15 Herziening Europese Verkiezingsakte

Aan de orde is het VAO Herziening Europese Verkiezingsakte (AO d.d. 28/10). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom in ons midden, net als allen die zich op de publieke tribune bevinden en degenen die ons anderszins volgen. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Taverne. De spreektijd is twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Op 28 oktober spraken wij met de minister van Binnenlandse Zaken in een algemeen overleg over de herziening van de Europese Verkiezingsakte, inhoudende allerlei regels, richtlijnen en voorstellen over de manier waarop in Nederland de verkiezingen voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement zouden moeten worden vormgegeven. 

Dat leidde tot veel vragen en een zeer kritische houding van een groot deel van deze Kamer. De stand van zaken is als volgt. Het voorstel is in Commissieverband in het Europees Parlement inmiddels aangenomen. Waarschijnlijk deze week maar in ieder geval dit jaar zal erover worden gestemd. Om te voorkomen dat de Kamer op enige manier ergens in het proces wordt gepasseerd en, voordat de regering zich erover uitspreekt, niet in de gelegenheid wordt gesteld om er iets van te kunnen vinden en het mogelijk tegen te houden, stel ik de volgende motie voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het Europees Parlement in 2015 stemt over een voorstel tot wijziging van de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen; 

constaterende dat dit voorstel vervolgens in de Raad van de EU aan de orde zal zijn; 

constaterende dat het een bijzondere wetgevingsprocedure betreft; 

overwegende dat dit voorstel nog niet voorzien is van een kabinetsappreciatie en dat een inhoudelijke parlementaire behandeling gewenst is; 

overwegende het bijzondere belang van dit voorstel voor de legitimiteit van Nederlandse verkiezingen; 

verzoekt de regering, niet in te stemmen met de Europese Verkiezingsakte in Raadsverband, voordat de beslissing hierover ter nadrukkelijke goedkeuring is voorgelegd aan de Tweede Kamer, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Taverne, Van Toorenburg, Van Raak, Bisschop, Van Vliet en Segers. 

Zij krijgt nr. 1538 (21501-02). 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Het Europees Parlement wil de verkiezingen in Nederland gaan organiseren. Het gaat dan om de verkiezing van 26 Nederlandse leden in het Europees Parlement. Daartoe komt het Europees Parlement met allerlei doldrieste ideeën. Wij zouden weer stemcomputers moeten invoeren, nadat wij ze juist hebben afgeschaft omdat ze niet veilig zijn. Wij zouden een kiesdrempel moeten instellen, terwijl wij dat helemaal niet willen. Dat geldt ook voor stemmen op zondag en stemmen via de computer; dat laatste is ook niet veilig. Wij zouden de kiesgerechtigde leeftijd moeten verlagen en wij zouden mannen en vrouwen om en om op de kieslijst moeten zetten. Bij sommige plannen voel je iets meer, maar de meeste zijn krankzinnig. Wat vooral krankzinnig is, is dat Europa zich met onze verkiezingen gaat bemoeien. Daarom heb ik samen met een aantal collega's de motie die de heer Taverne zojuist heeft ingediend, van harte meeondertekend. 

In het debat dat wij hebben gehad, bleek heel duidelijk dat een meerderheid van de Tweede Kamer nu al zegt: wij willen niet dat Europa onze verkiezingen gaat organiseren, dat doen wij zelf; de democratie is van ons en niet van Brussel. Dat is een duidelijk signaal aan de minister, maar ook aan Brussel. Het moet eindelijk maar eens afgelopen zijn met het gegraai in bevoegdheden vanuit Brussel en het zich steeds meer toe-eigenen van allerlei zaken die bij onze democratie horen. 

Ik denk dat dit een heel duidelijk signaal is. De Kamer zegt dat de regering niks mag doen zonder dat zij daarvoor toestemming heeft gegeven. De Kamer heeft al aangegeven geen bemoeienis uit Brussel te willen. Vanuit Brussel, vanuit het Europees Parlement zal er mogelijk een discussie komen. Wij zien die met veel interesse tegemoet, maar ik kan ook alvast concluderen dat dit voorstel in deze Kamer nooit zal worden aangenomen, wat de uitkomst van die discussie ook zal zijn. 

