5 Vragenuur: Vragen Grashoff

Vragen van het lid Grashoff aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Onderwijs aan asielkinderen komt moeizaam van de grond". 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Opnieuw bereiken ons signalen dat het niet vlot met het tot stand komend onderwijs aan vluchtelingenkinderen. Ja, er gaan intussen heel veel kinderen naar school, maar de wachttijden lijken lang en de problemen met het onderwijsveld om het tot stand te brengen zijn er nog steeds. Die signalen komen uit het onderwijsveld. Elk kind heeft recht op onderwijs en het heeft de plicht tot het volgen van onderwijs. Dat is voor die kinderen buitengewoon belangrijk, maar ook voor onze samenleving. We hebben daar uitvoerig en veelvuldig met deze staatssecretaris over gedebatteerd. Volgens mij zijn we het allemaal eens over het belang. En toch loopt het niet. 

Wat ik wil hebben van de staatssecretaris, is het volgende. Kunnen we een schriftelijk overzicht krijgen van het aantal kinderen dat op onderwijs wacht, de wachttijden en de verdeling daarvan en de oplossing van de problemen? Kan de staatssecretaris daarbij toezeggen dat hij ervoor gaat zorgen dat binnen een maand na aankomst alle vluchtelingenkinderen in de schoolbankjes zitten? Theoretisch zou het 72 uur moeten zijn. Daar zullen we de staatssecretaris niet aan houden, maar die maand lijkt ons niet meer dan redelijk. Ik wil de staatssecretaris vragen, niet te wachten tot scholen zich melden, maar zich actief te bemoeien met dit probleem, daarbij een regierol op zich nemend en zich probleemeigenaar te maken, er daarbij voor zorgend dat het in orde komt. Dat kan natuurlijk samen met organisaties als LOWAN, dat op de eigen website aangeeft, handen tekort te komen. Kan de staatssecretaris daar iets aan doen? 

We hebben met de motie-Voordewind/Voortman ook gezegd dat er minder gezeuld moet worden met vluchtelingenkinderen. Kan de staatssecretaris nu of later aangeven of daarin voortgang zit, of het minder gebeurt en of het probleem wordt beperkt? Kan de staatssecretaris ingaan op de klacht vanuit het onderwijsveld dat geld voor vluchtelingenkinderen vaak laat wordt ontvangen, dat ze lang moeten wachten en dat er veel onduidelijkheden zijn over de maatwerkfinanciering? Kan de staatssecretaris toezeggen dat er in deze urgente situatie een onconventionele aanpak komt, die bureaucratische procedures tot een minimum beperkt? 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik denk dat er tussen de heer Grashoff en mij geen verschil van mening bestaat over het feit dat alle kinderen, ongeacht of ze hier al lang wonen dan wel vanuit het buitenland komen, zo snel mogelijk naar school toe moeten. Dat geldt ook voor de vluchtelingenkinderen die in de noodopvang worden opgevangen. Er ligt wel een enorm grote uitdaging. In die zin vind ik het ook wat zuur dat juist in de week dat in Heumensoord een nieuwe school opengaat voor maar liefst 600 leerlingen die in minder dan twee maanden uit de grond is gestampt, er wordt gezegd dat het onderwijs voor vluchtelingenkinderen zo moeizaam op gang komt. Ik vind dat dit geen recht doet aan al die mensen in Nederland die keihard werken om niet alleen in de noodopvang in Heumensoord, maar ook in al die andere nieuwe noodopvangen te zoeken naar nieuwe vormen van onderwijs en van school. Een school stamp je immers niet van de ene op de andere dag uit de grond. 

