5 Vragenuur: Vragen Van Laar

Vragen van het lid Van Laar aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht "Inwoners Burundi vluchten voor oplaaiend geweld". 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. "Je moet ze verpulveren, uitroeien. Deze mensen zijn alleen goed om te sterven. Ik geef je deze order: ga!" Deze woorden sprak de voorzitter van de senaat in Burundi. Dat gebeurde niet tien jaar geleden, maar vorige week. Het is taal die we kennen van de genocide die twintig jaar geleden in het buurland Rwanda plaatsvond. De president van Burundi bedreigde zijn landgenoten met meer geweld als zij niet voor afgelopen zondag hun wapens neerlegden. Iedereen die zich nu probeert te beschermen tegen het voortdurende geweld van de regering tegen haar eigen bevolking is vogelvrij verklaard. Volgens experts in binnen- en buitenland staat Burundi op de rand van de afgrond. Die afgrond kan weleens bijzonder diep blijken te zijn. De vorige oorlog duurde meer dan tien jaar en kostte duizenden mensen het leven. Dit jaar zijn honderden tegenstanders van de regering vermoord en duizenden vastgezet. Meer dan 200.000 Burundezen zijn op de vlucht. Er moet zo snel mogelijk een einde komen aan het geweld van de Burundese regering tegen haar eigen bevolking. Welke rol kan Nederland spelen om partijen in Burundi bij elkaar te brengen en tot een oplossing te dwingen? Kan de VN-Veiligheidsraad een nieuw standpunt innemen en kan Nederland dat bevorderen? 

Deze zomer nam de Nederlandse regering stevig stelling tegen de herverkiezing van de president omdat zijn derde termijn ongrondwettelijk is. Is de regering bereid, een dergelijke duidelijke veroordeling van de praktijken van deze president te publiceren, ook in het Frans, en die lokaal te verspreiden? 

Mensenrechtenverdedigers, getuigen van misdaden en organisaties die bewijzen van regeringsgeweld verzamelen, verdienen bescherming. Kan de minister meer voor hen betekenen, bijvoorbeeld door de financiële steun aan dergelijke organisaties uit te breiden of door hen te helpen met visa of tijdelijke bescherming? 

Het lijkt er niet op dat deze crisis snel voorbij is. Is de minister bereid, de noodhulporganisaties die de vluchtelingen opvangen nu al duidelijkheid te geven over extra steun voor volgend jaar, zodat zij daar zekerheid over hebben? Kunnen ze op die nieuwe steun rekenen? 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik dank de heer Van Laar voor zijn vragen over de heel zorgelijke situatie in Burundi. Net als de heer Van Laar maken het kabinet, collega Koenders en ik zich zeer veel zorgen over de situatie. Dat is helaas niet van vandaag of gisteren. Ons engagement en onze zorgen gaan verder terug dan vandaag of gisteren. We hebben een aantal acties in gang gezet die erop gericht zijn om een inclusieve dialoog te laten ontstaan tussen de president en de oppositie. Immers, waar het praten stopt, begint de oorlog. We hebben gesprekken gevoerd met de Burundese autoriteiten, onder anderen met de minister van Buitenlandse Zaken. De minister van Justitie is recentelijk in Nederland op bezoek geweest. In die gesprekken hebben we onze zorgen overgebracht. 

Nederland is voorzitter van de internationale contactgroep voor Burundi. Daarvan zijn een aantal landen lid. Met hen trekken we gezamenlijk op en bereiden we een brief aan de secretaris-generaal van de VN voor. Gisteren hebben collega Koenders en ik een brief gestuurd aan het Vaticaan om aan de paus en zijn diplomaten te vragen of zij mogelijkheden zien om die dialoog tot stand te brengen. De EU heeft mede op aangeven van Nederland de president van Burundi uitgenodigd voor een zogenoemde artikel 96-dialoog. Zoals al eerder is gememoreerd, is de hulp via de overheid stopgezet. De EU kan het niet alleen. De heer Van Laar vroeg ook wat de VN-Veiligheidsraad doet. Gisteren is gesproken over de ontstane situatie. We hebben vernomen dat Frankrijk een resolutie voorbereidt, die hopelijk aangenomen wordt en waarin nogmaals benadrukt wordt hoe belangrijk de dialoog is. 

De Nederlandse ambassade publiceert naar goed gebruik alle brieven die ik aan de Kamer stuur in het Frans. De laatste Kamerbrieven waarin het standpunt staat zoals de heer Van Laar dat verwoordt, zijn daar beschikbaar. We hebben natuurlijk regelmatig contact met de ambassade van Burundi in Nederland. 

De heer Van Laar heeft gevraagd of we een rol kunnen spelen bij het beschermen van mensen die op hun beurt weer mensenrechten verdedigen. We doen alles binnen onze capaciteit om dat te doen. Dit betekent dat de ambassade in Burundi voortdurend met mensen in gesprek is en over hun veiligheid spreekt. Een aantal mensen hebben hun toevlucht in Nederland kunnen vinden, onder meer via het Shelter City-programma. We steunen ook het Africa Human Rights Defenders Project, dat gericht is op de praktische bescherming van mensen, onder andere in Burundi. Dat heeft onder meer hervestiging in de regio mogelijk gemaakt. Een aantal mensenrechtenverdedigers is gevlucht naar Rwanda. 

De heer Van Laar stelde ook een vraag over Rwanda. Dat land neemt nu ongeveer 70.000 mensen op. 200.000 mensen zijn gevlucht naar de buurlanden. De VN-vluchtelingenorganisatie staat die landen bij. Nederland geeft ongeoormerkte bijdragen. Tot nu toe is er nog geen additionele hulp gevraagd. Mocht dat gebeuren, dan gaan wij daar natuurlijk naar kijken. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik dank de minister voor haar antwoorden in eerste termijn. Het is goed dat de regering hierbovenop zit en er echt mee bezig is. Ik mis wel de betrokkenheid van Oost-Afrikaanse landen. Ik hoop dat wij ook zo actief zijn om hen aan te sporen om hierin een rol te spelen. 

Ook vraag ik de minister om een nieuwe brief te schrijven over het standpunt van de regering, want er is een escalatie. En als je een escalatie ziet, moet je daarin ook stelling kunnen en durven nemen. Ik vraag de minister dus toch om een nieuwe brief daarover te sturen. Onze vraag over noodhulp ging niet zozeer over de VN, maar over de Nederlandse noodhulporganisaties, die duidelijkheid nodig hebben over hun budget voor volgend jaar. Het Rode Kruis heeft een toezegging gekregen voor dit jaar, maar ook voor volgend jaar zullen weer middelen nodig zijn. 

De president stuurde een tweet de wereld in; jaja, ook Burundi gaat op Twitter. Niemand die in het buitenland woont, moet zichzelf superieur wanen tegenover diegenen die in Burundi zijn gebleven, want de meesten hebben hun families hier gelaten, zo schreef de president op Twitter. Hij bedreigde zijn landgenoten met die uitspraak direct, en hij voegde de daad bij het woord. Vorige week werd de zoon vermoord van een mensenrechtenactivist die vertrokken was. De Burundezen zijn bang, ook degenen die ik spreek. Sinds de bedreiging posten zij minder op sociale media over wat zij van de situatie in Burundi vinden en roepen zij minder op tot actie, want elke tweet kan enorme gevolgen hebben. Is de minister bereid om samen met collega's uit het kabinet het gesprek aan te gaan met Burundezen in Nederland, zodat zij hun zorgen rechtstreeks aan het kabinet duidelijk kunnen maken? Dan kan het kabinet ook hun spreekbuis zijn, zodat zij en hun familie geen gevaar lopen. 

Ik neem ook aan dat er geen Burundezen meer worden uitgezet uit Nederland. Kan de minister dat bevestigen? Is zij ook bereid om te onderzoeken of de gezinshereniging van Burundezen met voorrang behandeld kan worden, zodat ook de veiligheid van de gezinnen gegarandeerd is? 

Minister Ploumen:

Allereerst is het goed om te melden dat de buurlanden en de Afrikaanse Unie zeer actief zijn, en niet van gisteren op vandaag maar al maanden. Zij hebben dus niet echt aansporing nodig, maar ze hebben wel onze steun nodig. Die hebben we dan ook aangeboden. President Museveni van Uganda heeft aangeboden om in Kampala een dialoog te organiseren met de president, de oppositie en iedereen die belangrijk is om de rust te laten weerkeren. Wij hebben ook aangeboden om daaraan financiële steun te verstrekken via onze ambassade, mocht het zover komen. Tot nu toe is men daar nog niet op ingegaan, maar de Afrikaanse Unie is zeer actief geworden. Er zijn waarnemers ingezet van de Afrikaanse Unie. Dat waren er 30 en het worden er nu 100. Er wordt dus ook vanuit de regio maximaal druk uitgeoefend op de president van Burundi om niet alleen zijn toon te matigen maar vooral ook met zijn eigen burgers om tafel te gaan. 

We hebben regelmatig contact met de ambassade. Onze positie is duidelijk. De EU heeft het voorstel gedaan om de artikel 96-dialoog te beginnen. De president heeft tot eind november de tijd om daarop te antwoorden. Wellicht is dat een goed moment om de positie van Nederland in die dialoog aan de Kamer te melden en ervoor te zorgen dat de brief met het standpunt van de Nederlandse regering zoals gebruikelijk in Burundi op de website van de ambassade komt. 

