6 Vragenuur: Vragen Kooiman

Vragen van het lid Kooiman aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over wachtlijsten voor jeugdzorg. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Je zult maar de moeder zijn van een 11-jarige dochter die al drie maanden wacht op een opname voor een behandeling, die drie maanden met sondevoeding zit, een moeder die wanhopig is omdat zij ziet dat anorexia haar dochter vastgrijpt. Of je zult maar de vader zijn van een dochter die in de armen van een loverboy is gerend en die een halfjaar moet wachten op behandelingen. Of je zult als jongere zwaar depressief zijn, het leven niet meer zien zitten, met zelfmoordgedachten rondlopen en eveneens zes maanden moeten wachten op hulp. Dat is ondraaglijk, onwenselijk en onacceptabel. Is de staatssecretaris dit met mij eens? 

Hoe heeft het zo kunnen komen? Begin dit jaar is de nieuwe Jeugdwet in werking getreden. Deze wet schafte het recht op zorg af. Niet het gezin of de hulpverlener mocht zeggen welke hulp er nodig was, maar de gemeenteambtenaar. Zo kregen jeugdzorginstellingen dit jaar maar liefst 80% bezuinigingen te verwerken, boven op de bezuinigingen van voorgaande jaren. Weer werden er extra hulpverleners ontslagen, met als gevolg oplopende wachtlijsten en kinderen die niet geholpen worden. Nogmaals, de SP vindt dit onwenselijk, onmenselijk en onacceptabel. Deze staatssecretaris is en blijft verantwoordelijk om erop toe te zien dat kinderen op tijd hulp krijgen. Mijn enige vraag aan deze staatssecretaris is of hij ervoor gaat zorgen dat deze kinderen en deze gezinnen binnen een maand de hulp krijgen die zij nodig hebben en dat de wachtlijsten worden opgelost. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Net als mevrouw Kooiman heb ik kennisgenomen van de berichtgeving — ik geloof dat het vooral Nieuwsuur was — over wachtlijsten in de jeugd-ggz. Ik ben het met haar eens dat kinderen die hulp nodig hebben, die hulp ook gewoon moeten krijgen. Zij merkt terecht op dat sinds 1 januari de plicht bij gemeenten ligt om passende jeugdhulp te leveren voor kinderen en gezinnen die dat nodig hebben. Van gemeenten wordt verwacht dat zij afspraken maken met de aanbieders van zorg om de jeugdhulpplicht in te vullen, ook als er sprake is van een vraagontwikkeling die groter is dan verwacht en de daaruit voortvloeiende budgettaire consequenties. Het is vooral de gemeenteraad die daarop moet toezien. Die controleert het gemeentebestuur bij de uitvoering van de Jeugdwet. Natuurlijk houd ik ook de vinger aan de pols wat betreft de ontwikkeling daarvan. Daar zal ik mij ook over verstaan met de VNG. Vooralsnog zie ik echter dat gemeenten hun jeugdhulplicht zeer serieus nemen. Als een aanbieder van jeugdzorg constateert dat er wachtlijsten ontstaan en er niet kan worden doorverwezen naar een andere aanbieder die wellicht wel ruimte heeft — dat moet ook bekeken worden — dan is het in de eerste plaats aan de aanbieder om met de gemeente om de tafel te gaan zitten om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten worden weggewerkt of dat er andere afspraken worden gemaakt. Ik zal de gemeenten houden aan hun jeugdhulplicht. Naar aanleiding van deze signalen zal ik mij ook verstaan met de VNG om te bekijken of dit vaker voorkomt. In de eerste plaats moet de gemeente ervoor zorgen dat er goede zorg wordt ingekocht. Als blijkt dat dit fricties oplevert, is er overleg nodig tussen de gemeente en de betreffende zorgaanbieder. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Als ik dit antwoord van de staatssecretaris hoor, dan denk ik alleen maar: wat zegt dit de moeder die al drie maanden wacht op hulp voor haar dochter met anorexia? Wat zegt dit de jongere die nú met zelfmoordgedachten zit? Hij kan niet zes maanden op hulp wachten. Ik wil gewoon een duidelijk antwoord. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat binnen een maand deze problemen zijn opgelost? Deze staatssecretaris is de staatssecretaris die ervoor gekozen heeft om fors te bezuinigen op de jeugdzorg waardoor de wachtlijsten zijn toegenomen. Ik weet nog wel een potje: er liggen miljarden op de plank bij de zorgverzekeraars. Hoe kun je dit verkopen aan ouders die nu wachten op hulp, of aan kinderen die nu depressief zijn en een opname nodig hebben? Nogmaals, wat gaat de staatssecretaris nú doen om ervoor te zorgen dat deze kinderen geholpen worden? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik wijs mevrouw Kooiman erop dat de bezuinigingen op de jeugdhulp in 2015 heel beperkt zijn. Het gaat niet om het percentage dat zij net noemde. Dat neemt niet weg dat het soms betekent dat het op een andere manier georganiseerd wordt. We moeten niet alleen naar de jeugd-ggz kijken, maar naar het brede palet van opvoedingsondersteuning, jeugdhulp en jeugd-ggz. 

