8 Koopkrachtontwikkeling van ouderen

Aan de orde is het dertigledendebat over de koopkrachtontwikkeling van ouderen. 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op een andere manier volgen, van harte welkom. 

Dit is een dertigledendebat. Dat betekent dat elke fractie drie minuten spreektijd heeft. Ik sta interrupties maximaal in tweeën toe: een vraag en zo nodig een vervolgvraag. 

De heer Krol (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter. Het jaar op jaar relatief ongunstige koopkrachtbeeld voor ouderen zet door, ook volgens de meest recente CPB-cijfers van december. Ouderen hebben na jaren van fors koopkrachtverlies ook in 2015 weer de nagenoeg slechtste koopkrachtontwikkeling. Volgens het Nibud leveren niet-werkenden en ouderen relatief in, van enkele euro's tot tientjes per maand. Huishoudens met zorgkosten, dus veel ouderen, mogen rekenen op verdere koopkrachtdalingen. Wij vinden dat gemeenten snel duidelijkheid moeten geven over vergoedingen, omdat mensen anders grip op hun financiën verliezen. Gaat de minister zich daarvoor inzetten? 

Ik vraag de minister om even met mij terug in de tijd te kijken. Het ibo-rapport uit 2013, later geactualiseerd, leverde globaal het volgende beeld op. De gemiddelde inkomens- en vermogenspositie van ouderen is van 1990 tot 2010 sterker gestegen dan die van jongeren: 13% tot 15% koopkrachtgroei over de gehele periode. Voor de toekomst wordt een verdere gunstige koopkrachtontwikkeling voor ouderen verwacht. De afbouw van inkomensondersteunende maatregelen voor ouderen is daarmee volgens het rapport te rechtvaardigen. Mijn grote bezwaar is dat het ibo-rapport inmiddels gedateerd is. Het betreft de periode van 1990 tot 2010. Bovendien worden in het rapport leeftijdscohorten vergeleken en niet geboortecohorten. 65- tot 70-jarigen in 1990 worden vergeleken met 60- tot 70-jarigen in 2010, maar dat zijn niet dezelfde mensen. Als wij op basis van algemeen toegankelijke CBS-gegevens geboortecohorten vergelijken, dus 65- tot 70-jarigen in 2003 met 75- tot 80-jarigen in 2013 — daarvan hebben wij een tabel die ik u als voorzitter straks zal overhandigen — resulteert dit over de hele periode cumulatief niet in een positieve, maar juist negatieve koopkrachtontwikkeling voor gepensioneerden, variërend van -4% tot -19%. Dit beeld is onlangs nog bevestigd door emeritus hoogleraar Bernard van Praag in de Volkskrant. Wij vragen de minister om te komen met een actualisering van koopkrachtcijfers van ouderen op basis van geboortecohorten, met name over de periode van 2003 tot 2013. Is de minister verder bereid om een verkenning uit te voeren naar de meerwaarde van het op lange termijn volgen van koopkrachtontwikkeling op basis van geboortecohorten? 

Op 10 maart verschijnt een studie over koopkracht van de Universiteit Tilburg, in opdracht van het wetenschappelijk bureau van 50PLUS. Uit de eerste cijfers die ik daarvan gezien heb, blijkt dat onze zorg zeer terecht is. Ik overhandig u die cijfers. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De Wet uniformering loonbegrip, de verhoging van de AOW-leeftijd, de afschaffing van de partnertoeslag, de toepassing van de middelloonregeling, het niet indexeren van de pensioenen, een beperking van de ouderenkorting en de mantelzorgboete; en daarbovenop nog hogere zorgkosten door verhoging van het eigen risico en de ziektekostenpremies en verhoging van de eigen bijdrage naast beperking van de toeslag. Als iemand huurder is, dan komt daar ook nog eens de huurverhoging bij. Mijn vraag aan de minister is: wat heeft deze minister tegen ouderen? Wanneer is het genoeg? Allerlei instanties, bijvoorbeeld het Centraal Economisch Plan, maar ook de MEV bevestigen dat juist ouderen en gepensioneerden al jaren in koopkracht achterblijven en dat dat ook voor 2015 het geval zal zijn. De Nibud-cijfers van deze week tonen aan dat ouderen ook dit jaar inleveren, in harde koopkracht. De rek is eruit. Ouderen voelen zich aan de kant geschoven en overbodig verklaard door dit kabinet. De droom van Drees dat ouderdom en armoede nooit meer samengaan, blijkt inmiddels achterhaald. Als we zo doorgaan, wordt dat weer het toekomstperspectief. 

We zien het ook in het armoedesignalement dat recent is verschenen. Er doet zich een relatief sterke stijging voor van het aantal 65-plussers dat in armoede leeft; een verdubbeling. Hetzelfde geldt voor het aantal 65-plussers met problematische schulden; dat is verdubbeld. Het zijn er duizenden. Erkent de minister het structureel en meerjarig achterblijven van de koopkracht van ouderen? Waaraan hebben ouderen dat verdiend? Waarom deze politieke keuzes? Het zijn keuzes. 

Naast allerlei bezuinigingen die ik eerder noemde, is het niet indexeren of het korten op pensioenen een van de oorzaken, zo erkent ook het kabinet, van het achterblijven van de koopkracht van ouderen. In de laatste alinea van zijn brief speculeert de minister op herstel van pensioenen door de inhaalindexatie. De vraag is op welke termijn de minister denkt dat pensioenfondsen met het nieuwe financieel toetsingskader weer in staat zullen zijn om over te gaan tot inhaalindexatie. Is de minister bereid, indien blijkt dat in 2015 opnieuw indexatie uitblijft, om het nieuwe financieel toetsingskader te herzien zodat de door de minister genoemde inhaalindexatie in 2016 daadwerkelijk binnen bereik komt? 

Kort gezegd, wat we in de hele wereld, ook in Europa en Nederland, zien gebeuren, is dat het kapitaal naar de allerrijksten gaat. Ouderen, chronisch zieken, gehandicapten, normale mensen met normale inkomens, werklozen en werkzoekenden mogen de rekening van de crisis betalen. Als we zo doorgaan, bezit straks 1% meer dan 99% bij elkaar in de wereld. In Nederland bezitten de drie rijkste families meer dan de helft van alle Nederlanders bij elkaar. Bezuinigingsfetisjisten willen mensen over de kling jagen, terwijl er genoeg is voor iedereen. Wil de minister dat ook zien en zijn beleid, het politieke roer, omgooien? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Mevrouw Karabulut zegt: wil de minister de spelregels aanpassen voor de pensioenfondsen als indexatie opnieuw uitblijft? Nu hoop ik natuurlijk ook dat die pensioenfondsen er weer heel goed voorstaan en dat zij kunnen indexeren, maar begrijp ik uit de woorden van Mevrouw Karabulut dat zij vindt dat ook als die fondsen toch in zwaar weer blijven zitten doordat bijvoorbeeld de rente verder daalt, er toch geïndexeerd moet worden ten koste van het pensioen van de huidige werkenden en jongeren? Is dat haar voorstel? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Het punt is dat er genoeg geld zit in de pensioenfondsen. Door het aanpassen van de kaders en door de kortingen worden de ouderen armer terwijl er ook andere keuzes gemaakt kunnen worden. De minister speculeert daarop. Hij zegt: met het nieuwe financieel toetsingskader zal het beter worden. Als dat nou niet het geval blijkt te zijn, is de minister dan bereid, te onderzoeken of het ftk aangepast kan worden, uiteraard binnen verantwoorde grenzen? 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat toetsingskader leidt er inderdaad toe dat we, als we in zwaar weer raken, niet zo abrupt hoeven te korten als vroeger. Daarom steunde mijn partij dat toetsingskader ook, terwijl uw partij daartegen was. U zegt dat het wel meevalt. Maar je kunt een pensioeneuro maar een keer uitgeven. Ik herhaal mijn vraag: wilt u, ook als de pensioenfondsen er niet beter voor staan, euro's uitgeven zodat er straks minder pensioen is voor werkenden en jongeren? Is dat de lijn van de SP? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee, maar ik wil ons ook niet arm rekenen. Ik wil luisteren naar de pensioenfondsen, die zelf aangeven dat ze kunnen aanpassen en de maatregelen kunnen verzachten. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik deel een deel van de zorgen over mensen met hoge zorgkosten. Er zijn veel mensen, overigens niet alleen ouderen, geraakt door de crisis. Ik ken de SP als een partij die opkomt voor mensen met een kleine beurs. Gaan ouderen met een klein pensioen tot €6.000 er nu op voor- of op achteruit? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Als ik kijk naar de Nibud-cijfers gaan ze erop achteruit. Die cijfers hebt u ook kunnen zien. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Maar de Nibud-cijfers zijn niet alle cijfers. Er zijn namelijk koopkrachtplaatjes en andere cijfers. Als je gewoon sec kijkt naar AOW en een klein pensioen, dan gaan ze er qua koopkracht een heel klein beetje op vooruit. Individueel kan er van alles aan de hand zijn waardoor dat tegenvalt, maar ze gaan er wel op vooruit. De AOW wordt twee keer per jaar geïndexeerd, wat een echtpaar €255 per jaar extra oplevert. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Als je kijkt naar enkele groepen en als je het "steriliseert" tot een bepaald moment, geldt dat misschien. Maar als je kijkt naar een aantal jaren dan zie je dat bijna alle ouderen, uitzonderingen daargelaten, gewoon vet in de min staan. Als je kijkt naar de huur- en de zorgkosten die daar nog eens bijkomen, zie je dat ze nog verder in de min staan. Dus sorry, maar ik kan dit rooskleurige beeld niet ophouden en ik kan het al helemaal niet hardmaken. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dit is geen rooskleurig beeld. Het gaat over mensen met AOW en een heel klein pensioen. Maar juist die groep profiteert van de heffingskorting, de ouderenkorting en de twee keer per jaar geïndexeerde AOW, waar we trots op kunnen zijn. Ik zeg er eerlijk bij dat het niet veel is, maar vertelt u wel het eerlijke verhaal. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Maar dat wordt tenietgedaan door allerlei andere kortingen en bezuinigingen. Pakt u alstublieft de Nibud-cijfers erbij en kom vervolgens weer naar voren. Doe dat dan! 

De voorzitter:

Nee, mevrouw Vermeij, u hebt al drie keer geïnterrumpeerd, want ik had me vergist. Daar houden we het bij, want eigenlijk was twee de norm. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. We zijn net al beland in een gesprek over koopkrachtplaatjes. Ik wil bij de koopkracht van ouderen eens aandacht vragen voor een paar bijzondere groepen, daarbij niet vervallend in de vraag of het een paar tiende meer of minder is. Ik wil drie specifieke maatregelen die genomen of niet genomen zijn, noemen die op individueel niveau grote gevolgen kunnen hebben, maar onvoldoende aandacht krijgen. 

Ik begin bij de AOW-partnertoeslag, die tot maart van dit jaar bestaat voor iedereen die AOW-gerechtigd wordt. Word je in april oud genoeg om AOW te krijgen en heb je een jongere partner, dan is die toeslag er niet meer. Dat betekent dat een alleenstaande die dan €728 krijgt daar ook zijn partner van moet onderhouden. Dat ligt ver onder het bijstandsniveau. Zijn buurman die alleenstaand is en dus geen persoon hoeft te onderhouden, krijgt €1.057. Deze maatregel is afgesproken in 1995, dus twintig jaar geleden. Echter, er is onvoldoende aandacht geweest voor het ingaan van die maatregel. Er zijn meerdere mensen hiervan niet op de hoogte. Ik kan meerdere moties aanwijzen waarin wij gevraagd hebben om informatieverstrekking aan de burgers. Wat is daarmee gedaan? Wat raadt de minister deze mensen aan als zij een zieke partner hebben en rond moeten komen van €728 met z'n tweeën en geen of een klein aanvullend pensioen hebben? 

De tweede groep waar ik aandacht voor wil vragen, komt op 1 januari 2016 in beeld. De regering heeft besloten om de ouderentoeslag in box 3 af te schaffen. Dat betekent dat ook ouderen altijd belasting moeten betalen als ze meer dan ongeveer €21.000 op de spaarrekening hebben staan. Als je €1.000 extra op de spaarrekening hebt staan en je moet €12 extra belasting per jaar betalen, dan is dat vervelend, niet onze keuze, maar valt dat weg in de plaatjes. Het wordt vervelend dat je in een keer al je huurtoeslag verliest als je er ook maar €5 boven komt. Nu kennen wij de overheid. Die doet dat niet van tevoren, maar vordert de huurtoeslag achteraf terug. Worden alle mensen die hiermee te maken hebben tijdig geïnformeerd dat ze vanaf 1 januari 2016 geen recht meer hebben op huurtoeslag? En wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat we die problemen niet krijgen? 

Ik kom op mijn derde punt. De AOW-leeftijd wordt verhoogd. Daar heeft ook mijn partij aan meegedaan. Maar helaas is mijn amendement verworpen dat mensen het recht zou geven om hun pensioen tegelijk in te laten gaan met de AOW. Oftewel, er zijn pensioenuitvoerders die zeggen: uw pensioen begint op 67 jaar, terwijl u met 65 jaar en 6 maanden met pensioen gaat. Dan heeft iemand anderhalf jaar geen pensioen. Ons lijkt het logisch: trek dat gelijk. Is de minister bereid daar opnieuw naar te kijken; om mensen de mogelijkheid te geven hun pensioen in te laten gaan op de eerste dag dat ze AOW krijgen? 

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Rutte II is toch een mislukt kabinet. De crisis is in de meeste landen al lang voorbij, maar Nederland blijft nog in de crisis hangen. Dat hoorden we net weer van de PvdA. De "crisis", dat gaat niet meer op, want het is inmiddels het kabinet zelf dat de crisis verlengt. De werkloosheid blijft torenhoog, de asielzoekers overspoelen ons land en de hardwerkende burgers zien de lasten alleen maar stijgen. Dit kabinet zorgt er met al die belastingverhogingen voor dat de burgers geen geld meer in de portemonnee hebben. 

Vandaag hebben we het opnieuw over de koopkracht van de ouderen, de mensen die Nederland hebben opgebouwd, de mensen die 1.100 miljard pensioenvermogen hebben opgebouwd. In de eerste plaats verdienen deze ouderen natuurlijk ons respect en moet het kabinet hen niet als melkkoeien behandelen. Deze ouderen vormen echter ook een groeiende groep consumenten. Als die geld kunnen uitgeven, kunnen we daardoor banen creëren. De Nederlandse kwakkelende economie wordt vooral veroorzaakt door de afnemende koopkracht. Dit kabinet blijft de belastingen maar verhogen, waardoor Nederland internationaal zo slecht presteert. De accijnzen gaan omhoog. Daar hebben we vanochtend nog een debat over gehad. Dat kost alleen maar geld en banen. Het kabinet heeft de huren enorm laten stijgen, de zorgkosten stijgen en de woningmarkt ligt door kabinetsbeleid nog steeds op zijn gat, terwijl de eigen woning door veel mensen ook als een appeltje voor de dorst en een soort pensioen wordt gezien. 

Dit kabinet heeft oogkleppen op. Niets anders dan de overheidsfinanciën lijkt belangrijk te zijn. De portemonnee van de burger is niet belangrijk voor dit kabinet. Daar ligt dan ook de fout van dit kabinet. Al die belastingverhogingen en al die pensioenverlagingen leiden behalve tot armere burgers ook tot een kwakkelende economie en hoge werkloosheid. Rutte II heeft de welvaart van Nederland kapot gemaakt. Zo zal dit kabinet ook de geschiedenis ingaan: het kabinet dat de fout maakte om Nederland kapot te belasten en de crisis van Nederland onnodig te verlengen. 

Naast al die onnodige werkloosheid en naast al die dalende koopkracht voor werkend Nederland betalen onze ouderen de hoogste prijs. Dat is schandalig en dom. In 2013 daalde de koopkracht van ouderen met maar liefst 3%. Dat was volgens het CBS al de vierde koopkrachtdaling op rij. De ouderen zijn onevenredig gepakt in de portemonnee en de komende jaren zal die ellende voor hen alleen maar toenemen. In oktober maakten de twee grootste pensioenfondsen, ABP en Zorg en Welzijn, bekend dat het koopkrachtverlies voor gepensioneerden de komende tien jaar nog verder zal oplopen. De nog strengere regels zijn de oorzaak daarvan, waardoor de fondsen nog hogere financiële buffers moeten aanhouden. Dat komt dus bovenop de 1.100 miljard die er al is. Vandaag gaan waarschijnlijk de geldpersen aan. Wat zal dat gaan betekenen voor die 1.100 miljard pensioenvermogen? 

Waarom wordt de AOW-leeftijd zo schandalig snel verhoogd, terwijl de werkloosheid onder ouderen stijgt en jongeren jarenlang aan de kant staan? Dom, dom, dom. Ik vraag het kabinet opnieuw om te stoppen met het verhogen van die AOW-leeftijd. Ik vraag het kabinet om de koopkracht voor alle Nederlanders, maar juist ook voor onze ouderen, te herstellen en al die schadelijke belastingverhogingen terug te draaien. Dit kabinet heeft nog twee maanden de tijd, want 18 maart zijn er verkiezingen. Dan zal de burger afrekenen met dit kabinet. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Iedereen in dit land heeft de gevolgen van de crisis gemerkt, of het nou een jongere was die van school kwam en geen werk vond, een werknemer die ontslag kreeg of een zzp'er wiens opdrachten terugliepen. Ook de ouderen, wier pensioenindexatie achterbleef, merkten het. De indexatie van de werkenden blijft ook achter, alleen merken zij dat nog niet in hun portemonnee, zoals ouderen dat wel direct merken. De economie trekt weer voorzichtig, heel voorzichtig aan. We hebben vandaag geleerd dat je daar heel voorzichtig mee moet zijn. Juist nu moeten wij er alles aan doen om hen voor wie de dingen niet vanzelf gaan, bij te staan, te helpen en te ondersteunen. 

Er zijn veel plaatjes in omloop. De heer Krol had plaatjes, het Nibud heeft cijfers gegeven en ook het CPB en het CBS hebben plaatjes. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil niet steggelen over de plaatjes, want die spreken voor zich. Mensen voelen wat zij voelen en merken in hun portemonnee wat ze ervan merken. Ik wil echter wel graag van mevrouw Vermeij horen dat het politieke keuzes zijn die dit kabinet, met daarin de Partij van de Arbeid, maakt. Het is een politieke keuze om de rekening neer te leggen bij al die groepen die mevrouw Vermeij noemt, of het nou om de ouderenkorting, de AOW-partnertoeslag, het niet indexeren of de hogere zorgkosten gaat. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Het zijn niet allemaal politieke keuzes, want de indexatie van pensioenen wordt niet hier in dit huis bepaald. Dat weet mevrouw Karabulut donders goed. Dat gaat per pensioenfonds en ik ben blij dat sommige fondsen er weer beter voor staan en andere opkrabbelen uit de crisis. Ja, het is een keuze om de ouderenkorting te verhogen. Ja, het is ook een keuze om de algemene heffingskorting te verhogen. Ja, het is een keuze om de AOW twee keer per jaar te indexeren en daarmee ruimer te maken voor mensen met een klein pensioen. En ja, het is een keuze om ouderen die verzorging en verpleging aan huis hebben, te ontzien. Toch voelen veel mensen de crisis. Maar met die keuzes proberen we de pijn eerlijk te verdelen en zonder die keuzes was het nog veel minder goed geweest. Op die manier krabbelen we uit de crisis en maken we dit land weer beter. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Er ligt 50 miljard aan bezuinigingen. Daarin wordt jaar in jaar uit de grote groep ouderen gepakt, die hebben meegeholpen ons land op te bouwen. Zo noem ik dat. Dat is een politieke keuze. Natuurlijk, de Partij van de Arbeid doet wat cosmetische zaken om het minder erg te maken, de klappen enigszins op te kunnen vangen en dit verhaal naar buiten toe te kunnen vertellen. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? U moet een vraag stellen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Het zou mevrouw Vermeij sieren als zij erkent dat het grote plaatje wel degelijk het directe gevolg is van het kabinetsbeleid van Rutte/Asscher. Erkent mevrouw Vermeij dat? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

"Het grote plaatje", zegt mevrouw Karabulut. We hebben net geconstateerd dat ieder koopkrachtplaatje weer een ander plaatje is. Ieder gesprek dat ik voer geeft een ander verhaal. Ik voer dagelijks gesprekken met mensen die mij brieven sturen. Voor sommigen is de crisis heel zwaar. Daar zitten jongeren en ouderen bij. Maar we doen er alles aan om juist diegenen die alleen AOW en een klein pensioen hebben te ontzien. Ik vind dat we daarin slagen. Er waren bezuinigingen nodig om er met z'n allen uit te komen, ook op de hoogste inkomens. Ook dat is gelukt. Zo maken we dit land weer beter, werken we aan een sterkere economie en aan betere pensioenfondsen, zodat er uiteindelijk weer meer koopkracht is voor ouderen. 

De heer Madlener (PVV):

De Partij van de Arbeid speekt maar over "de crisis". Ik ben toch benieuwd of mevrouw Vermeij inziet dat het juist het kabinetsbeleid is dat deze crisis voor Nederland verlengt. Andere landen doen het vaak veel beter of zijn inmiddels uit de crisis. Maar Nederland heeft te maken met koopkrachtverlies door het kabinetsbeleid en door al die belastingverhogingen, zoals van de btw, de accijnzen en noem ze maar op. Zien mevrouw Vermeij en de PvdA in dat al die belastingverhogingen hebben geleid tot de werkloosheid en de crisis en die veroorzaakt hebben? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik ben historicus, dus we gaan een beetje geschiedschrijving doen. De crisis is niet veroorzaakt door welke politiek dan ook, maar wel door een financiële mondiale crisis en een aantal grote financiële instellingen die de boel behoorlijk op scherp hebben gesteld. Dat heeft gevolgen voor dit land gehad, maar wij krabbelen er wel als een van de eerste Europese landen uit. Als we willen kijken naar het inkomensplaatje van ouderen en dat vergelijken met dat in andere landen, dan zijn de Duitsers en de Fransen jaloers op ons en laten we het helemaal niet over de Italianen hebben. We doen het hier gewoon beter. 

Gaat het dan goed? Nee, het gaat niet goed genoeg. Hebben mensen dan nog steeds pijn? Ja, mensen hebben nog steeds pijn, maar we zetten wel voorzichtige stappen. Juist voor degenen met alleen AOW en een klein pensioen treft dit kabinet een aantal maatregelen die de heer Madlener moeten aanspreken, waardoor het leed verzacht wordt en er soms een kleine min, maar ook soms een heel kleine plus in staat. 10% van de ouderen heeft alleen AOW. Die uitkering wordt twee keer per jaar geïndexeerd. Dat is €255 per jaar erbij. Gaat het dan goed? Waarschijnlijk niet in al die huishoudens, maar het is wel een stap. 

De heer Madlener (PVV):

Het lijkt wel of ik met iemand spreek die in een heel ander land woont. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat is echt niet waar. Dat kan ik ontkennen. 

De heer Madlener (PVV):

Als ik om mij heen kijk en met ouderen spreek, dan gaat het over die enorme huurverhogingen en de verhoging van de accijns en van de btw. Iedereen voelt zijn koopkracht dalen en iedereen ziet de torenhoge werkloosheid. Dat is on-Nederlands. Dat zijn recordcijfers, door dit kabinet. Mevrouw Vermeij zegt dat het door de crisis komt en niet door het kabinetsbeleid. Ik vind het toch wel schokkend dat de Partij van de Arbeid als regeringspartij totaal geen verantwoordelijkheid neemt voor de crisis die er nu is. Dat zien we ook terug in dit ontkennende antwoord. Ik vraag de PvdA om nog eens goed te spreken met mensen. Ik geloof dat het partijbestuur heeft gezegd: ga het land in. Dat raad ik ook aan, want kennelijk is zij totaal wereldvreemd geworden. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Het is ingewikkeld om met een lid van de PVV te debatteren over verantwoordelijkheid nemen, want zij is weggelopen op een heel moeilijk moment. Die verantwoordelijkheid heeft de PvdA genomen, dat kan de heer Madlener niet ontkennen. Die verantwoordelijkheid zit er ook in dat wij ervoor zorgen dat de ouderenkorting voor mensen met een klein pensioen omhoog gaat, zodat mensen iets meer overhouden, als zij alleen AOW en een klein pensioen hebben. Dat is eerlijk delen. Mensen met meer inkomen betalen ook meer in dit land. Dat is ook kabinetsbeleid en dat zijn ook politieke keuzes. Ik spreek dagelijks met mensen. Ik nodig hen ook uit. Je hoeft niet alleen de straat op, want zij komen vanzelf hier naartoe. Die verhalen verschillen. Daarom zeggen koopkrachtplaatjes ook niet alles. Sommigen hebben het nog slechter en sommigen hebben het beter dan in die koopkrachtplaatjes. We weten ook allemaal dat de groep ouderen zeer divers is. Er is een grote groep met alleen AOW, maar we weten ook dat er een groep ouderen is die door werk behoorlijk wat verdiend heeft en daar ook ten volle van geniet. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Daar wou ik het bij laten. 

De voorzitter:

Dan heeft mevrouw Karabulut nog een vraag. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Vermeij had het erover dat een groep ouderen er €250 bij zou krijgen. Ik heb hier de cijfers van het Nibud. Als die verkeerd zijn, moet zij bij het Nibud zijn. Ik zie dat alleenstaande ouderen met AOW er €2 op vooruitgaan. Dan kom je niet aan die €250. Alleenstaande ouderen met €2.500, een klein pensioen, gaan er ook iets op vooruit, maar de rest staat vet in de min. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb het over de indexatie van de AOW. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit gaat over de koopkracht, dus wat mensen overhouden, mevrouw Vermeij, met alle kabinetsmaatregelen erbij. Waar hebt u het over? Of ontkent u dit verhaal? 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik ontken het niet, maar het Nibud zegt in hetzelfde persbericht ook heel duidelijk dat dit plaatje niet van toepassing is op alle huishoudens. Dit is een plaatje waarin de huurverhogingen en de zorgkosten zijn meegenomen, maar niet alle zorgkosten. Het afschaffen van de AWBZ-bijdrage weer niet. Vermogens ook niet. Die zitten er niet in. Ik wil niet zo'n heel technisch debat aangaan. De CPB-plaatjes kloppen, de indexatie van de AOW klopt en de generieke cijfers van het Nibud kloppen, dat is mevrouw Karabulut met mij eens, maar zij zijn alledrie verschillend. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Feit is dat ouderen al vijf jaar in de min staan en ook dit jaar gewoon weer geld inleveren. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Feit is dat een hoop ouderen in de min staan, maar niet alle ouderen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Voor D66 gaat het om de koopkracht van iedereen. Ouderen zijn daarbij een bijzondere groep, zeker in een tijd waarin veel pensioenfondsen niet hebben kunnen indexeren of zelfs hebben moeten korten. Maar in algemene zin zien we dat de effecten van de crisis iedereen hebben geraakt en dat de overheid, die orde op zaken moet stellen in de begroting, maatregelen moet nemen die iedereen in de portemonnee voelt. Dan heb ik het nog niet over mensen die hun baan zijn verloren of die als zzp'er veel van hun opdrachten zijn kwijtgeraakt, want ook voor hen heeft de koopkracht zich anders ontwikkeld en is die veel negatiever dan uit de plaatjes blijkt. 

Ik heb nog een aantal specifieke vragen aan de minister. In de koopkrachtplaatjes wordt voor ouderen meegenomen dat het pensioen soms wordt gekort. Ook voor werkenden leidt dit tot minder pensioenafspraken. Omdat dit geld echter nog in kas zit bij de fondsen zie je dat niet in de koopkrachtplaatjes. Kan de minister de orde van grootte daarvan aangeven, zodat we de cijfers voor degenen die met pensioen zijn en degenen die nog werken beter kunnen vergelijken? Ik constateer overigens wel dat met het nieuwe toetsingskader de kans op abrupte kortingen ineens een stuk kleiner wordt, omdat pensioenfondsen hun maatregelen over meerdere jaren mogen uitsmeren. Dat lijkt mij pure winst. 

Natuurlijk moet je niet alleen over koopkracht praten, maar moet je er politiek ook wat aan doen. Dat heeft mijn fractie gedaan door te streven naar een gebalanceerd koopkrachtbeeld. Daarbij heb ik het niet over de anderhalf miljard lastenverlichting in de begroting van 2015, waardoor de meeste groepen er toch op vooruitgaan. Een groep gaat er in het bijzonder op vooruit. Dat zijn alleenstaande ouders met een inkomen rondom het minimumloon. Zij gaan er bijna 10% op vooruit. Werken loont, zo schrijft het kabinet. Werken kost althans geen geld meer. De minister schrijft in antwoord op vragen van collega Van Klaveren dat de armoedeval voor alleenstaande ouders in de bijstand die een baan vinden nu is opgelost. Dat vind ik toch wel erg optimistisch, als inmiddels is gerealiseerd dat een bijstandsmoeder die vier dagen in de week gaat werken er 1% op vooruitgaat. Ik vind het juist grote winst dat zij er niet gewoon centen op achteruitgaat. Mijn fractie heeft de betreffende wet ook uit volle overtuiging gesteund, maar er is nog heel veel werk te doen als iemand er één tientje in de maand op vooruitgaat als hij 32 uur gaat werken. Is de minister het met mij eens dat we daar nog een hele wereld te winnen hebben? In algemene zin blijft het natuurlijk buitengewoon jammer dat de belastinghervorming op de lange baan dreigt te worden geschoven. Deze belastinghervorming moet ervoor zorgen dat werken meer gaat lonen, dat meer mensen aan de slag komen, zodat we op die manier de koopkracht echt kunnen verbeteren. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Voorzitter. Dit debat is al een jaar geleden aangevraagd. Het werd gisteren van de agenda afgevoerd en het is er op een bijzondere wijze toch weer op gezet. In de tussentijd hebben we het al vaker over de koopkracht gehad. Anderen hebben daar ook al op gewezen. 

Ik houd het graag bij de actualiteit. Gisteren kwam het Nibud met nieuwe cijfers en eigenlijk bevestigen die wat wij al bij de Miljoenennota en in de zogeheten loonstrookjesbrief van het kabinet vlak voor kerst hebben gezien, namelijk dat de loonstrookjes er overwegend positief uitzien. Wij vinden dat goed nieuws. Het is wel eens anders geweest, maar toen voerden we hier ook een heel ander debat. Het is een moeilijke tijd geweest en het is nog steeds een moeilijke tijd. Het is voor niemand een vetpot en je ziet ook minnen in de koopkracht. Mijn fractie is van mening dat het kabinet probeert evenwichtig te verdelen, ook over ouderen. Je ziet bijvoorbeeld dat de AOW is geïndexeerd, maar de kinderbijslag niet. Er wordt dus wel degelijk wat gedaan voor ouderen om dat evenwichtig te maken. 

Wat de VVD ook belangrijk vindt aan de koopkracht — en dat is gelukt — is dat de werkenden toch plusjes laten zien. Het is weliswaar geen vetpot, maar de mensen die werken, gaan erop vooruit. 

Tot slot wil ik nog een relativering bij de koopkracht aanbrengen. Het zegt namelijk niet alles. Zelfstandigen zitten er vaak niet in, promotie en ontslag zitten er niet in en evenmin speelt het een rol als je een relatie krijgt of gaat scheiden. Dat zijn eigenlijk de factoren die je koopkracht bepalen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Mulder had het over een evenwichtig beleid. In de Nibud-cijfers staan er twee groepen vet in de min: de werkenden en de ouderen. Een deel van de werkenden houdt uiteindelijk weinig over vanwege alle bezuinigingsmaatregelen. Wat vindt de heer Mulder hier rechtvaardig aan? Ik noem maar een aantal maatregelen: het verhogen van de AOW-leeftijd, het korten van de AOW-tegemoetkoming, het korten van de algemene inkomensondersteuning voor ouderen en het toepassen van middelloonregelingen waardoor lagere pensioenen worden gegenereerd. Ik kan zo nog wel even doorgaan. Dit zijn allemaal maatregelen waarmee geld wordt weggeharkt bij de ouderen. Dit geld komt niet terecht bij de groep die het heel hard nodig heeft. Dit geld verdwijnt gewoon, via Nederland naar Europa en vaak naar het grootkapitaal. Hoe kan de VVD dit evenwichtig en rechtvaardig vinden? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Wat mevrouw Karabulut misschien niet weet, is dat wij een crisis hebben gehad, gewoon een crisis. Dit betekent dat aandelenkoersen in elkaar zakken en dat pensioenen niet kunnen worden geïndexeerd. Wij zitten daar in. Er zijn geen grote plussen te verdelen geweest in de afgelopen jaren, nu nog steeds niet. Gegeven het feit dat er een crisis is, proberen wij er toch iets aan te doen. Vandaar dat wij de indexatie van de AOW voorstellen om het toch nog wat evenwichtig te maken. Laten wij eerlijk zijn: het was een crisis en dan moet je niet verwachten dat het een vetpot is. Tenzij je zegt: wat kan mij die crisis of de overheidsfinanciën schelen — sommige partijen hier willen dat zo — en laat alles maar oplopen, want het doet er niet toe. Je moet de overheidsfinanciën toch op orde maken. Je moet daarvoor bezuinigen en dat kost geld. Dit merk je in de koopkracht. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja, dat kost geld. De crisis is inderdaad geen natuurverschijnsel geweest. De crisis is veroorzaakt door neoliberaal beleid, omdat bankiers en het grootkapitaal maar hun gang mochten gaan, ook van de VVD. Er ligt dan wel een rekening. Waarom weigert de VVD om een miljonairsbelasting in te voeren — miljonairs hebben het wel goed gehad de afgelopen jaren — en stemt de VVD wel in met het massaal korten en pakken van onze ouderen, ongeacht hun inkomen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

De crisis is ontstaan in Amerika toen de overheid hypotheken begon te garanderen. Ik weet niet of dat liberaal is. Volgens mij is dat overheidsingrijpen, waardoor de hypotheekmarkt in Amerika eindeloos is begonnen te groeien. Dit heeft niets te maken met liberaal en al helemaal niet met het scheldwoord "neoliberaal", maar dat terzijde. De inkomensverdeling in Nederland, gekoppeld aan een heel hoog welvaartsniveau, is één van de meest gelijke van de wereld, vlakker kan bijna niet. Je kunt proberen haar helemaal plat te slaan, maar laten we het ook laten lonen als mensen willen werken. Dit even in reactie op de opmerking over miljonairs. 

De heer Madlener (PVV):

De VVD-woordvoerder begint ook weer over het ontstaan van de crisis in Amerika. Wij hebben het over een moment van acht jaar geleden, geloof ik. Hij spreekt over aandelenkoersen, maar ik zie inmiddels recordaandelenkoersen op de borden. Waar heeft hij het over?! Is de heer Mulder het nu wel of niet eens met al die economen die zeggen dat de huidige crisis in Nederland vooral wordt veroorzaakt door koopkrachtverlies van de consumenten? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Als je vertrouwen in de economie wilt hebben, moet je beginnen met het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Een tekort is niets anders dan een uitgestelde belasting of een uitgestelde besparing. Je moet mensen zekerheid bieden. Als je ze op orde hebt, kun je daaraan weer bouwen. Het helpt niet om te doen wat de PVV midden in de crisis van 2012 heeft gedaan: heel hard weglopen voor je verantwoordelijkheid. Het helpt ook niet om daarna een verkiezingsprogramma te maken dat gewoon kaas is, een financiële gatenkaas. De overheidsfinanciën zullen eerst op orde moeten worden gebracht en daarna zal voor groei van de economie moeten worden gezorgd. Wij zien dit langzaam gebeuren. Je zag de werkloosheid langzaam afnemen, ondanks dat het de afgelopen maand iets minder was. We gaan langzaam de goede kant op, mijnheer Madlener, niet dankzij u, maar ondanks u! 

De heer Madlener (PVV):

Ik denk dat het CPB, dat ons verkiezingsprogramma heeft doorgerekend, hier niet blij mee zal zijn, want … 

De heer Anne Mulder (VVD):

Gatenkaas! 

De heer Madlener (PVV):

… ons verkiezingsprogramma klopte als een bus. Er was geen gat in te bespeuren. Ik verwijs maar even naar het CPB, dat lijkt mij wat objectiever. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Het blijft een gatenkaas en het CPB heeft … 

De voorzitter:

Mijnheer Mulder, mijnheer Mulder, u hebt niet het woord! 

De heer Madlener (PVV):

De woordvoerder van de VVD voelt zich helemaal niet verantwoordelijk voor de huidige crisis. De werkloosheid valt volgens hem ook mee en het gaat allemaal goed met Nederland. In welk land leeft hij? Ziet hij al die massaontslagen niet? Ziet hij al die consumenten niet, die geen geld meer over hebben? Ziet hij al die accijns- en btw-verhogingen niet? De heer Mulder noemt het bezuinigingen, maar het zijn ordinaire belastingverhogingen. Is de heer Mulder het met mij eens dat de VVD tijdens de verkiezingen, nog geen twee jaar geleden, belastingverlaging beloofde, maar nu samen met de PvdA de belastingen heeft verhoogd? Ziet de heer Mulder de schade die de VVD Nederland daarmee heeft berokkend? 

De heer Anne Mulder (VVD):

De werkloosheid is natuurlijk veel te hoog; mijn buurman is werkloos en dat hakt er hard in. Als je kijkt naar Nederland — de heer Madlener probeert het voor te stellen als kommer en kwel — in vergelijking met de rest van Europa, dan doen wij het veel beter dan de andere landen. Dit komt door een goed beleid. Wij proberen de overheidsfinanciën op orde te krijgen. Wij doen dat liever door te bezuinigen, maar helaas moet het ook door een aantal belastingverlagingen. Wij komen daar nu langzaam uit. Dat is echt — ik zeg het nogmaals — ondanks de PVV, want die partij had toch in het Catshuis wel het record "verantwoordelijkheid ontlopen". 

De voorzitter:

Ik dank u voor uw bijdrage. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft om een korte schorsing gevraagd om zich voor te bereiden op zijn antwoord. 

De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.02 uur geschorst. 

De voorzitter:

De minister heeft aangegeven dat hij begint met een korte inleiding. Ik stel voor dat u hem de gelegenheid geeft om deze te houden, voordat u vragen stelt. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Op zich is het helemaal niet erg dat dit debat een jaar later plaatsvindt dan het aanvankelijk was gepland. De discussie is al lang gaande en ze gaat nog wel even door. Dat is begrijpelijk. In een periode dat er ontzettend veel is veranderd, dat we een enorme economische crisis hebben meegemaakt en we als overheid heel veel maatregelen hebben moeten nemen, is de discussie over de koopkracht springlevend. We kennen echter ook allemaal de nadelen van discussies over koopkracht. Ze gaan altijd over heel grote groepen en zeggen daardoor weinig over het individu. Het is waar dat sommige ouderen er enorm op vooruitgegaan zijn sinds 2000, maar er zijn ook ouderen enorm op achteruitgegaan. Daar is door de Kamer op gewezen. Het beste is dan om te proberen om feitelijk te beschrijven wat er aan de hand is, zonder dat we elkaar betichten van allerlei lelijke dingen. Het is namelijk allebei zo. Het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de positie van ouderen is zeer grondig geweest. Daarbij is zowel gekeken naar groepen, als naar individuen. Maar ook dit onderzoek beschrijft niet iedere individuele oudere en al helemaal geen mensen die vroeger niet oud waren, maar nu wel oud geworden zijn. Dat is de makke van iedere discussie over koopkracht. 

Het is evident dat ouderen de afgelopen jaren last hebben gehad van de economische teruggang, zoals alle Nederlanders daar last van hebben gehad. Bij ouderen werd dat primair veroorzaakt door wat er bij de pensioenfondsen is gebeurd. Het niet indexeren of zelfs korten heeft veel mensen vele procenten aan koopkracht gekost. Er zijn berekeningen waaruit blijkt dat het cumulatieve verschil maar liefst 15% kan zijn. Deze enorme klap heeft echter niet iedere oudere gevoeld en ook niet iedere oudere in een vergelijkbare inkomensgroep. Het hangt er immers vanaf bij welk pensioenfonds men zit. Ik ga straks in op de vraag wat het betekent voor de toekomst en voor het financieel toetsingskader, maar het is belangrijk om ons dit te realiseren. 

Het kabinet heeft de afgelopen jaren een reeks maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat Nederland financieel gezond blijft, dat we ons herstellen en dat er weer groeivermogen in de economie zit. Over deze maatregelen hebben we in de Kamer zeer veel gesproken. Het vergde forse veranderingen, maar die waren wel nodig. Je ziet dat het werkt. Je ziet dat de economische groei terugkomt, dat de overheidsfinanciën onder controle komen en dat we er daarmee in slagen om de mooie dingen van de verzorgingsstaat in Nederland te behouden. De AOW, toegankelijke zorg en goed onderwijs willen we niet alleen voor de huidige generatie behouden, maar juist ook voor de toekomstige generaties. Dat spreekt veel ouderen aan. Zij hebben de verzorgingsstaat opgebouwd en zij zien graag dat deze voor toekomstige generaties, de generatie van hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, blijft bestaan. Dat is alleen mogelijk door veranderingen aan te brengen en dat hebben we gedaan. 

Als je kijkt naar de koopkrachtontwikkeling bij ouderen, zie je dat 2011 en 2012 slechte jaren waren, net als voor alle andere Nederlanders. In 2013 zie je een dip, maar in 2014 zie je een stijging van de koopkracht en in 2015 komt de mediaan op nul. Dat betekent dat ongeveer de helft van de mensen er iets op vooruitgaat en de andere helft er iets op achteruitgaat. Het kabinet kiest ervoor om juist de mensen zonder aanvullend pensioen te ontzien. Dat doet het door te indexeren en allerlei maatregelen te nemen om de koopkracht te bevorderen. En nee, een vetpot is het bepaald niet — wat dat betreft heeft de heer Mulder gelijk — maar juist de mensen met alleen AOW of met een klein aanvullend pensioen zijn ontzien. Mensen met een groter aanvullend pensioen zijn wel degelijk geraakt, maar nogmaals: dat komt vooral door de kortingen van de pensioenfondsen. 

De voorzitter:

Was dit uw inleiding? 

Minister Asscher:

Ja, voorzitter. 

De voorzitter:

In dat geval geef ik het woord aan mevrouw Karabulut. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister zei het zelf al: we kennen natuurlijk alle maatregelen die het kabinet heeft genomen. We hebben er uitvoerig over gesproken. Ik denk dat het begrip in de samenleving wel eens vies zou kunnen tegenvallen, laat staan dat ouderen het ermee eens zijn. De tijd zal het uitwijzen. In die zin leeft de minister van Sociale Zaken soms ietwat in een andere realiteit. De minister schrijft in zijn brief dat de kortingen op pensioenen en de daaraan gekoppelde inkomensachteruitgang van ouderen in de toekomst ingehaald kunnen worden door het indexeren van de pensioenen. Wat gebeurt er als blijkt dat dit ook dit jaar niet het geval zal zijn? Is de minister dan bereid om naar het kader te kijken op basis waarvan bepaald wordt of er al dan niet gekort wordt, of in ieder geval te onderzoeken of daar een relatie tussen bestaat? 

Minister Asscher:

Die vraag heeft mevrouw Karabulut ook in de eerste termijn gesteld. Ik wil de vraag zeker beantwoorden en ik pak deze er nu ook vast bij. Natuurlijk hopen we dat de pensioenfondsen weer gezond zijn en de dekkingsgraden weer op orde zijn, zodat er weer kan worden geïndexeerd en er in ieder geval niet meer hoeft te worden gekort. Of dat gebeurt, hangt af van de resultaten van de pensioenfondsen. Je moet er niet al te makkelijk van uitgaan dat dit bij alle pensioenfondsen in orde is. Immers, de dekkingsgraden hangen samen met de beleggingsgraden en de rendementen die zij halen. Lage rente is voor pensioenfondsen vanuit dit perspectief vaak slecht nieuws. De rente staat nog altijd historisch laag. Je kunt er dus niet zomaar van uitgaan dat dit zal gebeuren. Je ziet wel dat de gezondheid van pensioenfondsen is toegenomen, maar garanties daarop zijn niet aan de orde en zij kunnen zeker niet van de overheid komen. In het nieuwe financieel toetsingskader hebben we in ieder geval één ding bereikt: door de mogelijkheid om over een aantal jaren te kunnen kijken naar verwacht rendement en verwachte percentages, zijn de schoksgewijze kortingen, zoals we de afgelopen jaren helaas hebben gezien en die veel ouderen hebben getroffen, veel minder waarschijnlijk dan in het verleden. Dat lijkt mij winst voor de stabiliteit van het stelsel, voor de inkomenspositie van ouderen met een aanvullend pensioen en voor toekomstige generaties die ook moeten kunnen rekenen op een goed pensioen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Maar nu wil ik het toch even heel scherp krijgen. De minister suggereert in zijn brief dat het inderdaad pijnlijk was dat we op nul stonden en dat er de afgelopen jaren is gekort op de pensioenen, maar dat dit in de toekomst zal worden ingelopen. Is dat het geval? Als mocht blijken dat het dit jaar weer niet het geval is, is de minister dan bereid om te kijken of het financieel toetsingskader daarmee te maken heeft en of dit wellicht enige aanpassing behoeft? En dan heb ik het dan nog niet eens over het ongedaan maken van de korting. 

Minister Asscher:

Of er kan worden geïndexeerd en of er inhaalindexatie kan plaatsvinden, hangt af van de financiële gezondheid van de pensioenfondsen. Dat is ook logisch, want je kunt geen geld uitkeren als er onvoldoende geld overblijft voor toekomstige gepensioneerden. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben het financieel toetsingskader zeer recent aangenomen. Daarbij zijn alle voorspellingen, ramingen en inzichten in de pensioenontwikkeling in acht genomen. Het zou wel heel merkwaardig zijn om dat nu, op 22 januari, te gaan wijzigen. Dat stelsel moet nog jaren mee. De mensen moeten daarop kunnen rekenen en vertrouwen voor hun pensioen. Ik hoop zeer dat de gezondheid van de pensioenfondsen de komende jaren op orde is, zodat ouderen niet alleen hun pensioen krijgen, maar ook indexatie en, waar dat aan de orde is, inhaalindexatie. Ik kan dat echter niet garanderen. 

Ik kom bij de tabel die de heer Krol heeft getoond en die deels wordt gevalideerd door dan wel is gebaseerd op het stuk van de heer Van Praag. Daar is echter wel iets op af te dingen. Aan de ene kant is het inderdaad zo dat, als je kijkt naar een groep, dit niet alles zegt over de ontwikkeling bij een individu. Anders dan de heer Krol leek te suggereren, is daar ook in het ibo wel degelijk naar gekeken. Aan de andere kant blijft het relevant om de positie van de groep ouderen te vergelijken met anderen, omdat je dan ziet dat de kwetsbaarheid veel lager is. Kwetsbaarheid kan een reden zijn voor overheidsingrijpen. Als je vervolgens ziet dat de kans op armoede onder de groep ouderen de laagste is van alle leeftijdsgroepen, zegt dat wat. De heer Van Praag lijkt te suggereren dat er in ons land sprake is van een herverdeling van oud naar jong. Het is dan goed om even naar de feiten te kijken. De meer dan 30 miljard AOW per jaar is namelijk veel eerder te kenschetsen als een herverdeling van jong naar oud dan andersom. Dat is iets om trots op te zijn in dit land. We willen immers dat mensen een fatsoenlijke oudedag hebben. Het blijft van belang om niet alleen te kijken naar een koopkrachtplaatje of een standaardhuishouden om ons te realiseren dat individuele maatregelen grote effecten hebben op groepen Nederlanders. Er is dan ook wel degelijk, secuur, zorgvuldig en onafhankelijk in dat onderzoek gekeken naar de ontwikkeling van de vermogens- en inkomenspositie van ouderen. Je ziet dan dat zij, net als alle Nederlanders, zijn geraakt door de economische crisis. Maar het verwijt dat zij onevenredig hard zijn geraakt, blijkt nergens uit. Ik zie dan ook geen reden om weer nieuwe koopkrachttabellen te maken. Die koopkrachttabellen maken we altijd op dezelfde manier. Dat maakt ze beter vergelijkbaar, ook als dat het kabinet niet goed uitkomt. Soms is een standaardhuishouden heel ongunstig om eruit te lichten, maar dat doen we om goede redenen. De Kamer kan daarmee goed controleren of de voorstellen van het kabinet de verwachte effecten op de koopkracht hebben en zich daarover een oordeel vormen. 

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over de communicatie rond de AOW-partnertoeslag. Waar het hier een afspraak van twintig jaar geleden betreft vraagt hij terecht of mensen daarvan wel op de hoogte zijn. In het najaar van 2014 heeft er een uitgebreide campagne plaatsgevonden om burgers te informeren over die aankomende afschaffing. Het ging om advertenties in dagbladen, radiospots, artikelen in huis-aan-huisbladen en onlinemiddelen. Die campagne heeft ook in de voorgaande jaren ieder jaar plaatsgevonden. Jaarlijks wordt de bekendheid met de afschaffing van de partnertoeslag gemeten, ook weer na deze campagne. De bekendheid onder de mensen die als eersten geconfronteerd zullen worden met de afschaffing — dat zijn mensen tussen de 59 en 64 jaar met een jongere partner — is boven de 75%. 

Vervolgens heeft de heer Omtzigt gevraagd wat we doen aan de communicatie over de ouderenkorting box 3 2016. Het doel is ook hier om de groep ouderen die daarmee te maken gaat krijgen, ruim van tevoren te informeren. Op dit moment is de Belastingdienst aan het onderzoeken op welke manier zij de doelgroep zo goed mogelijk kan bereiken. 

Verder heeft de heer Omtzigt aandacht gevraagd voor het bekende fenomeen dat mensen met 65 jaar met AOW gaan maar pas later hun aanvullend pensioen in zien gaan, of precies andersom; de heer Omtzigt begrijpt in ieder geval wat ik bedoel, het kan allebei. We zien dat het vaak wel degelijk mogelijk is om het aanvullend pensioen eerder in te laten gaan. Vaak betekent het wel dat het lager uitpakt maar dat is op zichzelf fair omdat het dan actuarieel neutraal is. Ik zou hier willen benadrukken dat het in de eerste plaats aan sociale partners is om daar afspraken over te maken. Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde waar cao-partners afspraken over maken. Het kabinet is van mening dat vooral gestimuleerd moet worden dat ouderen langer door blijven werken. 

De heer Omtzigt (CDA):

Bij pensioenfondsen is dat een zaak van sociale partners. Hoewel deze keuzemogelijkheid wat mij betreft logisch zou zijn in de Pensioenwet, zien we vooral bij verzekeraars dat polissen niet worden veranderd, vooral als mensen een oude polis hebben en niet meer bij hun werkgever zitten. Dan worden ze gewoon niet aangepast en gaat de verzekeringspolis dus in ofwel op 1 januari van het jaar dat je 65 wordt ofwel op je 67ste verjaardag, maar niet wanneer de AOW ingaat. Ik vraag de regering om een of twee maanden na te denken over dat probleem en met een brief te komen over de wijze waarop het kan worden opgelost. Dan kan in individuele gevallen waarin mensen gedwongen ontslagen worden omdat ze de AOW-leeftijd bereiken — daarover hebben de sociale partners niets meer te zeggen — ook op dat moment het pensioen ingaan. 

Minister Asscher:

Ik dank de heer Omtzigt voor deze precisering. Met inachtneming van het verwachtingsmanagement dat hier past, omdat het contracten zijn die men sluit met private verzekeringsmaatschappijen om aanvullende inkomensverzekeringen af te sluiten en de overheid daarop niet direct mag en kan ingrijpen, begrijp ik het punt dat de heer Omtzigt aanstipt. Ik zeg hem toe om hierop terug te komen, maar zonder de pretentie dat ik het kan oplossen. Ik wil me er echter wel over buigen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder, minister. 

Minister Asscher:

Ik zie dat dit inderdaad buiten het domein van de sociale partners gelegen is. Daarin heeft de heer Omtzigt gelijk. 

Voorzitter. De heer Krol vroeg om inzet om snelle duidelijkheid te krijgen van gemeenten over specifieke inkomensondersteuning. Dat lijkt mij heel belangrijk; daar heeft de heer Krol gelijk in. Wij doen ook ons best. Het is onmogelijk om alle gemeenten daarin te ondersteunen. Dat is ook onnodig. In het overleg met de gemeenten over maatregelen met betrekking tot kwetsbare doelgroepen is het goed om ons te realiseren dat "de oudere" die misschien bestond ten tijde van de Ouderennota van 1970, een kwetsbare, niet werkende, vaak zieke mens, er niet is. Het gaat om een enorm grote bevolkingsgroep met voor een groot deel actieve, vitale, participerende Nederlanders. Ons denken over die groep moet daarop worden aangepast. Je ziet ook dat de zorgkosten van mensen tussen de 65 en de 75 nauwelijks afsteken bij die van de groep daaronder. In de genoemde groep zijn ze ietsje hoger, maar na de 75 neemt dat pas echt toe. In alle uitlatingen die we doen over "de oudere" past het om ons te realiseren dat het heel verschillende groepen mensen zijn, rijke ouderen, arme ouderen, zieke en gezonde ouderen, actieve en niet meer actieve ouderen. In dit verband denk ik dat het vooral belangrijk is dat de gemeente de kwetsbare ouderen weet te informeren over de gevolgen. Wij spreken regelmatig daarover met de gemeenten. Voor zover ik een overzicht heb van wat ze doen, ben ik ervan overtuigd dat ze daarmee zeer actief bezig zijn. In alle gemeenten wordt dat zo gevoeld. 

D66 vroeg naar de effecten van de pensioenkortingen op werkenden. Je ziet dat de effecten voor deze groep net zo groot zijn als voor niet-werkenden, in ieder geval in percentuele zin, zij het dat werkenden vaak nog minder hebben opgebouwd dan gepensioneerden. Dat is logisch, want ze zijn nog aan het werk. De korting slaat echter wel degelijk en evenzeer neer bij werkenden. Dat was de portee van de vraag. 

De heer Van Weyenberg zei namens D66 ook nog dat onze stelling dat de armoedeval is opgelost, hem iets te optimistisch in de oren klonk. Er is wel iets bijzonders bereikt. Jarenlang wist je dat je een dief van je eigen portemonnee was als je als alleenstaande vanuit de bijstand ging werken. Je moest echt honderden of duizenden euro's inleveren als je ging werken. Na aanneming van de wetsvoorstellen en het in werking treden per 1 januari van dit jaar van de nieuwe kindregelingen ga je er aanzienlijk op vooruit als je voltijds gaat werken voor het minimumloon. De heer Van Weyenberg heeft gelijk dat dit snel terugloopt naarmate je minder gaat werken. Dan komen we ook in een klem. Zou je de armoedeval helemaal willen oplossen, dan moet je ofwel veel meer aan inkomensoverdracht doen voor de werkenden, zozeer dat je ergens daarboven weer een enorm nadeel krijgt als je meer gaat werken, ofwel de uitkeringen verlagen. Dat laatste willen we niet, want we willen dat er in dit land een fatsoenlijk vangnet is als je niet kunt werken. Dus ja, de armoedeval is opgelost, althans in de definitie die wij hier kennen, want je gaat erop vooruit door te werken. Maar nee, we zijn nog niet klaar, want we willen dat ook korter werken sneller lonend wordt. Daarnaar zijn we nog op zoek, want daar blijf je in die klem zitten. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Hier sla ik even op aan. Ik vind het hartstikke goed dat inderdaad die ene groep — dat is dan ook echt de enige positieve uitzondering — van de alleenstaande ouders die werken voor het minimumloon, erop vooruitgaat. Dat is goed en daar prijs ik de minister voor. Maar wat gebeurt er met de alleenstaande moeder in de bijstand die wel werkt, maar onvoldoende uren? Waarom heeft deze minister de keuze gemaakt om die groep te korten op de inkomensondersteuning voor de kinderen en waarom maakt de minister niet de keuze voor een derde weg: het verruimen van de bijverdienregeling? Dan wordt werken voor deze groep ook lonend. Dat verdienen deze mensen. 

Minister Asscher:

Wij hebben uitgebreid gesproken over de positie van de alleenstaande ouder in de bijstand. Mevrouw Karabulut is een van de eersten geweest die mij scherp heeft ondervraagd toen wij in de eerste berekeningen zagen dat die groep er misschien tussen de 4,75% tot 6% op achteruit zou gaan als gevolg van de kindregelingen. Mede om die reden hebben wij daar enorm aan geschaafd en geschuurd en hebben wij het kindgebonden budget sterk opgehoogd. Het feit dat alleenstaande ouders die gaan werken er 10% op vooruitgaan — een beetje heel veel — heeft ermee te maken dat dat kindgebonden budget met die kop voor alleenstaande ouders aanzienlijk is verhoogd. Door die interventies is die alleenstaande moeder van min 4,75% naar iets boven de min 1% gegaan. Dat is nog steeds een achteruitgang — dat geef ik toe — maar er is heel veel bereikt. Je behoudt een fatsoenlijke uitkering voor mensen die dat nodig hebben. En als zo'n vader of moeder weer gaat werken, dan verdient hij of zij er wat mee. Dat komt nog allemaal naast wat je doet in de kinderopvang om mensen te faciliteren om weer aan het werk te gaan. Er worden ook op lokaal niveau allerlei initiatieven genomen om mensen weer aan het werk te krijgen. Het op deze manier oplossen van de armoedeval vind ik zeer goed te verdedigen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Het zou fijn zijn als ik dan ook antwoord zou krijgen op mijn vraag. De minister vertelt dat het allemaal nog veel erger had kunnen zijn en dat hij een beetje geluisterd heeft. Nou prima, maar wat mij betreft hadden deze mensen er gewoon op vooruit moeten gaan. Juist in de groep alleenstaande ouders die minder uren werken, zit de erfelijke armoede. Deze mensen hebben het het zwaarst. Recent is daar weer een rapport over verschenen. Het kan beter. Is de minister bereid om te onderzoeken of de bijverdienregeling kan worden verruimd voor de groepen die minder werken? Dat kan een oplossing zijn voor die vrouwen die zich het leplazarus werken, maar alleen wat minder uren. Zij houden daar eigenlijk geen cent aan over en zijn verdoemd tot armoede. 

Minister Asscher:

Je wilt ook de afhankelijkheid van een uitkering weg hebben. Je wilt niet dat mensen voor een langere periode in de bijstand blijven zitten. Je wilt dat men eruit komt. Je wilt dat mensen niet meer van de gemeente afhankelijk zijn om in hun bijstand te voorzien. Daarbij gaat het echt om de vraag wat het effect is van het voorstel dat de SP hier doet. Daar ben ik minder optimistisch over dan de SP. Ik ben bang dat de lessen uit het verleden laten zien dat mensen erbij gebaat zijn als zij een echte baan vinden waarmee zij in hun inkomen kunnen voorzien, zodat zij afscheid kunnen nemen van de bijstand. Mensen zijn er heel trots op als dat lukt. Zij verdienen daar een betere beloning voor en die krijgen zij sinds 1 januari van dit jaar. Dat lijkt mij iets om met elkaar te vieren. 

Daarmee ben ik gekomen aan het eind van mijn betoog. 

De heer Madlener (PVV):

Ik heb een aantal vragen gesteld over de effecten van de maatregel van Mario Draghi om die geldhoeveelheid te verruimen. Welk effect zal dat hebben op de pensioenfondsen? Ik hoor steeds dat de inflatie omhoog moet, maar de gepensioneerden worden daar niet voor gecompenseerd. 

Ik herinner ook aan mijn vraag over het zo snel verhogen van de AOW-leeftijd, waardoor mensen in de problemen komen. De werkloosheid is hoog. Jongeren komen niet meer aan de bak. Waarom gelooft deze minister in het zo verhogen van de pensioenleeftijd, terwijl de arbeidsmarkt daar helemaal niet om vraagt? 

Minister Asscher:

Ik kan onmogelijk iets zeggen over de maatregel van de Europese Centrale Bank. Dit speelt zich op dit moment af. Wij zien dat de inflatie in de eurozone ongelofelijk laag is, zo laag dat het een risico voor de economie vormt. Ik weet niet met welke maatregelen men zal komen, laat staan dat ik het effect daarvan kan berekenen op onze pensioenfondsen. Voor pensioenfondsen is de inflatie van belang, maar ook de rente; daar had ik het net al even over. Laten we wel zijn over het verhogen van de pensioenleeftijd. In een periode van tien jaar is de uittreedleeftijd in Nederland gigantisch gestegen. Dat is maar goed ook. Nederland wordt daarvoor ook gecomplimenteerd, bijvoorbeeld door de OESO. Als je het niet zou doen, zou je met steeds minder mensen steeds duurdere collectieve voorzieningen moeten onderhouden voor een enorm grote, uitdijende groep mensen. Je ziet nu dat mensen langer doorwerken. We moeten ons uiterste best doen om ze daartoe in staat te stellen. Ze moeten gezond blijven, ze moeten met plezier hun werk doen en er moet om- en bijscholing zijn. Al die maatregelen zijn belangrijk, zodat het ook echt kan. Het leidt er wel toe dat de verzorgingsstaat ook voor toekomstige generaties behouden kan blijven. Nederland is daar heel succesvol in; daar moeten we vooral mee doorgaan. 

De heer Madlener (PVV):

Het is toch opvallend dat heel veel Europese landen dat niet doen; zij gaan niet naar 67. Ook de Europese Unie, die wij zo spekken met die miljarden, doet dat niet; daar gaan ze al met 65 met pensioen, als het niet jonger is. Ik vraag me toch wel af wat er gebeurd is met de PvdA, want ik kan me nog herinneren dat er in een tijd van massawerkloosheid in de jaren tachtig geroepen werd ... 

De voorzitter:

Ik ga ingrijpen. Hier staat de minister van Nederland. Vragen over de Partij van de Arbeid moet u stellen als het lid van de Partij van de Arbeid hier staat. Dat is echt beter. Hier staat nu een vertegenwoordiger van het kabinet, ook uw kabinet. 

De heer Madlener (PVV):

Ik vind het toch moelijk om de heer Asscher los te koppelen van de Partij van de Arbeid. Arbeidsmarktbeleid is belangrijk voor deze minister. We hebben een enorme, massale werkloosheid. Jongeren komen niet meer aan de bak en staan jarenlang aan de kant. Dat doet mij denken aan de jaren tachtig. Toen werd er van een heleboel kanten geroepen: laten we eerder met pensioen gaan en plaatsmaken voor de jongeren. Mensen willen ook niet op hun 67ste met pensioen; zij willen eerder met pensioen. In heel veel beroepen houdt men het niet langer vol. De vraag is waarom dit kabinet, waarom de heer Asscher, doorgaat met het verhogen van de AOW-leeftijd terwijl de mensen werkloos worden. Het leidt tot extra werkloosheid. Waarom blijft de minister erin geloven? 

Minister Asscher:

In de eerste plaats zal ik het de heer Madlener niet kwalijk nemen dat hij mij niet los ziet van de Partij van de Arbeid. Ik ben ook nog lid van die partij; geen misverstand daarover. Ik voer alleen het woord namens de regering; ik kan hier geen partijstandpunten weergeven. Wel kan ik vertellen waarom het beter is dat we niet teruggaan naar de jaren tachtig. We zijn eigenlijk nog steeds met zijn allen aan het betalen voor de VUT, die toen zo massaal gebruikt is. Door een heel grote groep ouderen, ook gezonde, vitale en enthousiaste mensen die nog prima konden doorwerken eruit te duwen, laat je ontzettend veel menselijk kapitaal ongebruikt liggen. Dat kunnen we ons als land niet permitteren. Nu al hebben we dankzij de vergrijzing, gelukkig, ouderen die veel langer leven. Voor hen willen we goed zorgen. We willen dat er een goede AOW is en dat er goede, toegankelijke zorg is. Dat kost geld. Dat zal moeten worden opgebracht door mensen die werken. Met de redenering van de heer Madlener zeg je eigenlijk: laten we teruggaan naar de jaren tachtig, laten we mensen weer vanaf hun 60ste of 55ste van de arbeidsmarkt halen. Maar dan krijg je het niet voor elkaar. Dan gaat het land failliet en is de verzorgingsstaat kapot. De verantwoordelijkheid van dit kabinet is ervoor zorgen dat er financieel orde op zaken wordt gesteld, dat Nederland weer kan gaan groeien — zodat er weer banen bij komen — en dat de verzorgingsstaat voor de toekomst wordt veiliggesteld. Dan kunnen we ons niet alleen vandaag heel tevreden op de borst kloppen over welke populaire maatregel dan ook, maar hebben onze kinderen straks ook een fatsoenlijk pensioen. Dan is er voor kleinkinderen ook nog goeie zorg, en voor achterkleinkinderen ook nog goed onderwijs. 

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter? 

De voorzitter:

Nee, mijnheer Madlener, het gaat in tweeën. Daarmee is een eind gekomen aan de eerste termijn. Er is nog een tweede termijn, mijnheer Madlener, dus er zijn weer nieuwe kansen. Ik stel voor dat we gelijk doorgaan. Ik geef als eerste het woord aan de heer Krol van 50PLUS. 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de minister, met name voor zijn beantwoording en de toezegging over zijn pogingen in de richting van de gemeenten. Ik dank ook collega's mevrouw Karabulut, de heer Omtzigt, de heer Madlener en oud-collega Klein voor het aanvragen van dit debat. 

De minister blijft helaas nog een dempende statistische deken over het koopkrachtdebat leggen. Om hem te helpen om de koopkrachtontwikkeling van mensen individueel beter in beeld te brengen, dien ik twee korte moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het vanuit beleidsoogpunt wenselijk is een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de koopkrachtontwikkeling, zoals die zich in werkelijkheid heeft voorgedaan; 

overwegende dat de IBO-rapportage "Inkomen en vermogen van ouderen, analyse en beleidsopties" onder meer de koopkrachtontwikkeling tot 2010 heeft gevolgd, en hierbij in hoofdzaak uitgaat van de leeftijdscohortbenadering; 

overwegende dat het wenselijk is aanvullend méér inzicht te krijgen, welke koopkrachtontwikkeling ouderen ervaren hebben in de periode 2003-2013, en voor zover mogelijk over een langere periode; 

nodigt de regering uit, de koopkrachtontwikkeling van ouderen op basis van de geboortecohortbenadering vast te stellen, en de Kamer hierover binnen een maand te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 80 (29389). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het vanuit beleidsoogpunt wenselijk is een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de koopkrachtontwikkeling, 

overwegende dat de koopkrachtontwikkeling in de praktijk overwegend op basis van leeftijdscohorten bepaald en gevolgd wordt; 

overwegende dat het aanvullend en systematisch volgen van de koopkrachtontwikkeling van bevolkingsgroepen op basis van geboortecohorten, méér inzicht kan geven in de koopkrachtontwikkeling die mensen in de praktijk ervaren; 

nodigt de regering uit, een onafhankelijke verkenning uit te laten voeren naar de voor- en nadelen, en meerwaarde van het — op de langere termijn — volgen van de koopkrachtontwikkeling op basis van geboortecohorten, en hier ook het Nibud bij te betrekken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 81 (29389). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Hoewel de minister het misschien niet zo expliciet heeft uitgesproken, erkent hij wel degelijk dat mede door het maken van politieke keuzes de koopkracht van grote groepen ouderen structureel meerjarig is achtergebleven. De minister schrijft in zijn brief dat we dat wellicht kunnen inhalen. Daarmee suggereert hij dat dat zijn verwachting is. Om die reden dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de koopkracht van gepensioneerden al vanaf 2010 achterblijft bij de algemene koopkrachtontwikkeling; 

overwegende dat dit mede het gevolg is van het gedurende meerdere jaren niet-indexeren of zelfs korten van pensioenuitkeringen; 

verzoekt de regering, indien indexatie dit jaar wederom voor veel gepensioneerden uitblijft, te onderzoeken in hoeverre het nieuwe ftk hierop van invloed is en de inzichten hierover met de Kamer te delen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 82 (29389). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Wellicht kan de minister mijn centrale vraag beantwoorden, gezien alle bezuinigingsmaatregelen die op ouderen afkomen: wat heeft het kabinet tegen ouderen? 

De voorzitter:

Mevrouw Vermeij, u hebt nog een vraag naar aanleiding van de laatste opmerking? Kort graag, en geen vervolgvraag. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Het nieuwe financiële toetsingskader is mede aangenomen omdat het ertoe leidt dat er minder gekort gaat worden. Dat laat per definitie een positief effect voor de koopkracht van ouderen zien. Is mevrouw Karabulut dat met mij eens? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is de bedoeling, maar we weten dat bedoelingen niet altijd uitkomen. De minister suggereert dat, maar ik heb er een hard hoofd in. Ik geloof het niet, ik ben er niet gerust op. De minister suggereert, zoals hij nu doet in zijn brief, dat de komende jaren die kortingen en dat verlies wel ingehaald zullen worden. Ik wil van de minister het volgende weten. Als nu blijkt dat dat dit jaar niet gebeurt, met dit nieuwe financiële toetsingskader van nu, is hij dan bereid om te onderzoeken waar het aan ligt? Dat kan zelfs op steun van uw partij rekenen. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Mevrouw Karabulut haalt nu twee dingen door elkaar. Kortingen en inhaalindexaties zijn twee totaal verschillende dingen. Mijn vraag aan mevrouw Karabulut was echter de volgende. Als je minder kort, of de korting spreidt met tienden, zoals nu per wetgeving is vastgesteld — dat is niet de bedoeling; dat is een wet — is dat dan per definitie positief voor de koopkracht van ouderen? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat kan ik zo niet zeggen. Dat zal moeten blijken. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de heldere beantwoording. Ik ben blij dat hij gaat kijken op welke wijze pensioenen, met name pensioenen bij verzekeraars, kunnen ingaan op het moment dat de AOW ingaat. Voor de Handelingen zeg ik dat op dit punt een rol ligt voor de overheid, omdat die de spilleeftijd in de belasting losgekoppeld heeft en eerst op 65 en toen op 67 jaar gezet heeft. Die loopt dus niet mee met de AOW-ingangsdatum. De verzekeraars voeren het op die manier uit en kunnen terugkijken naar de overheid, die dat veroorzaakt heeft. In dat spel spelen de ouderen om wie het gaat geen rol. Ik vraag daarom om een oplossing. Ik dien daarover geen motie in, maar wacht gewoon met belangstelling het antwoord af. 

Ik dien nog wel een andere motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de afschaffing van de AOW-partnertoeslag dit voorjaar voor nieuwe AOW'ers en de afschaffing van de ouderentoeslag in box 3 per 1 januari 2016 voor mensen met huurtoeslag enorme koopkrachtgevolgen hebben; 

verzoekt de regering, binnen een maand aan te geven hoe de mensen die door deze maatregelen getroffen worden tijdig en adequaat geïnformeerd worden, inclusief een handelingsperspectief, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 83 (29389). 

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Het kabinet gelooft in belastingverhoging, maar de PVV gelooft in belastingverlaging. Het kabinet gelooft in open grenzen en kom maar binnen voor die baan. De PVV gelooft in het beschermen van onze arbeidsmarkt tegen al die arbeidsmigranten. Het kabinet gelooft in AOW-leeftijdsverhoging op het moment dat er veel werkloosheid is, maar de PVV gelooft daar helemaal niet in; dat maakt het probleem alleen maar erger. Mensen willen niet altijd doorwerken tot 67 jaar en konden zich niet eens voorbereiden op die AOW-leeftijdsverhoging. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een verhoging van de AOW-leeftijd mensen zal opzadelen met een AOW-gat, die daardoor achteruitgaan in koopkracht; 

van mening dat een verhoging van de AOW-leeftijd zorgt voor werkloosheid; 

verzoekt de regering, de AOW-leeftijd niet (verder) te verhogen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 84 (29389). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter, ik heb een vraag over de inbreng van de heer Madlener. 

De voorzitter:

Als de vraag niet over de ingediende motie gaat, dan laat ik de heer Madlener eerst zijn inbreng afmaken. Dat is iets overzichtelijker. 

De heer Madlener (PVV):

Ik heb nog een tweede motie. Die luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de ouderen in Nederland de afgelopen jaren onevenredig hard zijn geraakt in hun portemonnee; 

verzoekt de regering, maatregelen te treffen om de koopkracht van ouderen te herstellen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 85 (29389). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Niemand zal ontkennen dat als in een crisis de overheidsfinanciën op orde moeten worden gebracht, mensen hun baan verliezen en pensioenen niet geïndexeerd kunnen worden, mensen dat voelen in hun portemonnee. De PVV heeft zich in dit debat zo'n beetje tot de koopkrachtkampioen proberen te profileren. Ik heb daarom maar eens even de koopkrachtontwikkeling onder het huidige kabinet erbij gepakt en dat vergeleken met de koopkrachtontwikkeling onder het vorige kabinet, dat werd gesteund door de partij van de heer Madlener. De koopkracht is in de jaren 2013-2015 gemiddeld gestegen met in totaal 0,5%. Dat is niet veel; daar zitten mensen bij die in zwaar weer verkeren. Kan de heer Madlener mij echter vertellen wat de gemiddelde koopkrachtstijging was in de twee jaar dat de PVV het kabinet steunde? 

De heer Madlener (PVV):

In die tijd stonden heel veel Nederlanders er beter voor. De werkloosheid was lager en de koopkracht van de meeste mensen was beter dan nu. Ik herinner er in dit verband aan waarom wij niet zijn doorgegaan met het gedogen van dat kabinet. Dat ging juist om de koopkracht, met name de koopkracht van ouderen. Wij zijn niet meegegaan in die bezuinigingspolitiek die dit kabinet, met steun van D66, nu doorzet. We zien allemaal de gevolgen van dat desastreuze beleid van belastingverhogingen. We noemen het bezuinigingen maar eigenlijk zijn het pure, ordinaire belastingverhogingen. We zien het resultaat daarvan. Dat is mede te danken aan de partij van de heer Van Weyenberg van D66. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is een beetje jokkebrokken wat de heer Madlener hier doet. Ik pak er gewoon de cijfers bij. In tijden van zwaar economisch weer en bezuinigingen is de gemiddelde koopkracht gestegen. In de jaren 2011 en 2012, toen de partij van de heer Madlener de volle verantwoordelijkheid droeg, daalde de koopkracht met 3%. 

De heer Madlener (PVV):

Ik wil dat toch nuanceren. Om te beginnen was de crisis toen veel dieper dan nu. In de meeste landen is de crisis over, behalve in Nederland. We stonden er toen in die zin internationaal wat ongunstiger voor. Maar toen was de werkloosheid lager en veel mensen hadden toen meer koopkracht. Daar blijf ik bij. Nogmaals, dankzij D66 blijft dit kabinet doorgaan met die belastingverhogingen die zo desastreus uitpakken. Ook de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd pakt desastreus uit voor al die jonge mensen die ook een baan zoeken. Ik kan alleen maar zeggen: D66, schaam u voor de resultaten van dit kabinet dat dankzij u kan blijven zitten. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik voel mij aangesproken. Ik draag de volle verantwoordelijkheid en ik maak cijfers niet mooier dan ze zijn. Het zou de heer Madlener sieren als hij gewoon erkent dat in de twee jaar waarin zijn partij verantwoordelijkheid droeg, de koopkracht met 3% daalde, terwijl diezelfde koopkracht de afgelopen jaren gemiddeld stijgt. Daarmee doe ik niets af aan het feit dat ook nu mensen het zwaar hebben. Maar het beeld van de heer Madlener dat bij hem alles goed is en bij anderen slecht, wordt gewoon niet gesteund door de feiten. Het is jammer dat de heer Madlener daarover niet eerlijk is. 

De heer Madlener (PVV):

Ik laat de feiten voor zich spreken. De werkloosheid was toen veel lager dan nu. We zien toch het resultaat van dit kabinet, gesteund door D66? Wie is hier nu blij mee? Ik verwijs nogmaals naar de resultaten van dit kabinet en naar de praktijk van alledag: de mensen hebben geen geld meer in hun portemonnee, wat mede te danken is aan D66, dat dit kabinet in stand houdt. Op 18 maart zijn er gelukkig verkiezingen. Ik hoop dat de mensen afrekenen met partijen zoals D66. 

De heer Krol (50PLUS):

Dank aan de heer Madlener. Twee verkiezingen geleden pleitte de PVV voor het niet verder verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Hij doet het nu ook weer in een motie. Maar een dag na die verkiezingen liet de PVV die belofte los. Je kunt niet praten over voortschrijdend inzicht, maar misschien over terugschrijdend inzicht. Ik ben blij dat de heer Madlener weer zo ver is. Welkom. 

De heer Madlener (PVV):

We hebben destijds een afspraak moeten maken met VVD en CDA. Zij wilden die leeftijd zo snel verhogen en wij hebben dat kunnen beperken tot 66 jaren, over heel veel jaren. Dat was een compromis, wat niet wil zeggen dat wij daarvoor waren. Maar je moet soms water bij de wijn doen. Als ik kijk hoe het er vandaag voorstaat, denk ik: God, wat waren we toen eigenlijk goed bezig. Maar nogmaals, de PVV staat voor 65 jaar en dat blijft zo. Dat zal ik bij de volgende verkiezingen herhalen. Dan moeten de mensen in het land maar kijken wat beter voor hen en voor Nederland is. 

De voorzitter:

Mevrouw Vermeij heeft aangegeven, geen behoefte te hebben aan een tweede termijn. Hetzelfde geldt voor de heren Van Weyenberg en Mulder. 

De vergadering wordt van 15.41 uur tot 15.45 uur geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik houd het bij de moties. 

In de eerste plaats reageer ik op de motie op stuk nr. 80 van de heer Krol, waarin verzocht wordt om de koopkrachtontwikkeling van ouderen op basis van de geboortecohortbenadering vast te stellen en de Kamer daarover binnen een maand te informeren. Die motie wil ik ontraden, omwille van de argumentatie die ik net in het debat heb gegeven. Er is in het ibo wel degelijk rekening mee gehouden. Het blijft toch van belang om groepen met elkaar te kunnen vergelijken. 

Hetzelfde preadvies geldt voor de motie op stuk nr. 81, waarin wordt gezegd dat er een onafhankelijke verkenning moet komen naar de voor- en nadelen en de meerwaarde van het op langere termijn volgen van de koopkrachtontwikkeling op basis van geboortecohorten. Het Nibud zou hierbij betrokken moeten worden. Ik ontraad deze motie, omdat ik in de eerste plaats zeer hecht aan het jaar op jaar kunnen vergelijken van de gedane koopkrachtvoorspellingen die gebaseerd zijn op standaardhuishoudens. In de tweede plaats publiceert het CBS altijd, terugkijkend, de daadwerkelijke koopkrachtontwikkelingen. Dat zijn onder andere de cijfers waar de heer Krol zich nu op baseert. Met andere woorden: juist vanuit beleidsoogpunt is de informatie waarom gevraagd wordt, beschikbaar. Zou je dat echter heel ver uitbreiden, zoals in deze motie gesuggereerd wordt, dan krijg je een ongelooflijke cijferbrij die niets toevoegt aan het soms toch al complexe koopkrachtpuntenwolkdebat. 

In de motie op stuk nr. 82 verzoekt mevrouw Karabulut de regering om te onderzoeken in hoeverre het nieuwe ftk dit jaar van invloed is op de indexatie. Ik ontraad die motie. Ik heb net al aangegeven waarom. Het ftk is net door beide Kamers aangenomen. Of er sprake is van indexatie, hangt van een veelheid aan factoren af, maar toch vooral van de gezondheid van de pensioenfondsen. 

De heer Omtzigt verzoekt in de motie op stuk nr. 83 om binnen een maand aan te geven hoe de mensen die door deze maatregelen getroffen worden, tijdig en adequaat worden geïnformeerd. Als die termijn eruit kan, laat ik deze motie oordeel Kamer. Als dat niet kan, moet ik mij eerst verstaan met collega Wiebes, omdat ik niet weet of hij dat binnen een maand kan doen. Dan zou ik verzoeken om de motie aan te houden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zal de tekst aanpassen in: zo spoedig mogelijk. Dan hoop ik dat ik die informatie ook zo spoedig mogelijk krijg. 

Minister Asscher:

Dan hebben wij de motie op stuk nr. 84 van de heer Madlener over de verhoging van de AOW-leeftijd. In de motie wordt verzocht die leeftijd niet te verhogen. Nog afgezien van de vraag of de heer Madlener hierbij inzet op 65, 66 of 67 jaar, of op enig moment daartussenin, lijkt ons dat niet verstandig. Wij ontraden die motie dus. 

In de motie op stuk nr. 85 wordt verzocht om maatregelen om de koopkracht van ouderen te herstellen. Wij nemen tal van maatregelen om de koopkracht te verbeteren van met name ouderen met een klein aanvullend pensioen of alleen maar AOW. Daardoor slagen we erin om die groep te ontzien. Om die reden wil ik deze motie ontraden. 

Dank u wel. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties zal komende dinsdag plaatshebben. 

De vergadering wordt van 15.49 uur tot 18.32 uur geschorst. 

Voorzitter: Elias

Naar boven