28 Gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Aan de orde is het VSO over de wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden; gewasbescherming buiten de landbouw (27858, nr. 315). 

De voorzitter:

Dit onderwerp blijkt onder de staatssecretaris van Milieu te vallen. Zo leer ik ook weer iets. De spreektijd bedraagt twee minuten per fractie, inclusief het indienen van moties. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de innovatie van de afgelopen jaren op het gebied van duurzaam gebruik en toepassing van gewasbeschermingsmiddelen met dit verbod grotendeels teniet wordt gedaan; 

verzoekt de regering, nader te bepalen laagrisicogewasbeschermingsmiddelen in ieder geval tot effectuering van de op handen zijnde Europese besluitvorming over toelating van laagrisicomiddelen uit te sluiten van het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 328 (27858). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het kabinet op korte termijn niet wil komen tot een lijst van laagrisicogewasbeschermingsmiddelen; 

overwegende dat niet uit te sluiten valt dat particulieren zullen overgaan tot het gebruik van niet-toegelaten middelen, onder andere op basis van azijnzuur, zout, bleekmiddel, chloor en zelfs formaldehyde; 

overwegende dat iets wat gemengd wordt met chloor en een zuur tot gasvorming leidt met zeer schadelijke gevolgen; 

overwegende dat particulieren gemakkelijk buiten de tuincentra om online gewasbeschermingsmiddelen kunnen bestellen; 

verzoekt de regering om het verbod op particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te heroverwegen en het terugdringen van particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen gezamenlijk met de tuinbranche vorm te geven, onder andere door middel van voorlichting, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 329 (27858). 

De heer Geurts (CDA):

Het CDA wil dat risico's voor mens, dier en milieu op basis van de wetenschap worden bepaald en beperkt. Het VVD/PvdA-kabinet neemt nu echt een emotioneel besluit, dat weleens averechts kan uitpakken voor mens, dier en milieu. Niet-chemische bestrijdingsmethoden worden ten onrechte als enige en duurzame oplossing gezien, maar onkruidbestrijding met stoom of gasbranders zal de Nederlandse CO2-uitstoot verhogen. En als er geborsteld wordt, zal de hoeveelheid fijnstof toenemen. De CDA-fractie is niet overtuigd van de noodzaak en proportionaliteit van het voorliggende verbod. Wij vragen de staatssecretaris nog een keer indringend of zij bereid is om de effecten en de kostenbesparing van het omhalen van het besluit kwantitatief inzichtelijk te maken. 

Mijn laatste vraag is hoe het staat met de green deal betreffende de verkoop aan particulieren. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Mag ik dan het woord geven aan mevrouw Lodders van de VVD-fractie? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat mag, voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het voorgenomen wijzigingsbesluit niet met de toelatinghouders is besproken, dan wel dat zij daarover zijn geïnformeerd; 

constaterende dat het niet duidelijk is op welke wijze de milieudoelen en het verminderen van de blootstelling zullen worden behaald; 

constaterende dat het verbod, dat geen wetenschappelijke onderbouwing kent, negatieve gevolgen heeft voor de werkgelegenheid; 

verzoekt de regering, met de verschillende partijen in overleg te treden om de milieudoelstellingen en de wijze waarop deze gerealiseerd worden, in kaart te brengen; 

verzoekt de regering tevens, de gevolgen voor de werkgelegenheid en de kosten voor gemeenten in kaart te brengen, evenals een onafhankelijke juridische analyse uit te laten voeren naar mogelijke strijdigheid met Europese regelgeving en de artikelen 79 en 80 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, en de Kamer daarover voor 1 maart 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 330 (27858). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de EFSA en het Ctgb, als Europese en Nederlandse autoriteit, de aangewezen organisaties zijn om een toelatingsdossier en wetenschappelijke informatie te beoordelen op veilig gebruik; 

constaterende dat het kabinet middelen wil verbieden die door beide organisaties zijn beoordeeld en toegelaten; 

overwegende dat bij gebruik volgens het etiket deze middelen zonder risico's voor mens, dier en milieu kunnen worden toegepast; 

overwegende dat gebruikers bij een verbod van deze middelen alternatieven zullen gaan gebruiken zoals schoonmaakazijn, chloor of zout, of de verboden middelen via internet uit het buitenland zullen bestellen; 

constaterende dat een verbod op het gebruik van deze middelen dus niet handhaafbaar is; 

verzoekt de regering om het wijzigingsbesluit terug te draaien, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 331 (27858). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Afrondend — het had ook mijn inleiding kunnen zijn — zeg ik dat voor ons ligt de wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden om een aantal middelen te verbieden dan wel het gebruik ervan in te perken. De recreatiesector, gemeenten maar ook particulieren worden door dit besluit geraakt. Mijn fractie is echter ook van mening dat met dit verbod het milieu wordt geraakt. Particulieren grijpen naar alternatieve middelen, vaak schadelijke middelen, of schaffen deze aan via internet. Een verbod zet daarmee de innovatie stil. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Smaling namens de fractie van de SP. Meestal moet het spreekgestoelte dan een flink stuk omhoog, vanwege de lengte van de heer Smaling. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. De SP-fractie is blij met de invoering van een verbod op vermijdbaar gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Zij bepleit dan ook om vast te houden aan de geplande inwerkingtreding per het groeiseizoen 2016. 

