6 Beëdiging mevrouw Swinkels

Aan de orde is de beëdiging van mevrouw J.C.M. Swinkels (D66). 

De voorzitter: 

Ik geef het woord aan mevrouw Neppérus tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven. 

Mevrouw Neppérus, voorzitter der commissie: 

Voorzitter. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op mevrouw J.C.M. Swinkels te Overveen. 

De commissie is eenstemmig tot de conclusie gekomen dat mevrouw J.C.M. Swinkels te Overveen terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 

De commissie stelt u daarom voor om haar toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient zij wel eerst de eden zoals die zijn voorgeschreven bij de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120, af te leggen. 

De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen. 

De voorzitter: 

Ik dank de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten. 

Daartoe wordt besloten. 

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 

De voorzitter: 

Ik verzoek de leden en de overige aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune om, voor zover dat voor hen mogelijk is, te gaan staan. Mevrouw Swinkels is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen. Ik verzoek de griffier, haar binnen te leiden. 

Nadat mevrouw Swinkels door de griffier is binnengeleid, legt zij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af. 

De voorzitter: 

Ik mag u van harte gelukwensen met uw lidmaatschap van deze Kamer. Ik feliciteer u daarmee van harte. Uw aanwezigheid zal op de presentielijst worden genoteerd. Ik verzoek u, plaats te nemen in de zaal. 

We gaan zo meteen stemmen. Na de stemmingen zal ik schorsen, zodat al uw collega's u kunnen feliciteren. 

Naar boven