2 Vragenuur: Vragen Segers

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Segers aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de politie 60 mensen aanstelde zonder screening. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. We hadden al de zeer ernstige situatie van de mol in Brabant die toegang had tot zeer gevoelige informatie en deze kon doorspelen naar de onderwereld. We hebben daarover een brief gevraagd. Afgelopen vrijdag heeft de minister een brief met meer informatie hierover gestuurd. Er is al een debat over aangevraagd, dus we gaan erover debatteren. 

De zorgen blijken echter groter te zijn dan in eerste instantie het geval leek te zijn. Afgelopen vrijdag berichtte NRC Handelsblad namelijk dat maar liefst 60 politieagenten niet gescreend zijn, terwijl ze wel gescreend hadden moeten worden. 30 van hen moesten ook heel snel weg. We weten niet precies de achtergrond daarvan. Daar moeten we meer over horen. 

Vanochtend kopte De Telegraaf: Weer lek bij politie. Dit ging over een man in Oost-Nederland die verdacht wordt van het lekken van informatie. De zorgelijke verhalen blijven maar komen. Dat raakt het vertrouwen in de politie. Dat raakt ook het vertrouwen binnen de politie, tussen politiemensen. Wat hun veiligheid en gevoelige informatie betreft moeten ze van elkaar op aan kunnen. We kunnen in ieder geval concluderen dat op zijn minst regelmatig onzorgvuldig wordt omgesprongen met de veiligheid van politieagenten, mensen die undercover werken en getuigen. Het gaat om mensen die belangrijk werk doen. Daarom is het zeer ernstig. 

Daarover heb ik een aantal vragen. Allereerst: klopt het bericht dat 60 agenten in 2009 gescreend hadden moeten worden, maar niet gescreend zijn? Hadden deze mensen toegang tot systemen met vertrouwelijke informatie over strafzaken voordat zij werden gescreend? Zat ook de verdachte politiemol uit Brabant, de mol over wie de minister afgelopen vrijdag schreef, in deze groep? Volgens de voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad Nationale Politie komt het veel vaker voor dat nieuwe agenten aan de slag gaan voordat de AIVD de vereiste screening heeft kunnen doen. Klopt dat? Gaat het om een grotere groep dan deze groep van 60 mensen? Wat gaat de minister doen om te voorkomen dat agenten zonder screening aan de slag gaan en bij gevoelige, belangrijke informatie kunnen komen voordat zij door de AIVD onder de loep zijn genomen? 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie voor zijn beantwoording van de gestelde vragen. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de heer Segers voor het wederom stellen van vragen over deze zaak. Ik herhaal dat dit voor mij een zeer ernstige zaak is. Naar het zich laat aanzien heeft een politieagent actief en gedurende langere tijd informatie verstrekt aan criminelen. Dat ondermijnt de integriteit van de Nationale Politie, zoals de heer Segers terecht stelt. Het enige wat je kunt hopen is dat dit een incident is, maar we weten uit het verleden dat zulke incidenten al eerder zijn voorgekomen. We weten ook — ik zeg dit alvast in de richting van de heer Segers — dat dit soort incidenten zich ook in de toekomst kan voordoen. 

Ik kan de juistheid van het bericht waar de heer Segers vragen over stelt op dit moment bevestigen noch ontkennen, omdat de korpschef bezig is om te bezien wat er met deze groep aan de hand is. Dat heb ik ook geschreven in mijn brief van afgelopen vrijdag. Op een aantal terreinen wordt er nader onderzoek ingesteld. Ik zal de Kamer uiteraard zo snel mogelijk, als dat kan, na afloop van die onderzoeken over de resultaten daarvan informeren. 

Ik stel vast dat er ook een strafrechtelijk onderzoek loopt. Dit beperkt mijn bewegingsvrijheid om vragen te beantwoorden. Zeker in dit specifieke geval wil ik op geen enkele wijze het strafrechtelijk onderzoek in gevaar brengen. Als het namelijk waar is waar deze mijnheer van wordt verdacht, dan gaat het om een zeer ernstige zaak en is het wat mij betreft passend als er een zeer hoge straf wordt opgelegd. Het resultaat van een eventuele strafrechtelijke procedure wil ik daarom op geen enkele wijze in gevaar brengen. 

