3 Actief donorregistratiesysteem

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem ( 33506 ),

en van: 

  • -de motie-Van Gerven over extra aandacht voor voorlichting aan specifieke doelgroepen (33506, nr. 13); 

  • -de motie-Öztürk over voorlichting over orgaandonatie (33506, nr. 14); 

  • -de motie-Öztürk over voorlichting over het amendement over donorregistratie bij de uitgifte van het paspoort en de identiteitskaart (33506, nr. 15); 

  • -de motie-Bruins Slot/Rutte over onderzoek naar kansrijke innovaties (33506, nr. 16); 

  • -de motie-Dik-Faber over een actieplan voor orgaandonatie (33506, nr. 17); 

  • -de motie-Rutte/Bruins Slot over het realiseren van aangepaste zorgstandaarden voor transplantatiegeneeskunde (33506, nr. 18). 

(Zie vergadering van 9 juni 2016.) 

De voorzitter:

Ik heet mevrouw Pia Dijkstra van harte welkom. Zij wordt bij de verdediging van het initiatiefwetsvoorstel ondersteund door Sophie Meijer, beleidsmedewerkster bij de D66-fractie; ook van harte welkom. Tevens heet ik welkom de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij treedt bij de behandeling van dit wetsvoorstel op als adviseur van de Kamer. 

Vandaag zijn het antwoord in tweede termijn en de derde termijn aan de orde, zoals afgelopen dinsdag is verzocht bij de regeling van werkzaamheden. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Voor de buitenwereld lijkt het soms alsof we het in de Kamer oneens zijn over orgaandonatie. De emoties daarover kunnen hoog oplopen. Maar er is één grote en belangrijke gemene deler: we vinden allemaal dat er jaarlijks te veel mensen overlijden wachtend op een donororgaan. Daar zijn we het over eens, net als over dat er te veel potentiële donoren verloren gaan omdat mensen geen keuze hebben vastgelegd. We hebben dus met z'n allen bekeken hoe je dat het beste kunt regelen. 

Hoewel het actief donorregistratiesysteem dat vandaag voorligt geen doel op zich is, is het natuurlijk wel een middel. Het is voor mij het middel dat het gemakkelijker maakt om orgaandonor te worden. Meer dan 60% van de Nederlanders wil wel donor worden en geeft dat ook aan, maar een groot deel daarvan staat desondanks niet geregistreerd. Het is dus niet bekend wat deze mensen willen. Die grote groep aanspreken, is wat ik voor ogen heb. 

Tegelijkertijd leidt dat ertoe dat mensen die geen donor willen worden, daar iets voor moeten doen. Voel ik me daar ongemakkelijk bij? Eerlijk gezegd wel; ja, ik voel me daar ook ongemakkelijk bij. Maar ik ben tot een inzicht gekomen en kan het verantwoorden. Ook in het huidige systeem moet je namelijk iets doen om geen donor te worden, door zelf de keuze "nee" in te vullen of je nabestaanden daarvan op de hoogte te brengen. De kans ooit een orgaan nodig te hebben, is bovendien vele malen groter dan de kans ooit donor te kunnen worden. Maar een orgaan krijgen, vraagt de keuze van een ander. 

Omdat de ervaring leert dat bijna iedereen graag een orgaan wil ontvangen, vind ik dat je van mensen mag vragen een keuze vast te leggen, maar wel op basis van twee voorwaarden die erop toezien dat dit zorgvuldig gebeurt. Iedereen wordt, anders dan nu het geval is, uitdrukkelijk op de hoogte gebracht van de gevolgen van niet reageren. Iedereen wordt bij herhaling gewezen op de mogelijkheid om nee te zeggen. Doe je dat niet, dan mag verondersteld worden dat je geen bezwaar hebt en ook op die manier kunt worden geregistreerd. Daar kom ik zo nog op terug. 

Bevorderen dat van iedereen een keuze bekend wordt en er recht gedaan kan worden aan een eigen wens, de nabestaanden ontlasten en meer mensen op de wachtlijst helpen, dat is het doel. Daar gaat het om. Voor mensen op de wachtlijst, die soms jaren moeten wachten, is wachten geen stilstand maar achteruitgang. Ook worden jaarlijks honderd mensen van de lijst gehaald omdat ze al in een te slechte conditie zijn om nog in aanmerking te komen voor een transplantatie. 

Na de tweede termijn van de Kamer heb ik goed nagedacht over mijn voorstel; dat mag ook van mij verwacht worden. Daarbij heb ik de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties meegenomen. De veldpartijen, de artsen, de gezondheidsfondsen en de patiëntenorganisaties steunen dit voorstel. Ook een meerderheid van de bevolking kan zich vinden in actieve donorregistratie, zo blijkt elke keer weer uit peilingen. Op een meerderheid in de Kamer kon ik echter nog niet rekenen voor de steun die nodig is om deze nieuwe wet in te voeren. Belangrijker, die steun is nodig voor een nog groter maatschappelijk draagvlak. Dat draagvlak wil ik ook hier heel graag vinden. Daarom heb ik me afgevraagd hoe ik het voorstel zou kunnen wijzigen. 

Het belangrijkste punt uit de nota van wijziging die ik vorige week naar de Kamer heb gestuurd — ik denk dat de Kamer dat met mij eens zal zijn — is het onderscheid dat toch wordt gemaakt tussen de verschillende manieren om toestemming te verlenen. Toestemming kan worden verleend door het invullen en laten registreren van een donorformulier. Daartoe willen we iedereen vooral aansporen. Als je niet reageert, word je geregistreerd als iemand die geacht wordt geen bezwaar te hebben: er komt dus geen "ja", maar "geen bezwaar" te staan in het register. Verschillende fracties waren bang dat de harde "ja" waarmee je jezelf hebt laten registreren door mijn oorspronkelijke voorstel als het ware zou worden uitgehold en tot verwarring bij de nabestaanden zou kunnen leiden. Op deze manier kan de "ja" blijven bestaan en blijven deze mensen ook te onderscheiden van degenen die stilzwijgend instemmen. Hiermee is voor nabestaanden duidelijk op welke wijze de registratie tot stand is gekomen. Mochten nabestaanden over informatie beschikken waaruit blijkt dat iemand geen donor wilde zijn, dan biedt een geenbezwaarregistratie natuurlijk een aanleiding om dit op te brengen. Daarbij blijft overigens de wens van de overledene altijd het uitgangspunt. Dat is ook het doel van dit wetsvoorstel. Dat uitgangspunt is: dat wat je zelf wilt. 

Tegelijkertijd blijft een jaarregistratie dezelfde duidelijkheid bieden als in het huidige systeem het geval is. Zoals de minister in haar beantwoording in eerste termijn zei, zijn de ja-registraties met bloed, zweet en tranen tot stand gebracht. Daarom adviseerde zij ons om een geenbezwaarcategorie te introduceren. Dat biedt ook, mocht dat nodig zijn, de mogelijkheid om bij evaluatie terug te vallen op het systeem dat we nu kennen. Dat is weliswaar ver vooruit gedacht en ik moet eerlijk zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat dit niet nodig zal zijn, maar ik kan me vinden in argumenten van collega's over de onomkeerbaarheid van mijn voorstel. Daarom wordt met de nieuwe variant een positief aspect van het huidige systeem in stand gehouden: de mogelijkheid om expliciet ja te zeggen. 

We vinden het van het grootste belang dat de juiste en actuele wens van mensen beschikbaar is. Daarom wil ik gemeenten hier graag een formele taak geven. Eerder in het debat is de rol van de gemeente al aan de orde geweest. Ik ben het ermee eens dat die rol tot dusverre te vrijblijvend is geweest. Met mijn voorstel wordt in de wet opgenomen dat meerderjarigen bij de aanvraag van een paspoort, rijbewijs of identiteitsbewijs periodiek opnieuw worden geïnformeerd over donorregistratie en over de wijze waarop de donorregistratie kan worden ingezien en, als je dat wilt, gewijzigd. Dit gebeurt onder vermelding van een telefoonnummer van de donorinfolijn. Aangezien elke meerderjarige als gevolg van de Wet op de identificatieplicht ten minste een van deze documenten in bezit moet hebben, wordt de doelgroep op deze manier bereikt. 

