18 Verantwoordingsdebat 2014

Aan de orde is het verantwoordingsdebat over het jaar 2014. 

De voorzitter:

Ik heet de minister-president van harte welkom. Ik wilde de heer Merkies van de SP-fractie als eerste het woord geven, maar ik zie de heer Omtzigt naar de interruptiemicrofoon lopen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie had voor het debat om uitleg gevraagd over het bedrag van 133 miljoen extra dat is overgemaakt aan de EU. Nu staat al drie kwartier een persbericht online dat er een fout in de begroting stond en dat het de suppletoire begrotingen zijn. Daar zijn wij eerder over geïnformeerd. Dat ging over een bedrag van 55 miljoen. Dan blijft er een gat van 78 miljoen over. Nog ergerlijker is dat er wel een persbericht bestaat, maar dat er geen brief aan de Kamer gestuurd is. Als er fouten zijn, vind ik het lastig om te debatteren. Hoe kunnen wij debatteren over verantwoording, als de verantwoordingsstukken op zichzelf nog steeds incorrect en incompleet zijn? 

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. Ik begrijp dat de brief elk moment kan worden rondgedeeld aan de Kamerleden. Ik wil eigenlijk het voorstel doen om aan het debat te beginnen. Ik ga ervan uit dat wij in de loop van het debat de brief binnenkrijgen. Tenminste, dat is wat ik op dit moment kan beslissen. 

De heer Merkies (SP):

Ik vind dit wel gek, want ik ga nu beginnen, maar ik heb die informatie dus nog niet. Wanneer komt die brief dan? 

De voorzitter:

Andere woordvoerders? 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik wil het punt van de heer Omtzigt ondersteunen dat de Kamer zo snel mogelijk de beantwoording van de vragen moet krijgen. Wat de PvdA betreft, kan het debat wel gewoon van start gaan. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Misschien kan er even geïnformeerd worden hoe lang het nog duurt voordat die brief er is. Als het nog heel lang duurt, zou ik zeggen: laten we dan maar vast beginnen, dan kunnen we die informatie in tweede termijn meenemen. Anders zou ik zeggen: laten we nog heel kort wachten. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wou net al zeggen: als de andere leden niet willen, dan vind ik het best als de brief er is voor het tijdstip waarop ik daar sta, maar de heer Merkies moet beginnen. Als hij deze brief graag wil gebruiken, dan moeten we óf even wachten, óf hem aan het eind van de eerste termijn de gelegenheid geven om aanvullende vragen te stellen. Maar ik vind het wel slordig dat dit nu al online staat. Dat kan echt beter van het ministerie van Financiën. 

De heer Merkies (SP):

Kan er niet eerst duidelijkheid komen over het tijdstip waarop die brief komt? Waar praten we anders over? 

De voorzitter:

Daar wordt op dit moment aan gewerkt. Ik zie dat ook anderen graag het debat willen beginnen, dus ik stel toch voor om het debat te starten. Dan hoop ik dat die brief in de loop van de middag komt. Anders kunnen jullie opnieuw een punt van orde maken. 

De heer Merkies (SP):

Het enige wat ik zeg, is: ik hoop dat daar dan wel rekening mee wordt gehouden, zodat ik daar in tweede termijn nog op kan reageren. 

De voorzitter:

Goed. Dan hebt u nu het woord, mijnheer Merkies. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Het is weer de tijd van het jaar dat we traditioneel terugblikken op vorig jaar en kijken of slecht beleid goed is uitgevoerd. Daarvoor is het goed om even terug te gaan naar de visie achter het in 2014 gevoerde beleid. Het kabinet stelde drie prioriteiten: de 3%-norm halen, de 3%-norm halen en de 3%-norm halen. In dat opzicht is het kabinet geslaagd. De belangrijkste boodschap van de minister van Financiën was afgelopen woensdag dan ook: nu we de cijfers hebben, kunnen we zonder voorbehoud zeggen dat 2014 een goed jaar was voor de overheidsfinanciën. 

Het roept wel de vraag op of dit land wordt bestuurd om Brussel te plezieren of om onze samenleving mooier en beter te maken. Het lijkt mij dat het de mensen te doen is om het laatste, om hoe wij zorgvuldig omgaan met onze centen, zonder dat we alle verzorgingshuizen sluiten, om hoe we mensen die nu geen werk hebben, aan een baan kunnen helpen. We lezen in de verantwoordingsstukken dat er in 2014 818.000 mensen in de WW of in de bijstand zaten. Een enorm aantal, zeker als je bedenkt dat er voor een groot deel van deze mensen geen enkel zicht is op verbetering. 

Ik wilde hier iets zeggen over Brussel, maar ik zit dus met de brief die er nog niet is. Dat sla ik dan maar over, tenzij de minister-president al iets voor zich heeft liggen waar hij wat over kan zeggen. Ik zie hem niet instemmend knikken, dus dat bewaar ik tot later. 

Samen met de verantwoordingsstukken kwamen de reportages van de Algemene Rekenkamer met als thema "tijd voor uitvoering". Daar bedoelde zij mee dat zaken niet overhaast moeten worden doorgedrukt, zodat er tijd is om zaken goed uit te voeren. Het gebeurt helaas te veel dat de regering overhaast zaken doordrukt over de ruggen van mensen heen. Dan denk ik natuurlijk in de eerste plaats aan de pgb's en aan de 20.000 zorgverleners. De SP neemt het de staatssecretaris van Volksgezondheid erg kwalijk dat hij hen in diepe problemen heeft gestort en veel slapeloze nachten heeft bezorgd. Maandenlang hebben mensen die met hart en ziel in de zorg werken geen cent gekregen. Er zijn schulden opgebouwd. Er is geleend bij familie en vrienden. Maandenlang is er gewerkt zonder dat er salaris tegenover stond. Dat tekent de loyaliteit van medewerkers in de zorg met de mensen voor wie zij zorgen. Dienstbaarheid, doorzetten en doorgaan, zelfs als de geldkraan dicht zit. Daar heeft mijn partij groot respect voor. Het is dan ook schandalig hoe deze mensen door dit kabinet zijn behandeld. Alhoewel de staatssecretaris vele malen is gewaarschuwd, denderde hij gewoon door. Spoed, haast en prestige waren voor hem belangrijker dan zorgvuldigheid voor de mensen om wie het gaat. Bij verantwoording afleggen horen wat mij betreft ook excuses aan al die mensen die door dit kabinetsbeleid gedupeerd zijn. Wat de staatssecretaris eigenlijk heeft gedaan is keihard het gaspedaal indrukken terwijl het licht op rood stond. 

Dat gebeurt vaker bij dit kabinet. We zien het ook bij de decentralisaties en de vermarkting van de zorg. Het afgelopen jaar hebben wij gezien dat Nederland klaar is met de manier waarop de zorgverzekeraars de zorg in hun greep houden. Huisartsen tekenden massaal een manifest om in opstand te komen. Zij willen af van het productdenken omdat zij niet als marktkoopman willen concurreren met hun collega's. Twee derde van alle huisartsen heeft die petitie getekend. Dat laat zien hoe ver het kabinet afstaat van de samenleving. Het marktdenken, het geloof dat patiënten producten zijn, wordt door Nederlanders massaal afgewezen. Wij willen niet dat een zorgverzekeraar bepaalt naar welke arts wij mogen. Wij willen niet dat specialisten worden betaald per verrichting. Juist als wij de kosten van de zorg willen beteugelen, moeten artsen niet aangemoedigd worden tot overproductie. Dat snapt iedereen behalve blijkbaar dit kabinet. 

Waar zeggenschap bij mensen wordt weggehaald, nemen rekenmachines en managers het over. Op papier en op de rekenmachine van het kabinet zien de plannen er misschien mooi uit, de werkelijkheid laat maar al te vaak een ander beeld zien. De vraag die ik mij keer op keer stel, is in hoeverre het kabinet naar de samenleving en naar de mensen op de werkvloer luistert. Ik denk daarbij natuurlijk ook aan de AIVD. De bevindingen in het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn ronduit vernietigend. Het is een voorbeeld van waartoe absurde bezuinigingsmanie kan leiden. Verschillende experts hebben gewaarschuwd dat de aanvankelijke plannen om een derde van het budget van de AIVD te schrappen tot problemen zouden leiden. In de Kamer hebben wij hier ook voor gewaarschuwd. Mijn collega Ronald van Raak zei daarover: "alle deskundigheid die wij nu verliezen, moet later weer worden opgebouwd." Hij stelde voor om een hoorzitting te houden met de hoofden van de AIVD en de MIVD, maar die werd door de minister geblokkeerd. 

Nu, twee jaar later, horen wij het hoofd van de AIVD het verhaal van de Algemene Rekenkamer bevestigen. Dat gebeurde afgelopen zondag bij Buitenhof. Er bleek geen sprake van een visie anders dan dat er moest worden bezuinigd. Als gevolg van de aanslagen vorig jaar is er weer geld bijgekomen, maar de schade was toen al aangericht. In 2013 en 2014 is de uitstroom van medewerkers verdubbeld. Waardevolle kennis en ervaring zijn verloren gegaan, schrijft de Algemene Rekenkamer. Tegelijkertijd is er budget voor de opleidingsacademie wegbezuinigd. Dat gebeurt juist op het moment dat nieuwe mensen moeten worden aangetrokken en opgeleid om het gat op te vullen. Dit is een voorbeeld van hoe blinde bezuinigingsmanie geen geld oplevert, maar uiteindelijk geld kost. Belangrijker is echter nog dat het ten koste gaat van onze veiligheid. Welke lessen trekt de regering hieruit? De Algemene Rekenkamer wijst er bovendien op dat de regering veel te stellig is in haar uitspraken over veiligheid en preventie. Er is geen zicht op de effectiviteit van de maatregelen die worden genomen om criminaliteit te voorkomen. Hoe gaat het kabinet hier verbetering in aanbrengen? 

Een andere dienst waar de uitvoering zeer te wensen overliet — ik zou bijna zeggen dat het traditioneel is — is de Belastingdienst. Het aantal onvolkomenheden is toegenomen en de dienst zit met verouderde systemen. Ik denk dan: voerden we die discussie hier niet tien jaar geleden ook? Het kabinet was er toen van overtuigd dat de Belastingdienst veel beter en efficiënter kon uitbetalen dan anderen dat konden en er ontstond een toeslagencircus dat overhaast was ingevoerd. Al heel snel bleek dat er bijzonder weinig aandacht was voor automatisering. Ook toen werd er vastgesteld dat er verouderde systemen waren, dat er een kennistekort was bij de Belastingdienst en dat de voortdurende reorganisaties bij de Belastingdienst de zaak alleen maar verergerden. 

Voor mijn politieke leven heb ik in de automatisering gezeten en mij beziggehouden met het efficiënter maken van bedrijfsprocessen. Ik kan u vertellen: het begon nooit met een reorganisatie waarbij er 5.000 man uit werden gegooid. Het begon met het in kaart brengen van processen, het opzetten van een plan en informatiearchitectuur en met een uitgebreide planning van werkzaamheden. Een efficiencyslag waardoor je uiteindelijk met minder mensen werkt, kan hooguit het resultaat zijn van een proces waarbij je eerst juist investeert in een betere infrastructuur en een organisatie die haar werk beter kan doen. Hoe kan dit kabinet er 5.000 man uitgooien bij de Belastingdienst — dat is bijna een op de zes — terwijl er nog zo veel fout gaat, de dienst nog met verouderde systemen zit en er nota bene een herziening van het belastingstelsel aankomt? Is dat niet vragen om problemen? De staatssecretaris neemt gehaktdag wel erg letterlijk door gehakt te maken van zijn eigen Belastingdienst. Waarom brengt hij niet eerst de ICT op orde? Waarom versterkt hij niet eerst het toezicht en herziet hij niet eerst het belastingstelsel? Als dat tot een efficiencyslag leidt, kan hij vervolgens bekijken of het personeelsbestand kan worden aangepast. Wat nu gebeurt, klinkt als het paard achter de wagen spannen. 

Het thema "Tijd voor uitvoering" zou je overigens ook anders kunnen interpreteren. Het is tijd dat men eens aan de slag gaat met een eenvoudiger en rechtvaardiger belastingstelsel, maar ook dat men werk gaat maken van de enorme schuldenproblematiek in dit land. Een jaar geleden heb ik hier in de plenaire zaal ook vrij uitgebreid aandacht aan dat onderwerp besteed. Gisteren bleek uit het jaarverslag van de branchevereniging voor professionele schuldhulpverlening, de NVVK, dat de gemiddelde schuld van mensen in de schuldhulpverlening wederom is toegenomen. Zij meldden ook dat het aantal mensen met onoplosbare schulden de afgelopen drie jaar is verdubbeld. Onlangs bleek ook uit een onderzoek van de Hogeschool Utrecht dat veel mensen tevergeefs aankloppen bij de schuldhulpverlening. Dat is ook het beeld van de hulpverleners zelf in de jeugdzorg, de verslavingszorg, de ggz en de reclassering. Hun cliënten krijgen nauwelijks toegang tot schuldhulpverlening. Naar schatting kloppen jaarlijks 150.000 mensen tevergeefs aan bij de gemeente voor professionele schuldhulp. Zou het niet eens goed zijn als bij het presenteren van de Miljoenennota wat concretere doelen worden gesteld voor de aanpak van private schulden, zo van: hier kun je ons op afrekenen? Dat zou het Verantwoordingsdebat ook weer wat interessanter maken. Nu lijkt het er namelijk op dat er maar wordt afgerekend op één getal. Ik heb nog nooit zo veel spreektijd gekregen om één getal te bespreken. 

Het ultieme voorbeeld ervan dat het kabinet bezuinigen belangrijker vindt dan schuldenproblematiek is het schuldenstelsel, ook wel eufemistisch "sociaal leenstelsel" genoemd. De overheid moedigt mensen al tijdens hun studie aan om schulden te maken. Welke boodschap zend je daarmee uit? Deze politiek spreekt studenten niet aan op het maatschappelijk belang van goed hoger onderwijs, maar op het individuele belang: schulden aangaan om later veel geld te kunnen verdienen. Rendement is in de ogen van dit kabinet dus geen betere samenleving met meer kennis en ervaring, maar financieel gewin voor de student in kwestie. Is dat inmiddels niet een achterhaalde visie? 

Iedereen, zowel binnen als buiten de Kamer, vindt onderwijs erg belangrijk. Wie schetst echter mijn verbazing? Niemand weet waar de 600 miljoen extra uit het herfstakkoord van vorig jaar naartoe is gegaan. Hetzelfde geldt voor de 1,2 miljard die aan de professionalisering van de leerkrachten is uitgegeven. Vindt de premier dat niet erg frustrerend? Oorzaak is de lumpsumfinanciering en de systematiek van het ministerie van OCW. Scholen krijgen al het geld als één budget overgemaakt; er worden geen eisen aan gesteld. Gevolg is dat het een grote black box is, tot frustratie van leraren. Zij zeggen dat zij werkelijk niet merken waar dat extra geld gebleven is. Waarom stelt de premier niet voor aan het onderwijs om de lumpsumfinanciering op te knippen? Dan kunnen we ook inzicht krijgen in wat scholen precies doen met het broodnodige geld. 

Ten slotte kom ik te spreken over de groeiende ongelijkheid. Dat zult u van mij verwachten, voorzitter. De OESO heeft becijferd dat het verschil tussen arm en rijk in de OESO-landen het hoogste punt in 30 jaar heeft bereikt. Vindt de premier dat een zorgelijke ontwikkeling? Hoe verklaart hij deze ontwikkeling? Hoe kan die volgens hem worden bestreden? De aanpak ervan is niet alleen uit sociaal oogpunt wenselijk, maar ook uit economisch oogpunt. De OESO heeft ook berekend dat de inkomensongelijkheid in Nederland ons de afgelopen twintig jaar 5% aan groei heeft gekost. Hoe verklaart de premier dat onder zijn bewind gedurende de laatste twee kabinetten 150.000 mensen meer in armoede zijn gekomen? 

Ik vroeg de minister van Financiën of hij een relatie ziet tussen de groeiende vermogensongelijkheid en de groeiende armoede en schulden. Ik kreeg daar afgelopen week antwoord op. De minister gaf in zijn antwoord aan dat hij dat verband wel ziet. Het is winst dat hij het verband ziet. Alleen vindt het kabinet het vervolgens volledig normaal om niets te doen. Het kijkt naar anderen; het schept geen banen maar hoopt dat een internationale opleving van de economie banen oplevert. Het hoopt dat de gemeentes mensen helpen bij hun schulden, maar zadelt die gemeentes ook op met steeds meer taken voor steeds minder geld. Eigenlijk hoopt het kabinet dat de schulden verdwijnen doordat de huizenprijzen gaan stijgen. Als dat al het geval zou zijn, vraag ik mij af hoe het vervolgens zit met de huurders. Die worden juist opgezadeld met enorme huurstijgingen. 

Ik denk dan ook: tijd voor uitvoering, maar dan in de zin van tijd voor actie. Niet afwachten maar zelf plannen maken om deze problemen op te lossen. Niet met een verborgen bezuinigingsoperatie, zoals wel vaker het geval is bij dit kabinet, en niet aan een tekentafel, zoals we maar al te vaak hebben gezien, maar door met mensen te praten die het eigenlijke werk doen. Dat is de manier waarop je perspectief biedt aan dit land. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. De discussies die we in dit huis voeren, gaan vaak over geld. Welke problemen vinden wij als samenleving belangrijk genoeg om ons schaarse en eindige belastinggeld aan uit te geven? Vandaag kijken we niet alleen terug op waar we het geld aan hebben uitgegeven, maar ook op of dat tot het gewenste resultaat heeft geleid. Dat wordt immers pas interessant als we de vraag kunnen beantwoorden: wat heeft het opgeleverd? Staat Nederland er dankzij onze keuzes beter voor? Liggen we op koers? 

Wat ons betreft, is het antwoord daarop: ja, Nederland staat er beter voor, hoewel dit nog niet voor iedereen voelbaar is in de portemonnee na jaren van crisis, slecht nieuws en verslechterende vooruitzichten. De klus is dus zeker nog niet geklaard. Nederland is de afgelopen vijf jaar op de schop gegaan. Hervormingen waar tientallen jaren lang veel over werd gesoebat maar weinig aan werd gedaan, kregen hun beslag: de hervorming en decentralisatie van de Wmo, de Participatiewet, de jeugdzorg, de hervorming van de langdurige zorg, het studievoorschot en het financieel toetsingskader voor pensioenen. De betaalbaarheid van ons zorgstelsel, een van de beste ter wereld, is sterk verbeterd. Van de totale bezuiniging van 22 miljard die tot 2017 was voorzien, heeft 21 miljard inmiddels de parlementaire eindstreep gehaald. Ik vraag direct maar aan het kabinet hoe het staat met dat laatste miljard. 

Het jaar 2014 was het jaar van de omslag. Na jaren van slecht nieuws, brachten de economische weersvoorspellers in 2014 een hoopgevende boodschap. Langzaam maar zeker wierp het kabinetsbeleid zijn vruchten af. Het begrotingstekort kwam met 2,3% veel lager uit dan werd verwacht. Men verwachtte namelijk een begrotingstekort van 3,3%. De uitgaven van de overheid vielen 2,6 miljard lager uit dan geraamd. Een compliment voor minister Schippers is hierbij op z'n plaats. Na jaren van overschrijdingen op de begroting van VWS, die met de regelmaat van de klok terugkeerden, was er in 2014 voor het tweede jaar op rij sprake van een overschot op die begroting. Dat vertaalt zich uiteindelijk in betaalbare zorgpremies. 

De economie is weer gaan groeien, met een kleine 1%. Dat kwam met name door de aantrekkende export. Voor een handelsland als Nederland is de export vaak de motor achter de economische groei. De export nam met 4% toe, maar de groei nam ook toe dankzij ondernemers die het weer aandurfden om meer te investeren. Het herstel werd ook duidelijk zichtbaar op de huizenmarkt. De huizenverkopen stegen in 2014 met maar liefst 39%. Langzaam maar zeker gaat het op meer vlakken goed. Na jaren van daling was er gemiddeld gezien sprake van een bescheiden stijging van de koopkracht. 

Deze percentages zijn positief, maar het zijn wel kille cijfers. Het is voor de VVD van belang dat mensen niet alleen over het economisch herstel in de krant kunnen lezen of er op het journaal over kunnen horen, maar dat zij dit herstel ook zelf ervaren, bijvoorbeeld omdat zij meer geld overhouden in hun portemonnee of omdat zij weer een baan hebben. Traditioneel reageert de arbeidsmarkt vertraagd op economische groei. Dat is heel zuur voor de mensen die een baan zoeken, maar ook de arbeidsmarkt toont tekenen van herstel. We zijn er nog lang niet, maar in de tweede helft van 2014 kwamen er eindelijk weer banen bij. We zagen de opleving vooral in het laatste kwartaal. Toen kwamen er 42.000 banen bij. Ook traden er meer mensen toe tot de arbeidsmarkt. 

De positieve trends uit 2014 zetten ook dit jaar door. In 2015 zal de economie naar verwachting met 1,7% groeien. De export is ook nu weer een van de pijlers van het herstel. Maar ook onze ondernemers investeren meer. Het gaat om een stijging van 3,8% 2015. In 2014 was die stijging 1,5%. Volgens het CPB komen er naar verwachting in 2015 en 2016 jaarlijks ongeveer 90.000 banen bij. 

Over de arbeidsmarkt heb ik nog wel een vraag. Uit de stukken van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de effectiviteit van de sectorplannen bouw & infra onduidelijk is. De Algemene Rekenkamer vraagt zich af of deze hebben bijgedragen aan de structurele werkgelegenheid. De minister van SZW heeft gezegd, geen heil te zien in losse evaluaties per sectorplan. De VVD denkt echter dat hier wel degelijk een meerwaarde in kan zitten. Het gaat immers om de besteding van 600 miljoen euro's overheidsgeld, en het gaat precies om de vraag die bij ons vandaag aan de orde is, namelijk of het geld goed is besteed. Ik vraag me dus toch af of er door het kabinet niet gekeken kan worden naar de effectiviteit van de losse sectorplannen. 

Dat Nederland weer vooruitgaat, is te danken aan de grote offers die door alle Nederlanders zijn gebracht. Het feit dat nog niet iedereen de vooruitgang merkt, motiveert ons om koers te houden. De crisis is pas voorbij als zij voor iedereen voorbij is. Op ons rusten de plicht en de verantwoordelijkheid om al die ambitieuze en noodzakelijke hervormingen ook in de praktijk goed te laten werken. Ik zei al dat de klus nog niet is geklaard. De Rekenkamer stelt terecht dat het nu op de uitvoering aankomt. Die uitdaging is groot. Wij vinden dat wij niet alleen de verantwoordelijkheid voor de invoering van wetten moeten nemen, maar ook de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ervan. De wet is immers slechts het instrument, maar het draait om het beleid. 

We hebben van meet af aan gezegd dat het niet gemakkelijk zou worden en dat er ongetwijfeld dingen mis zouden gaan. Dat is onvermijdelijk nu wij op eigenlijk bijna alle terreinen van onze samenleving, van ons land en van de overheid ingrijpende wijzigingen doorvoeren. Daarom hebben we gezegd: als er dingen misgaan, grijpen we in en sturen we bij. Dit jaar, het jaar van de uitvoering, zal dat bijsturen misschien wel hard nodig zijn. Hierin worden we bijgestaan door de Algemene Rekenkamer, die in haar verantwoordingsonderzoek een aantal belangrijke zaken aanroert die ook de VVD van belang vindt en waarover mijn fractie een aantal vragen wil stellen aan het kabinet. 

Ik kom eerst op de fraudebestrijding. De Rekenkamer schrijft dat in 2014 de fraudebestrijding is verbeterd maar dat er ook nog knelpunten zijn, bijvoorbeeld op het gebied van gegevensuitwisseling, kennisopbouw en fraudevrije regelgeving. De VVD wil hard inzetten op fraudebestrijding. Zij is blij dat de Rekenkamer concludeert dat het beter gaat, maar leest ook dat het nog beter kan. Kan de regering zeggen wat zij in de komende jaren gaat doen op de punten kennisopbouw, gegevensuitwisseling en fraudevrije regelgeving? 

Ik kom op ICT en de overheid. Al meermaals is gebleken dat dit geen gelukkige combinatie is. De Rekenkamer constateert dat er een opgave ligt bij de inzet van ICT bij de overheid. Het gaat om vernieuwen van oude ICT-systemen, om vernieuwing van uitvoeringsprocessen en om digitaliseren. De afhankelijkheid van ICT-experts is een achilleshiel. Er is nog geen duidelijke verbetering in de doorlooptijd en budgetbeheersing van ICT-projecten. Eerder kwam de Kamer zelf tot een soortgelijke, pijnlijke conclusie via de tijdelijke commissie ICT. Wat gaat er gebeuren met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, zodat wij volgend jaar kunnen zien dat het iets beter gaat op ICT-gebied en de kwetsbaarheid daar wordt verminderd? 

In het verantwoordingsonderzoek van Veiligheid en Justitie constateert de Rekenkamer dat er een gering verband is tussen de hoogte van de verkeersboetes en de verkeersveiligheid. Kan de regering opheldering geven over de stelling van de Rekenkamer dat boetes er zowel zijn voor de verkeersveiligheid als voor de aanvulling van de rijksfinanciën? Een verhoging van de pakkans blijkt veel effectiever te zijn dan een verhoging van de boetes. Herkent de regering deze stellingen? En hoe geeft zij invulling aan de pakkans voor dergelijke overtredingen? 

Het is heel gemakkelijk om alles aan het kabinet te laten, maar veel van de problemen in de uitvoering zijn deels aan onszelf, de Tweede Kamer, te wijten. Neem bijvoorbeeld de regelgeving rondom belastingen. Kort voor de invoering nog wijzigingen doorvoeren is heel veel gevraagd voor de uitvoering. Kijk ook naar de pgb's. Daar is veel misgegaan, maar het feit dat de Kamer een maand voor de invoering de definitie van de doelgroep wijzigt, maakt de uitvoering niet gemakkelijker. Ook de Tweede Kamer moet misschien alerter zijn op de invoering van wetten, zodat de uitvoering beter kan verlopen. 

2014 was een jaar met twee gezichten. Terwijl in het binnenland de lucht opklaarde, werd de situatie buiten de landsgrenzen steeds grimmiger. Terwijl wij voorgaande jaren in dit huis vooral spraken over onze welvaart en economie, maakte 2014 pijnlijk duidelijk hoe kwetsbaar die welvaart, vrede en veiligheid zijn waarin wij leven. 

De heer Merkies (SP):

Het verbaast mij een beetje dat het pgb bij de uitvoering heel snel langskwam. Mevrouw De Vries zei zoiets als: dat is aan de Kamer te wijten. Die had immers de definitie gewijzigd. Ziet mevrouw De Vries dat werkelijk zo of ligt er toch enige verantwoordelijkheid bij de staatssecretaris, die alle waarschuwingen in de wind heeft geslagen? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb aangegeven dat er veel is misgegaan, waaronder die laatste verandering van de definitie van de doelgroep door de Tweede Kamer. Dat heeft zeker niet bijgedragen aan een goede invoering, maar dat is zeker niet de enige oorzaak van het probleem. Die problemen moeten ook snel worden opgepakt en opgelost. 

De heer Merkies (SP):

Het is heel gek dat mevrouw De Vries meer verantwoordelijkheid legt bij de Kamer vanwege die wijziging dan bij de staatssecretaris. Wat vindt zij van de rol van de staatssecretaris en van de manier waarop hij heeft gehandeld? Heeft de staatssecretaris naar alle adviezen geluisterd waarin duidelijk is gezegd: ga dat niet op deze manier overhaast invoeren? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Er zijn heel veel adviezen geweest. De signalen hebben nooit echt op rood gestaan. Er waren aanbevelingen om verbeteringen door te voeren. Wij vinden het ook belangrijk dat die opgepakt worden. Het is echt niet goed gegaan — laat dat ook heel helder zijn — maar ik vind dat wij de bereidheid moeten hebben om in de spiegel te kijken, gelet op hoe die veranderingen zijn doorgevoerd, want wij hebben daar zelf een bijdrage aan geleverd. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is vandaag verantwoordingsdag. Wij hebben gezien wat voor zooitje het was in 2014 met de afdrachten, naheffingen en allerlei deelbegrotingen in de richting van Europa. Wat vindt mevrouw De Vries van de kwaliteit van de verantwoording van dit kabinet over de Nederlandse bijdrage aan Europa? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Wij zijn een van de weinige landen die over de Europese middelen een nationale verklaring afgeven. Daar is de VVD ook een groot voorstander van. Wat de naheffing betreft: wij hebben in het verleden heel duidelijk aangegeven dat wij die systematiek niet fijn vinden. Wij vinden die helemaal niet goed en die moet aangepast worden. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het probleem is dat de afdrachten van Nederland aan Brussel niet in die nationale verklaring zijn opgenomen. Dat geeft de Algemene Rekenkamer ook aan. Is mevrouw De Vries het met mij eens dat dat in de toekomst op z'n minst wel moet gebeuren, dat het kabinet ook de miljarden verantwoordt die wij elke maand overmaken en afdragen aan Brussel, en dat die niet zomaar moeten verdwijnen? 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik geloof er niet in dat het opnemen van de afdrachten in de nationale verklaring een oplossing biedt voor de naheffing die er is geweest. Daar moet je echt de systematiek voor aanpassen. Wat ons betreft moet dat ook gebeuren, maar ook de Rekenkamer geeft aan dat de naheffing daarmee niet had kunnen worden voorkomen. 

Ik was gebleven bij het internationaal grimmige klimaat. Zo was er de vreselijke ramp met de MH17 op nauwelijks meer dan drie uur vliegen hiervandaan. Er heerst anarchie, terrorisme en instabiliteit ten zuiden van Europa en in het Midden-Oosten. De aanslagen hebben Europa in het hart geraakt. We waren er in de afgelopen decennia aan gewend geraakt dat de Amerikanen ons veilig hielden. Wij konden investeren in sociale veiligheid. Nu de belangen van de VS verschuiven van Europa naar Azië, zullen we meer dan ooit onze eigen broek moeten ophouden. Nu we geconfronteerd worden met de breekbaarheid van onze veiligheid, de basisvoorwaarde voor onze welvaart en vrijheid, is het goed dat het kabinet een trendbreuk heeft gerealiseerd in de uitgaven aan Defensie. Maar het is ook duidelijk dat er in de toekomst meer zal moeten gebeuren. Dat kan op onze steun rekenen. We moeten daarom blijven investeren in onze veiligheid. 

De internationale situatie is onzeker, maar in eigen land krijgt het economisch herstel steeds meer gestalte. Het kabinetsbeleid heeft ertoe geleid dat de overheidsfinanciën op orde worden gebracht. Het is nu zaak om koers te houden zodat alle Nederlanders kunnen profiteren van het economisch herstel. We moeten aan de slag zodat er meer banen bij komen. Daar hoort wat ons betreft een verlichting van de lasten bij. De opdracht is duidelijk: we moeten alles doen om ons land veilig te houden en verder te werken aan economisch herstel. We moeten dus koers houden voor iedereen met wie het al beter gaat en voor degenen aan wie de vruchten van het herstel nu nog voorbijgaan. Dat is onze opdracht en daarmee gaan we aan de slag. 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Omtzigt van de CDA-fractie. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik verzoek u om mij even over te slaan totdat ik de brief heb. Om 15.15 uur stond er iets online. We zijn nu twee uur verder. We worden gevraagd te spreken over verantwoordingsstukken. Op de website schrijft de regering dat er fouten in staan, maar de brief kan niet geschreven worden. Dat kan echt niet waar zijn. Ik verzoek u om te bellen. 

De voorzitter:

Daar is men mee bezig. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik verzoek u om mij over te slaan totdat de brief er ten minste tien minuten is. 

De voorzitter:

Ik stel vast dat uw collega's hiertegen geen bezwaar hebben. 

Het woord is aan de heer Nijboer. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Verantwoordingsdag staat vaak in het teken van financiële cijfers en economische gegevens. 2014 was ook het jaar — mevrouw De Vries sloot daarmee terecht af — waarin de internationale wereldvrede werd bedreigd door IS en waarin 298 mensen een ramp hebben meegemaakt in Oekraïne. Dat toont dat in de wereld vrede en veiligheid niet gegarandeerd en niet vanzelfsprekend zijn. Ik begin mijn inbreng met stilstaan bij hoe belangrijk het is dat er mensen zijn die elke dag vechten voor onze vrede en veiligheid, die daarvoor staan en die daarvoor hun leven wagen. Kamerbreed hebben wij respect voor hen. Dat is ook het thema van mijn inbreng vandaag in het Verantwoordingsdebat: de waardering voor de mensen in de publieke sector die het belangrijke werk doen dat in de publieke sector gebeurt. 

De PvdA-fractie is voorstander van een samenleving waarin welzijn en welvaart samengaan. Dat vergt overheidsingrijpen. Alles aan de markt overlaten leidt tot ellende. Dat laat de zaak uit de hand lopen. Dat leidt — om met Joris Luyendijk te spreken — tot amoraliteit, een samenleving waarin we niet willen leven. De overheid kan mooie dingen tot stand brengen en doet dat ook — dit kabinet doet dat ook — door iedereen die wat van zijn leven wil maken via onderwijs en via een zetje in de rug als iemand dat nodig heeft, dat te laten doen en de talenten te laten ontplooien. Dat gaat niet vanzelf; dat is een taak van de overheid. Zij bestrijdt zaken die onrechtvaardig zijn. We hebben afgelopen jaar een heel debat gevoerd over de bankensector. De cultuur is daar nog lang niet gezond geworden. Het parlement heeft de strengste wetgeving van Europa aangenomen om daar paal en perk aan te stellen. Alles van waarde is weerloos. Natuur en milieu worden niet vanzelf beschermd. Dat vergt overheidsingrijpen, dat vergt een overheid die daarvoor opkomt. De PvdA gelooft in een evenwichtige samenleving. Daarvoor hebben we een overheid nodig. Verantwoordingsdag is belangrijk om daarover te kunnen spreken. 

In het bijzonder zal ik bij drie thema's stilstaan. Het eerste thema is de waardering voor de mensen die het doen. Daar begon ik ook mee. Het tweede thema is de democratisering van de publieke sector. Het derde thema is de uitvoering; dat is ook het hoofdpunt voor de Rekenkamer. 

Ik begin met het eerste thema: de waardering voor de mensen die het doen, dus leraren, verpleegkundigen, politieagenten en militairen. Dat zijn allemaal mensen die in de afgelopen jaren te kampen hebben gehad met de bezuinigingen waarvoor ook de PvdA-fractie verantwoordelijkheid droeg. Er heeft jarenlang een nullijn gegolden, maar daar zijn we nu vanaf. Het economische herstel is ingezet, de groei zet door, de werkloosheid neemt af en er is ruimte om hun weer de waardering te geven die zij verdienen. In de afgelopen week hebben wij allemaal langs demonstrerende politieagenten kunnen lopen. Er is ruimte om hun nu tegemoet te komen. Ik vraag het kabinet om die cao-onderhandelingen snel tot een goed einde te brengen. 

Het gaat echter niet om geld alleen. Het gaat ook om de waardering in je beroep. Kun je als leraar je beroep goed uitoefenen? Ben je als verpleegkundige niet alleen bezig met tijdstaatjes invullen, maar kun je ook je werk goed doen? Kun je naar eigen oordeel en vermogen patiënten beter maken? Is die ruimte er? Ik denk dat de Kamer het er in den brede over eens is dat dit zou moeten gebeuren. Je hoort het ook vaak: we moeten af van de prikklokken en van het managementdenken. Hoe gaat het kabinet dit realiseren? Deelt het kabinet deze mening en hoe gaat het die vervolgens ten uitvoer brengen? 

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik hoor van de vertegenwoordiger van de Partij van de Arbeid behartigenswaardige woorden over het nog steeds niet afsluiten van cao's voor overheidsdienaren. We weten dat de rijksambtenaren al vanaf 1 januari 2011 geen cao hebben. Dat is ongelofelijk lang. Zij hebben vier jaar lang op de nullijn gestaan. Nu zegt de heer Nijboer: zo snel als mogelijk. Heeft de heer Nijboer een deadline voor het kabinet waarbinnen het echt moet handelen en waarbinnen minister Blok nu een keer die cao's moet afsluiten? 

De heer Nijboer (PvdA):

Dat geld is al beschikbaar vanaf 1 januari van dit jaar. Daarvoor was al bekend dat dit geld beschikbaar zou komen, want onze begrotingen zijn bekend. Voor volgend jaar is er meer dan 1 miljard extra beschikbaar en voor 2017 is er meer dan 1,5 miljard beschikbaar voor mensen die werken in de publieke sector; cao's kennen vaak een langere looptijd. Het moet zo snel mogelijk. Ik ga hier geen deadline noemen als "volgende maand", maar ik roep het kabinet wel op om zo snel als mogelijk tot een nieuw akkoord te komen, zodat mensen het ook in hun portemonnee voelen, en dit niet vele maanden te laten voortduren. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben het volledig met de heer Nijboer eens dat er spoed moet zijn en dat er geld in de begroting zit. Het gaat om honderden miljoenen voor 2015 en meer dan een miljard voor 2016. Er is zelfs al geld beschikbaar gesteld voor 2017. De Partij van de Arbeid zit ook in het kabinet. Zij is onderdeel van dat kabinet, dat dus niet handelt in het nu afsluiten van de cao's. Kan de heer Nijboer met iets meer kracht in de richting van het kabinet en de PvdA-ministers spreken als het erom gaat dat we nu eens willen zien dat er zaken worden gedaan? Deze mensen, die al zo lang wachten op een cao, moeten de cao krijgen die zij verdienen. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, wat de heer Slob mij vraagt, is precies wat ik doe. Ik roep het kabinet met klem op om de mensen die werken in de publieke sector, zoals verpleegkundigen en politieagenten, nu ook te laten voelen dat het economisch beter gaat. Wij hebben als Kamer in meerderheid het geld daarvoor beschikbaar gesteld. Ik roep het kabinet op om tot een akkoord te komen. Daarop vraag ik ook het antwoord van de premier. 

De heer Koolmees (D66):

Daarover gaat ook de discussie. Er is gelukkig inderdaad geld beschikbaar voor het laten stijgen van de lonen in de publieke sector. Tegelijkertijd zijn de looneisen van de vakbonden een stuk hoger dan het geld dat beschikbaar is. Vindt de heer Nijboer nu dat we de vakbonden sowieso tegemoet moeten komen met meer geld? Of moeten de vakbonden het doen met het geld dat beschikbaar is? 

De heer Nijboer (PvdA):

We hebben voor een aantal jaren in totaal meer dan 3 miljard beschikbaar voor de lonen van verpleegkundigen, militairen, politieagenten en ambtenaren, die er al vanaf 2010 niks bij hebben gekregen; dat weet de heer Koolmees heel goed. Dat is budget dat beschikbaar is. Het lijkt mij dat minister Blok daarover eerst met de vakbonden moet spreken, en vooral ook tot een akkoord moet komen. 

