Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 11, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 11, item 4 |
Aan de orde is het VAO Veiligheidsonderwerpen (AO d.d. 26/06).
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we uitvoerig gesproken over straatcoaches en het rapport van Movisie waaruit blijkt dat de inzet van straatcoaches niet heeft geholpen, ondanks alle miljoenen en inzet die erin zijn gestoken. Het veronderstelde causale verband tussen toenemende sociale controle en afnemende overlast in de wijk is niet aangetoond en wijst zelfs in de tegenovergestelde richting. De overlast is gebleven. Wat de PVV betreft, moet je er dan ook mee ophouden. Het antwoord van de minister tijdens het algemeen overleg op 26 juni jl. was dat hij "in alle scherpte het rapport mee zou nemen in het lokale veiligheidsberaad". In de brief van 7 oktober jl. laat de minister vervolgens echter weten dat hij na het gesprek met de VNG geen aanleiding ziet om zijn standpunt te veranderen. Hij geeft geen enkele inhoudelijke onderbouwing daarvan, behalve de mededeling dat de VNG het aan de gemeenten zelf overlaat. De minister laat het over de balk gooien van belastinggeld dus gewoon doorgaan. De minister had een voorbeeld kunnen nemen aan staatssecretaris Mansveld, die na gesprekken met de gemeenten over de hulphond in de taxi vandaag heeft aangekondigd zelf maatregelen te nemen omdat de gemeenten naar haar mening te weinig ondernemen op dat punt. Misschien kan ik de minister vandaag alsnog overtuigen om actie te ondernemen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er (veel) subsidie gaat naar projecten waarin straatcoaches/buurtvaders overlast en criminaliteit moeten voorkomen;
constaterende dat de regering slechts meldt dat het resultaat van dergelijke projecten afhankelijk is van de "specifieke lokale omstandigheden" zonder een (duidelijke) conclusie en gevolgen aan het rapport van Movisie over dit onderwerp te verbinden;
constaterende dat er straatcoaches/buurtvaders zijn die de criminaliteit en overlast eerder stimuleren dan tegengaan, zoals de buurtvader die weigerde de derde overvaller in Deurne aan te geven;
verzoekt de regering, de subsidie die voor straatcoaches en buurtvaders wordt gebruikt per direct stop te (laten) zetten, dan wel in ieder geval de straatcoaches en/of buurtvaders die politie en justitie niet helpen bij het oppakken dan wel straffen van daders per direct te (laten) ontslaan of ontheffen van deze functie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Ik heb begrepen dat het een goed AO was op 26 juni. Ik was er zelf niet bij, maar ik heb toch de volgende drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gedetineerden in Nederland €500 per maand op hun rekening kunnen laten storten en binnen de inrichtingen wisselend wordt omgegaan met het maximaal besteedbare bedrag van €100 per week;
overwegende dat outlaw motorgangs speciale fondsen hebben om gedetineerde leden te voorzien van deze gelden;
overwegende dat het bedrag van €500 veel te hoog is voor de bestedingsmogelijkheden van gedetineerden en tevens onverstandig omdat zij hiermee invloed kunnen uitoefenen op hun omgeving;
verzoekt de regering, dit bedrag van €500 terug te brengen naar €100 per maand ten aanzien van gesloten inrichtingen en €250 per maand voor halfopen inrichtingen en zorg te dragen voor adequaat toezicht op de besteding van deze gelden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Helder (PVV):
Waarom vindt collega Oskam het bedrag van €100 gerechtvaardigd?
De heer Oskam (CDA):
De bedoeling is dat gedetineerden eten en drinken krijgen van de gevangenissen. Ze krijgen bijvoorbeeld koffie en worden gewoon in hun dagelijkse behoeften voorzien. De gelden die ze nu krijgen, zijn ervoor om in het winkeltje boodschappen te kunnen doen. Dat zijn de zaken waar zij naar onze mening ook recht op hebben, maar in beperkte mate. Naarmate gedetineerden, en zeker gevaarlijke gedetineerden, over meer geld kunnen beschikken, bestaat het risico op omkoping en het uitoefenen van invloed op medegedetineerden of bewakers. Dat willen wij voorkomen.
