnen zien wat dat allemaal met zich meebrengt aan publiciteit, ook negatieve publiciteit. Toch vind ik het een grote verworvenheid dat de Kamer iemand uit haar midden kiest. Ik dank jullie allemaal: de collega's die op mij hebben gestemd, maar ook de andere collega's. Ik ben Kamervoorzitter voor iedereen. Ik zal er alles aan doen om met volle overtuiging en inzet het komende jaar de Kamer alle ruimte te geven en natuurlijk in te grijpen waar dat nodig is. Ik dank jullie. Ik ben een beetje ontroerd, dus ik stop hier even. Ik schors de vergadering een halfuur.

(Geroffel op de bankjes)

De vergadering wordt van 21.36 uur tot 22.08 uur geschorst.

Voorzitter: Van Veldhoven

Naar boven