De heer Koolmees (D66):

Dan begrijp ik dus goed dat de heer Nijboer het volgende zegt. We hebben een budget beschikbaar — dat is die 3 miljard voor 2016 en 2017 — en daar moeten de vakbonden het mee doen. Is dat de oproep van de heer Nijboer? 

De heer Nijboer (PvdA):

En 2015. We hebben jarenlang een nullijn gehad. Er zijn overigens ook in deze Kamer partijen die nog in de afgelopen maanden een pleidooi hebben gehouden om die nullijn voort te zetten, om het geld aan lastenverlichting te geven. Wij vinden dat dit geld terecht moet komen bij de mensen die die waardering verdienen. 

Ik kom op het tweede thema, de democratisering van de publieke sector. Mijn collega's Martijn Van Dam en Jacques Monasch hebben hieraan enige tijd geleden een artikel gewijd in NRC Handelsblad. Zij hielden daarin een pleidooi voor meer zeggenschap over scholen, voor meer zeggenschap van patiënten over hun zorginstelling, voor meer kleinschaligheid in de publieke sector — geen grote fusies van corporaties meer — en voor meer inspraak voor huurders. Collega Mohandis pleitte recentelijk voor meer studenteninspraak bij universiteiten. De PvdA-fractie is daar groot voorstander van. Het is publiek geld dus daar moeten nuttige dingen mee gebeuren, maar geef de mensen die het betreft, ook mensen in een wijk, invloed om daar zinnige dingen mee te doen. Hoe staat de regering daar tegenover? Is de regering bereid dit ook te stimuleren? 

Mijn derde punt is de uitvoering van beleid, en dat is een breed onderwerp. Er is vandaag al gesproken over de problemen met de uitvoering van de pgb's en bij de Belastingdienst. Daar hebben we intensieve debatten over gehad, al jaren, moet ik helaas constateren. Er wordt geconstateerd dat er soms met computers wordt gewerkt van 37 jaar oud. Die stammen uit de tijd voordat ik ben geboren. Ik heb het moeten leren op een 286. Iedereen die dat ziet, moet constateren dat het in zijn voegen kraakt. Het ICT-beheer functioneert niet op verschillende plekken bij de overheid. Hoe denkt de regering daar oplossingen voor te vinden? Iedereen is het er immers over eens dat die problemen moeten worden opgelost. Hoe is het gesteld met het onderhoud van de ICT? Dat geldt overigens voor meer zaken die in overheidshanden zijn, zoals het spoor, wegen en dingen die we bezitten. De Rekenkamer bepleit de hele begrotingssystematiek om te gooien naar gemeenten en qua investeringen. Dat vind ik heel ver gaan en ik zou daar ook niet toe willen overgaan, maar ik vind het wel belangrijk dat er voldoende geïnvesteerd wordt in onderhoud en in het beheren van materieel. Defensie is een ander voorbeeld. De Rekenkamer slaakt daarover ook een noodkreet: af en toe is er niet eens voldoende materieel of voldoende onderhouden materieel om fatsoenlijke trainingsmissies uit te voeren. Dat kan natuurlijk niet. Ik stel de regering de prangende vraag hoe zij het beheer van de bezittingen en ICT-systemen en het onderhoud daarvan op orde brengt. 

In de zorg zijn er bij de uitvoering van beleid ook meevallers. Daar is de PvdA-fractie tevreden over; je kunt beter meevallers dan tegenvallers hebben, want die leiden vaak tot extra bezuinigingen. We zien de afgelopen jaren echter dat die meevallers structureel lijken. De vraag is in hoeverre de ramingen van de verschillende onderdelen van de begroting goed worden gemaakt door de regering en in hoeverre daar goed zicht op is. Het doet er natuurlijk wel toe of het geld dat de Kamer beschikbaar stelt voor medicijnen, ziekenhuizen, huisartsen, verpleegkundigen en alles wat er in de zorg gebeurt, op de juiste plek terechtkomt. De Rekenkamer wijst hier ook op. Is dat inzicht voldoende? Welke maatregelen neemt de regering om dat inzicht te vergroten? Dit raakt namelijk ook aan het budgetrecht van de Kamer. 

Een ander punt van de uitvoering zijn de investeringen. Daar heb ik vorig jaar ook al veel aandacht voor gevraagd. De PvdA heeft naar mijn mening terecht een groot punt gemaakt van de beperkte investeringen in Nederland. De PvdA heeft het kabinet opgeroepen de investeringen aan te jagen. Het mkb kon te weinig krediet krijgen en heeft daar nog steeds problemen mee. Ik zie gelukkig dat er wel nieuwe fondsen zijn gevormd en dat er miljarden beschikbaar zijn gemaakt voor mkb-investeringen, onder andere door verzekeringsmaatschappijen. Dat is een goede zaak. Aan de andere kant zien we dat pensioenfondsen nog steeds terughoudend zijn met investeren in Nederland. Dat zal toch anders moeten. Hoe denkt de regering daartoe te komen? 

De beleidsverantwoording — mijn laatste punt in de serie uitvoering — kan beter volgens de Rekenkamer. Die wijst in het bijzonder op de beleidsonderzoeken die de ministeries zelf doen. De heer Harbers heeft de positie van het parlement al verstevigd, want we gaan nu ook over de opdrachtformulering. Dat is een goede zaak, maar het moet ook goed worden uitgevoerd. We lijken een beetje gevangen te zitten in twee dingen: de onderzoeken zeggen niet zo veel en het parlement doet er niet zo veel mee. Eigenlijk zijn beide slecht. Ik zou willen dat wij het op onze schouders nemen om die opdrachten serieuzer vorm te geven en ik zou de regering de opdracht willen meegeven om serieuzer met die onderzoeken om te gaan, zodat we echt lessen kunnen leren en effectiever beleid kunnen krijgen. Uiteindelijk is juist een partij als de Partij van de Arbeid, die toch voorstander is van stevige overheidsinterventies af en toe, gehouden aan het effectief omgaan met elke euro die we namens alle mensen in Nederland uitgeven. Een samenleving waarin welvaart en welzijn samengaan, waarin rechtvaardigheid en duurzaamheid belangrijke beginselen zijn, waarin iedereen zijn talenten kan ontplooien: dat is het doel dat de PvdA voor Nederland voor ogen heeft. Dat doel is het afgelopen jaar weer ietsje dichterbij gebracht, al blijven er nog veel ambities over. 

Ik kom bij mijn slotwoorden. Die gaan over de Rekenkamer zelf. Al 201 jaar doet de Rekenkamer haar werk. 200 jaar geleden deed zij dat bij Grondwet voor de Koning, zodat de Koning meer grip had op de uitgaven en vooral op de ontvangsten. De afgelopen jaren wordt het parlement steeds meer geholpen bij het uitoefenen van het budgetrecht. Mevrouw Stuiveling heeft hier de eerste keer in het jaar 2000 de presentatie van de verantwoordingsstukken mogen geven. Afgelopen week heeft zij dat nogmaals gedaan. Daarmee is de Rekenkamer echt een instituut geworden. Mevrouw Stuiveling is met haar drang en scherpte om het budgetrecht van de Kamer in ere te houden een instituut binnen een instituut. Ook heeft zij vernieuwingsdrang wat betreft de informatievoorziening aan de Kamer. Ik heb daarvoor nog even haar speech van 2000 teruggelezen. Toen ging het over infographics, die nu allang bekend zijn en altijd in de stukken staan. Nu gaat het over open data. Beide zijn behartigenswaardig en leveren voordeel op bij het controleren en functioneren van de overheid en de overheidsuitgaven. Deze werker in de publieke sector zou ik vandaag in het bijzonder dank willen zeggen, omdat het haar laatste week is. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De heer Nijboer besprak onder meer de uitvoeringsproblemen. De Rekenkamer brengt die nogal nadrukkelijk naar voren. Is hij het niet met mij eens dat een flink aantal van die uitvoeringsproblemen een-op-een terug te voeren zijn op politieke keuzes die hier gemaakt zijn door een kabinet met steun van de Partij van de Arbeid? Ik noem de problemen rond het pgb, de decentralisaties, de flexwet van minister Asscher, het uitblijven van de beloofde 100.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking, het niet halen van de doelen van het energieakkoord. Dat zijn allemaal problemen in uitvoering. Is hij het met mij eens dat die gewoon een-op-een terug te voeren zijn op politieke keuzes die hier gemaakt zijn, mede onder verantwoordelijkheid van zijn partij? 

De heer Nijboer (PvdA):

Dat laatste, namelijk dat de PvdA de afgelopen decennia verantwoordelijkheid heeft genomen voor de gemaakte politieke keuzes, is zeker waar. Ik hoorde de heer Grashoff ook een paar uitvoeringsproblemen noemen die nog moeten komen. De 100.000 banen voor mensen met een arbeidshandicap zouden niet vorig jaar al gerealiseerd zijn. Die moet het kabinet de komende jaren realiseren en daar zullen we het kabinet ook scherp aan houden. Natuurlijk draagt ook het parlement een verantwoordelijkheid. Mevrouw De Vries wees daar al op. Het CDA loopt heel erg te hoop tegen de toeslagen, maar het is daar zelf de uitvinder van. Daar was de PvdA destijds geen geweldig groot voorstander van. We dragen in de politiek natuurlijk allemaal verantwoordelijkheden, maar wij moeten ook terughoudend zijn. Zo is het belastingsysteem heel ingewikkeld geworden. Het kraakt in zijn voegen. De eerste kans die zich voordoet om het belastingstelsel te verbeteren, is het nieuwe fiscale stelsel. Dat moet echt beter en makkelijker uitvoerbaar zijn. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb het gevoel dat het antwoord van de heer Nijboer abstract blijft. Ik zou graag weten welke lessen hij nou trekt uit het kabinetsbeleid. Welke reparaties moeten worden doorgevoerd om de negatieve effecten in de uitvoering die nu worden geconstateerd of die met een grote mate van waarschijnlijkheid gewoon op ons bord terecht zullen komen, tegen te gaan? 

De heer Nijboer (PvdA):

Het kabinet is bijvoorbeeld met volle inzet bezig om de problemen op te lossen die rond de pgb's ontstaan zijn. Wat betreft het fiscale stelsel trek ik de les dat het echt eenvoudiger moet en dat het zo complex niet kan. Het is helemaal vastgelopen en wij moeten dat eenvoudiger, rechtvaardiger en eerlijker doen. 

De heer Merkies (SP):

Ik hoor de heer Nijboer altijd heel mooie woorden spreken, zoals: wij moeten de marktwerking aanpakken et cetera. Maar als het erop aankomt, zoals vanmorgen nog, stemt hij tegen een motie waarin de regering wordt verzocht om de regie te nemen inzake de woekerpolissen. Eigenlijk laat de heer Nijboer alles over aan de markt. De gedupeerden moeten het zelf maar oplossen. De heer Nijboer heeft de zorg wel even genoemd, maar hij noemt al die huisartsen die nu protesteren, niet. Twee derde van de huisartsen heeft de petitie tegen de marktwerking in de zorg ondertekend. Daar is de PvdA mede verantwoordelijk voor. Wat bedoelt de heer Nijboer als hij zegt dat wij de marktwerking moeten aanpakken? 

De heer Nijboer (PvdA):

Daar bedoel ik mee dat we de markt niet gewoon zijn gang kunnen laten gaan. Bijvoorbeeld in de financiële sector, waar heel veel is misgegaan en waaraan we de financiële crisis te wijten hebben, wordt fors ingegrepen met harde eisen aan buffers, met eisen aan salarissen, met de strengste bonuswetgeving van Europa en met wettelijk verankerde eisen aan de zorgplicht voor mensen. Dus met allerhande wettelijke maatregelen om het beest niet zijn volle gang te laten gaan maar het te temmen en dienstbaar te laten zijn aan de samenleving. 

De heer Merkies (SP):

Dat is alleen het aanpassen van de regels. Dat is wat wij hier doen in de Kamer. Mij gaat het om wat er gebeurt als je een systeem invoert waardoor je marktwerking krijgt, zoals het geval is in de zorg. Daar is te zien dat als er alleen nog per verrichting wordt betaald, men daarop gaat sturen en er winstdenken komt. Ik dacht dat de PvdA daar aanvankelijk ook tegen was, maar nu hoor ik de heer Nijboer er niet eens over. 

De heer Nijboer (PvdA):

Goede zorg is een publiek goed voor iedereen. Nederland is een van de landen met het meest collectief gefinancierde zorgstelsel ter wereld. Daar hecht ik aan, want gezondheid is het allerbelangrijkste. Als je dat alleen aan de markt overlaat, zoals ze bijvoorbeeld in Amerika doen, gaat het mis. Onlangs zijn we daar geweest: de scheefheid en de ellende die ervan komt, waren te zien. Ik sta dan ook pal voor het publiek gefinancierde zorgstelsel. De huisartsen zijn hier bijvoorbeeld niet in loondienst; zij hebben hun eigen praktijk. Dat werkt fantastisch in Nederland. Ik sta daar gewoon voor, zo zeg ik tegen de heer Merkies. Hij mag mij daarover bevragen, maar ik ben trots dat we zo'n goed zorgstelsel hebben als we thans hebben, al zijn er altijd verbeteringen mogelijk. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik wil het feestje vandaag niet bederven, maar het is de hoogste tijd voor een beetje realiteitszin, zo zeg ik tegen de minister-president. Voor een beetje Hollandse nuchterheid, voor boerenverstand; even terug met beide benen op de grond. We kijken terug naar 2014, en wat is de waarheid daarover? 2014 was een rampjaar. Een rampjaar voor de gepensioneerde wiens pensioen werd gekort. Voor de werkende, die straks nog makkelijker en sneller kan worden ontslagen. Voor de 700.000 werklozen op zoek naar een baan die er niet is. Voor de huurders die hun huren de pan uit zagen rijzen. Voor de woningbezitters, die massaal kopje onder werden gedrukt. Het was een rampjaar voor de 8.000 bedrijven die hun deuren moesten sluiten. Voor de 30.000 ontslagenen in de zorg. Voor de zieke, die steeds meer zorgkosten mag ophoesten. Voor de student, die straks moet gaan lenen voor zijn studie. En voor de 10.000 zorgverleners die tot op heden op hun geld zitten te wachten. 

Toch probeert het kabinet ons 2014 te verkopen als een goed jaar. Het was wellicht een goed jaar voor de minister van Financiën, maar niet voor Henk en Ingrid. Het kabinet heeft namelijk geen oog voor zijn eigen burgers. Heel Nederland werd de duimschroeven aangedraaid, maar tegelijkertijd werd er 570 miljoen extra vrijgemaakt voor noodhulp, bijna 400 miljoen voor asielzoekers en meer dan 1 miljard voor extra afdrachten aan Brussel. Daar werd dus niet op bezuinigd. Dit kabinet zit er niet voor Nederland maar voor anderen. Het geld vliegt met bakken tegelijk de deur uit. 9,5 miljard verdween vorig jaar naar Brussel, 4,3 miljard verdween naar ontwikkelingslanden en 1,2 miljard ging op aan asielzoekers en vreemdelingen. En dan staan we nog eens voor meer dan 150 miljard garant voor Europese noodfondsen en het IMF. 

De hollebolle gijs in Brussel toonde vorig jaar ook zijn ware gezicht. Naast acht aanvullende begrotingen kreeg Nederland de ene na de andere naheffing. Eerst werd 600 miljoen gereserveerd in de Voorjaarsnota. Daarna werd 1,1 miljard betaald. Vorige maand kregen we weer 200 miljoen voor onze kiezen en in juni volgt de volgende naheffing. We worden geplukt waar we bij staan. Onze minister-president betaalt elke cheque ongezien en als eerste. Hij wil tenslotte het beste jongetje van de klas zijn; zo kennen we hem weer. En nu worden we in het jaarverslag weer geconfronteerd met een tegenvaller van 133 miljoen. Maar verantwoorden? Ho maar. Ook de Algemene Rekenkamer dringt erop aan dat de uitgaven worden verantwoord in een nationale verklaring. Waarom gebeurt dat niet? Waarom mogen we niet weten hoe deze afdrachten tot stand komen? De PVV wil een overzicht van alle afdrachten, naheffingen, aanvullende begrotingen en cheques die vorig jaar aan Brussel zijn uitgeschreven, met een verklaring voor de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen. Kan de premier dit toezeggen voordat we stemmen over deze slotwetten? Kan de premier tegelijk uitleggen waarom een Nederlander twee keer zo veel moet betalen als een Engelsman, een Fransman of een Italiaan? Waarom betaalt Nederland evenveel aan de Europese Unie als Estland, Letland, Litouwen, Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Hongarije, Kroatië, Bulgarije, Cyprus, Slovenië, Malta, Luxemburg en Griekenland samen? 

Het kabinet probeert ons voor de gek te houden door de ellende te verbloemen met mooiweerboodschappen. De spindoctors van het kabinet draaien overuren. Ik zie de krantenkoppen van de afgelopen maanden nog voor me: de werkloosheid daalt! Maar dan wel nadat eerst 200.000 mensen hun baan hebben verloren. Minder faillissementen, schreeuwt Elsevier. Inderdaad, maar dan wel nadat eerder 30.000 bedrijven op de fles zijn gegaan. De huizenprijzen stijgen weer, roept BNR. Inderdaad, maar dan wel nadat de prijzen eerder met meer dan 20% zijn gedaald. De benzineprijs daalt. Inderdaad, maar dan wel vanwege een halvering van de olieprijs en niet dankzij de forse accijnsverhogingen van dit kabinet. Zelfs de huizenverkoop trekt weer aan, kopt De Telegraaf. Maar dat is dan wel dankzij de lage rente en pas nadat eerst 1,5 miljoen mensen onder water zijn komen te staan. En ga zo maar door. 

Ook zien we dat het kabinet de zaak misleidt door te spelen met definities. Dankzij een nieuwe werkloosheidsdefinitie, die vorig jaar opeens werd geïntroduceerd, tellen mensen met een baantje van minder dan 12 uur niet meer mee als werkloos. Dat scheelt zomaar 100.000 werklozen, op papier. In de echte wereld groeide het aantal werklozen vorig jaar echter. Dankzij een nieuwe berekeningsmethode en een revisie van het CBS groeide de economie vorig jaar opeens met 7% ofwel 40 miljard, op papier. Zo verdween zomaar 5% van onze staatsschuld, op papier. In de echte wereld groeide de staatsschuld met 10 miljard. 

Het kabinet rekent zich rijk en rekent het positieve nieuws naar zich toe. Zo worden we met z'n allen voor de gek gehouden. Gelukkig zijn de mensen niet gek. Ze zien ook dat de lonen nauwelijks stijgen, dat ze steeds meer zelf moeten betalen voor hun zorg, dat de huren de pan uit rijzen, dat alles duurder wordt en dat hun pensioen niet meer zeker is. Tegelijkertijd zien ze dat Nederland wordt overspoeld door asielzoekers, dit jaar waarschijnlijk 40.000, en steeds meer geld en macht aan Brussel moet afstaan. 

Het wordt echter nog veel erger. De rechtmatigheid van de overheidsuitgaven mag weliswaar 99,5% zijn, maar hoe staat het met de doelmatigheid? De Algemene Rekenkamer concludeert dat hier nauwelijks inzicht in bestaat. Ik noem een paar voorbeelden. De groene droom van dit kabinet is voor velen een nachtmerrie. Het stimuleren van elektrisch rijden, ook zo'n stokpaardje, kostte de afgelopen vijf jaar 6,4 miljard, rekende de Rekenkamer ons voor. Het is nog maar de vraag of deze 6,4 miljard voor elektrisch rijden milieuwinst heeft opgeleverd. De windmolens, zo bleek uit onderzoek, kosten de samenleving meer dan dat ze opleveren: 5 miljard. Om deze windmolens te kunnen financieren, betaalt elk gezin straks €250 extra op zijn energierekening. Jaarlijks wordt er 6 miljard aan subsidies uitgegeven zonder dat deze worden verantwoord en zonder te weten of deze wel effectief zijn. 

De Algemene Rekenkamer rekende voor dat van de 18 miljard aan fiscale subsidies, van twee derde niet bekend is of ze wel effectief zijn. Bij een derde wordt het niet eens geëvalueerd; 5,3 miljard aan subsidies wordt weggegeven zonder ze te evalueren. Aan ICT-projecten, zo bleek uit de parlementaire commissie, wordt jaarlijks 1 tot 5 miljard verspild. Voor de hogesnelheidslijn wordt 11 miljard weggepompt. En dan heb ik het nog niet eens over de toeslagenfraude, zoals bij de Bulgaren, waardoor 117 miljoen verdween. Foetsie! Te veel miljarden verdwijnen in onzinnige projecten als hsl, vergroening en subsidies. Deze verspilling moet inzichtelijk worden gemaakt en wat ons betreft direct stoppen. 

Ook in 2014 gingen de lasten van de burgers weer verder omhoog. Ik had niet anders verwacht. De huren gingen omhoog, het eigen risico ging omhoog, de frisdrank werd zelfs belast, de afvalbelasting werd van stal gehaald en zelfs het kraanwater moest dubbel worden belast. Ook de algemene heffingskorting moest zo nodig worden genivelleerd, maar die zijn ze wel vergeten te innen in 2014. Uiteindelijk stegen de collectieve lasten weer verder van 37,2% naar 37,9% en werd in 2014 9 miljard meer aan belastingen opgehaald. Voor de PVV is het duidelijk: stop met het pompen van miljarden in de bodemloze putten van Brussel en Afrika. Stop met het verspillen van belastinggeld aan subsidies en megalomane projecten die niets opleveren en geef dit geld terug aan de burgers van dit land. Dat is wat er moet gebeuren. Niets meer en niets minder. 

De voorzitter:

En dit alles onder het kopje "het feestje niet willen verpesten". 

Intussen is de door de heer Omtzigt gevraagde brief ontvangen en ook onder de Kamerleden verspreid. Dit voor de Handelingen. 

Dan geef ik nu het woord aan de heer Koolmees namens D66. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Het is vandaag in meerdere opzichten een bijzonder Verantwoordingsdebat, niet in het minst omdat president Stuiveling van de Algemene Rekenkamer na 31 jaar voor het laatst haar oordeel over de stukken heeft geveld. Een nauwkeurig en precies oordeel van de Rekenkamer is van groot belang voor een betrouwbare overheid die zinnig en zuinig omgaat met belastinggeld. Namens D66 wil ik mevrouw Stuiveling via de hier aanwezige heer Vendrik bedanken voor haar goede werk. Zoals u in mijn verdere bijdrage zult merken, is haar werk zeker bij ons niet onopgemerkt gebleven. 

Het is ook om een andere reden een bijzonder Verantwoordingsdebat. Voor het eerst sinds 2006 legt een missionair kabinet verantwoording af over een tweede regeringsjaar. Dat zegt alles over de politieke stabiliteit in Nederland. Het is dus een hele prestatie, zeker voor een bijzonder stabiel meerderheidskabinet, zoals de premier het bij de start noemde. Met twee jaar achter de rug en nog twee jaar te gaan, is het kabinet halverwege. Een goed moment om terug te kijken maar ook om vooruit te kijken. Halverwege de kabinetsperiode is de helft van het regeerakkoord uitgevoerd maar is de andere helft in de prullenbak beland. 

Om met het goede nieuws te beginnen: de hypotheekrenteaftrek is beperkt en scheefwonen is aangepakt. Het ontslagrecht is gemoderniseerd en de WW-duur verkort. De AOW-leeftijd wordt verhoogd terwijl langer doorwerken steeds gemakkelijker wordt. En via het woonakkoord, het herfstakkoord en andere afspraken heeft D66 de kabinetsplannen kunnen verbeteren en steunen. Er is gezorgd voor minder lasten, voor meer banen en voor beter onderwijs. Het beleid begint zijn vruchten af te werpen; er zijn steeds meer lichtpuntjes. De woningprijzen stijgen, het consumentenvertrouwen verbetert en het begrotingstekort daalt. Tegelijkertijd blijft de werkloosheid hoog en is onze welvaart nog niet op het niveau van voor de crisis. Er is nog geen reden om te juichen, maar gelukkig gaat het wel steeds een beetje beter. 

Maar terwijl er veel is bereikt, zijn ook hele delen van het regeerakkoord geschrapt. En soms is dat maar goed ook. De bezuiniging op de rechtsbijstand is gelukkig geblokkeerd door de Eerste Kamer. Ook de verhoging van de griffierechten stuit daar op bezwaren. Maar hoe gaat het kabinet nu om met Veiligheid en Justitie? Ik citeer de Rekenkamer: "Politie, Openbaar Ministerie en rechterlijke macht vertonen signalen van overbelasting door stapeling van prioriteiten". Wanneer komt ook het kabinet tot de conclusie dat het niet alleen gaat om hard, harder, hardst, maar dat bijvoorbeeld regulering van wietteelt, politie en justitie juist ontlast en de veiligheid vergroot? Graag verneem ik hierop de reactie van de minister-president. 

Ik ben ook blij dat de bezuiniging op de AIVD is teruggedraaid, al heeft het gejojo met het budget diepe sporen nagelaten. 171 bijzonder gekwalificeerde mensen eruit in ruil voor 183 onervaren nieuwelingen. Kennisverlies waarvan de gevolgen nog jarenlang voelbaar zijn, aldus de Rekenkamer. De baas van de AIVD gaf afgelopen zondag in Buitenhof de Rekenkamer gelijk, maar volgens minister Plasterk is de veiligheid niet in het geding geweest. Een derde van het AIVD-budget werd wegbezuinigd en dat zou geen invloed hebben gehad op de veiligheid. Het is allemaal geheim en oncontroleerbaar, maar ik vind het nogal een uitspraak. Hoe kijkt de minister-president terug op deze ondoordachte bezuiniging, zeker met het rapport van de Rekenkamer in het achterhoofd? Graag krijg ik hierop een reactie. 

Ik denk dat de heer Dijkgraaf een vraag over de limiet wil stellen. Klopt dat? 

De voorzitter:

Is dat zo, mijnheer Dijkgraaf? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee voorzitter, de heer Koolmees kan niet zo goed voorspellen welke vraag er gaat komen. Veiligheid, justitie en de AIVD zijn prima aandachtspunten. De heer Koolmees zegt dat hij leert van de Algemene Rekenkamer en dat is zeer terecht; het is een mooi rapport. Defensie heeft hierin ook een heel prominente rol. Ik had van D66 ook warme woorden over Defensie verwacht, maar misschien komen die nog. 

De heer Koolmees (D66):

Ja, die komen nog. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan zal ik gewoon even wachten. 

De heer Koolmees (D66):

Er zijn ook delen van het regeerakkoord die D66 liever wel uitgevoerd had gezien. Ik denk bijvoorbeeld aan het openbaar bestuur. Het onvermogen van de minister van Binnenlandse Zaken om de bestuurlijke kaart van Nederland op te schonen vergroot de wirwar aan samenwerkingsverbanden. Zo komt regionale bureaucratie in plaats van lokale democratie en dat kan nooit de bedoeling zijn. Ik begrijp sinds afgelopen vrijdag wel waarom minister Plasterk geen tijd had voor de bestuurlijke hervormingen, want hij was de afgelopen jaren natuurlijk druk met het boerkaverbod, een verbod dat in de woorden van de minister zelf "nauwelijks zal leiden tot boetes". Tsja, je hebt prioriteiten en superprioriteiten. Hoe gaat de minister-president, nu dit prangende probleem is opgelost, de minister van Binnenlandse Zaken helpen om toch nog iets te doen aan de bestuurlijke drukte? Graag krijg ik hierop een reactie. 

Vandaag begint een nieuwe fase voor het kabinet, niet alleen omdat het kabinet over de helft van de kabinetsperiode is en het regeerakkoord naar het archief kan, maar ook omdat vandaag 570 Provinciale Statenleden hun stem hebben uitgebracht voor de Eerste Kamer. Je hoeft geen glazen bol te hebben om te zien wat dat betekent voor de bijzonder stabiele meerderheid. Het politieke landschap in de Staten-Generaal verandert. De getalsmatige verhoudingen tussen de partijen veranderen en daarmee zal ook de werkwijze van het kabinet moeten veranderen. De houding van D66 verandert echter niet: zij blijft kritisch waar het moet en constructief waar het kan. De premier moet nu de regie nemen en op zoek gaan naar nieuwe meerderheden, bijvoorbeeld voor de hervorming van het belastingstelsel. Die hervorming is hoog nodig om de belasting op arbeid te verlagen, het belastingstelsel te vergroenen en het toeslagencircus te vereenvoudigen. De Algemene Rekenkamer wijst terecht op de uitvoerbaarheid van het beleid. De Belastingdienst zit tegen de grenzen van zijn kunnen aan. Dat is geen excuus voor het kabinet om langer te wachten met de hervorming, maar juist een aansporing om er eerder mee te beginnen. 

Mijn klok loopt niet, voorzitter. 

De voorzitter:

Dat is geen probleem; gaat u verder. 

De heer Koolmees (D66):

Politici die niet durven te hervormen uit angst voor gevestigde belangen, voor de kiezers of voor elkaar, hebben er te vaak voor gezorgd dat besluiten pas laat worden genomen; eigenlijk te laat. Dan moet de uitvoering door een haakse, Haagse bocht om niet nog meer tijd te verliezen. Neem de hypotheekrenteaftrek, of de verhoging van de AOW-leeftijd. De twee voorgaande kabinetten hadden hierover ook in 2006 een besluit kunnen nemen en hadden dan in 2009 geleidelijk kunnen beginnen met de uitvoering. Nu wordt al vier jaar gestudeerd op de hervorming van het belastingstelsel. Na de motie-Dijkgraaf uit 2011 publiceerde de commissie-Van Dijkhuizen haar advies op 18 juni 2013. Dat is bijna twee jaar geleden. De coalitie is dus al twee jaar lang in overleg en misschien worden VVD en PvdA het samen eens, maar hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat er ook in de gehele Staten-Generaal een meerderheid komt voor een uitvoerbare hervorming? Volgens vicepremier Asscher zal het kabinet voor de zomer voorstellen doen, maar minister Dijsselbloem legt de deadline op Prinsjesdag. Wat is het nu? Wanneer kunnen we de voorstellen verwachten? Graag krijg ik een helder antwoord van de minister-president. 

D66 neemt de zorgen van de Rekenkamer over de uitvoering buitengewoon serieus. De gevolgen van overhaaste uitvoering worden bijvoorbeeld elke dag gevoeld door mensen met een persoonsgebonden budget. De Kamer heeft vaak gevraagd of invoering per 1 januari 2015 haalbaar was. Keer op keer heeft staatssecretaris Van Rijn gezegd dat dit kon. Hij beloofde het. Als de Kamer een tijdpad wil dat niet uitvoerbaar is, is het dan niet de verantwoordelijkheid van het kabinet om dat te melden? Zouden niet meer ministers een voorbeeld moeten nemen aan staatssecretaris Wiebes? Een van zijn allereerste daden was het vervangen van de onuitvoerbare huishoudentoeslag door een werkbaar alternatief. Het kan dus wel. Het is wellicht niet populair, zeker niet in de Kamer, maar het is wel realistisch. 

Ook gaat staatssecretaris Wiebes bij al zijn voorstellen de uitvoeringstoets aan de Kamer sturen. Ik vraag de premier: gaan alle ministers dat voortaan altijd doen? Zou het kabinet ook zelf niet meer rekening moeten houden met de gevolgen van beleid? Het kabinet heeft een nieuw afwegingskader voor nieuw beleid, een soort impact assessment, in goed Nederlands. Dat gaat over een duidelijke probleemanalyse, over het afwegen van alternatieven, over de gevolgen voor mensen, voor bedrijven en voor de uitvoering Maar past het kabinet dit kader wel toe en wie let daarop in de Trêveszaal? Graag een reactie van de minister-president. 

Over de fraudebestrijding is vorig jaar een richtlijn toegevoegd aan het afwegingskader, maar wordt die ook gebruikt? De Rekenkamer heeft daar een hard hoofd in. Dus vraag ik aan het kabinet: wie toetst nieuw beleid op fraudegevoeligheid? 

Bij de uitvoering van wetten hecht D66 aan een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Wie is aanspreekbaar? Het kabinet trekt geregeld een mistgordijn op. Dat is een bekende strategie: verdeel de verantwoordelijkheden, dan is niemand echt verantwoordelijk. Een bekende strategie, maar ook een kwalijke. Dat zien we bijvoorbeeld bij de pgb-casus, waarin de staatssecretarissen van VWS en SZW naar elkaar wijzen. Maar de vaagheid rond verantwoordelijkheden zien we ook bij de decentralisaties. Want wie kan de Kamer aanspreken op de voortgang van de decentralisaties? Is dat de minister van Sociale Zaken of zijn collega van Volksgezondheid? Want zij hebben hier de wetten verdedigd. Of moeten we toch naar de minister van Binnenlandse Zaken? Want die ziet het coördineren van de decentralisaties als zijn belangrijkste opdracht, maar hij is wel onzichtbaar in het gehele proces. Als we nu, zoals ook de Rekenkamer aanbeveelt, bijvoorbeeld meer open data willen over de decentralisaties en meer gemeenschappelijke taal, bij wie moeten we dan zijn? Ook hierop graag een reactie van de minister-president. 

Ook in de buitenlandhoek lopen ministers elkaar voor de voeten. "Ik wil de missie tegen IS in Irak verlengen", meldde vorige week ineens de minister van Defensie, "en ik wil ook naar Syrië". Ik vraag de premier: het aangaan, verlengen, uitbreiden of stoppen van missies is toch primair een verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken? De minister van Defensie gaat over de uitvoering. Klopt dat? Graag een reactie. Of zagen we hier de minister van Defensie die, in de woorden van de Rekenkamer, te veel tegelijk wil? Want de afgelopen jaren is het mes in Defensie gezet: in 2012 door VVD en CDA 1 miljard en in 2012 door VVD en PvdA nog eens 350 miljoen. Volgens de kranten krijgt Defensie er volgend jaar geld bij. Dat is een uitvoering van de motie-Van der Staaij. Maar de afgelopen twee jaar heeft Defensie voor 1,3 miljard euro aan investeringen in materieel uitgesteld. Er was geld, maar de kennis en de organisatie ontbraken om dat zinvol te besteden. Moet dat niet eerst op orde komen? 

Ook merkt de Rekenkamer op dat er zoveel problemen zijn bij Defensie dat niet alles tegelijk kan worden opgelost. Van giftige verf tot falende ICT, van personeel zonder cao tot fregatten die met touwtjes aan elkaar worden gehouden. "Een gedoseerde aanpak met scherpe prioriteitstelling", luidt het advies van de Rekenkamer. Hoe gaat dit kabinet orde op zaken stellen bij de krijgsmacht? 

Extra geld voor Defensie gaat toch niet ten koste van onderwijs? Want de 500 miljoen euro aan extra onderwijsgeld uit het herfstakkoord blijkt hard nodig. Het aantal scholen dat verlies lijdt, dus in de rode cijfers terechtkomt, is in twee jaar gedaald van 57% naar 13%. Scholen moesten het extra geld uit het herfstakkoord vooral gebruiken om gaten te dichten. Kosten voor onderhoud, lesmateriaal en personeel stijgen elk jaar. En scholen zijn daarvoor jarenlang niet gecompenseerd. Met het herfstakkoord is die trend gekeerd, maar hoe wil het kabinet zorgen dat er niet alleen gaten worden gedicht, maar dat er ook ruimte komt voor kwaliteitsverbetering, voor kleinere klassen en voor betere leraren - nog betere leraren? 

Defensie, AIVD, politie, Belastingdienst, SVB, veel overheidsorganisaties staan onder druk, en toch is van de 4,1 miljard die de kabinetten-Rutte I en II op de overheid wilden bezuinigen, nog maar een half miljard gerealiseerd. Tegelijkertijd zijn de uitgaven aan externe consultants in twee jaar tijd met 230 miljoen gestegen, een stijging van 26%. Kan de minister-president, die zo hecht aan een kleinere overheid, deze spanning verklaren? 

Waar misschien iets meer mensen nodig waren geweest, was bij het ministerie van Sociale Zaken. Want daar duurde het te lang voordat banenplannen werden beoordeeld. Bij crisisplannen zou je meer urgentie verwachten, maar dat is niet het enige. De Rekenkamer heeft één sectorplan dieper onderzocht. Dat is een van de grootste, namelijk voor bouw en infra. Van de 178 miljoen die beschikbaar is, wordt 56 miljoen niet gebruikt, en wel vanwege het uitblijven van het verwachte aantrekken van de bouw. Ik heb dit drie keer moeten lezen, want ik geloofde het eerlijk gezegd niet. Tientallen miljoenen die minister Asscher wilde vrijmaken om de crisis te bestrijden, blijven op de plank liggen, omdat het nog crisis is. Is dat echt waar? Dat is toch het failliet van de banenplannen en een minister van Werkgelegenheid onwaardig? Dat is niet het enige. De minister van Sociale Zaken gebruikt ook al drie jaar op rij het budget voor kinderopvang niet. Sinds 2012 is bijna 1 miljard niet uitgegeven. Volgens het Centraal Planbureau reageren mensen sterker dan verwacht op de bezuinigingen. Er hadden dus meer mensen aan het werk kunnen zijn. Was het bezuinigingsmes hier niet te bot? Graag een reactie. 

Ik rond af. Het kabinet verantwoordt zich vandaag over het begrotingsjaar 2014, een begroting waarvoor D66 via het herfstakkoord mede verantwoordelijkheid heeft genomen. Bij de behandeling van die begroting, vlak voor het herfstakkoord, schetste mijn fractievoorzitter de houding van D66 als volgt: constructief waar het kan en kritisch waar het moet. Met die houding hebben we de laatste twee jaar in goede verstandhouding met het kabinet samengewerkt en ook veel bereikt. Vandaag breekt een nieuwe fase aan, niet zozeer voor D66, maar wel voor het kabinet. Wij blijven kritisch constructief, niet alleen op wat het kabinet doet, maar vooral ook op wat het kabinet niet doet. Onze houding verandert niet, maar de verhoudingen zijn na vandaag, na de stembusgang voor de Eerste Kamer, wel fundamenteel veranderd. Het is nu aan het kabinet om te laten zien hoe het hiermee omgaat. Twee jaar is nog lang. Verpruts die twee jaar niet. Ga niet op je handen zitten. Laat je niet verlammen door interne verdeeldheid, anders kun je er beter mee ophouden. Zoek naar nieuwe meerderheden, kom met nieuwe plannen en dan denkt D66 graag mee. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik kom straks terug op de brief die we net ontvangen hebben. We hadden voor dit debat om informatie over drie thema's gevraagd. Het ging over die 133 miljoen aan Europa, over de oldtimers, tweeënhalve week geleden, en over de hybride auto's. Op geen van die drie zijn stukken ontvangen. Dan is het niet erg prettig om er toch een debat over te voeren. Dit is immers het Verantwoordingsdebat, een van de hoogtepunten van het parlementaire jaar. De regering legt verantwoording af over het door haar gevoerde beleid. Feitelijk zou het het moment moeten zijn om de bewindspersonen te overladen met bloemen of naar huis te sturen. De praktijk is echter dat de Kamer hier terughoudend mee omgaat. Dat is misschien maar goed ook. 

