11 Opvang en terugkeer

Aan de orde is het VAO Opvang en terugkeer (AO d.d. 20/11). 

De voorzitter:

Normaal maken de leden zelf de sprekerslijst. We hebben dat, anders dan anders, ter hand genomen. We weten niet zeker of iedereen die op die lijst staat ook meedoet. De leden moeten maar even met hun hoofd schudden als dat niet het geval is. 

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debatje volgen. Ik geef als eerste het woord aan de heer Schouw van D66. 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. We hebben een wat raar en verwarrend algemeen overleg gehad over een heel belangrijk punt, namelijk bed, bad en brood voor de ongedocumenteerden. We hebben geconstateerd dat er eigenlijk een patstelling is tussen een belangrijk deel van deze Kamer en de regering over de vraag hoe je nu iets kunt doen voor ongedocumenteerden. Om die patstelling te doorbreken, met andere woorden om eigenlijk iedereen hier te helpen, heb ik twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten waarin staat dat Nederland het Europees Sociaal Handvest schendt door geen opvang aan ongedocumenteerden te bieden; 

constaterende dat de regering heeft aangegeven eerst het besluit van het Comité van Ministers hierover af te willen wachten dat waarschijnlijk pas na de winter zal komen; 

overwegende dat het niet waarschijnlijk is dat het Comité van Ministers met een afwijkend besluit zal komen; 

verzoekt de regering, vanuit humanitair oogpunt in de tussengelegen wintermaanden basale opvangvoorzieningen als bed, bad en brood mogelijk te maken voor ongedocumenteerden; 

verzoekt de regering voorts, over de invulling van deze tijdelijke wintervoorziening in overleg te treden met gemeenten en de Kamer hierover snel, maar uiterlijk voor het kerstreces 2014 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw, Gesthuizen, Ellemeet en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1919 (19637). 

De heer Schouw (D66):

Dan heb ik nog een tweede motie, waar ik eerlijkheidshalve bij moet zeggen dat het een motie is die geïnspireerd is op een eerdere motie van mevrouw Maij. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de landelijke overheid zich dient in te spannen om uitgeprocedeerde vreemdelingen te helpen bij het organiseren van hun terugkeer en tevens moet bevorderen dat met name kwetsbare vreemdelingen niet op straat verblijven; 

constaterende dat er vele, ook lokale, initiatieven en organisaties zijn die vreemdelingen, soms in samenwerking met het Rijk of gemeenten, begeleiden bij terugkeer en waar nodig tijdelijke opvang bieden om individuele noden te lenigen; 

verzoekt de regering, samen te werken met gemeenten en maatschappelijke organisaties, deze ruimte te bieden en te ondersteunen, om zo met pragmatische oplossingen en individueel maatwerk de terugkeer van vreemdelingen te bevorderen en tegelijkertijd te voorkomen dat vreemdelingen in kwetsbare situaties op straat verblijven, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw, Gesthuizen, Voordewind en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1920 (19637). 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik vond het een beetje pijnlijk om direct na het algemeen overleg nog even de straat op te gaan en daar te zien hoe tientallen mensen ons horen en tegelijkertijd roepen: "Alsjeblieft help ons, wij leven op straat, we zijn afhankelijk van de hulp van een paar mensen die nog om ons heen staan, maar alsjeblieft, Nederlandse overheid, neem je verantwoordelijkheid." 

Ik heb er alle begrip voor dat het een ingewikkeld probleem is en dat wij niet tegen allerlei mensen kunnen zeggen: je bent hier nu in Nederland en je mag hier ook verblijven. Zeker met op het netvlies wat ik net weer, zeker niet voor de eerste keer, heb gezien bij mensen die zich met de kou en de winter in aantocht geen raad weten en die niet weten waar zij een onderkomen moeten zoeken, dring ik er bij dezen toch nog weer een keer op aan dat het van belang is dat wij vreemdelingen, ook als zij uitgeprocedeerd zijn, niet op straat laten leven maar ze een plek in de opvang aanbieden. Ook in verband met het belang van terugkeer kan er dan worden gewerkt aan een oplossing. Vele burgemeesters hebben de Kamer al eerder laten weten dat het zo zou moeten gaan. Ook mijn fractie is ervan overtuigd dat het zo zal moeten gaan. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg stond de kwestie van illegalenopvang inderdaad centraal. Helaas heeft de staatssecretaris de optie opengehouden om na de vergadering van het Comité van Ministers hierin mee te gaan. De PVV betreurt dat natuurlijk ten zeerste en om die reden dient zij een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat illegalen die meewerken aan vertrek naar het land van herkomst al opvang krijgen aangeboden; 

overwegende dat met de opvang van illegalen bij wie deze medewerking ontbreekt het bestaande vreemdelingenbeleid ernstig wordt ondermijnd; 

overwegende dat dergelijke opvang bovendien een grote kostenpost voor de Nederlandse belastingbetaler zal betekenen; 