De herinnering die ten minste iedere tien jaar — dat is wel het minste — in persoon wordt overhandigd zal eraan bijdragen dat de actuele wens van mensen bekend is; een voorstel dat overeenkomsten heeft met het amendement van de heer Öztürk. In dat amendement krijgen de personen echter maar een week de tijd om een keuze vast te leggen. Dat is de periode die meestal verstrijkt tussen het aanvragen en het ophalen van een identiteitsbewijs. Ik vind dat te kort. Ik geef de voorkeur aan de mogelijkheid om langer de tijd te nemen voor de afweging, en mensen meermaals thuis aan te schrijven in plaats van na een week een gemeenteambtenaar het formulier te laten invullen. Ik heb daar bovendien problemen mee omdat het gaat over de privacy van mensen. Het gaat niemand wat aan hoe jij je geregistreerd hebt. Bovendien wil ik het voor mensen makkelijker maken om orgaandonor te worden. Vandaar dat ik een zorgvuldig geenbezwaarsysteem voorstel met een nadrukkelijke rol voor gemeenten, zoals ook de heer Öztürk voorstelt. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik bedank de initiatiefneemster ervoor dat zij zo zorgvuldig en diepgaand naar ons amendement heeft gekeken en dat zij eraan tegemoet wil komen. Ons fundamentele bezwaar richt zich op dat aanschrijven. Er is helaas een groep mensen in Nederland die de brieven van de overheid niet opent, niet kan of wil lezen, niet begrijpt. Dat aanschrijven beperkt het zelfbeschikkingsrecht van mensen en daar willen wij een oplossing voor vinden door mondeling of via videobeelden deze keuze aan hen voor te leggen. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik heb dat ook de vorige keer al aangegeven. De voorlichting en informatie die moet worden gegeven als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, is heel breed. Deze groep, waar ook mevrouw Bruins Slot haar zorgen over heeft uitgesproken, moet ook worden meegenomen. Hij is heel belangrijk in die hele voorlichtingscampagne. Als mijn wetsvoorstel wordt aangenomen, zul je zien dat mensen regelmatig op het gemeentehuis komen. Het is eens in de tien jaar als je maar één van al die papieren hebt, maar als je er meer hebt, kom je er vaker. Dat blijft het moment waarop mensen een formulier moeten krijgen met informatie en een telefoonnummer. Ik vind dat je niet bij wet moet regelen hoe je het precies doet, maar mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen of laaggeletterd zijn, moeten met beeld- en geluidmateriaal worden benaderd, ook op de gemeentehuizen. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is in het verleden ook met acties van de minister gebleken dat het niet gelukt is om deze doelgroep te bereiken. Deze groep is moeilijk te bereiken. Daar moet intensief aan worden gewerkt met moderne technieken en beeldmateriaal. Wordt daarvoor in de wetswijziging specifiek ruimte geboden? 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik kijk even naar de rol van gemeenten die mensen moeten informeren, die informatie moeten overhandigen. Dat gebeurt natuurlijk schriftelijk. Ik begrijp dat de heer Öztürk vraagt of dat wel genoeg is. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik in gesprek ben geweest met de Stichting Lezen & Schrijven, die zich bezighoudt met die laaggeletterdheid. Er zijn heel veel mogelijkheden om die groep te bereiken. Dat is nu nog lang niet voldoende ingezet. Mensen die in gemeentehuizen wachten, krijgen daar vaak iets te zien. Je kunt je voorstellen dat daar informatie in beeld wordt gegeven om duidelijk te maken waar dit precies over gaat. Wij moeten een voorlichtingscampagne hebben en wij moeten ook via de sociale media zo veel communiceren dat het bijna onmogelijk is om de informatie niet te krijgen. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik had het al even over de campagne. Het is duidelijk dat ik mij er heel goed van bewust ben dat dit een ingrijpende wijziging is, die iedereen in Nederland aangaat. Wat mij betreft is een wettelijke plicht tot voorlichting geen overbodige luxe. Om die reden is nu opgenomen dat er tijdig adequate voorlichting moet worden gegeven over de invoering van het actief donorregistratiesysteem. Natuurlijk moet het zich toespitsen op het uitleggen van de nieuwe manier van registreren in Nederland. Als iemand geen gehoor geeft aan de oproep om een keuze over orgaandonatie vast te leggen, wordt deze persoon geregistreerd als een persoon die geen bezwaar heeft tegen orgaandonatie. Men zal het met mij eens zijn dat het van het grootste belang is dat iedereen hiervan op de hoogte raakt voordat de wet ingaat. Ik noemde net al de laaggeletterden en de manier waarop je die zou kunnen bereiken. Ik noemde ook de mensen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Ik heb natuurlijk ook gekeken naar het amendement van mevrouw Wolbert en de motie van de heer Van Gerven. Ik beveel die van harte aan omdat het daarin goed wordt geregeld. 

Ik weet ook dat er bij de collega's zorgen waren over de wilsonbekwamen. Ook ik vind dat we op dat punt alle zorgvuldigheid moeten betrachten. In de wet was al opgenomen dat als duidelijk wordt dat iemand wilsonbekwaam is, de registratie door de wettelijk vertegenwoordiger of bij diens afwezigheid door de nabestaanden moet worden bevestigd. Als die niet kunnen worden bereikt, dan vindt er geen donatie plaats. Om twijfel en zorgen op dit punt weg te nemen, wordt voorgesteld om een vergewisplicht in de wet op te nemen. Die verplicht artsen ertoe, wat zij overigens nu allemaal al doen, na te gaan of er geen sprake is van iemand die wilsonbekwaam is. Een arts is daartoe in staat want patiënten zijn al ergens bekend, bij artsen of in ziekenhuizen, en worden onder begeleiding van iemand binnengebracht. Er wordt contact gezocht met de nabestaanden en de huisarts. Als iemand binnenkomt waarvan de naam en identiteit niet bekend zijn, dan kan ook niet in het register worden opgezocht om wie het gaat en zal er ook geen donatie plaatsvinden. Artsen weten wie zij voor zich hebben en hebben vanaf nu ook de wettelijke plicht om zich ervan te vergewissen dat iemand wilsbekwaam is. 

Ik kom bijna tot een afronding en wil de collega's in de Kamer danken voor de feedback. Die heeft ervoor gezorgd dat er nu een aangepast voorstel ligt. Ik wil ook danken voor de ingediende moties. Ik hoef daar formeel niet op te reageren omdat moties verzoeken aan de regering zijn. Ik onderstreep echter dat ik het van belang vind dat we op bewustwording en goede informatievoorziening blijven inzetten. Ook de technologische ontwikkelingen, die ook aan de orde zijn geweest, moeten wij optimaal benutten. Volledigheidshalve voeg ik daar wel aan toe dat de Nederlandse Transplantatie Stichting in haar position paper heeft geschreven dat die ontwikkelingen zeker nog tien jaar op zich laten wachten. De urgentie om tot verandering te komen, is er al jaren. Eigenlijk is die er op dit moment meer dan ooit, want in plaats van een opgaande lijn in het aantal registraties en transplantaties zien wij nu een neergaande lijn. Gisteren werd bekend dat de wachtlijst is gegroeid. Het aantal transplantaties en donoren is met 16% gedaald ten opzichte van vorig jaar. In de eerste termijn is Wales genoemd, waar onlangs een soortgelijk geenbezwaarsysteem is ingevoerd, in december 2015. Dat begint daar vruchten af te werpen. Daar is sprake van een opgaande lijn; zowel het aantal postmortale transplantaties als het aantal transplantaties bij leven neemt er toe. Dat is mijns inziens ook te danken aan de positieve campagne die daar wordt gevoerd en die ook voorafgaand aan de wet is gevoerd. In Nederland gaat het goed wat betreft de levende nierdonaties, en daar mogen we ook heel trots op zijn, maar gaat het evident slechter wat betreft de postmortale donaties dan in andere Europese landen, zoals de minister ook onderschreef. Dat verbeteren, met behulp van meer registraties, is het voorstel dat vandaag voorligt. Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat we ook de levende donaties op peil kunnen houden. Er waren wat zorgen uitgesproken of die niet zouden lijden onder een wijziging van de wet. Ik zie geen enkele aanleiding om dat te denken. We hebben al heel veel ervaring met levende donaties. Juist de combinatie kan ervoor zorgen dat we meer mensen op de wachtlijst kunnen helpen. 

Het voorstel is met hulp van de Kamer aangepast. Ik hoop dat zich dat vertaalt in meer draagvlak in de Kamer. Ik dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Pia Dijkstra. Ik geef het woord aan de minister. 

Minister Schippers:

Voorzitter. Ik heb een hele stapel vragen gekregen, die ik allemaal zal beantwoorden. Ik zal proberen om er een beetje tempo in te gooien. 

Ik heb in de eerste termijn al gezegd dat het kabinet neutraal staat ten opzichte van dit wetsvoorstel. Het kabinet laat dan ook nadrukkelijk het oordeel aan de Kamer. Ik waardeer de nota van wijziging van mevrouw Dijkstra, omdat ik zie hoe zij daarmee een aantal aspecten adresseert waarvoor in de Kamer specifiek aandacht is gevraagd. 

In de eerste termijn heb ik aandacht gegeven aan het belang van innovatie. Ik verwacht daar veel van. Momenteel heb ik een subsidieaanvraag van het UMCG in behandeling voor optimalisatie van de perfusiekamer. Daaruit blijken hoopvolle cijfers over het extra aantal donorlongen, twaalf, en donorlevers, vijftien, dat alsnog geschikt gemaakt kan worden voor transplantatie. Ook ontving ik, onder leiding van het Erasmus MC, informatie over de laatste stand van zaken ten aanzien van een aantal veelbelovende onderzoeken naar nieuwe mogelijkheden voor orgaanverbetering en -generatie in de academische ziekenhuizen. Ik ga met de academische ziekenhuizen in gesprek over de mogelijke bijdrage van VWS om deze onderzoeken een impuls te geven. Op 1 september heb ik een brief ontvangen van het Erasmus MC, het UMC Utrecht, het LUMC en het UMCG waarin het belang van onderzoek op het gebied van innovatie wordt onderstreept. 

