4 Vragenuur: Vragen Kerstens

Vragen van het lid Kerstens aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij afwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, over het bericht "Veel Polen worden nog steeds uitgebuit in Nederland". 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. 

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Vanochtend pakte de NOS uit met de kop: "Veel Polen worden nog steeds uitgebuit in Nederland". Daar had wat mij betreft als onderkop bij gemogen: "en daarom verliezen veel van hun Nederlandse collega's hun baan". Zij worden immers als te duur aan de kant gezet: de schilder, de timmerman, de scheepsbouwer en de vrachtwagenchauffeur, maar zij niet alleen. Voor dezelfde prijs heb je immers twee collega's uit Polen, drie Bulgaren of, zoals we kort geleden bij een transportbedrijf in Limburg zagen, vier Filipijnen. Jawel, Filipijnen, want die jongens zeggen helemaal ja tegen alles. Zij kunnen niet anders, al is het maar omdat een "nee" een enkele reis Manila oplevert, of Warschau of Sofia. Zo worden mensen die eigenlijk elkaars collega zijn, tot elkaars concurrent gemaakt, tegen elkaar uitgespeeld en tegen elkaar opgestookt. Volgens velen gebeurt dat door het boze Brussel, met zijn vrije verkeer voor werknemers, dat misstanden soms inderdaad legitimeert — daar moeten we echt een eind aan maken — maar het gebeurt vooral ook door foute werkgevers en louche uitzendbureaus, die grof geld verdienen over de rug van hardwerkende mensen en hun collega's die werkloos thuiszitten. Die werkgevers en die uitzendbureaus moeten worden aangepakt, zo hard mogelijk. Dat gebeurt ook. Bijvoorbeeld met de Wet aanpak schijnconstructies, het aantrekken van extra arbeidsmarktinspecteurs, een betere samenwerking met de vakbonden, stevigere straffen en strakkere, andere regelgeving uit Brussel zijn in deze kabinetsperiode meer stappen gezet dan ooit. 

Maar er is meer nodig. Zaken zoals deze tasten het draagvlak onder de Europese Unie aan en hebben dat draagvlak aangetast. Zoals ik al zei, zetten ze werknemers die eigenlijk collega's zijn, tegen elkaar op. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij het daarmee eens is. En vooral: wat gaat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die zij vandaag vervangt, hieraan doen om het tij te keren? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Net als de heer Kerstens ben ik natuurlijk van mening dat dit soort zaken absoluut geen pas geeft. Dit onderzoek heeft gespeeld tussen 2012 en 2015. Sinds 2015 is er natuurlijk alweer veel gebeurd. De minister heeft vorig jaar een verbeterpakket afgesproken, ook met de uitzendbranche. Daar zit een groot aantal maatregelen in. De Wet aanpak schijnconstructies is van kracht geworden; daar zit de ketenaansprakelijkheid in. Het keurmerk van de branche is natuurlijk ook echt een stevig punt van aandacht. Er zijn ook meer inspecteurs die inspecties op de werkplek uitvoeren. Er is dus veel gebeurd, maar er moet natuurlijk ook nog het een en ander gebeuren. We zien dat de werknemersorganisaties niet onmiddellijk het keurmerk ondersteunen. De minister is dus voornemens om de Kamer voor de zomer te informeren over hoe hij, nu dit aan de orde is, in deze situatie verder wil gaan. 

De heer Kerstens (PvdA):

Ik zou graag verder willen ingaan op de situatie in de uitzendbranche, want uit het nieuws van vanochtend blijkt dat er vooral daar heel veel mis is. Dat komt doordat flex natuurlijk allang niet meer alleen voor, zoals dat heet, "piek en ziek" is maar gewoon een nog goedkopere manier is om mensen voor je aan het werk te zetten. De staatssecretaris gaf al aan dat er in het verleden van uit is gegaan dat de uitzendbranche het zelf allemaal netjes zou gaan regelen. Er zijn een keurmerk en een certificeringssysteem ontwikkeld, maar in de loop van de tijd is duidelijk geworden dat dit niet helpt. De uitzendbranche is blijkbaar niet in staat om zelf zijn zaakjes op orde te krijgen, al is het maar omdat uitzendclubs hun eigen leden niet in de hand hebben, omdat het overgrote deel van de uitzendbureaus helemaal geen lid van die uitzendclubs is en omdat het een fluitje van een cent is om een uitzendbureau te beginnen. Daardoor zijn er inmiddels 36.000 uitzendbureaus. Ziet de staatssecretaris dat dit echt anders moet? Is het kabinet bereid om de uitzendbranche nu eindelijk aan te pakken en zelf de regie te nemen? Dat is hard nodig, willen we een einde maken aan uitbuiting van buitenlandse collega's, oneerlijke concurrentie ten aanzien van bedrijven die zich wel netjes aan de regels houden en verdringing van Nederlandse werknemers, die dan ineens zogenaamd te duur zijn. En dat willen we. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Uiteraard is het antwoord op deze vraag: ja. In een eerder stadium is inderdaad gekozen voor zelfregulering, met een privaat keurmerk in combinatie met publiek-private samenwerking en controles door de Inspectie SZW en de Belastingdienst. Dat werpt al vruchten af. Maar — ik zei het net ook al — het is belangrijk dat je dat doorzet. Dat wil de minister ook. Hij wil de Kamer volgaarne voor de zomer melden hoe hij dat denkt aan te pakken. 