2014 was een bijzonder jaar. Er is veel wetgeving door de Kamer behandeld. De decentralisaties werden in de steigers gezet en kregen op 1 januari van dit jaar hun beslag. De economie groeide weer. Was er in 2013 nog sprake van een krimp van 0,8%, in 2014 was er sprake van een groei van 0,8%. Of was het 0,9%? We vinden namelijk beide getallen terug in het financieel jaarverslag. Waarschijnlijk is het een afrondingsverschilletje, maar 0,1% is wel een slordige 600 miljoen. De kleine fout had misschien wel voorkomen kunnen worden door wat extra aandacht te besteden aan de tekst. Maar helaas, in de haast van de uitvoering ging het mis. Dat is precies wat de Algemene Rekenkamer constateerde in haar bevindingen over het jaarverslag. We moeten veel meer de focus leggen op de uitvoering van het beleid. Te vaak is in de politiek wensdenken belangrijker dan de nuchtere vraag of de rijksdiensten het werk wel aankunnen. 

Er wordt bezuinigd zonder visie, zonder oog voor de uitvoering en zonder oog voor de praktische gevolgen voor mensen. Ook het CDA voelt verantwoordelijkheid voor bezuinigingen en hervormingen, maar wel op verantwoorde wijze. Daarom steekt het des te meer dat de regering een aantal waarschuwingen op dit gebied bewust in de wind heeft geslagen. Exact een jaar geleden, in het Verantwoordingsdebat 2013, waarschuwden wij voor de snelheid waarmee de decentralisaties door het parlement gejaagd werden. Wij bepleitten toen, conform de commissie-Dijsselbloem, dat er een extra beoordelingsmoment en een transitie-autoriteit in het leven geroepen zouden moeten worden, als een soort stok achter de deur. Bezint eer je begint, maar o nee: stoom en kokend water om alle decentralisaties op 1 januari in te laten gaan! Mede om die reden stemde het CDA bijvoorbeeld tegen de Wmo. De rest is geschiedenis en de pgb-problemen zijn bekend. Dit had misschien wel voorkomen kunnen worden, want de Rekenkamer waarschuwde ervoor. Daarom vraag ik de minister-president waarom er toen niet is geluisterd. Hoe beoordeelt hij de haast waarmee de decentralisaties door het parlement heen moesten? 

Vorig jaar, tijdens de Libelledagen, zei de minister-president dat hij zich ergerde aan de onzin die door de media en de politieke partijen verkondigd werd over de komende zorghervormingen. Ergert de minister-president zich daar nog steeds aan? Ergert hij zich ook aan het oordeel van de Algemene Rekenkamer? Die Algemene Rekenkamer kondigde op verantwoordingsdag aan een onderzoek te starten naar de SVB naar aanleiding van de pgb-puinhoop. De verantwoordelijke staatssecretaris zou alles per 15 mei hebben opgelost, maar die hult zich sindsdien vooral in stilzwijgen, gedekt door regeringspartijen die het debat hierover liever uitstellen. Het aangekondigde onderzoek van de Algemene Rekenkamer lijkt erop te duiden dat ook die van mening is dat niet alle problemen zijn opgelost, anders zou zij geen onderzoek beginnen. De vraag bij de verantwoording is: wanneer vernamen het kabinet en de minister-president dat er problemen waren? Zijn die problemen nog voor de invoering besproken, dus in het afgelopen najaar? Toen lagen er immers al snoeiharde waarschuwingen aan de staatssecretaris. Ik hoor daarop graag een helder antwoord. Dat antwoord is belangrijk. We kunnen hier allerlei commissies en waarschuwingsmechanismes instellen — denk aan het rapport van collega Elias — maar als we niet weten of er gewaarschuwd is en we dat ook niet mogen weten, waarom zouden we die mechanismes dan invoeren? 

Ik kom te spreken over de AIVD. Het rapport van de Rekenkamer is ronduit vernietigend. Alle kennis is wegbezuinigd en het duurt jaren om die weer op te bouwen. De minister-president heeft alle aanbevelingen genegeerd. Er is totaal geen zicht op het belang van een goede AIVD, toen niet en nu niet. Ik sluit mij wat dit betreft aan bij de SP, D66 en de PVV. Alle vier de partijen hebben hiervoor van tevoren gewaarschuwd. Als je een bonte coalitie met totaal verschillende meningen over de AIVD, haar bestaansrecht en wat zij mag doen, hoort waarschuwen dat in deze zware tijden met toenemende dreigingen niet bezuinigd mag worden, waarom is er dan vastgehouden aan dat regeerakkoord? Waarom is dat pas veel te laat teruggedraaid? Op welke termijn kunnen we een plan verwachten om de aangerichte schade zo veel mogelijk te beperken? Welke verantwoordelijkheid neemt de premier daarin? 

Dan de toelage en de huishoudelijke hulp. Misschien erger dan een zwalkend beleid is onwettig beleid. Ik doel op de HHT, de toelage voor de huishoudelijke hulp. Het ministerie van VWS heeft daarbij gewoon snoeihard een wet overtreden, namelijk de Financiële-verhoudingswet, door het bedrag rechtstreeks aan de gemeenten over te maken. Dat was ook nog eens meer — 56 miljoen — dan de Tweede Kamer had goedgekeurd. Een minister van Financiën zou daarvan slapeloze nachten moeten hebben. Is er opgetreden en wordt het nu rechtgezet? Wordt het extra bedrag voor huishoudelijke hulp toegevoegd aan het Gemeentefonds? Dat is wat er in de wet staat. 

Op het gebied van Defensie sluit ik mij aan bij de woorden van de spreker voor mij, de heer Koolmees. 

Ik kom op de verantwoording van hoe de inkomsten en uitgaven zich verhouden tot de door de Staten-Generaal vastgestelde begrotingen. Ik begin dan met de accijnzen op diesel en lpg. Het is nu heel helder: er is 224 miljoen minder binnengekomen door de accijnsverhoging op diesel en lpg dan begroot. Dat laat zien dat de accijnsverhoging niets heeft opgebracht. Is de minister bereid om de accijnzen zo spoedig mogelijk weer te verlagen? Het zou de overheidsfinanciën goed doen, het zou de grensstreek goed doen en het zou van eerlijkheid van het kabinet getuigen. 

De C5 wilden graag een tijdelijke verlaging van het tarief in box 2, want dat zou een miljard opleveren. De regering claimt nu dat dat bedrag exact en precies gehaald is. Dat is opmerkelijk, want de meeste aangiftes van de dga's zijn pas enkele weken binnen. En we kennen de automatisering van de Belastingdienst. Veel dga's doen overigens pas vlak voor 1 september aangifte over 2014. Dan weten we of ze van die gelegenheid gebruik hebben gemaakt. Elke ingeboekte opbrengst op dit dossier is een gok. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister-president. 

Ik maak ook graag een opmerking over de loonbelasting. Daarbij doet zich een tegenvaller voor van 300 miljoen. Bij een aantrekkende economie zou je op dat punt een meevaller verwachten. Wat is er gebeurd? 

Ik sla het stuk over de elektrische en hybride auto's over omdat we geen antwoorden op de Kamervragen hebben gehad. Ik merk echter wel op dat de Algemene Rekenkamer voor het tweede jaar achter elkaar snoeiharde kritiek uit op het feit dat je op een Mitsubishi Outlander meer dan €30.000 subsidie kon krijgen en op een Tesla zelfs €80.000, als je die vijf jaar ging leasen. Vooral de hybrides rijden echter voor 70% op benzine. De Rekenkamer schrijft daarom dat het milieuvoordeel nagenoeg nihil is. Maar al die milieuvoordelen hebben wel meer dan 5 miljard gekost. Mijn fractie wil graag veranderingen en is daarin consistent. Wanneer kunnen we nu eindelijk de Autobrief verwachten, die een einde aan de subsidiegekte zou maken? Wij ontvangen die graag vóór 1 juni, minister-president, want dan kan die brief ook gewoon fatsoenlijk worden behandeld. 

Dit zijn maar een paar voorbeelden die aangeven hoe weerbarstig de wereld van belastingen is. Dat brengt mij op het volgende punt, namelijk de belastingherziening. De Rekenkamer waarschuwt voor al te grote verwachtingen over een grote herziening op korte termijn. Zelfs het voorzichtig draaien aan bestaande knoppen zou al te veel kunnen zijn voor de Belastingdienst. Hoe duidt de minister dit? Wat is zijn reactie hierop? Welke consequentie trekt de minister-president hieruit? 

Want tegelijk met de presentatie van het rapport van de Rekenkamer lekte een zeer ambitieus plan uit van staatssecretaris Wiebes, om de problemen bij de Belastingdienst aan te pakken. De benodigde middelen, zeker 1,1 miljard euro, staan nog nergens gedekt op een begroting. Er wordt dus een hervorming in gang gezet zonder structurele middelen. De Algemene Rekenkamer waarschuwt nu al dat de legacyproblemen een ernstige onvolkomenheid zijn, de enige ernstige onvolkomenheid bij het Rijk. Gaat de regering het plan van staatssecretaris Wiebes voor honderd procent steunen, of blijft dat nog maanden in de lucht hangen? 

In dat plan — Oliver Wyman schreef er een rapport over — staat snoeihard: u kunt in de komende vijf jaar geen belastinghervorming doorvoeren. Deelt de minister-president die mening, of is er alsnog een belastinghervorming mogelijk? 

Aan de minister van Financiën had ik willen vragen hoe hij beoordeelt dat zijn departement dit jaar van alle departementen de meeste onvoldoendes scoort. Dat is toch wat vervelend, want de minister van Financiën moet de andere departementen aanspreken. 

Wij verantwoorden ons ook naar Europa toe. Hoe hebben wij verkregen subsidies besteed? Het steekt dat Nederland, net als Zweden en Denemarken, een dergelijke verklaring opstelt, maar andere landen niet. Uit de nationale verklaring van Nederland blijkt al dat voor sommige fondsen aanzienlijke foutmarges werden behaald. Niet dat de subsidies daarmee foutief zouden zijn verstrekt, maar ze zijn niet goed verantwoord. Het Europees Visserijfonds kent maar liefst 10,4% onrechtmatigheden, terwijl de norm 2% is. Dat kan op termijn leiden tot het vervallen van toegekende subsidies, wat neerkomt op mogelijk meer dan 5 miljoen voor de sector. Dat is niet goed, en het is ook niet de eerste keer. Gaat de regering hier nu echt werk van maken? 

Als het in Nederland niet altijd goed gaat met het verantwoorden van EU-subsidies, hoe zit het dan in andere landen, die geen nationale verklaring afgeven? Het CDA vraagt nogmaals aan de minister-president om dit volgend jaar, tijdens het voorzitterschap van Nederland, prioriteit te geven. Het CDA vraagt om tijdens dat voorzitterschap prioriteit te geven aan de verantwoording van Europese gelden. Het is van de gekke dat de Europese Rekenkamer al twintig jaar lang geen fiat geeft aan de Europese verantwoording. Dit ondermijnt het draagvlak voor het Europese project. Het CDA wil daarom hierbij een zware prioriteit leggen. Is het kabinet het daarmee eens? 

Verantwoording van Europese gelden is niet alleen mogelijk over de inkomsten, maar ook over de uitgaven. Mijn collega van de PVV sprak hierover ook al. Denemarken doet dat. Is Nederland bereid om dat alsnog ook te doen? We hebben namelijk een naheffing gehad van 1,1 miljard. We hadden daarvoor al een extra bijdrage van 400 miljoen. We hebben nog steeds geen openbaarheid van stukken. Laat ik nu maar even de toelichting bij die 133 miljoen voorlezen. "In 2014 is een aantal mutaties verwerkt in de raming van de Nederlandse afdracht aan de Europese Unie. Het betreft met name de vertraging van de ratificatie van het eigenmiddelenbesluit en een naheffing uit oktober 2014. Deze mutaties zijn respectievelijk in de eerste en de tweede suppletoire begroting verwerkt." 

Ik wil weten of die 133 miljoen is uitgegeven aan dat vertraagde eigenmiddelenbesluit. Eind december is aan de Kamer geschreven dat daarvoor 55 miljoen stond ingeboekt. Waar is dan die andere 78 miljoen gebleven? Gaat het daarbij om een andere naheffing? Gaat het om een andere post? Er is uren over nagedacht, maar men kan het nog steeds niet produceren. Ik verwacht echt een helder antwoord, want dit is niet de manier waarop de Kamer geïnformeerd wenst te worden. 

De regering wist meer over de naheffing. Het is toevallig dat de Algemene Rekenkamer precies hetzelfde opmerkt. Is de regering bereid om de briefwisseling met de Europese Commissie openbaar te maken, of moeten we de in totaal meer dan 1,6 miljard extra EU-afdrachten gewoon slikken, zonder de regering te kunnen controleren? Geen controle kunnen uitoefenen is ongrondwettelijk — wij hebben ook tegen de vorige naheffing gestemd — en past niet bij onze taak. Wanneer mogen wij deze ultrageheime berichten tussen Nederland en Brussel over geld inzien? 

Ik maak dit punt met grote nadruk omdat wij via de euro, via de bankenunie, via het ESM en via de EFSF aanzienlijke risico's lopen via Brussel, Luxemburg en Frankfurt. Wij hebben garantstellingen afgegeven en wij moeten controle kunnen uitoefenen. Dat kunnen wij nauwelijks tot niet vanwege de rechtsvormen. De EFSF is in Luxemburg een vennootschap die onder het mkb functioneert. De Rekenkamer waarschuwt daar al voor. Controleren kunnen wij ook niet vanwege de vertrouwelijkheid. Is de regering bereid om met een voorstel te komen om de risico's in kaart te brengen en de controle op deze risico's te vergroten door ons beter te informeren? 

De risico's zijn afgenomen. De sporen die de kredietcrisis achterliet op de rijksbegroting worden gelukkig kleiner. Dat is positief. Dat betekent echter niet dat er geen risico's meer zijn. Zo is daar de ingeboekte bezuiniging op de rijksdienst. Er is 4,1 miljard ingeboekt, maar er is nog slechts 0,4 miljard gerealiseerd. Anders dan bij de zorg en de sociale zekerheid lukt het niet om in eigen vlees te snijden. Neem VWS. Dat heeft dit jaar een overschrijding op het kerndepartement met 50% extra personeel en 50% extra materieel. Wat is daar precies gebeurd? De departementen ontspringen blijkbaar de dans, Buitenlandse Zaken uitgezonderd. 

De Algemene Rekenkamer constateert dat er jaar op jaar een overheveling plaatsvindt van programma-uitgaven naar apparaatsuitgaven. Zo ziet het CDA de overheid niet voor zich. Juist de uitvoering moet meer focus krijgen bij alle uitvoeringsdiensten, zoals de NVWA en de SVB. Dan maar minder plannen uit Den Haag, want wij moeten naar een slankere overheid, maar wij moeten niet te veel lijnen waar het de uitvoering betreft. Hoe gaan wij dit concreet vormgeven? Is de minister-president bereid om de wet zo te interpreteren dat alle ministeries verantwoording afleggen over de zbo's — daar is de wet niet duidelijk over — inclusief de apparaatsuitgaven? 

Ten slotte, 2014 was een bijzonder jaar; mijn collega's refereerden daar al aan. Ik heb in mijn inbreng de nadruk gelegd op de financiële bijzonderheden. Toch zullen wij 2014 niet daarom onthouden. Dat zal zijn vanwege de aanslag — ik herhaal het woord: aanslag — op de MH17 en de wijze waarop die onderzocht wordt. Er lopen onderzoeken naar de toedracht, de schuld en een stuk van het handelen van de regering. Allereerst dienen toedracht en schuld vastgesteld te worden. Dit deel van de takenverantwoording over 2014 blijft openstaan. Velen hebben hier hard aan gewerkt en zullen hiermee doorgaan. Dat zijn wij de slachtoffers en de nabestaanden verschuldigd. 

De voorzitter:

Voordat ik de heer Slob het woord geef, schors ik de vergadering voor twee minuten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Het Verantwoordingsdebat wordt vandaag gehouden op de dag van de Eerste Kamerverkiezingen. Daar zal over nagedacht zijn. We hebben vanmiddag de nieuwe samenstelling van de Eerste Kamer tot ons kunnen nemen. Die uitslag, waarbij de coalitiepartijen ernstig verzwakt de verkiezingen uit zijn gekomen, kan naar onze mening maar één ding betekenen: het kabinet zal op bescheiden wijze moeten zoeken naar een breder draagvlak voor haar beleid. Voor de ChristenUnie, die sterker uit deze verkiezingen is gekomen, is het daarom belangrijk om te weten met welke houding de premier en zijn ploeg die steun willen verwerven. Immers, de urgentie is er met de stand van de wereld niet minder op geworden. Zowel in eigen land als internationaal staan zaken onder grote druk. Ik noem de hoge werkloosheid, de energiecrisis, die op scherp is gezet door Groningen, de situatie van Griekenland, het vluchtelingenvraagstuk, de terreur van ISIS. Die zaken vragen om bezonnen leiderschap. Hoewel het economisch beter gaat, kan het kabinet niet op de handen gaan zitten. 

De grote problemen kan het kabinet niet alleen aanpakken. Herinnert de premier zich in dit verband misschien het motto van zijn kabinet nog? Dat kan misschien wat zijn weggezakt. Dan wil ik graag zijn geheugen opfrissen. Dat motto, dat indertijd met zorg werd gekozen, was "bruggen slaan". Ik vraag de minister-president zich bij dit Verantwoordingsdebat te verantwoorden over de wijze waarop dit kabinet inhoud aan dit motto heeft gegeven en nog wil gaan geven. Ik vraag dat omdat ik de indruk heb dat het bruggen slaan van dit kabinet zich veelal beperkt heeft tot het bouwen van bruggetjes in Den Haag, met name tussen de regeringspartijen zelf. De vraag is waar we de kabinetsbrug tussen Den Haag en de samenleving kunnen vinden. Zo begon het kabinet ooit over de participatiesamenleving. Na lang doorvragen kregen we een magere verdere onderbouwing daarvan. Inmiddels horen we er niets meer over. Wat doet het kabinet nog om burgers te faciliteren om hun rol in de participatiesamenleving op te pakken? 

Waar is de brug tussen stad en landelijk gebied? Het kabinet heeft laten zien een blinde vlek voor de regio te hebben. Zo hebben de Groningers nog steeds geen duidelijkheid over de gaswinning en is de werkloosheid in de regio, zoals in Twente en de regio Emmen, nog steeds schrikbarend hoog. 

Waar is de brug tussen rijk en arm? Het aantal klanten bij de voedselbank neemt nog steeds toe en de vermogensongelijkheid in Nederland wordt steeds groter. Het kabinet komt nu met plannen om op termijn de bpm af te schaffen, maar waar blijft de belastingherziening waarmee stappen kunnen worden gezet in het verkleinen van de kloof tussen rijk en arm? 

Waar is de brug tussen jong en oud en tussen hoog- en laagopgeleiden? Enerzijds nemen we de Wet werk en zekerheid aan, die veelal jonge flexwerkers meer zekerheid moet geven, maar anderzijds blijkt dat bij het Rijk ook mensen worden ontslagen in aanloop naar de ingangsdatum van de wet. De Kamer heeft hierover aan de bel getrokken en op plekken is dat ook weer rechtgezet, maar hoe kan de overheid iets eisen van een ander als zij zelf niet het goede voorbeeld geeft? 

Het kabinet wilde — ik citeer uit de stukken van het kabinet bij de start van het kabinet — "de onderlinge verbondenheid, het optimisme en de kracht van Nederland versterken". We kennen de minister-president als iemand die immer optimistisch is. Echter, als het kabinet de onderlinge verbondenheid wil versterken, vraagt dat om een houding waarbij het kabinet veel meer dan nu oog heeft voor wat er gebeurt in het land en in de samenleving, een houding die realiteitszin en urgentie uitstraalt, een houding van echte bruggenbouwers. 

Dat brengt mij ertoe om de premier in dit Verantwoordingsdebat aan de hand van een aantal voorbeelden te bevragen op de houding van het kabinet bij vraagstukken die gespeeld hebben in 2014 en in 2015 nog doorlopen. Het eerste voorbeeld dat ik aanhaal, is ook door de heer Nijboer al genoemd. Dat is het komen tot een cao voor de leraren, voor de politieagenten, voor de militairen en voor het overige overheidspersoneel. Vier jaar lang, ook in 2014, stonden onze rijksambtenaren — dat zijn zo'n 120.000 mensen — op de nullijn. Dat was in die situatie onvermijdelijk. We hebben echter met elkaar afgesproken — de ChristenUnie was daarbij betrokken — dat 2015 het jaar is om de nullijn los te laten. We hebben daarvoor geld gereserveerd in de begrotingen, zelfs meerjarig. Het gaat om honderden miljoenen voor 2015, om meer dan een miljard voor 2016 en om bijna 2 miljard voor 2017. Het is dan toch eigenlijk een beetje beschamend dat er eind mei nog steeds geen fatsoenlijke cao is afgesloten? Hoezo bruggen slaan naar deze in de afgelopen jaren hondstrouwe ambtenaren? Is het kabinet bereid om snel aan deze beschamende situatie een einde te maken? 

Een tweede voorbeeld betreft de perikelen rond de gaswinning in Groningen. Tot voor kort bewoog alles, behalve het kabinet. Er was een stevig rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid voor nodig om het kabinet wat in beweging te krijgen, maar nog steeds ontbreekt een definitief besluit voor het gehele kalenderjaar 2015. In de eerste vier maanden van dit jaar is al 11,5 kuub geproduceerd. De NAM zegt: we liggen op schema. Mijn fractie vindt dat onbegrijpelijk. De Groningers worden in onzekerheid gelaten en het gesteggel over de schadevergoedingen houdt nog steeds aan. De spijtbetuiging van de minister van Economische Zaken is inhoudsloos als er geen consequenties aan worden verbonden. Welke bruggen slaat het kabinet nu eigenlijk in de richting van het noorden? Wanneer gaat het kabinet de Groningers de lang verdiende duidelijkheid bieden, niet alleen duidelijkheid voor dit jaar maar ook duidelijkheid over een verdere afbouw van de winning na dit jaar? En waar blijft de duurzame-energietransitie om deze afbouw ook mogelijk te maken? 

Ik kom op een derde voorbeeld, dat ook veel besproken is in het parlement, zowel in deze zaal als in de commissiezalen: het pgb. Het is wat gênant dat na vijf debatten over de pgb's het probleem nog steeds niet is opgelost. De staatssecretaris van VWS belooft keer op keer een verhoogde inzet, maar ondertussen blijft het een groot drama, waarvan de budgethouders en de zorgverleners de dupe zijn. De Algemene Rekenkamer heeft het over een "onvolkomenheid", maar de 5% waar de staatssecretaris het over heeft, betreft in werkelijkheid een bundeling van duizenden drama's. En het is nog niet voorbij; de problemen stapelen zich op. Wat vindt de minister-president van de chaos die is ontstaan? Klopt het dat hij vorige week het terecht aanbieden van excuses aan de vele getroffenen "gratuit" heeft genoemd? Denkt hij dat hij met dit soort opmerkingen vertrouwensbruggen kan slaan naar mensen die zo sterk getroffen worden door falend overheidsbeleid? VWS heeft het over "een prop in het systeem" en stelt dat de gegevensoverdracht grotendeels goed is verlopen. De Algemene Rekenkamer stelt helder dat de gegevensoverdracht niet goed is voorbereid. Welke conclusie trekt de minister-president? 

Mijn vierde voorbeeld is het VN-gehandicaptenverdrag. Mijn fractie heeft in de afgelopen jaren meerdere malen aandacht gevraagd voor ratificatie van dit verdrag, dat de positie van mensen met een beperking zou moeten verbeteren. Bij het debat over de regeringsverklaring heb ik een motie ingediend, die Kamerbreed is aangenomen, waarin staat dat dit in 2013 zou moeten worden gerealiseerd. We leven inmiddels in 2015. Het kabinet heeft al wel wetgeving voorbereid. Daarover vindt al een schriftelijke uitwisseling plaats. We zouden echter voor de zomer ook een uitvoeringsplan krijgen, waarin precies zou worden geregeld hoe we dit verder gaan oppakken. We wachten er nog steeds op. Als dat plan er niet komt, wordt de ratificatie ook weer verder doorgeschoven. Dan zou die nog niet eens in dit parlementaire jaar kunnen plaatsvinden. Dat vindt mijn fractie ontoelaatbaar. Ik wil dan ook graag vanavond van de minister-president horen dat we het plan binnen een week of twee in de Kamer kunnen ontvangen. 

Ik kom bij het vijfde voorbeeld. Ook internationaal is er sprake van een steeds grotere kloof tussen rijk en arm. De bedreigingen zijn groter dan ooit, met ISIS aan de zuidgrens van Europa en het conflict tussen Oekraïne en Rusland in het oosten. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn meer mensen dan ooit op de vlucht. Het zijn 51 miljoen mensen; het is onvoorstelbaar veel. Dit alles leidt ook tot meer migratiestromen naar Europa. We zullen daar deze week in de Kamer verder over spreken. De ChristenUnie heeft, ik denk zelfs als enige partij, altijd gepleit voor het in stand houden van zowel het budget voor Defensie als het budget voor Ontwikkelingssamenwerking, om zo te kunnen voldoen aan onze grondwettelijke verplichting uit artikel 90: het bevorderen van vrede en veiligheid en het beschermen van mensenrechten. Deze belangrijke brugfunctie tussen Defensie en Ontwikkelingssamenwerking mogen we niet veronachtzamen. Daarom pleit de ChristenUnie ook in dit debat voor een humane opvang van asielzoekers, in de regio maar ook in Nederland, en voor het terugdraaien van de bezuinigingen op Ontwikkelingssamenwerking en Defensie. De 50 miljoen die minister Ploumen vandaag noemt, staat in geen verhouding tot de totale bezuiniging van 2 miljard op Ontwikkelingssamenwerking. Het is ook een sigaar uit eigen doos, omdat het bestaand ontwikkelingssamenwerkingsgeld betreft dat nu elders wordt ingezet. Welke substantiële extra bijdrage gaat dit kabinet leveren om de kloof tussen arm en rijk wereldwijd te verminderen? 

Het kabinet is erin geslaagd om belangrijke wetgeving door de Kamer te loodsen en een begin te maken met het op orde maken van de overheidsfinanciën. Bij de uitvoering van het kabinetsbeleid, daar waar het de mensen raakt, is er echter nog veel werk aan de winkel. De Algemene Rekenkamer legt hier pijnlijk de vinger bij. Na de jubelboodschap die de minister van Financiën afgelopen woensdag bracht, volgde van de Algemene Rekenkamer een boodschap die er niet om loog. In de uitvoering gaat er nog heel veel mis. Dat is het geval bij de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank, maar ook bij de decentralisaties van beleid naar lagere overheden. Het kabinet kan en moet hier nog veel meer werk van maken. Het moet ook werk maken van het slaan van bruggen naar de samenleving. Wij zijn benieuwd naar de beantwoording in eerste termijn van de minister-president. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Om te beginnen wil ik een woord van dank richten aan de Algemene Rekenkamer. Het waardevolle werk dat keer op keer door de Rekenkamer wordt verricht, stelt de Kamer in staat haar controlerende taak goed uit te oefenen. Het is een groot voorrecht dat wij in een democratie leven waarin deze controle stevig is verankerd. Een extra woord van dank gaat juist op dit moment uit naar scheidend president Saskia Stuiveling. We hebben bewondering voor de wijze waarop zij de afgelopen jaren met veel bezieling de Rekenkamer heeft geleid. 

Het kabinet noemde in zijn reactie op de verantwoordingsstukken het feit dat er zo veel plannen in werking zijn gezet een prestatie van formaat. De Rekenkamer merkt echter terecht op dat er ook nog zoiets is als zorgvuldige uitvoering. De spoed en haast van dit kabinet hebben die uitvoering alles behalve goed gedaan. Dat is géén prestatie van formaat. We zien het op veel terreinen terug, tot mijn teleurstelling ook op terreinen die het kabinet misschien nog een beetje een sociaal gezicht of een groen randje zouden kunnen geven. Ik wijs op de problemen met het pgb. Die zijn al door verschillende sprekers genoemd. Ik wijs ook op de decentralisaties, de kwestie rond de flexwet van Asscher, die niet werkt, het uitblijven van de beloofde 100.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking, het niet halen van de al lage doelstelling van het energieakkoord en op de bonuswet van Dijsselbloem, die eenvoudig omzeild wordt. 

Het kabinet lijkt de afgelopen tweeënhalf jaar meer bezig te zijn geweest met op bezuinigen toegesneden wetgeving in hoog tempo door de Kamers te jassen, dan dat het zich heeft gerealiseerd wat dat betekent voor mensen, wat de maatschappelijke uitwerking is en wat in de uitvoering uiteindelijk het echte effect is. Het zou je kunnen overkomen, maar ook dat is niet het geval. Veel problemen waren vooraf voorspeld vanuit diverse hoeken: door de Rekenkamer in het rapport van vorig jaar, door gemeenten, door banken die aankondigden gewoon hun lonen te verhogen als er een bonuswet zou komen en door de vakbond en de werkgeversorganisaties, die beide al aankondigden dat de Wet werk en zekerheid eerder zou leiden tot sneller ontslag voor mensen in tijdelijke dienst, dan dat deze daadwerkelijk hun positie zou verbeteren. Ook GroenLinks heeft vaak gewaarschuwd dat het tempo van de decentralisaties onverantwoord was en dat de uitwerking van het energieakkoord zou gaan tegenvallen. We hebben tegen de ketenbepaling in de flexwet gestemd omdat het ook voor ons overduidelijk was dat die de positie van flexwerkers niet zou verbeteren, maar zou verslechteren. 

Daarmee zijn deze problemen dus verwijtbaar aan het kabinet. Als je willens en wetens waarschuwingen in de wind slaat, ben je des te meer verantwoordelijk voor dit soort effecten. Dat verschillende bewindslieden achtereenvolgens hier in de Kamer in de problemen komen, heeft daar vaak mee te maken. Ik ben erg benieuwd hoe de minister-president reflecteert op de kritiek van de Rekenkamer. Welke les trekt hij hieruit, zowel ten aanzien van reparaties aan het tot nu toe gevoerde beleid als voor nieuw beleid voor de komende jaren? Heeft de minister-president al een plan om de uitvoering van het kabinetsbeleid te verbeteren? Wordt de flexwet aangepast, bijvoorbeeld doordat we flexwerk duurder maken dan vast werk, waardoor er een echte prikkel ontstaat in de richting van meer vaste banen? 

Voordat ik ga vooruitblikken naar de tweede helft van de regeerperiode heb ik nog een laatste punt over de verantwoordingsstukken. Dankzij GroenLinks is er vorig jaar 100 miljoen extra uitgetrokken voor de kinderopvang. Desondanks constateren wij een onderbesteding van 300 miljoen. Die 100 miljoen, en meer dan dat, is dus niet uitgegeven aan waar dat geld voor bedoeld was. GroenLinks wil dat dit geld voor de kinderopvang beschikbaar blijft. De onderbesteding laat zien dat er dus ruimte is om de regeling te verruimen. Ik zal op dit punt een motie indienen. 

Voor de komende jaren van dit kabinet heeft GroenLinks zijn hoop gevestigd op een goede discussie over de herziening van het belastingstelsel. Belastingen zijn bij uitstek het instrument om een maatschappij anders in te richten. We waren dan ook enthousiast over het voornemen van de staatssecretaris van Financiën om te komen met een heuse belastinghervorming. Dat was een kans om Nederland te veranderen. Staatssecretaris Wiebes spreekt intussen niet meer van een stelselherziening. Hij gebruikt voorzichtig de woorden "groot onderhoud". Hoe zit dit precies? Heeft het kabinet nog steeds dezelfde ambitie ten aanzien van de stelselherziening of is het ambitieniveau naar beneden bijgesteld? 

Wij vrezen een beetje dat het kabinet eigenlijk niet meer bereid is om het stelsel daadwerkelijk ingrijpend te veranderen, maar dat het vooral wil bekijken hoe meevallers omgezet kunnen worden in cadeautjes, misschien om kiezers te paaien. Maar dat is niet waar wij het met elkaar over zouden moeten hebben. Nu wordt de samenleving een belastingverlaging beloofd, maar hoe fijn die misschien voor velen ook is, het gaat om de hervorming van ons stelsel. Wat GroenLinks betreft gaat het dan om lastenverschuiving en niet om lastenverlaging. Presenteert het kabinet die lastenverschuiving en geeft het de kiezer dan ook aan waar de belastingen omhoog zullen gaan? GroenLinks zou willen dat aan de Kamer een totaalbeeld wordt voorgelegd, zodat alle maatregelen in samenhang beoordeeld kunnen worden. GroenLinks gaat alleen praten over een totaalbeeld, een duidelijk beeld van het totaal van verlichting en verzwaring en de maatschappelijke effecten daarvan. 

Wat ons betreft moet er minder last op arbeid zijn, maar meer op vervuiling en vermogen. De publieke sector moet niet steeds kleiner worden. Verplegers, thuiszorgers, politiemensen, rechters en docenten: we hebben ze kei- en keihard nodig en er zijn er te weinig en niet te veel. We hebben ook te weinig voor hen over. In dat opzicht sluit ik mij aan bij sprekers voor mij die hebben aangedrongen op een spoedige oplossing van het cao-vraagstuk. Wij hebben het over echte banen. Die komen een keer niet uit de markt, maar uit de publieke sector, maar ze zijn even echt. 

Wat GroenLinks betreft komt er ook een fiscale aanvulling op het energieakkoord, zodat we van de grote energieslurpende bedrijven die nu buiten schot blijven, eindelijk een eerlijke bijdrage gaan vragen. Wij willen dat groene energie via een slimme differentiatie van energiebelasting nu een keer goedkoper wordt dan grijze energie. We moeten bovendien belastingontwijking door mulinationals aanpakken en vermogensbelasting progressief maken om ongelijkheid tegen te gaan. 

Dat is een bijzondere kwestie, die vermogensbelasting. Twee weken geleden ontvingen wij een brief van het kabinet bij monde van minister Asscher. Daarin staat dat het kabinet de vermogensverdeling in Nederland eigenlijk helemaal geen probleem vindt. Het verschuilt zich daarbij achter het argument dat de vermogensverdeling in Nederland niet in de weg zou staan van sociale mobiliteit. Ja, dat moest er nog eens bijkomen ook! Twee uur geleden verscheen ineens het bericht dat het kabinet volgens de Partij van de Arbeid het vermogen progressief wil gaan belasten, maar dat de VVD dat tegenspreekt. Graag krijg ik vanavond opheldering hierover van de minister-president. Vindt het kabinet de huidige vermogensverdeling nu wel of niet een probleem? Komt er een progressieve vermogensbelasting? Hoe is dit te rijmen met de eerdere uitspraken? Laat ik helder zijn: wat GroenLinks betreft is de vermogensverdeling als zodanig een probleem. 62% van het vermogen in Nederland zit bij 10% van de bevolking. Dat is een probleem op zichzelf. Het niet meer willen belasten van grote vermogens tast niet alleen de solidariteit aan, maar ook de geloofwaardigheid van dit kabinet. Want was eerlijk delen immers niet een van de drie pijlers daarvan? 

Ik rond af. GroenLinks wil graag meepraten over een belastingstelsel dat bijdraagt aan meer werk, verduurzaming en meer gelijkheid. Daar zou GroenLinks graag aan mee willen doen. Als het blijft bij gerommel in de marge of als het deze doelen uiteindelijk niet dient, bedanken wij vriendelijk. Ik wens dit kabinet daarom veel wijsheid toe in de komende tijd, zeker in het licht van de intussen gewijzigde verhoudingen in de Eerste Kamer. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Het verantwoordingsdebat kan niet zonder het rapport van de Algemene Rekenkamer. Net als de heer Koolmees wil ik beginnen met de heer Vendrik te bedanken. Ik vraag hem om die dank over te brengen aan het hele team van medewerkers. Hij zit hier voor zijn hele team. Er is veel werk verricht; veel dank daarvoor. Er springen wat mij betreft drie thema's uit, waarvan ik er maar eentje uitwerk. Hij moet mij dat vergeven, maar ik haak rustig aan bij collega's die dat uitvoerig hebben gedaan; je moet ook kiezen. 

Het eerste thema is het persoonsgebonden budget. Daar zijn stevige discussies over en er zijn al veel debatten over geweest. Als ik mij niet vergis, zal daar binnenkort ook weer stevig over worden gedebatteerd. Daar wordt door de Kamer, maar ook door de regering, dus veel aandacht aan geschonken. 

Het tweede thema is de Belastingdienst. Daar wordt ook heel veel aandacht aan geschonken. We hebben vorige week nog een overleg gehad met staatssecretaris Wiebes over zijn nieuwe aanpak. Er wordt een heel bijzondere aanpak voorgesteld, moet ik heel eerlijk zeggen. Die gaat volgens mij werken, maar ik wil mij aansluiten bij de opmerking van de heer Omtzigt. Hij vroeg zich af of dit plan wel de steun van het hele kabinet heeft, want het opvallende was dat we een brief kregen over een nieuw systeem, maar dat een en ander nog zonder dekking was. Op termijn zou het geld moeten opleveren, maar staatssecretaris Wiebes moest vermelden dat die dekking er volgens het kabinet pas op Prinsjesdag komt. Dat duurt nog even. Ik wil de minister-president dus vragen: die aanpak is nodig, want zonder gaat het mis bij de Belastingdienst, maar steunt hij die aanpak ook? 

Ik wil de meeste aandacht geven aan het derde thema dat de Algemene Rekenkamer noemt, namelijk Defensie. Daar piept het en kraakt het. Ten opzichte van de debatten over de Belastingdienst en het persoonsgebonden budget zie ik daarvoor veel minder aandacht. Mij vielen laatst twee voorbeelden op. Niet dat die een duidelijk beeld geven van de algemene problematiek van Defensie, maar ze zijn wel illustratief voor wat daar plaatsvindt. Een arts vertelde mij dat wij bij een calamiteit binnen of buiten Nederland op dit moment in staat zijn om maar één veldhospitaal in te richten. Het gaat om de opvang van onze eigen gewonden. Daarvoor hebben ze wel de mensen en de opleiding, maar niet het materieel. Als er een calamiteit plaatsvindt, moet er dus doorverwezen worden naar algemene ziekenhuizen. Dat kan toch niet zo zijn? Defensie moet toch wel kunnen zorgen voor haar eigen gewonden? 