De voorzitter:

En nu het antwoord op de vraag. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb het liefst dat kinderen zo snel mogelijk naar school toe gaan. Ik houd mij daarbij aan de EU-opvangrichtlijn die een periode voorschrijft van drie maanden. Dat is langer dan één maand. Als het kan binnen één maand, doe ik dat graag, maar in bijvoorbeeld Heumensoord hebben wij gezien dat dit meer tijd vergt. Ik kan een en ander voor de heer Grashoff wel in kaart brengen. In mijn vorige brief heb ik al aangegeven dat dit wel wat voeten in de aarde heeft, omdat dit een koppeling van bestanden vraagt. Ik kan voor 1 april een brief aan de Kamer doen toekomen om iets meer inzicht te geven in aantallen kinderen in de noodopvang en in aantallen gerealiseerde plekken. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voor alle helderheid: het is niet zo dat wij hier onrecht doen aan mensen die allemaal keihard werken om het voor elkaar te krijgen. Het is echter duidelijk dat binnen de Kamer de opvatting bestaat dat het buitengewoon belangrijk is dat het snel gebeurt. Wij komen tot de conclusie dat de staatssecretaris in dezen weinig regie voert. Het meest sprekend is misschien wel het antwoord dat hij uiteindelijk wel bereid is om ons een brief te sturen voor 1 april. Ik vind dat een onaanvaardbaar lange termijn. Ik kan mij voorstellen dat er snel een overzicht komt van de stand van zaken. Als de staatssecretaris hard kan toezeggen dat elk kind binnen drie maanden in de schoolbankjes zit, vind ik dat weliswaar een te lange periode, maar dan hebben wij in elk geval wel grip op de zaak en kunnen wij de staatssecretaris daaraan houden. Het is de verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris dat het op orde komt. Ik wil niet op een website van een intermediaire organisatie lezen dat men handen tekort komt. Dat had de staatssecretaris al met deze organisatie moeten regelen. Dus graag dat overzicht, maar wel binnen een acceptabele termijn: niet voor 1 april, maar graag voor 1 maart. Ik hoor graag een harde toezegging van de staatssecretaris over de termijn. Als hij zegt "ik garandeer drie maanden", dan is het drie maanden. Ik vind dat veel te lang, maar dan hebben wij in elk geval een hard punt waarop wij deze staatssecretaris kunnen aanspreken. 

Staatssecretaris Dekker:

De EU-richtlijn is wat zij is. Die gaat uit van drie maanden. Ik vind dat een heel goede richtlijn waar wij van uit moeten gaan bij de opvang van kinderen. Tot op heden is ook alles daarop gericht. Het andere punt heeft wat meer voeten in de aarde. In december heb ik u een brief gestuurd waarin ik uitvoerig heb aangegeven welke gegevens wij hebben en dat hetgene dat u vraagt ook vraagt om een koppeling van bestanden. U weet dat dit vanwege zorgvuldigheid niet een-twee-drie is te doen. Ik wil dat best doen, maar dat vraagt wel even wat tijd; tot 1 april dus. Tot die tijd zitten wij niet op onze handen. Wij staan iedere dag klaar voor wethouders en voor schoolbesturen in Nederland die bij nieuwe noodopvang bij ons aanbellen met de vraag "help ons met de financiering, met het vinden van huisvesting, met het verzorgen van goed onderwijs, ook voor deze vluchtelingenkinderen". Volgens mij moet daar onze eerste prioriteit liggen. 

De voorzitter:

Tot slot de heer Grashoff. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik stel vast dat er op z'n minst een stevig verschil is in beleving van de werkelijkheid. De staatssecretaris zegt dit bij herhaling. Hij heeft dit immers vaker gezegd. Ik wantrouw hem zeker niet wat zijn intenties betreft, maar ik vraag mij wel af of aan de uitvoeringskant de zaken goed geregeld zijn. Is er daadwerkelijk sprake van een onconventionele aanpak, zodat mensen in het onderwijsveld snel weten waar zij aan toe zijn en partijen echt effectief met elkaar samenwerken om die periode te bekorten? Ik heb daar sterke twijfels over. De staatssecretaris heeft mij op dit punt niet kunnen overtuigen. 