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat illegalen niet van bed, bad en brood worden voorzien, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1921 (19637). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik kwam net van buiten en dan lopen de rillingen je niet alleen van de temperatuur over de rug, maar ook van de verhalen van de mensen die vragen of ze alsjeblieft niet nog een winter in de kou hoeven te staan. De ChristenUnie heeft daarover samen met de SP en GroenLinks al een amendement ingediend en nu dienen wij samen een motie in om tot die noodopvang te komen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) heeft geoordeeld dat Nederland in strijd handelt met het Europees Sociaal Handvest door niet te voorzien in een bed-bad-broodvoorziening voor uitgeprocedeerde vreemdelingen; 

overwegende dat de regering heeft aangegeven te willen wachten tot het Comité van Ministers naar verwachting begin 2015 met zijn aanbevelingen komt; 

van mening dat het onwenselijk is dat mensen op straat terechtkomen, temeer vanwege de aankomende winter; 

verzoekt de regering, in ieder geval geen vreemdelingen meer uit COA-locaties te verwijderen totdat het Comité van Ministers met aanbevelingen zal komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gesthuizen, Ellemeet en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1922 (19637). 

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heeft de SP vanmiddag mede namens mijn fractie gesproken. Ik voerde inderdaad in deze zaal het woord bij de behandeling van de zorgbegroting, zoals de voorzitter aangaf. Helaas kan een mens maar op één plek tegelijk zijn. Dit neemt niet weg dat ik graag gezegd wil hebben dat GroenLinks vindt dat in lijn met de ECSR-uitspraak ook de komende winter opvang beschikbaar moet zijn voor vluchtelingen die tussen wal en schip vallen. Het Rijk kan de noodsituatie die voor deze mensen ontstaat door het overheidsbeleid, niet simpelweg bij gemeenten over de schutting gooien en geen verantwoordelijkheid nemen voor de kosten die gemeenten moeten maken om een humane noodopvang te bieden. Om die reden steun ik de moties van de heer Schouw. 

GroenLinks maakt zich ook zorgen over het probleem met de opvangcapaciteit voor vluchtelingen, en zou graag een langetermijnvisie zien. Mensen die huis en haard hebben moeten verlaten door oorlogsgeweld of vervolging moeten ook de komende jaren in Nederland opgevangen kunnen worden. Daarover dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering heeft aangegeven dat er door grotere instroom van vluchtelingen problemen ontstaan met de in Nederland aanwezige opvangcapaciteit; 

overwegende dat de regering al bezig is met het zetten van stappen tot het tijdelijk vergroten van opvangcapaciteit; 

van mening dat ook een langetermijnvisie noodzakelijk is voor de Nederlandse opvangcapaciteit voor vluchtelingen met het oog op de internationale brandhaarden en conflictsituaties; 

verzoekt de regering: 

  • -te komen tot een langetermijnvisie voor de opvangcapaciteit voor vluchtelingen; 

  • -daarbij uitdrukkelijk rekening te houden met leefbaarheid, privacy en toegankelijke zorg; 

  • -hierbij tevens nadrukkelijk de optie van het transformeren van leegstaande gebouwen onder het beheer van de Rijksgebouwendienst tot opvangcapaciteit te betrekken; 

  • -en de Kamer hier bij voorjaarsnota over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet, Schouw en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1923 (19637). 

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in deze plenaire behandeling. Ik ben het overigens niet met de heer Schouw eens. Ik vond het een heel gestructureerd en duidelijk algemeen overleg, waarin wij met elkaar van gedachten hebben gewisseld. Wij zijn het niet op alle onderdelen van het kabinetsbeleid met elkaar eens, maar het overleg was wel heel gestructureerd en wat mij betreft ook heel duidelijk. Ik herken mij dus niet zo in de kwalificatie die de heer Schouw aan het algemeen overleg gaf, maar dat kun je af en toen hebben in dit huis, dat je het niet met elkaar eens bent. Dat hoort er ook een beetje bij. 