Het tweede voorbeeld is wat mij betreft ook diep ingrijpend. Ik sprak een militair. Ik zal overigens van beiden geen namen noemen want dat past niet, maar gelukkig gaan we op werkbezoeken waarbij je die mensen spreekt. Ik sprak dus een militair die zei: ik ben werkzaam in het hoogste geweldsspectrum en behoor tot de troepen die als er zich echt een probleem voordoet, in de frontlinie staan. Hij zei: overdag is dat momenteel niet zo erg, maar 's nachts wel, want ik ben mijn nachtkijker kwijt omdat die nu in het buitenland verkeert bij een ander bataljon. Het gaat om dat soort heel simpele dingen: de munitie waarmee militairen moeten oefenen, een simpele nachtkijker en materieel voor een ziekenhuis. 

Het piept en het kraakt dus bij Defensie. De Algemene Rekenkamer heeft daar een mooi eufemisme voor en zegt: Defensie is geen geoliede machine. Dat lijkt mij het eufemisme van het jaar, met dank aan de heer Vendrik. Ik zou willen zeggen: het lijkt meer verlopen olie waarin geen enkele viscositeit meer aanwezig is. Ik vraag de minister-president: zijn wij niet op het punt beland dat we met elkaar moeten zeggen "we dachten in het verleden misschien wel dat het kon met die bezuinigingen maar we moeten constateren dat er geen passend budget is"? 

Een van de redenen waarom dit gebeurt is dat Defensie zo loyaal is dat zij ondanks de omstandigheden waarin zij verkeert toch de opdrachten uitvoert — en gelukkig maar — die wij haar geven. Maar wat doet zij dan? Dan kannibaliseert zij de eigen krijgsmacht. Dan zie je gewoon tekorten ontstaan, zowel in menskracht maar vooral ook in materieel. Hoe hebben we het zo ver kunnen laten komen? We hebben het wél over de veiligheid van ons eigen land, over de veiligheid die ons lief moet zijn en die van belang is. Wij zijn niet zo van het dreigen met parlementaire onderzoeken en enquêtes. Ik ga dat nu ook niet doen, maar je zou toch zeggen dat er wel om minder een parlementaire enquête of een parlementair onderzoek is aangevraagd. Laat het kabinet het alsjeblieft niet zo ver laten komen. 

Ik wil het kabinet oproepen om snel en gericht te investeren. Ik kan het antwoord van de minister-president echter al voorzien. De minister-president zal zeggen: wij zien dat ook en wij vinden dat ook een probleem, maar er ligt een mooie motie-Van der Staaij en daarover gaan we nog spreken. U hoort in september van ons, met de Prinsjesdagstukken, en dan zullen we dit probleem oplossen. Maar de motie-Van der Staaij richtte de blik op de toekomst: wat zijn in de toekomst de ambities die nodig zijn om de veiligheid te garanderen en welk budget hoort daarbij? De Rekenkamer maakt ons duidelijk dat we nu al een probleem hebben. Eigenlijk moeten we twee dingen doen: eerst moeten we het probleem nu oplossen en vervolgens kunnen we doorbouwen naar de toekomst. Ziet de minister-president dat ook zo en luistert hij op die manier ook naar zijn collega, de minister van Defensie? Natuurlijk moet er gekozen worden, maar ik ben bang dat we hetzelfde gaan doen als waardoor het probleem is ontstaan in het verleden, namelijk dat er deals worden gesloten, dat er vervolgens een akkoord is en dat de een dit wil en de ander dat. Maar veiligheid zou toch boven alle partijen moeten staan en niet afhankelijk moeten zijn van de waan van de dag? 

Over de AIVD hebben verschillende collega's ook het nodige gezegd. Bezuinigingen doen pijn, dat is voor iedere betrokkene duidelijk. Het rapport van de Algemene Rekenkamer laat echter zien dat verkeerd bezuinigen ook langdurig kan frustreren. Zo is het budget van de AIVD niet alleen met een derde afgenomen, maar is vooral de effectiviteit ervan afgenomen. Ik heb dat anderen ook horen zeggen. Vakkundig personeel is vertrokken, de investering in opleiding is weggehaald, terwijl we erachter komen dat de agressie in de wereld toeneemt. Kennis en kunde zijn sinds 2012 verloren gegaan. Gelukkig is er weer het een en ander gerepareerd — we hebben daaraan, samen met anderen, ook het nodige mogen bijdragen — maar de littekens blijven langer. Er is een jojobeweging gemaakt en dan zie je dat kennis en kunde vertrekken. 

Ik heb daarom drie vragen aan de minister-president. Een: hoe wordt voorkomen dat bij bezuinigingen de belangrijkste onderdelen van het werk worden verwijderd? We kunnen wel zeggen dat er zoveel bezuinigd moet worden, maar als dat tot de verkeerde inhoudelijke keuzes leidt, vissen we weer achter het net. Twee: welke mogelijkheden zijn er om in het geval van de AIVD de Kamer op voorhand meer inzicht te geven in de effecten van de bezuinigingen om de doelen te behalen? Dan kunnen we immers meebeslissen over welke keuzes er inhoudelijk worden gemaakt. Drie: wordt voortaan bij bezuinigingen op uitvoeringsdiensten ook aangegeven in welke cruciale taken moet worden gesneden? Dus dat het kabinet zelf ook aangeeft: als we naar dit budget gaan, betekent dat niet alleen budgettair iets, maar ook inhoudelijk. Dan kunnen we daar echt een serieuze discussie over hebben. 

We willen allemaal naar een samenleving waarin mensen en bedrijven meer verantwoordelijkheid nemen. Bedrijven moeten investeren en mensen moeten in de participatiesamenleving verantwoordelijkheid nemen. Waar zij vaak tegenop lopen, dat is mijn laatste punt, is regeldruk en bureaucratie. Dingen die je wilt, kunnen uiteindelijk misschien wel, maar het duurt lang voordat het kan. Dit kabinet heeft gelukkig een heel stevige reductie van de regeldruk tot doel. Regeldruk kost tijd, geld en — dat is misschien nog wel het belangrijkste — het zorgt voor frustratie, wat mensen vervolgens weer ontmoedigt. 

Het kabinet doet zijn best om tot 2017 de regeldruk met 2,5 miljard euro structureel en merkbaar te verlagen. Je zou zeggen dat het de goede kant opgaat, maar we moeten ons niet rijk rekenen. Een van de redenen waarom op rijksniveau de regeldruk vermindert, is het feit dat we een en ander verplaatsen naar bijvoorbeeld de gemeenten. Maar daar heeft die ondernemer of vrijwilliger niet zoveel aan. Het betekent alleen op papier minder regeldruk door het Rijk. Is de minister-president ook bereid ernaar te kijken dat het per saldo om 2,5 miljard minder moet gaan en niet slechts deels of geheel bij het Rijk? 

Ook betekent de verwachte regeldrukverlaging aan het begin van een wetstraject nog niet dat dit het einde van het liedje is. Hoe bewaakt de minister-president dat dit wel gebeurt, bijvoorbeeld met een nota van wijziging? Actal heeft een maand geleden aan de bel getrokken en geeft aan dat de aandacht voor het aanpakken en voorkomen van regeldruk verslapt. Ik wil een heel concreet voorstel doen. Ik licht een aanbeveling uit dat pakket dat Actal geeft, waarvan ik vind dat de minister-president deze in ieder geval niet kan afwimpelen. Actal schrijft dat het in de fiscaliteit regelmatig voorkomt dat de Belastingdienst maatregelen uitvoert in opdracht van andere ministeries maar dat geen van beide zich bekommert over de bijbehorende regeldruk. Bijvoorbeeld Sociale Zaken zegt dat de Belastingdienst het doet en dat ze het daar maar goed moeten doen en de Belastingdienst zegt: wij voeren alleen maar de wet van Sociale Zaken uit. Ik zou de minister-president willen vragen om de regie te nemen en ervoor te zorgen dat in zo'n geval waarbij twee ministeries betrokken zijn, er altijd een bewindspersoon is — het maakt mij niet uit wie van die twee dat is — die de verantwoordelijkheid voor die regeldruk neemt. Want dat die regeldruk naar beneden moet, is duidelijk. 

De heer Krol (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter. Het Verantwoordingsdebat is een debat over de plannen voor 2014 die zijn uitgevoerd en over hoe de belastingen zijn besteed. Er is wat ons betreft een schril contrast tussen de goednieuwsverantwoordingsbrief en het over de jaren heen harde oordeel van de Algemene Rekenkamer. Het kabinet verliest de mensen uit het oog om wie het zou moeten gaan. Wat 50PLUS betreft is er geen enkele reden voor zelfvoldaanheid, zoals het kabinet die uitstraalt. Verder is er een structurele disbalans tussen de politieke ambities van het kabinet en de beschikbare tijd, mensen en middelen. Sociaal zwakkeren, zorgbehoevenden en ook ouderen zijn de dupe van die disbalans. Vanwege de beperkte spreektijd behandel ik vier onderwerpen. 

Allereerst ouderenwerkloosheid. 249.000 in januari 2014, 250.000 in juni 2014 en bijna 260.000 in december 2014. Dan heb ik het over het aantal 45-plussers in de WW. De conclusie van 50PLUS: de inzet van het kabinet op het gebied van ouderenwerkloosheid zet geen zoden aan de dijk. Het kabinet wijst in de voortgangsbrief op de daling van werkloosheid die is ingezet. Dat is mooi, maar als we kijken naar deze cijfers valt het beeld vies tegen. De kans op werkhervatting voor mensen ouder dan 45 jaar is klein. In de verantwoordingsstukken lezen we dat in 2014 5 miljoen euro is besteed voor scholing en plaatsing van oudere werklozen. Dat is 6 miljoen minder dan begroot. Hoe kan dit? Hoe is het mogelijk dat ondanks de grote problemen niet het volledige budget wordt ingezet? Hoe rijmt men dit met het feit dat het kabinet zegt dat het maximale wordt gedaan om 45-plussers weer aan het werk te krijgen? In 2014 is het aantal WW-uitkeringen aan 55-plussers fors gestegen, terwijl met het dalen van de leeftijdscategorie het aantal uitkeringen alleen maar daalt. De terecht grote inzet op de bestrijding van jeugdwerkloosheid werpt dus vruchten af. Geweldig! Waarom dan niet een dergelijke inzet op de bestrijding van de ouderenwerkloosheid? Kortom, het kabinet doet alsof het alles in het werk stelt om werkloosheid onder 45-plussers te bestrijden maar het tegendeel is waar. 

Mijn tweede punt betreft de zorg. Het persoonsgebondenbudgetdrama van vandaag vindt zijn oorsprong in 2014. We gaan hierover nog apart debatteren, maar dit kan vandaag niet onvermeld blijven en veel van mijn collega's noemden het ook. Naast het afschuwelijke oordeel dat we kregen van de Algemene Rekenkamer hoorden we voortdurend noodkreten van budgethouders en zorgverleners, alle goednieuwsberichten van beide verantwoordelijke staatssecretarissen ten spijt. In een groot veranderingsproces als dit kunnen dingen misgaan, maar hier is fout op fout op fout gemaakt door beide ministeries en door de Sociale Verzekeringsbank. 50PLUS hoort graag de visie van de minister-president op dit debacle. 

Over de uitvoering van de decentralisatieoperatie in het sociale domein is het oordeel van de Algemene Rekenkamer ongemeen hard. Het ging het kabinet in 2014 vooral om het halen van de invoeringsdatum van 1 januari 2015. Ook hier is aandacht voor de randvoorwaarden voor invoering en voor een ordelijke overdracht van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar de achtergrond geschoven. Het feit dat de toekenning van de huishoudelijkehulptoeslag op twee punten afwijkt van de Financiële-verhoudingswet is een pijnlijke illustratie hiervan. Graag krijg ik hierop een reactie. 

De minister van Binnenlandse Zaken dient sowieso zijn rol in het stelsel rondom de decentralisaties te versterken, zo stelt de Algemene Rekenkamer. Dat zijn harde woorden. In het kader van de decentralisatie is meer coördinatie en afstemming nodig tussen Rijk en gemeente om toezicht op de kwaliteit van de zorg te borgen. 50PLUS kan dit alleen maar zien als ondersteuning van de stelling dat er van alles over de schutting is gegooid bij gemeenten, zonder te kijken waar het nu eigenlijk neerkomt. Beleidsvrijheid van gemeenten heeft vooral veel onduidelijkheid en ongelijkheid opgeleverd voor de burger. Dat is toch een ander beeld dan het kabinet wil creëren. Hoe oordeelt de minister-president over het verschil in beeld dat bestaat tussen het kabinet, dat stelt dat alles goed verloopt, en het maatschappelijk veld, waarin veel onrust en onduidelijkheid de boventoon voeren? Graag krijg ik hierop een reactie. 

50PLUS verlangt net als de Algemene Rekenkamer dat er zo mogelijk dit jaar een integraal, voor iedereen toegankelijk beeld komt van de uitgaven en resultaten van de decentralisatieoperatie. Hoe oordeelt de minister-president hierover? 

Mijn derde punt is de ouderenhuisvesting. Het tekort aan woningen die geschikt zijn voor huisvesting van ouderen en mensen met een beperking blijft onverminderd groot. We hebben het dan over ongeveer 85.000 woningen. Nieuwbouw en vooral woningaanpassingen zijn hard nodig. In juni 2014 is eindelijk, na lang aandringen van de Kamer, een transitieagenda Langer zelfstandig wonen aangeboden en is het aanjaagteam Langer zelfstandig wonen aan de slag gegaan. Welke resultaten worden er op welke termijn verwacht van die transitieagenda? Een van de taakopdrachten van het aanjaagteam luidt: het stimuleren en aanbrengen van woningaanpassingen. Wat is daar concreet aan gedaan? Gemeentelijk beleid via de Wmo geeft niet of nauwelijks de gewenste impuls. Het lage btw-tarief van 6% voor verbouwingen en renovaties kan woningaanpassing bevorderen. Bovendien zorgt het nu al voor behoud van 8.000 banen in de bouw. Is het kabinet bereid om het lage btw-tarief voor de bouw na 1 juli te verlengen? Ik overweeg om hierover een motie in te dienen. 

Mijn vierde en laatste punt is de evenwichtige lastenverdeling. In 2014 zijn volgens het kabinet hervormingen doorgevoerd met een evenwichtige verdeling van lasten als uitgangspunt. Dat verbaast 50PLUS. Hoezo evenwichtig? Gepensioneerden kenden ook weer in 2014 een relatief ongunstige koopkrachtontwikkeling. Dat is al zo sinds 2010. De eind vorig jaar ingevoerde financiële regels voor pensioenfondsen zorgen voor verdere uitholling van de koopkracht van het aanvullend pensioen. En wat te denken van fiscale maatregelen die alleen gepensioneerden treffen, zoals de geleidelijke afschaffing van de ouderenkorting en de afschaffing van de ouderentoeslag in 2016? Het besluit daartoe is al in 2014 genomen. Dat is geen evenwichtige verdeling van lasten; dat is een puur op ouderen gerichte belasting, een ouderentaks. De oudere is melkkoe van dit kabinet en plukt niet de vruchten van het economisch herstel. 50PLUS wil van de minister-president weten waarom niet. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Het gaat niet goed met ons land. 2014 was een drama. Een zeer lage economische groei van 0,8%, meer dan 600.000 werklozen, islamitische terreurdreiging en weer een immigratierecord. Tegelijkertijd ging er meer belastinggeld naar ontwikkelingshulp, naar asielzoekers en naar een EU-naheffing. Dank je wel kabinet, dank je wel VVD! 

Het is tijd voor een echt liberaal antwoord op de vragen van nu. Het is tijd voor de vrijheid en het optimisme van het klassieke liberalisme. Meer dan ooit tevoren heeft Nederland behoefte aan lage belastingen. Mijn fractie pleit als enige voor een vlaktaks, één laag belastingtarief voor iedereen van nog geen 23%, met een belastingvrije voet, oplopend tot uiteindelijk €15.000. Mensen houden dan veel meer geld over in de portemonnee, de koopkracht neemt fors toe, ook van de minima, en we kunnen eindelijk af van dat malle, geld rondpompende en fraudegevoelige CDA-toeslagenstelsel. 

Daarnaast zijn wij voorstander van het vrijgeven van het verplicht aanvullend pensioen. Geef de mensen hun geld terug. We willen een uniform btw-tarief, 10% lagere tarieven in de vennootschapsbelasting en 10% lagere accijnzen. In ons fiscaal plan wordt benzine 20 cent per liter goedkoper. Ons fiscaal plan kan, zonder dat de staatsschuld oploopt. Het is doorgerekend door het Centraal Planbureau. Het is voorzien van een keurig CPB-stempeltje. 

Maar dit kabinet kiest voor belastingverhogingen. Dat terwijl onze ideeën leiden tot een veel hogere economische groei en tot honderdduizenden banen extra. Dat is nu precies wat Nederland nodig heeft. Onze ideeën leiden tot een welvaartsrevolutie. Nederland kan het Monaco aan de Noordzee worden. 

Dan onze veiligheid. Veiligheid hoort de kerntaak te zijn van de overheid, maar ook hier geeft de VVD helaas niet thuis. Wij willen hogere straffen voor zware misdrijven en wij willen 1 miljard extra investeren in onze politie en onze veiligheidsdiensten. 

Ook trekken we 5 miljard uit voor onze Defensie. Het afbreken van onze krijgsmacht moet stoppen. De linkse doctrine van het gebroken geweertje heeft genoeg kapot gemaakt. Nederland moet zich weer gaan houden aan de NAVO-afspraak om op zijn minst 2% van ons nationaal inkomen te besteden aan ons leger. Alleen al door de Russische agressiepolitiek en het toenemende islamitisch extremisme zou iedereen ervan doordrongen moeten zijn dat forse investeringen in onze veiligheid van het allergrootste belang zijn. 

Dan de immigratiecijfers. Vorig jaar kwamen er maar liefs 181.000 immigranten bij, een stad zo groot als Breda. Dit gaat ons absorptievermogen ver te boven. De oververtegenwoordiging van allochtonen in de criminaliteit, de schooluitval, taalachterstanden en bijstandsafhankelijkheid nopen tot verandering. Wij willen een veel strenger immigratiebeleid, naar Australisch model. Alleen mensen die iets toevoegen aan Nederland zijn wat ons betreft welkom en primair met tijdelijke arbeidscontracten. Asielzoekers vangen we uitsluitend op in de regio. De integratieproblemen zijn immers al veel te groot. Pim Fortuyn stelde ooit terecht dat je niet kunt dweilen met de kraan open. Maar inmiddels gaat de EU over ons immigratiebeleid. Niet de Europese Unie maar wij zelf moeten weer de baas worden over wie we toelaten in ons land. Ronald Reagan zei: Een land dat zijn eigen grenzen niet kan controleren, is eigenlijk helemaal geen land. Hij had volkomen gelijk. De EU zou dan terug moeten naar de kern: economische samenwerking. Verder zou Brussel zich nergens mee moeten bemoeien. De EU moet niet naheffen maar zichzelf opheffen. 

Ik rond af. Heel veel Nederlanders snakken naar meer vrijheid, naar lage belastingen, forse investeringen in onze veiligheid, een streng immigratiebeleid en veel, veel minder Brussel. Wat wij willen kan, zoals ik zojuist al aangaf. Het is echter een kwestie van kiezen. 

De vergadering wordt van 18.51 uur tot 19.50 uur geschorst. 

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik wil de beantwoording doen aan de hand van de tien thema's die in het debat resoneerden. Laat ik echter eerst een paar algemene opmerkingen maken, als u het mij toestaat. 

Allereerst dank ik de Kamer voor de vele gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen in eerste termijn. Ik denk dat ik mij direct kan aansluiten bij twee elementen die in veel inbrengen terugkwamen. Allereerst de grote waardering voor de Algemene Rekenkamer en de scheidend president van deze institutie, waar donderdag afscheid van wordt genomen. Naar mijn mening is ook nu weer een puik stuk werk geleverd, kwalitatief van hoog niveau en ons veel stof tot nadenken leverend. Het tweede punt is de verschrikkelijke ramp met vlucht MH17 op 17 juli vorig jaar. Ook denk ik aan wat daarachter komt: de internationale onrust, de dreiging, het conflict in Oekraïne, maar ook de opkomst van het jihadistisch extremisme, van terroristische organisaties als ISIS. Ook dat is een rode draad die in veel bijdragen te beluisteren was en die ik ook zelf herken als groot thema, misschien wel het grootste thema in 2014. 

Wij hebben in 2014 kunnen vaststellen dat welvaart en welzijn rusten op een stevig fundament van democratische en juridische principes. Het een kan niet zonder het ander. Precies daarom zijn vorig jaar door het kabinet acties ondernomen in vraagstukken van veiligheid, democratie en recht. Ik noem de militaire bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS, maar ook het actieprogramma integrale aanpak jihadisme. De verschrikkelijke ramp met MH17 en de opkomst van ISIS laten zien dat de wereld om ons heen zich niet in een mal laat vatten. Zeker is dat het onverwachte gebeurt en vraagt om een adequate reactie van de politiek. Dat geldt ook in sociaaleconomisch opzicht; de internationale crisis die in 2008 begon en die we nu stap voor stap te boven komen, vroeg om een reactie van ongekende omvang. De kracht van de Nederlandse en de Europese economie hangt in grote mate samen met de wereldeconomie. De vraag is hoe wij ons kunnen wapenen, ook in economisch opzicht, tegen onzekerheid en hoe wij ons kunnen voorbereiden op de toekomst. Dat is en blijft de dragende gedachte onder alle grote hervormingen die het kabinet in gang heeft gezet. 

2014 was in wetgevend opzicht — ook dat is opgemerkt — een oogstjaar; het stond in het teken van de parlementaire behandeling van grote wetgeving op het terrein van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. Het is dan ook goed dat wij in dit debat de schijnwerper nog eens extra zetten op de uitvoering van deze regelgeving en wetgeving. Andere belangrijke wetgeving uit 2014 betrof de Wet werk en zekerheid, de Wet op de langdurige zorg en de Wet studievoorschot hoger onderwijs. Dat zijn allemaal wetten die onze sociale voorzieningen op de langere termijn beschikbaar en betaalbaar houden en tegelijkertijd het overheidstekort beheersbaar, waardoor we de voorwaarden creëren voor nieuwe en duurzame groei. Ook daarvan zien we de resultaten komen bij het stap voor stap herstellen van de economie. 

Ook dat was een teken in 2014, zeker in de tweede helft van 2014: voorzichtige positieve signalen over de economie die zich, naarmate de tijd verstrijkt, alleen maar sterker aandienen. De woningmarkt trekt aan, de investeringen nemen toe, de werkloosheid daalt nog te weinig maar begint wel voorzichtig te dalen, en het overheidstekort loopt terug. Dat is positief, maar ik kan niet genoeg herhalen, en ook dat is door velen hier gezegd: we zijn er nog niet, zeker niet als de werkloosheid nog zo hoog is als die op dit moment is. Daarom zal het kabinet blijven werken aan maatregelen die de werkgelegenheid stimuleren en tegelijkertijd de economische groei bevorderen. 

Mevrouw de voorzitter, ik neem mij voor om de beantwoording te doen aan de hand van tien thema's. Ik begin met de vraag die is gesteld over de uitvoering van de bezuinigingen. Daarna kom ik op het belastingstelsel. Het derde thema wordt gevormd door de kritiek op en de zorgen over de uitvoering van de grote wetgevingstrajecten. Daarbij ga ik ook in op de vragen die zijn gesteld over de zorg. Het vierde thema is fraude. Het vijfde thema wordt gevormd door koopkracht en arbeidsmarkt. Het zesde thema is het onderwijs. Het zevende thema vormen de overige vragen over het binnenlands beleid. Het achtste onderwerp is de Europese Unie. Het negende thema wordt gevormd door de onderwerpen veiligheid, defensie en ontwikkelingssamenwerking. Het tiende thema is de overheid zelf. 

Ik begin met de vraag van mevrouw De Vries van de VVD over de uitvoering van het bezuinigingspakket. Haar vraag betrof de geplande bezuinigingen in het regeerakkoord. Gaat het kabinet die bezuinigingen halen? Ik kan daarop zeggen dat het kabinet zeer is gecommitteerd aan het regeerakkoord en de daaropvolgende afspraken die zijn gemaakt in het begrotingsakkoord. Het realiseren van de voorgenomen maatregelen is daarvan een onderdeel. Mochten er nou redenen zijn om af te wijken van te nemen maatregelen, dan worden deze alternatief gedekt en zullen de Kamers daarover worden geïnformeerd. Er liggen inmiddels voorstellen op dit vlak bij de Kamer. Ik noem als voorbeeld het wetsvoorstel rond de versnelling van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dat ligt bij de Eerste Kamer. Ik noem ook het wetsvoorstel over de kansspelen op afstand. Dat ligt bij de Tweede Kamer. Er zijn echter ook wetsvoorstellen in voorbereiding die nog niet naar de Kamer zijn gezonden, bijvoorbeeld een wetsvoorstel over de verdere verlaging van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten. Dit alles moet ertoe leiden dat de voorgenomen omvang van de bezuinigingen wordt gehaald. 

Ik kom bij de vragen die zijn gesteld over het belastingstelsel. Ik mag daarbij allereerst verwijzen naar de brief "Keuzes voor een beter belastingstelsel", die in de aanloop naar Prinsjesdag door het kabinet naar buiten is gebracht. Daarin staan de keuzes voor een stelselherziening vermeld. Daarbij willen we zowel inzetten op een versterking van de bijdrage aan werkgelegenheid en economische groei, als op een vereenvoudiging van het stelsel. Het kabinet is in gesprek en het proces is gaande. Het kabinet peilt het maatschappelijk en politiek draagvlak. Tegelijkertijd bouwt het daarbij aan parlementaire meerderheden. Er wordt intensief met alle geïnteresseerde fracties gesproken over hun wensen bij een stelselherziening. De fracties worden daarbij gevraagd naar hun mening. In de tussentijd zijn verschillende aandachtsgebieden bij de stelselherziening verder uitgewerkt. Het kabinet heeft het voornemen om in de aanloop naar de begroting voor 2016 met voorstellen te komen. In reactie op vragen van de heren Koolmees, Dijkgraaf en Omtzigt kan ik zeggen dat het de bedoeling is om daarmee in 2016 ook een start te maken, maar dat er natuurlijk ook grenzen zijn aan wat er budgettair en uitvoeringstechnisch mogelijk is. Dat betekent dat bij een grote belastingherziening met fasering rekening moet worden gehouden. Ik kan daarbij ook melden dat het kabinet ambitieus is, maar ook realistisch. We zoeken naar draagvlak. Zeker nu er geen automatische meerderheden zijn in de Eerste Kamer, maar ook omdat het kabinet op het standpunt staat dat het in belangrijke mate zelfs ook in de Tweede Kamer naar een bredere meerderheid wil zoeken dan alleen die van de coalitie, is het van belang hierover het gesprek aan te gaan met meer fracties dan alleen de coalitiefracties. Die gesprekken zijn gaande en gaan de komende tijd ook verder. 

Er is daarbij in het bijzonder gevraagd naar de Autobrief. Ik herhaal wat de staatssecretaris van Financiën daarover heeft gezegd tijdens het vragenuurtje. Die Autobrief wordt medio juni naar de Kamer gestuurd. 

Er is gevraagd naar de verhoging van de dieselaccijns per 1 januari 2014. In februari is de Kamer bij brief van de staatssecretaris van Financiën geïnformeerd over de ontvangsten uit de brandstofaccijns in 2014. Daarin is gemeld dat de feitelijke, niet gecorrigeerde ontvangsten uit de accijns op diesel en lpg in 2014 202 miljoen hoger uitkomen dan in 2013. Dat is in lijn met de ramingen in de Miljoenennota 2015. De accijns op benzine laat in 2014 een toename zien van 82 miljoen euro. Herhaaldelijk is aan de Kamer gemeld dat zich in 2014 een kasschuif in de accijnsopbrengsten heeft voorgedaan. Om nu een zo zuiver mogelijk beeld te geven van het daadwerkelijke brandstofverbruik in 2014 heeft de staatssecretaris in eerdere brieven telkens de voor dit incident gecorrigeerde opbrengsten genoemd. Dat betekent dat de gecorrigeerde inkomsten uit accijnzen op diesel en lpg in 2014 102 miljoen hoger uitkomen dan in 2013. Die bedragen zijn gecorrigeerd voor incidenten zoals de te late betaling van accijns en een bijbetaling voor voorraden diesel per 1 januari 2014 bij onder meer tankstations, die leidt tot een verschuiving van de kasontvangsten over de jaargrens heen. Door die correcties kunnen we ook een zo zuiver mogelijk beeld geven van de ontwikkeling van de accijnsontvangst in 2014 ten opzichte van 2013. De stijging van de inkomsten uit dieselaccijnzen in 2014 ten opzichte van de inkomsten in 2014 is zichtbaar en aanzienlijk. Dus de bewering dat de verhoging niets heeft opgeleverd, is een fabeltje. Het terugdraaien van de accijnsverhoging is dan ook niet aan de orde. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat was een heel slim woordenspel van de premier. Hij zei dat ze in lijn zijn met de raming in 2015, maar laten we het gewoon vergelijken met de raming van 2014, inderdaad gecorrigeerd voor een foutje in de onderverdeling. Dan komen we 224 miljoen lager uit dan geraamd. Als we dat niet verhoogd of alleen geïndexeerd zouden hebben, hadden we die 102 miljoen ook gehaald. Dus de regering, die 300 miljoen extra wilde ophalen, plus de normale verhoging door de indexatie — tussen de 350 en 400 miljoen dus — haalt nu 100 miljoen op met diesel en lpg. Hoe komt ze dan erbij te zeggen dat ze het doel bereikt heeft? Is de premier de afgelopen jaren weleens in de grensstreek geweest? Heeft hij het rapport gelezen dat in de grenssteek zelfs voor de staatssecretaris van Financiën de verkoop van diesel en lpg met tussen de 10 en 25% is ingestort? 

Minister Rutte:

Die discussie hebben we hier vaak gehad. De bewering van de heer Omtzigt was letterlijk dat de accijnsverhoging niets heeft opgeleverd. Dat is dus niet waar en dat heb ik hiermee aangetoond. 

De heer Omtzigt (CDA):

We hebben nu tien sommen gehad en volgens de laatste som van de regering levert het 75% minder op dan de regering zelf gedacht heeft. Dat is inderdaad ongeveer de tiende som die we krijgen. Wil de premier erkennen dat het accijnsbeleid niet opgeleverd heeft wat de bedoeling was? Wil hij erkennen dat het verhogen van de accijnzen grote problemen veroorzaakt heeft in een beperkte grensregio, tot ongeveer 20 km bij de grens in Duitsland en België? 

Minister Rutte:

Nogmaals. Ik luister altijd heel nauwkeurig naar de heer Omtzigt. Hij zei: de accijnsverhoging heeft niets opgeleverd. Dat is gewoon niet waar. De accijnsverhoging heeft heel forse bedragen opgeleverd. De feiten zijn de feiten. Punt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil het niet over de accijnsverhoging hebben. Naar aanleiding van welllicht onder meer opmerkingen van mijn kant over de integraliteit van het belastingherzieningsplan, krijg ik uit de woorden van de minister-president nog niet helder of het kabinet nu voornemens is om een totaalpakket tot herziening van de belastingen aan de Kamer voor te leggen en zo ja, wanneer wij dat dan kunnen verwachten. Dat het om gefaseerde uitvoering gaat, snappen wij heel goed. Ik zou bijna zeggen dat daar des te meer reden voor is, gezien alle kritiek op uitvoeringsaspecten. Maar we willen wel graag het plan in zijn totale samenhang zien. 

Minister Rutte:

Dat zal ook van GroenLinks afhangen. Wat wij doen als coalitie, is bekijken wat wij vinden dat er zou moeten gebeuren. Vervolgens is de vraag hoe we aan voldoende politiek draagvlak komen, want dat vertaalt zich ook in maatschappelijk draagvlak. Dat is ook de afspraak die we hier steeds gemaakt hebben. Daar zijn al die gesprekken op gericht. Ik weet ook hoe het werkt. Als de coalitie hier zegt: "dit zijn onze belastingvoorstellen" en die hier neerlegt in een openbaar debat, dan moeten we reëel zijn. Dan gaat iedereen daarin shoppen en zijn de voorstellen dood voordat het papier droog is. Wil je serieus werk maken van een forse herziening van het belastingstelsel, dan is het onvermijdelijk dat er overleg is in beslotenheid. Dat is de enige manier om het te doen. Als je dat niet doet, komt het er nooit van. 

Als u mij vraagt wat ik zou willen, dan zou ik willen dat we in de zomer, richting Prinsjesdag, de contouren hebben van de grotere beweging in de verandering van het belastingstelsel, waarvoor er tegen die tijd ook draagvlak zou moeten zijn, en tegelijkertijd natuurlijk ook de vertaling ervan in het Belastingplan 2016. Dat zou mijn ambitie zijn, maar ik ga daar niet in m'n eentje over. Deze coalitie heeft in deze Kamer een meerderheid, maar die acht ik onvoldoende om een breed gedragen belastinghervorming door te voeren, die over verkiezingen heen bestendig moet zijn. Dat heb ik ook steeds gezegd. In de Eerste Kamer is die meerderheid er sowieso niet, dus wij zoeken echt naar breed draagvlak en dat vereist een zekere ambiguïteit in wat ik er nu over kan zeggen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat kan ik mij aan de ene kant wel voorstellen vanuit de context die de minister-president hier schetst. Als je met elkaar al dan niet in de openbaarheid ergens over in gesprek wilt gaan, of eerst wel in de openbaarheid en dan niet, wat ongetwijfeld deels het geval zal zijn, dan is de andere kant van dezelfde medaille de hamvraag of je het over een totaalpakket hebt, waarbij je integraal kunt kijken naar de effecten, of niet. Als dat namelijk niet het geval is, dan is het vanuit onze rol buitengewoon ingewikkeld om daar überhaupt over in gesprek te gaan. Wij weten dan immers niet wat de uitkomst wordt. 

Minister Rutte:

Wellicht denkt GroenLinks dat het kabinet, de coalitie, komt met: dit is in detail wat wij willen; wat vindt u ervan? Dat is niet het plan. Zo gaat het niet werken, want dan weet ik precies hoe het gaat. Dan gaat iedereen shoppen en is het dood voordat de inkt droog is. Dus als wij, de coalitie, er echt een succes van willen maken, dan zullen wij vergaand moeten weten wat wij zelf willen. Dat is vanzelfsprekend. Dan zullen wij ook echt het gesprek moeten voeren met elkaar om te bezien of dat brede draagvlak te vinden is. Het vraagt leiderschap van GroenLinks, het CDA, D66 en andere partijen buiten de coalitie om daar een bijdrage aan te leveren. Dan zullen wij echt moeten bekijken of wij bereid zijn dat te doen. 

De heer Koolmees (D66):

Ik wil even doorgaan over het proces. De staatssecretaris heeft eerder aangekondigd dat hij voor de zomer een prototype met de Kamer zou delen. Hij heeft ook een brief aangekondigd over een langjarige stelselherziening voor de belastingen. Ook vicepremier Asscher heeft gezegd dat dat prototype er voor de zomer komt. Nu wordt het wat ambiguer. Nu wordt al gesproken over Prinsjesdag. Is het plan nog steeds dat voor het zomerreces het prototype komt met de contouren van de belastingherziening? 

Minister Rutte:

Dat hebt u zelf in de hand. Wij gaan die gesprekken met elkaar voeren. Als daar voldoende muziek in zit, dan liggen die stukken er snel, maar dat zullen wij echt met elkaar moeten doen. Nogmaals, de Partij van de Arbeid en de VVD kunnen zonder problemen tot iets komen. Er wordt vaak over getwijfeld, maar ik verzeker u: als wij ons met elkaar een avond boos maken, dan heb ik hier een zeer gedetailleerde belastingherziening voorliggen. Zeker, het wordt wat makkelijker omdat er ook lastenverlichting mogelijk is. Maar ik weet precies wat er dan gebeurt. Dan krijgen wij het hele politieke spel, waarin iedereen gaat shoppen en zegt: ho, dat deel vind ik leuk, maar die vier onderdelen niet. Dan komt er geen grote belastinghervorming. Dus als je er echt een succes van wilt maken, dan zul je dit proces voor een deel offline, buiten de camera's moeten doen. Dat is onvermijdelijk. Dat hebben wij ook steeds gezegd. En wat de snelheid van het proces betreft: ik zou ook willen dat het allemaal voor de zomer klaar is. Daarover ben ik het geheel eens met minister Asscher van Sociale Zaken en staatssecretaris Wiebes van Financiën. Maar het zal in belangrijke mate afhangen van de vraag of je met elkaar die gezamenlijke oriëntaties kunt formuleren. 

De heer Koolmees (D66):

Er zijn een heleboel gesprekken gevoerd de afgelopen tijd. Daar vertel ik niets nieuws mee. Er moet toch ongeveer in beeld zijn wat verschillende partijen willen met het belastingstelsel. Wij discussiëren nu al een aantal jaren over het belastingstelsel. Wordt het niet tijd dat het kabinet met een plan gaat komen? Dan bedoel ik voor de zomer. Dan kunnen wij in 2016 die stap zetten. Wij hebben het er heel vaak over. Het is vaak aangekondigd. Ook de minister-president heeft vorig jaar met Prinsjesdag nog gezegd: in 2016 moeten wij echt beginnen. 

Minister Rutte:

Ja. Dat vind ik ook echt, hoor. 

De heer Koolmees (D66):

Ondertussen zien wij dat het steeds naar achteren schuift en dat het uit het beeld loopt. 

Minister Rutte:

Als het kabinet hier stoer een grote belastingherziening neerlegt — dat krijgen wij ook voor elkaar, denk ik — dan is mijn politieke taxatie dat die heel snel weer begraven is. Wil je er echt een succes van maken, dan zul je een aantal uit te onderhandelen keuzes moeten maken. Die kun je niet anders dan in beslotenheid maken. Als je het allemaal in het openbaar gaat doen, gaat het niet werken. De snelheid zal dus in belangrijke mate ook afhangen van de bereidheid van andere partijen om daar een bijdrage aan te leveren, die over de verkiezingen van 2017 heen reikt. Wij zullen de komende tijd moeten bezien of dat lukt. Dan zullen GroenLinks, D66, CDA, SP en anderen die mee willen doen, kleur moeten bekennen. Dat wordt nog een heel leuk proces. Ik denk dat dat kan. Dat is ook in het belang van Nederland, in het belang van het versterken van de economische groei. Een uitgewerkt plan van PvdA en VVD lijkt mij erg interessant maar niet kansrijk wat betreft het politieke draagvlak. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is in ieder geval boeiend en ook nieuw, want tot nu toe was ons beeld: de staatssecretaris van fiscale zaken praat met iedereen en maakt op basis daarvan een houtskoolschets van het nieuwe stelsel. Ik begrijp van de minister-president dat dat niet doorgaat. 