Dat betekent ook dat het mogelijk niet handig is om een debat, dat overigens terecht door de heer Segers wordt aangevraagd, al op korte termijn te voeren. Ik zou dan namelijk met meel in de mond moeten spreken, omdat ik tijdens dat debat aan handen en voeten gebonden ben. Ik zou de heer Segers in overweging willen geven of het zinvoller is om dat debat te voeren als de korpschef mij op die specifieke punten antwoord heeft geven, op grond van de onderzoeken die hij doet. 

De voorzitter:

De minister loopt eigenlijk al vooruit op een ander verzoek, maar ik geef de heer Segers het woord om verder te gaan met zijn vragen. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Zeker. Ik vraag toch even door. De vragen gaan over beleid, over fouten die vermeden hadden kunnen worden en over procedures die aangepast kunnen worden. Ze gaan niet over een strafrechtelijke zaak. Ik vraag niet naar een specifieke strafrechtelijke zaak. Ik vraag de minister wat hij kan doen om ervoor te zorgen dat dit drama zich niet kan herhalen. In zijn brief van afgelopen vrijdag schrijft de minister over 50 agenten die in een bepaalde lichting van 2009 zouden zitten. Is dat dezelfde groep als de 60 niet gescreende agenten waar in NRC Handelsblad over geschreven is? Is de minister bereid om in een volgende brief een breder perspectief te schetsen? In zijn brief is de minister ingegaan op dat ene specifieke geval en heel zijdelings ook op een grotere groep van 50 agenten, maar kan hij ook bekijken wat hier in algemene zin aan de hand is? Ik heb nog een vervolgvraag. Heeft de AIVD wel voldoende capaciteit om dit aan te gaan? Is het zo dat het te lang duurt en dat de AIVD onvoldoende mensen en onvoldoende tijd heeft om de mensen die op belangrijke plekken komen en bij belangrijke informatie kunnen, snel genoeg te screenen voordat zij daarmee aan de slag gaan? 

Minister Van der Steur:

De heer Segers stelt eigenlijk drie vragen. Wat doet de minister om herhaling van dit soort zaken te voorkomen? Even in staccato: allereerst beziet de korpschef of er andere politieambtenaren zijn uit de specifieke maatwerkklassen waarover ik heb geschreven in mijn brief, aan wie geen verklaring van geen bezwaar zou zijn afgegeven. Alle vertrouwensfuncties worden gecontroleerd, dus er wordt gecontroleerd of mensen die een vertrouwensfunctie hebben, ook over die verklaring beschikken. Op basis van een steekproef wordt bekeken of iedereen beschikt over de juiste autorisaties. Daarnaast heb ik de Inspectie Veiligheid en Justitie gevraagd om een onderzoek in te stellen naar de opzet en de werking van het integriteitsbeleid. Daarover zal ik de Kamer uiteraard informeren. Daarbij horen ook het screeningsbeleid en het autorisatiebeleid. Ik heb wel zelf al vastgesteld dat er hoe dan ook behoefte is aan een bredere screening dan nu wettelijk mogelijk is. Ik zal op korte termijn bij uw Kamer een wetsvoorstel indienen waarmee ik de screeningsruimte verbeter. 

De heer Segers vroeg ook of het dezelfde groep is en of de AIVD voldoende capaciteit heeft. Ik stel voor dat ik beide vragen meeneem in de volgende brief die ik hierover zal sturen, vermoedelijk na ommekomst van de onderzoeken van de zijde van de korpschef. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Dan nog één keer over de brief. Het is inderdaad goed als wij een breder perspectief krijgen en als ook wordt ingezoomd op de capaciteit van de AIVD en de snelheid van procedures. Tegelijkertijd kan dat weer niet wachten totdat de strafrechtelijke procedure helemaal is afgerond, want dat kan veel langer duren, zeker als er hoger beroep zou zijn. Ik stel dan wel de vraag of de brief sneller naar de Kamer kan, zodat wij sneller weten hoe ernstig de zaak is en wat we kunnen en moeten doen om dit drama te voorkomen. 

Minister Van der Steur:

Ik denk dat het goed is dat ik vandaag nog een briefje aan de Kamer stuur, waarin ik aangeef wat het door de korpschef verwachte tijdpad is voor beide relevante onderzoeken. Ik ben het geheel eens met de heer Segers dat als we dat inzichtelijk hebben — dan zullen we nog niet beschikken over het inspectieonderzoek en zeker niet over het WODC-onderzoek, waarover ik ook heb geschreven in mijn brief, noch over het wetsvoorstel — we aan de hand van de resultaten van het eerste onderzoek van de korpschef een debat kunnen voeren in de Kamer. Ik zal vandaag nog laten weten wanneer de korpschef verwacht dat hij beide onderzoeken mijn kant op kan sturen, zodat ik ze aan de Kamer kan aanbieden. 

Mevrouw Helder (PVV):

Dit raakt niet alleen de integriteit van de politie, maar ook lopende strafrechtelijke onderzoeken. Die gaan naar de … Ik zal geen woord gebruiken wat uit de Handelingen moet worden geschrapt, maar die gaan niet goed aflopen, laat ik het zo zeggen. We hebben de minister allerlei dingen horen zeggen die je vooraf kunt doen, maar ik denk dat hij wel alvast een antwoord kan geven op de vraag wat je doet "tijdens". Er zijn in de media berichten verschenen dat bijvoorbeeld de politieagent uit Weert zich ziek meldde als hij tegen de lamp dreigde te lopen, en vervolgens toch weer gewoon zijn werk kon hervatten. Dat lijkt dus meer op een cultuur. Wat gaat de minister doen met meldingen van vermoedens dat iemand niet helemaal zuiver op de graat is? Dan kan er wel meteen worden opgetreden. 

Minister Van der Steur:

Mijn indruk is, maar ik zeg dat heel voorzichtig, dat meldingen van integriteitsproblematiek binnen de Nationale Politie effectief en actief worden opgepakt. Ik stel voor dat ik dit aspect meeneem in de brief die ik de heer Segers heb toegezegd. Ik bedoel dan niet de brief van vandaag, maar die naar aanleiding van de onderzoeken van de korpschef. Ik stel in ieder geval wel vast, ook gegeven de berichtgeving van vanmorgen over de zaak die in augustus aan de orde is gekomen, dus vóór de zaak waarover we het nu hebben, dat het ook daar boven tafel is gekomen. Dat wil niet zeggen dat dat op tijd is gebeurd. Daar zit natuurlijk ook het punt van zorg, zeker ook ten aanzien van de effecten op eventuele andere onderzoeken, zoals mevrouw Helder zei. Daarnaar wordt ook nog onderzoek gedaan door het Openbaar Ministerie, zoals ik de Kamer heb gemeld in mijn brief. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Het is al eerder gezegd, en terecht: mollen en lekken zijn natuurlijk schadelijk voor de politie en voor het aanzien van de politie. Het is daarom ook goed dat de minister aangeeft dat hij de onderzoeken zo snel mogelijk naar de Kamer wil sturen. Ik heb nog wel een vraag. Hoeveel agenten zijn er de afgelopen vijf jaar nu eigenlijk op non-actief gezet vanwege lekken? 

Minister Van der Steur:

Dat is een goede vraag, die ik niet heel precies kan beantwoorden. Ik heb in mijn vorige beantwoording aangegeven dat in 2014 elf politieagenten de dienst hebben verlaten wegens een integriteitsprobleem. Ik weet niet of dat was wegens lekken, zoals de heer Sjoerdsma zegt. Hierover wordt elk jaar aan de Kamer gerapporteerd, dus als de heer Sjoerdsma die informatie wil hebben, dan is die voor hem beschikbaar. Over 2015 zal ik natuurlijk nog moeten rapporteren, maar de cijfers over 2014 zijn al bij de Kamer bekend. 