De heer Van Meenen (D66):

Het is wel tekenend dat de staatssecretaris zegt dat de EU-richtlijn waarin staat dat er binnen drie maanden onderwijs moet worden gegeven, hem wel bevalt, dat hij zich daar wel aan houdt en dat hij dat redelijk vindt. Ik wil graag dat de staatssecretaris zegt: zodra we over die 72 uur heen gaan, gaan alle alarmbellen af en moet er onmiddellijk onderwijs komen. Dat kan dan misschien best wel een of twee weken duren, maar het gaat er bij mijn fractie niet in dat drie maanden als termijn wordt gehanteerd. Het kabinetsbeleid heeft tot gevolg dat er voortdurend met kinderen wordt gezeuld. Volgens mij is dat een van de belangrijkste oorzaken van het feit dat het onderwijs niet tot stand komt. Is de staatssecretaris bereid om in het kabinet te pleiten voor het stopzetten van het gezeul met kinderen en om het onderwijs aan deze kinderen absolute prioriteit te geven? 

Staatssecretaris Dekker:

In het overleg in december heb ik al toegezegd met mijn collega van V en J om de tafel te gaan zitten om te bekijken hoe we de verhuisbewegingen van minderjarige kinderen zo veel mogelijk kunnen beperken. We hebben echter met de realiteit te maken. Begin november werd bijvoorbeeld duidelijk dat er in Heumensoord niet alleen jonge mannen komen, maar ook 600 minderjarige kinderen. Het oprichten van een school is niet een kwestie van een knip met de vingers. Ik vind het geweldig dat wethouders en twee schoolbesturen de schouders eronder hebben gezet. Zij hebben in twee maanden tijd een nieuw gebouw neergezet. Zij hebben ervoor gezorgd dat er leraren voor de klas staan en dat zaken als stoelen, banken en lesmateriaal beschikbaar zijn. Sinds gisteren is de school up and running. Ik hoop dat de heer Van Meenen het met mij eens is dat dit een groot compliment verdient. 

De voorzitter:

U mag uw tweede vraag stellen, mijnheer Van Meenen. 

De heer Van Meenen (D66):

Mijn tweede vraag gaat ook hierover. Dit is een bekende strategie van de staatssecretaris. Als ergens iets helemaal niet goed gaat, wijst hij op een voorbeeld waarin het wel goed gaat. Natuurlijk is het voorbeeld van Heumensoord een voorbeeld waarin het goed gaat. Mensen hebben daar echt alles uit de kast gehaald om zo snel mogelijk onderwijs te verzorgen. Omdat het om zo'n groot aantal ging, was dat na lange tijd. Het heeft echter alles te maken met het kabinetsbeleid, want het kabinet kiest er nog steeds voor om grootschalige voorzieningen te treffen. Is de staatssecretaris bereid om bij zijn collega's in het kabinet te pleiten voor een kleinschaligere opvang? Dat is niet alleen in het belang van het onderwijs. Het onderwijs kan dan door bestaande scholen worden verzorgd en er hoeven dan geen scholen uit de grond te worden gestampt. We hebben er immers al 6.000 in Nederland. 

Staatssecretaris Dekker:

Heumensoord staat niet op zichzelf. Ook in Weert, Dommelen, Hapert en Budel wordt keihard gewerkt om goed onderwijs te verzorgen. De ene noodopvang is de andere niet. Er zijn grote noodopvangen zoals Heumensoord, waarbij een grote school moet worden gesticht. Er zijn ook kleine noodopvangen waarbij het niet nodig is om kinderen op te vangen op een nieuw in te richten school, omdat zij een plek kunnen krijgen in het reguliere onderwijs. Dat gaat doorgaans sneller. Er zijn asielzoekerscentra waar scholen op het terrein staan. De uitdaging waar wij voor staan, is dus niet eenvormig. Zij vraagt iedere keer weer om een specifieke aanpak. Scholen die niet uit de voeten kunnen met de reguliere regeling, kunnen altijd bij ons aan de bel trekken. Er is extra bekostiging voor nieuwkomers beschikbaar. Wij gaan dan samen om de tafel zitten om te bekijken of we een pragmatische oplossing kunnen vinden. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik heb een punt van orde. 