Ik zeg dit ook in antwoord op vragen van mevrouw Bruins Slot: wat doen wij nou aan innovatie? Zij heeft mij ook gevraagd om goed te blijven kijken naar mogelijkheden voor orgaandonatie bij leven, betere voorlichting en het stimuleren van innovaties. Het is vanzelfsprekend dat ik mij hiervoor zal blijven inzetten. Zo wordt de subsidieregeling donatie bij leven per 1 september 2016 aangepast om financiële drempels voor donatie bij leven nog meer weg te nemen. Tevens zal ik het huidige debat over het curriculum volgen en met de staatssecretaris van Onderwijs bespreken hoe aandacht voor orgaandonatie in het funderend onderwijs bevorderd kan worden. Ik verwijs daarbij graag naar het advies van het Platform Onderwijs2032, dat in januari 2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd. In dat advies wordt een kerncurriculum genoemd, dat bestaat uit een vaste basis van essentiële kennis en vaardigheden die iedere leerling moet leren beheersen. Een belangrijk element daarin is de aandacht voor burgerschap. Dat is ongelooflijk belangrijk. Naar mijn oordeel zou orgaandonatie goed aan de orde kunnen komen binnen dat onderdeel burgerschap. 

De heer Rutte heeft mij gevraagd of ik in de voorlichtingscampagne aandacht wil besteden aan de consequentie van het niet registreren … 

De heer Rutte (VVD):

Ik waardeer het enorm dat de minister een vraag van mij wil beantwoorden, maar ik heb nog een korte vraag over haar eerste deel. Zij geeft aan dat er een aantal subsidieaanvragen ligt van allerhande UMC's om dingen te doen, bijvoorbeeld met de perfusiekamer en andere innovatieve dingen. Ik neem aan dat dat budgettaire consequenties heeft, zoals ook dit wetsvoorstel budgettaire consequenties heeft. Is er ruimte om dat allemaal te doen? 

Minister Schippers:

Dat hangt ervan af hoe groot dat pakket is. We hebben in eerste termijn de budgettaire consequenties van het wetsvoorstel aangegeven: 30 tot 35 miljoen. Daarvoor moet dekking worden gevonden. Dat wisten we. Voor innovaties hebben wij gedeeltelijk wel al budget. Voor die perfusiekamer hebben we ook al budget gegeven. Voor de volgende stappen zitten we nu midden in een beoordeling van dat deel. Ik refereerde aan de brief van de universitair medische centra. Wij zullen moeten bekijken hoe groot die claim is. Kunnen we dat geld daadwerkelijk uit de lopende begroting halen? Of moet er extra geld bij, waarvoor natuurlijk ook dekking moet worden gevonden? De begroting komt pas op Prinsjesdag, maar er is geen enkele ruimte in die zin dat ik nog ergens iets in een jas heb zitten. Als we iets willen, moeten we met elkaar bekijken hoe we dat doen. 

De heer Rutte (VVD):

Kan ik concluderen dat er sowieso een budgettaire uitdaging ligt om zowel dit wetsvoorstel als de overige innovaties, afgezien van die perfusiekamer, gedekt te krijgen? Of zeg ik het dan te scherp? 

Minister Schippers:

Gedeeltelijk zijn we er al mee bezig, zoals ik ook in de eerste termijn heb aangegeven. Wat er allemaal loopt, dat loopt. We hebben subsidieaanvragen, omdat we subsidie te vergeven hebben. Wat eventuele extra ambities betreft, is het goede van zo'n debat en zo'n initiatiefwetsvoorstel dat iedereen in het land helemaal alert is en zegt: wij zijn ook met iets geweldigs bezig. Daar hangt de hoogte van de ambitie van af. Er is bij schaarste altijd sprake van verdeling van middelen. 

De consequentie van niet registreren is dat, mocht het zich voordoen, de nabestaande voor een heel moeilijke keus komt te staan op een heel moeilijk moment. Als de overledene en nabestaande nooit hebben gesproken over orgaandonatie, is er meer kans dat de nabestaande geen toestemming geeft voor orgaandonatie. Zoals de Kamer weet, zijn wij een heel nieuwe campagne gestart. Het is dan ook goed om te onderzoeken of wij ons volgend jaar in een van de drie campagneperiodes specifiek moeten gaan richten op de doelgroep nabestaanden. De onderzoeksvraag is waarom zo veel nabestaanden weigeren. Als je namelijk weet waarom zo veel nabestaanden weigeren, kun je daar in je campagne op inspelen. 

Tijdens de campagneperiodes in april en augustus van dit jaar hebben wij ons gericht op de twijfelende niet-geregistreerden. Er is met name aandacht besteed aan het gesprek aangaan: ben ik wel geschikt? Tijdens de Donorweek in oktober richten wij ons op de positief niet-geregistreerden om zich te registreren, het liefst met een ja. Als iemand zich heeft geregistreerd, weten nabestaanden in ieder geval wat de wens was van de overledenen. 

Een andere invalshoek is dat wij ons gaan richten op de consequenties van niet registreren. Als wij dat doen, leggen wij de nadruk op angstgevoelens en benaderen wij de campagne vanuit een negatieve insteek. Die insteek past niet in de huidige campagnestrategie. Die is namelijk gebaseerd op het wegnemen van breed levende barrières vanuit een positieve insteek met het motief levens redden. 

Met het amendement dat mevrouw Wolbert heeft ingediend, wil zij de verantwoordelijkheid van de overheid voor voorlichting en publiekscampagnes over orgaandonaties wettelijk vastleggen. Het gaat haar er voornamelijk om dat mensen duidelijk en begrijpelijk worden voorgelicht over wat het betekent om organen ter beschikking te stellen bij leven en om zich te registreren als donor, en over hoe mensen hun registratie kunnen inzien en eventueel wijzigen. Ook vindt mevrouw Wolbert het belangrijk dat mensen erop worden gewezen hoe belangrijk is dat ze het onderwerp bespreken met hun omgeving. Ook gaat zij ervan uit dat de benodigde financiën binnen het bestaande kader kunnen worden gevonden. 

Nu wordt er ook al veel gedaan op dit vlak. Ik heb contact gehad met het ministerie van Binnenlandse Zaken om te inventariseren welke mogelijkheid gemeenten hebben om actiever het donorformulier mee te geven. Ook zonder wettelijke verplichting wordt er veel gedaan om zo gericht mogelijk voor te lichten. De informatie aan potentiële donoren en donoren bij het leven is dit jaar samen met de NTS (Nederlandse Transplantatie Stichting) onder de loep genomen en verbeterd. Dit is gedaan naar aanleiding van de evaluatie van de Subsidieregeling donatie bij leven. Ook zijn de voorlichting via Donorregister.nl en het registratieformulier verbeterd, waarbij er nadrukkelijk is gelet op de begrijpelijkheid voor laaggeletterden. 

Tegen de heer Öztürk zou ik willen zeggen dat je in de hele gezondheidszorg ziet dat technische innovaties enorm perspectief kunnen bieden aan mensen die niet kunnen lezen of schrijven, maar ook aan mensen die al die moeilijke medische termen en al die ingewikkeldheid moeilijker kunnen bevatten. Wij zien ook hoe animatievideo's, als mensen samen een beslissing moeten nemen over een moeilijke medische behandeling, mensen kunnen helpen en heel simpel duidelijk kunnen maken waartussen ze kunnen kiezen. Ik kom straks op het amendement-Öztürk, maar ik zie er veel meer in dat wij wat meer gaan kijken naar die manieren van voorlichten in plaats van dat wij het altijd maar weer bij geschreven dikke brieven houden. Op dat punt kunnen wij elkaar vinden. Op zijn amendement kom ik straks terug. Daar ligt het iets anders, maar dat doe ik zo. 

Eerst wil ik verdergaan met het amendement-Wolbert. Dit jaar is er tijdens de eerste campagne specifiek aandacht besteed aan het thema dat mensen met elkaar het gesprek moeten aangaan over het al dan niet registreren als donor, zodat nabestaanden op een emotioneel moment niet voor een moeilijke beslissing komen te staan. Ik denk dat mevrouw Wolbert met dit amendement versterkt waarmee wij bezig zijn. Derhalve heb ik geen bezwaar tegen dit amendement en laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Daar ben ik natuurlijk blij mee. Ik zie ook hoe op dit moment wordt ingezet op die campagnes. Maar wetten gaan, hoewel ze geen eeuwigheidswaarde hebben, iets verder dan deze kabinetsperiode. Mijn bedoeling is juist geweest om datgene waarop nu zo stevig wordt ingezet, ook voor de toekomst wettelijk te borgen. Ik ben daarom blij met het oordeel van de minister over dit amendement. 

