4 Vragenuur: Vragen Kuzu

Vragen van het lid Kuzu aan de minister voor Wonen en Rijksdienst, bij afwezigheid van de minister van Veiligheid en Justitie, over het bericht dat Nederlandse moslims in toenemende mate te kampen hebben met geweldsincidenten.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. De mate van onverdraagzaamheid begint in ons land zorgwekkende vormen aan te nemen. In deze Kamer hebben we het regelmatig over het toenemende antisemitisme. Het is een goede zaak dat er maatregelen worden genomen om dat te bestrijden. Wij vinden echter dat er te weinig aandacht is voor toenemende moslimhaat en islamofobie. De incidentenlijst van het Meldpunt Islamofobie & Discriminatie laat zien dat moslimhaat in Nederland jammer genoeg groeiende is. Het aantal aanvallen op moskeeën is in 2014 verdubbeld ten opzichte van een jaar eerder. Het aantal geweldsincidenten tegen moslims is zelfs meer dan verdrievoudigd. Waar hebben wij het dan over? Dan hebben wij het bijvoorbeeld over een vrijwilligster van een moskee in Eindhoven die, terwijl zij haar baby bij zich heeft, door twee mannen wordt aangevallen. De mannen trokken haar hoofddoek weg, maakten haar voor van alles en nog wat uit, gaven haar klappen en scheurden weg in een rode Nissan Almera.

Deelt de minister onze zorgen over de toename van islamofobische incidenten? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de registratie van islamofobische delicten. Wij hebben een lijst gekregen van het Meldpunt Islamofobie & Discriminatie, maar het zou toch een overheidstaak moeten zijn om de registratie op orde te hebben. Wij hadden toch met de minister afgesproken dat deze delicten apart zouden worden geregistreerd? Of moeten wij het nog steeds met lijstjes doen van prachtige, mooie particuliere initiatieven? Wij vermoeden dat dit slechts het topje van de ijsberg is. Op welke wijze is de minister voornemens om de meldingsbereidheid van islamofobische incidenten te verhogen? Is de aanpak met betrekking tot islamofobie op dit moment naar het inzicht van de minister voldoende effectief en efficiënt?

Minister Blok:

Voorzitter. De heer Kuzu vraagt aandacht voor de toename van het aantal discrimatie-incidenten tegenover moslims. Ik ben het zeer met hem eens dat discriminatie in welke vorm en op welke grond dan ook absoluut niet getolereerd kan worden. Naast de onrustbarende geluiden die wij gisteren hoorden naar aanleiding van een onderzoek naar antisemitisme zijn er inderdaad ook onrustbarende geluiden over discriminatie gericht tegen moslims.

De heer Kuzu stelde dat die discriminatie mogelijk te weinig aandacht van het kabinet zou krijgen. Daarom is het goed dat ik nu aangeef welke stappen er zijn gezet en nog gezet worden. Eerder dit jaar is er een onderzoek naar de Kamer gestuurd naar discriminatie van moslims. Dit najaar zullen op dit punt vervolgonderzoeken komen. Er vindt inmiddels registratie plaats van discriminatie van moslims. Dat is voor het eerst bijgehouden over het jaar 2013. Toen zijn er 150 incidenten geregistreerd waarvan helaas 27 ook met bedreiging of mishandeling. De cijfers over 2014 komen deze zomer. De heer Kuzu heeft gelijk dat er mogelijk ook sprake is van een onderregistratie vanwege terughoudendheid bij het melden van incidenten. De collega's van Veiligheid en Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben eerder dit jaar overleg gevoerd met moslimorganisaties juist over de toenemende discriminatie-incidenten. Er is afgesproken dat zij met deze organisaties gaan kijken hoe die registratie verder verbeterd kan worden. Na de zomer komt er een herijking, een aanscherping van het actieplan tegen discriminatie. Daarin zullen de collega's aangeven op welke manier de registratie zo nodig nog verbeterd kan worden.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Wij zijn het met de minister eens dat alle vormen van discriminatie sterk bestreden dienen te worden, of die nu te maken hebben met afkomst, religie, ras of wat dan ook. Wat ons betreft, moeten wij antisemitisme en islamofobie hand in hand aanpakken en bestrijden. Het is goed dat het kabinet erop inzet om de registratie van islamofobische incidenten beter voor elkaar te krijgen. Recentelijk heeft het kabinet in het licht van het toegenomen antisemitisme ingezet op de beveiliging van synagogen. Wij vinden dat een goede zaak. Ziet de minister dan ook geen reden om extra in te zetten op de beveiliging van moskeeën? Ziet de minister daar aanleiding toe? Zo-even heeft de Kamer een brief plus een rapport ontvangen met betrekking tot de oorzaken van antisemitisme. Is de minister bereid om bij de onderzoeken die al gedaan worden een deel daarvan te wijden aan de toename van islamofobische delicten en aan de oorzaken daarvan? Is hij bereid om daar ook onderzoek naar te doen?