Minister Rutte:

Dat gaat hij wel doen, maar als hij die houtskoolschets hier neerlegt, dan weten wij precies wat er gebeurt: dan wordt die kapotgescheurd. Dat weet ik zeker. Ik zit nu zo'n dertien jaar in de politiek, dus ik geloof dat ik er enig gevoel voor begin te ontwikkelen. De heer Dijkgraaf zit wat korter in de politiek, maar hij is in hoog tempo bezig mij in te halen, althans in politiek gevoel. Ik denk dus dat we het daarover snel eens zullen zijn. Je zult echt moeten zoeken naar wegen om de keuzes die je deels onderhandelend maakt niet direct in het volle zicht van de camera's te laten plaatsvinden. Want ik weet het zeker: dan werkt het niet. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als het heel snel gaat, ligt het resultaat er voor de zomer. Maar als het heel langzaam of helemaal niet gaat, ligt er met Prinsjesdag dus geen voorstel van het kabinet. Dan zal er iets anders moeten komen. Maar ik begrijp de minister-president zo dat er zonder breed draagvlak geen voorstel van het kabinet komt. 

Minister Rutte:

Nogmaals, laten we eens zien hoe het de komende tijd loopt. Ik wil daar geen al te stellige uitspraken over doen. Een houtskoolschets kan heel vaag blijven, maar dan heb je nog niets. In een houtskoolschets wordt vrij precies aangegeven hoe je het gaat doen. Als je die schets bij de Kamer neerlegt, waarna iedereen de leuke dingen omarmt, terwijl voor de rest naar de kiezers wordt gerend met het oog op de peilingen van aanstaande zondag om uit te leggen wat men wel of niet leuk vindt, dan is het proces dood. Mijn ervaring in de politiek is dat, wil je daar een succes van maken, dit niet anders kan dan door daarover in een zekere beslotenheid te spreken, daarbij bekijkend of je een paar politieke keuzes kunt maken, met het oog op het bereiken van breed draagvlak. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

Minister Rutte:

Ik kom toe aan de opbrengst van de tijdelijke verlaging van het box-2-tarief. De ontvangsten uit dividendbelasting laten een toename van maar liefst 1,3 miljard ten opzichte van 2013 zien, wat meer is dan in de Najaarsnota werd verwacht. Voor de box-2-maatregel is ex ante 1 miljard ingeboekt. We zien aan de dividendaangiftes over 2014 dat een groot deel van de extra ontvangsten in 2014 inderdaad afkomstig is van de directeur-grootaandeelhouders. De dividendbelasting betreft zoals bekend een voorheffing op de totale box-2-heffing. Pas als alle aangiften over 2014 volledig zijn verwerkt, kunnen we inschatten wat de tijdelijke verlaging in totaal heeft opgeleverd voor de schatkist. Daarom is het geen gok, maar een sterk vermoeden. Ik kom toe aan de verlaging van het btw-tarief voor de bouw, steeds bedoeld als een tijdelijke crisismaatregel. Ik ben er altijd heel erg voor dat tijdelijke maatregelen ook tijdelijk zijn. 

Een derde hoofdstuk betreft de uitvoering van beleid, in het bijzonder als het gaat om de gezondheidszorg. 

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Dijkgraaf en ik hadden vragen gesteld over de plannen die staatssecretaris Wiebes heeft gepresenteerd aan de Kamer, die vooralsnog zonder dekking zijn, terwijl er 1,1 miljard voor nodig is om ze uit te voeren. 

Minister Rutte:

Ik kom onder het kopje "overheid" nog terug op de Belastingdienst. Het onderwerp zit diep onderin mijn stapel. Als ik dat nu moet gaan zoeken, valt de stapel op de grond. Ik kijk ambtelijk of dat klopt. Het klopt, dus daar kom ik zo op. Ik kan die afspraak nakomen. 

Ik kom toe aan een aantal vragen over de uitvoering van beleid, in het bijzonder wat de gezondheidszorg betreft. We hebben een aantal grote hervormingen doorgevoerd die ook echt systeemveranderingen behelzen. We weten natuurlijk dat dat altijd veranderingen zijn die in de uitvoering gepaard gaan met de noodzaak van bijsturing. Ik herinner mij de invoering per 1 januari 2004 van de Wet werk en bijstand. Uiteindelijk is die wet een groot succes geworden, maar in het begin heeft het behoorlijk veel bijsturing gevraagd. Dat is onvermijdelijk bij grote stelselwijzigingen. 

Ook voor het kabinet geldt dat dit jaar, en in belangrijke mate ook volgend jaar, veel tijd zal gaan zitten in het in de praktijk tot een succes maken van alle grote hervormingen. We zien dat er voor de drie decentralisaties in het sociale domein sprake is van een uitgebreid ondersteuningsprogramma voor de gemeenten. De Transitiecommissie Sociaal Domein is ingesteld, die ten aanzien van de invoering van decentralisaties de helpende hand biedt aan kabinet, gemeenten en onze partners. Verder hebben wij op bepaalde onderdelen zaken bijgesteld of overgangsmaatregelen getroffen om de hervormingen rustiger en zachter te laten landen. We zien bijvoorbeeld dat mensen met een AWBZ-indicatie die tot en met 2016 doorloopt en die per 2015 onder de nieuwe Wmo valt, recht houden op dezelfde zorg met een AWBZ-indicatie tot uiterlijk 31 december 2015. Dat is een voorbeeld dat we in de praktijk moesten bijsturen. Ook de uitvoeringsproblemen na 1 januari moeten zo snel mogelijk worden bijgestuurd. 

Ik kom dan meer in het bijzonder op het vraagstuk van de persoonsgebonden budgetten (pgb's). Dat is een van de hervormingen in de langdurige zorg. Daarbij wil ik in herinnering roepen waarom we dat ook alweer deden, met zijn allen, hier. Dat was omdat we het belangrijk vonden om oneigenlijk gebruik en fraude tegen te gaan en om administratieve lasten te verminderen. Ook deze grootschalige verandering loopt niet zonder problemen. Inderdaad, er zijn problemen bij de uitvoering daarvan. Daarom zijn wij ook bezig om die stap voor stap te verhelpen, zoals dat moet bij grote veranderingen. Daar werkt staatssecretaris Martin van Rijn keihard aan. Echt dag en nacht, bijna letterlijk 24 uur per dag, omdat het voor de mensen zelf die moeten wachten op het geld waar ze recht op hebben, niet alleen uitermate irritant is maar ook in puur financieel opzicht zelfs een groot probleem kan zijn als dat geld niet komt. 

We nemen dit dus buitengewoon serieus en betreuren het ook zeer dat de introductie van de trekkingsrechten niet goed is verlopen. In het bijzonder is een aantal vragen gesteld over die invoering. Vanaf juli 2014 is door de Sociale Verzekeringsbank maandelijks gerapporteerd aan de opdrachtgever, het ministerie van VWS. In die rapportages wordt ingegaan op de voortgang van de werkzaamheden, de risico's en de beheersmaatregelen. De voortgangsrapportages hebben gewerkt doordat zij — dat is relevant — steeds een overzicht geven van knelpunten die de ketenpartners gezamenlijk moeten oplossen. Op basis daarvan is gestuurd en zijn maatregelen genomen. In de nazomer van 2014 is parallel gestart met het ontwikkelen van terugvalscenario's, omdat we ook zeker wilden weten dat we de risico's ten aanzien van de continuïteit van de zorgverlening en de betalingen aan zorgverleners konden ondervangen. Eind november vorig jaar is in nauw overleg tussen VNG, ZN en SVB besloten om de invoering daarvan voor te bereiden. Daarover is de Kamer ook geïnformeerd. 

De verantwoordelijkheden van het Rijk vertalen zich uiteraard in de systeemverantwoordelijkheden van de verschillende bewindspersonen, in dit geval in het bijzonder de beide verantwoordelijk staatssecretarissen en het kabinet als geheel. De minister van BZK heeft de coördinerende functie en bewaakt de integrale benadering van het optreden van de rijksoverheid. Uiteindelijk zijn het wel de verantwoordelijke bewindslieden op het specifieke domein die hierover rechtstreeks het debat met de Kamer voeren en de invoering begeleiden. De minister van BZK is ook verantwoordelijk voor het actief beschikbaar stellen van open data van de overheid. Dat betekent dat de door de Algemene Rekenkamer gesuggereerde gedachte om bij decentralisaties open data te gebruiken een van de mogelijkheden is die de minister van BZK, overigens in nauwe samenspraak met de VNG, verkent in zijn rol ten aanzien van de informatievoorziening en monitoring. 

Tot zover mijn reactie op een aantal opmerkingen in de kwestie van het pgb. De ARK heeft ook gesignaleerd dat het feit dat het besluit op één onderdeel — hoe ga je om met het Wlz-deel in het pgb? — later vorig jaar is genomen, zijn eigen betekenis heeft gehad. Ik denk dat het heel goed is als wij ons nu helemaal focussen op het zo snel mogelijk uitbetalen van de bedragen waar mensen recht op hebben, om vervolgens door te bouwen aan het systeem. Door via de SVB, met trekkingsrechten, dit systeem in te voeren moeten we zorgen voor draagvlak onder het stelsel dat in gevaar kwam, niet alleen door de administratieve rompslomp maar vooral ook door de te grote verhalen en gevallen van fraude en misbruik. Dan kunnen de mensen die er wel recht op hebben, dit instrument ook in de toekomst blijven gebruiken. 

De voorzitter:

Was u klaar met dit blokje? 

Minister Rutte:

Tot zover dit onderdeel. Ik heb natuurlijk meer vragen gekregen over de uitvoering, maar daar kom ik dan later over te spreken. 

De heer Koolmees (D66):

Ik heb een vraag over de rol van de minister van Binnenlandse Zaken. De Algemene Rekenkamer beveelt aan om meer te werken met open data. Dat is positief. De ARK beveelt echter ook aan om de minister van Binnenlandse Zaken een coördinerende rol te geven ten aanzien van de gemeenschappelijke taal, zodat verschillende gemeenten op dezelfde manier rapporteren, waardoor ze vergelijkbaar zijn met elkaar en er één leidraad is voor de gemeenten; een soort houvast, waarmee ze die informatie kunnen delen met het Rijk maar ook met de burgers. Is de minister van Binnenlandse Zaken, is het kabinet, van plan om dat op te pakken en te gaan uitrollen? 

Minister Rutte:

Het ARK-rapport is een week oud. Dit is in ieder geval geen stuk dat dood is voordat de inkt droog is. Sterker nog, wij nemen dit zeer serieus en bekijken deze aspecten. Mijn eerste appreciatie is dat het goed aansluit bij het streven van het kabinet naar het zo veel mogelijk uitvragen van eenmalige gegevens en naar zo min mogelijke administratieve lasten voor de gemeente. Daarbij past een gemeenschappelijke taal en het zo veel mogelijk gebruik maken van dezelfde databanken. Dit lijkt een aanbeveling die goed in het beleid van het kabinet valt. Voordat ik daarover definitieve uitspraken doe — zoals u weet, ben ik minister van Algemene Zaken, maar niet van alle zaken — wil ik ook even de bewindslieden, in dit geval van BZK, de kans geven om aan mij uit te leggen waarom het een slecht plan is. Ik heb de indruk dat we het een goed plan gaan vinden. 

De heer Koolmees (D66):

Ik vraag dit, omdat er in de kabinetsreactie op het rapport van de Rekenkamer nogal wat mist werd gecreëerd. Er is gezegd dat het een interessante suggestie is waar nog eens naar gekeken moet worden. Vorig jaar was dit ook de aanbeveling van de Rekenkamer. Willen we vanuit systeemverantwoordelijkheid de vinger aan de pols houden over deze gegevens en tegelijkertijd voorkomen dat er 120 verschillende stelsels komen met allerlei verschillende gegevens, dan is het juist de taak van de minister van Binnenlandse Zaken als coördinerende bewindspersoon om dit uit te rollen. D66 roept op dit echt serieus op te pakken. 

Minister Rutte:

Die oproep heb ik zeer wel verstaan. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Als het om het pgb gaat, is dat natuurlijk wel een voorbeeld van falend uitvoeringsbeleid waardoor duizenden en duizenden mensen behoorlijk zwaar worden getroffen en waardoor op dit moment nog steeds veel mensen in de problemen zitten. Wat is de verwachting van de minister-president over de snelheid waarmee de laatste problemen kunnen worden opgelost? Er is nu echt haast bij. Wij wachten hier al heel lang op. Het gaat om grote aantallen mensen — we praten zo over tien- tot vijftienduizend mensen — die nog steeds geen oplossing hebben voor een probleem dat al maanden voortemmert. 

Minister Rutte:

Laat ik eerst zeggen dat ik het geheel eens ben met de heer Slob. Ik zei eerder al dat het voor mensen die terecht op geld wachten — zij hebben er recht op, maar krijgen het niet — niet alleen ergerlijk is, maar ook vreselijk als dit hen in financiële problemen brengt. Dit heeft absoluut topprioriteit voor Martin van Rijn en voor het gehele kabinet. We zitten hier bovenop en we willen dit oplossen. We zijn hier ook mee bezig. Een groot deel van de achterstanden uit de periode januari tot en met maart is nu ingelopen. In de recente rapportage die naar de Kamer is gestuurd, naar aanleiding van de motie van D66 waarin werd gevraagd naar het peilmoment van 15 mei, zie je dat op een aantal punten belangrijke verbeteringen zichtbaar zijn. We zijn er nog niet, dus ik ga geen harde uitspraken doen over wanneer we alles op orde hebben. Volgens mij gaat zo'n harde uitspraak ook niets oplossen. Het is nu vooral van belang dat het kabinet doorgaat —het lijkt succesvol met de aanpak die nu wordt gevolgd — met ervoor te zorgen dat we dit lek helemaal boven water krijgen. Met Martin van Rijn hebben we iemand in huis die niet alleen heel veel weet van de zorg en van de uitvoering van de zorg, maar die bovendien zeer gemotiveerd is om dit probleem op te lossen. Hij heeft daarbij de volledige steun van het hele kabinet. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Het ging mij om de verwachting die het kabinet heeft voor de duizenden mensen die zwaar in de problemen zitten. Het gaat om ongeveer 5% van de mensen. Ik verwacht van het kabinet dat alles op alles wordt gezet om dit ook zo snel mogelijk te doen. Vorige week, toen er werd gesproken over het minste dat tegen de mensen kan worden gezegd die zwaar getroffen zijn: het spijt ons dat de uitvoering zo ongelooflijk faalt, zei de minister-president dat hij excuses gratuit vindt. Dit heeft mij verbaasd. Wat voor boodschap geeft hij aan deze mensen? Er zijn mensen die zorg verlenen die in de problemen zijn gekomen; er zijn mensen die geld en zorg ontvangen, maar die deze niet meer kunnen krijgen. Deze mensen denken: mooi, zo'n minister-president, die heeft nog een beetje gevoel voor wat ons overkomt. Met het uitspreken van een excuus is het probleem niet gelijk opgelost, maar er spreekt wel iets meer gevoel uit dan uit de vrij klinische wijze waarop hij dit hele probleem heeft benaderd. 

Minister Rutte:

Dat ben ik zeer met de heer Slob oneens. Als hij de Handelingen terugleest, kan hij mij niet verwijten dat ik vanavond hierover op een klinische wijze spreek. Evenmin heb ik dat gedaan in dat interview. Als je grote hervormingen doorvoert, gaan er dingen fout. Ik ben bereid op voorhand, tijdens en achteraf voor al die fouten excuses te maken, ook deze keer. Ik probeer me echter ook te verplaatsen in de mensen die hier nu mee te maken hebben. Mensen die hun geld niet krijgen en daar ongelooflijk van balen, omdat ze boos zijn op de overheid die hen in de steek laat. Misschien is het n=1 en ben ik de burger die er niet op zit te wachten; de burger die zou denken, als ik ermee te maken had, los het probleem op en laat die excuses maar even zitten, die hoor ik later wel op. Los eerst de problemen op, zo zit ik in de wedstrijd. 

Dat neemt niet weg dat als er dingen fout gaan, dit in de eerste plaats mijn verantwoordelijkheid is als voorman van het team. In de Kamer is hierover verschillende malen met Martin van Rijn gediscussieerd. We hebben heel grote hervormingen doorgevoerd, waarvoor gelukkig breed draagvlak bestond in de Kamer. Die verlopen op heel veel punten gelukkig goed, bijvoorbeeld bij de jeugdzorg, de Wmo en op allerlei andere terreinen. Er is nu één onderwerp waarop dingen echt niet goed gaan. We werken dag en nacht om dat probleem op te lossen. 

Laat ik nog even ingaan op de cijfers. Ik ben het met de heer Slob eens dat het met een aantal mensen nu nog niet goed gaat. Als het bij 94% of 95% van de mensen goed gaat, gaat het dus bij 5% nog niet goed. Je ziet wel dat alle in januari, februari en maart ingekomen correcte declaraties zijn betaald. Van de op of na 1 april ingediende correcte declaraties wordt 94% of 95% binnen vijf à tien werkdagen betaald. De maandloners, de mensen voor wie we elke maand min of meer hetzelfde kunnen rekenen, worden door de SVB regulier in de lopende maand betaald. Het rapid response team dat is opgezet, betaalt 90% van de meldingen binnen een tot drie dagen. Het is dus niet zo dat we geen voortgang boeken. 

Ik ga echter geen harde datum noemen, bijvoorbeeld 1 juni of 1 juli, waarop alle problemen zijn opgelost. Ik vind dat we het probleem moeten oplossen, maar dat proces bevorderen we niet door hier nieuwe data te noemen. Ik kan alleen maar zeggen dat de staatssecretarissen en ik er bovenop zitten. De staatssecretarissen werken er werkelijk dag en nacht aan. Het zijn de beste mensen die we daarvoor kunnen hebben op dit moment. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Er kan met stoom en kokend water en dag en nacht aan gewerkt worden, maar zit hier niet ook de les in dat het systeem gewoon te ingewikkeld is gemaakt, terwijl het de bedoeling was het te vereenvoudigen? Het systeem moet dus worden aangepast om dit in de toekomst goed in de klauwen te krijgen. 

Minister Rutte:

We hadden een systeem dat fraudegevoelig was. We zijn toen gaan zoeken naar een ander systeem. De politiek heeft daar toen lang over gediscussieerd, ook hier in de Kamer. Met breed draagvlak is dit systeem ingevoerd. We zorgen ervoor dat er tegen de achtergrond van contracten die daadwerkelijk gesloten zijn, trekkingsrecht bestaat in de vorm van declaraties. Dat lijkt me het systeem dat je moet hebben. 

Waar gaan de dingen nou moeizaam of fout? Dat heeft te maken met het opstellen van de toekenningsbeschikking. Daar bleek een prop te zitten. Ook bleek er een probleem te ontstaan specifiek bij het pgb in de Wlz, vanwege de precieze dimensionering en vormgeving van het pgb in de Wlz later vorig jaar. Dat zijn dus oorzaken daarvan. Ik ben nog niet zover dat ik op grond daarvan vaststel dat het systeem dat we hebben niet goed werkt. Volgens mij moeten we het systeem waarvoor we gekozen hebben nu tot een succes maken. Daar werken we nu keihard aan. Natuurlijk, als in een heel goede weging blijkt dat wat we nu hebben in de praktijk net even wat slimmer of anders kan, dan ben ik daar altijd toe bereid. Maar als we dat doen terwijl we nog bezig zijn om de problemen op te lossen en als we het systeem dat we net hebben ingevoerd alweer gaan verbouwen, dan is het risico wel heel groot dat het langer gaat duren voordat we iedereen op tijd zijn geld kunnen geven. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Een ding ben ik roerend met de minister-president eens: de grootste prioriteit is dat mensen zo snel mogelijk het geld krijgen waar zij recht op hebben. Dat is glashelder. Er zijn in dit hele proces echter ook signalen dat we het systeem misschien wel te ingewikkeld hebben gemaakt. Is de minister-president bereid om op niet al te lange termijn dit goed te evalueren en te bekijken waar vereenvoudigingen mogelijk zijn? Laten we wel wezen, de noodprocedures die nu worden toegepast, veroorzaken op zichzelf ook weer fraudegevoeligheid. Die signalen krijgen wij nu in ieder geval. 

Minister Rutte:

Dat weten we. We kiezen nu voor het versneld uitkeren van de bedragen. In de afgelopen twintig jaar is het pgb op een manier gedaan die fraudegevoelig bleek te zijn et cetera. We hebben nu een nieuw systeem dat die frauderisico's sterk verminderd. We zitten nu in de overgangsfase. Op dit moment geven we voorrang aan betalen boven perfecte controle op fraude. Dat betekent dat die controle voor een deel achteraf zal moeten plaatsvinden. Dat gaan we ook doen. Het zou kunnen dat er nu bedragen worden uitgekeerd waarvan in een enkel geval zal moeten worden vastgesteld dat ze niet voldoen aan de precieze eisen die we daaraan stellen. Dan moet er misschien teruggevorderd worden. Dat risico nemen we nu omdat we het van belang vinden om in deze fase van de uitvoering, zo kort na 1 januari, ervoor te zorgen dat mensen in de eerste plaats krijgen waar zij recht op lijken te hebben. Ik ben het met de heer Grashoff eens dat je altijd bereid moet zijn om het aan te passen als je in de uitvoering merkt dat er in het design, het ontwerp, iets zit wat het onnodig complex maakt. Zover ben ik echter nog niet. Ik zou het namelijk echt even een kans willen geven. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de premier dat hij zo eerlijk is om te zeggen dat hij geen harde uitspraak doet over wanneer alles wel op orde is. Dat betekent dat het niet op orde was op 15 mei. Ik heb twee vragen over de pgb's. De eerste vraag gaat over die 95% die is getrokken uit de correct ingediende declaraties. Nee, die is zelfs getrokken uit de uitbetaalde declaraties. Van de uitbetaalde declaraties wordt dus 95% op tijd betaald. Maar juist de mensen die er niet doorkomen, zijn nooit in die steekproef terechtgekomen. Deelt de minister dat de steekproef niet deugt? De tweede vraag die ik in mijn inbreng had gesteld, was de volgende. In juli 2014 waarschuwde het Zorginstituut Nederland. De premier geeft aan dat er vanaf juli 2014 voortgangsrapportages waren en dat er terugvalscenario's werden gemaakt. Is in het najaar ooit in het kabinet het risico dat hierin zit besproken? We voegen iedere keer weliswaar risicowegingen toe, maar worden ze ook door het kabinet gebruikt om te heroverwegen? Hoe is dat gegaan dit najaar? 

Minister Rutte:

Over dat tweede punt, over wat er wel en niet in de minsterraad wordt besproken, doe ik nooit mededelingen. Bij het uitvoeren van complexe operaties worden natuurlijk wel altijd relevante maatschappelijke signalen betrokken. Dat is vanzelfsprekend. De inleidende conclusie van de heer Omtzigt deel ik niet. Ik meen dat de motie van Pia Dijkstra op een fatsoenlijke manier is uitgevoerd, langs de lijnen die staatssecretaris Van Rijn met de Kamer heeft gedeeld. Ik deel zijn conclusie op dat punt dus niet. Dan had de heer Omtzigt nog een vraag die ik niet meer weet. 

De voorzitter:

Dat is het risico als u een aantal vragen achter elkaar stelt. Wat was uw tweede vraag? 

De heer Omtzigt (CDA):

De eerste vraag betrof die 95% die is uitbetaald; dat zijn dus observaties van mensen van wie het pgb betaalbaar is gesteld. Daar zitten echter niet de mensen in die in dat hele systeem zijn kwijtgeraakt; dat zijn er nogal wat. Deelt de minister-president dat die steekproef niet klopt, omdat de SVB niet van begin tot eind de declaratie bijhoudt? De tweede vraag was — als hij niet uit het kabinet wil klappen — of hij dan toch wil zeggen of in het najaar met hem is besproken of het hele traject op koers lag of niet, en of daar besluiten zijn genomen. Of spreken het kabinet en de bewindspersoon daar pas samen over sinds de problemen in januari, februari en maart heel evident werden? In november zei hij nog bij de Libelle-zomerbeurs dat iedereen maar loopt te klagen, terwijl er op dat moment al een stapel waarschuwingen op het bureau van de staatssecretaris lag. 

Minister Rutte:

Op de Libelle-zomerbeurs, waar ik niet geheel gepland ook nog heb gezongen, ging het heel ergens anders over. In mijn ogen ging het over het feit dat mensen in de gezondheidszorg het plezier in het werken bijna wordt ontnomen, doordat er constant een sfeer van grote ellende in de zorg wordt gecreëerd. Ik neem dat waar, of ik nu op werkbezoek ben of als ik, familie of vrienden gebruikmaken van de gezondheidszorg. We hebben de beste gezondheidszorg van Europa en dus van de wereld. Gelukkig zie je dat de mensen die daar werken dat ook zo ervaren, ondanks alle negativiteit die daarover uit de hoek van allerlei partijen en maatschappelijke organisaties wordt verspreid. Daarover ging mijn uitspraak op de Libelle-zomerweek. Dat was niet in november, maar in de aanloop naar de Europese verkiezingen. 

Ik meen dat de motie-Dijkstra correct is uitgevoerd door staatssecretaris Van Rijn. Hij heeft een steekproef genomen op basis van een aantal criteria en in lijn met de motie. De Kamer gaat het debat daarover nog met hem voeren. Natuurlijk heeft de SVB in het hele systeem een rol, nadat er een contract is gesloten met een gemeente of een zorgkantoor. Ook daar zaten serieuze problemen in de uitvoering, maar die zijn we nu onder controle aan het krijgen. 

Ik zeg het echter nog een keer: we hebben als politiek collectief tegen elkaar gezegd: het pgb is fraudegevoelig en te complex, maar we mogen er niet vanaf, want het is een mooi instrument. Dat was een breed politiek gevoel. Het pgb geeft de mensen de vrijheid om hun leven zelf in te richten. We hebben vervolgens gekozen voor een aanpak met breed politiek draagvlak, wetende dat het complex zou zijn. Als de Kamer werkelijk zou menen dat, als je zo'n keuze maakt, de invoering per definitie altijd perfect gaat, zouden we naïef zijn. Zo ken ik de Kamer niet. We wisten dat, als je zo'n complexe reorganisatie gaat doen, er op onderdelen bijsturing nodig zal zijn. Dat gebeurt nu. Waarom is het zo vervelend en moeilijk? Omdat er mensen zijn die te lang op hun geld moeten wachten. Dat is niet alleen irritant, maar dat kan in sommige gevallen ook een financieel probleem opleveren. Dat vind ik zo ernstig en daarom zitten we er zo gemotiveerd bovenop om dit op te lossen. Dat is hoe we in de wedstrijd staan om deze problemen aan te pakken, in lijn met alle afspraken die daarover met de Kamer zijn gemaakt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb nog steeds geen antwoord op de vraag of, gelet op alle signalen van Zorginstituut Nederland en de SVB en gelet op de voortgangsrapportages waar de premier over sprak en de terugvalscenario's die ontwikkeld moeten worden, er in oktober/november een bijeenkomst is geweest waarbij de premier erover geïnformeerd is dat er een probleem lag en of er een bewuste keuze is gemaakt in de zin van: wij gaan door of misschien moeten we het een halfjaar uitstellen. 

Minister Rutte:

Ik geef nooit inzage in de discussies in de ministerraad of het kabinet. Dus die vraag heb ik al eerder beantwoord. 

De heer Merkies (SP):

Mijn vraag gaat over hetzelfde punt. De premier doet een beetje van "waar gehakt wordt, vallen spaanders" en "het is irritant", maar dit bezorgt mensen wel slapeloze nachten. Dat is ook waarom de Algemene Rekenkamer zegt dat de tijd voor uitvoering ongelofelijk belangrijk is. Die waarschuwingen zijn er vorig jaar geweest. Erkent de premier dat die waarschuwingen er zijn geweest en, zo ja, wat is er met die waarschuwingen gedaan? 

Minister Rutte:

Ik heb dat geschetst in mijn inleidende woorden over dit onderwerp. Bij alle grote reorganisaties werk je als kabinet aan terugvalscenario's en doordenk je hoe je omgaat met eventuele tegenslagen in de uitvoering. Ik heb dat geschetst. We hebben de knelpunten in kaart gebracht die de ketenpartners gezamenlijk moeten oplossen. In de zomer van 2014 is er gewerkt aan de terugvalscenario's om de risico's ten aanzien van continuïteit van zorgverlening en betalingen aan zorgverleners te kunnen ondervangen. Met VNG, ZN en SVB hebben we eraan gewerkt om de invoering uitvoerig voor te bereiden. Daarover is ook steeds met de Kamer gesproken en is er aan haar gerapporteerd. Zo hoort dat ook. Ik probeer daarbij niet de problemen te bagatelliseren, zoals de heer Slob eerder zei. Integendeel, ik vind het heel erg dat als mensen recht hebben op geld, ze dat niet krijgen, want dat is slecht voor het vertrouwen in de overheid. Bij grote reorganisaties is het echter onvermijdelijk dat het niet altijd meteen goed gaat. Dan vind ik dat de Kamer het kabinet eraan mag houden dat wij die problemen oplossen. Ik stel vast dat wij dat op dit moment stap voor stap aan het doen zijn. De rapportage van Van Rijn naar aanleiding van de motie-Dijkstra laat dat zien. Het is nog niet perfect en nog niet alle problemen zijn opgelost maar voor een belangrijk deel zijn we bezig het lek boven te krijgen. En dat is precies wat je van het kabinet mag verwachten. 

De heer Merkies (SP):

Dus als ik het goed begrijp zegt de premier eigenlijk: we hebben die waarschuwingen wel gekregen maar we hebben daaraan gewerkt door middel van terugvalscenario's. Maar is er ook nagedacht over uitstel, zodat het gewoon beter kon worden voorbereid? 

Minister Rutte:

Er wordt permanent over alles nagedacht, maar het kabinet had en heeft het oordeel dat de invoering van deze hele grote reorganisaties en decentralisaties in het kader van de jeugdzorg, de Wmo en de Participatiewet voldoende op schema lagen voor invoering per 1 januari. We wisten dat je altijd in de praktijk op problemen zou stuiten. Kijkend naar die heel grote reorganisaties, zagen we in de Statencampagnes zelfs terug dat het geen thema was. Ik had er wel rekening mee gehouden omdat je altijd tegen problemen aanloopt, maar dat bleek zich in de praktijk niet voor te doen, noch bij de Wmo noch bij de Participatiewet noch bij de jeugdzorg. Heel veel problemen die er aan het begin van het jaar waren, waren oplosbaar. Vervolgens zijn we op een onderdeel dat eigenlijk een bijkwestie van die grote Wmo-hervorming is, namelijk hoe je het pgb zodanig gaat uitkeren dat je de fraude bestrijdt en de administratieve lasten verlicht, gestuit op een aantal zeer, zeer serieuze uitvoeringsproblemen. En die zijn we nu aan het oplossen. En zo hoort het ook. 

De heer Krol (50PLUS):

Ik hoor heel veel medeleven van de minister-president met de mensen die in de problemen zijn gekomen door niet-uitbetaling van het pgb waar ze wel recht op hebben. Maar nu heel concreet: er zijn mensen die daardoor maandenlang al geen geld hebben gekregen en daardoor in extra problemen gekomen zijn, die aanmaningen krijgen wat betreft hun telefoonrekening of die hun abonnement voor het openbaar vervoer niet meer kunnen betalen; dat zijn allemaal extra kosten die erbij gekomen zijn omdat ze hun geld niet gekregen hebben. Is het kabinet dan ook zo ruimhartig om die bijkomende kosten te vergoeden als duidelijk is dat het niet aan die mensen ligt? 

Minister Rutte:

Daar heeft staatssecretaris Martin van Rijn al een eerste keer met de Kamer over gesproken. Er is toen gepraat over een adequate schadevergoeding. De staatssecretaris heeft toegezegd in het kader van het herstelplan expliciet aandacht te besteden aan de vraag of en zo ja in welke mate compensatie mogelijk is als er schade optreedt. Er is ook advies over gevraagd. Zodra dat gereed is, wordt de Kamer er nader over geïnformeerd. Dat debat is dus al door de staatssecretaris met de Kamer gevoerd. 

De heer Krol (50PLUS):

Er zijn op dit moment mensen die van de mensen aan wie ze zorg geven geld moeten lenen, omdat ze anders het busabonnement niet kunnen betalen om bij die mensen te komen. Die mensen hebben niet de tijd om te wachten tot na de zomer tot ze de tientjes die ze nu missen eindelijk van het kabinet krijgen overgemaakt. 

Minister Rutte:

Dan haalt de heer Krol twee dingen door elkaar. Enerzijds gaat het om het zeer serieuze feit dat er mensen zijn die te lang op hun geld moeten wachten. Dat zijn wij stap voor stap aan het oplossen. Ik dacht dat de heer Krol refereerde aan de schade in meer structurele zin die van een en ander het gevolg is en hoe je daarmee omgaat. Dat is mijn antwoord. Wat betreft zijn andere punt: dat is precies waarom alle acties erop zijn gericht om het systeem zo snel mogelijk werkend te krijgen. 

Door al die interventies over dit moeilijke onderwerp, waar wij met elkaar zo bovenop zitten, zijn veel andere vragen al beantwoord. De heer Krol vraagt nog naar een integraal voor iedereen toegankelijk beeld ten aanzien van uitgaven en resultaten als het gaat om de decentralisaties. Gemeenten, de VNG en het Rijk hebben gezamenlijk gewerkt aan de inrichting van de informatievoorziening in het kader van het sociale domein. Onderdeel van de monitor is dat de financiële informatie voor het Rijk op een zodanige manier beschikbaar komt dat die voor iedereen heel gemakkelijk toegankelijk wordt. De resultaten zullen ook worden gepubliceerd, zodat ze voor iedereen beschikbaar komen. 

De PvdA stelt dat accountants in de zorg aangeven dat de veelheid aan beleidswijzigingen en regelgeving de jaarrekeningen van ziekenhuizen erg kwetsbaar maken. Het gaat vooral om begrotingen van gemeenten en ziekenhuizen. In het kader van de vernieuwing van de langdurige zorg heeft staatssecretaris Van Rijn met vertegenwoordigers van zorgaanbieders en gemeenten een landelijke werkagenda vastgesteld die onder meer moet borgen dat mogelijke rechtmatigheidsproblematiek zo vroeg mogelijk wordt herkend en wordt voorkomen. Er is ook een gezamenlijk werkprogramma gemaakt om te voorkomen dat er meer administratieve lasten en rechtmatigheidsvraagstukken ontstaan. Dat is vooral een punt voor gemeenten. Dat is nog het gemakkelijkste. Ten aanzien van de ziekenhuizen waren 2012 en 2013 transitiejaren, van het ene betalingssysteem naar het andere. Door de gecoördineerde werkwijze, het opgestelde plan van aanpak en de inzet van de sector konden deze complexe jaren worden afgesloten. Nu kom ik concreet bij de vraag van de heer Nijboer van de PvdA. Er is met de NZa en de veldpartijen in het najaar van 2014 afgesproken dat de NZa een plan van aanpak maakt voor de doorontwikkeling en vereenvoudiging van de bekostiging. Rust en stabiliteit zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt. De NZa zal het plan van aanpak in het voorjaar van 2016 opleveren. 

Dan de vraag over de meevallers in de zorg. Dat is op zichzelf goed nieuws maar tegelijkertijd proberen wij zo zorgvuldig mogelijk te ramen. Bij de zorgkosten is dat altijd een probleem. Er waren vele jaren grote overschrijdingen. Nu is er het positieve nieuws over de meevallers maar niettemin kloppen de ramingen nog steeds niet perfect. Om die te verbeteren, proberen wij te komen tot het versnellen van de beschikbaarheid van financiële informatie. Daardoor kan de raming worden gebaseerd op recente realisatiecijfers. Dat komt de kwaliteit ten goede. Een voorbeeld daarvan is de bekorting van de doorlooptijd van de DOT's naar drie maanden per 1 januari van dit jaar. Dat draagt ook bij aan de verbetering van de informatie en ramingen. Daarover zijn ook brieven gestuurd door de minister van VWS. We zijn dus bezig om het ramingenvraagstuk stap voor stap onder controle te krijgen, maar in de zorg blijft dat heel lastig, ook door de vertraging in de realisatie die vaak optreedt. Tot slot ga ik in op de huishoudelijkehulptoeslag. Laat ik zeggen dat iedereen er erg blij mee is. Minister Schippers heeft, in reactie op de constatering van de Algemene Rekenkamer, onderkend dat de formulering in de brieven aan gemeenten voor meerdere uitleg vatbaar is. Beoogd is nu dat de huishoudelijkehulptoeslag binnen de bestaande wettelijke kaders en overeenkomstig de vaste werkverdeling tussen VWS en BZK wordt toegekend. Dit betekent dat wij de komende periode moeten bezien hoe wij aan de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer zo goed mogelijk tegemoet kunnen komen. 

Tot slot vroeg de heer Krol op dit punt naar de voortgang van de Transitieagenda Langer zelfstandig wonen. De minister van Wonen en Rijksdienst en de staatssecretaris van VWS zullen die voorgangsrapportage Langer thuis wonen en ook de eerste rapportage van het aanjaagteam Langer zelfstandig wonen, onder leiding van de heer Norder, in juni aanbieden. Daarin zal ook de voortgang van de verschillende acties worden besproken. Ten aanzien van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap kan ik melden dat de minister van VWS al aan de Kamer heeft toegezegd dat het plan voor de zomer naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Wij streven ernaar om dat in juni te doen. 

Dat in antwoord op de vele vragen gesteld over de zorg en een aantal uitvoeringsproblemen dienaangaande. 

Dan kom ik op een paar vragen die gesteld zijn over fraude. Mevrouw De Vries stelde een vraag over knelpunten die de Rekenkamer signaleert op het terrein van de fraudebestrijding, te weten fraudebestendige regelgeving, gegevensuitwisseling en kennisopbouw. Ik maak daarbij een paar opmerkingen. In de eerste plaats proberen wij de regelgeving fraudebestendiger te maken. Het uitgangspunt is het voorkomen van fraude. Daarom werken alle departementen vanaf 2014 volgens een richtlijn die meer prioriteit geeft aan de fraudebestendigheid van wetsvoorstellen. Ook kwetsbaarheden in bestaande regelingen worden gedicht. Denk aan de getroffen extra maatregelen tegen fraude met toeslagen, waardoor in 32% van de beoordelingen een correctie heeft plaatsgevonden. Ook zijn van 10.000 unieke bsn-nummers de toeslagen gestopt, omdat van deze personen geen woonadres bekend was. 

In de tweede plaats kijken wij naar de gegevensuitwisseling. Je hebt een intensieve samenwerking nodig tussen overheidsdiensten en een vlotte uitwisseling van relevante gegevens. In de praktijk stuit dit op knelpunten. Dat bleek ook uit de verkenning die vorig jaar is afgerond. Het is een lastiger thema dan het fraudebestendiger maken van de regelgeving, want dat heb je meer in eigen hand. 