Ik ben vanzelfsprekend zeer bereid om met Burundezen in Nederland in gesprek te gaan. Wij kennen kun zorgen. We volgen een en ander ook nauwlettend, maar ik kan mij voorstellen dat er in deze situatie behoefte is aan een wat intensievere dialoog. 

Ik kom op de Burundezen in Nederland die terug zouden moeten naar hun land. Mijn informatie is dat er dit jaar twee mensen zijn teruggestuurd naar Burundi, van wie de laatste in mei. Er wordt natuurlijk per individu zorgvuldig bekeken of dat kan. Ik zal de vraag over de gezinshereniging doorgeleiden naar mijn collega Dijkhoff en daarover met hem spreken. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het is goed dat we dit onderwerp nu met elkaar bespreken, want de situatie is inderdaad erg zorgwekkend. Het CDA zou graag zien dat deze minister misschien nog meer actie onderneemt. Zeker als de artikel 96-procedure eind november niets lijkt op te leveren, willen wij dat zij toch echt overgaat tot sancties. We hebben het daar vlak voor de zomervakantie al over gehad met de minister. Wij vinden het zo langzamerhand tijd dat er overgegaan wordt tot sancties en dat de minister nu alvast toezegt dat, als dat eind november niet duidelijk is, zij in de Europese Unie gaat bepleiten dat de EU over zou moeten gaan tot het treffen van sancties. Als de EU dat niet doet, zouden wij dat als Nederland in ieder geval wel moeten doen. Daar krijg ik graag een reactie op van de minister. 

Minister Ploumen:

De EU heeft een aantal maanden geleden, na aandringen van Nederland, al gerichte sancties ingesteld tegen vier Burundezen. We hebben daar inderdaad over gesproken, zoals mevrouw Mulder zegt. Ik zou niet vooruit willen lopen op eind november. Ik wil de president namelijk vooral aanmoedigen om in dialoog te gaan. Als hij dat niet wil, gaan we verdere stappen zetten. Ik zou dat het liefst in VN- of EU-verband doen. Ik wil dan graag de situatie opnieuw bekijken. Ik ga ervan uit dat we met de EU tot stappen kunnen komen, want dat is toch echt het effectiefst. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik merk nog enige aarzeling bij de minister, terwijl voor de zomervakantie al helder was welke kant het op zou gaan met president Nkurunziza in Burundi. Als ik collega Van Laar hoor zeggen wat deze man allemaal op Twitter zet, dan maak ik me echt ernstig zorgen. Ik vind dat de EU en Nederland best duidelijk mogen maken waarvoor wij staan en wat onze waarden zijn, en dat deze mijnheer er niet mee weg komt als hij hier geen werk van maakt. Het lijkt me veel steviger om nu al aan te geven welke sancties hem boven het hoofd hangen. Ik hoop echt op een toezegging van de minister, anders moeten we hier een debat over aanvragen. 

Minister Ploumen:

Als de president niet wil meegaan in de uitnodiging voor de artikel 96-dialoog, dan kan dat niet zonder gevolgen blijven, zoals ik al zei. Mijn enige punt is dat ik alles op alles wil zetten om ervoor te zorgen dat hij die dialoog wél aangaat. Mocht dat niet lukken, dan volgen er natuurlijk sancties. Dat zou ik het liefst in EU-verband doen, omdat dat veel effectiever is. Ik ga daar alles op richten. De vorige keer dat wij dit belangrijk vonden, hebben we dat ook zo kunnen doen. Ik ga er dus van uit dat een oproep van Nederland gesteund wordt door andere EU-lidstaten. Mocht dat niet zo zijn, dan hebben wij inderdaad een reden om ons opnieuw te bezinnen op wat ons te doen staat. Ik zal dat dan graag met de Kamer bespreken. 

De heer Smaling (SP):

Het is duidelijk dat het een heel explosieve situatie is. Dat hebben we in het buurland ook meegemaakt. Ik zou graag zien dat de minister kiest. Je kunt tegen de Burundese president zeggen "u bekijkt het maar als u zich niet aan uw eigen grondwet houdt", maar dan zijn we wel weer met het vingertje bezig. Deze minister zou met haar Limburgse sociale vaardigheden natuurlijk ook veel meer face to face met een degelijke president kunnen communiceren, eventueel met collega-donoren die over dezelfde kwaliteiten beschikken. Zij kunnen zeggen: mijnheer, dit moet u niet doen; kijk maar naar 1994 en eind jaren vijftig. Voor mij is het ambtelijk afdekken van de zaak en het sturen van brieven vlees noch vis. Ik zou de minister willen vragen om te kiezen. 