Minder blij is mijn fractie met de uitzondering die wordt gemaakt voor verschillende onverharde terreinen zoals siertuinen en recreatieterreinen. Vooral het gebruik van het waarschijnlijk kankerverwekkende glyfosaat, zoals de WHO het aanduidt, moet verder aan banden worden gelegd, helemaal nu naar buiten komt dat Monsanto zelfs onderzoeksresultaten zou hebben vervalst. Daartoe dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat zowel bevindingen van de WHO alsook verschillende overige onderzoeken wijzen op de gevaren van glyfosaat, zoals een verhoogd risico op kanker en geboorteafwijkingen; 

overwegende dat gebruik van glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen vooralsnog toegestaan blijft voor siertuinen, sportvelden en recreatieterreinen zoals campings; 

overwegende dat hiermee gezondheidsrisico's bestaan voor gebruikers van deze terreinen; 

verzoekt de regering, bovengenoemde terreinen niet uit te zonderen van het voorgenomen besluit en het verbod ook voor deze terreinen in te laten gaan per groeiseizoen 2016, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 332 (27858). 

De heer Smaling (SP):

Ik breng de staatssecretaris in herinnering dat wij bij een debat dat ook over bijengif ging heel sportief geen moties hebben ingediend, in de veronderstelling dat zij en haar collega de zaak zouden regelen. Zij zei toen: adel verplicht. Ik hoop dat we daar nu van kunnen oogsten. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik neem aan dat de heer Smaling milieudoelen wil behalen. Hoe kijkt de heer Smaling aan tegen het particuliere gebruik van deze middelen, die op dit moment via internet in onder andere Duitsland en Polen worden aangeschaft? 

De heer Smaling (SP):

Je moet goed het overzicht hebben over alles wat er aan middelen is. Als je het ene verbiedt, betekent dat niet dat het andere zomaar goed werkt. Mijn fractie wil de nadruk leggen op de waarschijnlijke kankerverwekkendheid van glyfosaat, zoals die in de WHO-richtlijnen is aangegeven. Wij zien geen reden om de WHO niet te geloven, want die instelling is bedoeld om dit soort kwalificaties te geven. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Volgens mij hebben wij twee andere autoriteiten om dat te beoordelen en alles naast elkaar te leggen: zowel de EFSA als het Ctgb. De heer Smaling ontwijkt mijn vraag. Ik zal het wat makkelijker formuleren. Hoe denkt de heer Smaling dit verbod te kunnen handhaven? Hoe wil hij voorkomen dat mensen deze middelen via internet in het buitenland bestellen en dus in een heel andere samenstelling, met veel meer risico voor het milieu, gaan gebruiken? 

De heer Smaling (SP):

Ik ben het met mevrouw Lodders eens dat daarop gehandhaafd moet worden. Als dat lastig is, moeten wij samen bespreken hoe wij dat het beste kunnen doen. Voor ons is het belangrijkste dat dit stofje, dat wereldwijd veel te breed wordt gebruikt, van de markt gaat. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren wil een verbod op het gevaarlijke bestrijdingsmiddel Roundup. Wij zijn blij met het gedeeltelijke verbod op glyfosaat dat binnenkort in werking treedt, maar daarmee zijn de grote zorgen over dit middel nog niet weggenomen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat wetenschappers concluderen dat Monsanto in de jaren tachtig opzettelijk onderzoeksresultaten heeft verdraaid om het verhoogde risico op kanker door het gebruik van glyfosaat te verhullen; 

constaterende dat een panel van VN-experts al eerder concludeerde dat Monsanto wetenschappers betaalde om een valse indruk van wetenschappelijke controverse te creëren rond de gevaren van hormoonverstoorders zoals glyfosaat; 

constaterende dat uit uitgelekte e-mails blijkt dat Monsanto wetenschappers heeft betaald om positieve artikelen te schrijven over de producten van het bedrijf; 

constaterende dat er dus grote twijfels zijn over de betrouwbaarheid van het onderzoek dat is aangeleverd door Monsanto over de effecten van glyfosaat op de gezondheid van mens, dier en milieu, terwijl dit wel het enige onderzoek is waarop de toelating van dit bestrijdingsmiddel op de Europese en Nederlandse markt berust; 

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar alle door Monsanto aangeleverde studies betreffende glyfosaat sinds de eerste aanvraag voor toelating, en door onafhankelijke wetenschappers een oordeel te laten vellen over de kwaliteit van deze onderzoeken en over de risico's van glyfosaat, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Koser Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 333 (27858). 