Het is van belang dat wij de kennisopbouw zodanig verbeteren dat wij effectiever kunnen optreden. In de voortgangsrapportage over de rijksbrede fraudeaanpak, die de Kamer eind dit jaar zal ontvangen, zal worden ingegaan op de bereikte resultaten, maar ook op de eventuele nieuw aangetroffen frauderisico's. Ook dat is een probleem: naarmate je er meer in duikt, ontdek je meer fraudemogelijkheden. Dan gaat de heer Koolmees nu vragen wie de nieuwe regelgeving toetst op fraudebestendigheid. 

De heer Koolmees (D66):

Ongeveer, maar iets uitgebreider. Het kabinet heeft een integraal afwegingskader bij grote hervormingen. Vorig jaar is daar de kabinetsbrede aanpak fraude aan toegevoegd. In de Trêveszaal — elke keer bij zo'n grote herziening — zou daarop getoetst moeten worden. Nu zegt de Rekenkamer: wij kunnen niet constateren dat dit in de praktijk ook gebeurt. Kan de minister-president daarop reageren? 

Minister Rutte:

Het is inderdaad onderdeel van het integrale afwegingskader. Dit wordt standaard uitgevoerd voordat wetsvoorstellen aan de ministerraad worden aangeboden. Verder is de wetgevingskwaliteitstoets ook een moment waarop het ministerie van Veiligheid en Justitie heel specifiek de fraudebestendigheid van wetgevingsvoorstellen toetst. Tot slot is er ook nog de Ministeriële Commissie Fraudebestrijding. Die mag ik zelf voorzitten, met de minister van Veiligheid en Justitie in de coördinerende rol. Daar is afgesproken dat het toepassen van de richtlijn fraudebestendige regelgeving moet worden gevolgd. Dus langs drie lijnen wordt hieraan gewerkt. 

De heer Koolmees (D66):

Op zich is het positief dat er zo'n stuurgroep is, maar de Rekenkamer constateert dat er in de praktijk heel vaak problemen zijn, bijvoorbeeld met gegevensuitwisseling. Het ene departement informeert het andere departement niet. Herkent de minister-president dat beeld en wat gaat hij eraan doen om dat beeld weg te nemen? 

Minister Rutte:

Zeker. Ik heb net geschetst, in antwoord op de vraag van mevrouw De Vries, dat gegevensuitwisseling eigenlijk het lastige punt is. De minister van Veiligheid en Justitie heeft in een algemeen overleg op 8 april toegezegd dat het kabinet op dit punt wetgeving zal opstellen in de vorm van een kaderwet gegevensuitwisseling. Wij zijn namelijk tot de conclusie gekomen dat je die echt nodig hebt om dit voor elkaar te krijgen. Anders zie je toch dat het in de zompige praktijk te vaak vastloopt op het punt van de gegevensuitwisseling. Het fraudebestendiger maken van regelgeving en de kennisopbouw gaan wel, maar het probleem ligt — en dat is precies in lijn met wat mevrouw De Vries en de heer Koolmees zeiden — bij de gegevensuitwisseling. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik ga nog even door op het punt van de gegevensuitwisseling, want eigenlijk zegt de minister-president volgens mij: dat is lastig te beïnvloeden. Ik kan mij voorstellen dat dit bij de uitwisseling met externe partijen het geval is, maar ik denk dat het tussen de ministeries toch makkelijker op te lossen zou moeten zijn. Klopt wat hij zegt ook voor de uitwisseling van gegevens binnen ministeries en organisaties die daaraan gerelateerd zijn? 

De minister-president noemt nog een kaderwet die eraan komt. Ik ben wel benieuwd wanneer die naar de Tweede Kamer kan komen. 

Minister Rutte:

Ik laat mij even informeren over wanneer de kaderwet gegevensuitwisseling verwacht kan worden. Daar kom ik op terug in mijn tweede termijn. 

Op de eerste vraag zou mijn antwoord moeten zijn dat het makkelijker wordt naarmate je dichter bij huis bent. Dat zou de verwachting zijn, maar helaas is dat niet altijd het geval. Dat is niet omdat mensen niet willen, maar omdat we hier te maken hebben met heel grote uitvoeringsorganisaties en soms ook met heel grote departementen. Als liberaal zou je dat type wetgeving helemaal niet nodig willen hebben, zeg ik tegen mevrouw De Vries, maar wij zijn ook in de ministeriële commissie tot de conclusie gekomen dat we zo'n kaderwet gegevensuitwisseling nodig hebben, niet alleen voor de verder weg liggende partners, maar ook voor hen die dichter tegen de borst geklemd zitten. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik mag toch hopen dat het binnen de ministeries niet een kwestie van onwil is, maar dat er echt belemmeringen in de regelgeving zitten. 

Minister Rutte:

Absoluut, het gaat niet om onwil, maar om belemmeringen in de regelgeving. Natuurlijk. Het gaat om belemmeringen in de regelgeving, soms op het punt van de privacywetgeving of van andere zaken, die verschillend worden gewogen. Door een kaderwet kun je die zaken voorkomen. Ik kom in tweede termijn terug op de vraag wanneer de kaderwet hier verwacht kan worden. 

Dan kom ik bij het kopje koopkracht en arbeidsmarkt. Daarover een paar zaken. De OESO is genoemd. Die concludeert dat de inkomensongelijkheid in Nederland al jaren stabiel is en in internationaal perspectief relatief klein, ondanks de economische crisis. De OESO benadrukt dat het voor economische groei vooral heel belangrijk is dat je toegang hebt tot goed onderwijs en dat ongelijke uitkomsten dus niet moeten leiden tot ongelijke kansen. Nederland scoort op indicatoren die inzicht geven in de toegankelijkheid van het onderwijs zeer goed als je het internationaal vergelijkt. 

De Socialistische Partij wees erop dat de economie aantrekt, maar dat toch meer mensen een beroep doen op de schuldhulpverlening. Inderdaad zie je hierin echt nog de naweeën van de crisis. We zijn bezig, stap voor stap uit de crisis te komen. Zo langzamerhand staan alle indicatoren positiever. Je zag het ook in de manier waarop de economische groei zich manifesteerde: eerst in een aantrekkende export en pas in een later stadium zagen we ook de gevolgen voor de werkgelegenheid en de besteedbare inkomens. 

We hebben als kabinet van de Partij van de Arbeid en de VVD steeds gezegd dat we er alles voor willen doen om ervoor te zorgen dat mensen niet door het ijs zakken. Daar staan we nog steeds voor. Dat doet het kabinet niet door doelstellingen te formuleren voor het aantal mensen in de schuldhulpverlening, maar juist door meer geld uit te trekken voor de bestrijding van armoede. In 2013, het jaar waarover het CBS en het Sociaal Cultureel Planbureau rapporteren, is daar nog 20 miljoen aan besteed. In 2014 was het 80 miljoen en voor 2015 gaat het om 100 miljoen. Het overgrote deel van deze middelen gaat naar de gemeenten, want die zijn in staat om maatwerk te leveren. Zij hebben dan de middelen om hun schuldhulpverlening goed uit te voeren. Het is een feit: als je uit een crisis komt en bezig bent te herstellen, is het onvermijdelijk dat er een na-ijleffect is. Vandaar dat wij extra geld uittrekken voor het maatwerk door gemeenten, om hierin lenigend op te treden. 

Tot slot is bij het onderdeel koopkracht en arbeidsmarkt gevraagd naar de effectiviteit van de sectorplannen. Die wordt nu van alle toegekende plannen — er zijn er nu 77 in uitvoering — geëvalueerd. Deze week nog stuurt de minister van Sociale Zaken de periodieke voortgangsrapportage aan de Kamer. Er wordt uitgebreid ingegaan op de monitoring en de evaluatie. Je ziet dat die 77 plannen heel veel overeenkomsten hebben. Er is een zestal typen maatregelen te onderscheiden, die in verschillende combinaties en intensiteit voorkomen. Bij deze evaluatie zal ook gekeken worden naar de effectiviteit van de afzonderlijke maatregelen. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de bouw, is daar 57 miljoen aan rijksmiddelen voor de cofinanciering van het sectorplan bouw toegekend. 122 miljoen dragen de sociale partners zelf bij en van de 57 miljoen subsidie geven de sociale partners en de sector aan, ongeveer de helft niet te zullen besteden. Ook prima, dan krijgen we het weer terug en kan het plan naar beneden worden bijgesteld. Dat zit 'm dan onder andere bij een relatief dure maatregel, namelijk de leerwerkplekken. Daarvoor moeten werkgevers jongeren in dienst nemen. Dat is weliswaar met loonkostensubsidie, zo'n 20% van de loonkosten, maar je zie toch dat een leerwerkplek in de bouw relatief duur is. 

Bij het opstellen van het plan is er rekening mee gehouden dat de bouw een jaar eerder zou beginnen met aantrekken. Nu blijkt dat dit niet mogelijk is geweest. Je ziet dus ook dat werkgevers nu minder jongeren op leerwerkplekken aannemen dan verwacht. Dit is overigens allemaal gemeld bij de Kamer. Het is bij motie al geregeld. Het is verplaatst naar een sectorplan voor de sociale-werkplaatssector, 30 miljoen. Die motie wordt nu uitgevoerd. 

De heer Krol (50PLUS):

Ik hoop dat de minister-president er nog op komt, maar ik heb hem ook gevraagd om te reageren op het volgende. De aanpak van de jongerenwerkloosheid was juist enorm succesvol. De WW-uitkeringen zijn gedaald met 0,23% voor 15- tot 25-jarigen. Bij de hogere leeftijdsgroepen zie je dat het ook allemaal daalt, zij het wat minder dan die spectaculaire 0,23%. Bij de groep mensen van 55 jaar tot 65 jaar, echter, zie je nota bene een stijging van 10%, terwijl er geld voor beschikbaar was. Dat is echter niet optimaal besteed. 

Minister Rutte:

Hier zit je met een heel taai probleem. Het goede nieuws is dat de gemiddelde uittreedleeftijd, de gemiddelde leeftijd waarop mensen met pensioen gaan, in Nederland spectaculair is gestegen, tot boven de 60 jaar. Toen ik begon, lag dat nog eind onder de 60 jaar. Je spreekt tegenwoordig dan ook geen mensen meer die met 56 jaar of 57 jaar eruit gaan. Mensen werken weer tot hun 65ste en inmiddels zelfs voorbij hun 65ste. Je ziet dit terug in het feit dat we wel een spectaculaire groei van het aantal banen in Nederland hebben, maar die groei niet terugzien in een verlaging van de werkloosheidscijfers. Dit komt doordat er heel veel extra arbeidsaanbod is. Deels bestaat dat uit mensen die zich weer aanmelden voor de arbeidsmarkt, maar deels is het een effect van het feit dat wij langer doorwerken. Hoewel er niet ineens veel meer kindjes worden geboren, zie je wel een groter arbeidsaanbod in Nederland, namelijk als gevolg van die overheidsmaatregelen, 

Aan de andere kant is ook waar dat het vraagstuk van de ouderenwerkloosheid uitermate taai is. Daar heeft de heer Krol gewoon gelijk in. In allerlei sectoren wordt er wel geëxperimenteerd met systemen van demotie, het inzetten op andere typen functies van mensen op hogere leeftijd, meer trainend en coachend. Dit lukt niet overal. Het is inderdaad echt een heel taai probleem. Ik denk niet dat je dat overnight met een plan oplost. Dit zal echt een lange adem vragen. Die heeft de heer Krol en die heb ik. 

De heer Krol (50PLUS):

Die heb ik zeker na uw antwoord, want dat geeft mij voldoende gelegenheid om nog tot ver na mijn 65ste hiermee door te gaan en u eraan te blijven herinneren dat daar op dit moment het grote probleem zit. Als u de cijfers die ik net noemde, gaat bekijken, begrijp ik niet waarom het geld dat ervoor gereserveerd was, daar ook niet daadwerkelijk voor gebruikt is. 

Minister Rutte:

In ieder geval stel ik vast dat ik nog heel lang in deze functie zit, als het aan de heer Krol ligt. Dat vind ik dan weer een blijk van vertrouwen. 

Dan kom ík bij het volgende onderwerp: onderwijs. Maar helaas, ik zie … 

De voorzitter:

De heer Koolmees. 

De heer Koolmees (D66):

Bij het onderwerp koopkracht en arbeidsmarkt zijn ook vragen gesteld over de kinderopvang, namelijk over de kinderopvangtoeslag. Sinds 2012 is er bijna 1 miljard niet uitgegeven omdat de gedragsreacties, de effecten, veel groter waren dan waar eerder rekening mee werd gehouden. Dat betekent dus dat er meer mensen aan het werk hadden kunnen zijn als dat geld was ingezet voor de kinderopvang. We hebben een aantal keren gevraagd hoe het zit met de raming. Mijn collega Van Weyenberg heeft daar ook vragen over gesteld. Kan de minister-president nog ingaan op die vraag? 

Minister Rutte:

De vraag van D66 was eigenlijk of er niet te hard is bezuinigd op de kinderopvang. Zo heb ik de woordvoerder begrepen in zijn eerste termijn. Dit sluit aan bij de opmerking die de heer Grashoff maakte ten aanzien van de onderbesteding. Ik interpreteer de vraag van GroenLinks op dit punt zo dat die fractie de onderbesteding wil inzetten voor de kinderopvang in latere jaren. Ik denk eerlijk gezegd dat dat een discussie is die thuishoort bij het debat over de Voorjaarsnota. We kijken nu terug op 2014 en bij de Voorjaarsnota kijken we vooruit. De Kamer zal die op korte termijn ontvangen of heeft die al ontvangen. Ik begrijp dat er ook nog een motie op is aangekondigd. Misschien is het goed om die dan ook bij de Voorjaarsnota te behandelen en wellicht is dat ook het moment om de vraag van de heer Koolmees daarbij te betrekken. 

De heer Koolmees (D66):

Nou voorzitter, het gaat om het volgende. Er is in 2012 een bezuinigingsbedrag ingeboekt, met meerjarige doorwerking. Wat wij hebben gezien, en nu ook zien in het financieel jaarverslag over 2014, is dat de realisatie 300 miljoen hoger is. Er wordt dus als het ware 300 miljoen meer bezuinigd dan eigenlijk de bedoeling was volgens het kabinetsbeleid. Dat heeft te maken met het feit dat meer mensen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt of alternatieven gaan vinden voor de kinderopvang. Eigenlijk is er dus te veel bezuinigd, meer dan de bedoeling was. De vraag is nu: wat gaat het kabinet hiermee doen? Wordt er nog eens goed gekeken naar die ramingen? Wordt er nog eens teruggepakt op wat dit betekent voor de komende jaren? Zou de minister-president daarop kunnen ingaan? Dat heeft wel degelijk te maken met de verantwoordingsstukken. 

Minister Rutte:

Ik stel voor dat ik de minister van Financiën vraag om in het debat over de Voorjaarsnota even in het bijzonder op dit specifieke punt in te gaan, ook omdat het raakt aan de vraag van de heer Grashoff. Ik vraag hem om dat in de beantwoording mee te nemen. Ik heb die informatie, de laatste stand van zaken op dat punt, nu niet beschikbaar. Ik stel inderdaad vast dat er zo'n 300 miljoen onderbesteding is terwijl het doel een aanzienlijk kleinere bezuiniging was dan in de praktijk heeft plaatsgevonden. Daar heeft de heer Koolmees helemaal gelijk in. Die cijfers kloppen. 

De heer Merkies (SP):

In relatie tot de OESO-gegevens refereerde ik aan zeer recente gegevens. Daaruit blijkt dat de ongelijkheid in de OESO-landen in de afgelopen 30 jaar nog nooit zo hoog is geweest. Ik vroeg de minister-president of hij daarover zorgen heeft. In het verlengde daarvan wees ik erop dat onder zijn beleid 150.000 mensen extra in de armoede zijn gekomen. Op beide punten van zorg heb ik geen reactie gekregen. 

Minister Rutte:

Dat laatste vind ik een redelijk bizarre bijdrage aan het debat. Volgens mij is het kabinet juist bezig met mensen uit de armoede liften door ervoor te zorgen dat er banen bijkomen en de economie gaat groeien. Daarvoor is een heel pakket hervormingen en bezuinigingen doorgevoerd, om de groeikracht van de Nederlandse economie te vergroten Dat blijkt echt effect te hebben. Er komen veel banen bij. De economie groeit. Dat is het belangrijkste instrument om mensen uit de armoede te liften. In het na-ijleffect van de ernstige crisis waaruit wij komen, is er een groep mensen die zich nog wel in armoede bevindt. In het recente verleden is die ook nog eens toegenomen. Wij hebben de door mij genoemde bedragen toegevoegd aan de gemeenten, om tot maatwerk te komen wat betreft de bestrijding van armoede. Ik stel vast dat de OESO zegt dat de inkomensongelijkheid in Nederland klein is. Dat geldt ook voor de Scandinavische landen en voor dit deel van Europa. Er zijn overigens grote culturele verschillen in de wijze waarop wordt omgegaan met ongelijkheid. In Nederland is er eigenlijk altijd al een traditie geweest van beperkte inkomensverschillen. Die zijn in Nederland nooit zo groot geweest. Ook in de afgelopen tien tot twintig jaar zijn die stabiel gebleven. Dat past denk ik ook bij een paar opvattingen die wij maatschappelijk hebben. In andere landen wordt daar anders over gedacht. Ik vind het ingewikkeld om nu een wereldbespiegeling te gaan geven over ongelijkheid, omdat je die echt moet contextualiseren naar culturele en economische factoren. 

De heer Merkies (SP):

Ik noem gewoon een paar feiten. Ik begrijp niet wat er zo moeilijk aan is om gewoon te zeggen "daar heb ik zorgen over" en vervolgens te komen met een voorstel: wat wil de premier doen? Laat ik nog één ander feit noemen dat ik ook heb genoemd. De OESO heeft gezegd dat de ongelijkheid in Nederland in de afgelopen 20 jaar 5% aan groei heeft gekost. Beaamt de premier dat? Klopt dat volgens hem? 

Minister Rutte:

Dat cijfer zegt mij niets. 

De heer Merkies (SP):

Wat doet hij daar vervolgens mee? 

Minister Rutte:

In Nederland 5% groei verloren door ongelijkheid? 

De heer Merkies (SP):

Ja. Het feit dat de minister-president het niet weet, vind ik al zorgelijk. Ik vraag hem om toch even naar zijn ambtenaren te kijken, die dat bericht geheid kunnen terugvinden. Ik vraag hem om aan te geven wat zijn zorg daarover is en of hij in ieder geval wil bekijken of dat klopt. 

Minister Rutte:

Ik weet dat de Socialistische Partij uiteindelijk iedereen op hetzelfde inkomen wil hebben, maar dat is zelfs binnen de SP niet gedaan, want ook de heer Merkies krijgt meer dan iemand in de bijstand. We hebben in Nederland een situatie met heel beperkte inkomensverschillen. Dat hebben we al tientallen jaren. Dat is een traditie. Dat heeft ook zijn eigen effecten op economische groei. Je moet echter wel een beetje oppassen want als je helemaal geen inkomens meer hebt, dan gaat dat uiteindelijk de ambitie en het aspirationeel vermogen van een maatschappij in de weg zitten. Ik ben dus wel geneigd om daarbij naar een goede balans te blijven zoeken. 

De heer Merkies (SP):

Zelfs de SP zegt niet dat er helemaal geen inkomensverschillen zouden moeten zijn. 

Minister Rutte:

Dat is winst. 

De heer Merkies (SP):

Dat hebben we altijd al gezegd. De premier gaat echter gewoon voorbij aan een feit dat ik heb genoemd. Niet de SP, maar de OESO heeft het over het verlies van 5% groei door inkomensongelijkheid. 

Minister Rutte:

Ja, goed. De heer Merkies vroeg in ieder geval ook wat ik vind van het internationale aspect. Nederland houdt zich nog steeds zeer bezig met ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking. Nederland werkt aan de ontwikkeling van een middenklasse in allerlei derdewereldlanden, zodat die landen beter op eigen benen kunnen staan. Dat zijn allemaal de beste en snelste routes naar het lichten van mensen uit ongelijkheid en armoede. Dat lijkt me veel nuttiger dan pogingen om het Nederlandse debat over inkomensverschillen te exporteren naar Nigeria en Ethiopië. Volgens mij heeft men daar andere problemen aan het hoofd. 

Ik kom bij het thema onderwijs, maar ik zie dat de heer Grashoff nog een vraag wil stellen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De minister-president had het net over inkomensverschillen. Ik heb in mijn betoog een vraag gesteld over verschillen in de vermogensposities. Maar misschien wil de minister-president daarover later in zijn betoog spreken. Komt hij er nog op terug hoe het kabinet daartegen aankijkt? 

Minister Rutte:

Daarover heeft het kabinet de Kamer een brief gestuurd. Daarin staat dat wij in die vermogensverschillen geen grote problemen zien. Die brief is een paar maanden geleden door minister Dijsselbloem gestuurd. Nee, ik hoor nu dat minister Asscher die brief heeft gestuurd. Het was in ieder geval een van de talenten in het kabinet die die brief heeft gestuurd. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De visie van het kabinet en de visie van GroenLinks daarop verschillen. 

Minister Rutte:

Dat wist ik al. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is glashelder en dat hoeven we hier niet nog eens in een interruptie uiteen te zetten. Vervolgens is er wel het bericht gekomen dat het kabinet voornemens zou zijn om met een progressieve vermogensbelasting te komen. Dat bericht is door anderen weer tegengesproken. Kan de minister daarover helderheid verschaffen? 

Minister Rutte:

Er leven geen ideeën bij het kabinet over voorstellen die aan de Kamer kunnen worden gezonden op dat punt, dat mogelijk onderdeel zou kunnen uitmaken van een belastingherziening. Wij kijken daarvoor naar allerlei aspecten en ook naar dit aspect. Er zijn daarover echter geen besluiten genomen. 

De voorzitter:

De minister-president gaat verder met zijn betoog. 

Minister Rutte:

Ja. Ik stel wel vast dat de partij van de heer Grashoff op deze onderwerpen inderdaad een klassiek-linkse koers is gaan varen. Ik merk nu dat de tijd van mevrouw Halsema heel ver weg is. Maar dit is slechts een observatie. 

Ik kom bij het thema onderwijs. Daarover vallen een paar dingen te zeggen. Waar gaat het geld naartoe en waarom worden lumpsum investeringen niet opgeknipt? We hebben in de sectorakkoorden afspraken gemaakt over de doelen die met de extra middelen moeten worden bereikt. Er moeten meer academici voor de klas komen te staan. Er moet uitdagender onderwijs komen voor toptalent en er moet worden gewerkt aan betere vaardigheden voor docenten. Dat wordt op sectorniveau gemonitord met de raden. Daarbij wordt gekeken of de gemaakte afspraken worden uitgevoerd. Wij informeren de Kamer hierover jaarlijks via indicatoren bij de begrotingen. We werken samen met de Rekenkamer aan de verbetering van de indicatoren, zodat de Kamer straks dat bereiken van die doelen beter kan monitoren. Het is cruciaal dat scholen een jaarrekeningverantwoording afleggen over het hele budget en dat zij die verantwoording ook afleggen aan de medezeggenschap. Uiteindelijk betekent dit natuurlijk wel dat we ervoor zorgen dat instellingen beslissen hoe zij het geld inzetten voor de afgesproken doelen. Dat past bij de autonomie van scholen. Ik zou niet terug willen naar het oude systeem, waarbij voor ieder maatschappelijk doel een apart geldstroompje werd opgezet. Daarbij werd door de administratie vaak ongeveer de helft van die hele geldstroom opgevreten. Het zorgde er in ieder geval voor dat er heel veel mensen voor de uitvoering nodig waren. 

Er is ook gevraagd hoe wij ervoor zorgen dat de middelen voor kwaliteitsverbetering, zoals kleinere klassen en meer leraren, op de juiste plaats terechtkomen. In 2013 is de eerste 650 miljoen incidenteel aan de lumpsum toegevoegd. Vanaf 2016 is dat structureel gebeurd voor de doelen die zijn afgesproken in de sectorakkoorden. Je ziet inderdaad dat de financiële positie van onderwijsinstellingen is verbeterd. Het geld is niet bestemd voor kleinere klassen, maar voor de onderwerpen die ik zojuist noemde, dus voor het investeren in de kwaliteit van bijvoorbeeld leraren. Ik zal de OESO nog maar eens aanhalen. In een onderzoek van de OESO wordt aangetoond dat het effect van de groepsgrootte op de onderwijskwaliteit nu eenmaal beperkt is. Ik zeg nogmaals dat in het najaar die nadere rapportage daarover komt. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Merkies nog een vraag wil stellen. Bent u klaar met dit onderwerp, minister-president? 

Minister Rutte:

Ik heb nog één punt over het onderwijs, voorzitter, namelijk het sociaal leenstelsel. 

De voorzitter:

Laten we de minister-president het onderwerp onderwijs dan eerst even laten afronden. 

Minister Rutte:

Dan kan de heer Merkies daar meteen op reageren. Met de invoering van het studievoorschot blijven wij ervoor zorgen dat iedereen die dat wil en die kan studeren, ook kan gaan studeren. Dat geld wordt geïnvesteerd. Minister Bussemaker heeft daar laatst nog het nodige over gemeld in Buitenhof en aan de Kamer. Het gaat om verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs, niet om bezuinigingen. Het effect is dat studenten een kleinere basisbeurs krijgen maar ook een uiterst vriendelijke leenfaciliteit en uiteindelijk een betere deal. In plaats van massale hoorcolleges en bijna geen werkcolleges, komen er betere leraren en docenten, meer aandacht en meer maatwerk. Dat vind ik de grote kracht van wat ik maar even het leenstelsel noem, al heet het tegenwoordig studievoorschot. 

De heer Merkies (SP):

Dat noem ik het schuldenstelsel. Een grote zwakte daarvan is dat je mensen al meteen leert om schulden aan te gaan. Dat lijkt mij een slecht signaal. Maar mijn vraag gaat over die 600 miljoen die erbij zou zijn gekomen. Het is helemaal niet duidelijk waar dat naartoe is gegaan. Klopt dat volgens de premier of kan hij dat alsnog zeggen? Ook was er 1,2 miljard voor de professionalisering van leerkrachten. Frustreert het de premier niet dat hij, omdat het een lumpsum is, niet weet of dat daar werkelijk aan besteed is? Je weet alleen maar dat het via een lumpsum naar de scholen is gegaan, maar waar het vervolgens aan besteed is, weet je eigenlijk niet. 

Minister Rutte:

Dat is niet helemaal waar, want wij hebben het Nationaal Onderwijsakkoord gesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt. Als je het administratief simpel zou kunnen doen, zou je het het liefste in aparte geldstromen doen en zeggen: hier hebt u een potje geld en dat gaat u daaraan besteden. Maar wij weten dat dan twee dingen fout gaan. Die scholen gaan zich kapot ergeren aan dat gemicromanage. Vervolgens ben je zowel op nationaal niveau als op sectorniveau heel veel mensen kwijt om te controleren of het geld goed besteed wordt. Daarom maak je bestuurlijke afspraken. Dat hebben wij ook gedaan: het Nationaal Onderwijsakkoord. Die middelen lopen op van 212 miljoen in 2015 tot 689 miljoen in 2017. Wij hebben nu een heel goed voortgangssysteem ontwikkeld om te monitoren of het ook besteed wordt aan al die doelstellingen, zoals academici voor de klas, uitdagender onderwijs en docenten met betere vaardigheden. Dat komt dadelijk terug in de rapportage. Dan kun je ook bijsturen. Ik merk dat het leiderschap in het onderwijs, de mensen met wie staatssecretaris Sander Dekker en minister Jet Bussemaker dat akkoord hebben gesloten, zeer gemotiveerd zijn om die doelstellingen te laten zien. Zij realiseren zich dat ze van belang zijn en dat ze bijdragen aan draagvlak voor deze extra investeringen. 

De heer Merkies (SP):

Als het in het najaar komt, dan is dat fijn. Ik begrijp dat de Algemene Rekenkamer voor die tijd ook al met een en ander komt. Misschien dat het daar dan ook vandaan komt, maar het is toch gek: vandaag houden wij Verantwoordingsdag, vandaag gaat het over 2014, maar wij weten eigenlijk niet of het geld daadwerkelijk bij een kwaliteitsverbetering van het onderwijs is gekomen. Dat is toch vreemd? 

Minister Rutte:

Nogmaals, je maakt afspraken met volwassen mensen die de kwaliteit van het onderwijs ook willen verbeteren. Maar je moet niet naïef zijn, dus je monitort het. Dat is het systeem. Wij gaan er nu voor zorgen dat wij in die monitors terugzien dat het aan de goede dingen besteed is. Dat is ook in het belang van de sector. Waarom zou een school in het voortgezet onderwijs het niet daaraan willen besteden? Waarom zouden ze het in heel andere dingen steken als ze weten dat het de laatste keer is dat ze dit extra geld krijgen? Dus ik denk dat wij iets meer vertrouwen moeten hebben. 

De heer Koolmees (D66):

Ik heb ook een vraag over die 500 miljoen netto voor het onderwijs. Uit de cijfers blijkt dat twee jaar geleden nog 57% van de scholen rode cijfers liet zien. Dat is nu, door die extra investering van 500 miljoen netto, 13% van de scholen geworden. 

Minister Rutte:

Kijk aan. 

De heer Koolmees (D66):

Ja, dat is een positieve ontwikkeling. Maar wij zien ook dat dat geld grotendeels moet worden gebruikt voor onderhoudskosten, de energierekening en lesmateriaal en dat er dus nauwelijks extra geld beschikbaar blijft voor die kwaliteitsverbetering. Hoe kijkt de minister-president aan tegen deze cijfers? Er is deze week ook een debat over het funderend onderwijs. Daar zie je dat jarenlang bezuinigen heeft geleid tot gaten. Nu hebben wij ze gerepareerd met het extra geld uit het herfstakkoord, dankzij D66, maar wat gaat het kabinet nu doen om de kwaliteit echt te verbeteren? 

Minister Rutte:

Dit is echt een stap-voor-stapbenadering. Om te beginnen slagen wij er inderdaad in om de financiële positie te verbeteren: van boven de 50% slecht naar onder de 20%. Ik herhaal de cijfers maar even. Wat we hebben neergezet aan ambities, ook te zien aan de extra investeringen in het onderwijs, concentreerde zich in sterke mate aan het einde van de kabinetsperiode. Dat bouwt op, hebben we gezegd. We zullen eerst achterstallig onderhoud moeten wegwerken, wat nu ook gebeurt. Ik denk juist dat je het instrument van monitoring moet gebruiken om te zien of, waar eerst het achterstallige onderhoud is weggewerkt, in de komende periode het geld meer en meer besteed wordt aan deze kwesties. Dat zal het doel moeten zijn, want daarvoor hebben we het geld uitgetrokken en niet om structureel deze onderliggende problemen op te lossen. Begrijpelijk als het even nodig is, maar niet structureel. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Koolmees (D66):

Met die laatste woorden ben ik het heel erg eens. Maar mijn probleem hiermee is dat wel een soort patroon duidelijk wordt. In het herfstakkoord hebben wij samen met de heren Dijkgraaf en Slob de bezuinigingen op de AIVD teruggedraaid, terwijl we ook extra geld voor het onderwijs hebben geregeld. Nu blijkt dat daarvoor structureel te weinig geld was. Bij de AIVD, waarover we nog komen te spreken, was sprake van een onverstandige bezuiniging en meer dan de helft van de scholen bleek rode cijfers te draaien: ze kwamen gewoon niet structureel uit met het geld dat beschikbaar was. Dan moet het aan de toevalligheid van een akkoord liggen dat zoiets wordt opgelost. Waarom heeft het kabinet dit soort problemen niet veel beter in het vizier? 

Minister Rutte:

De heer Koolmees wordt beter in debatteren: vroeger bleef hij iets meer bij de feiten. Dat beviel me beter, want er worden nu echt appels met peren vergeleken: de AIVD, waaraan we zo'n 220 miljoen per jaar uitgeven en het onderwijs, waar 30 miljoen naar toe gaat. Die worden nu op een hoop gegooid, waaruit de heer Koolmees conclusies trekt. Die vind ik echt oneigenlijk. We geven heel erg veel geld uit aan onderwijs. Ik ben er tot op de dag van vandaag niet van overtuigd of meer geld hier de oplossing is. Dat heeft ook te maken met de vraag waaraan je het geld besteedt. Ik weet dat de oplossing van D66 altijd is om meer geld aan het onderwijs te besteden. Die afspraak hebben we gemaakt en die voeren we netjes uit. Dat heeft ontegenzeggelijk effecten. Maar ik wil nog wel eens een boom opzetten over de vraag of je dat doel ook op een andere manier had kunnen bereiken. Soms moet je in een sector systeemcrisis veroorzaken, juist om ervoor te zorgen dat heel veel uitgaven die niet zinvol zijn, eruit worden gehaald. Maar goed, deze keuze is gemaakt. Dat is een heel andere discussie dan die over de AIVD, waar sprake was van een heel scherpe prioriteitsstelling. Maar als de heer Koolmees wil horen dat de samenwerking met deze drie partijen zeer gewaardeerd wordt en dat er vanuit de coalitie behoefte aan is om daarmee door te gaan ... 

De heer Koolmees (D66):

Dat wilde ik niet horen. Ik constateer alleen dat dit soort problemen, die we wel degelijk zien en zagen en waartegen de Rekenkamer een aantal keren waarschuwt, zoals bij de politie, de AIVD, de Belastingdienst en het onderwijs, al jaren bestaat. Toevallig, omdat er een akkoord wordt gesloten, worden die problemen budgettair opgelost. Maar het kabinet heeft niet vooraf gekeken hoe die problemen kunnen worden opgelost en wat de problemen precies zijn. Toevallig komen ze nu langs. Dat getuigt toch van een lage ambitie van dit kabinet. 

Minister Rutte:

Die analyse deel ik toch niet. Dat wekt namelijk de indruk dat je bij het zo'n heel grote uitgavenpost als onderwijs van 30 miljard elk probleem kunt oplossen met extra geld. Ik weet dat dat de benadering van D66 is en we hebben daar nu politiek voor gekozen, maar ik zeg nogmaals dat ik wel eens een boom wil opzetten over de vraag of dat de enige route is. Dat wijkt af van een veel kleinere organisatie als de AIVD, waar je niet over 30 miljard praat, maar over ruim 200 miljoen. 

Ik kom bij het zevende van de tien blokjes: "Overige binnenland". Er is een vraag gesteld over de pensioenfondsen. Het is natuurlijk aan henzelf om te bepalen hoe ze hun beleggingsbeleid het beste vorm kunnen geven, met het oog op de belangen van de deelnemers. Dat neemt niet weg dat we uitvoerig met ze in gesprek zijn. De institutionele beleggers hebben de Nederlandse Investeringsinstelling opgericht, die vraag naar en aanbod van langetermijnfinanciering beter op elkaar afstemt. Verder zijn we bezig met andere projecten om ervoor te zorgen dat het mkb meer mogelijkheden heeft voor financiering. Uiteindelijk willen we af van de situatie dat zo'n 90% van alle kredieten in Nederland voortkomt uit de grote banken. Ik kan er van alles over zeggen. Er lopen heel veel initiatieven samen met het mkb. Hans Biesheuvel, voorzitter van Ondernemend Nederland, heeft recent nog het initiatief genomen om geld beschikbaar te krijgen. Vanuit het kabinet en de sector, maar ook vanuit het bedrijfsleven en vanuit de banken zelf gebeurt heel veel om in Nederland een veel rijkere structuur aan kredietverlening te krijgen dan we vijf jaar geleden nog hadden. 

In het kader van de regeldruk zou ik willen zeggen dat we inmiddels voor ruim 2,3 miljard euro aan maatregelen voor de vermindering van de regeldruk in kaart hebben gebracht. Daar liggen we dus op koers. Bij de decentralisatie moeten we inderdaad zeer alert zijn op regelgeving die op rijksniveau wordt geschrapt en er bij gemeenten bij komt. Het komt voor, bijvoorbeeld door een nota van wijziging, dat de wet wordt aangepast, waardoor de regeldruk minder wordt verlaagd dan verwacht. Maar we sturen echt op een nettoreductie van de regeldruk met 2,5 miljard. Als er tegenvallers zijn, zullen we die op een andere manier moeten compenseren. Het is de minister van Economische Zaken die de overkoepelende eindverantwoordelijkheid heeft voor het behalen van de doelstellingen. Wij hebben een ambitieuze doelstelling die de minister van Economische Zaken zeer serieus neemt. Ik zou het graag bij hem willen laten, want hij doet dat met grote inzet. 

Zoals bekend is het plan om voor 1 juli het besluit te nemen over de gaswinning in Groningen voor de tweede helft van het jaar op basis van een advies van het Staatstoezicht op de Mijnen. We weten inmiddels dat de winning uit de putten bij Loppersum na een uitspraak van de Raad van State is teruggebracht tot het niveau dat voor de leveringszekerheid noodzakelijk is. Tegelijk kijken we voor de wat langere termijn of een andere opzet van de gaswinning mogelijk is en of daarmee de gaswinning in Groningen verder kan worden beperkt. In het najaar zal het kabinet bevallen van het energierapport. Daarin zullen we deze voorstellen verder uitwerken. In het verlengde daarvan zal op 1 januari een nieuw winningsbesluit voor de komende jaren worden genomen. 

Er is een vraag gesteld over de verkeersboetes. Hogere boetes dragen bij aan een verbetering van de naleving van de verkeersregels. Men kan boetes voorkomen door zich aan de regels te houden. Dat komt weer de verkeersveiligheid ten goede. Ik deel de mening dat ook de pakkans van belang is. Daarom worden verschillende handhavingsmiddelen ingezet. Door het lokaal gezag wordt er gehandhaafd op die plaatsen en tijdstippen waar het effect optimaal is. Preventie speelt hierbij natuurlijk ook een grote rol. Het beïnvloeden van het gedrag van weggebruikers speelt een rol. Ook daaraan draagt de politie bij door zichtbare staandehoudingen en een actief voorlichtings- en mediabeleid. Zoals bekend is voor de echt asociale weggebruikers op 1 januari 2015 de veelplegersaanpak in werking getreden. Zij worden geconfronteerd met afdoening in het strafrecht, waardoor hogere sancties kunnen worden opgelegd. Tot zover ten aanzien van een aantal overige vragen die werden gesteld over de binnenlandse aangelegenheden. 

Dan kom ik bij de Europese Unie. Om te beginnen zeg ik naar aanleiding van het misverstand van vandaag — De Telegraaf vanochtend en andere media berichtten daarover — dat die 133 miljoen niets te maken heeft met de naheffing. Die is niet omhooggegaan. Oh, ik denk dat de heer Slob een vraag heeft over het vorige punt. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over de binnenlandse aangelegenheden. Ook de heer Nijboer heeft daarnaar gevraagd. Het is opvallend dat de minister-president er niet over begint, maar het afsluiten van de cao's …. Heeft hij daar iets over gezegd? 