Mevrouw Helder (PVV):
Zou het dan niet een beter idee zijn om ze te laten werken? Dus gewoon geen geld van buiten, maar hen laten werken voor de goederen die ze in het winkeltje willen aanschaffen? Het zou kunnen dat de goederen dan iets minder hoog moeten worden geprijsd, maar zo voorkom je zeker dat ze gelden hebben om anderen te kunnen omkopen.
De heer Oskam (CDA):
Ik vind het idee van mevrouw Helder niet zo heel gek. Wij zijn natuurlijk altijd voor werken in de gevangenis. Maar er is altijd een aantal mensen dat daar niet kan werken. Ik vind wel dat gedetineerden zich moeten houden aan het regime van de gevangenis, en ook kleine boodschapjes voor zichzelf moeten kunnen doen. Wat dat betreft zou ik er dus geen probleem mee hebben dat ze een beperkt bedrag op hun rekening krijgen.
Het CDA maakt nogal een punt van de outlaw motorgangs. Daar zijn bij burgemeesters en de bevolking heel veel zorgen over, vanwege de ontploffingen, intimidatie en dat soort zaken. Vandaar de volgende moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een cultuur heerst binnen outlaw motorgangs die leden ertoe aanzet overlast te veroorzaken en strafbare feiten te plegen;
overwegende dat leden die zich dientengevolge gedragen geen bijdrage leveren aan een veilig Nederland maar zich juist destructief gedragen;
overwegende dat de angst voor repressies om uit een dergelijke organisatie te stappen, te groot is;
overwegende dat de overheid deze leden een mogelijkheid tot uitstappen moet bieden en dat elders in Europa al uitstapprogramma's zijn ontwikkeld;
verzoekt de regering lering te trekken uit deze uitstapprogramma's en voor 1 januari 2015 de Kamer te informeren over de concrete plannen die daaruit voortvloeien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Oskam (CDA):
"Vóór 1 januari 2015" is misschien anders dan tijdens het AO is toegezegd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het aantal chapters van de zogeheten outlaw motorgangs de afgelopen twee jaar drastisch is toegenomen;
overwegende dat er interne conflicten plaatsvinden tussen chapters en deze chapters gekenmerkt worden door de drang tot profilering en agressie;
overwegende dat hierdoor de veiligheid van burgers op straat en in woonwijken in gevaar wordt gebracht;
constaterende dat de Nationale Politie geen aparte recherche-eenheid kent die zich zoals in België specifiek richt op de bestrijding van overlast en strafbare feiten door leden van deze motorclubs;
verzoekt de regering, een dergelijke recherche-eenheid in te richten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we het voornamelijk gehad over de inzet van straatcoaches. Mevrouw Helder had het daar ook al over. Het is onderzocht en die straatcoaches zijn niet bewezen effectief. Sterker nog, in sommige gebieden is de overlast alleen maar toegenomen. Wij hebben de minister gevraagd om aan de VNG, dus aan de gemeenten, te vragen om met die inzet te stoppen. Wij hebben daarop een briefje van de minister ontvangen. Eigenlijk staat daarin: ik heb het gezegd, maar de VNG doet er toch niks mee. Eigenlijk had ik van de minister wat meer overtuigingskracht verwacht; die ben ik namelijk van hem gewend. De minister is eraan gewend dat hij mensen kan overtuigen, dus ik hoor graag van hem wat er is misgegaan. En ik ben de beroerdste niet, dus ik heb zelf ook nagedacht over hoe dit kan zijn gekomen. De gemeenten hebben natuurlijk bezuinigd op het jongerenwerk, waar ze volgens mij echt een taak in hebben. Bij de handhaving vallen er soms gaten. Ik heb daar een motie voor, die ik nu graag wil voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inzet van straatcoaches relatief kostbaar is en betaald wordt uit gemeenschapsgeld;
constaterende dat de inzet van straatcoaches niet bewezen effectief is en zich niet vertaalt in een grotere objectieve of subjectieve veiligheid;
overwegende dat gemeenten straatcoaches inzetten omdat de politie door beperkte capaciteit niet alle handhavingstaken op zich kan nemen;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoeveel extra wijkagenten er nodig zijn om de straatcoaches overbodig te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kooiman (SP):
Als we het geld voor de straatcoaches dat we overhouden, inzetten voor blauw op straat, is het probleem volgens mij opgelost. Vandaar dat ik heb geprobeerd om zo mee te denken.