Minister Schippers:

Ik kom toe aan het amendement van de heer Öztürk op stuk nr. 12. Daarin wordt gesteld dat voor iedere aanvraag voor een nieuw paspoort of identiteitskaart de burger wordt gevraagd, een donorformulier in te vullen. Mevrouw Dijkstra gaf al aan hoe dat gaat. Ik begrijp de achterliggende gedachte, die ik sympathiek vind. Dat kunnen we overigens veel beter bereiken met wat ik net zei: mensen op een andere manier betrekken bij dit vraagstuk. Ik vind namelijk dat de rol van de gemeenten met dit amendement wel heel erg groot wordt. Ten aanzien van de privacy zitten er serieuze haken en ogen aan. Stel dat iemand aangeeft, al geregistreerd te zijn. Gaat de ambtenaar dat dan ook controleren? Ik vind het ook niet de bedoeling dat een donorformulier door een ander dan de betrokkene wordt ingevuld. Ik waardeer de gedachte achter dit amendement, maar toch adviseer ik het te ontraden. 

Ik kom toe aan de moties. De motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 13 gaat over extra voorlichting aan specifieke doelgroepen. In de meerjarencommunicatiestrategie zet ik al in op specifieke doelgroepen, waarbij ik mij juist focus op de doelgroepen die lastiger te bereiken zijn. Verder werk ik aan het verbeteren van informatievoorziening door de rol van gemeenten en zorgverleners. Ik vind dit ondersteuning van beleid. Daarom adviseer ik de indienster, het oordeel aan de Kamer te laten. 

In de motie op stuk nr. 17 van het lid Dik-Faber wordt gevraagd, dit jaar een actieplan voor orgaandonatie op te stellen waarin aandacht wordt besteed aan de volgende punten: verbetering van de informatievoorziening over wat orgaandonatie inhoudt en welke keuzemogelijkheden mensen hebben en houden als ze eenmaal een keuze hebben gemaakt, de mogelijkheden om mensen vaker en indringender te confronteren met de vraag of zij orgaandonor willen zijn, waarbij deze vraag wordt gesteld bij logische contactmomenten met bijvoorbeeld de gemeente, huisartsen en zorgverzekeraars en de mogelijkheden en kansen die er zijn om orgaandonatie beter bespreekbaar te maken met naasten zodat meer mensen een keuze maken. Deze drie punten hebben onze aandacht en zijn in bewerking. Ik zie de motie daarom als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel daarom aan de Kamer. 

In de motie op stuk nr. 16 vragen de leden Bruins Slot en Rutte om onderzoek naar kansrijke innovaties. Zij vragen de regering te bezien of hiervoor financiële middelen nodig zijn, en zo ja, welke. Zij vragen verder de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren. Zoals ik net in de korte inleiding al aangaf, denk ik dat medische innovaties ongelooflijk belangrijk zijn, zodat we daarop moeten inzetten. Maar uiteindelijk is er altijd ergens een moment waarop je afwegingen met anderen maakt. Ik zet dat heel graag op een rij. Daarbij zal ik aangeven welke subsidieaanvragen er lopen en wat de ambities van wetenschappers zijn. Ik zal de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling een brief sturen, met een financiële paragraaf. Ik adviseer oordeel Kamer. 

Ik kom toe aan de motie van de heer Öztürk op stuk nr. 15 inzake voorlichting over het amendement over donorregistratie bij uitgifte van een nieuw paspoort en een nieuwe identiteitskaart. Zoals ik aangegeven heb bij de behandeling van het amendement zie ik op dat punt bezwaren. Ik kan mij voorstellen dat hetgeen de heer Öztürk hier net zei, zich ook leent voor een motie, namelijk om ook daadwerkelijk actief naar andere manieren van communicatie te zoeken, op andere tijden en veel meer in de beeldende sfeer dan in de lezende sfeer. Maar deze motie moet ik, hoe goed de intenties ook zijn, toch ontraden. 

De voorzitter:

Deze motie is ook gericht aan de Raad van State. De minister kan hier een reactie op geven, maar uiteindelijk is het aan de Kamer. Het is echter goed om te weten hoe zij daarover denkt. 

Minister Schippers:

Dit is mijn eerste initiatiefwetsvoorstel. Normaal zeg ik routineus "oordeel Kamer", maar nu zit er toch een beetje mee te hannesen. Maar al doende leert men. 

In de motie-Öztürk op stuk nr. 14 wordt de regering verzocht om bij de voorlichting over orgaandonatie niet alleen te wijzen op de noodzaak van meer orgaandonoren, maar ook de omstandigheden te schetsen waarin de organen van een orgaandonor gebruikt kunnen worden en de manier waarop dat gebeurt. We zijn druk bezig om de communicatie te verbeteren. We werken aan een meerjarencampagne, doen onderzoek naar mogelijkheden om op scholen voorlichting over orgaandonatie op te laten nemen in het curriculum en we zijn bezig met het versterken van de rol van zowel gemeenten als zorgverleners wat betreft de informatieverstrekking. Ik geef er zelf de voorkeur aan om nu de voorgenomen campagne te voeren en deze aspecten eventueel later aan de orde te laten komen. 

Dan de motie-Rutte/Bruins Slot op stuk nr. 18 over het realiseren van aangepaste zorgstandaarden voor transplantatiegeneeskunde. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik wil nog even terugkomen op de voorlichting. Mensen hebben het recht om te weten hoe orgaandonatie plaatsvindt en onder welke omstandigheden dat gebeurt. Ik denk dat heel veel mensen — ook in deze zaal — niet weten hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Dat kan de besluitvorming van iemand beïnvloeden en hem motiveren of niet motiveren. Ik denk dat het van belang is dat de overheid de juiste informatie geeft, zodat een goede keuze kan worden gemaakt. Het uitstellen tot later vind ik niet juist. Je moet de mensen goed informeren. 

De voorzitter:

Dit gaat over de motie op stuk nr. 14. 

Minister Schippers:

Ik vind dat die informatie makkelijk beschikbaar moet zijn, maar ik vraag me af of die bijvoorbeeld in zo'n publiekscampagne, in een spotje van een paar minuten, moet worden gegeven. Het is namelijk heel moeilijk om zo'n ingewikkelde boodschap dan goed voor het voetlicht te krijgen. Ik denk dat dat echt een onmogelijke opgave is. Ik ben het wel met de heer Öztürk eens dat als mensen willen weten hoe het gaat, wij ervoor moeten zorgen dat die informatie beschikbaar is. Als hij dat bedoelt met zijn motie dan kan ik dat ondersteunen, want dat vind ik ook. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

De minister sprak met over de moderne technologie, de moderne communicatiemiddelen. Wij zijn een partij die goed communiceert. We zijn het beste op Facebook, heb ik gezien op RTL. Er zijn manieren om mensen via digitale forums heel snel op de hoogte te brengen over hoe het in zijn werk gaat. Mensen hebben daar ook recht op. Ik denk dat we, als we zo'n belangrijk besluit van iemand verwachten, de mensen ook zo goed mogelijk moeten informeren. 

Minister Schippers:

Ik ben het ermee eens dat die informatie beschikbaar moet zijn. Dat kan in verschillende vormen. Dat kan in geschreven vorm voor degenen die dat willen en wij kunnen ook kijken of het ook op andere manieren kan. De publiekscampagne is er echter op gericht om allereerst het gesprek op gang te brengen. Vervolgens kunnen we tegen mensen die wel donor willen zijn, maar zich nog niet hebben geregistreerd, zeggen: als u er positief tegenover staat, registreer u dan. Dat gaat dit najaar in de donorweek gebeuren; in het voorjaar hebben we erover gepraat. Om daar dit doorheen te laten lopen, daar ben ik echt niet voor. Dat zit ook niet in het plan dat ik eerder met de Kamer heb besproken. Dat is mijn reden om de motie te ontraden, niet omdat de informatie niet beschikbaar zou moeten zijn. 

Het verzoek in de motie-Rutte/Bruins Slot op stuk nr. 18 is om de realisatie van de aangepaste zorgstandaarden voor transplantatiegeneeskunde waar mogelijk te bevorderen en de Kamer voor de begrotingsbehandeling van dit jaar te informeren over de voortgang. Er wordt op dit terrein momenteel veel gedaan. Zo is er al een landelijke standaard voor mobiele perfusiepompen voor het vervoer van nieren. Ik heb de NTS gevraagd om binnen de landelijke orgaanoverleggen met betrokken ziekenhuizen afspraken te maken over de beschikbaarheid en inzet van perfusie. Op dit moment ligt er een subsidieaanvraag van het UMCG ter beoordeling bij ons ministerie, waarmee de landelijke inzet van de perfusiekamer in het UMCG kan worden gerealiseerd. Ook het Erasmus MC heeft mij schriftelijk laten weten actief op deze ontwikkeling te willen inspelen, door met andere transplantatiecentra afspraken te maken over de inzet van perfusie. Ik laat het oordeel over deze motie, zoals u uit mijn tekst waarschijnlijk hebt kunnen afleiden, dus graag aan de Kamer. 

Volgens mij ben ik klaar met de vragen en de moties. 

De heer Pechtold (D66):

We komen nu langzamerhand aan het einde van de tweede termijn. We hebben een ongelooflijk lange periode achter ons liggen waarin hierover is nagedacht. Er is een actieplan opgesteld en het wetsvoorstel ligt nu voor. In de eerste termijn had de minister een aantal bedenkingen en bezwaren geuit. In het zomerreces is de initiatiefneemster met haar bezwaren en die van de Kamer aan de slag gegaan. Vindt de minister het voorstel dat er nu ligt dan een verbetering? Zo ja, hoe zou ze die verbetering willen omschrijven? Ik ben zeer benieuwd hoe haar oordeel luidt als dit voorstel zou worden aangenomen. Ziet zij dit als een mogelijkheid om het schrijnende probleem aan te pakken? 