Minister Rutte:

Dat zit allemaal in het laatste, het tiende kopje over de overheid zelf. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat komt nog helemaal aan bod? 

Minister Rutte:

Ik heb tien onderwerpen. Ten aanzien van het binnenland kom ik nog bij veiligheid, defensie, OS en bij de overheid zelve. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Dus we gaan bij het laatste blokje de cao afsluiten? 

Minister Rutte:

Ik heb gedacht: dat bewaar ik tot het laatst. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Het zou heel mooi zijn; het zou goed nieuws zijn als we die dan ook echt kunnen gaan afsluiten. Maar dan moeten we dus nog even wachten? 

Minister Rutte:

Ja. Ik weet niet of het antwoord bevalt, maar we gaan er wel over praten. 

Ik ga even door met de kwestie van vanochtend, de naheffing. Mag ik opmerken dat die 133 miljoen van vanmorgen niets te maken had met de naheffing waarover we het vorig jaar hadden. Zij zijn een gevolg van het begrotingsakkoord in december en een aantal kleinere zaken. Daarover is de Kamer overigens ook geïnformeerd. Ik ben natuurlijk tot de tanden bewapend, want de heer Omtzigt gaat me nu heel veel detailvragen stellen. Ik ga daar nu dus meteen alle antwoorden op geven. De mutatie bij de Slotwet staat los van de vertraagde ratificatie van het eigenmiddelenbesluit. Begin december 2014 hebben de Raad en het Europees Parlement een akkoord bereikt over de aanvullende begroting voor 2014. Dat akkoord leidde tot een nettotegenvaller voor de Nederlandse afdracht van 55 miljoen. Het saldo van hogere uitgaven voor Nederland — 150 miljoen — en hogere inkomsten voor Nederland — 95 miljoen — leidde tot die 55 miljoen. De hogere inkomsten, 95 miljoen, waren opgenomen in de raming voor 2014. Maar, omdat het akkoord pas in december is gesloten zijn die hogere inkomsten doorgeschoven naar 2015. Die schuif is nu ook zichtbaar in de Slotwet. Daarnaast zijn bij Slotwet enkele laatste realisaties verwerkt in de onderliggende componenten van de Nederlandse afdrachten, waaronder douane en invoerheffingen. Het doorschuiven van de hogere inkomsten leidt samen met de laatste realisaties tot een tegenvaller van 133 miljoen. Die heeft dus niets te maken met die naheffing van 642 miljoen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Nou, dit is de vierde, en tot nu toe ook de meest heldere, poging om weer te geven wat er is gebeurd. Ik meen dat in alle oprechtheid. 

Minister Rutte:

Kunt u dat nog even herhalen? 

De voorzitter:

Het staat in de Handelingen. 

De heer Omtzigt (CDA):

U mag het teruglezen in de Handelingen en ik zal het corrigeren als het niet goed opgeschreven wordt. 

Hiermee is de minister-president een stuk duidelijker dan de minister van Financiën, die zegt: het aantal mutaties is verwerkt en deze mutaties zijn respectievelijk de eerste en tweede suppletoire begroting. Dit is geen manier van informatieverschaffing. Als wat de premier zegt klopt, is dat in ieder geval helder. Ik concludeer hieruit dat van de 133 miljoen ongeveer 95 miljoen dit jaar terugkomt via een lagere afdracht en dat er een netto extra bijdrage resteert van 55 miljoen, zoals deze is geaccordeerd door de Kamer. De minister-president heeft hier tegen gestemd — dat moet ik deze regering nageven — want hij was sowieso tegen deze verhoging van 55 miljoen. Ik geloof niet dat daar een verschil van mening bestaat tussen de premier en ons. Ik begrijp goed dat dat leidt tot een lagere afdracht dit jaar en dus tot een bijstelling van de ramingen voor dit jaar met 95 miljoen ten opzichte van de ramingen die hier naartoe zijn gestuurd tijdens Prinsjesdag. 

Minister Rutte:

Ik zou het antwoord zo kunnen geven, maar ik word ambtelijk begeleid en het is fijn als zij ook wat te doen hebben. Ik zie daar mensen jaknikken. We zijn het eens. Maar nogmaals, dit heeft niets te maken met die naheffing van 642 miljoen, dat is ook even belangrijk. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat begrijp ik goed. Dat was wel wat er in de toelichting op de begroting stond. 

Minister Rutte:

Die kon aan kracht winnen, die was niet helemaal correct. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat begrijp ik. Dat kan. 

Uit andere antwoorden blijkt dat alle andere landen die nog een naheffing moesten betalen — dit waren Italië, het Verenigd Koninkrijk, maar ook Griekenland — dit nog niet hebben gedaan. Wanneer verwacht de premier dat zij dat zullen doen en dat Nederland van die bruto-naheffing van ongeveer 1.100 miljoen die ruim 400 miljoen zal terugkrijgen? 

Minister Rutte:

De heer Omtzigt is altijd overcompleet in eerste termijn, maar deze vraag heeft hij me niet gesteld. Ik ben daar niet op voorbereid. Ik sta op deze punten de minister van Financiën te vervangen. Ik was blij met het compliment dat hij net maakte, dat ik natuurlijk aan de minister van Financiën zal doorgeven. Op deze specifieke vraag heb ik mij echter niet kunnen voorbereiden, want die zat niet in zijn eerste termijn. Ik mis de virtuositeit om daarop flexibel in te gaan. Ik kom in tweede termijn hierop terug. 

De voorzitter:

Gaat u verder met de rest van de vraag. 

Minister Rutte:

Ik denk dat we hiermee al heel veel dingen over de Europese Unie behandeld hebben. De heer Omtzigt heeft gemeld dat Nederland veel financiële risico's op zich heeft genomen en vraagt of de regering bereid is om voorstellen te doen zodat de Kamer de risico's kan controleren. Ik zeg toe dat ik de minister van Financiën op dat verzoek zal wijzen. We zullen bekijken of we verbeteringen kunnen doorvoeren in lijn met de suggesties van de heer Omtzigt. Ik wijs er wel op dat Nederland niet als enige over instellingen als de EFSF gaat. Hiervoor is dus altijd overleg in Europees verband nodig. Hier komt bij dat de EFSF eigenlijk gesloten is; er worden geen nieuwe leningen meer verstrekt aan crisislanden. Die rol is overgenomen door het ESM en de controle wordt uitgevoerd door een onafhankelijke kritische board of auditors. Ik ga dit verzoek van de heer Omtzigt doorgeleiden naar mijn collega van Financiën, Dijsselbloem, om te bekijken of wij dit nog kunnen verbeteren. Ik denk dat ik hiermee de vragen over de Europese Unie beantwoord heb, voor zover ze niet al eerder in andere debatten aan de orde waren. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb gevraagd wanneer de minister-president zich denkt te verantwoorden over de afdrachten aan de Europese Unie. Zoals wij allen weten stond de afdracht begroot op 7,6 miljard en is hij uiteindelijk uitgekomen op 9,3 miljard. Er zijn acht aanvullende begrotingen geweest en drie keer is het bni bijgesteld vorig jaar. Ik zou graag een overzicht willen van alle cheques en alle bedragen die zijn overgemaakt aan de Europese Unie, zodat we uiteindelijk uitkomen op 9,3 miljard, in plaats van op de voorziene 7,6 miljard. 

Minister Rutte:

Dat overzicht kan ik toezeggen. De heer Van Dijck vroeg, om heel precies te zijn, of het overzicht van alle mutaties in de EU-afdracht, voorafgaand aan het stemmen over de slotwetten, naar de Kamer kan. Het antwoord daarop is ja. 

De voorzitter:

Dank. Gaat u verder met uw betoog. 

Minister Rutte:

Dan kom ik bij de vragen over Veiligheid en Justitie en Defensie. Er is gevraagd naar een zaak die de Algemene Rekenkamer ook benoemt, namelijk de stapeling van prioriteiten. Het kabinet herkent zich niet direct in dat beeld. Wij menen dat die prioriteiten helder en uitvoerbaar zijn met de beschikbare capaciteit. Dat kan niettemin betekenen dat je moet inspelen op een aantal praktische situaties en maatschappelijke ontwikkelingen, waardoor deze organisaties in staat zijn hun werk zo goed mogelijk te doen. Daarom zijn er recentelijk extra middelen beschikbaar gesteld voor bijvoorbeeld de aanpak van jihadisme. 

Ik kom op de bezuinigingen op de AIVD. Die waren natuurlijk ingrijpend. Ik denk wel dat we moeten vaststellen dat die bezuinigingen zo'n beetje allemaal zijn teruggedraaid. Er is 23 miljoen geëffectueerd, maar dat geld is inmiddels weer terug, want de totale uitgaven aan de AIVD lopen alleen maar verder op. Er is bespaard door middel van efficiency- en versoberingsmaatregelen. Daarbij is het operationele proces grotendeels ontzien. Daar is de Kamer in 2013 over geïnformeerd. Inmiddels is het budget weer geïntensiveerd met 25 miljoen en later met 40 miljoen. Het is nu hoger dan ooit. 

Er is ook gevraagd hoe ervoor gezorgd kan worden dat de Kamer op voorhand meer inzicht krijgt in de effecten van bezuinigingen om de doelen te behalen. Ik denk dat we dat het beste kunnen doen via de geëigende kanalen, namelijk als we praten over het jaarplan en het jaarverslag van de dienst en ervoor zorgen dat we daarin dit type vragen expliciet behandelen. 

De heer Dijkgraaf vroeg of er voortaan bij bezuinigingen op uitvoeringsdiensten ook wordt aangegeven in welke cruciale taken moet worden gesneden. Ik kan hem toezeggen dat we deze aanbeveling van de ARK zeer ter harte nemen. Dat geldt trouwens voor alle aanbevelingen van de ARK, maar deze zullen we snel operationaliseren. 

Er is ook gevraagd hoe het er nu voor staat. Inmiddels is er door de aanvullende middelen voor de AIVD sprake van een intensivering. Dat geeft ook ruimte om meer stil te staan bij de langere termijn. Ik zie het ARK-rapport dan ook als een belangrijke aanmoediging om de ruimte die er is te benutten voor een gedegen meerjarenplanning. We kunnen er nu voor zorgen dat die er komt en dat die onder de begroting komt te liggen. Het kabinet geeft daarbij door de geïntegreerde aanwijzing voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een kabinetsbrede visie aan de beide diensten. Dat biedt de AIVD de mogelijkheid om dit door te vertalen in een meerjarenplanning voor de eigen organisatie. Er is begin juni ook nog een AO over de AIVD naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer, begreep ik. 

De SGP-fractie heeft een aantal vragen gesteld over Defensie. Zal ik daar nu op ingaan, voorzitter, of wilt u het woord aan de heer Merkies geven voor een interruptie? 

De voorzitter:

Nee, ik zou u willen vragen het stuk over Defensie eerst af te maken. 

Minister Rutte:

Inzake Defensie is natuurlijk de motie-Van der Staaij aangenomen. Kijk, nu heb ik de heer Dijkgraaf al voor mij gewonnen. Ik kan alleen maar zeggen dat wij de begroting voor volgend jaar aan het opstellen zijn. Er zijn afspraken gemaakt om niet meer als trio maar individueel aan de financiële woordvoerders van ChristenUnie, SGP en D66 inzage te geven in hoe het kabinet denkt de middelen in te kunnen zetten. Of er wel of geen ruimte is voor extra uitgaven voor Defensie zal blijken. Ik kan daar voor Prinsjesdag natuurlijk niets in de openbaarheid over zeggen. Ik kan wel zeggen dat de motie-Van der Staaij een belangrijk onderdeel is van onze richtsnoeren en dat we haar serieus nemen. Ik denk dat ik daarmee gereageerd heb op een aantal opmerkingen die de heer Dijkgraaf ter adstructie gemaakt heeft. Hij riep op goed naar de minister van Defensie te luisteren en ervoor te zorgen dat zij nijpende problemen kan oplossen. Hij vroeg ook of het klopt dat Defensie er volgend jaar geld bij krijgt. Hij maakte een aantal opmerkingen over Defensie die passen in de meer algemene oproep van zijn kant en van zijn partij om Defensie in het bijzonder geprioriteerd te benaderen. Of we dat ook doen, kan ik voor Prinsjesdag niet zeggen. De heer Dijkgraaf bevindt zich echter in een positie dat hij daarvan eerder dan anderen iets weet en daarvan iets kan vinden. We blijven niet slechts met de financiële woordvoerders van de drie partijen praten, wat betreft deze coalitie blijven zij ook de mogelijkheid behouden om daarop in bijzondere mate invloed uit te oefenen. 

Dan had D66 nog een specifieke vraag over de problemen bij Defensie die niet allemaal tegelijk kunnen worden opgelost. Ik kan zeggen dat er langs verschillende lijnen wordt gewerkt aan de interne bedrijfsvoering en informatievoorziening bij Defensie. Er wordt gezorgd voor een consistente en gedoseerde aanpak van allerlei vraagstukken. Waar trajecten onafhankelijk van elkaar op verschillende plekken in de organisatie kunnen worden uitgevoerd, gebeurt dat. Als het juist wel geïntegreerd moet gebeuren, geldt de in de begroting 2015 opgenomen prioritering: IT, ERP, financiële duurzaamheid, verwervingsketen, technisch personeel, reservedelen, financieel beheer en vastgoed. 

Er zijn ook stappen gezet om in de toekomst realistischer te plannen en om via de systematiek van de life cycle costing meer inzicht te krijgen in de kosten van wapensystemen. Ook dat is een groeitraject. Uiteindelijk willen wij af van de kritiek van de Rekenkamer op Defensie. Daartoe zijn wij zeer gemotiveerd, maar ook de zinvolle opmerkingen van de Rekenkamer over het ministerie van Defensie zorgen voor verdere verbeteringen. Dat op het punt van veiligheid, OS en Defensie. 

De heer Merkies (SP):

Afgelopen zondag zei het hoofd van de AIVD in Buitenhof dat er bij die bezuiniging niet echt sprake was van een visie. Beaamt de premier dat? Of kan hij vertellen welke visie er wel was? Als hij nu terugkijkt op die enorme bezuiniging, die later weliswaar weer goed is gemaakt, is dit dan verstandig geweest? 

Minister Rutte:

De bezuiniging had te maken met het verbeteren van de efficiency en versobering. Wat je moet vaststellen, is dat het zelfs in een organisatie die groeit en waar geld bij komt, soms heel verstandig is om de stofkam erdoor te halen. Elke organisatie heeft immers de neiging in het niet-kernproces uit te dijen. Dat is dus helemaal niet slecht. Daarnaast lagen er bij de start van het kabinet enkele heel specifieke bezuinigingsgronden onder de AIVD die niet allemaal vigerend waren tijdens de eerste paar jaren van het kabinet. Dat is ook een van de redenen waarom wij hebben besloten, deels ook aangemoedigd door partners, ervoor te zorgen dat die bezuinigingen werden omgezet in een intensivering. 

De heer Merkies (SP):

Je zou toch niet willen — dat heeft natuurlijk ook weer te maken gehad met de aanslagen — dat dit de reden is waarom men dat jojobeleid voert en waarom men er weer op terugkomt. Je kunt toch niet zeggen: we hebben het er eerst afgehaald, het is er nu weer bijgekomen, dus het probleem is er niet meer. Er is enorme schade aangericht, doordat de dienst die moet zorgen voor rust en zekerheid, zelf geen rust en zekerheid had en mensen weg heeft moeten zien gaan. 

Minister Rutte:

De laatste belangrijke toevoeging aan het budget van de AIVD heeft inderdaad te maken met de toegenomen jihadistische dreiging, maar dan niet zozeer vanuit de invalshoek dat er nu te weinig geld voor zou zijn, maar vanuit de analyse die het kabinet heeft gemaakt dat, gegeven het feit dat wij ervan uitgaan dat de jihadistische dreiging een langere doorlooptijd heeft, het van belang is om ook die langere doorlooptijd te reflecteren in de budgetten voor de AIVD en de operationele sterkte. 

De heer Koolmees (D66):

De minister-president zegt dat het goed is om bij de AIVD af en toe het bed een beetje op te schudden om te kijken of het efficiënter kan. Maar bij de AIVD is sprake van een korting van een derde van het budget: bijna 70 miljoen van de 200 miljoen. De Rekenkamer constateert dat er 170 met bijzondere kennis gekwalificeerde mensen zijn vertrokken en dat er jojobeleid is gevoerd. De kwaliteit is dus achteruitgegaan. Alle bezuinigingen zijn nu teruggedraaid of bijna teruggedraaid. Dat is toch een voorbeeld van een ondoordachte bezuiniging? Dat is toch een voorbeeld van waarvoor ook werd gewaarschuwd toen het kabinet deze plannen presenteerde? Kan de minister-president dat in ieder geval erkennen? 

Minister Rutte:

De bezuinigingen die het kabinet voornemens was bij de start van de coalitie, gingen voor een deel over vraagstukken die te maken hadden met efficiency en versoberingsmaatregelen. Dat deel is ook geëffectueerd. Inmiddels is dat budget er weer bij en kan het aan andere dingen worden besteed. Op zichzelf is dat geen slechte ontwikkeling, omdat ik denk dat het voor elke organisatie dienstig is om, om de zoveel jaar, te kijken naar de mogelijkheden tot bezuiniging in het niet-kernproces. Daarnaast lag er een doelstelling om te bezuinigen in het kernproces van de AIVD. Die is niet geëffectueerd en inmiddels zijn alle voorgenomen bezuinigingen weer teruggedraaid en is er zelfs sprake van een nettostijging van het budget. 

De heer Koolmees (D66):

Het verantwoordingsdebat is toch een debat waarin je terugkijkt op wat er is gebeurd en waarin je probeert te leren van wat er fout is gegaan? Hier is sprake van een derde van het budget. Dat kan niet voor de efficiency zijn, maar dat raakt gewoon het kernproces. Dat zijn die 170 gekwalificeerde medewerkers die vertrokken zijn waardoor de AIVD een kennisachterstand heeft. Dat is niet even het bed opschudden, dat is gewoon een fundamenteel verkeerde keuze geweest. Kan de minister-president niet erkennen dat het gewoon een ondoordachte bezuiniging is geweest? 

Minister Rutte:

De gegevens van de heer Koolmees kloppen niet. Hij zegt dat er eenderde van het budget is weggehaald. Dat is niet waar. Er is voor 23 miljoen daadwerkelijk bezuinigd en dat geld is er inmiddels allemaal weer bij. De bezuinigingen hebben plaatsgevonden op het terrein van het niet-operationele proces, efficiency, versobering et cetera. Daarnaast waren er voornemens om wel degelijk in het kernproces verdergaand te bezuinigen. Die bezuiniging heeft vervolgens niet plaatsgevonden. 

Dan kom ik op het laatste onderdeel en dat betreft de overheid zelf. Er is een vraag gesteld over de bestuurlijke drukte. De beste manier om de bestuurlijke drukte te verminderen is dat de politieke meerderheid die zich leek af te tekenen voor terugdringing van de bestuurlijke drukte, bestaande uit GroenLinks en D66, steun gevend aan de coalitie van PvdA en VVD, zich weer gaat manifesteren. En dan gaan we dat doen, maar op dit punt hebben we simpelweg als coalitie geen meerderheid in de Eerste Kamer. We zijn een eind gekomen in de gesprekken maar uiteindelijk hebben GroenLinks en D66 besloten die steun niet te geven. Dat respecteer ik, maar dat beperkt natuurlijk wel de mogelijkheden van het kabinet om op dat punt nu grote stappen te zetten. Wat we overigens wel tegelijkertijd doen, is op allerlei andere vlakken de bestuurlijke drukte terugdringen. Bijvoorbeeld vandaag was in de Eerste Kamer het wetsvoorstel Gooise Meren, bestaande uit Naarden, Bussum en Muiden, aan de orde. Het afgelopen jaar is het aantal gemeenten met 10 teruggelopen van 403 naar 393. Dus dat gaat door. Wat betreft het middenbestuur lag er een grote gedachte waar we steun voor zochten, maar dat is helaas niet gelukt bij gebrek aan steun van genoemde twee liberale partijen, sorry, van D66 en GroenLinks. 

Verder is een vraag gesteld over meer zeggenschap en kleinschaligheid in de publieke sector. De PvdA heeft op dit punt een algemene maar wel belangrijke vraag gesteld. Wij delen de wens van de PvdA tot meer zeggenschap en kleinschaligheid. In het regeerakkoord zijn daarover ook een aantal heel concrete aanzetten en maatregelen opgenomen. Die zijn voor een deel ook weer omgezet in wetgeving. Ik kijk ook naar de decentralisaties in het sociale domein, waarbij we echt kiezen voor de wens om de menselijke maat terug te brengen in het sociale domein en om mensen meer zeggenschap en regie te geven over het eigen leven. 

Ten tweede wijs ik erop dat het kabinet in verschillende publieke sectoren, zoals zorg en woningmarkt, een wettelijke fusietoets heeft ingevoerd die er ook op ziet dat de belangen van de meest betrokken stakeholders, zoals cliënten en personeel, worden meegewogen alvorens toestemming kan worden verleend voor dit soort fusies, maar ook met als doel om te grote organisaties te voorkomen als gevolg waarvan die menselijke maat zoek zou raken. Daarbij is kleinschaligheid overigens geen doel op zichzelf, maar is die sterk afhankelijk van de taken en de sectoren. Efficiency en vermogen tot concurrentie en samenwerking zijn ook relevante factoren. Ik denk dat dit verstandig beleid is. 

Ten derde heeft dit kabinet maatregelen doorgevoerd in de publieke sector om de governance en het interne toezicht van publieke organisaties en raden van commissarissen te versterken. Ook die maatregelen zijn bedoeld om zeggenschap en kleinschaligheid te stimuleren. Op dit terrein staat het denken dus inderdaad niet stil. Ik denk ook dat we moeten bezien wat er verder mogelijk is op dit terrein, zonder te vervallen in functionele decentralisatie. Als kabinet zijn wij niet van het corporatisme, maar zijn we wel van de territoriale decentralisatie. Je ziet inderdaad dat die op al deze terreinen effect begint te krijgen. 

Met betrekking tot de slankere overheid is mij gevraagd is of ik van mening ben dat departementen ook verantwoording moeten afleggen over de zelfstandige bestuursorganen. Het is natuurlijk de minister voor Wonen en Rijksdienst die invulling geeft aan de hervormingsagenda. We zorgen ervoor dat in de begrotingshoofdstukken de financiële bijdragen aan de zbo's worden opgenomen en verantwoord, maar het zijn natuurlijk wel zelfstandige bestuursorganen. Ze leggen zelf verantwoording af en dat doen ze in hun eigen jaarverslagen. Ik denk dat we moeten oppassen om een beweging te krijgen waarin we deze quango's weer de centrale beleidsdepartementen binnenhalen. 

Verder heeft de heer Nijboer gevraagd hoe het is gesteld met het beheer en onderhoud van het materieel en de bezittingen, zoals de ICT-systemen. De Algemene Rekenkamer stelt op dit punt vast dat over het algemeen gesproken de bedrijfsvoering bij het Rijk op orde is. Elke minister is verantwoordelijk voor het verbeteren van de kwaliteit van de eigen bedrijfsvoering. Niettemin is er op het terrein van ICT sprake van risico's. Het is daarom van belang de toezegging in het debat naar aanleiding van het kabinetsstandpunt over het rapport van de tijdelijke commissie ICT-projecten dat de Kamer voor de zomer een brief krijgt over het op orde brengen van de ICT-systemen fatsoenlijk uit te voeren. 

Dan de vraag van mevrouw De Vries van de VVD. Zij stelt dat de Algemene Rekenkamer in het verantwoordingsonderzoek een aantal aanbevelingen doet op het gebied van ICT en overheid. De vraag is wat wij daarmee doen, ook om de kwetsbaarheid van ICT te verminderen. Die aanbevelingen richten zich tot op zekere hoogte op dezelfde problematiek als die welke in het eindrapport van de commissie-Elias over ICT-projecten wordt beschreven. Wij onderschrijven de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, evenals die van de tijdelijke commissie. Wij hebben daar ook in januari op gereageerd. De Kamer ontvangt voor de zomer een voortgangsrapportage over de uitvoering van de aangekondigde maatregelen. Wij zijn dus positief over de verschillende suggesties van de Algemene Rekenkamer. 

Dan de Belastingdienst. Over 2014 constateert de Algemene Rekenkamer drie nieuwe onvolkomenheden. De Kamer kent ze. Ze hangen grotendeels samen met de knelpunten die de Belastingdienst bij de uitvoering van haar dagelijkse werkzaamheden en taken zelf ervaart. Dat zit voor een deel — daar vraagt de Rekenkamer specifiek aandacht voor — in het verouderde ICT-landschap. Dat betekent dat de systematiek van werkprocessen grondig en structureel moet worden aangepakt. De automatisering moet erop worden afgestemd. Dat moet overigens gepaard gaan met een vereenvoudiging van de wetgeving. Dat refereert ook aan de discussie eerder over het nieuwe belastingstelsel. In de brief die daarover vorige week is verstuurd, presenteert de staatssecretaris van Financiën, belast met de Belastingdienst, de investeringsagenda van de Belastingdienst. Het is onvermijdelijk dat het personeelsbestand mee verandert met de taken. Daarbij verdwijnen eenvoudige administratieve taken en komen er hoogwaardige nieuwe taken in de data-analyse en toezicht voor in de plaats. Dat betekent dat niet meer iedereen die nu bij de Belastingdienst werkt in de toekomst een baan zal hebben. Van de mensen die wel nodig zijn, heeft de Belastingdienst er momenteel weer te weinig. Vandaar dat je een transitie ziet, mensen eruit en mensen erin. Daar gaan wij de tijd voor nemen. Niemand komt zo maar op straat te staan. Er komt een afzonderlijke tijdelijke transitieorganisatie. We gaan dit heel fatsoenlijk doen maar het moet wel gebeuren. 

Dan de cao's. Wij hopen natuurlijk dat de vakcentrales wat betreft de cao's voor politie en Rijk op korte termijn weer bereid zullen zijn om het gesprek te hernemen, met als doel het maken van afspraken. Wij staan open voor constructief overleg met de vakcentrales. Wij delen de mening van de Kamer dat medewerkers uit de collectieve sector belangrijk werk doen en dat zij moeten delen in de economische groei. Dat is door verschillende sprekers gezegd, zeker ook na jaren van nullijn. De mogelijkheden op dit punt moet natuurlijk wel passen in de budgettaire kaders, want de bomen groeien nog niet helemaal tot in de hemel, hoewel er herstel is. Ik sluit mij aan bij al degenen die een oproep doen ervoor te zorgen dat de vakcentrales weer terug aan tafel komen. Daarmee heb ik alle vragen beantwoord. 

De voorzitter:

Is er een vraag blijven liggen? 

De heer Omtzigt (CDA):

Een paar. Die komen wel in de tweede termijn, maar twee zeer specifieke vragen gingen over de Belastingdienst. Staatssecretaris Wiebes is met een ambitieus plan gekomen. Voor dat ambitieuze plan en de transitie die de premier zojuist ook adequaat beschreef, heeft hij volgens zijn eigen berekening 1,1 miljard nodig. Is er overeenstemming binnen het kabinet dat het geld voor het plan beschikbaar komt, zodat de staatssecretaris kan beginnen, of moeten wij tot een later moment wachten voordat de staatssecretaris toestemming krijgt? 

Minister Rutte:

Er wordt vanuit het ambtenarenvak met "ja" geknikt. Volgens mij is deze kwestie al in de Voorjaarsnota meegenomen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Die hebben wij nog niet. 

Minister Rutte:

Die krijgt de Kamer nog maar het geld is er dus. Het zou gek zijn als wij een brief sturen met allemaal veranderingen maar tegelijk aangeven dat we er geen geld voor hebben. 

De heer Omtzigt (CDA):

De staatssecretaris gaf ons heel correct aan dat het nog niet ergens lag. Wij willen gewoon de verzekering dat het nu verder kan. In het specifieke plan dat hij stuurt, staat de opmerking dat een belastinghervorming de komende vijf jaar niet mogelijk is en dat politieke wensen dus heel ver naar beneden moeten. Kan de minister-president een aanduiding geven van wat voor soort hervormingen bij de Belastingdienst in zijn ogen nog steeds noodzakelijk en wenselijk zijn de komende jaren? 

Minister Rutte:

Het belastingstelsel of de Belastingdienst? 

De heer Omtzigt (CDA):

Sorry, het belastingstelsel. 

Minister Rutte:

Daar hebben wij het nu net aan het begin van het debat over gehad. Daar gaan wij juist met u over in gesprek. Dat gaat u voor een deel bepalen, mijnheer Omtzigt. Hoe mooi kan het zijn? 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter ... 

De voorzitter:

Nee, het woord is nu aan de Dijkgraaf. Het spijt mij heel erg. 

Minister Rutte:

Wij hebben het uitvoerig besproken. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het gaat juist om de relatie ... 

De voorzitter:

Nee, mijnheer Omtzigt, u hebt gewoon een vraag en een vervolgvraag, net als iedereen. U hebt ook nog een tweede termijn. Het woord is aan de heer Dijkgraaf. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb een vraag gesteld over de regeldruk. Ik geef een voorbeeld: wetsvoorstellen die onder SZW vallen waarvan de uitvoering bij de fiscus ligt. Dan zie je nog weleens dat bewindslieden naar elkaar zitten te schuiven. Het is toch zo dat in zo'n geval, als het een SZW-voorstel is, de minister van SZW verantwoordelijk is voor de regeldruk? Zou de minister-president bereid zijn om dat nog eens bij de verschillende bewindslieden onder de aandacht te brengen? Je ziet dat er toch weleens heen en weer gepingpongd wordt. 

Minister Rutte:

Dat doe ik, absoluut. Ik zal sowieso verslag uitbrengen over dit debat en dit aspect benadrukken. 

Voorzitter, mag ik toch nog heel even reageren op de interruptie van de heer Omtzigt over de Belastingdienst? Het was een beetje door mijn korte antwoord dat hij met u in de problemen kwam. Dat vond ik ook onterecht. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben in ieder geval tevreden, mevrouw de voorzitter. 

Minister Rutte:

Het is goed dat de heer Dijkgraaf tevreden is over het vorige antwoord. Ik ga dat doen. 

Wat de vraag van de heer Omtzigt betreft: het geld is er dus. Wat het belastingstelsel betreft hebben wij met elkaar besproken dat wij dit met elkaar moeten vormgeven. Daar hebben wij eerder over gesproken. ik ga er niet van uit dat wij het belastingstelsel helemaal opnieuw gaan uitvinden en ineens met zes boxen en weet ik wat allemaal gaan komen. Dan heb je waarschijnlijk op een gegeven moment wel een probleem met de uitvoering. Ik heb gehoord waar de verschillende fracties aan denken en ik heb natuurlijk ook de netten opgehaald gekregen van de gesprekken die staatssecretaris Wiebes voert met heel veel fracties in deze Kamer. Het gaat nog steeds een kant op die ook in de uitvoering te dragen is. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over de Belastingdienst en alles wat daarop gaat afkomen en de grote onzekerheid die dit met zich meebrengt. We hebben vorige week te horen gekregen dat alles op alles zal worden gezet om mensen die eventueel hun werk kwijtraken op een andere plek werk te geven. Dat is een belangwekkend signaal. Nu weten wij dat de Belastingdienst ook in bepaalde regio's in Nederland werkzaam is waar de werkgelegenheid extra onder druk staat en waar de werkloosheidspercentages vele malen hoger zijn dan het gemiddelde in Nederland, dat al erg hoog is. Kan de minister-president toezeggen dat deze. regio's ontzien gaan worden? Als het gaat om compensatie voor werkgelegenheid is er in die gebieden vaak heel weinig te vinden. 

Minister Rutte:

Nee, zo'n harde toezegging kan ik niet doen. Ik kan wel zeggen dat wij natuurlijk een open oog hebben voor de maatschappelijke gevolgen. Maar zo'n harde toezegging als de heer Slob nu vraagt, kan ik niet doen. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Iets minder hard dan, in de trant van dat u zich maximaal zult inspannen om die gebieden te ontzien. Ik bedoel het wel serieus. Denk bijvoorbeeld aan Drenthe waar dit speelt, en een paar andere plekken. De percentages werkloosheid zijn daar zo hoog in vergelijking met het gemiddelde in Nederland, dat daar niet zomaar iets valt te compenseren. Dat vraagt ook van het kabinet een bepaalde insteek voor die gebieden, waaruit blijkt dat men dit door heeft. 

Minister Rutte:

Toch zal deze reorganisatie in de eerste plaats vanuit de rationaliteit en de noodzaak vanuit de Belastingdienst moeten worden aangevlogen. Verder kijk je natuurlijk altijd naar wat dit vervolgens maatschappelijk betekent in termen van bepaalde delen van het land et cetera. Maar ik kan er geen heel harde toezeggingen over doen, anders dan dat wij er natuurlijk een open oog voor hebben. 

De heer Nijboer (PvdA):

Je hebt natuurlijk wel verschillende benaderingen. Wij hebben het ook in het gevangeniswezen gezien. Wij hebben met een spreadsheet gekeken hoeveel kilometer je moet rijden. Toen was Ter Apel ineens van de kaart verdwenen. Uiteindelijk heeft de Kamer dat teruggedraaid. Hiervoor geldt ook een beetje hetzelfde. Er werken duizenden mensen. Het is een belangrijke bron van werkgelegenheid: in Zeeland, in Limburg, in Groningen, in Friesland en in Drenthe. Er kan niet alleen maar op een technische manier worden gekeken waar duizenden banen verdwijnen. De PvdA zou de premier willen oproepen om toch ook met de regionale werkgelegenheid rekening te houden als er naar de Belastingdienst wordt gekeken. 

Minister Rutte:

Rekening houden, ja. De heer Slob ging een stap verder en vroeg om een harde toezegging. Die wil ik met alle respect voor het pad dat wij volgen, niet doen. Zoals u het nu formuleert, zeg ik: rekening houden, ja. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik neem aan dat er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

In afwijking van de regel dat we na de schorsing meteen beginnen aan de tweede termijn wil de minister-president eerst nog twee resterende vragen beantwoorden, begrijp ik. 

Minister Rutte:

Voorzitter. Als ik het nu doe, scheelt dat misschien later. 

Ik had mevrouw De Vries beloofd in tweede termijn nog terug te komen op haar vraag over de kaderwet gegevensuitwisseling. Ik krijg echter net het antwoord; het is me ineens te binnen geschoten. Ik had toegezegd te bekijken of we al weten wanneer we die wet kunnen krijgen. Het wetgevingstraject is recent gestart. Vanwege het ingewikkelde traject is het lastig om nu precies te zeggen wanneer het voorstel in de Kamer is. Wij streven ernaar, het zo snel mogelijk te doen. Ik stel voor dat de minister van Veiligheid en Justitie dit punt betrekt bij de voortgangsrapportage en dat hij daarbij ook de nadere planning zal aangeven. Eerlijk gezegd moet ik het antwoord dus even vaag houden, omdat we het nog niet precies weten. Dit was echter wel een poging tot een antwoord. 

Ik had ook gezegd in tweede termijn terug te komen op de vraag van de heer Omtzigt wanneer andere landen de naheffing gaan betalen en wanneer wij de onze terugkrijgen. Maar ook die vraag kan ik nu beantwoorden. Alle landen moeten voor 1 september die naheffing betalen, zodat de naheffing uiterlijk 1 september kan worden afgerond. Dit betekent dat Nederland in 2015 de ontvangsten terugkrijgt. Dat gaat om de 64 miljoen die retour moet komen. Dit zou inderdaad allemaal dit jaar nog rond moeten komen. 

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan nu over tot het houden van een tweede termijn. Ik geef de heer Merkies het woord namens de SP-fractie. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Om te beginnen met het laatste punt, de Belastingdienst; ik zou graag willen weten hoeveel mensen er per saldo uitgaan. Krimpt de organisatie? Daar gaat het natuurlijk om. Er is sprake van 5.000 mensen die ergens anders werk vinden. Als die mensen dat werk inderdaad krijgen, is dat fijn voor hen, maar het gaat mij ook om de Belastingdienst. Kan de Belastingdienst zijn werk nog wel doen? Heeft de Belastingdienst nog wel genoeg capaciteit? 

Ik vraag dit met in mijn achterhoofd het punt van de AIVD. Ik vind dat de premier daar eigenlijk een beetje overheen ging, zo van: er is geld weggehaald en er is geld bij gekomen; het is prima nu. Maar achteraf moet je je toch afvragen of het wel verstandig was om een derde te willen bezuinigen? Er was inderdaad nog niet bezuinigd, maar de plannen lagen er wel. Dat heeft toch geleid tot die enorme uitstroom van kennis? Achteraf gezien had je dat toch gewoon niet moeten doen? Waarom wil de premier dat niet toegeven? 

Over de naheffing wilde ik nog het een en ander zeggen, maar in feite is dat niet meer nodig, want ik begrijp nu dat het een misverstand was. Ik vraag me dan wel af waarom het vandaag zo lang duurde voordat dit boven water kwam, want dan hadden we het debat hierover niet hoeven te voeren. 

Mijn volgende punt betreft de armoede. Het valt mij op dat de premier ook daar altijd vrij snel overheen gaat en ook vaak de getallen niet kent. Ik wil het verband met de schuldproblematiek benadrukken. Dat verband geeft het kabinet ook toe. Er is vastgesteld dat het aantal mensen met onoplosbare schulden de afgelopen drie jaar is verdubbeld. Dat is toch een zeer ernstige zaak? Ik hoop dus dat het kabinet zich doelen gaat stellen waarop het kan worden afgerekend. Dan kunnen we het namelijk ergens over hebben op Verantwoordingsdag. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de gemiddelde schuld van mensen in de schuldhulpverlening wederom is toegenomen; 

constaterende dat jaarlijks zo'n 150.000 mensen tevergeefs bij de gemeente aankloppen voor professionele schuldhulp; 

verzoekt de regering om bij de Miljoenennota in het najaar concrete doelen te stellen om de schuldenproblematiek aan te pakken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 3 (34200). 

De heer Merkies (SP):

Ook over het onderwijs heb ik een motie. Ook op dat punt geldt dat wij willen weten waar het geld uiteindelijk naartoe gaat. Dat is een groot probleem met de lumpsumfinanciering. In feite zeggen heel veel leraren: het geld mag er misschien zijn gekomen, maar wij zien het niet. Dan lijkt het er dus op dat het naar iets anders gaat dan naar kwaliteitsverbetering. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in het onderwijs niet duidelijk is of middelen ook worden besteed aan de gestelde doelen, zoals de professionalisering van leraren; 

verzoekt de regering, bij het eerstvolgende jaarverslag meer inzicht te verschaffen in hoeverre middelen daadwerkelijk worden besteed aan de gestelde doelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (34200). 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording. Ik hoor graag nog iets over de visserijsubsidies, waarvan 10% niet deugt. Ik hoor graag of hij dat met staatssecretaris Dijksma wil doornemen zodat dat gewoon van dit lijstje verdwijnt. Anders raken we de subsidies kwijt. Ook hoor ik graag waarom het VWS-kerndepartement 50% extra heeft uitgegeven. 