De voorzitter:
Ik begrijp dat de minister direct kan antwoorden. Hij heeft de moties inmiddels gekregen. Het woord is aan hem.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor het meedenken over de onderwerpen die tijdens het algemeen overleg aan de orde zijn geweest en ga gaarne op de moties in. Nadere vragen zijn er niet tot mij gekomen.
Bij de motie van mevrouw Helder op stuk nr. 413 past inderdaad de motie van mevrouw Kooiman op stuk nr. 417. Laat ik volstrekt helder zijn over de straatcoaches. Er is een rapport gekomen, dat niet op alle fronten positief is over straatcoaches, om het van de andere kant te zeggen. Het effect van straatcoaches is twijfelachtig. Het vertaalt zich niet in een grote objectieve of subjectieve veiligheid, al kan het per gemeente verschillen. Er zijn meer conclusies getrokken in het rapport. Daarover hebben we in het Strategisch Beraad Veiligheid openlijk gesproken met een delegatie van de VNG onder leiding van mevrouw Jorritsma. We hebben het allemaal heel precies gewogen en bekeken. Ook heb ik de VNG om een reactie gevraagd en om een advies aan de gemeenten. Dat moet ik volgens afspraak terugkoppelen aan de Kamer, zodra ik daar mijn beoordeling geef. De VNG zegt dat de kritiek van sommige Kamerleden op het rapport voor haar geen aanleiding vormt tot een negatief advies aan haar leden. Er zijn successen en er zijn zaken waarin het minder goed is gegaan, maar uiteindelijk is het gewoon een verantwoordelijkheid van de gemeente en van niemand anders. Dat heb ik tijdens het algemeen overleg ook gezegd. Die mening ben ik nog steeds toegedaan. Daarom moet en wil ik de moties van mevrouw Helder en mevrouw Kooiman ontraden. Tegen mevrouw Helder zeg ik er nog graag bij dat er van mijn kant geen subsidies worden verstrekt. Natuurlijk hebben wij een decentraal bestuur in ons land, waarin de gemeenten autonoom zijn en kunnen beslissen over hun budget en de wijze waarop zij het veiligheidsbeleid inzetten.
Alvorens in te gaan op de motie van de heer Oskam op stuk nr. 414, merk ik op dat ik goed heb geluisterd naar de staatssecretaris die zich op dit moment in een andere ruimte in dit huis bevindt. Dat vindt hij altijd spijtig, maar ik zal zo goed mogelijk in zijn plaats antwoord geven. Daarna ga ik naar de ruimte waarnaar hij zich op dit moment begeeft.
De voorzitter:
Nu is iedereen nieuwsgierig. In welke ruimte zit de staatssecretaris?
Minister Opstelten:
Ik weet niet precies in welke kamer van het parlement hij zit, maar het is de kamer waar het algemeen overleg over de JBZ-Raad wordt gehouden. Wij moeten vanmiddag namelijk beiden naar Luxemburg, vandaar dat wij nu met de Kamer overleggen.
Ik heb de motie van de heer Oskam over de gedetineerden gelezen. Ik ben er even goed ingedoken. Mevrouw Van Toorenburg heeft dit onderwerp tijdens het algemeen overleg namelijk al aan de orde gesteld en toen heb ik toegezegd dat ik aan de staatssecretaris zou vragen om ernaar te kijken. Nu ben ik hier weer om te zeggen hoe hij een en ander heeft geregeld. Daarvoor neem ik de volle verantwoordelijkheid. Ik kan mij vinden in de strekking van de motie van de heer Oskam en de richting die hij op wil. Ik wil echter wel met elkaar bepalen of we de goede weg opgaan. Een gedetineerde beschikt niet over contant geld of over een eigen bankrekening. Dat misverstand moeten we wegnemen. Een gedetineerde krijgt bij binnenkomst een rekening-courant toegewezen waarop een maximumbedrag van €500 mag staan. Hiervan mag conform de huisregels van DJI maximaal €100 per week in de inrichtingswinkel worden besteed. Het probleem dat de heer Oskam stelt, ligt mijns inziens niet bij de €500 die op de rekening-courant mag staan. Daarvan worden ook noodzakelijke uitgaven gedaan, zoals het betalen van achterstallige boetes en het betalen van inschrijfgeld voor een huurwoning. Een gedetineerde moet ook aan zijn toekomst denken. Dergelijke zaken worden daarvan betaald.