Minister Schippers:

In de eerste termijn heb ik kanttekeningen geplaatst, niet meer dan dat. Uit het debat heb ik begrepen dat u dat iets anders zag, maar de opmerkingen waren bedoeld als kanttekeningen. Het kabinet is neutraal. Dat is een afspraak uit het regeerakkoord en daar hecht ik zeer aan. Ik ben vandaag niet voor niets begonnen met het uitspreken van mijn waardering voor de nota van wijziging. Dat zou ik niet doen als ik denk dat het een verslechtering van het initiatiefwetsvoorstel zou zijn. Wat mij betreft is het een verbetering. Mijn oordeel blijft neutraal; dat is een politieke afspraak die vastligt in het regeerakkoord dat is gesloten met de Kamer. 

De heer Pechtold (D66):

Ik waardeer deze opstelling van de minister zeer. Ik denk dat dat ook belangrijk is, want het zal er dadelijk heel scherp om hangen. Gesteld dat dit wetsvoorstel het haalt, is het van groot belang dat we daarna iedereen die erop zit te wachten en het veld, waaruit ook veel positieve signalen naar aanleiding van de wijziging zijn gekomen, met alle kracht gaan motiveren om ervoor te zorgen dat de wet een succes wordt. Ik hoop, en proef uit de woorden van de minister, dat deze verbetering, hoewel zij als minister neutraal is, haar een handvat geeft om met patiëntenorganisaties, met specialisten, hiermee aan de slag te gaan. 

Minister Schippers:

Uiteraard. Als deze initiatiefwet wordt aangenomen, zal ik er alles aan doen om hem te laten slagen. Als de wet niet wordt aangenomen, zal ik er ook alles aan doen om het aantal orgaandonoren te verhogen. Ik stel het ook zeer op prijs dat mevrouw Dijkstra begon zoals ze begon. Ik denk dat het van heel groot belang is om met elkaar te constateren dat iedereen in deze Kamer — ik wil nog net niet zeggen: iedereen in de samenleving — dit een warm hart toedraagt. Iedereen maakt daarbij zijn eigen afwegingen. Ik vind dus dat dat ook een heel belangrijk begin van het gesprek is dat wij met elkaar hebben. Welke uitkomst er voor mij ook ligt, ik zal in ieder geval mijn uiterste best doen om maximale resultaten te behalen. 

De voorzitter:

Voordat we overgaan tot het houden van de derde termijn, wil ik kort met de woordvoerders overleggen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

We gaan verder met de derde termijn van de zijde van de Kamer. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dank mevrouw Dijkstra hartelijk voor haar antwoorden in de tweede termijn en voor de aanpassingen die zij naar aanleiding van de termijnen heeft aangebracht in haar wetsvoorstel. Zij heeft duidelijk geluisterd naar de inbrengen van de fracties in de eerste en tweede termijn, met alle vragen en twijfels die nog leven. Er zal na mijn eerdere inbreng geen twijfel over bestaan dat ik voorstander ben van de voorgestelde verandering van het systeem van orgaandonatie. Naar mijn mening is het een oplossing voor het tekort aan orgaandonoren, dat maar blijft bestaan. De wijzigingen van het voorstel hebben mij hier weer in gesterkt, maar ook ik heb kritische vragen gesteld, bijvoorbeeld over de specifieke groep mensen die verminderd wilsbekwaam zijn. Hoe wordt er omgaan met hun registraties? Onder andere in dit kader heb ik een motie ingediend die de overheid ertoe oproept om in haar voorlichtings- en publiekscampagnes extra aandacht te besteden aan voorlichting aan deze doelgroepen en om de gemeenten te verplichten om hier extra alert op te zijn. Ik ben blij dat dit in het aangepaste voorstel extra aandacht krijgt, ook omdat de artsen hierbij een belangrijkere taak krijgen. 

Het voorstel is ook aangepast op het punt van mensen met een verstandelijke handicap of met dementie. Eerst moet de wettelijke vertegenwoordiger bevestigen dat de overledene dit echt zelf wilde; anders gebeurt het niet. Ook al besteedde ik er niet veel aandacht aan, het nu gemaakte onderscheid tussen "ja" en "geen bezwaar" neemt veel twijfels en onduidelijkheden weg. 

Voor de zekerheid wil ik nog wel graag een reactie op de volgende drie punten. Er wordt nu ingebouwd dat mensen die niet reageren, geregistreerd komen te staan als geenbezwaarhebbenden. Wordt in deze gevallen na overlijden de mening van de familie en nabestaanden anders meegenomen dan bij mensen die als "ja" geregistreerd staan? 

Informatie wordt actiever verspreid. Bij het afgeven van rijbewijzen en dergelijke word je extra geïnformeerd. Het klopt toch dat dit geldt voor iedereen, ongeacht hoe iemand al geregistreerd staat? 

In het nieuwe voorstel wordt de nieuwe burgemeester verantwoordelijk voor de voorlichting, terwijl de documenten met informatie door het ministerie van VWS ter beschikking worden gesteld. Als ik het goed begrijp, kunnen de manieren waarop gemeenten aandacht willen besteden aan orgaandonatie, gaan verschillen. Wellicht beperkt de ene gemeente zich strikt tot het verschaffen van informatie bij het afgeven van een paspoort, terwijl een andere gemeente nog andere methoden inzet. Het lijkt mij nuttig als gemeenten dergelijke creatieve aanpakken onderling met elkaar delen. Graag hoor ik wat de indienster hiervan vindt. 

Dit debat is historisch. Het gaat om het vermeerderen van het aantal donoren in Nederland. Dit debat wordt al tientallen jaren gevoerd. We staan nu voor een splitsing: welke kant gaat het op? Blijft de huidige wetgeving in stand of kiezen we voor het actieve donorregistratiesysteem? Bij een dergelijke ethische kwestie is het belangrijk dat alle Kamerleden in vrijheid hun keuze moeten kunnen bepalen. Ik zal mijn fractieleden vragen om voor dit wetsvoorstel, dus voor actieve donorregistratie, te stemmen. Ook voor hen allen is voor- of tegenstemmen echter een persoonlijke afweging die zij in alle vrijheid zullen nemen. 

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ons — ik bedoel ons als politici — wordt weleens verweten dat wij wetten maken waarop niemand zit te wachten, zonder naar het maatschappelijk middenveld te luisteren. Maar één ding is zeker: dat gaat voor dit wetsvoorstel niet op. De artsen die op de intensive care werken en dagelijks de nabestaanden moeten vragen om een zeer moeilijk besluit te nemen, zien dit voorstel als een grote verbetering, net zoals de transplantatieartsen, de gezondheidsfondsen en de betrokken patiëntenorganisaties. Ook in de samenleving ziet men liever actieve donorregistratie dan het huidige systeem. Het draagvlak om dit nieuwe wetsvoorstel in de praktijk te brengen en te laten slagen, is er dus; nu nog de politieke meerderheid. 

In mijn tweede termijn heb ik de hoop uitgesproken dat, als de initiatiefneemster, mevrouw Dijkstra, een stap in uw richting zou zetten, u geen stap achteruit zou zetten. Die hoop spreek ik vandaag opnieuw uit in de richting van degenen die hier nog over twijfelen. De initiatiefneemster heeft zojuist toegelicht waarom ze haar wetsvoorstel heeft gewijzigd. Ze komt daarmee tegemoet aan zorgen, deels ook terechte zorgen, die leefden in de Kamer. Ik hoop dan ook dat u een stap in de richting van het nieuwe systeem wil zetten. Dat is een gedurfde stap, maar wel een stap die op draagvlak in de samenleving kan rekenen, en daarmee de beste kans van slagen heeft om meer patiënten op de wachtlijst te helpen. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Wij waarderen de aanpassingen en tegemoetkomingen van de initiatiefneemster, mevrouw Dijkstra. Ons fundamentele bezwaar tegen het D66-voorstel is echter nog niet helemaal weggenomen. D66 wil dat burgers automatisch als orgaandonor worden geregistreerd indien zij niet vrijwillig hun keuze doorgeven. Als je niet op brieven van de overheid reageert, worden je organen dus eigendom van de staat. Dat gaat DENK iets te ver. Het voorstel is nu "geen bezwaar", maar dan nog. DENK komt op voor de miljoenen mensen die de dupe van dit systeem kunnen worden: de mensen die niet op de overheidsbrieven reageren. Dat zijn bijvoorbeeld de 1 miljoen functioneel analfabeten in Nederland, de mensen die de brieven van de overheid niet lezen omdat ze de overheid wantrouwen of de mensen die hun administratie niet op orde hebben. Dat zijn mensen die tegen hun eigen wil orgaandonor zouden kunnen worden. Lang niet iedereen in Nederland is de strak georganiseerde modelburger van wie de bureaucratie uitgaat. 