De voorzitter:

Ik zie dat de andere leden die zich voor dit VAO hebben ingeschreven, geen behoefte hebben om het woord te voeren. Uit de non-verbale communicatie van de minister maak ik op dat hij geen schorsing nodig heeft en meteen kan beginnen aan zijn beantwoording. Ik geef dus graag het woord aan de vertegenwoordiger van het kabinet. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. De motie die nu voorligt, is in zekere zin wel een curiosum. Het gaat immers om een uitspraak over een voorstel dat op dit moment nog niet bestaat. Als ik juist ben geïnformeerd, stemt het Europees Parlement morgen over een voorstel. Dat is inclusief de 30 amendementen die daarbij zijn ingediend. Desalniettemin lees ik de motie als ondersteuning van beleid. Sterker nog, ik zou kunnen zeggen: als ondersteuning van de wet. Het Europees Verdrag, dat kracht van wet heeft in Nederland, brengt de volgende procedure met zich. Als het Europees Parlement een voorstel heeft gedaan, dan gaat dat naar 28 regeringen. Al die regeringen beraden zich op hun conceptinbreng en die wordt vervolgens met het lokale parlement gedeeld. Dat is in Nederland dus met het Nederlandse parlement. Er ontstaat dan er een debat over de inzet van de Nederlandse regering bij de onderhandelingen met het Europees Parlement over de voorstellen. Zoals gezegd kennen wij het voorstel in dit geval nog niet. Daarna zullen de 28 regeringen wellicht met het Europees Parlement tot overeenstemming komen over een voorstel. Dat voorstel gaat dan naar de Tweede en Eerste Kamer die zich uitspreken over de vraag of het al dan niet geaccordeerd wordt. Er is dus niet één moment waarop zo'n voorstel aan de Tweede en Eerste Kamer wordt voorgelegd; er zijn twee momenten waarop dat gebeurt. Met deze motie wordt hetgeen sowieso voortvloeit uit de Nederlandse wet dus ondersteund. Ik zie dan ook geen enkel bezwaar. Ik laat het oordeel daarover graag aan de Kamer. 

Misschien kan ik het mij veroorloven om daar een kleine kanttekening bij te maken. Ik heb een zekere aarzeling, omdat er in de wet ook onderdelen staan die niet bij motie worden ondersteund. Ik hoop dat de Kamer die net zo waardevol vindt als de onderdelen die wel bij motie worden ondersteund. 

De voorzitter:

Er wordt hierover gestemd nadat er in Europa over is gestemd. In die zin is de noviteit wat minder groot. Dat valt dus nog mee. Morgen wordt er gestemd. 

Ik geef het woord voor de heer Taverne voor een verduidelijkende vraag. 

De heer Taverne (VVD):

De minister is ermee bekend dat er wel degelijk een voorstel is dat in commissieverband in het Europees Parlement is aangenomen. Het klopt dat het Europees Parlement in zijn geheel daar nog over moet stemmen, maar er is wel degelijk een voorstel. De noodzaak van deze motie wordt misschien ook wel onderschreven door het feit dat de minister de nationale parlementen als "de lokale parlementen" beschreef ten opzichte van het Europees Parlement. Ik denk dus dat dit beslist een tijdige motie is. 

Minister Plasterk:

Ik geloof niet dat dat nog een vraag was. Ter toelichting wil ik nog wel zeggen dat er nog 30 amendementen voorliggen en dat het dus nog niet duidelijk is hoe het voorstel dat Nederland zal worden toegestuurd, eruit zal zien. 

De heer Van Raak (SP):

Er is natuurlijk ook een meer principiële kant. Als wij 26 mensen in het Europees Parlement kiezen, van wie zijn die verkiezingen dan? Vertegenwoordigen die mensen Nederland, Nederlanders, of niet? 