Gemeenten moeten ervoor zorgen dat er kwantitatief en kwalitatief voldoende aanbod beschikbaar is. Als een zorgaanbieder tot de conclusie komt dat het bij hem vastloopt, dan moet er bekeken worden of er andere aanbieders zijn die het kunnen doen. Anders moet er een discussie met de gemeenten plaatsvinden, want die zijn hiervoor verantwoordelijk. Zij moeten ervoor zorgen dat er voldoende zorg wordt ingekocht. Daar hoort de oplossing in eerste instantie te worden gevonden. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik raak hierin verstrikt. Discussies, actieplannen en gesprekken met de VNG helpen mensen niet. Mensen helpen mensen. Ik doe een beroep op deze staatssecretaris. Hij was, is en blijft verantwoordelijk voor goede zorg aan kinderen. Ik vraag hem om niet de zorgverzekeraars te spekken die miljoenen op de plank hebben liggen, maar om een paar miljoen in te zetten om die wachtlijsten weg te werken. Ik herhaal dat mensen mensen helpen. Ik vraag deze staatssecretaris van mens tot mens wat hij gaat doen om deze kinderen te helpen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Van mens tot mens hebben wij met elkaar heel netjes geregeld dat de gemeente de plicht heeft om voldoende kwalitatieve en kwantitatieve zorg in te kopen. Als er bij een zorgaanbieder een wachtlijst ontstaat die niet tijdig opgelost kan worden, hoort er een gesprek plaats te vinden tussen de zorgaanbieder en de betreffende gemeente, zodat de gemeente passende maatregelen kan nemen. Wij, ik, houden in de gaten of de gemeente de jeugdhulpplicht nakomt door met de VNG na te gaan of er überhaupt knelpunten kunnen ontstaan. Het mag niet vóórkomen dat de Kamer een algemene discussie gaat voeren als een aanbieder zegt dat er bij hem wachtlijsten ontstaan. Het best voor de mensen om wie het gaat, dus de moeder, de vader en de kinderen, is dat het probleem wordt opgelost. De betreffende gemeente moet dus in overleg met de zorgaanbieder voldoende zorg inkopen. Dat is de beste manier om dit te tackelen, niet door in zijn algemeenheid te praten over een wachtlijstenprobleem. Dat moet gewoon ter plekke worden opgelost. 

Mevrouw Kooiman (SP):

De staatssecretaris heeft de kans om dit ter plekke op te lossen door ervoor te kiezen, nu geld te investeren. Hier hebben ouders helemaal niets aan en kinderen ook niet. Ik vraag deze staatssecretaris om het binnen een maand op te lossen, maar constateer dat de politieke wil ontbreekt. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik heb geen vraag gehoord. 