De heer Geurts (CDA):

Vindt de heer Wassenberg de organisatie EFSA wel onafhankelijk? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Het gaat niet over de onafhankelijkheid van organisaties. Er is nu heel veel controverse over allerlei onderzoeken die niet helemaal goed blijken te zijn verlopen. Het enige wat ik nu vraag, is om daarnaar een onderzoek te laten doen. Ik wil mij niet helemaal toeleggen op de EFSA. Ik wil gewoon bekijken op welke onderzoeken die toelating gebaseerd is. Dat is alles wat gevraagd wordt. 

De heer Geurts (CDA):

De heer Wassenberg ontwijkt mijn vraag, terwijl die gewoon heel helder is. Heeft hij vertrouwen in de onafhankelijkheid van de EFSA, ja of nee? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Daar heb ik vertrouwen in, maar dat is niet het enige wat op dit moment ter sprake is. Er zijn studies gedaan waar de EFSA kennelijk ook in is getrapt, zou ik bijna zeggen. Ik wil gewoon bekijken wat de wetenschappelijke kwaliteit van die studies is. Daarover moet dan worden gerapporteerd. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Je kunt de vraag die mijn CDA-collega zojuist stelde, ook omgekeerd aan hem stellen over de WHO. Vertrouwt hij de World Health Organization? Die heeft in studies namelijk aangegeven dat deze stof wel degelijk mogelijk kankerverwekkend is. 

De voorzitter:

Dat is een vraag aan de heer Wassenberg die voor de heer Geurts bedoeld is. Dat is een beetje ingewikkeld. Dat werkt zo niet. U was klaar, mijnheer Wassenberg? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik was klaar. 

De voorzitter:

Dank u zeer. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks is blij met het aankomende verbod op het gebruik van glyfosaat voor openbare verhardingen. Ik ben ook blij dat daarmee in ieder geval gedeeltelijk invulling wordt gegeven aan mijn oorspronkelijke motie uit 2011 en dat we nu vrijwel zover zijn om aan het overbodige gebruik van dit product een einde te maken. Dat het dan in deze Kamer nog ter discussie wordt gesteld, is wel wat verbazingwekkend en ook wat treurig. De oorsprong van het verbod op glyfosaat lag niet in de vermeende kankerverwekkendheid, maar in het feit dat het in grote hoeveelheden in ons grond- en oppervlaktewater wordt aangetroffen. Daarmee is het een bedreiging voor onze drinkwatervoorziening. De discussie over kankerverwekkendheid nemen we zeer serieus, maar dat is een bijkomende kwestie, die ook onderzocht moet worden. Dat was echter niet de reden voor het verbod. 

Ik wil twee moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in Europees verband wordt gekeken naar een lijst van criteria voor laagrisicomiddelen; 

constaterende dat Ultima als mogelijk laagrisicomiddel wordt genoemd; 

overwegende dat op basis van onderzoek door CLM blijkt dat dit middel evenzeer een groot risico vormt voor de drinkwatervoorziening; 

verzoekt de regering, het product Ultima niet als laagrisicomiddel aan te wijzen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 334 (27858). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de overheid een "Green Deal Sportvelden" heeft ondertekend; 

constaterende dat de vereniging voor waterbedrijven Vewin en de Natuur en Milieufederaties dit convenant niet hebben ondertekend omdat de huidige afspraken niet zorgen voor het bereiken van de doelstelling om te komen tot chemievrij beheer; 

overwegende dat chemievrij beheer van sportvelden al geruime tijd mogelijk is en in praktijk wordt gebracht; 

van mening dat er snel extra stappen moeten worden gezet voor vermindering van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen; 