De problemen bij de SVB zijn serieus. Vanavond sluit een logeerhuis in Borculo omdat de mensen die 30 kinderen opvangen gewoon minder dan 40% van de pgb-gelden ontvangen hebben. Ze trekken het niet, en zij zijn niet de enigen. In Amsterdam hebben slechts 1.600 van de 5.000 pgb-houders geld ontvangen; 32% dus niet. Denkt de minister-president echt dat er geen problemen met de steekproef zijn? Als je alleen een steekproef neemt onder mensen wiens pgb wel uitbetaald wordt, dan is dat toch geen juiste steekproef? Deelt de regering die mening? 

Op 3 november zei de minister-president bij het Libellecafé dat hij zich ergert aan spookverhalen: "Op tv zie je altijd de schrijnende gevallen". De vraag is buitengewoon relevant of hij de waarschuwingen van het Zorginstituut Nederland, uit juli 2014, de voortgangsrapportages en de terugvalscenario's gezien had en daarover geïnformeerd was. Dan wist hij namelijk dat dit een reëel scenario was. Ik herhaal deze vraag dan ook met klem. 

Over de naheffing heeft de minister na veel mist duidelijkheid verschaft. Deze duidelijkheid betekent echter dat wij verwachten dat de verwachte uitgave voor de EU dit jaar met 95 miljoen naar beneden bijgesteld wordt als gevolg van de slotwet en met 460 miljoen als gevolg van de teruggave die kennelijk moet plaatsvinden voor 1 januari. De risico's voor de Nederlandse Staat zien wij graag in kaart gebracht. 

Ik had heel bewust de belastinghervorming die in blok 2 behandeld werd samengetrokken met de hervorming van de Belastingdienst in blok 10. De hervorming van de Belastingdienst, waarbij 5.000 mensen iets anders zullen moeten gaan doen, heeft gewoon gevolgen voor wat de Belastingdienst zelf nog kan uitvoeren in belastinghervormingen. Dat staat ook zwart op wit in het rapport dat staatssecretaris Wiebes aan de Kamer gestuurd heeft. Vandaar mijn vraag: is het nog allemaal uitvoerbaar en hoe zorgen we ervoor dat we bij de Belastingdienst geen pgb-toestanden krijgen, ook omdat wij bij de Belastingdienst de enige ernstige onvolkomenheid hebben dit jaar, namelijk de problemen van de legacy met de ICT. Dit is gewoon een gevaarlijke combinatie. 

Ik kom tot slot te spreken over de AIVD-bezuinigingen. De regering is er trots op dat het geld uiteindelijk uitgegeven is, maar als de korting eerder ongedaan gemaakt zou zijn, zouden niet de verkeerde mensen bij de AIVD weggegaan zijn. Dan zou je niet 170 man zijn kwijtgeraakt die jarenlang opgeleid zijn en bepaalde buitengewoon waardevolle netwerken hebben. De Algemene Rekenkamer beschrijft dit ook buitengewoon helder. Dit is geen callcenter, maar hoog specialistisch, belangrijk werk. Wil de regering toegeven dat dat gewoon een fout was? 

Ik dien tot slot een aantal moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat Europese samenwerking omtrent de euro, de bankenunie, het ESM en de EFSF financiële risico's met zich meebrengt; 

constaterende dat door het ontbreken van informatie, bijvoorbeeld over de naheffing, de democratische controle ernstig bemoeilijkt wordt; 

verzoekt de regering, binnen vier maanden met een plan te komen waarmee er meer transparantie en parlementaire controle komt over de besluiten, besteding van gelden en garantstellingen in onder andere ESM, EFSF, Europese begrotingen en Europese Raden; 

verzoekt de regering tevens, deze openheid en democratische controle tot een speerpunt te maken van het Nederlandse EU-voorzitterschap, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (34200). 

De heer Omtzigt (CDA):

Na de handreiking van de minister-president zeg ik: ja ik ben bereid om deze twee weken aan te houden voor overleg met de twee ministers, namelijk de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Financiën. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de financiering van de huishoudelijkehulptoelage (HHT) in strijd is met de Financiële-verhoudingswet; 

overwegende dat de eisen die gesteld zijn aan het verkrijgen van de HHT daarmee ook grondslag ontberen; 

overwegende dat tot op heden de HHT geen succes is; 

spreekt uit dat de HHT in het Gemeentefonds gestort wordt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34200). 

De heer Omtzigt (CDA):

Hier staat simpel: als er een wet is, dient ook de regering zich daaraan te houden. 

Het zal de leden niet verbazen dat ik als laatste ook de volgende motie indien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Kamer de besluitvorming rondom de Europese naheffing niet goed kan controleren; 

verzoekt de regering wederom met klem, alle correspondentie over het ontstaan van de naheffing, de betaling van de naheffing en het verzoek om geheimhouding van deze correspondentie, die heeft plaatsgevonden tussen de regering en de Europese Commissie, terstond openbaar te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34200). 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Die laatste motie komt mij bekend voor. 

Ik dank de minister-president voor de heldere beantwoording van de vele vragen die zijn gesteld. Ik heb in mijn bijdrage de waardering voor de mensen die werken in de publieke sector centraal gesteld. Ook de kleinschaligheid van de publieke sector en de zeggenschap over de publieke sector heb ik genoemd. Ik heb gehoord dat de minister-president die visie heeft omarmd en met een aantal voorbeelden heeft omkleed. 

Rest mij, te onderstrepen dat ik de motie die de heer Slob gaat indienen, van harte ondersteun. Die motie is erop gericht, te komen tot cao's voor de publieke werkers, voor de mensen die het werk voor ons allen en voor de samenleving doen. Het gaat daarbij dus om de politieagenten, de militairen, de mensen die werken in de gezondheidszorg. Zo snel als mogelijk moeten zij er geld bij krijgen in de portemonnee. Dat is een echte blijk van waardering die mensen zullen ervaren. Daartoe wil ik het kabinet oproepen. We hebben daarvoor immers ook al geld gereserveerd op de begroting. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik zei al dat 2014 voor veel mensen een rampjaar was, alle mooie praatjes van de minister-president ten spijt. Er werd vorig jaar een recordbedrag overgemaakt aan Brussel. Het ging niet om 7,6 miljard, maar om 9,3 miljard, oftewel om €1.250 per gezin. Dat bedrag ging gewoon netto naar Brussel. Dat vanwege acht aanvullende begrotingen en drie revisies op ons bbp. Het bbp was in 2013 nog 608 miljard en bleek na drie revisies, gekunsteld en op papier opeens 661 miljard te bedragen. Ik zie dan ook uit naar het overzicht dat de minister-president heeft toegezegd van alle afdrachten aan Europa en de totstandkoming daarvan. Verantwoording geldt ook daarvoor. Ook vraag ik me af of de EU-afdrachten in de toekomst kunnen worden opgenomen in de nationale verklaring, zoals de Algemene Rekenkamer voorstelt. Immers, niet alleen de subsidies die we ontvangen, zouden moeten worden verantwoord aan de Nederlandse burger, maar ook de afdrachten zouden moeten worden verantwoord. Netto betaalde Nederland in 2014 bijna twee keer zo veel als in 2013. Hoe is dat te verklaren? Een Nederlander betaalt twee keer zo veel als een Fransman, een Engelsman of een Italiaan. Hoe is dat te verklaren? Wil de minister-president dat opnemen in de toelichting die hij heeft toegezegd? 

Ik kom op de verspilling. Daarover wordt weinig gesproken. De doelmatigheid is onvoldoende, zegt de Algemene Rekenkamer. De effectiviteit van bijvoorbeeld de belastinguitgaven krijgt een dikke onvoldoende. Van alle fiscale subsidies wordt 5,3 miljard niet eens geëvalueerd, concludeert de Algemene Rekenkamer. Elektrisch rijden kostte de belastingbetaler in de afgelopen vijf jaar 6,4 miljard, en het is maar de vraag of dat milieuwinst oplevert. Gaarne dus in de toekomst ook aandacht voor de doelmatigheid. De rechtmatigheid is misschien wel oké, maar de doelmatigheid van veel uitgaven is onbekend. 

Ik wil nog een motie indienen. In eerste termijn zei ik al dat we heel veel geld wegpompen naar het buitenland. Dat geld kunnen we beter in Nederland besteden. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland miljarden spendeert aan afdrachten aan de Europese Unie, ontwikkelingshulp en opvang van asielzoekers; 

overwegende dat dit geld beter in Nederland besteed kan worden ter verlaging van de lasten voor burgers en bedrijven; 

verzoekt de regering, te stoppen met deze buitenlanduitgaven en dit geld te besteden in Nederland, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 8 (34200). 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Laten wij eens kijken hoe het loopt, aldus de minister-president over de belastinghervorming. Laten wij eens kijken hoe het loopt. Op Prinsjesdag was de ambitie nog zo groot: een verlaging van de belasting op arbeid met 10 tot 15 miljard. Dat zou 100.000 banen gaan opleveren. Tot vandaag heeft het kabinet ons verteld dat het zelf met voorstellen zou komen. "Ik zal uw Kamer een concreet voorstel doen voor maatregelen en een bijbehorend tijdspad van implementatie", aldus Eric Wiebes op Prinsjesdag. Voor de zomer komt er een voorstel, zei vicepremier Asscher vorige maand nog. Er zou een houtskoolschets komen en een prototype, maar vandaag zegt de premier: nee joh, het kabinet komt helemaal niet met een voorstel; laten wij eens kijken hoe het loopt. 

Wat is dit? Wie regeert hier nu? Waarom is het kabinet nu pas tot de conclusie gekomen dat er geen kabinetsvoorstel komt? Waarom moesten daar negen maanden aan kostbare tijd overheen gaan? De belangrijkste vraag is: hoe gaat dit nu verder? D66 heeft de laatste jaren laten zien altijd bereid te zijn om mee te praten, maar ik vraag de minister-president toch echt de regie te nemen. Als het proces zo rommelig blijft, dan komt er van die noodzakelijke belastinghervorming helemaal niets terecht. Dat zou zonde zijn. 

Het Verantwoordingsdebat is bedoeld om terug te kijken en te leren, maar het beeld dat ik eraan overhoud is: niks aan de hand, mensen, gewoon doorlopen. Toch trekt de Algemene Rekenkamer harde conclusies en doet aanbevelingen, bijvoorbeeld over de AIVD, de Nationale Politie, de pgb's en Defensie. Ik heb vandaag weinig reflectie gezien bij de minister-president over al deze harde conclusies en aanbevelingen. Nu komen er de komende tijd nog allerlei wetgevingsoverleggen, waar al deze onderwerpen specifiek worden behandeld, maar neem de AIVD, waarvan de Algemene Rekenkamer concludeert dat er een derde op wordt bezuinigd en een groot deel van de kennismedewerkers is weggelopen. Dat is een ondoordachte bezuiniging. Of neem de conclusies over de pgb's en Defensie. Ik hoop dat de collega's van de minister-president die een specifiek terrein in hun portefeuille hebben, wel iets meer reflectie gaan tonen. 

Ik heb voor vandaag twee moties. De eerste luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de informatievoorziening over de prestaties van gemeenten bij de decentralisaties nog volop in ontwikkeling is; 

overwegende dat het voor inzicht in de kwaliteit van gemeentelijk beleid, de vergelijkbaarheid van gemeentelijke prestaties en het lerend vermogen van gemeenten wenselijk is dat gemeenten een "gemeenschappelijke taal" hanteren; 

overwegende dat het beschikbaar stellen van beleidsinformatie in de vorm van open data de controle door bijvoorbeeld burgers en maatschappelijke organisaties kan vergemakkelijken; 

verzoekt de regering om zich actief in te zetten om de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van een gemeenschappelijke taal en open data bij decentralisaties op te volgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34200). 

De heer Koolmees (D66):

Mijn tweede motie gaat over de kinderopvangtoeslag. Ik heb geconstateerd dat er al een aantal jaren meevallers zijn ten opzichte van de raming, dus dat er als het ware meer bezuinigd werd dan de bedoeling was. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de afgelopen drie jaar meer dan 900 miljoen euro van het budget dat beschikbaar was voor kinderopvangtoeslag, niet is besteed aan kinderopvangtoeslag; 

constaterende dat in een recente studie van het CPB werd gevonden dat het gedragseffect bij aanpassing van de kosten van kinderopvang sterker is dan waarvan tot nu toe is uitgegaan; 

overwegende dat het aannemelijk is dat ook voor 2015 en latere jaren de raming niet accuraat is, waardoor ook voor komende jaren het risico op onderbesteding bestaat; 

verzoekt de regering, een onafhankelijke second opinion te laten uitvoeren op de raming voor de kinderopvangtoeslag en deze uiterlijk bij de aanbieding van de begroting 2016 aan de Kamer te sturen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 10 (34200). 

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de minister-president bedanken voor zijn beantwoording in eerste termijn. Hij moest vandaag extra hard werken om de minister van Financiën te vervangen. Ik moet wel zeggen, maar dat zijn we eigenlijk wel een heel klein beetje gewend bij verantwoordingsdebatten, dat ook dit Verantwoordingsdebat een wat kabbelend verloop had. Dat zou de indruk kunnen wekken dat alles onder controle is. Maar kijkend naar de onderwerpen die gepasseerd zijn, is dat geenszins het geval. Veel zal terugkomen. Het pgb is een groot vraagstuk, dat schreeuwt om een goede oplossing. Verder noem ik de discussie over het belastingstelsel, het armoedevraagstuk en de AIVD. Dat zijn allemaal onderwerpen die terug moeten komen. Ik ben blij met de toezegging van de minister-president dat het uitvoeringplan voor het VN-verdrag inzake gehandicapten nu echt in juni naar de Kamer komt. Daar wachten we al heel erg lang op. Er was even vrees dat het toch weer over de zomer heen geschoven zou worden. Ik hoop dat de ratificatie, waar Nederland een van de laatste landen is die dat nog moet gaan doen, nog voor de zomer kan plaatsvinden. 

Rond het belastingstelsel worden terugtrekkende bewegingen gemaakt. Ik kan me nog heel goed de discussie bij de Algemene Politieke Beschouwingen herinneren, toen het ging om de vraag of dat nieuwe belastingstelsel er al of niet voor 1 februari moest zijn. Mijn fractie was van mening dat er best wel iets meer tijd mocht worden genomen; zij vond een keiharde deadline van 1 februari niet nodig. Verder herinner ik me nog heel goed dat de minister-president zei: in april staat de belastingkant van de begroting echt in de grondverf, dan kan er verder worden gesproken. Nu lijken de kaarten tegen de borst te worden gehouden en lijkt het onderwerp verder vooruit te worden geschoven. Dat zou ik zeer betreuren. Misschien kan de minister-president zijn tweede termijn gebruiken om iets duidelijker te zijn over wat we nu echt van het kabinet kunnen verwachten. 

Het viel me ook op dat de minister-president wat wegloopt voor reflectie op het motto van het kabinet. Ik had hem daar heel duidelijk naar gevraagd: bruggen slaan en de wijze waarop het kabinet daaraan inhoud heeft gegeven en van plan is dat in de komende tijd te doen. Ik constateer dat nu maar even. Misschien is het wel veelzeggend. 

Ik kom toe aan de cao voor de rijksambtenaren, de politie, de militairen en noem iedereen maar op die nu zit te wachten op een goede cao. De minister-president legt in de beantwoording de bal wel heel erg neer bij de bonden. Er zal bewogen moeten worden, maar er mag ook beweging gevraagd worden van het kabinet. Het is niet aan ons als Kamer om op de stoel van het kabinet te gaan zitten als het om dit soort zaken gaat. Ik wil het kabinet wel heel indringend de volgende motie voorhouden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat rijksambtenaren al sinds 1 januari 2011 zonder cao zitten en ook andere overheidsfunctionarissen momenteel geen cao hebben; 

overwegende dat het kabinet voornemens was de nullijn voor overheidspersoneel los te laten en daarvoor ook geld heeft gereserveerd in de begroting 2015; 

verzoekt de regering, er alles aan te doen om de huidige impasse rond de cao-onderhandelingen te doorbreken en zo snel als mogelijk afspraken te maken met de vakbonden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (34200). 

De heer Slob (ChristenUnie):

Als ik de regering verzoek, er alles aan te doen, dan bedoel ik uiteraard alles wat binnen de mogelijkheden en verantwoordelijkheid van dit kabinet ligt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. We hebben uitvoerig van gedachten gewisseld over de stevige uitvoeringsproblemen op een flink aantal dossiers van het kabinetsbeleid. Ik moet vaststellen dat op een enkel punt van de kant van de minister-president een zekere mate van erkenning komt dat die problemen bestaan. Ik moet ook vaststellen dat er bij mij geen overtuiging is gegroeid op basis van de beantwoording van de minister-president dat er iets structureel verandert in de manier waarop het kabinet uitvoeringsvraagstukken als belangrijk onderdeel van afwegingen in het kader van beleidsvorming vanaf nu anders zou gaan benaderen. Dat zou naar onze indruk wel het geval moeten zijn. Dat kan betekenen: je beter van tevoren afvragen wat de uitvoeringsconsequenties zijn, meer tijd voor veranderingen als er meer tijd nodig is en meer aandacht schenken aan en echt serieus nemen van waarschuwingen die in de beleidsvormingsfase van allerlei kanten op een kabinet afkomen, of ze nu te pas komen of niet. Dat heb ik van de minister-president in die zin structureel nog niet gehoord, maar wellicht kan hij in zijn tweede termijn deze wat mij betreft logische toezegging toch nog doen. 

Vervolgens hebben wij ook gesproken over de toekomst, met name rondom de belastingherziening. In dat verband heb ik, net als sprekers voor mij, moeten vaststellen dat er toch een soort terugtrekkende beweging gaande lijkt, waarbij mij het meest de volgende zinsnede van de minister-president is bijgebleven: laten we zien hoe het loopt en niet onderhandelen in het volle zicht van de camera's. De inzet van het kabinet is er in de loop van dit debat onduidelijker in plaats van duidelijker op geworden. Ik had in dit debat toch een beetje de omgekeerde beweging verwacht en gehoopt. Daarom ga ik ook het dictum voorlezen van een motie die ik niet ga indienen, omdat ik het te zot voor woorden vind om daarover een motie in te dienen, al helemaal vanuit onze positie. Toch ga ik het dictum voorlezen, zodat de minister-president het ruiterlijk kan toezeggen: "roept het kabinet op om aan zijn ambitie voor een integrale belastingherziening vast te houden en actief de regie te nemen in het proces daarnaartoe". Let wel: dit is geen motie, maar ik verwacht een toezegging van de minister-president op dit vlak. 

Dan heb ik nog twee moties die ik wel ga indienen. Rondom de kinderopvang is het duidelijk dat er al langer sprake is van onderbesteding. Het heeft er in elk geval alle schijn van dat die onderbesteding een structurele component heeft. Nu moet ik gaan opschieten, want ik loop uit de tijd. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Algemene Rekenkamer constateert dat er in 2014 sprake is van een onderbesteding van 300 miljoen euro in de kinderopvang; 

overwegende dat er sinds 2012 jaarlijks sprake is van meevallers in de kinderopvang en deze, zo blijkt uit ramingen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een meerjarige doorwerking kennen tot in ieder geval 2018; 

verzoekt de regering, in de begroting 2016 de onderbesteding in de kinderopvangregeling te benutten door de regeling te verruimen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 12 (34200). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dan hoop ik dat ik nog ruimte heb voor een laatste, korte motie, over de Wet werk en zekerheid, een van die andere vraagstukken van uitvoeringsproblematiek. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Wet werk en zekerheid ertoe leidt dat mensen met een tijdelijk contract of uitzendcontract sneller ontslagen worden; 

overwegende dat een reparatie van deze negatieve effecten gewenst is om de positie van flexwerkers te versterken; 

verzoekt de regering, te komen met een aanpassing op de Wet werk en zekerheid, met als uitgangspunt dat flexibele arbeid voor de werkgever duurder is dan dezelfde arbeid in vaste dienst, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 13 (34200). 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn reactie in eerste termijn. Ik ga kort in op een aantal punten en heb één motie. 

Tijdelijk is tijdelijk, zegt de minister-president over het verlaagde btw-tarief. Maar een soortgelijke maatregel was er al in 2010, 2011 en daarna van 1 maart 2013 tot en met 1 maart 2014 en nu tot 1 juli 2015. Ik vraag de minister-president wat tijdelijk is. Kan tijdelijk bijvoorbeeld ook tot december 2016 zijn? Is de minister-president niet enthousiast over deze succesvolle maatregel? De Kamer was dat eerder wel, en daarom doe ik nogmaals een poging om dit per motie te continueren. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat tot 1 juli 2015 het verlaagde btw-tarief voor verbouwingen en renovaties van woningen van kracht is; 

overwegende dat het verlaagde btw-tarief ervoor gezorgd heeft dat 8.000 banen in de bouw behouden zijn, en dat het in 2014 geleid heeft tot 480 miljoen euro extra omzet voor bouw- en klusbedrijven; 

voorts overwegende dat continuering van het verlaagde btw-tarief woningaanpassing kan stimuleren, en daarmee kan bijdragen aan het terugdringen van het tekort aan voor ouderen en mindervaliden geschikte woningen; 

verzoekt de regering, het verlaagde btw-tarief voor verbouwingen en renovaties van woningen te continueren na juli 2015, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (34200). 

De heer Krol (50PLUS):

Kan de minister-president nog iets meer vertellen over de concrete resultaten die verwacht kunnen worden van het Aanjaag Team Langer zelfstandig wonen? Wanneer zijn de genoemde problemen opgelost? 

De minister-president blinkt uit in het niet werkelijk beantwoorden van vragen over het pgb en de SVB. Het is weer een mooiweerverhaal met slechts af en toe een wolkje, terwijl er onweersbuien in de lucht hangen. Zo heeft vanavond een VVD-wethouder van Amsterdam gezegd dat alleen al in Amsterdam 1.600 mensen nog wachten op uitbetaling. Ik vraag daarom nogmaals om een reactie van de minister-president. 

Tot slot, de minister-president kwalificeert werkloosheid onder ouderen als een taai probleem. Eén plan werkt niet; dat is bemoedigend voor de werkloze, maar niet heus. 50PLUS verwacht een actievere houding en zal het kabinet daar keer op keer aan herinneren, overigens los van het feit of dit het kabinet-Rutte II is. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Allereerst wil ik de minister-president danken voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Ik dien twee moties in. De eerste heeft te maken met de penibele staat van onze Defensie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Algemene Rekenkamer heeft gewezen op de grote financiële en materiële tekorten bij Defensie; 

overwegende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) stelt dat de krijgsmacht er door de enorme bezuinigingen belabberd aan toe is en buitengewoon kwetsbaar is; 

overwegende dat de AIV pleit voor een Deltaplan Krijgsmacht en een miljardenverhoging van het Defensiebudget; 

verzoekt de regering, het Defensiebudget zo snel mogelijk te verhogen met ruim 5 miljard euro, zodat recht wordt gedaan aan de afspraken binnen NAVO-verband, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 15 (34200). 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

De tweede motie die ik indien heeft te maken met de herziening van het belastingstelsel. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat forse belastingverlaging het aangewezen middel is om economische groei te realiseren en banen te creëren; 

verzoekt de regering, bij de herziening van het belastingstelsel verschillende mogelijkheden te onderzoeken voor de invoering van een lage vlaktaks, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 16 (34200). 

De vergadering wordt van 22.28 uur tot 22.35 uur geschorst. 

Minister Rutte:

Voorzitter. Er zijn verschillende vragen gesteld. Over visserij is een verbeterplan opgesteld, dat deels is geïmplementeerd en dat in de loop van dit jaar zichtbaar wordt. 

Er is een vraag gesteld over 50% extra personeel en materieel bij VWS. Op de rijksdienst zijn taakstellingen ingeboekt voor opeenvolgende akkoorden van in totaal 4,1 miljard. Deze zijn ook verwerkt in de departementale budgetten. Op tal van plekken krimpt de rijksdienst, maar er zijn ook plekken waar wordt geïntensiveerd. Bij VWS is er als gevolg van de decentralisaties tijdelijk een grotere beleidskern. Binnen de totale ontwikkeling van de Rijksdienst nemen de beleidskernen af in fte. 

Er is een vraag gesteld over de Belastingdienst. Het gaat om 5.000 mensen die op termijn de dienst moeten verlaten en 1.500 mensen die worden aangetrokken, onder andere data-analisten, en daardoor zal het personeelsbestand teruglopen met 3.500 arbeidsplaatsen. Wij proberen via de herplaatsingsorganisatie gedwongen ontslagen te voorkomen. 

In de Voorjaarsnota zitten meer mutaties ten aanzien van de EU-afdrachten. Die worden in een aantal gevallen gesaldeerd en daardoor zijn ze niet altijd afzonderlijk zichtbaar. Buiten de genoemde meevallers van 95 miljoen en 460 miljoen is er ook sprake van een tegenvaller van 150 miljoen als gevolg van de extra uitgave voor het begrotingsakkoord. De overige mutaties worden verder besproken bij volgende gelegenheden. 

De motie-Merkies op stuk nr. 3 wil ik ontraden. Ik denk dat kwantitatieve doelstellingen niet zinvol zijn, want schuldhulpverlening is maatwerk via de gemeente. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 4. Er kan in het jaarverslag natuurlijk worden ingegaan op indicatoren, maar ik geef de Kamer in overweging de motie aan te houden, omdat de Algemene Rekenkamer onderzoek doet naar de outcomecriteria in relatie tot de lumpsumsystematiek. Misschien is het goed om dit daarbij te betrekken. Ik stel dus voor om de motie aan te houden, anders moet ik haar ontraden. 

In de motie op stuk nr. 5 is sprake van een termijn van vier maanden. Dat vind ik niet realistisch. Dit is een ongelooflijk ingewikkeld project en proces. Het gaat om complexe besluitvorming met alle lidstaten. Het is onderdeel van het voorzitterschap. Zoals de motie er nu ligt, moet ik haar ontraden. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 6. De beschikkingen zijn gereed. De gemeenten zijn aan het uitvoeren. 

De heer Omtzigt (CDA):

Wat is dan wel een realistische termijn? 

Minister Rutte:

Dan praat je echt over enige jaren. Gedurende ons hele voorzitterschap zal dit spelen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het gaat mij erom dat de Nederlandse regering met een plan komt en daarna de andere lidstaten ervan overtuigt. Dat het originele plan niet onmiddellijk de instemming van de 27 heeft, is volstrekt helder. Het gaat erom wanneer de Nederlandse regering een plan aan de Kamer voorlegt waaruit blijkt hoe zij het ongeveer wil hebben en dat zij dan aan de slag gaat met de partners. 

Minister Rutte:

Ik zou willen voorstellen de motie aan te houden tot het eerstvolgende debat over de Europese Raad. Dan kunnen wij ons er even op voorbereiden en heb ik tegen die tijd een goed antwoord. Dan kan ik melden wat realistisch is. We hebben zoveel debatten over de Europese Raad. Ik bedoel overigens niet dat van aanstaande donderdag; dat is te snel. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat snap ik. 

Minister Rutte:

Daarna komt er vast vrij snel weer een. Als de heer Omtzigt de motie zou kunnen aanhouden tot dat debat, dan heb ik het antwoord bij me. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dan houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (34200, nr. 5) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer Merkies (SP):

Er werd voorgesteld dat ook ik mijn motie zou aanhouden. Ik vraag me echter af wat dan precies de toezegging is. 

Minister Rutte:

Niks. 

De heer Merkies (SP):

Niks? Waarom zou ik de motie dan überhaupt aanhouden? 

Minister Rutte:

Omdat we haar er dan een volgende keer bij kunnen betrekken. Ik sta niet per definitie onsympathiek tegenover dit verzoek, alleen is de Rekenkamer nu bezig met een onderzoek naar de outcomecriteria. Het lijkt me zinvol om de motie bij het debat daarover te betrekken. Ik vind de motie nu ontijdig. 

De heer Merkies (SP):

Oké, de motie kan dus bij een ander debat betrokken worden, maar verder niets. Het gaat erom dat je er geen zicht op hebt als er sprake is van een lumpsumbenadering. Dan zullen we op Verantwoordingsdag hier elke keer weer staan, zonder zicht te hebben op het vorige jaar, misschien wel in een toevallig rapport dat later van de Algemene Rekenkamer komt, maar het gaat mij om de systematiek. 

Minister Rutte:

Ja, maar de Rekenkamer gaat ook over de systematiek adviseren. Hoe kun je de outcomecriteria zo vormgeven, in relatie tot de lumpsumsystematiek, dat je juist de outcome kunt bekijken? Ik zie dat de mensen van de Rekenkamer bijna aan dit debat gaan meedoen. Dat is een goede zaak. 

De heer Merkies (SP):

Laat ik de motie dan nog even aanhouden. 

Minister Rutte:

Mooi! 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Merkies stel ik voor, zijn motie (34200, nr. 4) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Rutte:

Dan kom ik weer bij de motie op stuk nr. 6. De gelden zijn beschikbaar gesteld aan gemeenten. Ook voor 2016 zijn er middelen toegezegd. Het betreft een decentralisatie-uitkering, waarbij gemeenten nu ook al de vrijheid hebben hiermee om te gaan. Het lijkt mij een onuitvoerbare motie. Ik moet haar daarom ontraden. 

De motie op stuk nr. 7 ontraad ik wederom, verwijzend naar alle eerdere debatten. 

De motie op stuk nr. 8 ontraad ik. Wij kijken daar anders tegenaan en zien ook de positieve kant van de Europese Unie. 

In de motie op stuk nr. 9 wordt gesteld dat we ons actief moeten inzetten om de aanbevelingen van de Rekenkamer op te volgen. Dat heb ik al toegezegd. Daarom kan ik niets anders zeggen dan dat deze motie overbodig is. Ik ben blij dat de heer Koolmees het met mij eens is, maar deze motie vind ik overbodig. We doen het allemaal al. Hij heeft deze motie 30 keer laten kopiëren, terwijl ik dit allang heb toegezegd. Dat is echt zonde van het papier. 

Over de motie op stuk nr. 10 zou ik willen zeggen: houd die nou aan tot het debat over de Voorjaarsnota. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 12. Beide gaan over de kinderopvangregelingen en komen dan terug. 

De heer Koolmees (D66):

Als de minister-president alsnog heel positief kan zijn over de motie op stuk nr. 9 wil ik die op stuk nr. 10 wel aanhouden. 

Minister Rutte:

Ik ben er zó positief over dat ik haar overbodig vind. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Koolmees stel ik voor, zijn motie (34200, nr. 10) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Datzelfde geldt dan voor de motie op stuk nr. 12. Die houden we ook even aan. We zien met spanning uit naar dat debat. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Grashoff stel ik voor, zijn motie (34200, nr. 12) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Rutte:

De motie op stuk nr. 11 is ondersteuning van beleid. 

De motie op stuk nr. 13 gaat over de Wet werk en zekerheid. Die wet brengt de bescherming van vast en flex juist dichter bij elkaar. Je ziet dat daarvoor ook steun is van werkgevers en werknemers via het sociaal akkoord. Ik ga er ook van uit dat zij in de geest van het sociaal akkoord gaan handelen. Daarnaast wordt, waar het gaat om de ketenbepaling, de wet versneld geëvalueerd, in 2018. Dat is ook een verzoek van de Tweede Kamer geweest. Deze wet gaat nu werken. Daarom moet ik per saldo de motie dan ook afwijzen. 

De motie op stuk nr. 14 ontraad ik. Tijdelijk is tijdelijk en bovendien is het ook niet gedekt. Bovendien zien we de bouw weer aantrekken. Er zit veel deadweight loss in deze regeling; ik ben daar zelf een voorbeeld van. Volgens mij moeten we dat dus niet meer doen. 

De motie op stuk nr. 15 ontraad ik. Zoals gezegd, buigen we ons op dit moment over de uitvoering van de motie-Van der Staaij, en dit wordt wel heel erg wild. 

De motie op stuk nr. 16 ontraad ik ook, maar we zijn natuurlijk zeer geïnteresseerd in de gedachten die bij VNL leven ten aanzien van het belastingstelsel. 

De heer Omtzigt (CDA):

De minister-president gaat er heel snel doorheen. Ik heb echter nog een aantal aanvullende vragen gesteld over de SVB en de pgb's. Dit is een groot probleem. Collega Krol stelde net als ik, dat die steekproef voor geen meter klopte. Dat is te zien in Amsterdam, waar 32% niet is uitbetaald. Dat is te zien aan het sluiten en aan het feit dat in de steekproef echt alleen de mensen zijn meegenomen die uitbetaald hebben gekregen. Daar gaat het goed mee. Deelt de regering die mening of vindt zij de steekproef adequaat? Het tweede was — zie daarvoor ook het Algemeen Dagblad — dat de minister-president op 3 november in het Libelle Nieuwscafé zei dat hij zich ergerde aan de spookverhalen en de schrijnende gevallen. Was hij toen op de hoogte van de waarschuwing van Zorginstituut Nederland, de voortgangsrapportages en de terugvalscenario's? 

Minister Rutte:

Ik treed vaker op bij Libelle, dat was inderdaad voor de Europese verkiezingen en het klopt dat ik ook in het Libelle Nieuwscafé was, bij mevrouw Ebru Umar. Ook bij die gelegenheid gingen mijn uitspraken over de zorg in algemene zin en over het feit dat je, als je in de zorg werkt, te maken krijgt met veel negatieve verhalen vanuit de politiek en over wat er allemaal niet zou deugen, terwijl ik in de zorg niet anders dan mensen tegenkom die goed zijn opgeleid, die met veel motivatie hun werk doen en die ervoor zorgen dat wij in Nederland trots kunnen zijn op het beste gezondheidszorgstelsel van Europa, en daarmee van de wereld. Het ging niet specifiek over hervormingen, maar het ging in algemene zin over de gezondheidszorg. Ik heb al geantwoord op de eerste vraag van de heer Omtzigt, namelijk dat de steekproef adequaat is en in lijn met de motie van Pia Dijkstra. Ik heb dat toegelicht in mijn eerste termijn. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dan verschillen we van mening over de steekproef. De algemene vraag blijft echter staan: was de minister-president in november op de hoogte van het grote aantal waarschuwingen dat sinds de zomer is uitgegaan over de invoering van de pgb's of niet? 

Minister Rutte:

Ik heb al gezegd dat het kabinet intensief sprak en spreekt over de uitvoering van alle decentralisaties. Ik heb zelf de eer de betrokken ministeriële commissie te mogen voorzitten, zoals ik alle ministeriële commissies en onderraden persoonlijk mag leiden, tenzij ik er niet ben. Dan zit de vicepremier ze voor, maar die doet dat net zo voortreffelijk. Ik bedoel: die doet het voortreffelijk. Maar ik ben zelf ook niet ontevreden. Specifiek op deze vraag is het antwoord dat ik geen inzage geef in de verdere discussie in het kabinet. 

De heer Koolmees (D66):

Ik had nog een paar vragen gesteld over de belastingherziening, maar ik heb daarop nog geen antwoord gekregen. Het waren drie vragen. Waarom is het kabinet nu pas tot de conclusie gekomen dat er geen kabinetsvoorstel komt? Hoe gaat het nu verder? Tegen de heer Grashoff zei de minister-president net dat hij regie gaat voeren. Waar blijkt die regie dan uit? Komt dan dat voorstel waar we allemaal zo op zitten te wachten? Verlicht ons, minister-president. 

Minister Rutte:

Ik ga dat doen. Wat mij betreft komt er voor of in de zomer een kabinetsvoorstel. Ik zei daarover: laten we zien hoe het gaat. De heer Koolmees deed daar wat lacherig over, wat ik natuurlijk respecteer, maar ik bedoelde daarmee te zeggen dat het geen zin heeft dat de coalitie met een voorstel komt waarover niet op voorhand op hoofdlijnen een akkoord is van voldoende andere politieke partijen. Dus voordat het kabinet met een voorstel komt, stel ik mij voor dat het verstandig is om er met de verstandige politieke bewegingen in deze Kamer eerst eens over te praten of er draagvlak is voor zo'n voorstel. It takes two to tango; we kunnen het niet in ons eentje doen. Uiteindelijk komt er natuurlijk een kabinetsvoorstel, maar pas nadat we met elkaar hebben vastgesteld dat het hier niet uit elkaar wordt gescheurd. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik heb nog een vraag met betrekking tot mijn motie over de vlaktaks. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen vroeg de staatssecretaris een soortgelijke motie aan te houden tot de laatste maanden voor het zomerreces omdat er dan meer duidelijkheid zou zijn — dat is nu overigens niet zo — over de herziening van het belastingstelsel. Mijn vraag is wat nu de specifieke reden is om mijn motie te ontraden. 

Minister Rutte:

Dat is ook ingegeven door de discussie die we met de Kamer gevoerd hebben over de vlaktaks, ook naar aanleiding van voorstellen die bij het CDA leven, dat met een vlaktaks met drie schijven, sorry, twee schijven kwam, en voorstellen van andere partijen; in ieder geval was dat geen vlaktaks. Ook gelet op andere discussies die we hebben gevoerd bij onder andere de Algemene Politieke Beschouwingen, geeft mijn ragfijne politiek gevoel mij in dat in het voorstel waar het kabinet mee komt, geen vlaktaks zal zitten; in ieder geval lijkt mij dat hoogst onwaarschijnlijk. Dan wordt het een beetje ingewikkeld om daar als kabinet vervolgens weer allerlei voor- en nadelen van op een rijtje te gaan zetten. Wij zijn ook geen wetenschappelijk bureau. Dus mijn gevoel is niet dat dit nu de meest waarschijnlijke vorm zal zijn waarin het nieuwe belastingstelsel vorm gaat krijgen. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat zal best, maar het is natuurlijk wel zo dat de staatssecretaris destijds aangaf dat het interessant was om ernaar te kijken en dat hij dat dan ook zeker wilde doen. Hij voegde daar de vraag aan toe om er op terug te komen een X aantal maanden voor het zomerreces. Vandaar dat we de motie opnieuw hebben ingediend. 

Minister Rutte:

Oké, maar dien die dan weer in bij de staatssecretaris. Dan is hij misschien wel geïnteresseerd om er een hele notitie over te schrijven. Ik wil hem dat nu niet aandoen zonder dat ik hem daarover geraadpleegd heb, omdat zoals ik het nu inschat, die notitie geen directe relevantie zou hebben voor de uiteindelijke keuzes die we gaan maken over het belastingstelsel. Dat is eigenlijk mijn afweging. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister-president en zijn ondersteunende ambtenaren, de Kamerleden en de mensen die via internet dit debat hebben gevolgd. 

Naar boven