Minister Blok:

De heer Kuzu vraagt allereerst of het de aandacht heeft van de regering wanneer er sprake is van bedreiging van moskeeën. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid houdt ook mogelijke aanslagen op en bedreigingen van moskeeën scherp in de gaten. Waar nodig wordt daar extra actie op ondernomen. Het doel van de onderzoeken naar de toename van discriminatie en mogelijke incidenten richting de moslimgemeenschap is juist om de ontwikkelingen en de oorzaken die erachter kunnen liggen in kaart te brengen. Als de vervolgonderzoeken dit najaar beschikbaar zijn, lijkt het mij goed dat het debat over die oorzaken en de mogelijke maatregelen — dat is essentieel — op dat moment verder wordt voortgezet.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Er kan wat mij betreft wat meer boter bij de vis, want al sinds 2006 zijn verschillende particuliere initiatieven bezig met het registreren van dit soort incidenten. Wij hebben onlangs nog een rapport gekregen over de grondoorzaken van het toenemend antisemitisme in Nederland. Mijn vraag is heel simpel: is het niet mogelijk om een stukje van de onderzoeken die in het najaar gepresenteerd gaan worden, te wijden aan de oorzaken van toenemende islamofobie? Wij nemen in Nederland talloze maatregelen om haatpredikers uit onze samenleving te weren. Wij vinden dat een goede zaak. Tegelijkertijd zien wij de tendens dat de grootste haatprediker in ons midden ervoor zorgt dat groepen mensen tegenover elkaar komen te staan. Waarom proberen wij buitenlandse haatpredikers te weren uit Nederland en laten wij de grootste haatprediker, met de kornuiten die daar aan de rechterkant van de Kamer zitten, gewoon gaan? Waarom is de minister niet bereid een onderzoek te doen naar de grondslagen …

De voorzitter:

Mijnheer Kuzu, dit is geen debat met de Kamer. Daar moet ik u op wijzen. Dit is een debat met de minister.

Mevrouw Agema (PVV):

U moet het terugnemen!

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik neem helemaal niks terug.

Waarom kunnen wij de grondoorzaken van islamofobie niet onderzoeken?

Minister Blok:

De heer Kuzu vraagt om aanvullend onderzoek naar de oorzaken van discriminatie van en mogelijk geweld tegen moslims. Ik heb aangegeven dat het kabinet dit probleem serieus neemt evenals iedere vorm van haat en discriminatie, of dat nou op grond van geloof is of om een andere reden. Als het specifiek gaat om de moslimgemeenschap, heeft het kabinet al onderzoek laten doen. Het zal dit najaar met aanvullend onderzoek komen. Als het kabinet het niet serieus zou nemen, had dat onderzoek niet plaatsgevonden. Dus dat deel ik niet met de heer Kuzu. Natuurlijk heeft dat onderzoek als doel om die oorzaken te achterhalen. De heer Kuzu neemt daar al een voorschot op, maar je laat geen onderzoek doen om van tevoren al conclusies te trekken. Ik wil dat onderzoek eerst zien en dan met de Kamer in debat gaan over welke maatregelen op grond daarvan genomen moeten worden.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Karabulut het woord geef, merk ik voor de Handelingen op dat het vragenuur bedoeld is om vragen te stellen aan de minister en niet om Kamerleden de maat te nemen. Daar moeten wij in andere debatten met elkaar over in discussie gaan. Mevrouw Agema wil namens de fractie van de PVV graag een opmerking maken voor de Handelingen. Ga uw gang.