De voorzitter:

Soms is er dan toch behoefte om een reactie te geven. 

Mevrouw Keijzer. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik hoorde de staatssecretaris in het begin zeggen dat jongeren snel de zorg moeten krijgen die zij nodig hebben. Dat is mooi. Hij gaat praten met gemeenten om te kijken hoe dat gerealiseerd kan worden. Voordat we in een discussie terechtkomen over wat we willen en hoe een en ander er idealiter uitziet, vraag ik hem echter eenvoudig en concreet of het gesprek met de VNG over normen gaat. Hiervoor hadden wij de Treeknormen: vier weken voordat je een intake had, vier weken voordat je een diagnose kon krijgen, acht weken voordat je intramuraal kon worden opgenomen, indien nodig. Gaat de staatssecretaris op zo'n concrete manier met gemeenten in gesprek? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Nee, niet op die manier. In de Jeugdwet hebben we opgenomen dat we niet kijken naar onderdelen van de zorgverlening, of het nu jeugdhulpverlening, jeugdzorg of jeugdgezondheidszorg is, maar naar het totaal van de hulpverlening. Dat monitoren we. We hebben afgesproken dat we nagaan hoe een en ander gaat, zodat we in de Kamer kunnen debatteren over de vraag of het goed gaat. We moeten niet per onderdeel nagaan hoe het ervoor staat. Dat is juist de beweging die we met de Jeugdwet aan het maken zijn. Ja, wij volgen of het goed zit met de jeugdhulpverlening, maar met het volgen van de afzonderlijke onderdelen moeten we oppassen, omdat we gemeenten die andere oplossingen kiezen weleens onnodig kunnen beperken. 

Mevrouw Agema (PVV):

Het CDA stemde voor die Jeugdwet. Die is hier het probleem. De staatssecretaris hield ons voor dat het er allemaal beter op werd. Hij legde alleen niet de nadruk op die bezuinigingen van 15%. Daardoor zijn er nu wachtlijsten. De staatssecretaris kan hier wel alles weer van zich laten afglijden, maar wat doet hij als een meisje of een jongen aan anorexia overlijdt, omdat hij of zij op een wachtlijst is geplaatst vanwege zijn bezuinigingen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan ga ik in de eerste plaats goed na of deze wachtlijst zich bij een of meerdere zorgaanbieders voordoet of bij alle zorgaanbieders. Het gaat er immers om dat het meisje of de jongen en hun gezin zo spoedig mogelijk geholpen kunnen worden. Als er onvoldoende zorg lijkt te zijn ingekocht, moet de inkoper van de jeugdzorg die de jeugdhulpplicht heeft, dus de gemeente, in discussie treden met de zorgaanbieder. De gemeente moet beoordelen of er een wachtlijst bij deze of gene instelling is dan wel of er kan worden doorverwezen naar een andere zorgaanbieder die wel ruimte heeft. Voorop moet staan dat het meisje of die jongen zo snel mogelijk kan worden geholpen. 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben het altijd ontzettend oneens met onze minister van Zorg, maar als ik tegen haar zou zeggen: we laten een kind met een gebroken been toch niet lopen, omdat er wachtlijsten zijn, weet ik zeker dat zij direct zou zeggen: nee, ik grijp in. Waarom doet de staatssecretaris dat niet? 

Staatssecretaris Van Rijn:

In de Zorgverzekeringswet is er een zorgplicht voor de inkopers van zorg, namelijk de zorgverzekeraars. Zij moeten zorg inkopen en dus voldoende behandeling voor gebroken benen hebben ingekocht. Zo geldt ook hier de jeugdhulpplicht voor gemeenten. Gemeenten kunnen eraan gehouden worden om voldoende zorg in te kopen in overleg met de zorgaanbieders. Hier geldt precies hetzelfde systeem. Verzekeraars hebben zorgplicht en gemeenten hebben jeugdhulpplicht en moeten dus voldoende zorg inkopen. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. 

Naar boven