Het probleem betreft echter nadrukkelijk het koopgedrag van gedetineerden. Dat is de kern. Daarom heb ik DJI verzocht om meer dan tevoren het maximumbedrag van €100 te handhaven en extra alert te zijn op gedetineerden van wie het vermoeden bestaat dat zij onrust in de inrichting creëren vanwege hun uitgavenpatroon. Een strikte handhaving van de €100-grens en extra controle bij verdachte gedetineerden zijn naar mijn mening afdoende om het gestelde probleem te beheersen. Dat is het punt. Ik vraag de heer Oskam of hij het met die richting eens is. Dan komen we eruit. Als dat niet het geval is, hebben we het over een ander verhaal en dan moet ik de motie ontraden. Als dat wel het geval is, is dat steun voor het beleid van de staatssecretaris om die €100 strakker te handhaven. Dat is de kern.
De heer Oskam (CDA):
In deze zaak zitten een aantal problemen. Ik heb goed geluisterd naar de minister. Ik begrijp dat de rekening-courant niet verder kan gaan dan €500. Dat stemt mij tevreden. Het is namelijk vervelend als gedetineerden kunnen sparen in de gevangenis en daarmee invloed kunnen uitoefenen. Op dat onderdeel ben ik dus tevreden met het antwoord van de minister.
Een ander punt is de vraag wat die gedetineerden doen met dat geld. Daar zit hem de kneep. De minister zei dat de boetes en de huur voor als ze weer vrijkomen, wordt geregeld. Dat is prima. Dat hoeven ze dan niet in de gevangenis te hebben, dat kan namelijk ook buiten de gevangenis geregeld worden. Het gaat om het geld dat ze in de gevangenis gebruiken, bijvoorbeeld om boodschappen te doen. Wat mij betreft kan dat bedrag heel beperkt zijn, zoals ik genoemd heb in mijn motie. Als een gedetineerde meer heeft, loop je het risico dat als hij over dat geld kan beschikken …
De voorzitter:
Mijnheer Oskam ...
De heer Oskam (CDA):
Ik wil toch serieus ingaan op de vraag van de minister. Het zijn meerdere delen. Dan loop je het risico dat mensen toch over dat geld kunnen beschikken, ook al hebben ze het niet contant, en daarmee mensen kunnen omkopen of beïnvloeden. Daar zit hem net de kneep. Ik vind het prima dat er strikt wordt gehandhaafd op die €100 per week. Dat is prima. Ik wil echter ook kijken naar het bedrag. Ik neem even mee wat de minister zegt. Ik zal er nog even over nadenken. Ik vraag de minister ook om er nog eens goed naar te kijken.
De voorzitter:
De vraag was volgens mij of u bereid bent om uw motie aan te houden.
Minister Opstelten:
De inzet van de staatssecretaris is om die €100 te handhaven. Ik heb natuurlijk gevraagd om welke uitgaven het gaat. Denk aan gevulde koeken, deodorant en sigaretten. In die kringen wordt veel gerookt. Het gaat om €100. That's it. Het beleid van de staatssecretaris is om dit spijkerhard te handhaven. Als we elkaar daarop kunnen vinden, kan een motie, mits die iets wordt bijgesteld, een steun in de rug van de staatssecretaris zijn. Dan heb ik er geen bezwaar tegen.
De heer Oskam (CDA):
De minister vraagt dus niet of ik de motie wil aanhouden, maar of ik er nog even naar wil kijken. Dat zal ik doen. Ik neem mee wat de minister heeft gezegd.
De voorzitter:
Goed, dank u wel.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind de motie van de heer Oskam zeer sympathiek. De uitleg van de minister verwart mij echter enigszins. Ik kom ook vrij veel in gevangenissen en het personeel geeft aan dat het echt een probleem is, dat het bedrag zo ontzettend hoog is. Volgens mij worden er geen boetes van betaald, volgens mij wordt het geld alleen maar gebruikt om boodschappen van te halen. Zou de minister het uiteen willen zetten in een brief, voordat we over de motie stemmen? Dan kan iedereen zijn stemgedrag bepalen. Ik zou dus heel graag vooraf willen weten hoe het precies zit.
Minister Opstelten:
Oké. Ik denk dat het goed is dat voordat de motie in stemming wordt gebracht, er scherpe duidelijkheid over is. Ik kijk ook even naar de heer Oskam. In de verhouding tussen Kamer en kabinet is het ook goed om naar elkaar te luisteren en om elkaar iets te gunnen. Dat vind ik belangrijk. De heer Oskam heeft de aanzet gegeven voor mijn betoog en dat van de staatssecretaris. Het gaat in de richting die we zelf willen. Ik ben in ieder geval bereid de staatssecretaris te vragen om dinsdag voor de stemming dat nog even precies op een rij te zetten. Dan is er ook glasheldere duidelijkheid over. Overigens zal dat dan hetzelfde zijn als wat ik nu zeg.
De heer Oskam (CDA):
Ik blijf ook bij wat ik zeg. Ik ga er nog even over nadenken. Ik heb goed geluisterd naar de minister en ik heb ook goed geluisterd naar mevrouw Kooiman. We kennen allemaal de wegen om dit soort dingen het beste te doen. Het komt dus vast in orde.
Minister Opstelten:
Oké. Laten we elkaar dan niet belasten met allerlei brieven, ook met het oog op de bureaucratie in het verkeer. Het is belangrijk dat u verkeer met elkaar hebt. Mijn verhaal is volstrekt duidelijk, zodat u ook weet waar u aan toe bent.
De voorzitter:
Maar mevrouw Kooiman denkt daar anders over?
Mevrouw Kooiman (SP):
Ja, ik denk daar inderdaad anders over. Ik heb wel echt behoefte aan wat meer uitleg om te weten hoe gedetineerden precies aan dat geld komen en hoe dat maximum er precies uitziet. Ik moet namelijk ook de motie goed kunnen wegen.
Minister Opstelten:
Die €500 is een rekening-courant. Die kunnen ze dus niet uitgeven, behalve voor de dingen die ik aangaf. De €100 is voor de winkel.
De voorzitter:
Ik denk dat het misverstand zit in de vraag over wel of geen brief, voorafgaand aan de stemming.
Minister Opstelten:
Als de voorzitter mij zo streng aankijkt, dan heb ik geen reden om er iets anders van te vinden. Dan doen we dat. Dan staat het in de brief, wat altijd prettig is. Men kan dan zelf bepalen of men die al dan niet gaat lezen. De brief wordt in ieder geval wel geschreven.
Tegen de motie van de heer Oskam op stuk nr. 415 kijk ik positief aan. De brief, waarvan ik eerder had gezegd dat die na het zomerreces zou komen, is er nog niet, omdat de Nationale Politie er nog mee bezig is, ook met haar Deense collega's. Ik kan in ieder geval voldoen aan wat er in de motie staat. Ik vind dat de heer Oskam ontzettend ruim is in de termijn. Ik had zelf in mijn hoofd om het half november te doen, zodat men weet wat ik van plan ben, maar waar ik natuurlijk aan gehouden ben, is de motie als die na de stemming wordt aanvaard. Ik beschouw de motie als ondersteuning van beleid.
Ik kom ten slotte te spreken over de motie op stuk nr. 416 van de heer Oskam. Het valt me een beetje tegen dat de heer Oskam met deze motie komt. We hebben nu een Nationale Politie en we willen niet de fouten maken die in het oude bestel werden gemaakt, door alles te versnipperen en voor elk onderdeel weer een speciaal team te maken, waardoor niemand weet wie met wat bezig is. Hier hebben we er nu juist voor gekozen om de expertise onder te brengen bij de landelijke eenheid, bij de Nationale Recherche. Ik doe de heer Oskam de aanbeveling om daar ook eens op werkbezoek te gaan en zich te laten voorlichten over wat men daar weet en doet op het terrein van die outlaw motorgangs. Vervolgens moet er natuurlijk een verbinding met de eenheden worden gemaakt, zodat de expertise ook daar terechtkomt. Ik moet die motie echt ontraden, want daarmee worden de politiecapaciteit en de inzet die ontzettend belangrijk is, niet versterkt.
Voorzitter. Dat was mijn bijdrage aan dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We zullen volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties.
De vergadering wordt van 11.55 uur tot 13.30 uur geschorst.
Voorzitter: Bosma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-11-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.