Mevrouw Gesthuizen riep het kabinet op om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Zet nu een stap, zei zij. Die stap zetten wij. Er is opvang voor mensen die bereid zijn om mee te werken aan terugkeer. Dan is er de mogelijkheid om van rijkswege te worden opgevangen. De mensen die mevrouw Gesthuizen buiten in de kou heeft zien staan, krijgen van rijkswege opvang als zij bereid zijn om mee te werken aan vrijwillige terugkeer naar hun land. Dan hoeven zij geen dag meer in de slechte locaties te zitten waar zij op dit moment verblijven. Wat mij betreft, is dit een keuze die mensen zelf maken. 

In de eerste motie van de heer Schouw en anderen worden twee verzoeken gedaan, namelijk om vanuit humanitair oogpunt in de tussengelegen wintermaanden basale opvangvoorzieningen als bed, bad en brood mogelijk te maken voor ongedocumenteerden en om voor de invulling van deze tijdelijk wintervoorziening in overleg te treden met gemeenten. Wij hebben de argumenten op dit punt gewisseld. Het is duidelijk dat wij dat niet willen doen. Het kabinet wil wachten op de uitspraken van het Comité van Ministers. Wij hebben ook duidelijk gewisseld dat er voor mensen een andere mogelijkheid is om opvang te krijgen. Mensen willen daarvan geen gebruikmaken om de doodeenvoudige reden dat zij in Nederland willen blijven en niet willen terugkeren naar het land van herkomst, hoewel zij hier niet mogen zijn. Ik moet deze motie ontraden. 

In de tweede motie van de heer Schouw en anderen wordt de regering verzocht om samen te werken met gemeenten en maatschappelijke organisaties om ruimte en ondersteuning te bieden, om zo met pragmatische oplossingen en individueel maatwerk de terugkeer van vreemdelingen te bevorderen en tegelijkertijd te voorkomen dat vreemdelingen in kwetsbare situaties op straat verblijven. Dit sluit aan bij het beleid dat het kabinet voorstaat en ook al uitvoert. Dat hebben wij vandaag met elkaar gewisseld. Wij zullen zien wat werkt, maar het beleid staat wel steeds in het teken van vertrek van mensen die hier niet mogen verblijven in het kader van de Vreemdelingenwet. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Zoals het dictum is geformuleerd, zie ik deze motie als een ondersteuning van het beleid dat het kabinet op dit moment uitvoert. Als met deze motie beoogd wordt dat wij steeds moeten proberen om er samen met non-gouvernementele organisaties en gemeenten uit te komen, laat ik het oordeel graag aan de Kamer. De motie is een ondersteuning van het beleid. 

De heer Fritsma verzoekt de regering in zijn motie om er zorg voor te dragen dat illegalen niet van bed, bad en brood worden voorzien. Dat is precies het omgekeerde van de motie van de heer Schouw. Ook deze motie ontraad ik, want de regering doet dit al. Er wordt iets verzocht dat feitelijk al gebeurt. Als met de motie wordt bedoeld dat het kabinet op enig moment moet stoppen met denken, wijs ik erop dat je altijd opnieuw afwegingen moet kunnen maken. Daar kun je niet op vooruitlopen. In het algemeen overleg heb ik dat ook aangegeven. Op dit moment gaat er geen geld van het Rijk naar regelingen voor bed, brood en bad. Wanneer mensen bereid zijn om mee te werken aan hun vertrek, krijgen zij wel opvang van rijkswege. Dat heeft de heer Fritsma tijdens het algemeen overleg ook gezegd. Het denken wordt niet op slot gezet. Via de voorzitter vraag ik de heer Fritsma of dat de bedoeling van deze motie is. 

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil absoluut niet dat de staatssecretaris het denken op slot zet. Sterker nog, deze motie heeft een reikwijdte verder dan februari 2015. Dat is nogal logisch. De staatssecretaris schuift zelf het probleem op naar volgend jaar. Daarmee zet hij zelf het denken op slot. Deze motie, nogmaals, roept het kabinet op om geen illegalenopvang te faciliteren, ook niet nadat de Raad van Ministers een oordeel heeft geveld. Ik wil niet kinderachtig doen, maar is het echt te veel gevraagd om een antwoord te geven op de vraag hoe het kabinet ook voor 2015 over deze kwestie denkt? Waarom zegt de staatssecretaris niet gewoon dat illegalenopvang niet in het belang van Nederland is — we kunnen de asielinstroom al niet eens aan, laat staan wat er gebeurt als we ook nog illegalen moeten opvangen — en dat we het dus gewoon niet doen? Dat is het enige wat wordt gevraagd: duidelijkheid. 