verzoekt de regering, de "Green Deal Sportvelden" opnieuw te bespreken en daarbij Vewin en de Natuur en Milieufederaties te betrekken, om te komen tot een breed gedragen "Green Deal Sportvelden", zodat in 2020 de doelstelling van chemievrij beheer wordt gehaald, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 335 (27858). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik zou dezelfde vraag die ik zojuist aan de heer Smaling stelde, ook aan de heer Grashoff kunnen stellen. Ik ga nu echter een slag verder. Ik mis de financiële onderbouwing om dit verbod ook daadwerkelijk te handhaven. Hoe gaat de heer Grashoff dat regelen? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Als het gaat om de handhaving voor de openbare verhardingen, waarop het leeuwendeel van dit verbod betrekking heeft, is dat heel eenvoudig: gemeentebesturen doen conform de regels en de wet andere aanbestedingsprocedures. Er is democratische controle via de gemeenteraden en desnoods via onze staatssecretaris. Dat zal het probleem dus niet zijn. Als mevrouw Lodders dieper wil ingaan op de kwestie van het particuliere gebruik, laat dan duidelijk zijn dat ik graag een stap verder zou gaan en het hele particuliere gebruik zou willen verbieden. De handhaving wordt dan al aanzienlijk eenvoudiger. In elk geval kunnen we in redelijkheid vooronderstellen dat als dit product uiteindelijk niet meer in de winkelschappen in Nederland staat, we het gebruik op particulier gebied met, pak 'm beet, 90% terugdringen. Dat is 90% winst voor ons milieu. De enkeling die dat per se wil, kan het dan in België of Duitsland bestellen. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik wil de heer Grashoff uit die prachtige roze droom helpen, want dat is niet het geval. Tuincentra klagen nu al dat mensen met een 100% werkzame stof bij de tuincentra komen vragen naar de juiste dosering. Met deze stap raakt het milieu verder van de heer Grashoff af. Ik vind dat buitengewoon jammer. Hoe je het wendt of keert, er zal gehandhaafd moeten worden, ook bij de particulieren. Ik hoor niet op welke wijze de heer Grashoff dat vormgeeft. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het is heel goed mogelijk om in België vuurwapens te kopen. We legaliseren geen vuurwapens in Nederland omdat ze in België zo gemakkelijk te koop zijn. Dat is nu precies de vergelijking die hier opgaat. Het argument van de handhaving wordt door mevrouw Lodders op een valse wijze gebruikt, namelijk om te voorkomen dat het verbod wordt ingesteld. Ik wil heel graag aan de staatssecretaris vragen hoe met de handhaving wordt omgegaan. Maar ik meen in alle redelijkheid te kunnen vooronderstellen dat het gebruik in de particuliere hoek met, pak 'm beet, 90% wordt teruggedrongen. Ik denk dat dit winst is voor het milieu. 

Er zullen hier en daar mensen zijn die er niet op de juiste manier gebruik van maken of niet het juiste inzicht hebben. Ik denk dat ook voorlichting een belangrijke rol speelt. Ik vraag aan de staatssecretaris of voorlichting aan particulieren ook een rol kan spelen, bijvoorbeeld via de tuincentra. Met deze stappen doen wij werkelijk iets voor het milieu. De gang van zaken die mevrouw Lodders nu schetst, is: omdat we ergens een handhavingsprobleempje hebben op 10%, laten we het hele verbod maar lekker rusten en mag onze drinkwatervoorziening gewoon in gevaar komen. Ik vind het zwaar onverantwoord dat partijen als de VVD en het CDA deze koers kiezen. 

De voorzitter:

Waarom doet u dat nou? Dat is uitlokking en we zitten met de tijd. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Exact. Ik wilde eigenlijk niet reageren, want ik vind het ontzettend flauw als mijn woorden op deze manier worden verdraaid. Dat doet geen recht aan het debat. Ik constateer dat de heer Grashoff op geen enkele vraag een fatsoenlijk antwoord geeft en daar laat ik het bij. 

De heer Geurts (CDA):

Ik vind het toch een bijzondere manier van jij-bakken van de heer Grashoff richting het CDA. 

De voorzitter:

Wat is uw punt? 

De heer Geurts (CDA):

Ik mag best mijn punt maken; daar moet u gelegenheid voor geven. Ik zie dat de fractie van GroenLinks de onafhankelijkheid van het Ctgb aantast. Ik vraag dus ook aan de heer Grashoff of hij het Ctgb onafhankelijk vindt of niet. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik dank de heer Geurts voor deze vraag. De essentie van de discussie over het gebruik is niet de toelating als zodanig door het Ctgb en ook niet door de EFSA, die daarop controleert. De essentie is dat de mate van het gebruik bedreigend is voor ons milieu. Als gebruik vermijdbaar is omdat er betere alternatieven zijn, ligt het dus voor de hand om ons milieu daartegen te beschermen. Zo eenvoudig is onze redenering. Ik begrijp tot nu toe dat de regering die redenering overneemt. Dat is winst voor het milieu. 

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik mag hier staan ter vervanging — althans, een poging tot vervanging — van Elbert Dijkgraaf. 