Minister Plasterk:

Ik wil die vraag met alle plezier principieel beantwoorden. Zij vertegenwoordigen de Europese burgers. Dat volgt uit het Verdrag van Maastricht. Zoals de voorzitter niet per se de VVD-kiezers representeert maar de burgers van Nederland, zo representeert het Europees Parlement de burgers van Europa. Krachtens artikel 223 van het EU-Werkingsverdrag is het Europees Parlement overigens gerechtigd om de Akte op dit punt bij te stellen. Dat wil dan nog niet zeggen dat de landen dat moeten delen. Er is een instemmingsverplichting, althans de individuele lidstaten hebben een vetorecht met betrekking tot de wijziging van het Verdrag. 

De heer Van Raak (SP):

De discussie gaat niet alleen over de vraag of je voor of tegen stemcomputers bent, of voor of tegen kiesdrempels of voor of tegen stemmen op zondag of voor of tegen al die andere dingen die worden voorgesteld. Het debat dat wij voerden was veel principiëler en ging over de vraag wie de organisatie van die verkiezingen bepaalt. Is dat Europa of doen wij dat zelf? Ik had toch ernstig het idee dat een meerderheid in deze Kamer zegt dat wij deze verkiezingen organiseren. Ongeacht welk voorstel er uit Brussel komt, het principiële punt is dat wij erover gaan. Is dat ook het standpunt van de regering of is de regering van de school dat Europa maar moet bepalen hoe wij onze democratie organiseren? 

Minister Plasterk:

Ik wil daar heel precies in zijn. Als het gaat over de reikwijdte van het Verdrag, dan is het niet een kwestie van een bepaalde school aanhangen en doet het er niet toe wat mijn opvatting als minister van Binnenlandse Zaken is. Immers, pacta sunt servanda: we zijn gehouden aan de Europese verdragen. Die brengen met zich dat de kaders worden gesteld voor de Europese verkiezingen. Dat is ook het recht — ik noemde net artikel 223 van het Europees Verdrag — van Europa om dat te doen. Binnen die kaders zijn vervolgens de landen verantwoordelijk voor de uitvoering van de verkiezingen. Als er voorstellen zouden komen om de Europese akte op dat punt te veranderen, heb ik zojuist geschetst dat dit alleen kan wanneer het Nederlandse parlement, Tweede en Eerste Kamer, het daarmee eens is. Dat zal moeten blijken. Dat hangt ook af van wat precies de voorstellen zijn. De heer Van Raak noemde net een aantal dingen, maar er liggen nog amendementen. Laten we afwachten wat het voorstel wordt. 

De voorzitter:

Bij uitzondering sta ik nog een vervolgvraag toe, zonder een precedent te scheppen. 

De heer Van Raak (SP):

Ik vroeg naar de opvatting van de Nederlandse regering. Steunt zij de meerderheid van de Kamer, die zegt: ongeacht welke voorstellen er uit Brussel komen, wij gaan over de wijze waarop we de verkiezingen organiseren? Of is de regering van mening dat Brussel, het Europees Parlement, mag bepalen hoe we de verkiezingen gaan organiseren, nog los van de inhoud? 

De voorzitter:

De majesteit is er niet bij, dus het is "het kabinet". 

Minister Plasterk:

Dat is alvast een nuttige aanvulling. Verder is het toch een beetje hetzelfde als vragen wat de opvatting van de regering is over de wetten van de zwaartekracht, want die beschouwen we maar even als gegeven. Zo beschouw ik ook het Europees Verdrag als gegeven waarbinnen wij moeten werken. Het doet er niet toe wat wij ervan vinden. De organisatie van de Europese verkiezingen moet natuurlijk passen binnen de kaders van het Europees Verdrag. Ik weet niet of de heer Van Raak automatisch namens de hele Kamer spreekt als hij zegt dat Europa er niks over mag vinden. Het zou best kunnen dat er op de onderdelen die hij zojuist noemde, wellicht opvattingen leven in het Nederlandse parlement. Dat zal blijken op het moment dat er een voorstel ligt en dat er een conceptinbreng van de Nederlandse regering ter tafel komt. Dan kan daarover een vol debat in de Kamer plaatsvinden. 

De voorzitter:

Dan zal de heer Van Raak zich ook weer stellig op dit punt roeren. 

Minister Plasterk:

Daar zien we reikhalzend naar uit. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen. 

Daartoe wordt besloten. 

De vergadering wordt van 16.13 uur tot 17.00 uur geschorst. 

Naar boven