DENK heeft ook een alternatief gepresenteerd, waarbij iedere burger iedere vijf of tien jaar mondeling met beelden geïnformeerd wordt om toch orgaandonor te worden. Ik zie dat de initiatiefneemster ons op dat punt wel wat is tegemoetgekomen, maar het blijft bij schrijven. Wij wilden juist van dat schrijven af. Wij wilden onze burgers juist goed informeren. 

De voorzitter:

Voordat ik de heer Pechtold het woord geef, zeg ik — dat heb ik al eerder opgemerkt en de heer Öztürk weet dat ook — dat de Kamer geen DENK kent, maar wel de Groep Kuzu/Öztürk. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Heel Nederland kent DENK tegenwoordig. Sinds gisteravond nog meer denk ik, maar goed … 

De voorzitter:

De heer Pechtold. 

De heer Pechtold (D66):

Ik heb in beide termijnen heel zorgvuldig geluisterd naar de bezwaren van de heer Öztürk, maar als ik hem ze nu hoor samenvatten, zit er voor mij een soort tegenstelling in. Hij zegt: we moeten tot het uiterste gaan om de mensen te bereiken, maar er zijn nou eenmaal mensen die geen contact met de overheid willen of kunnen hebben. Dat is helemaal geredeneerd vanuit de gedachte dat je je daarom niet zou kunnen registreren als orgaandonor, maar ik denk dat juist diezelfde groep ontzettend veel contact met de overheid heeft, over heel veel regelingen, over heel veel hulp en over heel veel zaken waarmee de overheid, wij als samenleving, deze groep, en dat zijn allemaal individuen met verschillende redenen waarom ze in die situatie zitten, ondersteunt. Mag je als overheid geen uiterste poging doen om deze mensen ook maatschappelijk te betrekken bij zo'n belangrijk iets als orgaandonatie? Weet niet diezelfde groep op het moment dat er een orgaan nodig is, wel de overheid en de samenleving te bereiken om zo'n orgaan te krijgen? 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik ga daarin heel ver mee met de heer Pechtold, maar feit blijft dat je, ook als je niks hebt met brieven van de overheid of niet de modelburger bent waar iedereen van uitgaat, het recht hebt dat een ander niet over jou beslist. Dat is wel een fundamenteel iets. Dat fundamentele probleem wilden wij oplossen door burgers te informeren in ieder gesprek met de gemeente, een-op-een, mondeling en met videobeelden en met materiaal zodat iemand thuis een week kan nadenken. Alleen merk ik gewoon dat daarvoor in de Kamer blijkbaar weinig geld, weinig middelen of weinig draagvlak is. Die groep die daar behoefte aan heeft, zouden wij misschien met iets meer middelen moeten kunnen bereiken. En dat kunnen we. 

De heer Pechtold (D66):

Dit is nou precies de knik in de redenering vanaf waar ik het niet meer snap, maar misschien kan de heer Öztürk me daarin helpen. Want de heer Öztürk zegt eigenlijk: als de initiatiefneemster samen met de minister en een paar collega's, die daartoe in een motie oproepen, voldoende financiën heeft voor een bijna waterdichte voorlichting, dan vallen de principiële bezwaren weg. Als dat het probleem is, denk ik dat we er met de heer Öztürk uit kunnen komen. Iedereen, zelfs de minister zojuist, heeft namelijk aangegeven tot het uiterste te willen gaan. Misschien kan niet in ieders campagnespotje van 30 seconden alles verteld worden, maar er zijn natuurlijk heel veel mogelijkheden om die informatie te geven, op websites of bij de gemeenten, zoals de heer Öztürk terecht aangaf. Ik probeer een handreiking te doen om te bekijken of de heer Öztürk bereid is om, waar hij de principiële bezwaren laat varen, de praktische samen met mij op te lossen. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Op het moment dat iedere burger die naar de gemeente gaat, één keer per jaar, per vijf jaar of per tien jaar, een-op-een geconfronteerd wordt, bevraagd wordt en materiaal krijgt, zodat hij er een week over kan nadenken en later een beslissing kan nemen, zeg ik ja. Als dus de garantie wordt gegeven dat iedere burger in Nederland een-op-een geïnformeerd wordt, materiaal krijgt, informatie krijgt en videobeelden krijgt en er een week over mag nadenken, ja, dan kunnen wij elkaar vinden. Maar die garantie krijg ik niet, omdat er een aantal bezwaren zijn over de middelen. De minister zegt dat we informatie en voorlichting gaan geven, maar niet iedere voorlichting bereikt de doelgroep waarover wij het hebben. Het gesprek bij de gemeente daarentegen gebeurt een-op-een en bereikt iedere burger. 

De heer Pechtold (D66):

Ik snap de behoefte van de heer Öztürk om het ergens op één plek te formaliseren. Maar ik vraag mij af wat daarvoor een geschikte plek is. Ik heb laatst nog mijn paspoort verlengd. Die ambtenaar is er niet voor opgeleid om aan een loket zoiets principieels met mij te bespreken. Het is echter wel mogelijk om de informatie optimaal te maken. Dat doen we al en dat zullen we met deze campagne verbeteren. Maar wat mij betreft moet dat een-op-eengesprek voor iedereen altijd kunnen plaatsvinden in bijvoorbeeld de spreekkamer van de eerste lijn, de spreekkamer van de huisarts. Dat is iemand die er verstand van heeft, die jouw vragen, die misschien wel heel persoonlijk zijn, in alle rust kan beantwoorden en die je kan doorverwijzen voor meer informatie. Ik denk dat wij het eens kunnen worden, maar daarvoor moet de heer Öztürk wel afstappen van het idee dat het gemeenteloket de plek is waar we alles kunnen regelen. Je kunt een systeem nooit waterdicht maken, maar ik wil graag meedenken over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat bijna iedereen die in contact komt met artsen, met de overheid of wie dan ook, of die gewoon tv-kijkt of iets op zijn iPad leest, deze informatie kan krijgen. Dat is de bedoeling van de initiatiefnemer en van de minister, en dat zou de bezwaren van de heer Öztürk kunnen wegnemen. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Het voorstel om het door artsen te laten doen, is naar mijn mening duurder. Een gemiddelde ambtenaar voorlichting laten geven kost toch iets minder dan een gemiddelde arts? Laten we daarvan uitgaan. Bovendien gaat niet iedereen naar een arts. Heel veel mensen mijden de zorg en gaan niet naar een arts, vanwege de hoge eigen bijdrage. Maar iedereen moet uiteindelijk wel naar de gemeente om een document op te halen. Als wij het erover eens kunnen worden en de middelen beschikbaar kunnen stellen, bieden we die persoon een waterdicht systeem. We kunnen elkaar op dat punt vinden. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik deel de zorgen die nu steeds naar voren worden gebracht, want het is maar de vraag of we iedereen kunnen bereiken. Hoe komen we tot een systeem dat zo waterdicht mogelijk is? Het voorstel om het bij de gemeenten neer te leggen via een mondeling aanbod, is er slechts één. Ik vraag mij af of het voor de heer Öztürk zou helpen als we aan de minister vragen om eerst te onderzoeken wat de effectiefste manier is om de doelgroep te bereiken waar de heer Öztürk het over heeft en waarover ook ik mij zorgen maak. Misschien kunnen we bij het aanbod, want dat moet het altijd zijn, van de ambtenaar om een gesprek te voeren, erover te praten en het te regelen ook een eerstelijnsgezondheidsrol van een wijkverpleegkundige of een ander type vertrouwenspersoon betrekken. Het ligt nu zo dicht bij de ambtenaar, terwijl we ook eerst zouden kunnen onderzoeken wat de effectiefste methode is. Zou dat voor de heer Öztürk een optie zijn om mee te gaan met dit voorstel? 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Dan zouden wij eerst het onderzoek moeten afwachten. Als wij daar nu in meegaan en er na het onderzoek weer een wetswijziging nodig is, lijkt mij dat niet verstandig. Mevrouw Wolbert is een voorstander van een onderzoek naar het beste, waterdichte en betrouwbare middel om het te kunnen doen. Wij zouden voor haar voorstel kunnen stemmen, maar dan moet deze wetgeving wel wachten totdat het eindresultaat van dat onderzoek bekend is, want pas dan weten we precies op welke manier we het zouden moeten doen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Als je er vertrouwen in kunt hebben dat de methode met het beste communicatie-effect, die dus de doelgroep het beste bereikt, wordt ingezet, hoeft het wetsvoorstel wat mij betreft niet te wachten. Die beste methode kan de ambtenaar zijn die de heer Öztürk voorstelt, maar het kan ook iemand anders zijn. Als we een onderzoek doen naar de effectiefste manier, heb ik daar vertrouwen in. Soms heb je van tevoren een beeld in je hoofd van de beste manier en blijkt het in de praktijk toch anders te werken. Ik geef dit daarom ter overweging mee. Laten we het antwoord op de vraag wat de effectiefste manier is om de groep waarover de heer Öztürk en ik ons druk maken te bereiken, overlaten aan de onderzoekers die er verstand van hebben. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik snap dat, maar dit is vergaande wetgeving. Ik denk dat we voorafgaand aan het vastleggen van zo'n belangrijk besluit eerst het onderzoeksresultaat zouden moeten zien. Anders moeten we achteraf misschien constateren dat we niet het juiste besluit hebben genomen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Maar dat is ook het bezwaar tegen uw voorstel. We weten namelijk niet of het een effectieve methode is om dit bij een ambtenaar op het gemeentehuis te leggen. Ik snap dat u dat voorstel doet omdat we de ambtenaar allemaal kennen, maar het zou best eens niet de beste methode kunnen zijn. Gun ons nou een veel scherpere insteek. 