Voor de SGP-fractie is het voorliggende voorstel niet verblijdend. Natuurlijk, de zorg voor het milieu weegt voor ons zwaar. Alleen is de vraag of je dat op deze wijze het beste dient. Om niet te zeggen: de SGP is kritisch over het voorliggende voorstel. Met de nieuwe methoden voor het beperkt spuiten van chemische gewasbeschermingsmiddelen werden goede resultaten geboekt. Op die weg zou je verder kunnen gaan. Alternatieve methoden zoals borstelen en branden, hebben ook nadelen. Ze zijn al genoemd: vaker doen en fijnstof. Alternatieve methoden zijn ook veel duurder dan de staatssecretaris aangeeft. Wij hebben rondvraag gedaan bij een aantal gemeenten. Met de reserveringen bij een vijftal gemeenten voor het komende jaar opgeteld, komen wij uit op gemiddeld een ton per gemeente aan kosten. 

Wij hebben een tweetal moties, na overleg met de VNG terughoudend geformuleerd en kort, zoals de voorzitter dat graag wil. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, begraafplaatsen en andere moeilijk bereikbare locaties uit te zonderen van het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 336 (27858). 

De heer Bisschop (SGP):

Misschien wijzigt de ondertekening nog, want wij hebben, gelet op het onderwerp, ook de heer Krol uitgenodigd om de motie mee te ondertekenen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, gemeenten en andere professionele gebruikers meer tijd te geven om over te schakelen naar onkruidbestrijding zonder gewasbeschermingsmiddelen en, in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het voorgenomen verbod ten minste pas per 2017 van kracht te laten worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 337 (27858). 

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Wij zijn blij met het besluit en zullen dat ook ondersteunen, maar wij maken ons wel zorgen over een bepaald onderdeel daarvan. Sommige collega's hebben die zorg ook al verwoord. Daarom dien ik een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden buiten de landbouw binnenkort in werking treedt; 

overwegende dat er na de inwerkingtreding van het besluit geen chemische en laagrisicomiddelen voor onkruidbestrijding meer zijn toegestaan op verhardingen; 

overwegende dat uit recent onderzoek van Tuinbranche Nederland blijkt dat een meerderheid van de particuliere consumenten niet op de hoogte is van het verbod; 

overwegende dat particuliere tuineigenaren hun toevlucht zouden kunnen nemen tot andere middelen met een negatief effect voor het oppervlaktewater en milieu; 

overwegende dat alternatieve mechanische en thermische onkruidbestrijdingsmiddelen nog beperkt verkrijgbaar zijn in de detailhandel; 

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met relevante branches teneinde de beschikbaarheid van alternatieve mechanische en thermische onkruidbestrijdingsmiddelen voor de particuliere consument te bespoedigen; 

verzoekt de regering tevens om in gesprek te gaan met relevante branches en maatschappelijke organisaties teneinde de voorlichting over de risico's over het gebruik van andere middelen die niet bedoeld zijn voor gebruik in het milieu te verbeteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leenders en Koser Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 338 (27858). 

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer. Ik schors de vergadering tot exact 17.57 uur. 

De vergadering wordt van 17.52 uur tot 17.57 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Er zijn veel moties ingediend die overwegend dezelfde strekking hebben, namelijk: voer dit besluit niet uit. Ik zal die moties straks stuk voor stuk ontraden, maar volgens mij is het goed om tegelijkertijd ook helder te maken waarom dit besluit toch voorligt. Om te beginnen heeft de Kamer daar natuurlijk zelf een belangrijke rol in gespeeld. De heer Grashoff heeft daar ook op gewezen. Het begon met een Kamermotie. Er is inderdaad aanleiding om hieraan echt iets te doen. Dat komt niet zozeer voort uit studies die later zijn verschenen, bijvoorbeeld de studie van de WHO waarover de heer Smaling het had, als wel uit het belang voor het milieu, door de concentraties van bepaalde middelen in het oppervlaktewater. Het is ook vanuit die kant dat we het voorstel nu voor hebben liggen. Dat doet dus niets af, zeg ik met nadruk, aan de geloofwaardigheid van de EFSA of het Ctgb. Het gaat voor hen immers om de toelating van het middel. Ook dat moet ik de heer Grashoff nazeggen. We moeten bezien of een concentratie van een middel dat gewoon is toegelaten, niet op een gegeven moment tot een probleem leidt. Dat is een mogelijkheid die Nederland heeft. Overigens zouden ook andere lidstaten dat moeten doen. Van zo'n probleem is hier nu sprake. Zeker als er alternatieven beschikbaar zijn, wordt de vraag steviger waarom je het middel dat problemen geeft toch zou moeten toelaten. 

Een en ander leidt ertoe dat ik de motie op stuk nr. 328, van de heer Geurts en de heer Bisschop, ontraad. Het RIVM is om advies gevraagd om een eventuele uitzondering van laagrisicomiddelen toe te staan. De leden hebben in de brieven van mijn voorganger kunnen lezen dat echt is onderzocht of dat kan. Er is dus het bezwaar dat het nog een aantal jaren duurt voordat laagrisicomiddelen tot de markt worden toegelaten. Het RIVM wijst er daarnaast op dat het gebruik van laagrisicomiddelen leidt tot problemen met de waterkwaliteit. We hebben er dus niets aan als we met een maatregel alleen maar de oorzaak van de problemen van de ene groep middelen naar een andere groep verschuiven. Ook voor de particulier zijn er werkbare alternatieve gewasbeschermingsmiddelen, zoals preventieve maatregelen, schoffelen, heet water — ik zie leden nee schudden, maar ik noem ze toch maar — hete lucht of branden. Ik zeg ook dat er een aantal uitzonderingen is. Die uitzonderingen zijn om inhoudelijke redenen toegestaan. Het is bijvoorbeeld niet verstandig om te gaan branden op een terrein van een chemisch bedrijf. Ik begrijp dat er van de andere kant uit discussie is over de vraag waarom er toch uitzonderingen worden toegestaan. Ook daarover is dus nagedacht. 

In de tweede motie van de leden Geurts en Bisschop, op stuk nr. 329, wordt de regering gevraagd het verbod te heroverwegen. Ik zeg nogmaals dat ik dat niet zal doen. Immers, anders had ik dit voorstel ook niet aan de Kamer voorgelegd. Heroverwegen hadden we dan al eerder moeten doen. De heer Geurts en ook mevrouw Lodders zeiden: misschien gaan particulieren wel alternatieven gebruiken die nóg schadelijker zijn. Ja, het is nooit uit te sluiten dat een particulier dat zal doen. Via gerichte voorlichting zullen we particulieren informeren over de alternatieven die er zijn. Ik kom op die voorlichting nog terug als ik reageer op de inbreng van de heer Leenders. Juist voor de particulier zijn er dus meerdere technisch haalbare, betaalbare en daarmee ook redelijke alternatieven beschikbaar. Ik ga er ook van uit dat particulieren, als het erom gaat, niet bewust dingen doen die slecht zijn voor het milieu. Een uitzondering voor particulieren is nu juist een optie waarbij we te weinig winst boeken voor het milieu. 

De voorzitter:

Wat is uw oordeel over de motie, staatssecretaris? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ontraad haar. 

De heer Geurts (CDA):

Tot 1 juli van dit jaar wilde het kabinet ook inzetten op laagrisicomiddelen. Sinds 1 juli wil men dat blijkbaar niet meer. Daarvan neem ik kennis, maar ik vind dit wel bijzonder beleid. 

Verder zeg ik dat mensen in de praktijk al onwel zijn geworden van formaldehyde. "Niet zou kunnen" geldt dus niet, want het is al gebeurd in de praktijk. 

Staatssecretaris Dijksma:

Bij het eerste wat de heer Geurts zei, haalt hij twee discussie door elkaar. Ja, natuurlijk zet het kabinet ook in op het zo veel mogelijk vervangen van hoogrisicomiddelen door laagrisicomiddelen. Dat kan ook nog veel meer dan nu gebeuren. Maar dat is een andere discussie. Hier gaat het erom dat je chemische laagrisicomiddelen vervangt door niet-chemische middelen. Dat is ook de milieuwinst die wij boeken. Die is nodig. Ik ga niet het hele debat overdoen, maar de Kamer is bij mijn weten op de hoogte gebracht van het verzoek om te bekijken welke uitzonderingen nog mogelijk zijn. Het RIVM heeft zijn opvatting daarover kenbaar gemaakt, dus het is geen verrassing. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 330. 

Staatssecretaris Dijksma:

De motie-Lodders/Bisschop op stuk nr. 330 is ook gericht op uitstel. Ook die moet ik ontraden. De gevolgen van dit besluit zijn in kaart gebracht. Dat kan de Kamer nazien in de toelichting. Ik kan het verder blijven onderzoeken, maar dat zou weer uitstel betekenen. Ik denk dat er voldoende onderbouwing is voor het besluit dat nu voorligt. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, ik zal bij de volgende motie niet interrumpteren, want dat is mij duidelijk, maar deze motie is niet gericht op uitstel. De staatssecretaris weet dat het besluit niet eerder dan 1 maart effectief zal zijn in de praktijk. Voor die tijd wordt het middel namelijk niet gebruikt. Ik begrijp niet waarom de staatssecretaris het argument gebruikt dat dit op uitstel is gericht. Nee, het gaat er juist om, een en ander in kaart te brengen. De negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid en het behalen van milieudoelen zijn in de beantwoording op schriftelijke vragen niet aan de orde geweest. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, maar in de toelichting hebben wij de gevolgen en de weging wel vrij stevig opgesomd. Je kunt een en ander blijven onderzoeken. Ik snap dat mevrouw Lodders dat vraagt, maar mijn voorstel is om dat niet te doen. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik vind het jammer dat de staatssecretaris dit advies aan deze motie hangt. Nogmaals, het bedrijfsleven is hier niet bij betrokken. Ik zie dat de staatssecretaris haar hoofd schudt, maar dat geeft het bedrijfsleven aan, ook in verschillende brieven. Volgens mij heeft de staatssecretaris die brieven ook gehad. Het zou ook in de verdere communicatie heel erg helpen als deze effecten, met name die van de Europese regelgeving, in beeld worden gebracht. 