Staatssecretaris Teeven:

Ik zal de heer Fritsma duidelijkheid geven. Over het algemeen wordt de regering in moties opgeroepen om iets te doen, niet om iets na te laten. Dat allereerst. Deze motie heeft dus een beetje een vreemd dictum, waarin de regering wordt opgeroepen om iets niet te doen. Dat heb ik hier nog niet eerder meegemaakt in de afgelopen vier jaar dat ik hier sta. Het is een motie waarin het kabinet wordt opgeroepen om iets niet te toen wat het ook nu al niet doet. Het moet dus in de toekomst iets niet gaan doen wat het nu al niet doet. Die motie is volgens mij een novum in dit huis. Daarom ontraad ik haar. Er kan altijd een situatie ontstaan waarin je opnieuw moet denken en moet kijken naar de wijziging van die situatie. Het standpunt van het kabinet over het bieden van opvang aan illegalen is volstrekt helder. Dat hebben we vandaag in het algemeen overleg met elkaar besproken. Dit is een oproep om iets niet te doen in de toekomst en daar kan ik echt geen chocola van maken. Ik ontraad dus deze motie. 

De voorzitter:

De heer Fritsma, kort graag. 

De heer Fritsma (PVV):

Dat de staatssecretaris hier geen chocola van kan maken, ligt dan echt aan zijn denkvermogen. De motie is vrij duidelijk: geen illegalenopvang, ook niet na februari 2015. Hoe duidelijk wil de staatssecretaris het hebben? Deze nietszeggendheid van de staatssecretaris door deze kwestie naar voren te schuiven is niets meer en niets minder dan een enorm zwaktebod en dat siert hem niet. 

Staatssecretaris Teeven:

Dit kabinet probeert dingen te doen en de samenleving weerbaarder te maken en te verbeteren. Dat is een beetje de inzet van het kabinet. Die is niet om hier afspraken te maken over iets wat het niet moet gaan doen in 2015, iets wat het nu ook al niet doet. Het lijkt me een beetje een onzinnige motie. Er wordt getwijfeld aan het denkvermogen van het kabinet. Dat is wederzijds. 

In de motie van mevrouw Ellemeet en anderen op stuk nr. 1923 wordt de regering verzocht te komen tot een langetermijnvisie voor de opvangcapaciteit voor vluchtelingen, daarbij uitdrukkelijk rekening te houden met leefbaarheid, privacy en toegankelijke zorg en hierbij tevens nadrukkelijk de optie van het transformeren van leegstaande gebouwen onder het beheer van de Rijksgebouwendienst tot opvangcapaciteit te betrekken en de Kamer bij Voorjaarsnota te informeren. 

Op zich doen we dit al, dus ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid. We proberen al leegstaande gebouwen die op dit moment onder het beheer van de Rijksgebouwendienst staan te betrekken bij de opvangcapaciteit. Het is dus op zich staand beleid. Er is totaal geen bezwaar tegen om de Kamer bij Voorjaarsnota te informeren over de plannen van het COA op de lange termijn waar het gaat over dit onderwerp. Dit ziet namelijk op het vergroten van de opvangcapaciteit. Het is geen probleem om bij de Voorjaarsnota inzicht te verschaffen in de ontwikkelingen. Wellicht is deze toezegging aanleiding voor mevrouw Ellemeet om haar motie in te trekken. 

De voorzitter:

Laat u het oordeel dan aan de Kamer? 

Staatssecretaris Teeven:

Ja, ik laat het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

U moet nog een reactie geven op de motie op stuk nr. 1922 van de heer Voordewind en anderen, staatssecretaris. 

Staatssecretaris Teeven:

Zeker, voorzitter. Die was ik vergeten. In die motie wordt de regering verzocht om in ieder geval geen vreemdelingen meer uit COA-locaties te verwijderen. Ik heb gezegd dat daar soms goede redenen voor zijn, dat mensen soms ook geen recht meer hebben op opvang omdat ze op andere wijze feitelijk in hun verblijf voorzien en niet ten laste moeten komen van COA en van de belastingbetaler. Ik heb in het algemeen overleg ook aangegeven dat ik nergens op vooruit wil lopen. Dat past ook niet bij de procedure, dus deze motie moet ik ontraden. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De staatssecretaris gaat nog in gesprek met de VNG en daar zou iets uit kunnen komen. Daar heb ik mijn hoop op gevestigd, dus in afwachting van dat gesprek aanstaande maandag zal ik mijn motie nu aanhouden. 

De heer Schouw (D66):

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 1919 die ik heb ingediend. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Schouw stel ik voor, zijn motie (19637, nr. 1919) aan te houden. Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (19637, nr. 1922) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We stemmen dus vandaag alleen over de moties op de stukken nrs. 1920, 1921 en 1923. 

De vergadering wordt van 17.55 uur tot 18.07 uur geschorst. 

Naar boven