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):

We zouden kunnen beginnen bij de ambtenaar van de gemeente en dat een jaar later evalueren. Tussentijds kunnen we dat onderzoek doen en bekijken of er betere methodes zijn. Daar zou ik wel naar willen kijken. 

Ik rond af met het alternatieve voorstel van DENK, dat ik net al een beetje heb uitgelegd. Wij hebben in de vorm van een amendement een voorstel ingebracht voor actieve donorregistratie bij de aanvraag en uitgifte van het paspoort en de identiteitskaart. We zijn benieuwd wat de Raad van State van dit alternatieve donorsysteem vindt. Daarom heb ik in tweede termijn een motie ingediend waarin gevraagd wordt om de Raad van State dit alternatieve donorsysteem te laten vergelijken met het systeem dat D66 voorstelt. Ik wil de collega's oproepen om deze motie te steunen en om open te staan voor een alternatief donorsysteem. De stemming over de initiatiefwet van D66 moet dan wel iets worden uitgesteld tot de Raad van State zijn voorlichting heeft gegeven. Misschien is er dan ook tijd en ruimte om elkaar ergens te vinden. 

Mevrouw Klever (PVV):

Voorzitter. We praten vandaag in een derde termijn over het wetsvoorstel voor een actief donorregistratiesysteem. Dat toont wel aan hoe moeilijk deze discussie is en hoe elk woord gewikt en gewogen wordt. De tweede nota van wijziging is een duidelijke handreiking van de initiatiefneemster om tegemoet te komen aan een aantal door de Kamer geuite bezwaren. Zo wordt iemand die zich niet wil of kan registreren, nu geregistreerd als "heeft geen bezwaar tegen donatie". Dat klinkt inderdaad beter dan "heeft toestemming verleend voor donatie". De initiatiefneemster stelt bovendien dat dit meer duidelijkheid verschaft voor de nabestaanden. Maar echt duidelijk en dichter bij de waarheid zou natuurlijk zijn "heeft geen keuze gemaakt inzake donatie". Welke bewoordingen ook gekozen worden, feit blijft dat de overheid hier opnieuw voor de burger beslist wat er na de dood met zijn of haar organen gebeurt. Het blijft "wie zwijgt, stemt toe". Stel je voor dat we dat principe in alle medisch-ethische kwesties zouden hanteren. Denk hierbij aan abortus, euthanasie of medische experimenten. 

De PVV-fractie dankt de initiatiefneemster voor haar inspanningen om het aantal donoren te verhogen, maar blijft bij haar standpunt dat dit wetsvoorstel een stap te ver gaat. Geen keuze willen maken, kan ook een keuze zijn. Het recht om geen keuze te hoeven maken, willen wij niemand ontnemen. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb mijn derde termijn beëindigd met de woorden dat ik het voorstel met een positief advies zal voorleggen aan mijn fractie, maar dat alle fractieleden in alle vrijheid mogen stemmen, omdat dit een belangrijke ethische kwestie betreft. Het mag of moet een persoonlijke afweging zijn van ieder individueel Kamerlid. Zal mevrouw Klever dit wetsvoorstel ook op die manier aan haar fractie voorleggen? 

Mevrouw Klever (PVV):

Het is goed dat de heer Van Gerven daarnaar vraagt. Ook voor mijn fractie is het een vrije kwestie. In mijn fractie is men over het algemeen tegen dit wetsvoorstel, maar het kan zijn dat er toch iemand voor zal stemmen. Dat weet ik niet. Het is in ieder geval een vrije kwestie. 

De heer Van Gerven (SP):

Dat is dan helder. Dat lijkt mij een goed uitgangspunt. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. In het advies van de Raad van State komt terecht naar voren dat het initiatiefwetsvoorstel een principiële verandering met betrekking tot orgaandonatie is. Het CDA ziet het liefst dat iedereen zelf registreert of hij of zij orgaandonor wil zijn. Als dat niet gebeurt, horen nabestaanden te bepalen wat er met het lichaam gebeurt zodra iemand komt te overlijden. 

Voorzitter: Elias

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat is een emotionele keuze voor de familie die alleen zij het beste kan maken. Het is niet aan de Staat om de belangen van de mensen hierover te wegen, maar allereerst aan de nabestaanden. Het gaat hier om een doorbreking van artikel 11 van de Grondwet, het recht op de onaantastbaarheid van het menselijke lichaam. Daarom heeft het CDA in de tweede termijn al aangeven dat er grote onduidelijkheid is over de effectiviteit van dit voorstel en dat er andere alternatieven zijn om tot meer orgaandonoren te komen. Daarom wil het CDA ook dat de minister de alternatieven onderzoekt, gaat uitvoeren en mensen wijst op het belang van orgaandonatie en registratie. Op die manier kunnen mensen zelf een weloverwogen keuze maken en is het uitgangspunt niet om hen donor te maken. 

In de tweede termijn heb ik bovendien gezegd dat ik als woordvoerder samen met mijn fractie bekeken heb of de bezwaren verholpen zouden kunnen worden door het indienen van amendementen. Ook daarover is de CDA-fractie individueel en unaniem tot de conclusie gekomen dat zij die mogelijkheid niet ziet. Het CDA zal dit wetsvoorstel dan ook niet steunen. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan mag ik nu het woord geven aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie, maar zij is in ieder geval op dit moment niet aanwezig. Dan mag ik het woord geven aan de heer Arno Rutte namens de fractie van de VVD. 

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Wij komen vandaag tot afronding van de behandeling van de initiatiefwet van D66 om te komen tot een nieuw donorregistratiesysteem. Over deze wet is zeer intensief gedebatteerd, niet alleen in dit huis, maar zeker ook in de verschillende partijen en fracties. Veel belangrijker is dat het maken, indienen en bespreken van dit wetsvoorstel een stevig maatschappelijk debat heeft losgemaakt over orgaandonatie. Zelden heeft dit onderwerp dat letterlijk van levensbelang is voor velen, zo veel aandacht gehad. Wat de uitkomst van de wetsbehandeling ook is, dat is pure winst. 

Vlak voor het laatste deel van de wetsbehandeling ontvingen wij afgelopen weekend een uitgebreide nota van wijziging. De indienster, mevrouw Dijkstra, heeft haar wetsvoorstel op een aantal punten ingrijpend gewijzigd met de wens daarmee tegemoet te komen aan de zorgen die door een aantal partijen over het wetsvoorstel zijn geuit. Het valt zeer te prijzen dat zij bereid is met deze wijzigingen recht te doen aan de zorgen van vele partijen. 

Tijdens de behandeling in eerste en tweede termijn heb ik namens de VVD-fractie mijn grote zorgen geuit over het feit dat in het initiële wetsvoorstel beschreven stond dat mensen die zich niet actief registreren, met een "ja" in het donorregister zouden worden geregistreerd, net als degene die zich wel bewust met een "ja" registreert. Mijn zorg was tweeledig. In de eerste plaats zou deze wijze van registreren afbreuk kunnen doen aan de zeggenschap van een ja-registratie. Nabestaanden zouden daardoor minder dan nu inzicht hebben in de daadwerkelijke wens van de overledene en daardoor zou het aantal instemmingen kunnen afnemen. In de tweede plaats had de vermenging van de ja-registraties het eventueel terugdraaien van de wetswijziging onmogelijk gemaakt, ook als zou blijken dat het nieuwe systeem werkelijk tot minder orgaandonaties zou leiden. 

Nu indienster de registratie van mensen die hun wensen met betrekking tot orgaandonatie niet actief laten registreren, niet langer als "ja" wil laten registreren maar in een aparte categorie "geen bezwaar", is die zorg weggenomen en ook dat is pure winst. De vraag blijft hoe artsen en nabestaanden in de praktijk zullen handelen als "geen bezwaar" is geregistreerd. Heeft indienster voor ogen op welke wijze dit een verschil moet maken ten opzichte van de huidige situatie waarin nabestaanden zonder dat er een registratie heeft plaatsgevonden, een beslissing moeten nemen? Gaan artsen de keuze op een andere manier aan nabestaanden voorleggen? Krijgen nabestaanden überhaupt nog een keus? Het zou goed zijn als indienster hierover enige duidelijkheid kan geven. 

Dan blijft de vraag hoe de VVD het aangepaste wetsvoorstel weegt. De VVD heeft het wetsvoorstel tijdens de behandeling steeds beoordeeld aan de hand van twee criteria: zelfbeschikking en effectiviteit. In deze laatste termijn wil ik de argumentatie niet overdoen. Dat zou een herhaling van zetten worden en daarom houd ik het kort. Nog steeds wordt voor degene die niet kiest, actief een keuze geregistreerd, in dit geval "geen bezwaar". Dat is wel degelijk bezwaarlijk, al was het alleen maar omdat mensen daarmee het belangrijke recht om niet te kiezen wordt ontnomen. Mijn oudste dochter gaf het laatst in eigen woorden indringend aan toen ik het over deze kwestie had. Zij zei: "papa, ik vind dat gewoon heel erg moeilijk, ik wil erover nadenken want ik weet het nog niet." Het recht om te twijfelen, het recht om nog niet te kiezen, is en blijft een essentieel recht. Daarmee voldoet ook het aangepaste wetsvoorstel niet aan het criterium van zelfbeschikking. 