De heer Kerstens (PvdA):

Heel kort nog even. Ik ben blij met de laatste opmerking van de staatssecretaris. Het liefst had ik hier natuurlijk met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesproken, want hij gaat erover. Met de minister hebben we ook heel vaak debatten gevoerd over het voorkomen van uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing. Ik zie hier zelfs partijen zitten die nooit bij die debatten zijn en die soms ook weleens tegen wetten stemmen die we hier aannemen om dat eerlijke werk voor elkaar te krijgen. Ik vraag via de staatssecretaris of de minister, als hij toch in de pen klimt, de Kamer zo snel mogelijk deelgenoot wil maken van alle andere maatregelen die hij nog van plan is te nemen om aan deze misstanden een eind te maken en om te voorkomen dat mensen die elkaar collega's zijn, elkaar gaan zien als concurrenten en elkaar de schuld geven van zaken die boven hun hoofd, over hun rug worden bedisseld door foute uitzendbureaus en werkgevers. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik denk dat ik zeker namens de minister kan melden dat, als hij de brief aan de Kamer doet toekomen, hij daarin ook het pakket zal schetsen dat hij voornemens is verder in te kleuren. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik kan de heer Kerstens alleen maar bijvallen als hij zegt dat de niet-georganiseerde uitzendbureaus moeten worden aangepakt. Hij gaf daarna ook heel terecht aan dat de werknemersorganisaties vraagtekens zetten bij het huidige keurmerk. Mijn vraag is de volgende. Op korte termijn krijgen we te horen welke maatregelen de minister gaat nemen. Gaat hij dan ook in overleg met de vakbonden over hoe dit op een goede manier kan gebeuren, dus dat wordt uitgegaan van "gelijk werk is gelijk loon" en dat werknemers niet tegen elkaar worden uitgespeeld? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik wil ook graag de vraag van mevrouw Voortman met "ja" beantwoorden. Nu de werknemersorganisaties het keurmerk niet meer volledig ondersteunen, is er een nieuwe situatie ontstaan. Ik weet dat de minister juist daarom met de vakbeweging aan tafel gaat zitten, zodat hij de Kamer voor het zomerreces kan vertellen wat er vanuit de vakbeweging naar voren wordt gebracht. 

De heer Ulenbelt (SP):

Als ik morgen naar de Kamer van Koophandel stap en zeg dat ik een uitzendbureau ben begonnen, dan word ik zonder verder veel controle geaccepteerd. Sinds dat dit kan, dus sinds ruim een jaar of tien, hebben we ieder jaar weer zo'n 3.000 tot 6.000 malafide uitzendbureaus. Het kabinet zegt iedere keer weer: we doen er wat aan. Maar het doet steeds niks! Ik vraag de staatssecretaris dus of ze van plan is om weer een systeem van vergunningen in te voeren, zodat je alleen met papieren een uitzendbureau kunt beginnen. Heb je die papieren niet, dan is het: boete, nooit meer beginnen. Heel simpel. Je moet het radicaal aanpakken en niet weer met brieven komen. Ik verwacht dat in de brief de uitzendvergunning wordt aangekondigd. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik snap de vraag van de heer Ulenbelt. Tot 1998 is er een vergunningenstelsel geweest. We moeten constateren dat ook dat niet op alle fronten even vrolijk uitwerkte op het vlak van de malafiditeit, om me zo maar uit te drukken. Ik maak me echter sterk dat de minister in de brief die ik net al noemde, ook zal aangeven of hij de meerwaarde ziet van een vergunningenstelsel en, zo ja, hoe dan. Ik zal dit naar de minister doorgeleiden. 

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. 

De vergadering wordt van 14.36 uur tot 14.48 uur geschorst. 

Naar boven