De voorzitter:

Dan gaan we ervan uit dat we de cijfers over 2015 nog krijgen. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Het is natuurlijk belangrijk dat de minister alle politiemensen zo snel mogelijk voorziet van die screening. Mijn vraag gaat echter over het onderwijs. We hebben een brief gehad van de minister waarin hij over de politiemol aangaf dat diverse mensen bij de politieacademie eerder hebben aangeven: let op, want het gaat niet goed en we hebben veel zorgen. Nu wil het geval dat deze minister ruim een vijfde van het budget van de politieacademie wegbezuinigt. Hij doet dat op een moment waarop de minister zelf in zijn brief aangeeft dat onderwijs uitermate belangrijk is voor de signaalfunctie. Hoe wil hij ervoor zorgen en borgen dat de politieacademie goed haar werk kan doen? 

Minister Van der Steur:

Dat is een onderdeel van het onderzoek van de inspectie. Er wordt gekeken naar het hele beleid ten aanzien van integriteit, inclusief de politieacademie. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Mevrouw Kooiman roert een terecht punt aan. Zij en ik hebben het er eerder over gehad dat integriteitsonderwijs onderdeel hoort te zijn van het onderwijs op de politieacademie. Dat is overigens ook zo, maar het is de vraag of dat voldoende is. Dat zal zonder twijfel blijken uit het inspectieonderzoek. 

De voorzitter:

Dan komen wij daar ook later op terug. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is een zeer ernstige zaak. In antwoord op een vraag van de heer Segers gaf de minister aan dat hij niet kan uitsluiten dat dit in de toekomst weer gebeurt. In feite bevestigt hij daarmee wat de voorzitter van de centrale ondernemingsraad heeft gezegd, namelijk dat dit veel vaker voorkomt. Het is dan ook van belang dat er zo snel mogelijk wordt ingegrepen. Volgens de voorzitter van de centrale ondernemingsraad is een van de oorzaken dat er een groot tekort is aan rechercheurs. Daarom worden politieagenten zonder AIVD-screening direct de wei ingestuurd, om het zo maar even te zeggen. Herkent de minister deze onderliggende oorzaak en is hij bereid om daar iets aan te doen? 

Minister Van der Steur:

Zoals ik in mijn brief heb geschreven, is dit in 2009 aan de orde geweest. Toen zijn rechercheurs versneld ingezet. In mijn brief staat dat destijds mensen zijn aangesteld zonder de juiste vertrouwenswaardering. De korpsbeheerders is gevraagd om te controleren of dit nu nog steeds het geval is. Daar krijg ik nog antwoord op en dan zal ik de heer Slob hier nauwgezet over informeren. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De voorgangers van deze minister, de heer Opstelten en de heer Teeven, waren zogenaamde crimefighters. Zo profileerden zij zich ten opzichte van de buitenwereld. Voor de camera gebruikten zij zware woorden. Hebben zij verzuimd om intern orde op zaken te stellen? Hebben zij verzuimd om de eigen mensen goed te screenen? Treft minister Van der Steur als nieuwe minister een organisatie aan waar zijn voorgangers zich alleen maar hebben gericht op de buitenwereld en niet gekeken hebben of alles intern op orde was? 

Minister Van der Steur:

Ik kan de heer Öztürk als volgt antwoorden. Ik herken mij niet in het beeld. Mijn voorganger, minister Opstelten, was verantwoordelijk voor de Nationale Politie. Staatssecretaris Teeven had daar geen verantwoordelijkheid voor, zoals de heer Öztürk zonder twijfel weet. Minister Opstelten heeft op grond van de zorg voor de organisatie de Nationale Politie tot stand gebracht in goed overleg met de Kamer. Dat was een van de stappen die nodig waren om op heel veel terreinen de interne processen te verbeteren. Aan de hand van de brief die ik vrijdag heb gestuurd, kan ook de heer Öztürk tot de terechte conclusie komen dat het hier gaat om een zeer ernstige zaak waarin ernstige fouten zijn gemaakt. Ik heb in de brief aangegeven hoe ik daar verder mee om zal gaan. Dat leidt tot een aantal brede maatregelen waarover ik de Kamer periodiek zal informeren. 

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden. U blijft nog eventjes bij ons. De volgende vragen worden ook aan u gesteld. 

Naar boven