Mevrouw Agema (PVV):

Als u het niet doet, voorzitter, dan maak ik hier een persoonlijk feit van.

De voorzitter:

Dat kan ook alleen maar gedaan worden door de fractie die is aangesproken. Dat is nu dan ook genoteerd in de Handelingen. Ik geef het woord aan mevrouw Karabulut voor een vraag aan de minister.

Mevrouw Karabulut (SP):

Een derde van de moskeeën zegt te maken te hebben met agressie, soms met bedreiging, met intimidatie, discriminatie en racisme. Dat is uiteraard onacceptabel. Natuurlijk moet het kabinet dat serieus nemen. Moslimhaat, jodenhaat, homohaat; de verhoudingen verharden en haat wordt verspreid. De beste remedie daartegen is dat wij samen een vuist maken voor dat samenleven, maar er is meer nodig. Daar gaat mijn vraag over. Mensen moeten wel het gevoel hebben dat het kabinet en de autoriteiten ook acteren. Er waren in 2013 ruim 3.600 meldingen van racisme en discriminatie maar slechts 83 zaken bij het OM. Hoe kan dit? Deelt de minister mijn mening dat dit niet erg vertrouwenwekkend is?

Minister Blok:

In feite vraagt mevrouw Karabulut of het kabinet dit probleem serieus neemt. Het antwoord daarop is volmondig "ja". De collega's van Sociale Zaken en van Veiligheid en Justitie hebben niet voor niets dit voorjaar overlegd met vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap. De onderzoeken waarnaar ik verwees, worden gedaan. Het heeft vanuit de veiligheidsoptiek de volledige aandacht van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Ik heb in antwoord op de vraag van de heer Kuzu het aantal incidenten genoemd dat gemeld is bij de politie. Ik heb daarbij aangegeven dat er mogelijk sprake is van onderrapportage. Er is een onmiddellijke relatie met het aantal zaken dat bij het Openbaar Ministerie terechtkomt, want wanneer niet iedereen die geconfronteerd wordt met discriminatie, al helemaal als daarbij sprake is van dreiging met geweld of zelfs geweld, daarvan aangifte doet, dan kunnen de daders ook niet vervolgd worden. Daarom zijn we op zoek naar een mogelijkheid om veel meer te registeren. Het doel daarvan is ook om de vervolging veel beter te laten plaatsvinden.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor zijn inzet tegen het aanzetten tot haat en geweld en tegen uitingen daarvan. Of het nu om atheïsten, christenen, joden of moslims gaat, iedereen, zonder onderscheid, moet zich veilig weten in dit land. Ik dank de minister daarvoor. In de vraagstelling van mijn collega merk je onmiddellijk wel dat er discussie is over de vraag wat bijvoorbeeld zoiets als "islamofobie" is. Is de minister het met mij eens dat er een verschil is tussen het bekritiseren van mensen vanwege iets wat ze zijn en wat ze niet kunnen veranderen, namelijk hun etniciteit zoals het geval is bij antisemitisme, of het bekritiseren van mensen vanwege een overtuiging, bijvoorbeeld het christelijk geloof of een islamitische overtuiging? Is de minister het met mij eens dat een vrije gedachtewisseling cruciaal is en dat er altijd ruimte moet zijn voor open debatten over opvattingen en overtuigingen?

Minister Blok:

Ik ben het er onmiddellijk mee eens dat er een verschil tussen beide is, maar geen van beide mag ooit een grond vormen voor discriminatie. Dat is natuurlijk ongeacht de betreffende godsdienst of het juist niet hebben van een godsdienst. In een vrije open samenleving mag verwacht worden dat mensen vrij kunnen deelnemen aan het debat en dat zij niet angstig hoeven te zijn om zich te uiten. Zij mogen echter ook niet angstig zijn om uiting te geven aan hun godsdienst. De inzet is dus echt om hard op te treden als discriminatie zich voordoet, ongeacht het type discriminatie waar het om gaat, zodat mensen zich in Nederland echt vrij en veilig kunnen voelen.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. De volgende vraag wordt ook aan hem gesteld.

Naar boven