Staatssecretaris Dijksma:

Wij handelen gewoon binnen de Europese regelgeving. Zoals ik in mijn inleiding ook heb gezegd: het staat lidstaten die concentraties in het oppervlaktewater als probleem zien, vrij om te handelen. Het gaat niet om de toelating van het middel. Ik heb de brieven van het bedrijfsleven ook gelezen en ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat een belangrijk punt is dat het bedrijfsleven het niet eens is met het besluit. Dat mag, maar dat is iets anders dan wat voorligt. Het is niet zo dat deze voorstellen niet conform Europese wet- of regelgeving zijn. Daarnaast doen wij er alles aan om eventuele gevolgen te beperken — ik kom daar zo meteen nog over te spreken — maar bijvoorbeeld gemeenten staan in hun aanbestedingsprocedures voor een vrij gemakkelijke keuze, namelijk: wij gaan op een ander middel over. 

De voorzitter:

Wij gaan naar de motie op stuk nr. 331. 

Staatssecretaris Dijksma:

In de motie-Lodders/Bisschop op stuk nr. 331 verzoeken de indieners mij om het wijzigingsbesluit terug te draaien. Ik heb al omstandig geantwoord dat ik dat niet ga doen. Om die reden ontraad ik de motie. 

In de motie op stuk nr. 332 vraagt de heer Smaling mij om het middel glyfosaat in zijn geheel te verbieden. Dat is een andere discussie. Die gaat over de toelating van het middel. Op dit moment zijn er onvoldoende alternatieven beschikbaar. Die moeten overigens volgens de uitgangspunten van het Europese beleid worden beoordeeld. Recentelijk heeft de EFSA daar opnieuw naar gekeken. Omdat wij binnen het Europese spoor blijven, moet ik deze motie ontraden. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 333. 

Staatssecretaris Dijksma:

De motie-Wassenberg/Koser Kaya op stuk nr. 333 ontraad ik ook, met dezelfde redenering, om een lang verhaal kort te maken. 

De motie-Grashoff op stuk nr. 334 moet ik ook ontraden. De criteria voor laagrisicomiddelen worden op Europees niveau vastgesteld. Het Ctgb besluit vervolgens over toelating. De politiek heeft dus niet de bevoegdheid om een laagrisicomiddel aan te wijzen. Ook de motie van de heer Grashoff over de green deal-sportvelden op stuk nr. 335 moet ik ontraden. Deze green deal is recent tot stand gekomen. Natuurlijk hopen we — daar zullen we ook aan werken — dat er meer partijen aansluiten. De Natuur en Milieufederaties en Vewin blijven dus echt van harte welkom. We spreken graag verder met die partijen, maar we gaan nu in ieder geval wel door met wat er ligt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ben behoorlijk geschokt. De essentie van een green deal is juist dat je partijen die vanuit verschillende invalshoeken met zo'n onderwerp bezig zijn, bij elkaar brengt, en dat die over bepaalde drempels heen stappen en tot een gezamenlijke strategie komen. Ik vond dat voor die sportvelden een goede benadering, gezien alle ervaringen tot nu toe. Maar als de hoeders bij uitstek van het milieu hier niet aan deelnemen, dan is er naar mijn gevoel geen sprake meer van een green deal. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het eigenlijk geen deal is maar een halve deal? Ook begrijp ik dat men intussen weer on speaking terms is, bijvoorbeeld met NOC*NSF, en dat er weer perspectief is om wel tot afspraken te komen. Zou de staatssecretaris die kans willen grijpen om opnieuw met die partijen om tafel te gaan zitten en een keer met de vuist op tafel te slaan? Dan komt er echt wel een goede green deal uit. Daar ben ik van overtuigd. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat laatste moet eigenlijk nooit nodig zijn en het eerste wil ik zeker doen. We blijven praten, maar dat is iets anders dan deze deal bij wijze van spreken nietig verklaren. Dat vraagt de heer Grashoff mij in de motie, maar dat wil ik niet doen. Dat gesprek moet vervolgd worden. Als er perspectief is bij de verschillende partijen om tot een nog betere afspraak te komen, gaan we dat uiteraard doen. 

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 336. 