Mensen zouden die schending kunnen accepteren omdat de wijziging zeer effectief is, maar helaas blijven ook over die effectiviteit nog steeds ernstige twijfels bestaan. Het klopt dat landen waar meer orgaandonoren zijn dan in ons land, een geenbezwaarsysteem kennen, maar uit onderzoeken die in ons land zijn gedaan, komt dat weer niet naar voren. Sterker nog, in het Masterplan orgaandonatie is het geenbezwaarsysteem uitvoerig onderzocht en het werd uitdrukkelijk afgeraden. Ik citeer uit het rapport van dit onderzoek. "Effectiviteit: het aantal transplantaties zal lager uitpakken, waarbij vooral het hoge aantal extra geregistreerde bezwaren een belangrijke rol speelt. Daarnaast zijn nog de toestemmingspercentages door nabestaanden bij het ontbreken van registratie (…) lager dan onder de meeste andere systemen." Dit systeem is het enige van de alternatieve systemen die in andere landen worden toegepast en daarom is het nuttig om hier de samenvattende conclusie te citeren uit de internationale vergelijkingen van Maarse c.s.: "… dat hard empirisch bewijs voor de hypothese dat een bezwaarsysteem veel effectiever is dan het instemmingsysteem ontbreekt. Weliswaar presteren landen met een bezwaarsysteem beter dan landen met een instemmingsysteem, maar daarmee is nog lang geen causaal verband aangetoond." 

De enorme inzet van de indienster om tot een donorregistratiesysteem te komen dat leidt tot meer beschikbare organen voor mensen die daar met smart op wachten, valt enorm te prijzen. Helaas leidt dat voor de meerderheid van de VVD-fractie, om de principiële en inhoudelijke redenen die ik zojuist uiteen heb gezet, niet tot een positief oordeel over het wetsvoorstel. Hoe het oordeel bij de daadwerkelijke stemming uit zal vallen, is aan de individuele leden van de fractie. Een medisch-ethisch onderwerp als orgaandonatie is bij de VVD, zoals het liberalen betaamt, een vrije kwestie. Dat is goed, want over dit onderwerp wordt binnen de partij verschillend gedacht. 

Tot slot. Zoals ik in mijn inleiding aangaf, is een groot pluspunt van deze wetsbehandeling geweest dat meer dan ooit is gesproken en nagedacht over het grote belang van orgaandonatie. Dat enorme belang wordt door alle leden van de VVD-fractie, ongeacht hun oordeel over het voorliggende wetsvoorstel, ten diepste gevoeld. We mogen niet laten gebeuren dat het oordeel over dit wetsvoorstel wordt gezien als een oordeel voor of tegen orgaandonatie. Dat doet geen recht aan het onderwerp en aan de oprechte individuele afweging van ieder lid in dit huis. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat er meer donororganen beschikbaar komen in ons land. De overheid kan dit veel meer stimuleren door tijdens logische contactmomenten informatie te verstrekken over orgaandonatie. Dat gaat om veel meer dan alleen een folderrekje. Er kan periodiek actief worden geïnformeerd over donorregistratie, bijvoorbeeld als mensen hun paspoort of rijbewijs aanvragen, net zolang tot zij hun keuze hebben gemaakt, een helder ja of nee. De overheid moet blijven stimuleren dat deze mensen een keuze maken. Ik heb hierover een motie ingediend. 

Actief informeren is een van de voorstellen die door de initiatiefneemster is overgenomen in de tweede nota van wijziging. De ChristenUnie waardeert de stap die de initiatiefneemster met deze nota van wijziging zet. Hiermee wordt een aantal praktische bezwaren weggenomen. Vooral de voorgestelde wijziging om een onderscheid te maken tussen mensen die zelf een actieve keuze gemaakt hebben voor donatie, die dus "ja" aankruisen, en mensen die geen keuze hebben gemaakt, bij wie dus "geen bezwaar" komt te staan, is van groot belang. 

Er zijn ook praktische dilemma's niet weggenomen. Er zijn in ons land 2,5 miljoen laaggeletterden, mensen die moeite hebben met het lezen van brieven. Het is niet uit te sluiten dat zij tegen hun wil geregistreerd worden als orgaandonor. Naast de feitelijk onbekwamen zijn er de wilsonbekwamen. De ChristenUnie vindt dat zij net als nu uitgesloten moeten worden van donorregistratie, omdat zij dit nooit goed kunnen overzien. 

Het principiële punt van mijn fractie is en blijft dat de overheid mensen moet stimuleren om zelf een keuze te maken voor orgaandonatie. De overheid mag die keuze niet voor hen maken als ze dat zelf nog niet hebben gedaan. We zullen erop blijven aandringen dat ze die keuze maken, maar mensen moeten zelf beslissen over hun lichaam na hun overlijden. Daar kan de overheid niet in treden. De overheid kan faciliteren en stimuleren, maar donorschap gaat over jouw lichaam bij overlijden en is een zaak van naastenliefde. En naastenliefde kun je als overheid niet afdwingen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Ik wil namens de Partij van de Arbeid deze derde termijn vooral gebruiken om mijn collega's, de initiatiefneemster en niet te vergeten de minister te bedanken voor de discussie en de uitwisseling van argumenten, die naar mijn mening zeer zorgvuldig heeft plaatsgevonden met deze moeilijke afwegingen. 

De Partij van de Arbeid is voorstander van de invoering van het ADR-systeem. Het recht op zelfbeschikking, dat ook voor mijn partij heel zwaar weegt, wordt hiermee niet geschaad, terwijl de kans op meer donoren naar onze verwachting zal toenemen. De initiatiefneemster heeft met de laatste nota van wijziging in de ogen van de Partij van de Arbeidfractie belangrijke tegemoetkomingen gedaan aan de bezwaren bij het oorspronkelijke voorstel, zowel op het punt van de vergewisplicht als op het punt van de geenbezwaarregistratie. Ik heb dan ook geen verdere vragen daarover. Ik eindig daarom met het uitspreken van de diepgevoelde wens dat deze wijzigingen ertoe zullen leiden dat er een meerderheid zal zijn voor een actief registratiesysteem. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik zeg allereerst dat ik groot respect heb voor de vasthoudendheid van mevrouw Dijkstra, die er alles aan heeft gedaan om steun voor dit wetsvoorstel te krijgen. Ik moet ook zeggen dat in de uitvoerige nota van wijziging enigszins wordt tegemoetgekomen aan een aantal bijkomende bezwaren die onze fractie had. Zoals op grond van onze eerdere inbreng echter al helder was, naar ik aanneem, speelt nog steeds het meer principiële fundamentele bezwaar dat de SGP-fractie van mening is dat het uit het lichaam halen van organen zodanig ingrijpend is dat daarvoor uitdrukkelijke toestemming nodig is. Ik heb daarbij verwezen naar het grondwettelijk verankerde recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Dat is voor ons de reden dat wij het wetsvoorstel uiteindelijk niet kunnen steunen. 

Toch geloof ik, hoe het ook met dit wetsvoorstel zal aflopen, dat het nooit tevergeefs is geweest dat wij dit debat hebben gevoerd. Het heeft alle partijen namelijk weer krachtig aangemoedigd om na te denken over de wijze waarop je meer mensen tot een nadrukkelijke keuze kunt brengen en wat we meer kunnen doen om de wachtlijsten te verminderen. Ik besef heel goed dat je, juist als je niet meegaat in en niet voelt voor een systeemwijziging, des te meer verantwoordelijkheid op je neemt om daarover creatief en actief te blijven nadenken. Ik voel die verantwoordelijkheid ook. Alle moties die daarover zijn ingediend, zullen wij steunen. Ik heb al eerder de aandacht van de minister gevraagd voor de mijns inziens onbenutte mogelijkheden in de spreekkamers van medici, om op een niet dwingende manier maar vanuit de persoonlijke relatie met de patiënt de vraag aan de orde te stellen of deze de keuze al heeft gemaakt. Eventueel kunnen dan ook vragen worden beantwoord. Ik zie daar daadwerkelijk onbenutte mogelijkheden. 

Tot slot schijnt het een beetje een dingetje te zijn of dit een vrije keuze wordt in de fractie of niet. Ik realiseerde me dat wij in onze fractie eigenlijk altijd vrije keuze hebben, maar dat er vaak wel een verrassende eensgezindheid in het stemgedrag aan de dag wordt gelegd. Het zou zomaar kunnen zijn dat dat hier niet anders is. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik schors de vergadering tot 12.30 uur. We beginnen dan met de regeling van werkzaamheden. Daarna gaan we verder met het antwoord van de initiatiefneemster in derde termijn. 

De vergadering wordt van 11.44 uur tot 12.31 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven