4 Vragenuur: Vragen Van Meenen

Vragen van het lid Van Meenen aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Zittenblijvers kosten honderden miljoenen". 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Het bericht van het CPB was: "zittenblijven kost 500 miljoen". Zittenblijven kost geld. Ja, mij dunkt. Kansen voor kinderen kosten geld, maar kansen voor kinderen zijn ontzettend belangrijk. De reactie van de staatssecretaris was, even kort samengevat: zittenblijven is uit de tijd, zittenblijven is ouderwets en we gaan er wat aan doen, met zomerscholen, schakelklassen, bijspijkercursussen et cetera. Op zich heeft dat onze hartelijke steun, maar het is wel zo dat daarvoor veel te weinig geld beschikbaar is. In 2015 9 miljoen, structureel dankzij het begrotingsakkoord 25 miljoen. 

Het onderwijs zit vol met perverse prikkels die er niet op gericht zijn, de belangen van kinderen te dienen. Dat is hier ook aan de hand. Een docent moet kunnen bepalen of het goed is voor een kind om te blijven zitten of een jaar langer te blijven. Ik noem een paar voorbeelden. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zie je dat veel leerlingen in de voorexamenklas blijven zitten. Dat is in de ogen van mijn fractie het directe gevolg van de prikkel dat scholen afgerekend worden op hun examenresultaten. Wil de staatssecretaris daarop reageren? Wat mij nog meer stoort, is dat ik veel berichten krijg dat basisschooldocenten onder druk worden gezet om leerlingen die geboren zijn in oktober, november of december, vroegtijdig naar groep 3 te sturen, gewoon omdat het geld oplevert. Kan de staatssecretaris daarop reageren? 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Er is een interessant rapport verschenen van het CPB, dat voor een deel bevestigt wat een deel van deze Kamer en ook veel partijen in het onderwijs al wel voelen: zittenblijven is niet altijd de meest effectieve en de meest motiverende manier om ervoor te zorgen dat kinderen op een goede manier hun einddiploma halen. Dat is een van de redenen waarom we in de sectorakkoorden, met het extra geld dat het kabinet beschikbaar stelt, mede dankzij de extra middelen ook van D66 in het herfstakkoord, gezegd hebben dat we willen kijken of we die zomerscholen ook op een andere manier kunnen doen, om ervoor te zorgen dat kinderen niet een heel jaar over hoeven te doen, maar dat voor een deel kunnen doen. 

De vraag van de heer Van Meenen is of zittenblijven in het voorlaatste examenjaar een gevolg is van het afrekenen op eindexamens. Ik zou het willen omkeren. Het is soms ook een gevolg van er eigenlijk vrij laat pas achter komen dat leerlingen een leerachterstand hebben opgelopen en dat ze misschien het eindexamen niet gaan halen. Want los van waar de inspectie naar kijkt, willen we toch dat alle kinderen gewoon met een diploma de school verlaten. Dan is de vraag: is 4 havo of 5 vwo dan het juiste moment? Nee, ik zou eigenlijk veel liever zien dat het al veel eerder wordt erkend en dat er ook al veel eerder preventief iets gedaan wordt om onderwijsachterstanden bij kinderen weg te werken. 

Dan kom ik op de tweede vraag. Kijkt de inspectie naar scholen die kinderen langer laten kleuteren? Wat de inspectie doet, is kijken op welk moment kinderen de overstap maken van groep 2 naar groep 3, om te zien of het gaat om een individueel oordeel per leerling. Er moet niet een soort generieke maatregel worden afgekondigd. Er moet per kind worden gekeken of het klaar is om naar groep 3 te gaan. Als daar dan rare patronen uitkomen, bijvoorbeeld wanneer een school heel veel kinderen pas heel veel later naar de derde klas laat gaan, dan is dat aanleiding tot een gesprek en niet anderszins. 

De heer Van Meenen (D66):

Volgens mij heeft de staatssecretaris iets wat slecht is in een mooi sausje verpakt. Hij heeft het erover dat scholen kinderen langer laten kleuteren, maar kinderen die in oktober, november of december geboren zijn, gaan normaal gesproken een jaar later naar groep 3. Dat was vroeger zo en dat zou nog steeds het uitgangspunt moeten zijn. Op dit moment is het uitgangspunt omgekeerd. De scholen moeten verantwoording afleggen als zij kinderen die in die maanden geboren zijn niet vervroegd naar groep 3 laten gaan. Ik wil de staatssecretaris vragen of een dergelijke opdracht verstrekt is aan de inspectie om die verantwoording van scholen te vragen en zo ja, of hij bereid is om die opdracht onmiddellijk in te trekken. 

Mijn tweede vraag is de volgende. Natuurlijk is het goed om in te zetten op zomerscholen, maar als er winst te halen is uit het voorkomen van zittenblijven waar dat onnodig is, kan hij dan hier en nu garanderen dat dat geen bezuiniging is? Is hij ook bereid om te bekijken wat de redenen zijn dat het zittenblijven in het voorexamenjaar zo hoog is? Hij gaat ervan uit dat dat wellicht goed is voor leerlingen, maar ik wil hem vragen om dat echt te onderzoeken. Het is een patroon dat de afgelopen jaren in opkomst is, en ik laat mijn veronderstelling graag toetsen dat dit vooral komt omdat scholen bang zijn om afgerekend te worden op hun eindexamenresultaat. 

Staatssecretaris Dekker:

Het is niet zo dat kinderen die geboren zijn in oktober, november of december van de inspectie versneld naar groep 3 moeten. In 1985 is die wet- en regelgeving losgelaten. Er wordt wel bij scholen gekeken wanneer kinderen de overstap van groep 2 naar 3 maken. Als dat zwaar afwijkende patronen zijn, dan is dat een aanleiding voor een gesprek met de inspectie. Dan kunnen er nog goede redenen zijn, het is dan aan de school om te vertellen waarom dat afwijkt, maar het is niet zo automatisch en exact als de heer Van Meenen hier schetst. 

Ik ben zeker bereid om te kijken naar de redenen voor zittenblijven. Het is niet het enige onderzoek dat we daarnaar doen. Deze week start een interdepartementaal beleidsonderzoek om effectieve leerroutes te bekijken, en dit lijkt mij een uitstekende vraag om daarin mee te nemen. 

De heer Van Meenen (D66):

De staatssecretaris heeft mijn derde opmerking niet gehonoreerd met een antwoord. Kan hij hier en nu garanderen dat zijn strijd tegen zittenblijven op geen enkele manier de bedoeling heeft om een bezuiniging te zijn? Als daar op een verantwoorde manier winst te behalen is, dan moet die winst bijvoorbeeld ingezet kunnen worden voor versterking van zomerscholen et cetera. 

Staatssecretaris Dekker:

Er is nu helemaal geen sprake van een bezuiniging op het onderwijs. Sterker nog, er gaat bijna een miljard extra naar het onderwijs. Dat geld wordt ingezet voor zomerscholen, dus de heer Van Meenen stelt mij een vrij hypothetische vraag over toekomstige winst. Wij hebben afspraken gemaakt met het voortgezet onderwijs en met het primair onderwijs dat het aantal zittenblijvers terugloopt. Dat lijkt mij een uitstekende ambitie. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zittenblijven is niet leuk. Als je dat kunt voorkomen, moet je dat zeker doen. Ik vind de economische bril van de staatssecretaris op dit punt wel erg zorgelijk. Hij zegt letterlijk: we wisten al dat zittenblijven een ouderwetse en dure manier is om leerlingen erbij te houden. Is de staatssecretaris echt zo'n kille boekhouder die de leerlingen alleen maar ziet als kostenpost, of wil hij ook het maximale uit leerlingen halen, waarbij hij desnoods het doubleren wil meenemen? Is hem dat ernst of houdt hij toch vast aan zijn economische blik? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik zou de heer Van Dijk willen aanraden om te luisteren naar mijn volledige reactie. In die volledige reactie heb ik ook aangegeven dat zittenblijven voor heel veel kinderen in het onderwijs vaak niet de meest motiverende manier is om onderwijsachterstand in te lopen. Ik ben ook niet de enige die dat vindt. Dat wordt in het onderwijs breed zo gevoeld en dat is precies de reden om afspraken te maken met het onderwijs om het zittenblijven zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs terug te dringen. Ik ben enthousiast over de zomerscholen. Waarom zou je een kind een heel jaar laten overdoen, ook de vakken waarvoor hij voldoendes heeft, als je hem in de zomermaanden kunt bijspijkeren op dat ene vak waarin hij achterloopt? 

De heer Bisschop (SGP):

Het antwoord op die vraag zou kunnen zijn: omdat dat misschien voor de pedagogische ontwikkeling van dat kind optimaal is. Daar wil ik het echter niet over hebben. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het een te eenzijdige benadering is om een bedrag te noemen van 500 miljoen als kostenpost voor zittenblijven? Is hij bereid om daarop een maatschappelijke kosten-batenanalyse los te laten, om een goed en evenwichtig zicht te krijgen op de consequentie van zittenblijven op de kortere en langere termijn? Op die manier worden niet alleen de kosten, maar ook de baten voor de kinderen, de pedagogische dimensie onder andere, erbij betrokken. Op die manier wordt daaraan ook op de langere termijn aandacht besteed. Is de staatssecretaris daartoe bereid? 

Staatssecretaris Dekker:

Het CPB is natuurlijk maar één invalshoek. Ik denk dus dat de heer Bisschop er gelijk in heeft dat het CPB daarop een beperkte blik werpt. De opdracht aan het CPB is evenwel om vooral naar de economische kant te kijken. Daarbij neemt het voor een deel de maatschappelijke kosten en baten mee. Op het punt van de pedagogische kant ben ik het ook eens met de heer Bisschop. Ik heb ook niet gezegd dat zittenblijven voor alle leerlingen slecht is. Ik heb evenwel geconstateerd dat het aantal zittenblijvers in Nederland vele malen hoger is dan in veel landen om ons heen en dat breed in het onderwijs de vraag wordt gesteld: is dat nu altijd de beste route? Het hangt inderdaad ervan af — het oordeel daarover ligt bij de school en de docent — wat het beste traject is per kind. Voor sommige kinderen zal dat betekenen dat er een jaar moet worden overgedaan, maar tegen andere kinderen kan gezegd worden: we gaan proberen om in de zomer bij te spijkeren. 

De heer Rog (CDA):

De staatssecretaris heeft in mij een medestander in de strijd tegen het zittenblijven. Ik denk dat we leerlingen geen recht doen als wij hen een heel jaar laten overdoen terwijl zij al een deel van het curriculum beheersen. Zeker nu de staatssecretaris met het CPB constateert dat zittenblijven veel geld kost, vraag ik hem of hij bereid is om de pilots zomerscholen nu echt natiebreed te gaan uitvoeren, zodat al die leerlingen die het met een tandje extra aankunnen — door in de zomerscholen wat te doen — naar het volgende schooljaar kunnen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb het vermoeden dat ik de heer Rog volledig gerust kan stellen. Wat ooit klein is begonnen met de pilot zomerscholen, kan nu dankzij de gemaakte afspraken en dankzij het extra geld dat beschikbaar is gekomen in de vorige begroting, zowel over het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs worden uitgerold. Daarvoor zijn lucratieve bedragen beschikbaar. Die tellen op tot 20 miljoen; daar kun je een hele hoop voor doen. We hebben niet voor niets concreet afgesproken met het basisonderwijs dat het aantal zittenblijvers daarmee wordt teruggedrongen. Daarmee wordt ook aan de scholen de motivatie en de prikkel gegeven om tastbaar resultaat te laten zien. 

De voorzitter:

Dank u voor uw antwoorden. Ik had u eerder al bedankt voor uw komst naar de Kamer, maar dat herhaal ik dan nog maar een keer. 

Naar boven