Staatssecretaris Dijksma:

Die motie wil ik uiteindelijk aan het oordeel van de Kamer laten. Ik zal ook zeggen waarom. Het is voor mijn gevoel niet per se noodzakelijk om deze uitzondering toe te staan. Het moeten technische uitzonderingen zijn waarbij er geen alternatieven zijn. Als de Kamer eraan hecht om specifiek begraafplaatsen uit te zonderen, zie ik ook geen aanleiding om daar dwars tegen in te gaan, omdat het nog mogelijk is om dat te wijzigen. Tegen die achtergrond zou ik willen zeggen dat ik het oordeel aan de Kamer laat. Dan horen we wel wat daaruit komt. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik gaf al aan dat wij in gesprek waren met collega Krol om de motie ook onder zijn naam in te dienen. Hij stelt een kleine redactiewijziging voor, die ik de staatssecretaris zal voorleggen zodat zij die meteen kan meewegen. In plaats van "andere moeilijk bereikbare locaties" willen wij vragen om "locaties waar door bijvoorbeeld geïsoleerde ligging of bodemgesteldheid onkruidbestrijding op de toegestane manieren niet mogelijk is" uit te zonderen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik weet niet op welke helling ik me daarmee begeef. Het is dus of dit of niks. 

De heer Bisschop (SGP):

Helder. Wij beraden ons even, maar in ieder geval dank voor uw bereidheid om het oordeel hierover aan de Kamer te laten. 

De voorzitter:

Mijnheer Grashoff, het betreft niet een motie van uzelf. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat klopt, maar ik stel vast dat er een element in zit dat helemaal niet te definiëren valt, namelijk "andere moeilijk bereikbare locaties". Het lijkt mij dat deze motie daardoor óf onuitvoerbaar wordt óf de bodem onder het besluit vandaan slaat. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat laatste was ik niet van plan. Ik lees de motie zo dat met name op het punt van de begraafplaatsen we wel een afgebakende uitzondering kunnen maken; in die zin wil ik de motie smal uitvoeren. Ik ben het met de heer Grashoff eens dat moet worden voorkomen dat we hierna een eindeloze discussie krijgen over wat "een moeilijk bereikbare locatie" is. Daarom zou ik de nog verdergaande aanpassing niet willen omarmen. Gezien het specifiek benoemen van de begraafplaatsen gaat het vooral daarom. Dat zullen we een plek geven. Ik ben het echter zeer met de heer Grashoff eens dat het wel helder moet blijven. 

Dan kom ik bij de elfde motie, waarin de regering wordt verzocht om meer tijd te geven aan … 

De voorzitter:

Dit is de tiende motie. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, sorry. 

De voorzitter:

Dat maakt niet uit. Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik zie het niet goed. 

De voorzitter:

Nou, het is ook niet helder geschreven, als ik heel eerlijk ben. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik dacht al: ik moet een bril. Dat moet ook trouwens, maar dat terzijde. 

Ik kom nu dus bij de tiende motie, de motie-Bisschop/Geurts op stuk nr. 337. Ik denk dat ik deze moet ontraden. Het blijkt ook uit het debat dat het een lang proces is geweest. Het is mede in en vanuit de Kamer tot stand gekomen. Het is nu bijna zover. Ik vind dat we nu juist helderheid moeten gaan bieden. 

De voorzitter:

Dénkt u dat u de motie gaat ontraden of gáát u haar ontraden? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik weet het zeker. Excuus, voorzitter. 

De motie-Leenders/Koser Kaya op stuk nr. 338 ervaar ik als ondersteuning van beleid. Ik denk dat het goed is om het gesprek dat de heer Leenders benoemt, te voeren. Dat doen we ook al. We zijn al in gesprek met de tuinbranche en met Milieu Centraal, dat ook de consumenteninformatie verzorgt. Het is goed om dat in een nog intensiever tempo te doen. 

De heer Geurts vroeg naar de stand van zaken bij de green deal met de tuinbranche. De gesprekken zijn gaande. Het is niet bekend op welke termijn de green deal kan worden ondertekend, want dat hangt ook af van de andere partners aan tafel. Over de termijn durf ik daarom geen belofte te doen. 

De heer Geurts vroeg ook naar de effecten van alternatieve methoden op lucht en klimaat en of die niet moet worden onderzocht. Alternatieve methoden zijn toegestaan. Het effect wordt altijd ingeschat. Het milieueffect van dit besluit is positief. Dat zegt bijvoorbeeld ook de Vewin inzake de waterkwaliteit. 

Hiermee ben ik aan het einde gekomen van mijn inbreng. 

De voorzitter:

Ik zie geen spontane protesten, dus dat zal dan wel kloppen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank u zeer voor de gegeven antwoorden. Ik stel voor, volgende week dinsdag te stemmen over de moties. 

Daartoe wordt besloten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven