2 Vragenuur: Vragen Van Oosten

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Van Oosten aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht waarin burgemeesters in Brabant de macht van criminelen zien groeien en zich door criminelen geïntimideerd voelen.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Afgelopen weekend stond in de Volkskrant een alarmerend artikel. Twee burgemeesters uit Brabant luiden de noodklok. Zij stellen last te hebben van een toenemende ondermijning door criminelen van het gezag. Heldere taal wordt door deze burgemeesters niet geschuwd. Criminelen zouden infiltreren in het openbaar bestuur. Burgemeesters worden stelselmatig bedreigd. Gemeenteraden worden beïnvloed en er heerst angst onder politici en ambtenaren. Er staat zelfs te lezen dat een burgemeester vreest voor het lot van zijn eigen kleinkinderen, als er niets verandert.

Daarom stel ik vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken. Ik stel deze vragen aan hem, omdat hij de hoeder is van het openbaar bestuur. Ik heb de volgende vragen. Herkent de minister dit beeld? Is de geschetste problematiek werkelijk zo ernstig als wordt voorgesteld, zowel in aard als qua omvang? Doet deze zich met name voor in bepaalde delen van ons land? Mijn laatste vraag ligt wellicht voor de hand: wat gaat de minister doen? Ik wacht de antwoorden met belangstelling af.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor zijn beantwoording van deze vragen.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik ben blij met deze vragen, want ik deel de grote zorg van de heer Van Oosten. Er is een groot risico op ondermijnende activiteiten. Ik denk zelf dat je kunt concluderen dat er sprake is van ondermijnende activiteiten. Soms komen die voort uit de vastgoedsector, soms zijn ze drugsgerelateerd. Denk aan de wietteelt, motorbendes en vrouwenhandel. Er is dus sprake van diverse criminele achtergronden die het bestuur raken en kunnen ondermijnen. We moeten daarbij bovendien beducht zijn voor een waterbedeffect. Het heeft helemaal geen zin om het in één gemeente op te lossen, want dan gaat men vervolgens naar andere gemeenten toe.

Het staat bij mij op het netvlies. Gisteren is er een overleg geweest met de commissarissen van de Koning, waarin dit onderwerp ook op de agenda stond. De commissarissen van de Koning bevestigden dat zij in hun provincies zorgen hebben over dit fenomeen. De minister van V en J zal natuurlijk voornamelijk acteren als het gaat om criminaliteit en de wijze waarop men daarmee moet omgaan. Hierbij zijn de politie en het OM in beeld. Het onderwerp van de bedreigde bestuurders en de wijze waarop we daarmee moeten omgaan, is echter een zorg voor mij, als minister van Binnenlandse Zaken. Ik vind het een belangrijk beleidspunt voor de komende tijd.

Ik zal met burgemeesters rondetafelgesprekken organiseren, om in bredere kring dit onderwerp bespreekbaar te maken. In het artikel waar de heer Van Oosten naar verwees, viel mij op dat een van de twee burgemeesters zei dat hij weleens een collega sprak die zei dat dit soort zaken bij hem niet voorkwam. Die burgemeester vroeg zich af of hierbij niet sprake was van een ontkenningsfase of van wegkijken. Op het terrein van veilig werken in de publieke sector is stap één dus altijd om onder ogen te zien en bespreekbaar te maken dat het weleens bij jou in de buurt kan gebeuren. Laten we bij die stap beginnen. Dan kan ik ook een beter gefundeerd antwoord geven op de vraag hoe vaak het voorkomt, ook vanuit het perspectief van de burgemeesters. Dan kunnen we er ook verdere actie op ondernemen.

Ik kan er nog één ding aan toevoegen. Ik heb onlangs een training aangeboden aan 24 burgemeesters uit Limburg en Noord-Brabant. Zij hebben die training, met het thema "hoe om te gaan met bedreiging en intimidatie", ook gevolgd. Het betrof dus precies dit punt. Bij de evaluatie bleek dat de burgemeesters deze training als buitengewoon nuttig hebben ervaren. Ik kan dus melden dat dit programma beschikbaar zal komen voor alle burgemeesters in Nederland. Het zal vanuit de begroting van BZK worden betaald en worden aangeboden via het Nederlands Genootschap van Burgemeesters.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik dank de minister voor de eerste beantwoording van de vragen die ik heb gesteld. Ik denk dat het heel goed is dat de minister zijn verantwoordelijkheid pakt en een rondetafel organiseert om met elkaar in dialoog te gaan, en om met elkaar te bespreken hoe we dit kunnen aanpakken en in hoeverre de aard en omvang werkelijk zo ernstig is als wordt geschetst. Want als dat zo is, moeten we echt ingrijpen, omdat het openbaar bestuur in ons land dan vreselijk onder druk staat.

Ik wil graag een ander citaat uit het artikel opbrengen. Ik plaatste de burgemeesters wellicht in een wat negatief daglicht, maar zij hebben wel degelijk de goede drive, want zij willen de criminelen opjagen, zij willen dat ze opzouten en zij willen ze uitroken. Daar moet ook de minister van Binnenlandse Zaken zijn verantwoordelijkheid in pakken. Ik ben er blij om te horen dat hij dat wil. Om te voorkomen dat we het er nu met elkaar over hebben en vervolgens niet meer, vraag ik wel of de Kamer een terugkoppeling kan krijgen, in de vorm van een brief of anderszins, waaruit wij kunnen herleiden wat er is besproken en welke concrete actiepunten dat wellicht tot gevolg heeft.

Minister Plasterk:

Allereerst denk ik dat het goed is om het over de hele breedte aan te pakken, juist om het waterbedeffect te voorkomen, want men gaat onmiddellijk weg als men in de gaten heeft dat in een gemeente de grond onder de voeten warm wordt. Op de concrete vraag over de terugkoppeling is het antwoord dat ik dat toezeg. Ik kom dus met een brief hierover.

De heer Van Raak (SP):

Als bestuurders worden geïntimideerd, hebben we één voordeel: we weten wie de boeven zijn. Bestuurders en rechercheurs in Brabant zeggen: dit zijn zaken die we kunnen oplossen, als we de capaciteit, het geld en de middelen maar hebben om door te rechercheren. Maar nu liggen ze vaak op de plank. Ik vind het fantastisch dat de minister een rondetafelgesprek wil organiseren, maar daar zullen die boeven niet heel bang van worden. Is de minister dus bereid om er samen met de minister van Justitie voor te zorgen dat er voldoende recherchecapaciteit is, zodat de boeven die bekend zijn en de zaken die zij ondernemen en de intimidaties die zij doen, worden doorgerechercheerd?

Minister Plasterk:

Het is goed om een onderscheid aan te brengen tussen twee verschillende thema's, die ook met twee verschillende portefeuilles moeten worden aangepakt. Het ene is de burgemeesters zodanig equiperen dat zij de intimidatie het hoofd kunnen bieden, dat zij weten wat ze ermee moeten doen, hoe ze ermee om moeten gaan, waar ze het aan de orde moeten stellen en dat zij zich realiseren dat ze het zich niet hoeven te laten gebeuren. Dat is de verantwoordelijkheid die ik naar mij toe trek. De vraag om de recherchecapaciteit is echt een vraag aan Justitie. Die wil ik met alle plezier doorgeleiden aan de collega.

De voorzitter:

Als u die vraag doorgeleidt, wil de Kamer daarover graag geïnformeerd worden. Kunt u dat ook toezeggen?

Minister Plasterk:

Ik heb al een brief toegezegd en kan me zomaar voorstellen dat ik die samen met de collega van Justitie stuur.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

De heer Recourt (PvdA):

Ik wil op dit punt nog even verder doorpakken, want het is onbestaanbaar dat de onderwereld het overneemt van de legale overheid. Dat moeten we hard aanpakken. Gelukkig hebben twee burgemeesters, echte jannen, dat aan de orde gesteld. Ik hoop dan wel dat de minister, als hoeder van zijn burgemeesters, het iets breder pakt en ook de minister van Veiligheid en Justitie er daadwerkelijk bij betrekt, omdat het ook om politieagenten gaat. Ik hoop daarnaast dat hij de minister van Financiën erbij betrekt — het gaat ook over de FIOD en de Belastingdienst — die via die route bekijkt hoe het aangepakt kan worden. Ik hoop ook dat hij via zijn eigen ministerie bekijkt op welke manier bestuurlijke maatregelen beter kunnen worden ingezet. Kortom, het vraagt echt om een bredere aanpak dan alleen een Binnenlandse Zakenaanpak. Ik verzoek de minister dus om die regierol op te pakken.

Minister Plasterk:

Dat lijkt mij een uitstekende gedachte en dat zeg ik toe; dat zal ik doen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ook wij zouden dit laatste aspect er steviger bij willen betrekken. Wij hebben al vaker gevraagd om stevige politiecapaciteit in Brabant omdat wij zien dat het juist daar enorm knelt en men het niet meer aankan. Wij herinneren ons nog het afgebrande gemeentehuis in Waalre: op het moment dat men daar de criminaliteit wilde aanpakken, ging het gemeentehuis in de fik. Als de minister die rondetafel organiseert, wil hij dat dan echt samen met V en J doen, om ervoor te zorgen dat de gezamenlijke aanpak vorm kan krijgen? Wat de heer Recourt zegt is terecht, maar pak dus ook bij het rondetafelgesprek meteen samen door.

Minister Plasterk:

Dat lijkt mij een logisch vervolg op die vraag, dus dat zeg ik toe.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Dank aan de heer Van Oosten dat hij deze vraag heeft gesteld. Criminaliteit moet je zo hard mogelijk bestrijden. Als burgemeesters de noodklok luiden dat zij dat onvoldoende kunnen doen, is het goed dat de minister van Binnenlandse Zaken te hulp schiet. We lazen in hetzelfde interview ook een stigmatiserende uitspraak van de burgemeester van Gilze-Rijen in het bijzonder. Hij zet daarin 2.400 Turkse Nederlanders weg en houdt hen medeverantwoordelijk voor de criminaliteit die daar geschiedt. Naar onze mening projecteert de burgemeester zijn machteloosheid op een hele groep mensen. Vindt de minister zo'n stigmatiserende uitspraak terecht? En zo niet, wat gaat hij hier dan tegen doen?

Minister Plasterk:

Ik heb er in mijn eerste beantwoording al op gewezen dat de herkomst van deze criminaliteit divers is. Ik heb daarbij ook verschillende zaken opgesomd: de vastgoedsector, drugsgerelateerde criminaliteit en motorbendes. Dat zijn zeer diverse groeperingen. Ik denk dat we er niet van uit moeten gaan dat het in één hoek te zoeken is. Het probleem moet dus gewoon over de volle breedte serieus worden opgepakt.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dit is wel heel erg weinig. Ik betreur het ook dat deze minister hier staat. Eigenlijk had de minister van Veiligheid en Justitie hier moeten staan, want hij kan volgens mij veel meer betekenen in dat hele proces. Wat hebben die mensen aan een rondetafelgesprek als het hier gaat om keiharde bestrijding van de georganiseerde misdaad? Daar moet je een integrale aanpak op loslaten. Het OM moet daarbij betrokken worden of zijn. Er moet veel meer politie naar die gebieden toe. Hoe gaat deze minister dat nu precies doen? Hoe gaat hij voorkomen dat de georganiseerde misdaad daar de baas wordt? Hoe gaat hij voorkomen dat infiltratie plaatsvindt van de onderwereld naar de bovenwereld, zelfs naar het bestuur?

Minister Plasterk:

Allereerst sta ik hier, omdat de Kamer mij heeft uitgenodigd. Ik denk inderdaad dat het thema waarover zojuist gesproken is, de aandacht ten volle waard is. Als het onderwerp nu uitwaaiert naar het aanpakken van de georganiseerde misdaad, dan is het inderdaad beter om het gesprek daarover met de minister van Justitie te voeren. Ik vind het echter juist waardevol dat er aandacht wordt gevestigd op het feit dat de burgemeesters vanuit hun eigenstandige verantwoordelijkheid signaleren dat het gemeentebestuur hierdoor onder druk komt te staan en dat zij op dat punt ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. Op de vragen daarover heb ik zojuist ook antwoord gegeven.

De heer Bosma (PVV):

De persoon die aan het woord is in het interview is de heer Boelhouwer. Wij kennen hem nog, want hij is een oud-collega van ons. Hij is een vrolijk en opgeruimd mens, maar de dingen die hij zegt zijn toch bepaald alarmerend. Hetgeen hij schetst, is toch tamelijk apocalyptisch. De onderwereld infiltreert in het openbaar bestuur en deelt in buurten de lakens uit. Burgemeesters worden stelselmatig bedreigd. Dat zijn niet zomaar geluiden. Het gaat niet om het ingooien van een ruit. Het openbaar bestuur in Nederland dreigt te worden overgenomen. Daar gaat deze minister over. Het is dus heel goed dat hij er is, maar een rondetafelgesprek is toch wel heel mager als ik deze geluiden citeer van de partijgenoot van deze minister.

Minister Plasterk:

Ik onderken de ernst volledig. Ik heb daarom in mijn beantwoording ook het woord "ondermijning" overgenomen. Dat is inderdaad veel meer dan ergens een ruit ingooien of een keer iets doen wat niet mag. Dat is zorgelijk, zeer zorgelijk. Om die reden zijn we nu eerst in gesprek met burgemeesters om de problematiek in kaart te brengen. Ik heb al gezegd dat ik de Kamer daarover zal rapporteren en dat ik dat in samenspraak met de collega's van Justitie en ook Financiën, indien de fiscus in beeld is, zal doen. Daar kan dan op worden teruggekomen.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw toezeggingen, uw komst naar de Kamer en uw antwoorden natuurlijk.

Naar boven