Minister Ploumen:

Ik voel geheel mee met de heer Smaling. Naast alle brieven die we sturen, hebben we ook via onze persoonlijke contacten geprobeerd onze inzet duidelijk te maken. De president sluit zich de laatste weken voor alles en iedereen af. In eerdere maanden hebben we via de ambassade, de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie en de ambassadeur hier precies gedaan wat de heer Smaling zegt. Wij zijn bereid en staan elk moment klaar om de dialoog direct aan te gaan, naast alle andere inzet. Ik zou de heer Smaling ervan willen verzekeren dat wij alle wegen die effectief kunnen zijn, zeker zullen benutten om de president te doen inzien dat dit een heilloze weg is, en dat het ongehoord is dat je je eigen burgers zo bedreigt en de veiligheid van je land en je mensen zo op het spel zet. Ook persoonlijke gesprekken en contacten zullen we daar graag voor inzetten. 

De heer Bosma (PVV):

Aan het einde van de bijdrage van de Partij van de Arbeid komt de aap weer uit de mouw: mensen uit Burundi moeten allemaal hier blijven en moeten allemaal aan gezingsvorming en gezinshereniging kunnen doen. Net als wij te maken hebben met de grootste asieltsunami die wij ooit hebben gezien, moeten ook alle mensen uit Burundi hiernaartoe komen omdat daar een conflict is. Zo kennen wij de PvdA weer. Maar daar gaat mijn vraag niet over. 

Ontwikkelingshulp maakt Nederlanders medeplichtig aan genocide. Het ministerie van deze minister heeft het FRELIMO in Mozambique gefinancierd, MPLA in Angola, het racistische ANC in Zuid-Afrika en ook ZANU-PF van de heer Mugabe. Die hebben alle genociden gepleegd en tienduizenden en tienduizenden en tienduizenden burgers vermoord. De minister heeft daar nooit afstand van genomen. Heeft zij enige geloofwaardigheid als zij nu door Afrika gaat toeren en de mensen gaat vertellen wat zij moeten doen? Die geloofwaardigheid heeft zij toch niet, want zij is politiek verantwoordelijk voor de financiering van minstens vier genocides. 

Minister Ploumen:

Het is een verantwoordelijkheid van Nederland, van mij en van de andere leden van het kabinet om daar waar zoals in Burundi de vrede en de veiligheid van het land op het spel staan en daar waar jongens en meisjes, mannen en vrouwen worden bedreigd door hun eigen president, de president daarop aan te spreken. Dat zal ik ook blijven doen. Wij maken ons allen grote zorgen over wat zich daar afspeelt. De burgeroorlog heeft tien jaar geduurd. Het is onbegrijpelijk dat de president aanstuurt op een herhaling daarvan. Het is duidelijk dat Nederland nu, vroeger en ook in de toekomst zich altijd zal uitspreken als de mensenrechten worden geschonden. 

De heer Teeven (VVD):

Net als de heer Van Laar maakt ook mijn fractie zich zorgen over de situatie in Burundi. Overigens meen ik dat er nog geen sprake is van een conflict langs etnische lijnen zoals tien jaar geleden en dat die situatie nog niet is bereikt. Ik hoor graag hoe de minister daarover denkt. 

Ik heb nog een andere vraag. De minister zegt dat in EU-verband wordt gestreefd naar een dialoog. Ik ben het met de minister eens dat dit moet gebeuren. Is het niet verstandig, gezien de persoonlijke contacten die de minister en ook andere leden van het kabinet hebben onderhouden met deze president, om voordat de president een beslissing neemt, een gezant te sturen die hem dat nog eens goed tussen de oren wrijft? De minister hoeft dit niet zelf te doen, maar zij kan wel iemand naar de president sturen om te zeggen dat Nederland, als voortrekker van Europa, dit gewoon niet wil hebben. Ophouden met die flauwe kul! Is dat geen goed idee? 

Minister Ploumen:

Ik zal eerst ingaan op de vraag van de heer Teeven over de aard van het conflict. Het is geen etnisch conflict. De president wil zijn oppositie niet aan tafel noden om met elkaar te spreken over de vraag hoe je samen het lot van de mensen in het land verbetert, zoals dat hoort in een democratie. 

Wij hebben inderdaad al eerder een gezant naar Burundi gestuurd. Wij bekijken of dit nu ook dienstig en nuttig is, want ik ben het zeer met de heer Teeven eens dat wij alles moeten doen wat wij kunnen doen. Als persoonlijke contacten daarbij helpen, zetten wij die zeker in. Collega Koenders is de komende dagen in Valletta. Daar zal ook een aantal regeringsleiders uit de omliggende landen aanwezig zijn. Hij zal ook met hen over de situatie spreken. Tegen de heer Teeven zeg ik dat wij alles doen wat in onze macht ligt om te voorkomen dat dit verder escaleert. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. 

Naar boven