De voorzitter:

Dat mag. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp dat wij een voorzitter zouden kunnen krijgen die erop staat dat er ook antwoorden worden gegeven. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Van Meenen (D66):

Ik heb geen antwoord gekregen. 

De voorzitter:

Ik dacht dat dat debat pas morgen zou plaatsvinden, maar goed. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik loop daar even op vooruit. Dit punt geldt overigens ook voor de andere kandidaten. Mijn vraag was of de staatssecretaris bereid is in het kabinet te pleiten voor kleinschalige opvang. 

De voorzitter:

Volgens mij kan het antwoord daarop kort zijn. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik zit regelmatig met mijn collega's om de tafel, maar ik vind dat wij op dit moment niet kieskeurig kunnen zijn als het gaat om noodopvang. We moeten alle zeilen bijzetten om ervoor te zorgen dat de vluchtelingen die ons land binnenkomen überhaupt een plek hebben. Het gaat echt te ver om kieskeurig te zijn en te zeggen: we willen alleen maar kleine opvang. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Juist voor deze kinderen die op jonge leeftijd al veel hebben meegemaakt, is het essentieel om zo snel mogelijk naar school te gaan. Ik wil de staatssecretaris daarom vragen om nog meer daadkracht te tonen en om er nog een tandje bij te zetten. Ik hoor van scholen dat zij de leskisten en het lesmateriaal nog niet hebben, dat zij extra ondersteuning nodig hebben op het gebied van traumaverwerking en dat zij nog geen duidelijkheid hebben over de financiering en geld moeten voorschieten. Wat kan de staatssecretaris op die drie punten doen? Hoe kan hij die belemmeringen wegnemen? 

Staatssecretaris Dekker:

Stuurt u ze vooral op mij af. Er zijn ook scholen die zeggen in de knel te komen. Dan denk ik: kom, want we zitten er niet voor niks om u te helpen. We hebben het LOWAN ondersteund. Als er meer ondersteuning nodig is om bijvoorbeeld te voorzien in goed lesmateriaal of traumaondersteuning, dan ben ik meer dan bereid om daarnaar te kijken. 

Mevrouw Straus (VVD):

Mijn vraag ligt enigszins in het verlengde van die van mevrouw Ypma. We hebben vorige maand over dit onderwerp gesproken. De staatssecretaris heeft toen ruimhartig allerlei toezeggingen gedaan aan het onderwijs om bij hem te komen met vragen en problemen. Hoeveel scholen hebben hiervan tot nu toe gebruikgemaakt? Hebben de contacten met de betreffende scholen geleid tot nieuwe suggesties voor maatregelen of oplossingen die het proces om onderwijs voor asielkinderen te organiseren, kunnen bespoedigen? 

Staatssecretaris Dekker:

Lang niet alle scholen kloppen bij mijn ministerie aan omdat we al jaren een regeling hebben voor extra bekostiging voor asielzoekers. Heel veel scholen kunnen daarmee prima uit de voeten. De scholen die bij ons aankloppen, zijn scholen die zeggen dat die regeling knelt of dat zij er niet mee uit de voeten kunnen. Sinds we dat hebben aangekondigd, hebben 50 scholen in het primair onderwijs en 48 scholen in het voortgezet onderwijs bij ons aangeklopt om te vragen of ze in aanmerking komen voor maatwerkfinanciering. Inmiddels hebben we daarvoor een aantal concrete aanvragen binnen: dertien in het basisonderwijs en zo'n vijftien in het voortgezet onderwijs. Ik vermoed dat dit aantal in de komende twee weken zal oplopen omdat voor het voortgezet onderwijs de deadline om zich daarvoor te kunnen aanmelden, 23 januari afloopt. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur. 

Naar boven