Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 8, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 8, item 7 |
Aan de orde is het debat over het energieakkoord.
De voorzitter:
Vanavond hebben wij het hoofdlijnendebat over het energieakkoord. Ik heet de bewindslieden van harte welkom.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Kamp, Samsom en Wientjes steken de handen uit de mouwen voor groene ondernemers, de bouw, de installatiebranche en de uitvinders van de TU's. Elke stap vooruit is er een, maar geeft dit akkoord langjarige duidelijkheid aan burgers, bedrijven en banken over het regeringsbeleid om klimaatverandering onder de 2°C te houden? Is dit een radicale trendbreuk? Helaas nog niet, maar gelukkig zei de heer Samsom bij de algemene politieke beschouwingen dat het akkoord slechts een basis is en dat er ruimte is voor versnelling en verbetering. Dit kabinet heeft het heel vaak over uitgestoken handen; mijn fractie hoopt op opgestoken handen voor GroenLinks-voorstellen.
Het regeerakkoord wilde 16% schone energie. Waarom leek dat een jaar geleden nog haalbaar en nu niet meer? Om klimaatverandering tegen te gaan moet er per jaar minstens 5 megaton minder CO2 uitgestoten worden; dit akkoord levert krap 3 megaton. Het Planbureau voor de Leefomgeving zegt dat wij als alles meezit, de Europees afgesproken doelen op het gebied van hernieuwbare energie en energiebesparing halen. Graag hoor ik wat de minister daarvan vindt.
Burgers willen zekerheid over hun investeringen in zonnepanelen. Burgers willen ook zekerheid als zij met wind- en waterkracht aan de slag gaan. Coöperaties voor schone energie krijgen in dit akkoord maar een heel klein beetje ruimte. Er zijn 26 beperkende voorwaarden en de periode van zekerheid is slechts 4 jaar. Kan de postcoderoos misschien worden uitgebreid naar de gemeentegrenzen?
Over vervoer en de chemiesector is niets concreets afgesproken, terwijl 40% van de gebruikte energie in Nederland olie is. Wanneer komt dat wel? En hoe zit het in dit energieakkoord met schaliegas? Wij zien geen vergroening van de belastingen en geen kolentaks, maar wel gratis emissierechten voor de industrie; geen bindende afspraken over energiebesparing, maar alleen vrijwillig benchmarken. Is het principe dat de vervuiler betaalt, losgelaten? Kiest het kabinet volop voor denivelleren tussen energiegrootverbruikers en de burger? Burgers betalen disproportioneel voor het verdwijnen van de kolentaks en de verlaging van de netkosten van grootverbruikers. Is het hier "de breedste schouders betalen het minste"? Hoopt het kabinet ook hier op steun van het CDA?
Convenanten zijn mooi, maar wetten beter, zeggen ook de Rekenkamerrapporten. Daarom stel ik voor om de doelen wettelijk vast te leggen. Met maatschappelijke en democratische inbedding staat het akkoord sterker. Dat zagen wij toen de ACM een streep haalde door de sluiting van de vijf kolencentrales. GroenLinks heeft het liefst de kolentaks terug, zodat schone gascentrales weer draaien. Een andere optie zou kunnen zijn dat wij de vijf centrales sluiten en de uitstoot van de markt halen, net als in het ETS-handelssysteem. Weer een andere optie is dat Nederland even bij Duitsland gaat buurten om te zien hoe men daar de kerncentrales gesloten heeft. Graag krijg ik een reactie van de minister op die suggestie.
Als het aan GroenLinks ligt, moet Nederland de bredere ambitie om de samenleving en de economie te verduurzamen en klaar te maken voor de toekomst, veel serieuzer nemen. Dit akkoord is een eerste stap. Het omvat de werkterreinen van Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken, Financiën, Wonen, Werkgelegenheid en Onderwijs, dus minstens de helft van het regeringsbeleid. Daarom stel ik voor dat wij, in plaats van al deze onderwerpen in kleine stukjes per debat te bespreken, overgaan tot algemene groene beschouwingen. In de algemene financiële beschouwingen en de algemene politieke beschouwingen focussen wij ons voornamelijk op geld. Ik stel voor dat wij ons daarnaast ook focussen op de kwaliteit van onze leefomgeving en ons milieu.
De heer Paulus Jansen (SP):
Voorzitter. Het is mooi dat er een breed gesteund SER-energieakkoord ligt. Dat doorbreekt de politieke patstelling van de afgelopen jaren. Het is goed dat de VVD-minister van Economische Zaken een andere houding uitstraalt. De Nederlandse economie is zeer energie-intensief en dus kwetsbaar voor prijsstijgingen van fossiele brandstoffen. Energiebesparing en -verduurzaming is een voorwaarde voor het behoud van onze welvaart, zeker omdat het einde van ons Slochterengas nabij is. Landen met een overheid die wel strategisch opereert zoals Duitsland en Denemarken liggen inmiddels ver op ons voor. De SP-fractie heeft al eerder voorgesteld om het Duitse energiebeleid te copy-pasten. Misschien is dat nog steeds een goed idee.
Uit de doorrekening van het energieakkoord met het energietransitiemodel van Quintel blijkt een macro-economisch voordeel van 2 miljard euro, een flink werkgelegenheidseffect en een dikke plus voor de portemonnee van de huishoudens ten opzichte van de laisser faire-variant. Dat is inclusief al die windmolens die volgens de heer Leegte en mevrouw Klever op subsidie draaien. De verklaring is simpel: de stijging van de gas- en olieprijs, over de komende 10 jaar geschat op 10% respectievelijk 15%, zorgt ervoor dat je steeds armer wordt als je niet investeert in energiebesparing en duurzame energie. De SP-fractie verwacht dat het draagvlak voor een verstandige koers richting verduurzaming van onze economie, met name de energievoorziening, nog sneller zal groeien als wij het energieakkoord met voortvarendheid gaan uitvoeren. Daarmee kom ik op een aantal kritische kanttekeningen.
Het had veel krachtiger en concreter kunnen uitpakken, als het Rijk de doelen had ondersteund met duidelijke normerende wetgeving en een langetermijnplan voor de vergroening van ons belastingstelsel. Voor de voorlopers, de innovators, kunnen regels een belemmering zijn. Die moet je met bijvoorbeeld green deals soepel behandelen. Voor de volgers en de achterblijvers zijn er straks echter heldere wettelijke regels nodig om ervoor te zorgen dat alle rendabele investeringen ook echt worden gedaan. In veel gevallen is het kabinet juist op de rem gaan staan. Zo is het breed gesteunde voorstel om het eigenwoningforfait te differentiëren op basis van het energielabel, een idee van de SP, geblokkeerd door dit kabinet. Oud-EZ-topambtenaar Energie Noé van Hulst concludeerde gisteren dat het liberaliserings- en privatiseringsbeleid van de afgelopen twee decennia de vergroeningsagenda frustreert. Voor marktpartijen is de eerstkomende aandeelhoudersvergadering de topprioriteit. Een helder wettelijk kader biedt marktpartijen zekerheid en snijdt freeriders de pas af. Waarom wordt dit advies uit onverdachte hoek niet gevolgd?
De energiebesparingsdoelen zijn nog maar voor 40% belegd met harde instrumenten. Bovendien is de vrijblijvendheid zeer verschillend per sector. Zo is het opvallend dat de woningcorporaties, de pispaal van dit kabinet, wel goed zijn voor het leeuwendeel van de besparingen in de gebouwde omgeving. Hoe kan dat? De vaagheid bij de sectoren transport, logistiek en industrie is stuitend. Vindt het kabinet net als de SP-fractie dat wij binnen een halfjaar voor alle sectoren een set aan concrete, bindende afspraken moeten hebben die doorgerekend uitkomt op de overeengekomen doelstelling?
Het energieakkoord laat het besparingspotentieel in de keten van energieomzetting en -transport vrijwel buiten beschouwing. Het Fraunhofer-instituut heeft vorig jaar aangetoond dat tot 2050 het besparingspotentieel 25% van het primaire energieverbruik in Duitsland bedraagt. Warmte-krachtkoppeling is de techniek met het hoogste besparingspotentieel. Waarom blijft dat potentieel in het energieakkoord zo onderbenut? Onderschrijft de minister de analyse van Cogen dat zonder beleidsmaatregelen de besparing door middel van wkk in Nederland de komende tien jaar met 75 tot 100 petajoule zal dalen? Dat is in dezelfde orde van grootte als het besparingsdoel voor de komende periode. Dat is toch dramatisch? Klopt de rekensom van Cogen dat voor 135 miljoen euro de warmte-krachtcapaciteit op peil blijft? Dat is toch een fractie van het bedrag dat wij bijvoorbeeld uitgeven aan de uitrol van wind op zee of het sluiten van kolencentrales?
Het is logisch dat de vijf oudste centrales snel dichtgaan, zoals is overeengekomen in het energieakkoord. Volgens de SP-fractie was het op grond van de EU-antikartelwetgeving niet nodig om de sluiting voor advies aan de ACM voor te leggen. De sluiting is niet het gevolg van kartelvorming, maar van een breed gedragen afspraak van onder meer elektriciteitsproducenten en -consumenten. Graag krijg ik een reactie van de minister. Ik overweeg een motie op dit punt. Uiteraard is de sluiting hoe dan ook keihard, want het wisselgeld van 25 petajoule biomassa is voor ons tegen de pijngrens.
De voorzitter:
U moet afronden. Bent u klaar?
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik heb nog twee kleine puntjes.
De SP is blij dat wind op zee een prominente plaats inneemt in het energieakkoord. Wij denken dat voor een kosteneffectieve uitrol een gesocialiseerd netwerk op zee noodzakelijk is zonder de mitsen en maren van het kabinet. Graag een reactie, want ook op dit punt overweeg ik een motie.
De groei van energiecoöperaties is zeer positief. De salderingsregeling voor de meter lijkt me in eerste instantie een halfvol glas. Als er echter de eerste jaren maar 10 miljoen voor wordt uitgetrokken, is het een druppel op een gloeiende plaat. Dat kan het kabinet toch niet serieus menen?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik kan mij wel vinden in de op- en aanmerkingen die de SP maakt over wkk en de vragen die zij daarover stelt. Ik begrijp het standpunt dat de SP hier inneemt wel. De vraag is wel hoe de SP dan dekking wil vinden voor een dergelijke oplossing. Kan de heer Jansen daarop ingaan?
De heer Paulus Jansen (SP):
In ons verkiezingsprogramma — ik herinner me dat het destijds erg werd bekritiseerd, maar het blijkt uiteindelijk qua maatregelenpakket zo ongeveer een een-op-eenkopie te zijn van het energieakkoord van de SER — hebben wij onder andere voorgesteld om de energiebelasting voor grootverbruikers aan te passen en een deel van de opbrengsten terug te sluizen voor investeringen in die hoek. Je zou ook kunnen voorstellen dat een deel ervan wordt gebruikt voor die 150 miljoen voor wkk-installaties, omdat die voor een groot deel staan bij grootverbruikers als het Chemie Park Delfzijl. Daar staat, zoals bekend, 500 megawatt wet te rotten. Wij denken dat de perverse prikkels die er op dit moment in de Europese elektriciteitsmarkt zitten er op de een of andere manier zo snel mogelijk uit gehaald moeten worden. Het liefst samen met onze buurlanden, maar als dat niet kan nu alvast door onszelf.
De voorzitter:
Voor de mensen die niet in het dossier zitten en dit debat volgen: kunt u bij het gebruik van afkortingen als "wkk" één keer zeggen wat het inhoudt?
De heer Paulus Jansen (SP):
Dat is warmte-krachtkoppeling, maar dat zegt die mensen waarschijnlijk nog steeds heel weinig. Het zijn elektriciteitscentrales die tegelijkertijd ook warmte produceren. Het is dus een combinatie van een grote cv-ketel en een apparaat dat stroom maakt.
De voorzitter:
Dat hoeft niet elke keer te worden herhaald, maar dan is het één keer gezegd.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik geef toe dat het een insidersterm is. Mijn excuses.
De heer Jan Vos (PvdA):
Als het goed begrijp dan zegt de heer Jansen: wij verhogen de energierekening voor grootverbruikers wat en de opbrengst daarvan sluizen wij dan naar de warmte-krachtkoppelingcentrales toe. Betekent dat dan dat ik de mensen bij Aldel kan gaan uitleggen dat de SP ze op straat heeft gezet? Is dat dan de conclusie die ik moet trekken?
De heer Paulus Jansen (SP):
Nee, want de SP vindt het net als de PvdA belangrijk dat wij onze energie-intensieve industrie overeind houden. Ik denk tegelijkertijd dat wij de energie-intensieve industrie minder afhankelijk moeten maken van fossiele energie. Wij denken dat een lage energiebelasting voor grootverbruikers eigenlijk jezelf voor de gek houden is en dat je een reële, platte, prijs moet laten betalen door klein- en grootverbruikers. Het Fraunhofer-Institut, dat ik zojuist citeerde, heeft aangegeven dat in Duitsland — in Nederland is dat niet anders — het grootste besparingspotentieel niet bij de huishoudens zit, waar het kabinet op dit moment zijn kaarten op zet, maar bij de industrie. De grootverbruikers moeten hoe dan ook zodanige condities krijgen dat het aantrekkelijk wordt gemaakt om daarin te investeren. De SP zou daar graag prioriteit aan geven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Nog los van het feit dat de SP en D66 van mening verschillen over de rol een waakhond als de ACM in zo'n dossier zou moeten spelen, heeft de ACM natuurlijk wel laten zien dat de kolendeal, die als een soort van motorblok van dit energieakkoord wordt gezien, voor problemen zorgt. Als je kijkt hoeveel geld die deal kost, is dat misschien een reden waarom de SP toch blij zou kunnen zijn met een herziening van dit onderdeel. Dat hele motorblok kost namelijk tien keer zo veel als het oplevert. Dat zit in de stijging van de elektriciteitsprijzen, maar ook in een derving van belastinginkomsten. Alles bij elkaar kom je erop uit dat het je twee keer zo veel kost als het je oplevert over de periode tot 2023. Vindt de SP met D66 dat als wij nu toch moeten gaan kijken naar een andere oplossing, wij moeten kijken naar een oplossing die ook voor de portemonnee van mensen beter uitpakt?
De heer Paulus Jansen (SP):
Allereerst zou ik, misschien anders dan mevrouw Van Veldhoven, de afspraken uit het SER-akkoord zo veel mogelijk willen respecteren. Daar is een jaar over onderhandeld. Dat is een kwestie geweest van geven en nemen. Er ligt nu een totaalpakket waarvan ik denk dat het in elk geval een flinke stap vooruit is. Dat moeten wij niet te makkelijk in de waagschaal gaan stellen. Dat is één.
Twee, even los van de discussie waar de ACM eigenlijk over gaat, de ACM komt tot de conclusie dat deze afspraak ongeveer 0,9 eurocent per kWh gaat kosten over die periode. Dat is niet niks — dat geef ik toe — maar als deze regeling niet doorgaat, is het alternatief de kolenbelasting. Die kost de consument ook geld, en ook de bedrijven trouwens. Kortom, laten wij die rekensom dan maar eens maken. Ik ben er in dit stadium helemaal niet van overtuigd dat de rekensom van mevrouw Van Veldhoven een voordeel oplevert voor de consument. En nogmaals, wij delen de mening dat de oude kolencentrales zo snel mogelijk uit de markt genomen moeten worden. Daar komt ook een hele hoop duurzame capaciteit voor terug. Dus per saldo blijft het aanbod gelijk of stijgt het zelfs. Kosten van 0,9 cent per kWh zijn voor dit doel en deze periode acceptabel. Is er een goedkopere optie, dan zijn wij daar uiteraard altijd voor in.
De voorzitter:
Graag een kort antwoord.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als wij het per kWh gaan uitrekenen, is het natuurlijk een klein bedrag, maar wij gebruiken heel wat kWh met elkaar. Daarom zegt de ACM ook dat de hogere energieprijzen 75 miljoen euro per jaar kosten. Dat bedrag komt bij de consument terecht. Daarnaast schaffen wij de kolenbelasting niet af voor de periode tot 2023 maar permanent. Of zegt de SP dat je die kolenbelasting alleen moet afschaffen voor de periode waarin de sluiting van die centrales werkelijk extra milieuwinst oplevert?
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik vergiste mij. Het is geen 0,9 cent maar 0,9%. Dus 0,2 cent per kWh; €7 op jaarbasis, dat is het prijskaartje dat eraan hangt. Nogmaals, als mevrouw Van Veldhoven een truc heeft om het goedkoper te maken, dan ben ik buitengewoon geïnteresseerd, maar €7 per huishouden voor deze periode is geen slecht bedrag.
De heer Leegte (VVD):
Voorzitter. De Kamer heeft in grote meerderheid aan de SER gevraagd om te komen met een energieakkoord. Samen met Shell, VNO-NCW aan de ene kant en Natuur & Milieu en Greenpeace aan de andere kant en vele partijen daartussenin is er een akkoord gekomen waar niemand echt tevreden over is, maar dat aangeeft dat de werkelijkheid kennelijk weerbarstiger is dan wij hier soms in de Kamer doen geloven. Maar dat niemand er echt gelukkig mee is, geeft misschien ook aan dat er kennelijk iets goeds is gebeurd.
Wat de VVD betreft is het akkoord dan ook een goed akkoord, vooral omdat het een nuchtere ratio uitstraalt en een structurele kostenbesparing ten opzichte van het regeerakkoord betekent van zo'n 600 miljoen euro. Die kostenbesparing is goed nieuws voor huishoudens en bedrijfsleven, want zij hadden dat bedrag anders via hun energierekening moeten betalen. Wij kunnen hier vervolgens met zijn allen zitten sikkepitten en zeggen dat het glas halfleeg is — dat is natuurlijk allemaal waar — maar ik wil de collega's er vooral toe oproepen om iedereen nu vooral de ruimte te geven om aan de slag te gaan met de uitvoering van het energieakkoord.
Natuurlijk heb ik een aantal vragen. Waarom wordt in het energieakkoord gesteld dat de energieprijs gaat stijgen, terwijl daar in de Miljoenennota en de Energy Outlook anders over wordt gedacht? Mijn vraag aan de minister is wat de financiële consequenties zijn als de energieprijs niet gaat stijgen. In het energieakkoord wordt uitgegaan van dalende productiekosten van windmolens et cetera. Tegelijkertijd laten de APX en andere forecasts zien dat ook de elektriciteitsprijs gaat dalen, waardoor er een DELTA blijft staan die groot is. Wat is de consequentie van die dalende elektriciteitsprijs?
Mevrouw Klever (PVV):
Weet de heer Leegte hoeveel 16 - 1,5 is?
De heer Leegte (VVD):
Ja.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik zal het even voorrekenen. In het regeerakkoord wordt 16 miljard uitgegeven aan verduurzaming tot en met 2020. Het energieakkoord haalt daar 1,5 miljard van af. 14,5 miljard lastenverzwaring blijft over. En de heer Leegte heeft het over een kostenbesparing?! Wij hebben het hier over 14,5 miljard lastenverzwaring voor burgers en bedrijven. Hoe kan de heer Leegte het energieakkoord hier nou verkopen als een kostenbesparing?
De heer Leegte (VVD):
Sommetjes zijn altijd ingewikkeld. Wat overblijft, is structureel 3 miljard euro per jaar die wij uitgeven aan hernieuwbare energie. Dat is verschrikkelijk veel geld. Dat ben ik met mevrouw Klever eens, maar het is minder geld dan was afgesproken in het regeerakkoord. In die zin is het een structurele verbetering van zo'n 600 miljoen. Die winst calculeer ik graag in.
Mevrouw Klever (PVV):
De heer Leegte steunt Greenpeace-beleid. 14,5 miljard aan lastenverzwaring wordt als kostenbesparing verkocht. De VVD heeft de kiezer voorgehouden dat windmolens op subsidie en niet op wind draaien, en nu is de heer Leegte dat beleid aan het verdedigen. Het is gewoon een ordinaire lastenverzwaring. Ik vind het echt ongelooflijk dat de VVD dit steunt.
De heer Leegte (VVD):
Anders dan de PVV vindt de VVD de energietransitie belangrijk, al is het maar omdat de olie niet uit Nederland komt. Door de olie in het buitenland te kopen, bijvoorbeeld in Saudi-Arabië, is er sprake van welvaartsoverdracht naar dat land. Om daarvan af te geraken, is het verstandig om te zoeken naar alternatieven. Het goede nieuws is dat het energieakkoord dat doet. Bovendien doet het dat veel goedkoper dan in het regeerakkoord is afgesproken. Dat is de winst.
De voorzitter:
Mevrouw Veldhoven, dit is uw tweede interruptie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Hadden we maar in totaal twee interrupties afgesproken?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat wist ik niet. Mag ik een kort punt van orde maken? Ik vind dat heel weinig voor zo'n groot en belangrijk debat.
De voorzitter:
Dat heb ik met een paar van uw collega's besproken en ik dacht dat u dat ook had gehoord. Kennelijk is daarin iets misgegaan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als u mij een extra interruptie toestaat, dan ben ik al een stuk tevredener.
De voorzitter:
Dat is goed. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Anders dan mevrouw Klever ben ik verheugd dat de VVD nu inziet dat we windmolens moeten subsidiëren. Ik ben verheugd dat zij daar voorstander van is omdat we die energietransitie moeten uitvoeren. Hulde daarvoor. Ik neem ook aan dat de volgende keer de verkiezingsposters worden aangepast. Mijn vraag aan de VVD heeft te maken met die winst. De VVD stelt dat wij het stukken goedkoper doen en dat dit dus winst is. Tegelijk sluiten wij een deal met kolencentrales waardoor we de kolenbelasting schrappen; dat is dan weer verlies. Dus eigenlijk levert de hele deal per saldo weinig besparingen op. Al dat geld dat wij verdienen met het goedkoper laten worden van wind op zee, geven we namelijk weer uit aan de beheerders van de kolencentrales. Dan is er toch per saldo voor de belastingbetaler nul winst?
De heer Leegte (VVD):
Het rekensommetje van D66 klopt natuurlijk niet, want zoals we in de technische briefing hebben vernomen is er structureel sprake van 600 miljoen lastenverlichting — althans: minder kosten — ten opzichte van het regeerakkoord. Dat is goed nieuws. Die kolenbelasting of kolentaks is een onding. Daar zijn wij altijd tegen geweest. Het is goed dat dat ding verdwijnt, omdat het niets anders doet dan kosten toevoegen aan de energieprijs van Nederlanders en niets doet voor het reduceren van CO2. We zijn dus blij dat we daar eindelijk van af komen. Dat er windmolens komen, is de consequentie van het feit dat we in Europa een doelstelling hebben van 14%. Dat is niet mijn doelstelling, maar wel een doelstelling die we opgelegd hebben gekregen en waaronder Nederland zijn handtekening heeft gezet. Dat is dus ook de handtekening van de VVD. Wat wij doen, is techniekneutraal bekijken hoe je dat het meest kosteneffectief kunt invullen. Daar horen windmolens bij. Mooier kan ik het niet maken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb hetzelfde plaatje bij mij als wat de heer Leegte heeft gekregen bij de briefing van het ministerie van Economische Zaken. Daarin staat heel optimistisch dat er een nettolastenverlichting van 1,5 miljard zou zijn. Daarin is de gederfde kolenbelasting nog niet meegenomen. Voor de periode 2016-2023 levert dat, hoera, 1,5 miljard op. Dat is ook precies wat er in het energieakkoord staat. Het is neutraal: alles wat we dus winnen met die 40% kostendaling van wind op zee, sluist de heer Leegte regelrecht door naar de kolenboeren. Dat is toch wat hij doet?
De heer Leegte (VVD):
Laten we vooropstellen dat ik helemaal niets doe, want ik was geen partij in dat energieakkoord. De rekensom gaat op dat punt mank dat kolenbelasting een lastenverzwaring is en de elektriciteit duurder maakt. Als je daarmee stopt, wordt de elektriciteit dus goedkoper. Die 1,5 miljard is dus winst voor de energieconsument. Dat is goed nieuws voor onder andere Aldel. Op pagina 13 van de presentatie staat wat er structureel gebeurt met de uitgaven volgens het energieakkoord en volgens het regeerakkoord. In 2014 is dat 1,1 miljard, in 2015 wordt het 1,2 miljard. Dan loopt het gelijk. Vanaf 2017 gaat het uit de pas lopen. Dat begint met 200 miljoen per jaar en eindigt in 2023 met een verschil van 600 miljoen structureel per jaar. Dat is de winst.
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, dit is uw laatste interruptie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De heer Leegte kan het heel mooi proberen te verkopen, maar hier staat letterlijk dat het lastenneutraal is. Het levert per saldo dus niets op. Sterker nog, het is een verschuiving van de kolenboeren die inderdaad werden geraakt door de kolentaks, naar de consument die de helft van de stijging van de energiebelasting betaalt. Dát wordt gedaan met het energieakkoord. Daar kan de heer Leegte voor zijn, maar hij moet het niet mooier voorstellen dan het is.
De heer Leegte (VVD):
Ik weet niet met wat voor boekje D66 zwaait, maar punt is dat het principieel onjuist is dat er een energiebron discriminerende belasting is …
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dit is het energieakkoord voor duurzame groei, zeg ik de heer Leegte.
De heer Leegte (VVD):
Ik doel op een belasting op kolen. Daarmee intervenieer je in de zogenaamde merit order. Dat is het systeem waarmee elektriciteit verkocht wordt op de markt. Dat is principieel niet goed. Bovendien levert de kolentaks niets op, anders dan een duurdere prijs voor consumenten, omdat die ook niets doet aan CO2-reductie. Het ding was een onding, is een onding en wij zijn blij dat wij ervan af zijn.
De heer Paulus Jansen (SP):
Bij de maatschappelijke kosten-batenanalyse van infrastructuur wordt er altijd uitgegaan van een optimistisch en een pessimistisch scenario voor de ontwikkeling van de verkeersgroei. Dat bepaalt in wezen de rentabiliteit van de investering. Is de heer Leegte ook van mening dat wij een vergelijkbare aanpak moeten volgen voor het beoordelen van de rentabiliteit van verduurzamingsstrategieën? Als dat zo is, is hij dan ook van mening dat wij ons moeten neerleggen bij de conclusies die uiteindelijk door onafhankelijke onderzoeksinstituten zoals ECN worden getrokken? In dit geval heb ik overigens Quintel geciteerd. Als die concluderen dat het gunstig is voor de consument om die investering te doen, vindt hij dan dat wij die investering ook moeten doen?
De heer Leegte (VVD):
Ja, dat zou verstandig en slim zijn geweest als wij een situatie hadden gehad waarin Nederland uit eigen kracht zou kiezen voor een energietransitie, en dan een echte energietransitie. Op het moment dat wij geconfronteerd zijn met een doelstelling uit Europa om 14% hernieuwbare energie te halen in 2020, dan is het de opdracht aan ons als mensen die het schaarse belastinggeld moeten verdelen om dat zo kosteneffectief mogelijk te doen. Dat is wat met het energieakkoord wordt gedaan. Daarbij wordt met het energieakkoord een ruimte, een soort buffer, van 300 miljoen extra gemaakt voor als het toch tegenvalt. Dat vind ik verstandig beleid. De bottomline is dat wij gaan doen wat wij hebben afgesproken in Europa. Dat is kosteneffectief. Daarom vind ik het een goed akkoord.
De heer Paulus Jansen (SP):
Dan zou het goed zijn als de heer Leegte nu afscheid neemt van de stelling dat windmolens op subsidie draaien, want met het model van Quintel wordt gezegd dat dit pakket maatregelen voor bedrijven en consumenten per saldo gunstiger is dan als wij niets doen. Het is dus goedkoper, zo zeg ik tegen mevrouw Klever. In essentie concludeert ECN hetzelfde. Is de heer Leegte het met die conclusie eens?
De heer Leegte (VVD):
Nee, daar is de heer Leegte het zeker niet mee eens. Wij kunnen feitelijk constateren dat windmolens op subsidie draaien. Ik krijg veel lobbyisten op bezoek die zeggen dat het wel meevalt. Dan zeg ik: nou, laten wij dan morgen stoppen met subsidie. Zij zeggen dan allemaal: nee, nee, dat kan nog niet, dat is veel te vroeg.
Ook constateer ik dat uit een studie van de EIB blijkt dat tussen niets doen en het energieakkoord 6 miljard welvaartsverlies zit. Dat is ook logisch, want de prijs van fossiele energie is door de overschotten die in de wereld ontstaan, niet gestegen. Met andere woorden, het verschil tussen de prijs voor hernieuwbare energie en die van fossiele energie is groot en blijft groot. Dat is welvaartsverlies ten opzichte van landen die doorgaan met fossiele energie.
De heer Paulus Jansen (SP):
De heer Leegte gebruikt zijn eigen scenario. Dat is precies wat je niet moet doen. Daarvoor hebben wij mensen die er meer verstand van hebben dan de heer Leegte en ik. Hij weet het klaarblijkelijk beter.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wij kennen de VVD als de ondernemerspartij. Als ik één ding continu gehoord heb in het energiedossier, is dat dat investeerders en bedrijven langjarige zekerheid nodig hebben. Vindt de heer Leegte dat die langjarige zekerheid voldoende in het energieakkoord verankerd is?
De heer Leegte (VVD):
Ja.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
In dit akkoord is voor de eerste keer een mogelijkheid geschapen voor energiecoöperaties. Vindt de heer Leegte dan ook dat energiecoöperaties dezelfde langjarige zekerheid moeten hebben die het bedrijfsleven en investeerders terecht vragen?
De heer Leegte (VVD):
Ja. Ik ga verder met mijn betoog.
De voorzitter:
Nee, het woord is aan mevrouw Van Tongeren.
De heer Leegte (VVD):
O, ik dacht dat we het in tweeën deden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb tot nu toe "ja, ja" als antwoord gehad. Volgens mij mag ik nu nog een inhoudelijke vraag stellen. Ik maakte een inleiding tot de vraag of het mogelijk is om samen te bekijken of wij iets kunnen doen voor de energiecoöperaties waarvoor in het akkoord een herziening na vier jaar staat. Ik ben het eens met het VVD-standpunt dat je langjarige zekerheid moet hebben voordat je forse investeringen uitlokt. Die vier jaar zijn daarvoor een belemmering. Is het mogelijk om samen te bekijken of wij daarvoor een oplossing kunnen vinden?
De heer Leegte (VVD):
Ik ben bereid om overal naar te kijken, maar volgens mij is de minister straks aan zet en kunt u hem vragen hoe hij de uitwerking ter hand neemt. De basis is echter dat je ondernemers zekerheid moet bieden. Dat geldt zowel voor Aldel als voor mensen die met subsidies windmolens bouwen.
Ik kom bij mijn vierde vraag. Het energieakkoord gaat voor het absorptievermogen in de Nederlandse energiemix voor hernieuwbare bronnen uit van het oude rapport van de Energieraad. Inmiddels is er veel veranderd; ik doel op de Duitse Energiewende. Kan de minister voorrekenen dat het nog steeds klopt dat al die extra overcapaciteit efficiënt in het net past?
Tot slot de misschien belangrijkste vraag. In hoeverre is er binnen het energieakkoord ruimte om dingen slimmer te doen dan nu is opgeschreven? In hoeverre is er ruimte voor blijvende innovatie?
De ACM heeft gezegd dat de deal over de vijf kolencentrales niet mag. Dat verbaasde natuurlijk niemand, omdat het energieakkoord niets extra's doet voor het klimaat. Tegelijkertijd doet dit natuurlijk niets af aan het feit dat de centrales dicht zullen moeten. Ik krijg van de minister graag de bevestiging dat hij daarvoor zal zorgen.
Daarmee kom ik terug op de hoofdlijn. Het akkoord is een eerste stap op weg naar een transitie. De rechtvaardiging voor die transitie is het economische feit dat Nederland fossiele energie moet importeren en daarmee welvaart overdraagt aan andere landen. Bovendien is er de vraag van de afhankelijkheid op lange termijn. Op de vraag wanneer zo'n energietransitie gaat lukken, is het enige mogelijke antwoord dat dit pas het geval is wanneer wij een systeem kunnen ontwikkelen dat niet duurder is dan een systeem met fossiele energie, niet eerder maar ook niet later. Op dit moment kent Nederland een beleid waarin overproductie wordt gesubsidieerd. De problemen die wij daarmee creëren, repareren wij met wetten. Die wetten zorgen weer voor nieuwe problemen en er komen weer nieuwe wetten bovenop et cetera. Waar bedrijven geprivatiseerd werden om de markten efficiënt hun werk te laten doen, zien wij nu een markt met steeds meer overheidsingrijpen. Deze neerwaartse innovatieremmende spiraal kan alleen worden doorbroken als de overheid in staat is om de markt het vertrouwen en de verantwoordelijkheid te geven om met goede oplossingen te komen. Het akkoord is daartoe een eerste stap.
De tweede stap is het ontwikkelen van een marktsysteem voor het balanceren van energie. De killerapp waar in een motie van de SP en de VVD om is gevraagd, is daartoe een eerste stap, maar de grote mogelijkheid en de grote innovatie ontstaan als bedrijven en huishoudens in staat zijn om innovatieve oplossingen te vinden voor het opslaan van energie en elektriciteit. Daarvoor is het nodig dat zij kunnen bufferen en in kleine tijdseenheden elektriciteit kunnen afrekenen. Bovendien is daarvoor nodig dat productie-eenheden die zich niet aan de afgesproken elektriciteitsproductieplanning houden, mee gaan betalen voor de onbalans. Ik onderstreep dat dit dus ook geldt voor windmolens en zonnepanelen, want nu hebben die technieken nog een free ticket, waardoor zij verderop in de keten kosten veroorzaken. Ik zou graag willen dat de minister ingaat op de wereld na het energieakkoord.
Mevrouw Klever (PVV):
Weet de heer Leegte wat de prijs van energie tussen 2005 en 2012 heeft gedaan in de Verenigde Staten en in Europa?
De heer Leegte (VVD):
Ik denk dat u doelt op de gasprijs. Die is spectaculair gedaald. De prijs van elektriciteit is minder gedaald, evenals de prijs van kolen. De prijs van olie is gelijk gebleven. Welke prijs bedoelt u?
Mevrouw Klever (PVV):
De prijs van gas.
De heer Leegte (VVD):
Die is spectaculair gedaald door de ontwikkeling van schaliegas. Dat is een belangrijke grondstof voor de chemische industrie, die is opgebloeid dankzij de ontwikkeling van schaliegas.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat klopt. In de Verenigde Staten is de prijs van gas spectaculair gedaald, namelijk met 66%. In Europa is die prijs iets gestegen. Denkt de heer Leegte, gelet op dit grote prijsverschil, dat een lastenverzwaring van 14,5 miljard euro voor het Nederlandse bedrijfsleven — de helft van de lastenverzwaring komt voor rekening van het Nederlandse bedrijfsleven — nog wel Aldelproof is, om in zijn eigen woorden te spreken?
De heer Leegte (VVD):
Waarom is de gasprijs in Europa hoog? Dat heeft te maken met het feit dat Rusland de prijs van gas domineert. Poetin kan aan de kraan draaien. Als de vraag wat afneemt en als de prijs daardoor daalt, zorgt hij ervoor dat er minder gas komt, zodat de prijs gelijk blijft. Daar profiteert Nederland van via de opbrengsten. Het verschil met de Verenigde Staten is ongeveer ook het verschil in transport. Als je Amerikaans gas naar Europa brengen, moet je daar immers liquefied natural gas ofwel lng van maken. Dat komt dan naar onze gate terminal. Als je al die kosten meeneemt, zit je ongeveer op de prijs die Europa betaalt. Het feit dat het gas daar goedkoop is, helpt in Europa dus helaas helemaal niet.
Mevrouw Klever (PVV):
In de Verenigde Staten is er een schaliegasrevolutie en is de gasprijs spectaculair gedaald. In Europa hebben we duur gas en daar komt nog een energieakkoord bovenop dat de energieprijs voor onze energie-intensieve bedrijven nog veel hoger maakt. Ook het midden- en kleinbedrijf gaat per jaar duizenden euro's meer betalen. Ik herhaal mijn vraag aan de heer Leegte nog één keer: vindt hij dat dit energieakkoord Aldelproof is?
De heer Leegte (VVD):
Het energieakkoord is Aldelproof. Wat mevrouw Klever zegt, klopt niet helemaal. De elektriciteitsprijs gaat dalen doordat we een overcapaciteit hebben. Daardoor wordt elektriciteit bijna gratis. Aldel kan die gratis energie kopen. Aldel heeft nu een probleem omdat het nu transportkosten en voor het ETS opslagen moet betalen. We gaan het systeem zo aanpassen dat het gelijkloopt met Duitsland, althans dat heeft de minister gezegd. Daardoor kan Aldel 90% van de transportkosten compenseren. Daarmee is de prijs gelijk aan die in Duitsland. Dan heeft Aldel ineens te maken met een heel lage prijs voor elektriciteit. Dat is precies de concurrentiekracht die het nodig heeft. Voor Aldel is het dus een goed akkoord.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik waardeer al mijn collega's in de Kamer zeer, maar ik vraag me steeds af wie ik de meest fascinerende woordvoerder vind als het gaat om onnavolgbaarheid. Ik moet zeggen: de heer Leegte is in een nauwe concurrentiestrijd met de heer Graus van de PVV. Mijn vraag gaat daar echter niet over. Ik zit nu bijna zeven jaar in de Kamer en het is me nog steeds niet duidelijk hoe de VVD aankijkt tegen subsidies. Ze straalt uit dat ze subsidies niets vindt, zeker niet voor windmolens. Maar hoe zit het dan met de SDE-plusregeling? Is de VVD daarvan een voorstander? Als je die steunt, zoals de VVD tot nu toe heeft gedaan, zou je dan ook niet consumenten willen helpen door ervoor te zorgen dat zij hun huizen kunnen isoleren en dus minder afhankelijk zijn van dat gas van Poetin, waarover de heer Leegte het had? Ik snap het niet. Hoe zit de VVD nu in die subsidies?
De heer Leegte (VVD):
In de kern en ten principale zijn subsidies verkeerd, zeker als het exploitatiesubsidies zijn, zoals die in de energiewereld. Daarom heb ik gezegd dat het energieakkoord een eerste, belangrijke stap is. We moeten echter toe naar een marktsysteem, waarin een prijs tot stand komt voor het bufferen van elektriciteitscapaciteit. Dan krijg je daadwerkelijk een systeem dat op economische efficiency kan concurreren met fossiele energie. Dan krijg je een transitie, en dat willen wij. Mevrouw Ouwehand zal in haar tweede interruptie vragen: waarom dan toch een subsidie? Dat is op dit moment de manier om zo efficiënt mogelijk te voldoen aan de Europese doelstelling van 14%.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar dan vraag ik me toch af waarom de heer Leegte blijft praten over windmolens en zonnepanelen die een free ticket zouden hebben, en niet over de grootste hap, die uit de SDE-pot wordt genomen door mestvergisters. Heeft dat ermee te maken dat de VVD op het gebied van landbouw akritisch is als het gaat om de subsidies? Daar gaan heel wat miljarden van de belastingbetaler naartoe. Dat weet de VVD best.
De heer Leegte (VVD):
Dankzij het prachtige amendement over de directe lijn wordt dat gas omgezet voor bijvoorbeeld Friesland Campina in Borculo. Dat was een mooi amendement. Het gaat echter om het volgende. De SDE-plus is zo ingericht dat de goedkoopste vorm van energie het eerst aan bod is. Het systeem is dus zo ingericht dat de efficiëntste energiebron het wint. Als je dus subsidies hebt, moet je het slim doen. De SDE-plus is een slimme subsidie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben bang dat de heer Leegte nog steeds denkt dat varkens uit de lucht komen vallen en dat de mest die we vergisten, dus gratis energie is. Misschien moeten we elkaar nog eens spreken, maar de conclusie voor nu is dat de VVD ondanks de grote mond die ze altijd heeft over subsidies die een schande zijn, zeker als die voor schone energie zijn, zonder dat de belastingbetaler het goed meekrijgt, ontzettend veel naar de landbouw blijft sluizen. Het is jammer dat de heer Leegte niet durft toe te geven dat de VVD die belangen hoger acht dan het belang van de hardwerkende Nederlander.
De heer Leegte (VVD):
Ik heb ooit gezegd dat varkens nooit opraken en dat het daarom geen duurzaamheidsissue is. Dat is natuurlijk ook waar. Daar moet je over nadenken. Waar is eveneens dat de agrarische sector in Nederland een belangrijke sector is. We verdienen er veel geld mee en het zijn innovatieve ondernemers. Daar zijn we trots op.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. In 2012 bestond 6% van de energieproductie in Duitsland uit zonne-energie. Onze oosterburen hebben als doelstelling om dit in 2020 tot 12% op te laten lopen. Dat betekent een gigantische toename van het aantal zonnepanelen, waarmee veel werkgelegenheid en schone energie zijn gemoeid. Nederland daarentegen is volgend jaar maar liefst drie nieuwe kolencentrales rijker. Ons land leunt de komende decennia nog zwaar op grijze, fossiele en vervuilende energieproductie, de energievoorziening van de vorige eeuw, terwijl de ecologische en economische nood zo hoog is. Met het nieuwe energieakkoord slaan we langzaam maar zeker de goede richting in. Toch zien het Planbureau voor de Leefomgeving en het ECN in het akkoord meer een uitvoeringsagenda voor 2020 dan een transitieagenda voor 2050.
Kortom, het akkoord is niet hét recept voor de groene economie. Ik roep het kabinet op om voor een echt schone economie te gaan. Dat betekent ook dat fundamentele keuzes moeten worden gemaakt in vergroening van wetgeving en belastingen. In onze tegenbegroting laten wij zien dat het sneller kan. Denk aan een verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op vervuilende activiteiten, meer geld naar energiebesparing en anders betalen voor mobiliteit.
Een fundamenteel probleem in onze economie is dat nog steeds de samenleving opdraait voor de kosten van vervuiling, in plaats van de veroorzaker ervan. Het wekt dan ook verbazing dat de kolenbelasting over enkele jaren weer op nul wordt gezet. Dit is verre van gunstig voor schone vormen van energie. En levert afschaffing van de kolenbelasting niet nog hogere SDE-plussubsidies op ten laste van burgers en bedrijven? Wie betaalt de rekening van vervuiling nu eigenlijk? De subsidie voor bijstook van biomassa en kolencentrales zorgt ervoor dat belastinggeld van burgers en bedrijven wordt gestoken in een techniek die niet innovatief en niet houdbaar is. Waarom is niet ingezet op een beperkte bijstookverplichting, zodat de kosten bij de producent komen te liggen in plaats van bij de burger?
Vorige week maakte de ACM in een analyse bekend dat de kolendeal geen doorgang kan vinden. De toezichthouder kijkt hier wel heel star naar mededingingsregels en kortetermijnbelangen, in plaats van het maatschappelijke belang op juiste waarde te schatten. De minister legt de bal nu nadrukkelijk bij de energiesector om met een oplossing te komen, maar is dat wel terecht? Een alternatief vanuit de sector kan immers al snel als nieuwe kartelafspraak worden gezien. Waarom zijn wettelijke maatregelen zo nadrukkelijk buiten beeld gehouden door de minister? Ook hij kan een rol spelen om van de oude kolencentrales af te komen. Denk aan behoud of zelfs verhoging van de kolenbelasting of een productieverbod op milieugrondslag, zoals in Duitsland. Waarom trekt de minister zo snel zijn handen ervan af?
In het akkoord mis ik de wkk. Ziet de minister ook een belangrijke rol voor de wkk in de energiemix en in het in balans houden van vraag en aanbod?
Een open einde in het akkoord is nog de aanleg van het net op zee. Waar de kosten daarvan terechtkomen, is onduidelijk. Wat de ChristenUnie betreft, gaat dit niet via de SDE-plus, dus niet ten koste van investeringen in duurzame energie.
De minister reageerde terughoudend op ons pleidooi voor bewonersparticipatie bij windparken. Die staat nu wel in het akkoord. Hoe denkt de minister hier nu over?
De noodzakelijke 2% besparing per jaar is afgezwakt tot 1,5%. Dat is ten onrechte, want energiebesparing brengt grote kostendalingen, winst voor het milieu en een impuls voor de bouwsector mee.
Ik had gehoopt dat in het energieakkoord voor mobiliteit een duidelijke koers zou zijn ingezet, maar helaas. De deur naar invoering van de kilometerprijs gaat een heel klein beetje open, maar het kabinet wil pas in 2016 gaan meedenken, laat staan dat er daarvoor al besluiten worden genomen. Laten we dan kijken naar de CO2-uitstootnormen voor personenauto's. Kiest het kabinet ook voor de 95 gram CO2-uitstoot per kilometer?
Ik sluit af met een citaat van het PBL, waarmee ik het van harte eens ben: gegeven waar Nederland vandaan komt is het energieakkoord ambitieus, maar gegeven waar we naartoe moeten is het slechts een begin.
Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Goede bedoelingen leiden tot rampen, aldus Machiavelli. Waar goede bedoelingen worden gecombineerd met een te verdelen subsidiepot van 15 miljard euro, is de ramp niet te overzien. Het energieakkoord is slecht voor Nederland. Het akkoord leidt tot een welvaartsverlies van 6 miljard euro, het akkoord is volgens de ACM in strijd met de wet, het akkoord doet niets voor het milieu, het akkoord doet niets voor de werkgelegenheid op lange termijn en het akkoord doet nagenoeg niets aan innovatie. Er zijn 700.000 werklozen, 400.000 mensen in de bijstand, tientallen faillissementen en honderden mensen per dag die hun baan kwijtraken, en deze uitgave van 15 miljard euro levert geen noemenswaardige bijdrage aan het oplossen van die problemen.
Door vele miljarden euro's in dure, inefficiënte windmolenparken te pompen, frustreert de regering de ontwikkeling van nieuwe, kosteneffectieve vormen van energie. Waarom zou je immers innoveren als je met de huidige technologie ook winst kunt maken, dankzij royale subsidieregelingen? Juist innovatie versterkt de structuur van de economie en leidt daarmee tot werkgelegenheid op lange termijn.
Ik heb een aantal vragen aan de minister. Wat is nu eigenlijk het positieve effect voor Nederland van dit energieakkoord? Waarom heeft de minister bij de presentatie van het energieakkoord niet gezegd dat het akkoord leidt tot een welvaartsverlies van 6 miljard euro? Volgens De Groene Zaak was dit feit immers al tijdens de onderhandelingen bekend. Is de minister slecht of niet geïnformeerd of was dit een bewuste keuze? Waarom is dit parlement tijdens de technische briefing ervan verzekerd dat de sluiting van kolencentrales niet zou leiden tot een verhoging van de energieprijzen, als een dag later de ACM met een ingreep dreigt, nota bene vanwege het prijsverhogende effect? Heeft het ministerie wel genoeg kennis in huis om de effecten van haar eigen maatregelen door te rekenen?
Als het energieakkoord Nederland niets anders brengt dan 6 miljard euro welvaartsverlies, waarom gaan we er dan toch mee door? Het antwoord is simpel. Ruim 40 partijen hebben 15 miljard euro aan subsidie verdeeld. Zo'n koek laat je jezelf natuurlijk niet afnemen, massawerkloosheid of niet. Het draagvlak voor het energieakkoord onder lobbyclubs is groot, want iedereen heeft een flinke greep in de kas gedaan. Maar die kas wordt gevuld door burgers die hun baan verliezen en bedrijven die failliet dreigen te gaan als gevolg van de zoveelste lastenverhoging. Een recent slachtoffer hebben we twee weken geleden behandeld: Aldel. In dat overleg is afgesproken dat energie-intensieve bedrijven wat minder in die kas van 15 miljard gaan doen, andere gaan dus meer betalen. We zijn het met die beslissing van de minister eens omdat Aldel recht heeft op een eerlijke kans. De vraag is alleen: waar houdt het op?
Er is niet alleen een klimaatdoelstelling in Europa, ze hebben ook ontdekt dat industrie belangrijk is voor onze welvaart. De officiële doelstelling is om 20% van ons bruto binnenlands product uit de industrie te halen. In het Competitiveness report 2013 met als titel No growth and jobs without industry wordt geconstateerd dat deze doelstelling niet gehaald wordt, met name vanwege de hoge energieprijzen. Waarom gaat de minister dan voor 12 miljard euro subsidieverplichtingen aan voor wind op zee, waarvoor onze industrie de rekening kan betalen? Als energie te duur is, ga je toch op zoek naar manieren om je energievoorziening goedkoper te maken? Vindt de minister het energieakkoord niet strijdig met het beleid om de industrie te stimuleren? Of winkelt de minister selectief in Europese doelstellingen die gehaald moeten worden?
Dit energieakkoord is de zoveelste lastenverhoging van dit kabinet. De kale energieprijs gaat omhoog. De reguliere energiebelasting gaat omhoog. De opslag duurzame energie gaat zelfs met een factor twintig omhoog. Dat zal ieder bedrijf gaan merken. Dit gaat ten koste van onze concurrentiepositie en daarmee wordt ons land nog verder afgebroken. Daarmee gaat deze voormalige minister van Werkgelegenheid de boeken in als de minister van werkloosheid.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik blijf toch zitten met een vraag. Mevrouw Klever zegt dat dit een ramp is voor de mensen, dat bedrijven failliet gaan, dat de werkgelegenheid naar de knoppen gaat en dat consumenten zich blauw gaan betalen. Toch waren er 40 organisaties die uiteindelijk zeiden dat ze dit verstandig langetermijnbeleid vinden. Dat waren werkgevers en werknemers — die hebben er belang bij dat er meer werkgelegenheid komt in plaats van minder — consumentenorganisaties als Vereniging Eigen Huis en de Consumentenbond en producentenorganisaties. Is nu iedereen gek behalve mevrouw Klever van de PVV?
Mevrouw Klever (PVV):
Er zaten ruim 40 partijen aan tafel en die mochten met elkaar een subsidiepot van 15 miljard euro verdelen. Nogal logisch dat iedereen daar blij mee is, want iedereen heeft een greep in de kas kunnen doen. Degenen die niet genoeg gekregen hebben, zijn niet tevreden met dit akkoord. Denk aan het energiebedrijf DELTA. Dat moet zijn kolencentrale sluiten, wordt niet genoeg gecompenseerd en is daarom niet tevreden met dit akkoord. Al die andere partijen hebben iets gekregen van hun wensenlijstje en daarmee zijn ze tevreden. De enige die niet aan tafel zat, was de burger. En die mag de rekening betalen.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik kan me niet herinneren dat bijvoorbeeld de vakbond subsidie kreeg uit het energieakkoord, maar ik ben waarschijnlijk helemaal verkeerd geïnformeerd volgens mevrouw Klever. Of welke feiten moeten we volgens haar dit debat baseren? Zij zegt de feiten te kennen en beweert dat wij die niet kennen. De SP-fractie heeft altijd de neiging om naar goede, degelijke en onafhankelijke adviseurs te luisteren. Ik wijs op het ECN en het PBL. Ik heb ook Fraunhofer, het Duitse ECN, geciteerd. Vindt mevrouw Klever het in haar hart ook niet verstandiger om af en toe gebruik te maken van echte, onafhankelijke gegevens in plaats van zelf te zeggen dat zij het beter weet?
Mevrouw Klever (PVV):
De PVV verzint die 6 miljard euro welvaartsverlies niet zelf. Het EIB komt daarmee. Dat lijkt mij een zeer gerenommeerd instituut, om met de woorden van de heer Jansen te spreken.
De heer Paulus Jansen (SP):
Niet op dit terrein!
Mevrouw Klever (PVV):
Pardon?
De heer Paulus Jansen (SP):
Het Economisch Instituut voor de Bouw is …
Mevrouw Klever (PVV):
Nu komt de SP met haar eigen feiten. Als de uitkomst, namelijk 6 miljard euro welvaartsverlies, haar niet aanstaat, vindt de SP het opeens geen gerenommeerd instituut. Het is doorgerekend. Het is een lastenverzwaring van 16 miljard uit het regeerakkoord minus 1,5 miljard. Het is dus gewoon een lastenverzwaring van 14,5 miljard en een welvaartsverlies van 6 miljard. Dat kan de heer Jansen zo nalezen in alle stukken.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik constateer dat mevrouw Klever vasthoudt aan het idee dat iedereen gek is behalve de PVV. Ik zou het prettig vinden als mevrouw Klever in het vervolg de briefings en de rondetafelgesprekken op dit terrein gewoon volgt en als zij daar de discussie aangaat met de mensen die wij echt daarvoor ingehuurd hebben en daar met open vizier strijdt in plaats van hier haar waarheid te verkondigen.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat zijn bijzondere aantijgingen, want ik ben bij elke briefing geweest. Ik heb bovendien alle rapporten gelezen. Het bedrag van 6 miljard welvaartsverlies komt gewoon uit rapporten die de SP ook heeft. Die 14,5 miljard lastenverzwaring komt gewoon uit stukken die de SP ook heeft. Ik vind die aantijgingen dus echt heel bijzonder.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Zorg voor stabiliteit in het energiebeleid! Die oproep krijg ik als Kamerlid bijna dagelijks.
Het is mooi dat er veel werk is verricht in de polder, maar stabiliteit is alleen in dit huis te vinden. 40 handtekeningen onder een akkoord staan niet per definitie gelijk aan een maatschappelijk optimum of politieke daadkracht. Een afspraak tussen kolenboeren en Greenpeace kan immers leiden tot veel betalen voor weinig resultaat. Dat heeft de ACM blootgelegd. Het motorblok van het energieakkoord is niet door de apk gekomen en een stevige reparatie is nodig. Er zijn gelukkig meerdere oplossingsmogelijkheden. Het kan via de belasting, namelijk door de kolenbelasting aan te scherpen in plaats van deze te schrappen. Het kan ook via de regels, door de uitstootnorm eenvoudigweg in de wet op te nemen. Ik begrijp dat er ook gedacht wordt aan het uit de markt nemen van CO2-rechten. Lopen wij daarmee niet het risico dat de belastingbetaler alleen nog maar op hogere kosten wordt gejaagd?
De heer Jan Vos (PvdA):
Nu breekt mijn klomp. Dit is de woordvoerder van de fractie die samen met ons heeft aangedrongen op een breed maatschappelijk gedragen energieakkoord en die deze taak bij de SER heeft neergelegd. Dit is de woordvoerder van de fractie die zo blij was dat die 40 partijen met elkaar aan de slag gingen. Nu die partijen dan gezamenlijk — het is inderdaad heel bijzonder: van Greenpeace tot en met kolenboeren en van Greenpeace tot en met Tata Steel — met een resultaat komen, staat mevrouw Van Veldhoven hier forse kritiek te leveren. Dat vind ik verbazingwekkend. Als je een breed maatschappelijk draagvlak verwacht, kan het niet zo zijn dat je altijd je eigen gelijk haalt.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zou bijna zeggen: nu breekt míjn klomp! Waar is nu het Huis van de Democratie? Is dat daar, op de Bezuidenhout? Of is dat hier, waar wij staan? Het feit dat wij aan de polder vragen om met ideeën te komen, betekent in de ogen van mijn fractie niet dat wij onze eigen politieke verantwoordelijkheid daarmee afschuiven. Het verbaast mij zeer dat de heer Vos, een vertegenwoordiger van zo'n grote partij, daar blijkbaar anders over denkt.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat wij allemaal weten hoe onze samenleving georganiseerd is. Dit betekent nog niet dat de mensen buiten deze Kamer minder democratische rechten hebben dan de mensen in deze Kamer. Ik denk dat het juist het bijzondere van onze samenleving is dat wij iedereen in dit land serieus nemen. Laat ik een meer concrete vraag stellen. Mevrouw Van Veldhoven geeft op van de ACM: de kosten zouden zo hoog zijn. Heeft mevrouw Van Veldhoven berekend hoeveel het nu daadwerkelijk kost voor ieder gezin? Is die berekening — dat is een berekening van ECN — dusdanig significant dat je die serieus kunt nemen? Ik heb dit namelijk wel berekend. Het gaat hier om €1 per gezin per maand. Mevrouw Van Veldhoven staat hier te verkopen dat dit een enorm bedrag is en dat dit al hetgeen 40 partijen met elkaar hebben bereikt, onderuit zou moeten halen. Ik vind dat die twee ordes van grootte niet helemaal bij elkaar passen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik kan alleen maar constateren dat de heer Vos misschien net als ik lid is van de ANWB, maar ook graag zou willen dat de ANWB namens hem beslist. Ik vind dat democratische besluiten thuishoren in dit parlement. En ik vind dit parlement iets anders dan het ledenparlement van de FNV. Dat neemt niet weg dat ik al het werk dat in de polder is verricht, heel belangrijk vind. De heer Vos heeft gelijk dat het heel belangrijk is dat wij die stabiliteit, waar al die partijen om vragen, met elkaar een keer bereiken. De enige manier waarop wij die stabiliteit echt bereiken, is als wij haar hier bereiken. Wij moeten ons niet laten forceren tot iets waarvoor hier geen langdurig draagvlak is. Wij zullen er met elkaar verantwoordelijkheid voor moeten kunnen nemen. Ik begrijp dat de heer Vos graag bij het kruisje tekent, maar onderdeel van de afspraken is de afspraak dat er een aantal oude kolencentrales dichtgaan. Het lijkt mij fantastisch als wij die inderdaad gesloten kunnen krijgen. Ik zou daar blij mee zijn, maar laten wij het wel doen tegen reële kosten en niet door mensen op hoge kosten te jagen, alleen maar omdat wij de kolenproducenten binnenboord willen houden. Laten wij eerlijk kijken naar wat de rekening mag zijn.
De heer Leegte (VVD):
De pragmatiek van D66 wordt nu wel heel erg groot. D66 was de grote aanjager van een SER-akkoord. Sterker nog, D66 was initiatiefnemer in de vaste Kamercommissie om een briefje naar de SER te sturen in de trant van "jullie zijn goed en lekker bezig". De VVD had geen behoefte aan een energieakkoord. Wij zeiden: wij hebben een minister met een energienota om te sturen. Maar D66 zei: nee, nee, er moet een energieakkoord komen, gedragen door de sector. Het kan dan niet zo zijn dat D66 nu kritiek heeft en zegt: ik had het beter zelf kunnen doen. Wat is het nou? Is D66 voor het energieakkoord en wil het ermee aan de slag om zekerheid te bieden? Of zegt D66: ik heb jullie voor de gek gehouden, jullie zijn een jaar lekker bezig geweest, maar nu zal ik even vertellen hoe het moet?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dit kan toch niet waar zijn? Ik ben blij dat de heer Leegte hier nog eens naar voren haalt hoezeer D66 het belangrijk vond om goed te luisteren naar de partijen uit het veld. Inderdaad, daar heb ik lang voor gepleit. In de verkiezingscampagnes heb ik gezegd: laten wij alsjeblieft met elkaar kijken of wij kunnen komen tot langjarige stabiliteit. Dat is waar het om gaat en dat is wat effect in de markt zal geven. Dat is wat ondernemers en burgers zekerheid zal geven. Maar dat betekent toch zeker niet dat wij hier allemaal ons gezonde verstand moeten parkeren op het moment dat er iets uitkomt? Als wij die politieke stabiliteit echt willen, als de heer Leegte, als de VVD dat samen met D66 echt wil, dan moeten wij ervoor zorgen dat wij tot een akkoord komen waarvan wij hier met zijn allen zeggen: dit gaan wij echt tien jaar volhouden, dit gaan wij niet bij een volgend kabinet toch weer aantasten. Daarvoor is de dialoog tussen ons zo belangrijk. Die dialoog kunnen wij niet afschuiven.
De heer Leegte (VVD):
Ik begrijp dat D66 moeite heeft om ja te zeggen, omdat er andere dingen uitkomen dan zij misschien gehoopt had. De werkelijkheid is ook weerbarstiger. Natuurlijk is 16% te veel. 14% is al een heel zware doelstelling voor Nederland. Het blijkt hoe moeilijk het is om dat te halen. Wanneer geven wij vertrouwen aan de sector? Als D66 net als de PvdA en de VVD zegt: jongens, iedereen had het beter gewild en dat is het beste bewijs dat het een goed akkoord is. Wij moeten de sector een compliment maken en aan de slag gaan om ervoor te zorgen dat het gaat gebeuren zoals men heeft afgesproken.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik had heel graag samen met de heer Leegte, samen met de heer Vos, samen met anderen geconcludeerd dat er een fantastisch akkoord ligt. Dat had ik heel graag gedaan. Maar als de doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving, als de doorrekening van ECN laat zien dat het heel moeilijk wordt om de doelstellingen te halen, dan moeten wij op zijn minst proberen met elkaar te bekijken wat wij aan dit akkoord kunnen versterken om ervoor te zorgen dat wij de doelstellingen wél gaan halen. Gelukkig heeft ook minister Kamp dat ingezien en was hij dus bereid om alvast 375 miljoen in de reserve te zetten, omdat hij zag aankomen dat dit akkoord het niet wordt. Ik heb de heer Leegte dat net horen verdedigen als verstandig beleid. Dat zijn wij dan met elkaar eens. Maar dan zijn wij het er ook over eens dat er toch nog wel wat kanttekeningen zijn te plaatsen bij het akkoord zoals het er lag.
Mijn fractie heeft het akkoord niet afgeschoten. De ACM heeft geconstateerd dat datgene wat wij ervoor betalen, niet opweegt tegen wat wij ervoor krijgen. Ik weet niet of de heer Leegte in één keer van zijn marktdenken, zijn marktwerking, zijn waakhond voor de marktwerking afstapt, maar ik vind dat je, als je een onafhankelijke toezichthouder installeert, ook serieus moet luisteren naar wat die partij te melden heeft wanneer je daaraan voorbij dreigt te gaan. Het advies van de ACM ligt er. Laten wij het serieus nemen. Ik mag echt hopen dat ik de VVD als in ieder geval voormalige liberale partij daarbij aan mijn zijde vind.
De heer Leegte (VVD):
Voorzitter, ik word direct aangesproken.
De ACM zegt niets anders dan wat de VVD al jaren over dit dossier zegt. Er zit een hoop emotie bij. Er zit een hoop goede bedoelingen bij, maar uiteindelijk is de kostprijsverhoging voor de samenleving. Dat is wat de ACM bevestigd. Het doet niets voor het klimaat, omdat we een ETS-systeem hebben. Daardoor geeft immers iedere extra inspanning in Nederland Polen en Roemenië meer ruimte. Dat heeft de ACM gezegd en daar bent u het mee eens. Het is geen argument voor een energietransitie. Het argument daarvoor is namelijk het feit dat wij olie importeren uit Saudi-Arabië. Dat is welvaartsoverdracht van dat land naar ons. Het is een liability voor de lange termijn en daarom is het verstandig om te zoeken naar alternatieven.
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, ik stel voor dat u verdergaat.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik wil heel graag even kort reageren.
De voorzitter:
Een korte reactie!
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Mijn reactie kan kort zijn, want ik zou heel graag willen dat het zo was. Maar dat heeft de ACM niet gezegd. Misschien moet de heer Leegte het stuk eens goed lezen. De ACM zegt namelijk dat er wel milieuwinst is, maar dat we daar veel te veel voor betalen. Daardoor is het een beperking van de mededinging die niet geoorloofd is. De ACM bestrijdt zelfs niet dat het soms geoorloofd kan zijn. Alleen zegt men wel: de manier waarop het is uitgevoerd, klopt niet. Ik vind dan dat wij met elkaar de verantwoordelijkheid moeten nemen en op zoek moeten gaan naar een oplossing die wel kan. Dat wil ik graag.
Voorzitter. Mijn fractie geeft minister Kamp in dit debat graag een aantal richtingen mee voor het zoeken van een oplossing. Kan hij garanderen dat een eventueel alternatief een betere deal is voor huishoudens? Mijn fractie denkt dat dat kan. Kan hij verder garanderen dat het volgende motorblok van dit akkoord ACM- en daarmee Brusselproof is? Ik denk dat het belangrijk is dat wij dat voorstel op tafel hebben voor het wetgevingsoverleg op 11 november over energie. Kan de minister dat toezeggen?
Het akkoord kent ook nog een aantal blinde vlekken die wat D66 betreft positief klinken, maar wel ingekleurd moeten worden met stevige afspraken. Zo pleiten wij al jaren voor een stevige ambitie op energiebesparing. We lezen mooie getallen over de gebouwde omgeving, maar als ik de ui van het akkoord wat verder afpel, kom ik toch bedrogen uit. Wat zet het energieakkoord nog bovenop bijvoorbeeld het woonakkoord voor de koopwoningen? Ook is er vaagheid over de afspraken in de huursector en dat baart mij zorgen. Er is 400 miljoen euro beschikbaar voor woningbouwcorporaties, maar wie houdt de cijfers bij en rekent de corporaties ook echt op concrete resultaten met dat geld af? D66 ziet drie kansen voor het borgen van efficiënte besteding van de middelen. Neem bijvoorbeeld een harde ondergrens van de te behalen energiewinst per huis. Of borg onafhankelijke en objectieve monitoring van prestaties, te beginnen met een nulmeting. Bereid anders, naast de wortel "subsidie" ook de stok "wetgeving" voor.
De slappe energieconvenanten met het bedrijfsleven werken niet. Dat weten we. De Rekenkamer heeft er al uitgebreid onderzoek naar gedaan. Ik kan mij zelfs herinneren dat de heer Dijkgraaf van de SGP ooit een mooi proefschrift heeft geschreven over convenanten. Waarom dan geen strakker kader van een-op-eenafspraken? Het is nu nog zo vrijblijvend. En dit is het moment! Dit is het moment om voor tien jaar echt iets te realiseren.
Voorzitter, tot slot nog een aantal losse eindjes. Het energieakkoord is bijna blind na 2023. Hoe voorkomen we dat goedkoop nu duurkoop richting 2050 wordt? Let het kabinet daarbij alleen op wind op zee of gaan we ook nog andere Willy Wortels stimuleren?
De verlaagde doelstelling voor duurzame energie noemen we een kostenbesparing. Maar welk deel van die kostenbesparing is eigenlijk vooruitgeschoven kosten? Ik vraag dat, omdat we ook de doelstelling van 16% gewoon een paar jaar later gaan halen. In de technische briefing kon men mij geen heldere berekening hiervan verschaffen en ik hoop dat de minister dat wel kan.
De decentrale opwekking krijgt maar een zekerheid voor vier jaar en D66 wil graag dat er een termijn gekozen wordt die beter te rijmen valt met de terugverdientijd, zodat het ook echt effectief zal zijn.
Nu we het akkoord nog een keer met elkaar tegen het licht houden hoor ik graag of de rest van het akkoord wel Europaproof is.
Een scherpe borging is absoluut nodig. D66 vraagt het kabinet om een helder overzicht voor iedere afspraak. Wanneer en waarop kan de Kamer de minister afrekenen en zo nodig bijsturen en wat is de status van de 375 miljoen reserve?
Voorzitter, ik rond af. Wij keuren het energieakkoord niet af, maar wij kijken pragmatisch naar het energieakkoord. Het is een hele prestatie dat er iets ligt. Er worden zeker stappen vooruit gezet, maar tegelijkertijd wordt de ambitie op sommige punten teruggeschroefd en lijken niet alle afspraken hard. Maar vooral beoordelen wij het akkoord op wat het kost en oplevert en daarover bestaan nog vele vragen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Dat zo veel partijen met verschillende belangen het SER-energieakkoord hebben weten te sluiten, is een prestatie van formaat. Onze complimenten voor de onderhandelaars. Het onderwerp energie leeft. De discussies over onze energievoorziening zien wij dagelijks terug in de vele nieuwsitems over de gaswinning in Groningen, de winning van schaliegas en het plaatsen van windmolens en zonnecollectoren. Daarbij is het voor het CDA van belang dat er een eerlijke verdeling is van de lusten en de lasten van onze energievoorziening.
In mijn betoog zal ik achtereenvolgens ingaan op de energietransitie en onze inwoners, werkgelegenheid en innovatie, en de cijfers, inclusief het btw-tarief op zonnepanelen.
Het CDA wil participatie van bewoners garanderen bij windmolenprojecten. Onze motie haalde het niet, en daarom verheugt het mij des temeer dat de partijen van het energieakkoord wél snappen dat participatie noodzakelijk is. Het is nu aan de minister om ervoor te zorgen dat participatie en compensatie ook spoedig worden opgenomen in de Omgevingswet. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
Het CDA heeft rentmeesterschap hoog in het vaandel staan. Veel CDA-leden en -sympathisanten zijn betrokken bij de duurzame-energie-initiatieven in ons land, en het CDA in de Tweede Kamer is trots op deze inwoners. De verandering komt vanuit de samenleving en wij horen al deze mensen luid en duidelijk. Het roer moet om, en dat begint dus dicht bij huis en bij betrokken mensen. Hier kan er volgens het CDA wel een tandje bij. Zonne-energie is een exponentiële energie en biedt kansen voor de toekomst. Het CDA wil meer maatwerk. De postcoderoos, zo horen wij, is een ambtelijke wens en helpt initiatieven van onze inwoners van de wal in de sloot.
Volgens de doorrekening van het akkoord door ECN levert het investeren in energiebesparing en duurzame energie bij benadering 15.000 banen op. Daarbij blijkt uit het onderzoek van het EIB dat met name de maatregelen voor de energiebesparing in de bebouwde omgeving een impuls geven aan de werkgelegenheid. Die 15.000 banen kunnen er misschien wel meer worden wanneer wij een decentrale aanpak van de provincie Overijssel meenemen, een provinciaal fonds dat meer investeringen uitlokt. Dat zou de hele samenleving meer rendement kunnen opleveren. Het CDA wil daarvoor ook dat de verhuurderheffing voor corporaties met 200 miljoen euro wordt verlicht. Voorwaarde hiervoor is een harde afspraak over investering in het energiezuinig maken van de woningvoorraad.
Hoeveel ruimte is er nu echt voor innovatie in het akkoord, vraagt de CDA-fractie zich af. ECN is daar heel kritisch over, zo kunnen wij onder andere lezen in het ECN-rapport op pag. 7. Graag horen wij een reactie van de minister op dit punt. Wat betreft de windmolens op zee, vragen wij ons af hoe groot de interesse vanuit het bedrijfsleven is om parken te gaan realiseren. Kan de minister daarop ingaan?
Het CDA vindt dat de restwarmtebenutting te weinig aandacht krijgt in het energieakkoord. Waarom is er door de partijen aan tafel niet op ingezet, zo vraag ik de minister.
Als alles meezit, behalen wij misschien in 2020 onze doelstellingen. Hoe reëel vindt de minister van Economische Zaken dat? Een ander belangrijk punt vormen de aannames over de economische groei per jaar. In de cijfers is uitgegaan van 1,9%, zo bleek bij de technische briefing. Wat zijn de effecten op het behalen van doelstellingen als dat niet zo is? Het CDA krijgt graag een toezegging van de minister op dit punt.
Tot slot heb ik vragen over het betalen van btw bij opwekking met zonnepanelen. Dit blijft een rare zaak. Het kan niet de bedoeling zijn dat je btw gaat betalen over duurzame energieproductie die op het net geleverd wordt. Daarom is het goed dat de minister van Economische Zaken in zijn antwoord op mijn schriftelijke vragen aangaf op Europees niveau naar een oplossing te gaan zoeken. Maar wat gaat de minister in de tussentijd doen om de administratieve lasten te voorkomen? Immers, bij het beoordelen van een eerlijke verdeling tussen lusten en lasten op het gebied van energie dachten wij nu niet direct aan extra administratieve lasten voor inwoners, die juist beloond zouden moeten worden voor positief gedrag.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Als wij het hebben over energie, het energieakkoord en alles wat daarmee samenhangt, hebben wij het heel vaak over duurzaamheid en over het klimaat. Dat zijn buitengewoon relevante invalshoeken, naar de overtuiging van de SGP. Toch, in aansluiting op wat de heer Leegte naar voren heeft gebracht, is het ook van belang om een aanvullende aanvliegroute onder de aandacht te brengen. Europa, inclusief Nederland, is nog steeds sterk afhankelijk van de fossiele brandstoffen uit instabiele regio's. Ik verwijs naar de grote spanningen in de Arabische wereld. Wat gebeurt er als de bom barst in Saudi-Arabië, wat hopelijk dat land en de wereld bespaard blijft, en oliesjeiks de belangrijke kranen dichtdraaien?
Ik denk dat het van groot strategisch belang is dat onze afhankelijkheid van de emirs, de sjeiks en de Poetins van deze wereld wordt verminderd. Ik denk dat we ook daarom werk moeten maken van de verduurzaming van onze energievoorziening. In dat kader is consistentie van beleid een van de belangrijkste punten. Als je hierover in gesprek gaat met ondernemers en mensen die ermee te maken hebben gehad, gaat het vaak over de — ik zeg het maar gewoon — onbetrouwbaarheid van de overheid qua beleid. Het ene jaar is het zus, het andere jaar is het zo. Regelingen en subsidies komen en gaan en worden frequent bijgesteld. Dat zorgt voor onzekerheid en remt bedrijven af. Dat daagt bedrijven niet uit te innoveren, te investeren en een stap verder te zetten dan de stap die eigenlijk op dat moment het meest voor de hand ligt.
De SGP is positief over het feit dat er een breed gedragen energieakkoord ligt met een looptijd van een jaar of tien. Er ligt daarna nog veel open, maar hopelijk hebben we in die tien jaar naast consistentie ook de ruimte om een en ander verder te ontwikkelen. Ik heb niet alles doorgerekend en ik heb niet alles tot in detail gewikt en gewogen, want wat mij betreft is het feit dat er een akkoord ligt, misschien nog wel belangrijker dan wat er precies allemaal achter de komma's staat. Het is wat ons betreft — ik zeg het bewust wat prikkelender — belangrijker dan een procentje groene stroom meer of minder. Ik geloof dat dit een heel ernstige opmerking is, dus ik vraag bij voorbaat vergeving van iemand die nu gekwetst is.
Als wij dan eindelijk zo'n akkoord hebben, trekt de mededingingsautoriteit van leer over één van de bouwstenen: de sluiting van de kolencentrales. Wij ontveinzen ons niet dat dit een zorgelijke kink in de kabel is, zeker als je kijkt naar de gemaakte boekhoudkundige onderliggende afweging. De maatschappelijke baten van minder emissie van onder meer fijnstof worden omgerekend in euro's en naast de verwachte verhoging van de energieprijs gelegd. De SGP vindt dat we het energieakkoord niet zo moeten laten wegcijferen. De minister heeft deze zomer conceptbeleidsregels voor de Autoriteit Consument & Markt gepubliceerd met aanwijzingen voor meer ruimte voor kartelafspraken rond duurzame ontwikkeling, in verband met de noodzaak tot nadere afspraken over investeringen en tariefstellingen. Kan via deze beleidsregels worden voorkomen dat dit oordeel, wat naar onze mening te zeer door oogkleppen wordt beheerst, als gevolg heeft dat naar de energieafspraken wordt gekeken met als consequentie dat er sprake moet zijn van bijstelling?
De SGP vindt dat dit akkoord onvoldoende aandacht besteedt aan de inpassing van de uitdijende duurzame stroomproductie in onze stroomvoorziening. Windmolenparken geven veel mensen een groene waas voor de ogen, maar we moeten wel blijven opletten. Duitsland heeft hierin een voorsprong op Nederland, heet het. Dat is akkoord, maar laten we constateren dat in de afgelopen winter bijna 200 keer moest worden ingegrepen om grote storingen door een tekort aan wind- en zonnestroom te voorkomen.
De voorzitter:
Gaat u afronden?
De heer Bisschop (SGP):
Ik kom tot een afronding. Duitsland was maar al te blij dat Nederland nog geen Energiewende had gemaakt. Ik noem verder de benodigde systeeminvesteringen en ik wil graag weten hoe wordt omgegaan met de rekening die deze met zich meebrengen. Wat ons betreft zou dit in het energieakkoord wat verder uitgewerkt mogen zijn. Wat is op dit punt de inzet van de minister?
De SGP is blij dat de duurzame-energieambitie realistisch is geformuleerd. Zij is bijgesteld. Het is al lastig en duur genoeg. Er blijven zeker nog aanvullende wensen over. Wat ons betreft komt er meer aandacht voor energiebesparing in kantoren, scholen en gemeentehuizen alsook in privéwoningen, voor energiebesparing via warmte-krachtkoppelingsinstallaties en voor renovatie. Wij komen daar bij passende gelegenheid op terug, want mijn spreektijd is ruimschoots voorbij.
De voorzitter:
Dat is inderdaad zo. Dank u.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Vorige week nog riepen de Verenigde Naties de mensheid op om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Het antwoord van Nederland lag al klaar. Het is een krachtig antwoord in de vorm van het energieakkoord dat wij vandaag op hoofdlijnen bespreken. De PvdA-fractie is dan ook zonder meer blij met dat energieakkoord. De komende tien jaar investeert ons land flink, zodat wij in ons land van 4% naar 14% duurzame energie zullen groeien. De ongekende miljardeninvesteringen die wij samen in groene energie zullen doen, leveren 15.000 nieuwe banen op. Die banen kan ons land op dit moment goed gebruiken. Het zijn banen voor een gezonde, groene toekomst.
Vorige week plaatste de ACM in een voorlopig oordeel wel wat vraagtekens bij het energieakkoord. De milieuwinst zou niet opwegen tegen de door de ACM veronderstelde prijsstijging. De gezamenlijke energiebedrijven reageerden gelukkig direct en gaven onomwonden aan dat de afspraken uit het akkoord wat hen betreft nog steeds overeind stonden. Ook minister Kamp gaf duidelijk aan dat hij vasthoudt aan de afspraken uit het energieakkoord. Er wordt nu gezocht naar een oplossing. Ik ben benieuwd welke vorm deze oplossing zal aannemen. Ik hoor dat graag van het kabinet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De ACM heeft inderdaad forse kritiek geleverd op één punt uit het energieakkoord. Het is nu aan alle partijen om na te denken over de manier waarop wij dat onderdeel van het energieakkoord dat nu echt onder druk staat, met elkaar op kunnen lossen, juist als wij aan het energieakkoord hechten. De ACM heeft gesteld dat de deal die nu in het akkoord staat, 450 miljoen euro kost en dit geld bij lange na niet oplevert aan baten. Daarnaast derven wij 1,5 miljard euro aan kolenbelasting. De hele deal kost dus 2 miljard, en dan heb ik het nog niet eens over de subsidiëring van biomassa of CCS. Hoe denkt de PvdA hierover? De heer Vos vraagt een reactie aan de minister, maar is hij het met mij eens dat het goed zou zijn om na te denken over een alternatief dat de consument minder zou belasten?
De heer Jan Vos (PvdA):
Je kunt flink met getallen goochelen, maar het is ongeveer €1 per gezin per maand, zoals ik net aangaf. De SP-woordvoerder fluisterde mij in het oor dat hij zelf uitkwam op €7 per jaar, een nog kleiner bedrag. Ik denk dus dat het wel meevalt met de lastenverzwaring voor gezinnen in dit akkoord. Wel is het relevant dat nu een oplossing wordt gezocht voor het probleem dat is ontstaan, namelijk dat vijf kolencentrales dichtgaan. Dat is heel cruciaal.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Mijn vraag was in welke richting de PvdA mogelijke oplossingen ziet. Het verschil is 450 miljoen als je alleen naar de kosten van dit akkoord kijkt, en de totale deal kost 2 miljard. Zelfs als de heer Vos dat zou willen bagatelliseren, kan het erop neerkomen dat een volgende oplossing de rekening nog eens extra bij huishoudens neerlegt, bijvoorbeeld doordat rechten uit de markt genomen worden, waardoor de overheid minder inkomsten heeft en wij allemaal meer belasting moeten gaan betalen. Waarop koerst de PvdA aan? Moet de oplossing huishoudens ontzien of krijgt de minister carte blanche?
De heer Jan Vos (PvdA):
Vooropstaat dat de kolenbelasting gehandhaafd blijft als de kolencentrales niet sluiten. De lasten blijven dan bij de bedrijven liggen. Ik zou eerder kiezen voor bijvoorbeeld een differentiatie van de kolenbelasting op basis van elektrisch rendement. Ik kan mij ook voorstellen dat wij als wetgever onze verantwoordelijkheid nemen. Eergisteren stond een interessant artikel in de Volkskrant, over een oud-ambtenaar van EZ die tegenwoordig onze ambassadeur bij de OESO is. Hij zei dat wij meer wetgevend en regulerend moeten optreden. Laten wij dat gewoon doen en zeggen: tot hiertoe en niet verder met die uitstoot! In Duitsland heeft men dat ook gedaan met de Atomausstieg. De rechten uit de markt halen en de lasten bij de burgers neerleggen, zoals mevrouw Van Veldhoven zegt, heeft duidelijk niet mijn voorkeur. Dat is niet de weg die wij moeten inslaan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voor alle helderheid, dat was niet mijn suggestie, maar een oplossing die ook in de lucht hangt. Ik ben blij om te horen dat de heer Vos denkt aan gelijksoortige oplossingen als de oplossingen die mij interessant lijken om te onderzoeken. Wellicht kunnen wij de minister samen vragen om hierop te reageren.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat had ik reeds gevraagd, maar bij dezen heb ik de vraag ook via mevrouw Van Veldhoven doorgeleid naar de minister. Ik ben heel blij dat wij het hierover met elkaar eens zijn.
De uitdaging van een veranderend klimaat als gevolg van de menselijke uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen vraagt een krachtig optreden van de politiek en ook van de samenleving. Mijn complimenten aan de opstellers van het akkoord, die daarvoor heel hard hebben gewerkt.
Wij zijn tevreden met de sluiting van vijf kolencentrales, als die dadelijk daadwerkelijk doorgaat. Wij zijn tevreden met de forse investeringen in wind op land en in wind op zee en met de energiebesparing bij bedrijven en in gebouwen. Natuurlijk zijn wij vooral gelukkig met die enorme hoeveelheid nieuwe banen; ik heb het al eerder gememoreerd.
Ik heb een aantal additionele vragen. Het meest fascinerende punt is dat in Nederland en ook elders in de wereld steeds meer decentrale energie wordt opgewekt door burgers zelf. Veel grote bedrijven hebben met die ontwikkeling geen rekening gehouden. Burgers willen energie gaan opwekken. Ik krijg heel veel mails en belletjes en ik spreek veel mensen in het land die zeggen: ik wil dat graag. Als zij dat doen, is het heel belangrijk dat het op een eenvoudige manier gaat en dat zij zekerheid hebben dat zij hun investeringen kunnen terugverdienen. In dat verband heb ik ook wel wat vragen bij de postcoderoos. Ik moest het zelf even observeren — de burger zal dat zeker ook moeten — voordat ik begreep hoe het in elkaar zat. Het is administratief omslachtig. Wij willen graag minder regels, eenvoudigere uitvoering, geen bureaucratie. Een liberale minister van Economische Zaken kan daar toch niet tegen zijn? Ik ken alle leden van het kabinet als daadkrachtige mensen die graag stappen maken en wars zijn van bureaucratie. Graag krijg ik een reactie daarop.
Er komt een onafhankelijke commissie die de voortgang in de gaten houdt. Die voortgang is belangrijk. Zoals een lid van het kabinet weleens zegt: wij moeten wel meters maken. Er moet daadwerkelijk wat gebeuren, het moet geëffectueerd worden in de praktijk. Het lijkt ons verstandig als in die commissie mensen komen die geen directe belangen in de energiesector hebben of hebben gehad, zodat er een goed onafhankelijk toezicht is. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?
De voorzitter:
Gaat u bijna afronden?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb nog twee blokjes.
De voorzitter:
Goed. Dan geef ik nu even het woord aan mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Net als de PvdA vinden wij het heel belangrijk dat er mogelijkheden zijn voor burgers om zelf hun energie op te wekken. Ook wij hebben het akkoord gelezen en gedacht: het begin zit erin. Maar geeft dit burgers en ook energiecorporaties die langjarige zekerheid, zodat zij investeringen willen aangaan? De heer Vos noemde al de postcoderoos. Ik ben ook heel benieuwd naar de reactie van de minister daarop. Hoe kijkt de PvdA-fractie aan tegen een coöperatie die forse investeringen moet aangaan om bijvoorbeeld een flinke hoeveelheid zonnepanelen te plaatsen, terwijl het akkoord slechts zekerheid geeft voor die vier jaar? Is de PvdA-fractie bereid om bijvoorbeeld met mij een motie in te dienen om de coöperaties die in de komende vier jaar investeren in elk geval zekerheid te geven voor de looptijd?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik vind het belangrijk dat bedrijven investeringszekerheid hebben. Dat is ook een van de grondslagen geweest waarop wij dit akkoord tot stand hebben gebracht. Ik vind het minstens net zo belangrijk dat burgers diezelfde investeringszekerheid hebben. Precies dat punt breng ik hier op. Wij verschillen daarover niet van mening. Ik vind het wel degelijk significant dat mensen 7,5 cent vergoed krijgen. Ik ben heel blij dat die regeling er is voor decentrale opwekking. Die hebben wij lang gewild. Op zichzelf is zo'n postcoderoos heel goed werkbaar, maar ik krijg er wel een beetje een allergie van. Ik vind het vrij bureaucratisch. Ik kan mij voorstellen dat er ook andere oplossingen zijn. Ik ben heel benieuwd of de minister dat wil toelichten.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben heel blij om dit te horen. Zoals ik ook in mijn inbreng aangaf, is het voorstel van GroenLinks om de postcoderoos uit te breiden tot de gemeentegrenzen, zodat je ook wat kunt met wind en water. Ook stellen wij voor de energiecoöperaties helderheid te geven dat, als er binnen de komende vier jaar wordt geïnvesteerd, men voor die investeringen een garantie voor een looptijd van tien jaar tegemoet kan zien. Heeft de heer Vos daar nog een reactie op?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb de minister verzocht om te reageren op de investeringszekerheid. Zo'n evaluatie na vier jaar stelt mij ook niet gerust. Ik vind het belangrijk dat burgers die heel enthousiast zijn om duurzame energie op te wekken alle kansen krijgen om dat op een zorgvuldige manier te doen, net zo zorgvuldig als wij ook onze bedrijven behandelen. Ik heb zelf natuurlijk ook, en velen met mij, gedacht: waarom pak je daar niet gewoon de gemeentegrens voor. Ik ga er zonder meer vanuit dat de minister daar in zijn beantwoording op ingaat. Ik neem ook aan dat wij dat dan verder uitdiscussiëren, is het niet vandaag op hoofdlijnen dan het in wetgevingsoverleg, en dat wij met zijn allen voor de beste oplossing zullen kiezen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Is het voor de PvdA-fractie denkbaar om deze aanvragen via de SDE-plusregeling te laten lopen? Dan heb je immers die langjarige zekerheid te pakken.
De heer Jan Vos (PvdA):
De SDE-plusregeling en deze regeling zijn echt twee onderscheiden regelingen. Zij beogen ook verschillende doelgroepen te bedienen. Het klinkt mij dus in eerste instantie niet logisch in de oren. Ook die vraag wil ik echter wel doorgeleiden naar het kabinet. Ik ben benieuwd naar de mening van de minister daarover.
Wij hebben begrepen dat alle partijen, letterlijk alle 40 partijen, tijdens de onderhandelingen overeenstemming hebben bereikt over het invoeren van een extra subsidie voor eigenaren van woningen die, wat dan heet, twee of meer energielabelstappen willen maken, waardoor de woning in één keer flink veel energiezuiniger wordt gemaakt. Het probleem was alleen de financiering. Is dat een correcte voorstelling van zaken? Mijn fractie vindt het namelijk belangrijk dat als iedereen het een goed plan vindt, wij zo'n maatregel invoeren. Dan zullen wij naar dekking zoeken ervoor.
Mijn fractie maakt zich zorgen over de leveringszekerheid van ons netwerk. Nu er steeds meer duurzame energie wordt opgewekt, zullen wij de piekbelasting moeten opvangen. Dat kan het beste met gasgestookte centrales, maar juist die centrales worden nu uit de markt geprijsd. Hoe ziet de minister de ontwikkeling van backupcapaciteit in Nederland? Is hij bereid om daarover na te denken en er wellicht een visie op te formuleren?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dit is een hoofdlijnendebat, dus ik stel graag de hoofdvraag aan de PvdA. De woordvoerder begon zelf over de Verenigde Naties en de noodzaak om te strijden tegen klimaatverandering. Dan neem ik aan dat hij bedoelt dat wij moeten voorkomen dat de aarde meer dan twee graden opwarmt, want daarboven wordt het echt onbeheersbaar. Denkt de PvdA-fractie dat met dit akkoord dat doel wordt bereikt?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat Europa in zijn geheel een belangrijke bijdrage levert met die 14% duurzame energie. Ik ben volstrekt niet tevreden met de wijze waarop het ETS op dit moment wordt ingevuld. Ik vind dat daar assertiever op kan worden opgetreden. Het ETS is het handelssysteem waarmee wij CO2-rechten onder bedrijven distribueren, dus de manier waarop wij de CO2-uitstoot bij bedrijven omlaag brengen. Ik ben groot voorstander van het omlaag brengen van het plafond en het uit de markt halen van emissierechten. Dat is een strijd die op dit moment in Europa wordt gestreden en waar ik op alle mogelijke manieren mijn steentje aan probeer bij te dragen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De heer Vos heeft het over "alle mogelijke manieren". Ik wijs erop dat hij deel uitmaakt van een regeringsfractie en dat hij dus het beleid bepaalt dat wij hier zelf kunnen voeren voor ons aandeel in die klimaatverandering. Ik neem aan dat de heer Vos goed heeft geluisterd naar dé klimaatwoordvoerder tot nu toe in de Kamer, de heer Samsom, voor wie ik destijds veel respect had. Dan weet hij dat deze doelstellingen onvoldoende zijn. Zegt de PvdA hier: wij komen bij de begrotingsbehandelingen met aanvullende voorstellen om in elk geval ons aandeel in de opwarming van de aarde teniet te doen? Of laat de heer Vos het bij: ik ga kijken wat wij in Europa met elkaar kunnen afspreken en heus, ik stel wel eens een keer een kritische vraag aan het kabinet?
De voorzitter:
Een korte reactie, mijnheer Vos.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter, dit is wel cruciaal. Dit akkoord is ondertekend door een groot aantal partijen, van Greenpeace tot en met de kolenboeren. Iedereen vindt het een mooi akkoord. Wij investeren als land 3 miljard per jaar. Dit is de enige plek waar dit kabinet echt nog significant geld uitgeeft om duurzame energie te realiseren. Ik laat mij dus niet vertellen dat wij niet genoeg doen, temeer niet daar heel erg duidelijk is geworden dat iedereen het erover eens is, 95% van de zeshonderdzoveel wetenschappers, dat de aarde opwarmt, maar dat het tempo en de mate waarin echt heel erg moeilijk zijn in te schatten. Niemand weet of wij nu genoeg doen. Zou ik meer willen doen? Ja, altijd. Kan dat op dit moment? Nee, ik denk dat dit echt het maximaal haalbare is en met mij 40 organisaties, van Greenpeace tot Tata Steel.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben nog wel benieuwd — ik ben bang dat de heer Vos geen antwoord gaat geven op deze vraag, net als hij geen antwoord geeft op mijn vraag of hij denkt dat dit akkoord voldoende is voor die tweegradendoelstelling — wat er is veranderd. Dé klimaatwoordvoerder in deze Kamer wist dat met Moeder Aarde niet te onderhandelen valt. Dat is een keiharde tante. Die zegt: "Draagvlak? Wijzen naar draagvlak? Hier heb je je draagvlak!" Zeespiegelstijging met 7 meter. Wat is er veranderd? Kunnen wij ineens wel voorzichtiger zijn met onze ambities? Denken wij dat het wel los zal lopen met die klimaatverandering?
De heer Jan Vos (PvdA):
In dit rapport is geen sprake van 7 meter, maar van 60 tot 80 centimeter. Dat is een heel andere orde van grootte. Dat is voor een land als Nederland nog steeds veel te veel. En het zal mevrouw Ouwehand niet verrassen; de klimaatwoordvoerder van de Partij van de Arbeid die hier in het verleden stond, is op geen enkele manier een andere mening toegedaan dan de klimaatwoordvoerder die hier op dit moment staat. Dat heb ik al vaker betoogd. Ik ben er bijzonder trots op dat die klimaatwoordvoerder in dit regeerakkoord voor elkaar heeft gebokst dat wij als land 3 miljard euro per jaar investeren in duurzame energie, dat wij een vertwintigvoudiging zullen zien van het aantal windmolens op zee en een verdrievoudiging van het aantal windmolens op land, en dat wij heel veel geld zullen investeren in aardwarmte. Dat zijn duurzame energiebronnen waar de fractie van de Partij voor de Dieren en mijn fractie blij mee zijn.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In het energieakkoord wordt niet gesproken over wkk. Dat is min of meer buiten het akkoord gehouden. Hoe beoordeelt de woordvoerder van de Partij van de Arbeid dat?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik had daar net al even een klein interruptiedebatje met de SP-woordvoerder over. Iedereen weet dat wkk een energie-efficiënte manier is om warmte en elektriciteit te produceren. Daar zijn wij dus ook een groot voorstander van. Het is sneu dat wkk-centrales het op dit moment heel erg zwaar hebben. Het is ook heel sneu dat onze gascentrales het heel erg zwaar hebben. Die worden uit de markt geprijsd. Dat is niet prettig. Toen ik aan Paulus Jansen vroeg of hij mij de oplossing kon geven, zei hij: verhoog de elektriciteitsrekening voor de industrie. Dank je de koekoek; dan staan al die werknemers op straat. Dat vind ik niet zo'n plezierig verhaal. Er werd geopperd: haal het geld uit de SDE. Dat vind ik ook niet zo leuk, want echt groene energie, zoals wind en geothermie, zijn dan de dupe. Dus ja, ik deel de analyse dat er een probleem is, maar als mevrouw Dik mij kan helpen met de oplossing, dan hoor ik die graag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het handhaven van de kolenbelasting zou een heel goede oplossing zijn.
De heer Jan Vos (PvdA):
De kolenbelasting is uit dit akkoord verdwenen. Ik kan mevrouw Dik wel verklappen dat niet alle details van het akkoord op mijn volledige steun kunnen rekenen, in die zin dat ik het anders had ingevuld als ik het helemaal alleen voor het zeggen had in Nederland. Maar gelukkig is dat niet zo. 40 organisaties zijn gezamenlijk tot dit akkoord gekomen. Dat is heel knap. Als die vijf kolencentrales sluiten, steun ik alle maatregelen, inclusief het verdwijnen van de kolenbelasting. Ik ga er ook niet aan sleutelen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik begin met een citaat van Heleen de Coninck van de Wiardi Beckman Stichting, welbekend bij de heer Vos denk ik: "Het energieakkoord van de Sociaal-Economische Raad (…) toont de hopeloosheid van de duurzaamheidsdiscussie in Nederland aan. Het akkoord had het bewijs moeten zijn dat polderen werkt, ook bij moeilijke beslissingen. Immers, als iedereen het eens is, is er draagvlak. Maar het resultaat laat vooral zien dat polderen bij moeilijke problemen alleen werkt als er consensus is over de noodzaak van verandering. Is die consensus er niet, dan wordt er gepolderd met tegenzin. Dat is nu ook zichtbaar: voor iedereen is het energieakkoord even slikken; niemand is er enthousiast over."
Polderen is een teken van gebrek aan politiek leiderschap, want politieke leiders zorgen ervoor dat ze weten welke belangen er gemoeid zijn met een bepaalde kwestie, maar bepalen ook de hiërarchie. Die zeggen, bijvoorbeeld zoals de Verenigde Naties, dat het behoud van een leefbare aarde, dus de zorg dat de aarde niet verder opwarmt dan 2°C, die al gevaarlijk is, een mensenrechtenbelang is. Dat weegt dus veel zwaarder dan welk belang van de fossiele-energiemensen ook. Natuurlijk kun je in gesprek gaan met de bedrijven die straks geraakt worden door de draconische maatregelen die nodig zijn om de klimaatverandering te stoppen, maar dan zeg je: wij gaan het wel doen en wij zoeken een oplossing voor de kortetermijnproblemen waar jullie mee te maken krijgen. Het zou goed nieuws zijn als het gewoon een naïeve gedachte was om dit aan de polder over te laten, maar het slechte nieuws is dat het een teken is van gebrek aan leiderschap en politieke moed om te doen wat nodig is voor het publieke belang.
Kun je aan een kalkoen vragen om zichzelf op het kerstmenu te zetten? Nee. Is het redelijk om aan fossiele-energiebedrijven te vragen om hun eigen belangen in te perken? Dat gaan ze niet doen. Is het redelijk om van de milieubeweging te vragen om voor het publieke belang waar ze voor staan, om onder grote en zware druk, toch te tekenen, omdat zij anders het verwijt krijgt niet bereid te zijn ergens over te praten? Nee, dat is niet fair.
Het akkoord ligt er nu en ik merk dat niemand echt enthousiast is. De Partij voor de Dieren is duidelijk: we wijzen het af. Ja, er wordt ingezet op energiebesparing. Dat is nodig, maar het is te weinig. En met de maatregelen die worden voorgesteld, wordt de ambitie van het akkoord zelf niet eens gehaald. Waar blijft de rest? Grootverbruikers van energie blijven buiten schot. Dat is niet anders dan in de slappe convenanten van de afgelopen jaren. Waarom is daar niets van geleerd? Energiebesparing in koopwoningen wordt niet genoemd. Hoezo niet? Ik ben geen groot fan van zuivel — dat is geen groot geheim — maar toch herinner ik mij een reclameslogan van een smeerkaasmerk met de simpele wijsheid "wat er niet aan komt, hoeft er ook niet af". Waarom zouden we die wijsheid niet toepassen op energie? Wat je niet opmaakt, hoef je ook niet op te wekken en niet te betalen. Best fijn voor burgers die hun lasten in deze tijden alleen maar zien stijgen. Een kleine subsidie op het isoleren van woningen kan al zoveel besparen. Dat weten de ministers toch ook. Over fiscale prikkels, hét instrument om duurzaam gedrag te faciliteren, staat niets in het akkoord.
Ik wil graag weten of het waar is dat ambtenaren fiscale maatregelen voor de broodnodige duurzame energie aan de onderhandelingstafel hebben tegengehouden omdat zij liever een eenvoudig belastingsysteem zien dan een systeem dat onze aarde daadwerkelijk leefbaar kan houden. De vervuiler wordt nog steeds betaald door de hardwerkende Nederlander. De echte kosten daarvan zijn voor komende generaties hardwerkende Nederlanders.
Dan kom ik bij de kolendeal. Of de sluiting van die vijf centrales nu wel of niet mag van de ACM maakt eigenlijk niet eens uit. Feit is dat dit akkoord het toelaat dat er in ons land bloedkolen uit Colombia verstookt mogen blijven worden en dat we complete Canadese bossen kappen als bijstook in die kolencentrales. Dat noemen we dan duurzaam. Feit is dat op dit moment nieuwe kolencentrales in aanbouw zijn die duurzame energie uit de markt duwen. Dit akkoord doet daar helemaal niets aan.
Het energieakkoord remt de innovatie door alles te willen voor de laagste prijs. Voor wind op zee zijn er technieken die het zeeleven minder verstoren, bijvoorbeeld door de palen niet te heien. Deze technieken worden uitgesloten door de harde eis dat de goedkoopste aanbieder wint. Het is een bizar gegeven dat de boringen naar schaliegas, waar deze minister duidelijk zijn zinnen op heeft gezet, niet worden uitgesloten in dit akkoord.
We zijn de ontkenningsfase van de klimaatverandering allang voorbij. Gelukkig is de minister van Economische Zaken daar inmiddels ook voorbij. Dit akkoord moet van tafel en de minister moet gewoon zijn werk gaan doen. Daarvoor is hij namelijk aangenomen.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De vergadering wordt van 20.37 uur tot 20.53 uur geschorst.
De voorzitter:
Voordat ik de minister het woord geef, wil ik even met de woordvoerders afspreken dat zij drie interrupties mogen doen. Per interruptie kunnen zij een vraag en een vervolgvraag stellen. Ik ga ervan uit dat iedereen zich daaraan houdt. Niemand protesteert. Dat is dus afgesproken. Het woord is aan de minister.
Minister Kamp:
Mevrouw de voorzitter. Graag voer ik dit hoofdlijnendebat met de Kamer. Wij hoeven niet wat betreft alle details tot conclusies te komen. Het is immers een hoofdlijnendebat. Dit alles zal dus door ons worden uitgewerkt. Bij die uitwerking komen alle details opnieuw in de Kamer aan de orde in de vorm van beleidsbrieven die wij naar de Kamer sturen of in de vorm van wettelijke maatregelen. Dat komt hier dus allemaal opnieuw terug.
Bij het begin van dit hoofdlijnendebat wil ik in ieder geval aangeven dat dit energieakkoord niet mijn energieakkoord is of dat van het kabinet. Het is het energieakkoord van de partners, de partijen die het met elkaar hebben gesloten. Er werd al gezegd dat het om 40 verschillende partijen gaat met geheel tegengestelde belangen en uitgangspunten. Iedereen ziet het algemeen belang, maar de een komt hiervoor op en de ander komt daarvoor op. Redenerende vanuit de eigen belangen en met het oog op het algemeen belang is men erin geslaagd om tot gezamenlijke conclusies over het energiebeleid te komen.
Dat het gelukt is, is in de eerste plaats te danken aan de SER. Het initiatief voor dit akkoord is gekomen van de SER, in het bijzonder van SER-voorzitter Wiebe Draijer. Hij heeft gezegd dat het kabinet, als het zulke grote ambities voor energie heeft in het regeerakkoord en die wil realiseren, een breed draagvlak nodig heeft, niet alleen in het parlement, maar ook in de samenleving. Hij zei dat de SER aan dat brede draagvlak kon bijdragen, dat dit belangrijk is en dat de SER alle partijen die daarbij betrokken zijn, aan tafel zou proberen te krijgen om gezamenlijk met hen tot conclusies te komen. Dat hele proces heeft de SER-voorzitter Wiebe Draijer getrokken.
Wij hebben daar vanuit het kabinet met enthousiasme aan meegewerkt en dit veel voeding gegeven via onze medewerkers, die over grote deskundigheid beschikken en zaken hebben aangebracht en hebben opgelost en alternatieven hebben aangedragen. Ook hebben zij op onderdelen geholpen bij het overbruggen van tegenstellingen. Door die samenwerking onder leiding van SER-voorzitter Wiebe Draijer en aangestuurd vanuit het SER-apparaat zijn wij uiteindelijk tot deze uitkomst gekomen.
De partijen zijn trots op deze uitkomst. Ik heb dat meegemaakt. Sommige hebben hun hele hebben en houden erin gestoken. Alles wat zij hadden, hebben zij met overtuiging ingebracht tijdens de onderhandelingen. Zij zijn er echt trots op dat er uiteindelijk iets uitgekomen is waarvan zij denken dat zij er iets goeds mee doen voor de publieke zaak en het algemeen belang.
Ik noem een voorbeeldje daarvan. Mevrouw Van Veldhoven heeft in dit huis vaak het belang van energiebesparing benadrukt. Zij zei dan dat duurzame energie mooi is, maar dat het nog mooier is als je de energie helemaal niet gebruikt. Dat is volgens haar de allerbeste manier, maar energiebesparing is ook belangrijk. Die mening deel ik volkomen. Je kunt nu vaststellen dat er als gevolg van het energieakkoord, als wij dat netjes helemaal uitvoeren, ten opzichte van het huidige beleid een energiebesparing van 100 petajoule kan worden gerealiseerd. Dat kan als wij alle maatregelen nemen die nodig zijn om dat doel te bereiken. Daartoe hebben wij ons verplicht in het kader van dat akkoord. Met de 100 petajoule die wij kunnen realiseren, praten wij over het totale gas- en elektriciteitsverbruik van 1,5 miljoen huishoudens in dit land. Dat is dus de reële opbrengst aan energiebesparing die uit dit akkoord naar voren komt. Dat is een grote winst die wordt gerealiseerd.
Van de goed doordachte en uitgebalanceerde aanpak van het akkoord gaan per saldo ook andere positieve effecten voor de samenleving uit. De heer Vos benadrukte al de 15.000 arbeidsplaatsen. Die zijn niet alleen door hem benadrukt, maar ook door de FNV en door de andere vakbonden. Zij wilden dat het energieakkoord hen geen werk ging kosten, maar dat het werk opleverde. Zij hebben aangegeven waar voor hen de ondergrens lag om mee te kunnen doen aan het energieakkoord. Ook de vakbeweging heeft ingestemd met wat hieruit is gekomen. Zo hebben wij ook de steun van de vakbeweging binnen.
Anderen hebben gekeken naar de financiële effecten van wat wij gaan doen. Het financiële effect van het energieakkoord is per saldo een lastenverlichting van 1,5 miljard euro voor burgers en bedrijven in de periode tot en met het jaar 2020. Er zijn dus 1,5 miljard euro minder lasten dan wanneer het energieakkoord er niet geweest zou zijn. Als je doorrekent tot 2023 — dat mag je volgens mij doen, want dit akkoord ziet tot 2023, om te beginnen — gaat het om een totaalbedrag aan lastenverlichting van 3,7 miljard euro. Alles is daarbij meegerekend; het is dus niet zo dat een kolenbelasting of iets dergelijks niet is meegerekend. Er is bekeken wat ten opzichte van de huidige situatie op basis van het regeerakkoord per saldo het financiële effect van dit energieakkoord is. De uitkomst daarvan heb ik zojuist aangegeven.
Je kunt dit ook nog meer toespitsen op de SDE-plusheffing voor burgers en bedrijven. In de periode tot 2020 wordt op dat punt een besparing gerealiseerd van 2,3 miljard euro. In de periode tot 2023 gaat het om een besparing van 4,6 miljard. Er blijft uiteindelijk, in vergelijking met het regeerakkoord, een structurele besparing op de SDE-plusheffing over van 600 miljoen euro per jaar. Dit zijn geen cijfers waar ik de Kamer nu mee overval. Deze cijfers zijn allemaal opgenomen in de bijlagen van de stukken die de Kamer heeft ontvangen. Daarbij staat de specificatie hiervan.
Mevrouw Klever (PVV):
De minister heeft het over een lastenverlichting van 1,5 miljard euro dankzij het energieakkoord. Bedoelt de minister dat de lasten van de burgers 1,5 miljard lager worden ten opzichte van hun huidige energierekening?
Minister Kamp:
Nee. Ik heb deze discussie al eerder met mevrouw Klever gehad. Zij weet heel goed hoe dit zit. Zij heeft ook gehoord dat ik dit zojuist op dezelfde manier heb geformuleerd als de vorige keer. In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt. Daar komen ook financiële consequenties uit. Die zijn in het regeerakkoord heel precies aangegeven. Vervolgens hebben we een energieakkoord gesloten. Als je de uitkomst van het energieakkoord vergelijkt met de uitkomst van het regeerakkoord, hoeven er in de periode tot 2020 per saldo 1,5 miljard minder lasten betaald te worden en in de periode tot 2023 3,7 miljard euro.
Mevrouw Klever (PVV):
Voor de volledigheid vat ik het even samen. Het regeerakkoord voorziet ten behoeve van duurzaamheid in een lastenverzwaring van 16 miljard euro tot aan 2020 en het energieakkoord voorziet in een lastenverlichting ten opzichte van het regeerakkoord van 1,5 miljard. Per saldo is er dus 14,5 miljard lastenverzwaring voor burgers en bedrijven ten opzichte van hun huidige energierekening.
Minister Kamp:
We hebben de vorige keer in de Kamer uitgebreid gesproken over de consequenties van het regeerakkoord. Toen hebben we deze discussie gehad en hebben wij met elkaar onder ogen gezien waarom op het gebied van energie dingen gebeuren. Er zijn mondiale afspraken gemaakt en er zijn afspraken in Europa gemaakt. Voor ons is een richtlijn van toepassing. Die richtlijn moeten wij verder uitwerken in de wet. Daar komen bepaalde effecten uit. Het regeerakkoord heeft daar nog iets bovenop gedaan. Als je al die effecten vergelijkt met wat nu in het energieakkoord is afgesproken, zie je dat er sprake is van minder lasten.
We kunnen iedere keer natuurlijk terugvallen op de basisdiscussie. Ik weet niet of ik mij daar nu toe zal laten verleiden, maar laat ik daar iets over zeggen. De basisdiscussie is dat wij de overtuiging hebben dat er een aantal redenen zijn om op duurzame energie over te gaan. Een van die redenen is heel duidelijk weergegeven door de heer Bisschop en ook door anderen: je bent afhankelijk van een klein aantal landen, waar de omstandigheden anders zijn dan in Nederland. Je weet niet hoe dat op termijn uitpakt. Daar zijn grote onzekerheden aan verbonden. Die onzekerheid kun je verminderen door voor je eigen energievoorziening meer zelfvoorzienend te zijn.
De volgende overweging is dat er een reëel klimaatprobleem is in de wereld. Mevrouw Ouwehand zie daar iets over. Er is een reëel klimaatprobleem, een reële dreiging van een stijgende zeespiegel, met grote effecten. Daarom zijn er mondiaal en op Europees niveau afspraken gemaakt. Die zijn vertaald. Dat ligt in de wet en in het regeerakkoord vast en is verder uitgewerkt in het energieakkoord. Het verschil is dat het energieakkoord meer inzet op innovatie. Daarvoor wordt in het energieakkoord meer tijd genomen, waardoor kosten kunnen worden gedrukt. Het heeft ook een heel breed draagvlak voor een breed pakket van afspraken gecreëerd. Als gevolg daarvan kun je met het energieakkoord tot minder hoge lasten komen in vergelijking met wat ik net heb beschreven. Dat is de winst van het energieakkoord.
Het energieakkoord bevat afspraken voor de periode tot 2023. Mevrouw Van Veldhoven vroeg of het dan na 2023 blanco is. Laten we in ieder geval blij zijn dat we nu voor het energiebeleid voor een periode van tien jaar een heel breed draagvlak in de samenleving hebben. Tien jaar is niet niks. In de afgelopen tien jaar hebben we vijf kabinetten gehad, met alle onzekerheden die dat met zich brengt. Investeerders, mensen en bedrijven die moeten investeren in duurzame energie, zijn erg terughoudend wat betreft investeringen als ze denken aan de onzekerheden van de politiek. Als ze echter merken dat er om te beginnen in het regeerakkoord consensus over het energiebeleid is tussen de VVD en de Partij van de Arbeid en dat er vervolgens ook een zeer breed draagvlak in de samenleving is, en mogelijk ook in het parlement, dan is er voor een periode van tien jaar een heel goede basis om een andere koers in te zetten, om over te gaan van fossiele brandstoffen naar een veel groter gebruik van duurzame energie en om over te gaan tot veel meer energiebesparing. Daarmee heb je dan de nieuwe trend gezet, waarvan we ook in de periode na 2023 kunnen profiteren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister herhaalde twee of drie keer het belang van het geven van zekerheid voor een periode van tien jaar. Die zekerheid voor alle partijen is ook voor mij een van de zeer positieve kanten van het energieakkoord. Ik heb net een paar kritische vragen gesteld over een aantal punten waarop het volgens mij beter kan, maar die tien jaar is inderdaad belangrijk. Ik zie de minister knikken. Betekent dat ook dat hij bereid is om die zekerheid te garanderen voor de decentrale energieopwekking? Daarvoor wordt nu maar vier jaar geboden. Dat biedt de daarbij betrokken partijen geen enkele investeringszekerheid, omdat de terugverdientijd veel langer is dan die vier jaar.
Minister Kamp:
Mevrouw Van Veldhoven springt even naar een onderdeel van het geheel. Laat ik even met haar meespringen. De regeling die we voor de kleinschalige, decentrale energieopwekking gaan maken, is er nog niet. Dan is het ook niet goed om te zeggen hoe je daarvoor dan weer een overgangsregeling gaat maken. Laten we eerst bekijken hoe die regeling er precies uit zal zien. Daarbij zal zeker ook de overgangsregeling voor degenen die al hebben geïnvesteerd, worden betrokken. Het is belangrijk dat ook zij voor een redelijke periode zekerheid krijgen. Hoe lang die periode precies zal zijn, laten we dat vaststellen als de regeling en de overgangsregeling er zijn. Laten we niet nu al, in dit hoofdlijnendebat, op een en ander vooruitlopen terwijl de regeling er nog niet is.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik bespeur bijna enige lichte irritatie in de stem van de minister, maar omdat hij zelf zo over die tien jaar bezig was, dacht ik: the proof of the pudding is in the eating, dus laten we bekijken of we de mensen die op het punt staan om met elkaar zonnepanelen aan te schaffen, wat meer zekerheid kunnen geven dan hetgeen ze nu kunnen lezen, namelijk dat er na vier jaar een overgangsregeling komt. Ik hoor namelijk uit het veld: ik ga niets doen, want ik wil eerst weten wat het betekent. De mensen zeggen: ik ga geen pakket kopen dat een terugverdientijd van zeven jaar heeft als ik maar voor vier jaar zekerheid heb. Ik kan me heel goed voorstellen dat we regelingen na een aantal jaren herzien om te bekijken of ze nog zo functioneren als we ze bedoeld hebben. Daarvoor hebben we in dit huis ook een algemene regeling afgesproken. De mensen die al in zo'n regeling zitten, moeten we echter wat meer zekerheid kunnen geven dan die vier jaar. De minister heeft het over een redelijke termijn. Dan kunnen we misschien met elkaar de indicatie geven dat het ergens tussen de vier en misschien tien jaar in zit, maar in ieder geval meer dan die vier jaar. Dan zie ik de nadere uitwerking graag nog tegemoet. Maar de minister is het toch met mij eens dat we onderscheid moeten maken tussen mensen die al in een regeling zitten en mensen die nieuw willen toetreden tot die regeling en er opnieuw gebruik van willen maken voor een periode van, indicatief, tien jaar?
Minister Kamp:
Dat laatste ben ik met mevrouw Van Veldhoven eens. Het is echter niet zo dat men op dit moment niet investeert in zonnepanelen. Als ik rondrijd en om me heen kijk, zie ik steeds meer zonnepanelen, dus het is iets wat men op dit moment aan het doen is. Het is redelijk dat wij komen tot een nieuwe regeling, zoals nu is aangegeven in het energieakkoord, waarbij heel precies is aangegeven wat de bijdrage vanuit de publieke middelen zou moeten zijn. Die regeling gaan we nu uitwerken. Ik vind het ook redelijk dat er een redelijke overgangsperiode is voor degenen die op grond van de oude regeling hebben geïnvesteerd. Hoe lang die periode precies moet zijn, wil ik nog even in het midden laten totdat ik de regeling zelf heb uitgewerkt. Ik ben het echter eens met de conclusie die mevrouw Van Veldhoven trok aan het eind van haar betoog.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Nu we toch op dit punt zitten, ga ik maar even door. De geweldige uitbreiding van het aantal zonnepanelen die ook de minister heeft waargenomen, komt natuurlijk door de regeling die mede door GroenLinks in het Lenteakkoord is gekomen. 90.000 huishoudens hebben daardoor zonnepanelen aangeschaft. Die mensen dachten dat zij konden salderen tijdens de looptijd van het bezit daarvan. We zijn nu bezig om een nieuwe regeling te maken voor energiecoöperaties. De minister heeft ongetwijfeld in mijn inbrengen de volgende vraag gehoord. Is het mogelijk om de mensen die in de komende vier jaar gaan investeren, in elk geval helderheid te geven over de duur van de belastingaftrek? Dan kan iemand namelijk de berekening maken of het zin heeft. Ik heb de minister goed gehoord dat er voor de bestaande groep die thuis panelen heeft, een fatsoenlijke overgangsregeling komt als de minister de regeling gaat herzien.
Minister Kamp:
Of er door het Lenteakkoord zo ontzettend veel zonnepanelen zijn gekomen, weet ik niet. Dat kan ik zo niet bevestigen. De indruk bestond bij de branche dat de trend die was ingezet, ook zou zijn doorgezet als die extra stimulans er niet was gekomen.
Mevrouw Van Tongeren vroeg ook naar de periode waarvoor het nu gaat gelden. Als het energieakkoord door de Kamer gedragen wordt en wij de regeling gaan uitwerken, kunnen wij voorzien wat de bijdrage is vanuit de publieke midden. Op grond daarvan kunnen wij dan calculeren. We kunnen er dan van uitgaan, gelet op het brede draagvlak voor het energieakkoord in de samenleving en hopelijk ook in het parlement, dat dit zal worden vastgehouden. Dan wordt het een blijvende regeling die met dat bedrag in stand zal blijven.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Volgens mij is die regeling voor de energiecoöperaties in het Belastingplan al behoorlijk uitgewerkt. Daar heb ik al de reactie op gekregen uit het veld dat er 26 verschillende soorten restricties en belemmeringen in staan. Mijn specifieke vraag gaat echter over energiecoöperaties die beginnen op het moment dat het Belastingplan erdoorheen komt. Zouden die coöperaties niet een langjarige zekerheid kunnen krijgen? Ik bepleit dus geen openeinderegeling; ik begrijp het probleem daarmee. Aan de mensen die in de komende vier jaar, tot en met de evaluatie, investeren onder de huidige regeling, zou echter een zekerheid van misschien tien jaar gegeven kunnen worden. Zo is het voor hen net aan rendabel om dit te gaan ondernemen.
Minister Kamp:
Ik weet niet wat voor mevrouw Van Tongeren hoofdlijnen zijn en wat zaken zijn die nader uitgewerkt moeten worden. We hadden een regeling. Nu staat er in het energieakkoord hoe een nieuwe regeling er in grote lijnen uit zou moeten zien. Wij gaan die regeling vervolgens zo spoedig mogelijk uitwerken en komen daarmee bij de Kamer. Dan maken wij ook voor de oude gevallen een overgangsregeling. Dit hele pakket kan de Kamer dan beoordelen. Ik denk dat we samen de richting voor de komende jaren hebben neergezet. En hoe we dit precies uitwerken? Ik zal dat voor de Kamer doen, en zij kan dat dan beoordelen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het is goed om te horen dat de minister wil nadenken over de langjarigheid bij de investeringen, ook voor de energiecoöperaties. Ik heb in mijn vragen aan de PvdA-fractie gezegd dat de SDE-plusregeling daarvoor een mogelijkheid zou kunnen zijn. Ik doel op een aparte tak binnen de SDE-plusregeling, juist ook vanwege de langjarigheid, die daardoor beter is gegarandeerd. Je kunt dan een maximumbedrag noemen, waardoor het ook geen openeinderegeling wordt. Zou de minister daar ook eens naar willen kijken?
Minister Kamp:
Dat heeft twee bezwaren. Het ene bezwaar is dat de SDE-plusregeling is opgezet om telkens de goedkoopste manier te financieren om het doel te bereiken. De heer Leegte zei dat al. Ik denk niet dat dit de goedkoopste manier is om het doel te bereiken, dus ik vraag me echt af of dit wel overeind blijft als we de SDE-plusregeling gaan toepassen. Wij willen heel graag dat de lokale regeling overeind blijft omdat die een aantal positieve effecten heeft. Ik zal daar straks nog op terugkomen. Het gaat ook om het creëren van draagvlak bij de bevolking. We willen de bevolking bij het energiebeleid betrekken en mensen daar enthousiast voor maken. Daarom staat in het energieakkoord dat we hiervoor een aparte regeling willen naast de SDE-plusregeling. Het is denkbaar dat we het toch niet of anders doen, maar ik denk dat we daar voorzichtig mee moeten zijn. Het energieakkoord is namelijk een stelsel van allerlei bepalingen en maatregelen. Met sommige zijn we erg blij en met andere wat minder. Dat geldt ook voor al die andere partijen. Als wij als een van de partijen eraan gaan trekken en dingen gaan veranderen, maken we eigenlijk dat energieakkoord langzaam kapot. Dat zou erg jammer zijn. Als we de hoofdlijn van het energieakkoord kunnen steunen, dan kan de Kamer overwegen, ook gelet op het draagvlak in de samenleving, een aantal dingen uit te werken in de geest van het energieakkoord.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het CDA steunt de minister in zijn opzet om energiecoöperaties te ondersteunen. Ook de energieonderhandelaars hebben uitgesproken dat het echt van essentieel belang is. Zonne-energie is volgens mij een exponentiële technologie die zich de komende jaren behoorlijk kan ontwikkelen. Ik zou het terecht vinden om binnen de SDE-plusregeling een apart gedeelte op te nemen voor zonne-energie. Dan kun je die langjarigheid direct garanderen. Tevens kun je er een maximaal bedrag aan hangen. Wij zouden het mooi vinden als die variant wordt meegenomen in de berekeningen. Als we uiteindelijk kiezen voor de variant die door de onderhandelaars van het energieakkoord naar voren is gebracht, kan ik daar vrede mee hebben, maar ik zou het toch mooi vinden als het wordt meegenomen. Ik wil dus niks kapotmaken van wat de onderhandelaars hebben bereikt, maar gewoon alternatieven afwegen. Dan kunnen we daadwerkelijk constateren of we op de goede weg zijn.
Minister Kamp:
Met respect voor mevrouw Mulder en bereid zijnde haar tegemoet te komen, wil ik dat toch niet doen. Alle denkbare varianten zijn bij het overleg over het energieakkoord op tafel geweest en doorgesproken. Uiteindelijk is ervoor gekozen om het op deze manier te doen. Ik vind het belangrijk om dat hele pakket aan afspraken uit het energieakkoord tot een succes te maken en om de bijdrage die men van mij verwacht te leveren. Ik wil het dus doen zoals het in het energieakkoord is vastgelegd. De voorstellen die de Kamer van mij zal krijgen, zullen allemaal een loyale uitvoering zijn van het energieakkoord.
Dat is ook belangrijk om een andere reden. Rond energiebesparing is nu een aantal concrete maatregelen ingevuld. Het planbureau denkt dat de uitkomst van die concrete maatregelen leidt tot een energiebesparing van 22 tot 60 petajoule in 2020. We hebben echter 100 petajoule met elkaar afgesproken. Ik voel het dus als mijn verantwoordelijkheid om met andere voorstellen en maatregelen te komen om uiteindelijk die 100 petajoule te halen als blijkt dat de plannen die wij in de pen hebben niet hard genoeg zijn. Ik wil het energieakkoord zowel wat betreft de doelstellingen als de concrete afspraken recht doen. Ook over de lokale energieopwekking zijn duidelijke afspraken gemaakt na een zorgvuldige afweging. Ik wil die in de lijn van het energieakkoord uitwerken. Dat voorstel komt uiteindelijk bij de Kamer. Die kan het dan beoordelen. Als de CDA-fractie van mening is dat het anders moet, kan zij een alternatief voorstellen en daar steun voor krijgen. Van mij krijgt zij die echter niet aangereikt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie is een groot voorstander van het omvormen van onze energievoorziening van grootschalig fossiel naar duurzaam decentraal. Ik herken dat ook in het energieakkoord. Daarin wordt voor 40 petajoule aan decentrale duurzame energieopwekking gerealiseerd in 2020. In de begroting is een bedrag van 10 miljoen euro ingeboekt voor de korting op de energiebelasting voor corporaties. Wij hebben dat laten doorrekenen en daarmee blijk je op nog geen halve petajoule per jaar te kunnen komen. Er zit uiteraard een aanzienlijk gat tussen die halve petajoule per jaar en die 40 petajoule die we in 2020 willen hebben. Eigenlijk is er gewoon te weinig budget voor. Deelt de minister dit en is hij bereid dit op te lossen in zijn begroting?
Minister Kamp:
Ik kan de berekening van mevrouw Dik-Faber zo snel niet volgen. Als zij op dit punt een reactie van mij wil hebben, moet zij mij die even aanreiken. Misschien is ook hetgeen zij heeft gezegd al voldoende duidelijk. Ik zal dan met een reactie daarop komen. Na een zeer zorgvuldige voorbereiding hebben wij afspraken gemaakt. Vervolgens is dit alles door het ECN en het Planbureau voor de Leefomgeving doorgerekend. Die doorrekening geeft een bepaalde marge aan. Ik sprak al over de energiebesparingsmaatregelen, namelijk tussen de 22 en de 60 petajoule in 2020. Er zijn dus aanvullende maatregelen nodig. Wij zijn met een aantal dingen bezig waarvan wij denken dat die uiteindelijk ertoe zullen leiden dat wij op 100 petajoule uitkomen. Als wij er daarmee niet komen, zullen wij met alternatieve voorstellen komen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De berekeningen van zojuist komen volgens mij uit het rapport van het PBL. Ik denk echt dat wij met elkaar te weinig budget gereserveerd hebben om die enorme inspanning vanuit de samenleving financieel te ondersteunen met de belastingkorting van 7,5 cent per kWh. Ik zal in mijn tweede termijn met voorstellen komen om hieraan tegemoet te komen. Ik hoop dat de minister daar met een open blik naar wil kijken.
Minister Kamp:
De afspraak met betrekking tot 7,5 cent is volgens mij uitstekend. Verdere afspraken die ertoe leiden dat er meer geld in gestoken moet worden, kunnen niet gemaakt worden met een deugdelijke financiële dekking. Een van de grote problemen waar wij mee zaten bij het opstellen van het regeerakkoord, was dat wij in een tijd leven dat de overheid veel te veel geld uitgeeft. De overheid moet minder geld uitgeven. Claims bij de overheid om iets extra's te doen, vallen dus in slechte aarde. Dat is nu eenmaal zo. Uitgaande van die situatie hebben wij geprobeerd om toch tot iets goeds te komen. Dat is gelukt, gelet op de uitkomsten die ik daarnet al even heb aangegeven. Wij bereiken de doelstelling van het regeerakkoord, namelijk 16% duurzame energie, weliswaar pas in 2023 in plaats van 2020. Er komt een energiebesparing van 100 petajoule, waarmee wij ook voldoen aan de Europese richtlijn op dat punt. Uiteindelijk is er ook een winst op het vlak van de werkgelegenheid. Daar komt dan nog bij dat wij de kostendruk en dus de lasten voor het bedrijfsleven evenals de lasten voor de burgers en daarmee de koopkracht van de burgers, hebben weten te beperken.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik ga nog even door op de salderingsregeling met het budget van 10 miljoen. Mevrouw Dik-Faber heeft als aanvliegroute dat dit te weinig primaire energiebesparing oplevert, namelijk slechts 0,5 petajoule. Ik bekijk meer hoe het is vanuit de huishoudens gezien.
Ik maak even een rekensommetje dat de minister volgens mij prima kan volgen. Het gaat om 7,5 cent per kWh. Een gemiddeld huishouden verbruikt 3.500 kWh per jaar. Als je die energie duurzaam wilt opwekken, zou de 7,5 cent belastingverlaging ongeveer €250 per jaar betekenen. Dat betekent dat 40.000 huishoudens zouden kunnen profiteren van die 10 miljoen. Wij hebben in Nederland 7 miljoen huishoudens. Dat betekent dat 1 op de 200 huishoudens in die periode van deze regeling gebruik zou kunnen maken. Vindt de minister dat niet ook een heel magere doelstelling in relatie tot de feitelijke belangstelling van mensen om mee te doen via de coöperaties?
Minister Kamp:
Ja, ik denk dat het verstandig is om reëel om te gaan met de belangstelling om met die coöperaties mee te doen. Als je het accent onevenredig legt op decentrale energieopwekking en je dan wel verwacht dat je, zodra er geen zon en wind is, toch de volledige hoeveelheid elektriciteit aangeleverd kunt krijgen door de elektriciteitscentrales, dan leg je een enorme kostendruk bij de elektriciteitscentrales. Ofwel is daar geen dekking voor, ofwel leidt dit ertoe dat degenen die de elektriciteitscentrales exploiteren een heel hoge prijs moeten vragen. De heer Leegte zei dit al. Ik denk dat er een behoorlijk evenwicht gevonden moet worden tussen de decentrale energieopwekking en het beschikbaar houden van centrale energieproductie. Er zijn berekeningen gemaakt van de wijze waarop dat evenwicht ongeveer kan uitpakken. Welke raming is reëel? Hoe zal daarvan gebruikgemaakt worden? Welk bedrag is daarvoor nodig? Die ramingen zijn zo goed mogelijk gemaakt en vervolgens doorgerekend. Ik stel voor dat wij daar nu van uitgaan. Mocht dit anders uitpakken en mocht dat evenwicht anders komen te liggen dan nu wordt ingeschat, dan zien wij dat dan wel weer.
Dit energieakkoord is geen eindmodel. Het is niet zo dat wij alle problemen en ontwikkelingen die er de komende tien jaar kunnen zijn op energiegebied, nu al voorzien hebben en dat wij de oplossingen daarvoor al klaar hebben. Het kan zijn dat dingen anders uitpakken. Dan zullen wij daar in de geest van het energieakkoord oplossingen voor moeten vinden.
De heer Paulus Jansen (SP):
Dat is positief, maar ik dacht dat die salderingsregeling voor corporaties en verenigingen van eigenaren ook bedoeld was om het draagvlak voor deze ontwikkeling verder te versterken. De SP-fractie zou het jammer vinden als na 40.000 huishoudens de kraan dichtgaat. Dan gaan wij nee verkopen. Ik begrijp dat de minister zegt dat er, op het moment dat blijkt dat de belangstelling veel groter is, een open discussie is om te bekijken of de regeling verruimd wordt.
Minister Kamp:
Ik heb aangegeven dat er ook een andere kant is. Bij de corporaties, bij degenen die daarbij aangesloten zijn, en bij huishoudens die zelf zonnepanelen op het dak hebben, is er de verwachting dat men op het moment dat de zon niet schijnt en de wind niet waait gewoon met alles kan doorgaan en dat die elektriciteit aangeleverd wordt. Die elektriciteitscentrales zullen er dus moeten zijn. Die zullen onmiddellijk ingezet moeten kunnen worden. Daar zullen mensen voor moeten zijn, daar zullen investeringen voor moeten worden gedaan. Ook die lasten moeten gedragen worden. Er is dus een evenwicht tussen die centrale elektriciteitsproductie en die decentrale elektriciteitsproductie. Daarvan hebben wij inschattingen gemaakt. Als die verkeerd zijn en als blijkt dat er in dat evenwicht nog ruimte is, dan is het zeker bespreekbaar. Ik zeg er nog iets bij. Misschien kan ik dit nu afronden, want de Kamer heeft er een aantal keren op doorgevraagd.
Er zijn een paar aspecten verbonden aan die decentrale energieopwekking. Er is een financieel belang voor de burgers bij, maar het is ook heel belangrijk dat de burgers zich veel meer bewust zijn van alles wat rondom energie speelt. Het is niet zo dat die elektriciteit maar als vanzelfsprekend beschikbaar is. Ik meen dat Nederland het land met de minst gestoorde elektriciteitslevering ter wereld is. Dat is niet vanzelfsprekend. Het is ook niet vanzelfsprekend dat er altijd maar gas is dat je voor alles prima kunt gebruiken en dat geen strubbelingen in huishoudens met zich meebrengt. Het zijn allemaal zaken waarover nagedacht is, waar verantwoordelijkheid voor gedragen wordt.
Dat burgers daar bewust mee bezig zijn, dat zij ook zelf met energieopwekking bezig zijn en bekijken hoe zij zelf een bijdrage kunnen leveren, is heel goed. Als die burgers er bewust mee bezig zijn, wordt het draagvlak bij de burgers voor het energiebeleid versterkt. Burgers overzien het geheel en zien hun eigen bijdrage daarin. Zij zien de voors en tegens, zij zien hoe het met de kosten zit. Zij zien hoe je aan de ene kant wat kunt verdienen en aan de andere kant kosten moet maken. Dat is voor het draagvlak van het beleid belangrijk.
Als er op veel plaatsen in het land lokale energieopwekking is, als daar stabiliteit in zit, hoeft er mogelijk ook minder transport van elektriciteit van centrales naar afnemers plaats te vinden. Ik heb daarnet het ene aspect van die balans weergegeven. Het andere aspect is dat er mogelijk minder transport is. Dat is ook weer iets dat een positief effect heeft.
Al die overwegingen hebben ertoe geleid dat wij een aparte regeling hiervoor steunen. Over die regeling zijn in het energieakkoord afspraken gemaakt. Er wordt een korting van €0,075 per kWh gegeven in het geval van lokale opwekking van duurzame energie volgens de voorschriften.
Ik heb de hoofdlijn aangegeven. Ik heb ook aangegeven hoe het zit met de bedragen die als gevolg van het energieakkoord in vergelijking met het regeerakkoord uiteindelijk minder drukken op de portemonnee van de burgers en op de bedrijven. Wij kunnen vaststellen dat op grond van dit energieakkoord de huishoudens die gaan isoleren, uiteindelijk per saldo een jaarlijkse korting op de rekening hebben van €140. Dat is een belangrijke winst. Het is ook goed om dat allemaal een beetje te relativeren, want de ACM heeft zeer recent een besluit genomen over de bedragen die voor het transport van elektriciteit in rekening mogen worden gebracht. Als je dat weer omrekent naar de huishoudens, dan is er per huishouden een plus van €50 per jaar. Er zijn dus ook allerlei andere negatieve en positieve ontwikkelingen die die kosten voor de burger beïnvloeden. Als je je berekeningen puur op dit energieakkoord baseert, kom je voor een huishouden dat isoleert, uit op een verlaging van het totale bedrag met €140 per jaar.
Zoals de Kamer bij meerdere gelegenheden gebleken moet zijn, is het kabinet zeer gemotiveerd om zich in te zetten voor energiebesparing. We zijn dan ook blij met de afspraken die daarover in het energieakkoord zijn gemaakt. Er komt een nationaal energie besparingsfonds van 600 miljoen euro. Het kabinet zal verder 400 miljoen bijdragen aan de investeringen die in huurwoningen worden gedaan. Er komt een stimulerings- en ontzorgingsregeling voor de koopsector. We nemen dus ook maatregelen voor de koopsector om ervoor te zorgen dat het makkelijker wordt om in energiebesparing te investeren. We zullen ook de rol van gemeenten bij energiebesparing versterken en we voeren een indicatief energielabel voor woningen in. Ook dat zal weer bijdragen aan het energiebewustzijn. Er komt een energieprestatiekeuring voor bedrijven en utiliteitsgebouwen, waardoor ieder bedrijf en de exploitant van ieder gebouw erbij betrokken worden. Ten slotte zullen we zorgen voor betere naleving en handhaving van de Wet milieubeheer en voor aanvullingen op de energiebesparingsafspraken die met de industrie zijn gemaakt.
Bij de energiebesparing onderscheiden we verschillende soorten bedrijven en verschillende categorieën. Voor de ene categorie geldt het ene convenant en voor de andere categorie het andere convenant. Er is ook een categorie waarvoor geen convenant geldt. Voor al die bedrijven zitten er in het energieakkoord aanscherpingen voor wat betreft energiebesparing. Per saldo draagt dat dus in grote mate bij aan de eerder door mij genoemde besparing van 100 petajoules.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
In het onderdeel gebouwde omgeving zitten inderdaad een flink aantal specifieke maatregelen die mijn fractie steunt. Daar heeft de minister dus goed werk verricht. Helaas kenmerkt het beleid voor de industriesector zich door vrijblijvendheid. De minister noemde zojuist de pilot met de energieprestatiekeuring. Daar mogen bedrijven vrijwillig aan meedoen. Vervolgens wordt het alleen ingevoerd in sectoren waar het werkt. Het is dus een en al vrijblijvendheid. We gaan inderdaad proberen om het ETS aan te scherpen. Maar de grote bedrijven waarvan de energierekeningen door het succes van het ETS omhooggaan, worden gecompenseerd. De enige tegenprestatie voor die vrijblijvende gratis rechten is dat we internationaal gaan benchmarken. Het zijn dus alle drie nogal vrijblijvende zaken. Zou er niet, net als bij de gebouwde omgeving, veel meer harde ambities en afspraken moeten worden gemaakt, juist om de industrie toekomstbestendig te maken?
Minister Kamp:
Mevrouw Van Tongeren zegt "het enige is dit", maar er zijn nog twintig andere dingen afgesproken. Ik ga die daarom zo maar even kort doornemen.
Mevrouw Van Tongeren zegt dat het voor de grote bedrijven, de grote energieverbruikers vrijblijvendheid troef is. Dat is niet waar. Met die grote bedrijven worden namelijk individuele afspraken gemaakt. Als die bedrijven tegemoetkomingen krijgen in hun kosten, is daaraan altijd de voorwaarde verbonden dat ze zich moeten inzetten voor en resultaten moeten bereiken met energiebesparing. Er is dus geen sprake van vrijblijvendheid.
Er zijn drie categorieën bedrijven. Je hebt de kleine bedrijven en de wat grotere bedrijven waarvoor geen convenant geldt. Voor die bedrijven is de aanpak als volgt. Er staat al in de wet dat je verplicht bent om energiebesparingsmaatregelen te nemen die in vijf jaar kunnen worden terugverdiend. Die wettelijke maatregel moet nageleefd worden en dat gaat ook gebeuren. De Wet milieubeheer wordt op dit punt versterkt. Mijn tweede punt is een punt dat de vorige keer door mevrouw Van Veldhoven naar voren is gebracht, namelijk de maatregelenlijsten. Daarop staat wat bedrijven allemaal kunnen doen. We maken die lijsten en daarop staat precies welke maatregelen je kunt nemen en welke erkend worden als maatregelen die ook positieve effecten hebben voor je energieverbruik. We gaan een publiek-privaat expertisecentrum voor energiebesparing oprichten en wij gaan de EPK invoeren. Inderdaad wordt de EPK eerst als een pilot opgezet. Je kunt zo'n regeling namelijk niet zomaar in één keer over alle bedrijven in ons land uitrollen. Je hebt een systeem, je denkt dat het goed werkt, je laat het als een pilot op een aantal bedrijven los, en als dan blijkt dat het werkt, kun je het vervolgens over het geheel uitrollen. Datgene wat ik zojuist heb verwoord, het kenniscentrum, de versterkte handhaving, de erkendemaatregelenlijsten en de EPK-pilot, leidt er echt toe dat bij de kleine bedrijven en bedrijven waarvoor geen meerjarenafspraken gelden, grote vooruitgang zal worden gerealiseerd.
De tweede categorie wordt gevormd door de middelgrote bedrijven. Daarvoor hebben wij een convenant lopen. Dit blijft bestaan, maar de stok achter de deur, in de vorm van handhaving, wordt aangescherpt. Wij gaan de handhaving geheel in lijn brengen met de EU-verplichtingen. Die afspraken zijn er en als ze niet worden nageleefd, heeft dat dus consequenties. Wij zijn echter niet alleen met de stok achter de deur bezig. Gelijktijdig kunnen deze bedrijven profiteren van het expertisecentrum dat er komt en kunnen zij meedoen met de EPK-pilot. Op die manier kunnen zij op een positieve manier de doelstelling realiseren waartoe ze zich zelf via het convenant hebben verplicht.
Daarnaast zijn er de grote bedrijven die onder het ETS vallen, het Europees CO2-handelssysteem. Deze bedrijven doen ook in een apart convenant mee. Het gaat om zo grote bedrijven, met zo specifieke omstandigheden, dat wij per bedrijf afspraken maken. Ik denk dat wij bij de afspraken die wij met die bedrijven maken, ook de wkk-problematiek moeten betrekken. Op de wkk-problematiek kom ik straks terug. Als wij die afspraken voor energiebesparing per bedrijf maken, afspraken over wat wij van die bedrijven verwachten tegenover datgene wat wij hen bieden om hen tegemoet te komen en hen te helpen om te overleven in deze moeilijke tijd en de werkgelegenheid in stand te houden, denk ik dat het heel goed zou zijn om ook te kijken naar wkk-situaties die bij zulke bedrijven spelen en naar de wijze waarop wij deze ook bij de afspraken zouden kunnen betrekken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben heel blij dat de minister nu wat betreft de Wet milieubeheer een flink eind de goede kant is opgeschoven. Een jaar geleden heb ik daarover bij de begrotingsbehandeling vragen gesteld. Toen was het antwoord nog: daar gaan wij bedrijven in deze crisistijd niet mee lastigvallen. Daarvoor lof dus. Dit is echter niets nieuws, het is gewoon de bestaande wet handhaven. Mijn kritiek was dat er in dit energieakkoord voor de grootste bedrijven uitsluitend een expertisecentrum en een pilot komen en dat waar er succesvol gelobbyd wordt om het ETS-systeem beter te later werken, deze bedrijven gecompenseerd gaan worden. Er wordt in het energieakkoord dus goed gewerkt in de gebouwde omgeving, maar de zware industrie, de grootste verbruikers van energie, worden niet verder aangemoedigd met echte regels. Met individuele afspraken moeten ze instemmen. Die vind ik dus net zo vrijblijvend als een expertisecentrum of een vrijwillige pilot. Dat zijn op zich allemaal lovenswaardige maatregelen, maar waarom is deze minister niet gewoon wat strenger voor de industrie? Uiteindelijk pakt dat veel beter uit. De bedrijven zijn daardoor namelijk bestendiger voor een volgende energieschok die er gaat komen.
Minister Kamp:
De samenvatting door mevrouw Van Tongeren van hetgeen ik de vorige keer heb gezegd, is te kort door de bocht. Toen heb ik gezegd dat je kunt spreken over het doen van investeringen die bedrijven binnen vijf jaar kunnen terugverdienen, terwijl ik op dit moment in gesprek ben met grote bedrijven die van dag tot dag moeten proberen te overleven. Tegen zo'n bedrijf kan ik niet zeggen: joh, ga maar even investeren in iets wat je binnen vijf jaar kunt terugverdienen. Dan lachen ze je gewoon uit. Hun scope is niet vijf jaar maar vijf weken. Dat is de problematiek waarmee sommige bedrijven te maken hebben. Ik heb gezegd dat wij bij het laten naleven van de wettelijke bepalingen de werkelijkheid van de economische crisis waarmee wij zitten, niet uit het oog moeten verliezen. Daarom is het zo belangrijk dat de werkgeversorganisaties akkoord zijn gegaan met de afspraken die nu gemaakt zijn over energiebesparing, afspraken die ook gelden voor de grote bedrijven. Ik heb nu dus voor het uitvoeren van die wettelijke bepalingen brede steun, ook van de werkgeversorganisaties. Dat betekent dat wij per bedrijf zullen bekijken hoe de situatie bij het bedrijf is, of er iets bijzonders speelt wat ons er vanaf zou moeten houden om de wettelijke bepaling onverkort door te voeren en of er iets anders speelt, bijvoorbeeld de wkk. De vraag zal worden gesteld of de bedrijven zich zullen inzetten om — net zoals van alle andere bedrijven wordt verwacht — ook substantiële resultaten te bereiken op het gebied van energiebesparing. Wij maken daarvoor een raamwerk en geven aan wat substantieel is voor een bedrijf. Als bedrijven bereid zijn in dat licht afspraken te maken en ze ook na te komen, is het prima. Willen ze geen afspraken maken of komen ze gemaakte afspraken niet na, dan zullen ze aangepakt moeten worden. Dat geldt ook voor de grote bedrijven.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verder gaat en ik ben ook benieuwd hoeveel tijd u nog nodig denkt te hebben om gericht in te gaan op de rest van de bijdragen van de Kamerleden.
Minister Kamp:
U hebt tien woordvoerders het woord gegeven. Zij hebben mij 200 vragen gesteld en ik probeer daar nu recht aan te doen. Ik zal niet alle vragen kunnen beantwoorden, want dit is een hoofdlijnendebat, maar ik probeer wel de grote lijnen neer te zetten en in ieder geval de belangrijkste vragen te beantwoorden. Misschien dat ik nog een uurtje bezig ben.
De voorzitter:
Het is ook de bedoeling dat de andere bewindspersonen iets gaan zeggen.
Minister Kamp:
Wat is uw conclusie? Wilt u dat ik ga zitten, mevrouw de voorzitter?
De voorzitter:
Nee. Ik doe het verzoek gericht in te gaan op de gestelde vragen.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik wil wel enige adhesie betuigen aan de leden in vak-K dat ze ook fatsoenlijk antwoord willen geven op de gestelde vragen. Dat heeft wat mij betreft prioriteit boven dat wij heel vroeg thuis zijn. Ik wil er best wel even voor blijven zitten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat geldt ook voor mij. We hadden krappe spreektijd, maar ik maak gebruik van een goede gedachtewisseling met de minister. Overigens zou ik het op prijs stellen als hij kan aangeven welke onderwerpen door de andere bewindspersonen zullen worden behandeld, met het oog op het inrichten en verdelen van onze schaarse drie interrupties.
De voorzitter:
Dat is mijn volgende vraag. Kan de minister structuur aanbrengen in de beantwoording, zodat we ook het debat kunnen structuren?
Minister Kamp:
Mijn collega mevrouw Mansveld zal alles beantwoorden wat over milieu en klimaat gaat en mijn collega de heer Blok zal alles beantwoorden wat gaat over de bebouwde omgeving, in het bijzonder de woningen.
Over duurzame energie is in deze Kamer niet veel verschil van mening meer. De doelstelling in het regeerakkoord van 16% houden we vast. In het jaar 2020 voldoen we aan dat wat wettelijk is vastgelegd en wat in de Europese richtlijn staat: 14%. In 2023 halen we volgens het energieakkoord de 16%. Dat maakt het mogelijk kostenreductie te realiseren, in het bijzonder bij wind op zee. In een green deal heeft de sector al aangegeven dat die kostenreductie mogelijk is. De Topsector Energie heeft ook aangegeven dat dit gerealiseerd kan worden. Wij leggen nu vast dat het ook gerealiseerd gaat worden. Wij hebben de huidige prijs per megawattuur voor wind op zee genomen en die hebben wij in een periode van 10 jaar tot 40% minder laten aflopen. In die periode zal er dus aanbesteed worden en kunnen bedrijven, die binnen de kostengrens die zij zelf hebben aangegeven, kunnen leveren wat wij op zee gerealiseerd willen zien, de opdrachten binnenhalen. Ik denk dat dat kan, omdat ook die bedrijven vertegenwoordigd zijn geweest bij het sluiten van dat energieakkoord.
Voor wat betreft de duurzame energie is het goed ook nog even iets te zeggen over de bij- en meestook van biomassa. Er is voor gekozen om de bij- en meestook van biomassa zeer te beperken. Als we dit niet hadden gedaan, had dit tot een volume van 100 petajoule kunnen doorlopen. We hebben nu met elkaar in het energieakkoord afgesproken dat dit beperkt gaat worden tot 25 petajoule en dat bovendien strenge duurzaamheidscriteria zullen gelden voor die stoffen die dan bij- en mee gestookt zullen worden. Ik denk dat dit ook voor de ngo's die hebben meegedaan aan het energieakkoord een heel belangrijke bepaling is geweest.
Ik kom nu bij de kolencentrales. Wij hebben hierover een uitspraak van de ACM gehad. Mevrouw Van Veldhoven zei dat de afspraken over de kolencentrales het motorblok van het energieakkoord zijn, maar dat zie ik niet zo. Daarmee wordt het energieakkoord onrecht gedaan. Het energieakkoord is veel breder. Ik vind de sluiting van de vijf centrales belangrijk, maar ik vind ook een heleboel andere dingen belangrijk. Al die belangrijke dingen wil ik overeind houden, inclusief de sluiting van de kolencentrales. Ik vind dus dat ze in 2016 en 2017 gesloten moeten worden. Wij kunnen praten over de manier waarop dat gebeurt. In het energieakkoord is een lijn uitgezet. Zoals de heer Vos al zei, heeft de ACM daarnaar gekeken binnen de richtlijnen die ik haar heb gegeven. De zienswijze van de ACM zou ertoe kunnen leiden dat de oude centrales niet gesloten kunnen worden. Als wij dat echter wel willen en naar een oplossing zoeken, zouden wij kunnen kijken naar de richtlijnen die de ACM gegeven zijn. Die zouden veranderd kunnen worden.
Er zijn ook andere opties denkbaar. Je kunt ook de milieubaten van de sluiting van de kolencentrales beter in beeld brengen, waardoor er uiteindelijk een andere afweging zal worden gemaakt. De effecten van het sluiten van die oude kolencentrales zijn namelijk heel groot. In vergelijking met de oude centrales stoten de nieuwe kolencentrales veel minder stoffen uit, sommige stoffen twee keer minder, sommige stoffen acht keer minder. Dat is een grote winst, maar als de oude kolencentrales uitvallen, wordt de capaciteit niet alleen maar overgenomen door de nieuwe kolencentrales, maar ook door de gascentrales, die nog steeds in de meerderheid zijn. Het verschil daarmee is nog veel groter. De uitstoot van SO2 en fijnstof is bij gascentrales bijvoorbeeld nul, terwijl die bij oude kolencentrales zeer hoog ligt. Ik denk dus dat er nog nader overleg zou kunnen plaatsvinden over de inschatting van de milieubaten.
Je kunt ook met de Europese Commissie overleggen over de toepassing van de mededingingsregels waar de ACM mee bezig is geweest. Die zou tot inzichten kunnen komen die voor de ACM weer van belang zijn. Verder kun je aan wettelijke maatregelen denken, maar dat vind ik niet aantrekkelijk omdat ik dit graag in de sfeer van het energieakkoord wil oplossen. Ook kun je aan fiscale maatregelen denken, maar ook daaraan denk ik niet in de eerste plaats. Ik ga eerst in overleg met de Europese Commissie en de ACM bekijken waar precies de bottleneck zit en hoe die kan worden weggenomen. Het doel blijft voor mij overeind staan: in 2016 en 2017 gaan die oude kolencentrales dicht.
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, kort graag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja, maar er is veel te bespreken. De minister zegt dat dit niet het motorblok is. Dat moet het alleen maar makkelijker maken om op dit punt te komen tot een overeenstemming die alle partijen straks ten volle kunnen ondersteunen. Het energieakkoord is inderdaad veel meer dan dit, maar hiermee hebben wij wel een probleem. De minister refereert zijdelings aan zijn wettelijke bevoegdheid om de ACM via beleidsregels zijn wil op te leggen, maar ik kan mij niet voorstellen dat de minister dat wil doen omdat dit advies hem toevallig niet zo goed bevalt. Bovendien wordt in het ACM-advies vooral ook gerefereerd aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dat valt volgens mij niet binnen de reikwijdte van de beleidsregels van de minister.
Inhoudelijk heeft de minister enkele interessante dingen gezegd. Hij zegt dat er nog met Brussel wordt gesproken en hij schetst verschillende opties. Hij geeft wel een soort waardering van die opties, maar zegt ook dat hij ze wil onderzoeken. In mijn bijdrage in eerste termijn heb ik de minister een aantal richtingen meegegeven. Vindt de minister ook dat de oplossing idealiter binnen die richtingen zou moeten vallen, dus een betere deal voor huishoudens moet bevatten en in ieder geval Brusselproof moet zijn? En kan de minister de Kamer voor de begrotingsbehandeling of het WGO Energie een brief sturen waarin hij de verschillende opties op een rij zet die hij, ik en de andere leden genoemd hebben, en waarin hij aangeeft waarom hij komt tot het voorstel waartoe hij uiteindelijk komt?
Minister Kamp:
Ik begrijp niet goed wat mevrouw Van Veldhoven eigenlijk wil en of zij nu tegen of voor het sluiten van die oude kolencentrales is. Kijk naar de elektriciteitsproductie in dit land. Je hebt de gascentrales, je hebt veel wkk-capaciteit, je hebt de nieuwe kolencentrales en je hebt de oude kolencentrales. Iedereen ziet dat die oude kolencentrales een belasting zijn voor het milieu. Als je die eruit haalt, is dat dus per definitie goed. Er zijn allerlei dingen omheen die je kunt bespreken. Als je het in Nederland eruit haalt, wat is dan het effect voor andere landen in Europa? Daarover kun je met de Europese Commissie spreken. Je kunt kijken naar de mededingingsaspecten. Er wordt gezegd dat er een soort karteluitspraak wordt gedaan. Er moet dus kritisch naar worden gekeken en er moeten dingen worden afgewogen. Je kunt bekijken of die kartelafspraak voorop moet staan en of er geen andere belangen dan mededinging zijn die ook meer gewicht zouden moeten hebben. Je kunt bekijken welke richtlijnen je aan zo'n toezichthouder hebt meegegeven en of daarin verbeteringen mogelijk zijn als gevolg van de praktijk waarmee je wordt geconfronteerd. Je kunt kijken naar wettelijke maatregelen en fiscale maatregelen, hoewel ik daar geen voorstander van ben. Wij zullen dat geheel voor onszelf in beeld brengen en komen dan voor onszelf tot een conclusie die wij aan de Kamer zullen presenteren. Wat mij betreft, zal die conclusie moeten zijn dat die oude kolencentrales dichtgaan. Wij zullen aan de Kamer laten zien wat wij in beeld hebben gebracht en waarom wij een keuze hebben gemaakt. Dan zullen wij zien of wij daarvoor steun van de Kamer kunnen krijgen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Laat ik meteen één misverstand voor deze minister en voor iedereen die meeluistert uit de wereld helpen. Er is voor D66 geen twijfel over mogelijk dat het goed is dat die kolencentrales dichtgaan. De vraag voor D66 is niet of ze dichtgaan, maar hoe wij ze sluiten. Ook naar aanleiding van de kritiek van de ACM is mijn fractie tot de conclusie gekomen dat wij er nog eens goed over moeten nadenken hóé wij ze sluiten, niet óf. Ik heb in dit debat aan de minister een aantal suggesties gedaan voor een alternatieve manier waarop wij tot die sluiting kunnen overgaan. Ik ben blij dat de minister nu zegt dat die verschillende opties zullen worden bekeken. Ik dacht in zijn beantwoording te horen dat hij alleen zijn conclusie naar de Kamer wil sturen. Ik zou graag zien dat hij zijn verschillende opties met de conclusie naar de Kamer stuurt. Natuurlijk maakt de regering een keuze, maar ik zou graag inzicht hebben in de verschillende opties die de minister heeft afgewogen. Als hij dat kan toezeggen, zijn wij vandaag in dit hoofdlijnendebat alvast een stapje dichter tot elkaar gekomen. Het gaat wat D66 betreft alleen om de vraag hoe wij de kolencentrales sluiten met zo min mogelijk lasten voor burgers.
Minister Kamp:
Op dat hoofdpunt zijn het kabinet en D66 het eens. Dat is heel prettig. Mevrouw Van Veldhoven heeft een paar nuttige suggesties gedaan die ook bij ons in beeld waren, maar ik heb ook een paar andere suggesties aangeduid. Ik zal het geheel in beeld brengen, het overleg voeren dat noodzakelijk is en een keuze maken om het doel te bereiken dat wij allebei steunen. Natuurlijk zal ik de verschillende alternatieven in beeld brengen die zijn overwogen en aangeven waarom wij voor een bepaalde oplossing hebben gekozen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb met veel belangstelling geluisterd naar het betoog van de minister. Ik vond het met name interessant dat hij zei dat misschien niet de juiste instrumenten en de juiste richtlijnen aan de ACM zijn meegegeven. Mijn fractie heeft zich erover verbaasd dat de grote maatschappelijke belangen en de brede maatschappelijke effecten van het energieakkoord door de ACM niet afdoende zijn meegewogen en dat publieke belangen op die manier door mededingingsregels opzij kunnen worden gezet. Ik vind het een interessante suggestie dat de minister straks met een werkwijze komt om dit verder op te pakken. Ik kijk daar met belangstelling naar uit.
Ik wil nog wel aan de minister meegeven dat mijn fractie met het kabinet zeer hecht aan de sluiting van die kolencentrales. Wat mijn fractie betreft, wordt de kolenbelasting onverkort gehandhaafd totdat die centrales worden gesloten. Deelt de minister dit standpunt?
Minister Kamp:
Ja. Ik begrijp heel goed dat er sprake is van een uitruil. De benadering van de heer Vos is mij helder en ik ben het ermee eens. Ik denk dat de heer Vos dit niet confronterend heeft benaderd. Hij heeft niet gezegd dat alles wat de ACM doet, fout is. Hij heeft gezegd dat de ACM tot een bepaalde afweging komt. Zij heeft het mededingingsaspect zwaar laten wegen, maar er zijn ook andere publieke belangen die zwaar moeten wegen. Mogelijk is daar niet de goede balans in gevonden, wat mogelijk het gevolg is van de uitgangspunten die de ACM door de wetgever aangereikt heeft gekregen. Dat vind ik een benadering die het mogelijk maakt om een oplossing te vinden. Ik vind dat de ACM het zelf ook niet confronterend heeft gebracht. Zij heeft ook aangegeven dat zij bereid is om hier overleg over te voeren. Wij gaan dat dus doen.
Ik voel mij dus behalve door mevrouw Van Veldhoven ook door de heer Vos en ik denk ook door de anderen in dit huis gesteund. Wij hebben een aantal 30 jaar oude centrales in ons land die een forse belasting zijn voor het milieu. Het kan anders. Er is een afspraak gemaakt met alle betrokken partijen, waaronder de eigenaren van die centrales, dat als die kolenbelasting weg is die kolencentrales gesloten kunnen worden. Laten wij op basis van die afspraak verder werken en ervoor zorgen dat die afspraak kan worden nagekomen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat is plezierig om te horen. Een ander element uit het betoog van de minister was dat hij wat minder gecharmeerd is van directe regulering, om het in mijn eigen woorden te parafraseren. Ik heb met heel veel belangstelling kennis genomen van betoog van de heer Van Hulst, onze ambassadeur bij de OESO. Daardoor ben ik zelf nog een keer gaan nadenken over de manier waarop wij de marktwerking in het verleden hebben vormgegeven. Dat speelt op een aantal dossiers. Misschien moeten wij als wetgever soms wat harder durven optreden in dit soort dossiers. Dat wil ik de minister namens de PvdA-fractie meegeven. Ik ben er verheugd over dat wij die centrales gaan sluiten. Ik vind het overigens jammer dat er drie nieuwe kolencentrales zijn. Ik wil de fractie van D66, die zeer fervent tegenstander is van kolencentrales, in herinnering brengen dat het indertijd de heer Brinkhorst was, als minister van Economische Zaken, die deze centrales mogelijk heeft gemaakt in Nederland.
De voorzitter:
Was dat uw tweede termijn, mijnheer Vos? Ik geef het woord aan de heer Jansen voor een interruptie.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik ga nog even door op het punt rond de Autoriteit Consument & Markt. In mijn termijn heb ik de bemoeienis van de ACM met dit thema nog wat breder getrokken. Daarbij heb ik het voorbeeld gebruikt van Zeeuws-Vlaanderen, waar de eerstelijnszorgverleners afspraken maken over de toegankelijkheid van de zorg in die krimpregio. De Autoriteit Consument & Markt heeft toen vanuit karteloogpunt gezegd dat het heel slecht is, terwijl ik denk dat het uit het oogpunt van publiek belang heel goed is. Begrijp ik nu goed — ik denk dat wij een motie kunnen voorkomen — dat de minister aan het kijken is of wij de spelregels voor de ACM op dat punt kunnen aanpassen? Ik erken op zich ook wel dat de ACM in dit geval niets anders heeft gedaan dan waar zij op dit moment toe ingesteld is door onszelf. Is dat een richting die de minister verkent?
Minister Kamp:
Ja. Ik denk dat de ACM doet waarvoor zij in het leven is geroepen. Ik ben het met de heer Jansen eens dat het mededingingsbelang een groot belang is, maar dat er ook andere grote belangen zijn. Daar moet een redelijke afweging tussen moet kunnen plaatsvinden. Als wij het met elkaar zo hebben georganiseerd dat die optimale afweging niet kan worden gemaakt, hebben wij iets niet optimaal gedaan en dan moeten wij dat proberen te verbeteren. Met die benadering ben ik het dus eens. Ik weet niet of de heer Jansen nog iets wil zeggen. Anders ga ik door met een antwoord op een vraag van de heer Vos.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik denk dat ik geen motie hoef in te dienen. Ik beluister dat de minister de aanpassing van de beleidsregels wat algemener gaat formuleren zodat andere casussen die wij hebben gehad daar ook onder kunnen vallen. Kan de minister nog iets zeggen over de termijn waarop hij denkt dat hij met die voorstellen naar de Kamer kan komen?
Minister Kamp:
Ik moet zowel met de Europese Commissie overleggen als met de ACM. Wij zullen ook zelf moeten nagaan wat de verschillende mogelijkheden die er zijn voor voor- en nadelen hebben. Daar moeten wij een eigen afweging in maken, die wij vervolgens ook met de ACM en de Europese Commissie moeten bespreken. Ik heb daar dus wat tijd voor nodig. Ik weet niet hoe ver ik dit jaar kom. De Kamer kan ervan uit gaan dat ik geen tijd verloren zal laten gaan, omdat ik het niet prettig vind dat dit belangrijke onderdeel van het energieakkoord een beetje is komen te zweven. Ik vind het in elk geval heel belangrijk dat behalve partijen die het energieakkoord hebben gesloten, ook de partijen hier in de Kamer zeggen dat wat hen betreft die oude centrales dicht moeten en dat dan de kolenbelasting kan worden afgeschaft. Met die deal zijn wij het eens. Nu moet worden gekeken in welke vorm dat het beste kan worden gegoten.
De heer Vos zei nog, mede op basis van een interview met een oud-ambtenaar, dat hij wat meer wil kijken naar het gebruik van wettelijke bepalingen om onze doelen te bereiken. In dit geval verwacht je van de eigenaren van kolencentrales, waar geld mee verdiend wordt, dat ze die sluiten. Daar wordt wat voor teruggegeven: het afschaffen van de kolenbelasting. Op grond daarvan en op grond van allerlei andere afspraken die in het kader van een groter geheel zijn gemaakt, zijn die partijen bereid dit te doen. Dat moeten wij koesteren. Als wij in plaats daarvan nu bij wet zeggen dat ze die kolencentrales moeten sluiten, dan trekken wij het helemaal naar ons toe. Het is goed dat wij het op deze manier doen. Mocht blijken dat dat op deze manier helemaal niet kan, dan komen er alternatieven in beeld. Dan komt ook zo'n wettelijke bepaling in beeld, maar daar koers ik niet op aan. Dat was het wat betreft de kolencentrales.
Ik kom op de innovatie. Diverse woordvoerders vroegen wat daar de verwachte effecten van zijn. Wij hebben onszelf in het energieakkoord een aantal concrete doelen gesteld op het gebied van innovatie. Een doelstelling is dat wij in 2030 een toptienpositie willen innemen op de Cleantech ranking. Dat is een bekende mondiale ranking. Wij zitten nu niet in de toptien, maar willen daar wel in komen. Dat is een concrete ambitie die in het energieakkoord is afgesproken.
Wij hebben ook afgesproken dat wij in 2020 in Nederland vier keer de omzet willen hebben in activiteiten op het gebied van schone-energietechnologie ten opzichte van de omzet in 2010. De hele omzet van de energietechnologieketen in 2010 willen wij in het jaar 2020 dus verviervoudigd hebben. Wij willen dat met elkaar financieren door een deel van de SDE-plusmiddelen daarvoor in te zetten. Er is een aparte innovatiestimuleringsregeling neergezet die begint met 25 miljoen in 2014, oploopt tot 50 miljoen in 2017 en daarna structureel blijft. Op een andere manier is er nog eens 45 miljoen voor innovatie beschikbaar gesteld. Door die doelen te stellen, door wat meer tijd voor wind op zee te nemen en door extra geld beschikbaar te stellen geven wij een forse stimulans aan innovatie. Innovatie is van het grootste belang om ervoor te zorgen dat de ambities in het energieakkoord gerealiseerd kunnen worden.
Over de financiering zal ik kort zijn, omdat de woordvoerders daar niet apart op zijn ingegaan. Voormalig minister van Financiën Jan Kees de Jager heeft belangrijk werk verricht door ervoor te zorgen dat ook institutionele beleggers bereid zijn om te investeren in langetermijnprojecten op het gebied van energie. Daar is een vorm voor afgesproken. Wij gaan dat opnemen in de Nederlandse investeringsinstelling, die opgericht gaat worden en waarvoor collega Blok, collega Dijsselbloem en ik binnenkort een kwartiermaker zullen aanwijzen. Met het voorwerk dat gedaan is, met de afspraken die gelden voor een periode van tien jaar en met de steun van de Kamer, die ik hoop te verkrijgen, hoop ik dat wij een goed investeringsklimaat kunnen creëren.
Dan ga ik naar de verschillende woordvoerders en kijk ik welke punten ik nog apart aan de orde moet stellen. Mevrouw Van Tongeren heeft aangegeven dat zij langjarige duidelijkheid van belang vindt en dat er een trendbreuk moet zijn. Zij kan met ons vaststellen dat dat nu met het energieakkoord echt bereikt wordt.
Zij zette ook vraagtekens bij de postcodegrens bij decentrale energieopwekking. Decentrale energieopwekking willen wij stimuleren, niet alleen omdat dat dat voor betrokkenen financieel interessant is en omdat het goed is om de energieproductie wat meer te spreiden, maar ook omdat wij graag draagvlak bij de burger willen creëren voor het beleid inzake energiebewustzijn.
Als je dit soort projecten gaat opzetten, moeten die zich in je eigen omgeving bevinden. Als je een eigen huis hebt met zonnepanelen op het dak, dan ben je er heel nauw bij betrokken. Gebeurt het op een school, en woon je in het groepje huizen daaromheen, dan ben je er ook bij betrokken. Gebeurt het in je dorp, dan ben je er ook nog bij betrokken. Als het echter om een gemeente met een heel groot grondgebied gaat — de gemeenten in ons land zijn soms heel erg groot — en je helemaal aan de andere kant van die gemeente woont, dan is die betrokkenheid al heel veel minder. Dan maakt het ook niet meer zo veel uit in vergelijking met de manier waarop we het nu doen. Het is dus verstandig om dat te beperken en ervoor te zorgen dat mensen het gevoel hebben dat het "iets van ons" is.
We hebben bekeken hoe we dat op de meest praktische manier kunnen doen. We zouden met gemeentegrenzen kunnen werken. We staan echter aan de vooravond van een periode waarin veel belangrijke taken worden overgeheveld naar gemeenten. Om dat te kunnen uitvoeren, zijn gemeenten kritisch aan het kijken of zij voldoende omvang, body, hebben om al die taken te kunnen uitvoeren. Dat betekent dat het proces van schaalvergroting bij gemeenten, dat al lang gaande is, de komende jaren mogelijk zal worden doorgezet. In die situatie dat gemeenten heringedeeld, groter en samengevoegd worden, is een regeling op grond van gemeentegrenzen administratief lastig om te verdedigen. Het idee van de postcodegrenzen is als volgt. We nemen een postcodegebied en de postcodegebieden daaromheen. Daarmee creëer je iets wat los staat van de gemeentegrenzen en logisch in elkaar steekt. In het centrum staat de voorziening met een bepaalde groep mensen eromheen. Het zullen gemiddeld tussen de 10.000 en 70.000 huishoudens zijn. Dat is best een heel grote groep, maar wel een groep die nog samenhang en binding kent. Wij denken daarmee een heel mooie manier te hebben gevonden. Die postcoderoos — zo noemden de woordvoerders het — is een goede invulling voor deze regeling, beter dan een regeling op basis van gemeentegrenzen. In het uiteindelijke voorstel aan de Kamer zal ik dan ook uitgaan van de postcoderoos.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik gooi inderdaad mijn laatste interruptie ertegen aan. Voor een gewone, middelgrote gemeente met een zonne-energiecoöperatie zal dit zeker lukken. Ik neem echter aan dat de minister toch ook beoogt om waterkracht, ik denk bijvoorbeeld aan Hagestein, of windkracht te stimuleren. In Amsterdam-Noord op het NDSM-terrein worden serieuze pogingen ondernomen om grote windmolens neer te zetten en lokaal te gebruiken. Er is daar een enorme samenhang — ik ben daar op bezoek geweest — maar deze mensen vallen buiten de prijzen. Zo'n grote jongen van een windmolen red je niet met 1.000 tot 7.000 mensen. Gemiddeld 10% van de bevolking wil namelijk meedoen aan zo'n initiatief. Wat de gemeentegrenzen betreft is er geen nadeel, want die worden alleen maar groter. Pas je binnen de oorspronkelijke gemeentegrens, dan pas je ook binnen de nieuwe gemeentegrens. Het is dus een probleem van een kleinere orde. Dat rechtvaardigt het niet om zulke mooie projecten op wind en water uit te sluiten.
Minister Kamp:
De gemeenten worden groter en dat is juist het probleem. Dan kom je namelijk steeds verder van zo'n project af te staan. Mevrouw Van Tongeren sprak over 1.000 tot 7.000 mensen. Ik heb mij niet duidelijk uitgedrukt. Ik wilde zeggen dat er in zo'n postcoderoos tussen de 10.000 en 70.000 mensen wonen. Van het oorspronkelijke idee om er nauw bij betrokken te zijn, ga je dan een heel eind af. Om er nog verder van af te gaan door uit te gaan van gemeentegrenzen die in de toekomst ook nog eens kunnen worden opgerekt, lijkt mij zeer onverstandig. Ik denk dat wij dat niet moeten doen. Ik heb ook aangegeven waarom niet. In mijn uiteindelijke voorstellen aan de Kamer zal ik dat ook nader onderbouwen. Mijn voorstel is dus om niet uit te gaan van gemeentegrenzen maar van de zogenaamde postcoderoos.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik probeerde te zeggen dat zo'n 10% van de bevolking meedoet. Ik had de minister dus goed gehoord, want dan kom je op 1.000 tot 7.000 mensen. Dat levert wel degelijk een probleem op voor wind- of waterkracht. Nog een probleem is dat deze regering ervoor heeft gekozen om niet overal individuele windmolens te plaatsen maar om ze juist in een groepje bij elkaar te zetten. Per definitie sluit de minister met dit voorstel dus alle wind- en waterkracht uit voor lokale energiecoöperaties. Als dat de bedoeling is, hoor ik dat graag.
Minister Kamp:
Het gaat hier om kleinschalige opwekking, waar mensen zich bij betrokken voelen. Daarbij moet je een grens hebben. Grootschalige projecten zijn niet de bedoeling. Daarmee raak je te ver af van de ratio van deze regeling. Ik heb aangegeven hoe ik dat nu zie, op grond van het overleg dat voor het energieakkoord heeft plaatsgevonden en de afspraken die daarbij zijn gemaakt. Ik zal dit in het voorstel naar de Kamer brengen. Dan kan mevrouw Van Tongeren het beoordelen. Als zij het er niet mee eens is, zal zij een alternatief voorstel moeten doen en daar steun voor moeten proberen te krijgen. Dit zijn mijn overwegingen en dit voorstel zal ik uiteindelijk doen.
Mevrouw Van Tongeren is over schaliegas begonnen. Zij zal het mij niet kwalijk nemen dat ik daarop nu niet nader zal ingaan.
De heer Jansen gaf aan dat de politieke patstelling is doorbroken met dit energieakkoord. Daarover is hij positief. Hij gaf aan dat er een voortvarende uitvoering nodig is. Dat ben ik zeer met hem eens. Daarom wordt de uitvoering er helemaal op gericht om ervoor te zorgen dat de in het energieakkoord gemaakte afspraken door alle partijen worden nagekomen, door ons als overheid, door de werkgevers en door de ngo's. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat je als ngo eerst een energieakkoord met afspraken afsluit en daartegen vervolgens in bezwaar en beroep gaat. Dat is niet de bedoeling. Wij hebben ons allemaal gebonden aan het energieakkoord. Wij moeten er allemaal voor zorgen dat het een succes wordt. De gemaakte afspraken, zowel de maatregelen als de doelstellingen, moeten allemaal gerealiseerd worden. Als de maatregelen onvoldoende zijn voor de doelstellingen, zullen er andere maatregelen bij moeten komen of in plaats daarvan moeten komen. Om de doelstellingen te halen en om te bekijken of ze gerealiseerd gaan worden, wordt er een SER-commissie met een onafhankelijke voorzitter in het leven geroepen. Die zal voortdurend volgen wat er gebeurt en adviezen geven in het geval dat dit noodzakelijk is.
Daarnaast hebben wij afgesproken dat er in 2016 een evaluatie zal komen. Er lag al een afspraak in het regeerakkoord over een evaluatie. Er is nu een aanvullende afspraak over die evaluatie gemaakt in het energieakkoord. Die zal erop gericht zijn om te realiseren wat wij in 2020 en 2023 willen bereiken wat betreft zowel duurzaamheid als energiebesparing.
De heer Jansen is niet over alles tevreden. Hij vindt dat het eigenwoningforfait had moeten worden gedifferentieerd. Hij vindt dat het belastingstelsel had moeten worden vergroend. Ik kan mij voorstellen dat hij dat vindt. Hij is daarin consequent. Het kabinet heeft daar alleen andere gedachten over. Het staat niet in de voorstellen van het kabinet om nog verder te gaan op het punt van vergroening. Het kabinet heeft al een heel forse beweging gemaakt en is niet van plan om af te wijken van de afspraken die over de woningmarkt zijn gemaakt door het eigenwoningforfait te differentiëren. Ik denk niet dat het goed uitpakt voor de woningmarkt. Wij hebben daar als kabinet dus andere gedachten over. Wij hebben onze inbreng gehad in het energieakkoord. Dit is er uiteindelijk uit gekomen. Wij stemmen in met wat er nu ligt.
Ik heb gesproken over de wkk richting de Kamer en dus ook richting de heer Jansen. Misschien dat wij er met elkaar nog iets meer over kunnen zeggen, maar dat gaat weer iets meer tijd kosten. Wij hebben er als overheid wat betreft de wkk voor gekozen om niet te bepalen welke technieken er precies gebruikt moeten worden, maar wij hebben ervoor gekozen de doelen vast te stellen. Als bepaalde technieken voor bedrijven niet de beste technieken zijn en als zij kiezen voor andere technieken, dan is dat aan hen.
Ik was van de week bij een tuindersbedrijf dat drie wkk-installaties had staan die nog niet voor de helft waren afgeschreven. Toch was dat bedrijf overgegaan op een aardwarmteproject omdat het dacht dat dit voor het bedrijf het beste was. Het bedrijf mag zo'n besluit nemen en kan dat ook het beste nemen. Wat de wkk betreft moeten wij aan de ene kant niet te sturend zijn in de techniek. Aan de andere kant zie ik het probleem wel. Wat de heer Jansen en anderen over de wkk hebben gezegd, is geen flauwekul. De wkk leidt ertoe dat je met fossiele energiedragers een heel hoog rendement realiseert. Als je dat hoge rendement van die fossiele energiedragers verliest, is dat niet aantrekkelijk. Het is aantrekkelijk om meer duurzame energie te hebben en om datgene wat je aan fossiele energie hebt, optimaal te gebruiken. Daar ben ik gevoelig voor. Vandaar dat ik in het overleg met de grootverbruikers van energie — daar gaat het bij de wkk vooral om — de wkk nadrukkelijk zal betrekken bij het maken van afspraken die zijn gericht op energiebesparing en het zo verstandig mogelijk omgaan met energie.
De voorzitter:
Mijnheer Jansen, volgens mij is dit uw laatste interruptie.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik vrees van wel. De reactie van de minister is positief. Als de voorspelling van Cogen uitkomt dat 75 tot 100 petajoule wegvalt van de bestaande capaciteit, geven we de complete winst die we denken in te boeken door alle inspanningen van de komende jaren, weer weg. Dat zou een beetje droevig zijn, maar mijn inzet in de eerste termijn was breder. Ik heb gewezen op het onderzoek van het Fraunhofer Institut. Ik neem aan dat de minister of zijn medewerkers dat wel kennen. In dat onderzoek wordt gesteld dat conversion savings, dus besparingen in de energieconversie — bijvoorbeeld bij raffinaderijen en elektriciteitsproductie zoals in de wkk, maar er zijn veel meer onderdelen — in Duitsland goed zijn voor 25% besparing ten opzichte van bijvoorbeeld 42% voor alle energiebesparing die is gerelateerd aan het finale energieverbruik. Dat was eigenlijk de basis voor het energieakkoord. Kan de minister voor het wetgevingsoverleg over energie, dat nu is uitgesteld, duidelijk op een rijtje zetten wat er in het kader van het energieakkoord op dat terrein gebeurt? Als dat onduidelijk is, is hij dan bereid om met de uitvoeringscommissie van de SER op dat punt een tandje erbij te zetten?
Minister Kamp:
Laten we het even toespitsen op de wkk, waar ik het nu over heb. Ik denk dat het niet realistisch is om te verwachten dat op het punt van wkk alles onmiddellijk uitvalt en dat er dus sprake is van een verlies van 100 petajoule, maar dat weet de heer Jansen zelf ook wel. Het is wel realistisch om te constateren dat er een probleem is met betrekking tot wkk. Ik denk dat de heer Jansen begrijpt dat het niet goed is als de overheid gaat beslissen welke techniek door bedrijven moet worden toegepast. Bovendien hebben bedrijven met die wkk een groot aantal jaren geld verdiend. Wanneer er dan niet of minder geld wordt verdiend, is het niet vanzelfsprekend om er als overheid in te springen met een subsidie. Wij zitten niet te wachten op een verlies aan energiebesparing dat in de richting van 100 petajoule gaat. Daarom vind ik het verstandig om het aspect van de wkk te betrekken bij het overleg met de betrokken bedrijven en te bezien hoe je daar in individuele gevallen als onderdeel van een groter geheel afspraken over kunt maken.
De voorzitter:
De heer Jansen, tot slot.
De heer Paulus Jansen (SP):
Volgens mij ben ik het er met de minister over eens dat we goed moeten bekijken wat onze oosterburen op het terrein van energiebeleid doen en dat we moeten proberen om het beleid van beide landen op elkaar af te stemmen. De minister zegt: wij gaan dat niet sturen, want de markt zelf bepaalt wat we gaan doen. Het intrigeert mij dat de Duitse regering, overigens op advies van het Duitse ECN, het Fraunhofer Institut, dit in wezen de belangrijkste techniek vindt die de komende decennia wordt ingezet naast duurzame energie. Voor de industrie zal fossiele energie namelijk nog heel lang belangrijk blijven. Hoe kan het dat we op dat punt zover uit de pas lopen met onze oosterburen?
Minister Kamp:
In algemene zin vind ik dat wij op energiegebied een zeer nauwe samenwerking met onze oosterburen moeten hebben. Daar doe ik ook zeer mijn best voor. Ik hoop dat we daaraan een versnelling kunnen geven wanneer de nieuwe Duitse regering er is. Het is niet zo dat alles wat de oosterburen doen, goed is. De oosterburen hebben heel veel gestoken in het stimuleren van zonne-energie en windenergie. Volgens mij hebben ze daar inmiddels 340 miljard subsidie aan gegeven. Dan komt er elektriciteit beschikbaar waarvoor er helemaal geen investeringskosten zijn. Die elektriciteit komt dus alleen tegen marginale kosten op het net beschikbaar. Die marginale kosten zijn er nauwelijks. Dat betekent dat er echt een verstoring van de markt is. Het komt op mij niet over als een volledig gecontroleerd proces en volgens mij ís het ook niet een volledig gecontroleerd proces. Als je een aantal keren per jaar, met geld toe, elektriciteit aan de buurlanden moet zien te slijten, dan loopt er iets niet helemaal lekker. Er gebeuren in Duitsland echter wel heel veel dingen waaraan we een voorbeeld kunnen nemen. Zij vinden ook dat er bij ons een aantal dingen gebeuren die voor hen interessant zijn. Wij willen op die punten dus graag met hen samenwerken.
De heer Jansen zei over het door hem genoemde punt: dat vind ik belangrijk en ik wil er in het wetgevingsoverleg over energie op terugkomen. Het is prettig dat hij dat aankondigt. Ik zal mij daarop goed voorbereiden. Mogelijk zal ik ter voorbereiding op dat debat de Kamer bij gelegenheid daarover aanvullende informatie doen toekomen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb de minister in de inbreng van de Partij van de Arbeid gevraagd in hoeverre hij bereid is om de commissie die toezicht gaat houden, onafhankelijk vorm te geven. Ik hoorde de minister zeggen dat er een onafhankelijk voorzitter komt, maar ik wil toch graag wat meer toelichting op dat punt. Ik vind het heel belangrijk dat we nu met zijn allen zo'n akkoord hebben gesloten, maar — the proof of the pudding is in the eating, zoals men in het Engels zegt — we moeten de uitvoering wel goed regelen. Daarin is Nederland niet zo goed als in het maken van mooie plannen. Ik krijg op dit punt dus graag een toelichting. Ik hecht aan onafhankelijkheid en strak toezicht, zodat we daadwerkelijk die reducties zullen realiseren en die 100 petajoule gaan halen.
Minister Kamp:
Dat is waar. Dat ben ik met de heer Vos eens. Aan de andere kant kan hij het misschien met mij eens zijn dat de verschillende partijen die het energieakkoord hebben gesloten, het ook als iets van hen zien. Ze willen dat dus ook zelf in de gaten houden. De natuur- en milieubeweging wil via die commissie zien wat er gebeurt. Ook de werkgevers en de werknemers willen dat graag volgen, evenals de elektriciteitsproducenten en het kabinet. We hebben het nu zo benaderd dat de verschillende partijen die het energieakkoord hebben gesloten, in grote lijnen in de commissie vertegenwoordigd zijn en zo de uitvoering van hun akkoord kunnen volgen. In het energieakkoord is echter afgesproken dat er een onafhankelijk voorzitter bij komt om ook recht te doen aan het door de heer Vos benadrukte aspect. Die afspraak moeten we respecteren.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik voeg hieraan toe dat we het geheel ook vanuit de Kamer goed in de gaten zullen houden. Het is verder belangrijk dat de voorzitter iemand van statuur is, dat het, om het in een andere Europese taal te zeggen, een macher is, die ervoor zorgt dat daadwerkelijk gebeurt wat we hier met zijn allen beogen. Ik hecht daar zeer aan.
Minister Kamp:
Dat ben ik met de heer Vos eens. Bovendien zal ik zelf, namens de overheid, proberen om die macher te zijn. Ik ben namelijk net zo gemotiveerd als de heer Vos om ervoor te zorgen dat de afspraken die we hebben gemaakt, ook werkelijkheid worden. Dit is een transitie naar duurzame energie, een transitie wat betreft energiebesparing, die voor onze samenleving van groot belang is en die een succes moet worden. Ik zal mij daarvoor ook zelf inzetten. Ik kan mij ook goed vinden in de door de heer Vos gegeven beschrijving van de persoon van de voorzitter.
Ik heb nog een laatste opmerking voor de heer Jansen. Hij sprak over een gesocialiseerd netwerk op zee. Hij bedoelt: op de windparken op zee die er komen. Zij zijn nu individueel middels een kabel verbonden met het netwerk op land. Het is denkbaar dat dit in de toekomst ook bij nieuwe parken zal gebeuren, maar het is eveneens denkbaar dat we de verschillende nieuwe parken met elkaar zullen verbinden en dat geheel met één verbinding naar de kust zullen brengen. De energiebesparing die we zullen realiseren, zal niet worden gerealiseerd via dat eventueel gesocialiseerde netwerk. De energiebesparing wordt helemaal op de windmolens en de exploitatie daarvan gerealiseerd. Daarnaast heb je het netwerk. Dat moeten we zodanig realiseren dat de kosten zo laag mogelijk zijn. Als het goedkoper is om het met rechtstreekse verbindingen te doen, dan doen we dat. Als het beter is om het onderling te verbinden en er een netwerk van te maken, dan gaan we daartoe over. We zullen bekijken hoe we het precies met de kosten gaan doen. Het is denkbaar dat een deel van de kosten aan de windparken wordt toegerekend, zoals op dit moment de windparken ook de kosten voor de verbinding met het land middels hun eigen kabel dragen. Het kan ook zijn dat we het op een andere manier doen. Dat zal echter in de verdere uitwerking ook nog bij de Kamer komen, inclusief de onderbouwing van het uiteindelijke voorstel.
De heer Leegte merkte op dat de energieprijs volgens het energieakkoord gaat stijgen, maar dat er in de werkelijke ramingen geen stijging maar een daling van de energieprijs zit. Dat is juist. De deskundigen van het ECN maken steeds zo goed mogelijke inschattingen van de prijs van energie. Zij baseren zich daarbij op hun eigen kennis en op de kennis die bij het Internationaal Energie Agentschap aanwezig is. Zij hebben een inschatting gemaakt bij het regeerakkoord en zij hebben dat opnieuw gedaan bij het energieakkoord. Bij het energieakkoord lag die prijs wat lager, maar die lagere prijs zal volgens de raming in de jaren erna naar verwachting stijgen. De stijgende prijs zit er dus wel in, maar er is uitgegaan van een lagere beginprijs dan oorspronkelijk was gedacht. Er zitten onzekerheden in, want als er een lagere elektriciteitsprijs is, is er ook een hogere subsidie nodig vanwege de systematiek van de SDE-plus, maar daarvoor is in de SDE-plus weer een grens ingebouwd. Daardoor zal de SDE-plus niet te veel stijgen. Uiteindelijk zal, als de SDE-plusheffing gaat stijgen vanwege een dalende prijs, die stijging altijd minder zijn dan het effect van de dalende prijs. Per saldo zal het effect voor de burgers en voor de bedrijven dus positief zijn.
De heer Leegte zei ook dat er voor de periode na 2023 nog niets is vastgelegd, maar dat de subsidies allemaal wel blijven doorlopen tot na 2023. Dat is waar. De subsidies die we toezeggen, zeggen we toe voor een periode van vijftien jaar. Het laatste doelstellingsjaar is 2023, en het is denkbaar dat je in dat laatste jaar, of het jaar ervoor, nog investeringen doet die al effect hebben voor 2023. De laatste subsidies zullen dus aflopen in 2037 en 2038, maar dan hebben we de doelstelling ook gerealiseerd. Mogelijk komen er in die tijd weer nieuwe doelstellingen. Dat zullen we zien, maar zoals het nu is opgezet, is het laatste doelstellingsjaar 2023 en het laatste subsidiejaar 2038.
De heer Leegte is ook ingegaan op de leveringszekerheid. Hij sprak over de back-up die nodig is en over de overcapaciteit. Hoe komen die uit het energieakkoord naar voren? Geeft dat voldoende vertrouwen voor de leveringszekerheid voor met name elektriciteit? Ik denk dat die leveringszekerheid er is. We hebben op dit moment 25,7 gigawatt aan opgesteld vermogen. Daar zit een overschot in. De komende jaren komt er nog meer capaciteit beschikbaar, nog ongeveer 4 gigawatt. Dan is er dus een flinke plus. Er gaat ook iets af. We hebben het gehad over de vijf kolencentrales. Dat is 2,7 gigawatt. Er zal echter ook de komende jaren nog een overschot zijn aan capaciteit om elektriciteit te produceren. Volgens TenneT zal dit er al met al toe leiden dat in ieder geval tot het jaar 2028 zeker is dat de elektriciteit die nodig is, geleverd zal kunnen worden. We hebben ook nog een hoogspanningsnet. Met wat er nu is en met de investeringen die nu op de lat staan, kan dat de elektriciteitstransporten aan die moeten worden gerealiseerd.
Ik heb al gereageerd op de opmerkingen van de heer Leegte over innovatie.
Ik heb nog een aanvullende opmerking voor de heer Leegte over de wereld na 2023. Vijf jaar geleden hadden wij echt niet kunnen voorzien wat er in de afgelopen vijf jaar allemaal is gebeurd op het gebied van energie. Ik noem schaliegas, elektriciteit, duurzame energie, gratis stroom uit Duitsland, de besluitvorming die wij hier plegen over windmolens op zee en op land, en de aardwarmte die al wordt ingeschakeld door de tuinders en waarin steeds meer ontwikkelingen plaatsvinden. Om dus nu al te gaan speculeren op wat er na 2023 gaat gebeuren … Het kan wel, maar de betekenis ervan is beperkt. Het lijkt me in ieder geval heel goed dat we nu een stevige basis leggen voor het inslaan van een nieuwe weg en op grond daarvan in de toekomst tot verdere verbetering kunnen komen.
De heer Leegte (VVD):
Veel dank voor deze antwoorden. We creëren een overcapaciteit aan elektriciteit; dat heb ik gezegd en de minister beaamt dat. We zijn het er ook beiden over eens dat TenneT die overcapaciteit over het net kan faciliteren. Mijn punt is dat de minister in het AO krachtig sprak over de Duitse Energiewende: de prijs is laag, maar de kosten zijn zo hoog. Datzelfde zien we in Nederland ontstaan. Wat de VVD betreft ligt de enige oplossing in het bedenken van iets om te kunnen balanceren tussen vraag en aanbod. Daar zit namelijk het grote verschil. Wat dat betreft is het energieakkoord een eerste stap. We maken meer productie. De uitdaging is echter de vraag hoe we die balancering op orde kunnen krijgen en hoe we daar een soort marktsysteem voor kunnen krijgen. Hoe kijkt de minister daartegen aan?
Minister Kamp:
De balancering op orde krijgen is inderdaad de uitdaging. Dat is ook de uitdaging waarvoor de grote bedrijven in Duitsland staan. De grote elektriciteitsbedrijven in Duitsland hadden een centrale opwekking en dat werd allemaal weggezet via heel kleine lijntjes naar allerlei plekken in het hele land. Op dit moment wordt die stroom niet weggezet, maar hebben ze op al die eindpunten eigen energieopwekking en wordt er stroom terug geleverd. Het oorspronkelijke netwerk en die oorspronkelijke structuur is totaal veranderd en die verandert nog iedere dag. Dat stelt de bedrijven voor een grote uitdaging. Ze moeten die balans echt opnieuw vinden. Ze zullen zich moeten aanpassen. Wat voor die grote bedrijven in Duitsland en voor Duitsland als geheel geldt, geldt ook voor Nederland: er zal een nieuwe balans gevonden moeten worden. Daar zijn we nog niet uit. Wij zien op dit moment dat er centrales dichtgaan of op halve kracht of op een derde van hun kracht draaien en dat er verliezen worden gemaakt. Tegelijkertijd gaan we door met het stimuleren van duurzame energie, waardoor de centrales nog meer onder druk komen te staan. De verliezen worden tot een bepaalde hoogte geïncasseerd, maar daarna heeft het prijsconsequenties en dat beïnvloedt elkaar. Er zal nog een heel balanceringsprobleem opgelost moeten worden de komende jaren.
De heer Leegte (VVD):
In Duitsland zien we dat die balancering met extra regelgeving en subsidies wordt vormgegeven. Het zou mijn voorkeur hebben dat op een marktgedreven manier te doen. De applicatie voor huishoudens, de "killerapp" zoals de SP hem zo mooi noemde, is daar een onderdeel van, maar dat is slechts klein bier. Een andere grote oplossing is natuurlijk gelegen in de samenwerking met Duitsland. Het energieakkoord kijkt uitsluitend naar Nederland, alsof dat een eiland is en wij onze eigen broek moeten ophouden. Hoe ziet de minister de samenwerking met Duitsland? Hetzelfde geldt voor België. Daar willen ze nu in een marktsituatie van overcapaciteit nieuwe centrales bouwen. We zouden kunnen samenwerken om in ieder geval die back-upcapaciteit vorm te geven. Intussen kunnen we dan een marktgedreven systeem vinden zodat bedrijven daadwerkelijk kunnen verdienen als zij energie kunnen opslaan.
Minister Kamp:
Ik ben zeer gemotiveerd voor samenwerking met Duitsland, België en andere Noordwest-Europese landen. We zijn ook bezig om gezamenlijk een netwerk op te zetten, zowel voor gas als voor elektriciteit. Dat is ons streven. We hebben een grote interconnectiecapaciteit voor elektriciteit met Duitsland en België. Die met Duitsland gaan we nog verder uitbreiden. Met Duitsland gaan we ook de beleidsmaatregelen op elkaar afstemmen. We hebben gasverbindingen met Denemarken, Rusland, Duitsland, Noorwegen en Groot-Brittannië. Van een internationale aanpak ben ik volstrekt overtuigd. We hebben een energieakkoord waarin we voor onszelf in eigen land de lijnen hebben uitgezet, maar daarnaast is het regeringsbeleid zeker gericht op samenwerking met het buitenland. Ik denk dat het zeer onverstandig zou zijn om een energiebeleid te hebben dat niet is afgestemd op het beleid van de buurlanden, zeker als het gaat om het grote buurland Duitsland.
Op de opmerking van de heer Leegte dat het energieakkoord niets extra's voor het klimaat doet, zal ik nu niet verder ingaan, want dat wordt een te lang betoog. Ik denk dat het energieakkoord wel heel veel extra voor het klimaat doet. Natuurlijk zijn er internationale afspraken en is er een waterbedeffect, maar als je de goede maatregelen neemt, hoort daarbij dat je met andere landen, die ook goede maatregelen willen nemen, het raamwerk dat daarvoor is, aanpast en dat dit raamwerk uiteindelijk moet bevorderen dat al die landen de goede dingen doen in plaats van dat ze worden tegengehouden om de goede dingen te doen. Ik ben ingegaan op de vragen van mevrouw Dik-Faber over de bij- en meestook, over de BKK en over het netwerk op zee. Zij vroeg ook iets over de mobiliteit. Wij hebben inderdaad geen afspraken gemaakt over de kilometerheffing. Daar zal staatssecretaris Mansveld verder op ingaan.
Mevrouw Klever heeft net zoals eerder aangegeven dat zij het klimaatbeleid en de overgang naar duurzame energie onzin vindt. Dat is het kabinet niet met haar eens. Wij kijken daar anders tegenaan. Wat wij aan het doen zijn, is op lange termijn in het belang van de burgers, vanwege het feit dat wij dan niet in dezelfde mate als nu afhankelijk zijn van een aantal landen, vanwege de positieve klimaateffecten die ervan uitgaan en vanwege de positieve effecten die er voor ons bedrijfsleven en voor de werkgelegenheid van uitgaan. Het is niet zo dat er als gevolg van dit energieakkoord banenverlies is. Er is juist banenwinst. Ik kan mij dus niet vinden in de benadering van mevrouw Klever. Anders dan zij zegt, is de regering met alle betrokkenen in de samenleving bezig om het energiebeleid op een zodanige wijze in te vullen, dat het belang van de burgers en de bedrijven optimaal daarmee wordt gediend.
Ik ben ingegaan op de vragen van mevrouw Van Veldhoven over de kolencentrales en over de stok achter de deur op het vlak van energiebesparing. Zij ziet ook graag dat er hardere afspraken gemaakt worden met de industrie. Daartoe heb ik mij bereid verklaard. Zij heeft zich afgevraagd waar de Kamer de minister op kan afrekenen. De Kamer kan de minister afrekenen op het feit dat wij datgene wat wij in het regeerakkoord hebben afgesproken, gesteund door en nader vormgegeven in het energieakkoord, tot werkelijkheid brengen. Het energieakkoord is ook mijn verantwoordelijkheid. De uitvoering daarvan zie ik ook als mijn verantwoordelijkheid. Ik zal daarover verantwoording afleggen in de Kamer.
Mevrouw Mulder stelde vragen over de postcoderoos waarop ik al ben ingegaan. Ik ben ook ingegaan op de belangstelling van het bedrijfsleven voor wind op zee. Het bedrijfsleven heeft zelf aangegeven voor welke prijzen dit kan. Wij gaan daar in een periode van tien jaar geleidelijk naartoe. Mevrouw Mulder benadrukte dat er voor betrokkenen administratieve lasten uitgaan van de btw op zonnepanelen als gevolg van de Europese regeling. Dat is waar, maar er gaat ook een financieel voordeel van uit voor betrokkenen. De staatssecretaris heeft reeds met de Kamer van gedachten gewisseld over de wijze waarop wij tegen dat geheel moeten aankijken. Ik neem aan dat de Kamer daar ook nog nader met de staatssecretaris en mogelijk met mij over zal spreken. Ik was er niet op uit om dit allemaal — voor wat betreft zonnepanelen op een huis — in de btw-sfeer te trekken. De uitspraak ligt er nu. Wij moeten bekijken hoe wij dit op een zo praktisch mogelijke manier kunnen gaan toepassen.
De heer Bisschop heeft veel gezegd waar ik mij in kan vinden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij zien wel uit naar het gesprek met de minister en staatssecretaris Weekers. Dit zorgt voor zo veel extra administratieve rompslomp. De CDA-fractie is daar echt niet voor. Wij hopen dus dat er toch nog naar mogelijkheden kan worden gekeken. Dat leg ik dus nog even bij de minister neer.
Ik had ook een vraag gesteld over de restwarmtebenutting. Die krijgt volgens het CDA veel te weinig ruimte in het energieakkoord. Wij vragen ons echt af waarom daar door de partijen aan tafel niet nader op is ingezet. Misschien kan de minister in dezen een tipje van de sluier oplichten. Misschien kan hij ook bekijken wat wij daar dan wel aan kunnen doen. Daar zitten namelijk heel veel mogelijkheden om misschien met wat minder windmolens toe te kunnen in de toekomst. Wij zien daar meer mogelijkheden en horen daar graag nog wat meer over.
Minister Kamp:
Ik ga even in op dat laatste punt. De restwarmtebenutting is natuurlijk volop in beeld. De Kamer is ook intensief betrokken bij de warmteverdeling over woningen. Wij hebben op initiatief vanuit de Kamer een aparte wet gemaakt voor de manier waarop dit georganiseerd moet worden. Die projecten draaien dus op restwarmte. Overal waar restwarmte is, wordt in de omgeving bekeken welke bedrijven en woningen beschikbaar zijn om die restwarmte te benutten. Je kunt die warmte niet over een te groot gebied transporteren, want dan blijft er aan het eind alleen maar "koudte" over en daar heeft niemand belangstelling voor, althans niet in de winter. Het benutten van die restwarmte is voortdurend in beeld. Daar waar er op een economisch verantwoorde wijze gebruik van gemaakt kan worden, worden daarover positieve beslissingen genomen. Dat was zo en dat zal zo blijven.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Als alles meezit, halen wij misschien in 2020 onze doelstellingen wel. Hoe kijkt de minister daartegenaan? Ik heb ook gevraagd naar de aannames van de jaarlijkse economische groei. Tijdens de technische briefing bleek dat uitgegaan is van 1,9%. Wij weten allemaal dat dat een redelijk positieve aanname is. Welke effecten heeft dat op het totaal van het energieakkoord? Kan de minister daarop ingaan?
Minister Kamp:
Op de uitgangspunten van de berekeningen stuur ik niet. Het is niet zo dat ik tegen het Planbureau voor de Leefomgeving zeg: dat moet er uitkomen, dit moet je gebruiken, dat moet je doen. Het is heel terecht dat wij zo veel mogelijk consequent zijn in onze ramingen. De planbureaus hebben bepaalde inschattingen van de ontwikkeling van de energieprijs en de ontwikkeling van de economische groei. Die inschattingen moeten zij consequent hanteren. Als de cijfers anders blijken uit te pakken, dan zullen wij moeten zien welke effecten dat heeft en hoe wij daarmee omgaan. Ik geef geen opdrachten aan planbureaus over effecten waar zij van uit moeten gaan, uitgangspunten die zij moeten hanteren of doelen die zij moeten bereiken. Zij moeten zelf op grond van wat voorgelegd wordt en op grond van de eigen deskundigheid tot een beoordeling komen.
Wij hebben de inschatting gemaakt dat wij de doelstelling van 14% in 2020 en 16% in 2023 en 100 petajoule energiebesparing kunnen realiseren. "Wij" zijn de partijen die het energieakkoord hebben afgesloten. Wij hebben aangegeven welke maatregelen wij daarvoor willen nemen. Een deel van die maatregelen vinden de planbureaus hard genoeg. Daar hebben zij bepaalde consequenties aan toegekend. Andere maatregelen zijn volgens de planbureaus nog niet hard genoeg. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat het wel hardgemaakt wordt en dat het de effecten heeft waarvan wij denken dat ze zich zullen voordoen. Blijkt dat niet zo te zijn, dan zullen wij met andere maatregelen moeten komen of maatregelen moeten verscherpen, want wij hebben ons aan het doel verplicht. Wij denken dat wij met datgene wat wij nu hebben opgezet, het doel kunnen bereiken. Valt dat tegen en stelt de SER-commissie met een onafhankelijke voorzitter dat vast, dan ligt er voor ons een opgave om er wat aan te doen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij begrijpen dat het een aanname is dat er in het akkoord gerekend is met 1,9%. Wij weten allemaal dat die 1,9% niet wordt gehaald. Het CDA zou van de minister graag een doorrekening op dit punt willen hebben. Kan de minister dat toezeggen?
Minister Kamp:
Wij weten dat een aanname waar een planbureau van uitgaat, niet wordt gehaald. Ik ben daar heel terughoudend mee. Het is een inschatting van een planbureau. Ik ben bereid om voorafgaand aan het wetgevingsoverleg dat wij op 11 november zullen hebben, op dit punt en de mogelijke consequenties ervan nadere informatie te geven, zodat wij daarover tijdens dat wetgevingsoverleg van gedachten kunnen wisselen.
Mevrouw Klever (PVV):
Tijdens de openbare technische briefing over het energieakkoord is ons verzekerd dat het sluiten van de vijf kolencentrales niet zou zorgen voor een hogere prijs voor energie. Een dag later komt de Autoriteit Consument & Markt tot een totaal ander inzicht, namelijk dat het wél een prijsverhogend effect heeft. Welke conclusie moet ik hieraan verbinden?
Minister Kamp:
De heer Vos zei dat de heer Jansen hem heeft ingefluisterd dat het om een bedrag van €7 per jaar zou kunnen gaan als je uitgaat van de berekeningssystematiek die de ACM heeft gekozen. Bij die berekeningssystematiek kun je kanttekeningen plaatsen, niet dat die systematiek fout is, maar wel dat er bepaalde dingen wel en bepaalde dingen niet zijn meegewogen. Er zijn bepaalde dingen op een bepaalde manier gewaardeerd en daar valt ook nog wel het een en ander over te zeggen. Dat zal de komende tijd ook zeker gebeuren. Het zit volgens de systematiek van de ACM inderdaad in de orde van grootte die de heer Jansen heeft aangegeven en dan praat je dus over €6 à €7 per jaar. Daar staat tegenover dat diezelfde ACM zojuist een besluit heeft genomen waardoor de transportkosten worden verlaagd. Dat leidt ertoe dat het per gezin €50 goedkoper wordt. Aan de ene kant komt er dus €6 of €7 bij en aan de andere kant gaat er €50 af. Meer in het algemeen vind ik overigens dat zowel de Kamer als de regering altijd moet proberen om een zo goed mogelijke voorstelling van zaken te geven en om alle relevante zaken daarbij te betrekken.
Mevrouw Klever (PVV):
Uit de woorden van de minister begrijp ik dat de informatie die wij van het ministerie hebben gekregen over het effect van het sluiten van de kolencentrales, niet klopt. Het verhoogt immers wel degelijk de prijs, ook al is het, in de woorden van de minister, maar €7.
Minister Kamp:
Mevrouw Klever heeft een wonderlijke manier van samenvatten.
Ik heb aangegeven dat de ACM een bepaalde berekening heeft gemaakt en dat je op zichzelf bij die berekening kanttekeningen kunt plaatsen. Bovendien is bij die berekening van aannames uitgegaan waarover ook nog wel het een en ander te zeggen valt. Per saldo pakt het volgens de berekeningen van de ACM op deze manier uit. Zij geeft zo goed mogelijk haar informatie. Wij geven zo goed mogelijk onze informatie. We zijn allemaal te goeder trouw en we proberen allemaal, de Kamer goed te informeren. Ik heb aangegeven dat er aan de ene kant een plus en aan de andere kant een min is.
Ik ben het met veel van de punten van de heer Bisschop eens. Hij gaf onder andere aan dat het akkoord voor hem op zichzelf belangrijker is dan de cijfers achter de komma. Hij relativeert die cijfers achter de komma daarmee niet weg, want die kunnen ook heel belangrijk zijn. Het gaat er natuurlijk om dat je het met elkaar eens wordt over een bepaalde aanpak. Op geen enkel moment heb ik de suggestie willen wekken dat hiermee alle problemen zijn opgelost en dat we de komende tijd onder het mom "dat was het dan" alleen maar hoeven te verwijzen naar het energieakkoord. Er zal voortdurend wat te bespreken zijn. Wat er nu speelt rond de ACM en die vijf oude kolencentrales is daar een voorbeeld van. Die gezamenlijke aanpak is er echter wel. Die gezamenlijkheid is er. Het brede draagvlak is er en dat is een uitstekende basis om de problemen op te lossen.
De heer Vos heeft een aantal punten voorgelegd. Ik denk dat ik die grotendeels al heb behandeld. Hij vroeg zich onder meer af of de ACM van de juiste uitgangspunten is voorzien. Ik ben daarop ingegaan. Verder heb ik ook zijn vragen beantwoord over de overgangsregeling voor lokale energie. Over de back-upcapaciteit heb ik in het verband van wat de heer Leegte naar voren heeft gebracht, het nodige gezegd. Ik hoop dat ik daarmee de vragen van de heer Vos recht heb gedaan.
Mevrouw Ouwehand heeft aangegeven dat polderen volgens haar een ander woord is voor gebrek aan politiek leiderschap. Dat is een wonderlijke stelling van mevrouw Ouwehand. Ik vraag mij dan ook af of zij dat wel echt zo ziet. Polderen is in mijn ogen een uiting van het inzicht dat wat de politiek besluit, draagvlak nodig heeft. De mensen die in de praktijk worden geconfronteerd met de besluiten die de politiek neemt, moeten die besluiten uitvoeren en daarvoor is het belangrijk dat je ze enthousiast krijgt voor je maatregelen en dat ze instemmen met de inhoud van die maatregelen. Alleen zo wordt de uitvoering van die maatregelen een succes. Het is prachtig om in de Kamer allerlei zaken te besluiten, maar het is nog mooier als die snel en goed worden uitgevoerd. Daaraan werken is polderen. Ik zie dat niet als een gebrek aan leiderschap, maar juist als iets wat noodzakelijk is om een goede politieke leider te kunnen zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat vind ik een beetje jammer, want volgens onderzoek van Trouw schreeuwt het volk om een politiek leider, en wij zien hem maar niet. Ik dacht: misschien dan minister Henk Kamp. Maar hij wil blijkbaar ook niet. In mijn bijdrage heb ik gezegd dat het natuurlijk wel om een hiërarchie in de belangen gaat. Het grote bezwaar tegen polderafspraken zoals deze is dat wij daarbij met zijn allen doen alsof het belang van de grote energieverbruikers net zo zwaar mag wegen als het belang waarvoor de milieubeweging staat, de milieubeweging overigens die daar aan tafel zit met gecollecteerde euro's die bezorgde burgers haar hebben gegeven zodat zij kan opkomen voor het algemeen belang. Vindt de minister zelf niet ook dat de wijze waarop de belangen aan tafel zijn vertegenwoordigd, wat scheef is? Zou hij daarin niet een veel steviger rol moeten spelen door te zeggen: alles goed en wel, wij nemen de belangen van de grote energieverbruikers ook serieus, maar het overstijgende belang is een gezonde aarde en het binnen de perken houden van de klimaatverandering?
Minister Kamp:
De VVD had in haar verkiezingsprogramma staan dat er in 2020 14% duurzame energie moest worden gerealiseerd, uitgaande van de redenering die ik eerder heb gegeven over de onderlinge afhankelijkheid van klimaat en duurzame energie. D66 had in het verkiezingsprogramma 16% staan. De Partij van de Arbeid had 18% in haar verkiezingsprogramma staan. Uiteindelijk is er een regeerakkoord gekomen waarin staat: in het jaar 2020 moet 16% duurzame energie worden gerealiseerd, een verviervoudiging van de situatie op dit moment. Daarmee zijn wij naar het veld gegaan en nu hebben wij iedereen en alles wat er in het veld bij betrokken is, erop verenigd dat wij de 16%-doelstelling gaan realiseren, maar niet in het jaar 2020 maar in het jaar 2023. Gelijktijdig hebben wij gerealiseerd dat er een extra energiebesparing komt die gelijk is aan het totale gas- en elektriciteitsverbruik van 1,5 miljoen huishoudens. Tegelijkertijd hebben wij gerealiseerd dat er 15.000 banen komen, en gelijktijdig hebben wij gerealiseerd dat er, vergeleken met het regeerakkoord, ook nog een zeer aanmerkelijke lastenbesparing kan optreden. Dat geheel wordt aan de Kamer voorgelegd, en dan zegt mevrouw Ouwehand: ik ben tegen. De logica daarvan is mij niet gebleken uit haar betoog.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat vind ik nou jammer. Ik ben niet de eerste om te zeggen: een VVD'er for president, echt niet hoor. Maar ik heb gezien dat deze minister zich serieus heeft verdiept in het klimaatprobleem. Hij weet dus hoe groot de urgentie is om nu maatregelen te treffen. Dan zou ik toch aan deze minister willen vragen: wie is hier nu de baas? Zijn dat de regimespelers, die daar aan tafel de milieubeweging even kunnen overrompelen, of de minister die zegt: ik overzie alle belangen maar ik weet wel welk belang bovenaan moet staan, en daar ga ik voor? Een minister die daarbij zegt: en trouwens, ik heb me er nog in verdiept ook, dus ik kan ook heel goed uitleggen waarom het nodig is dat wij nu verdergaan dan wat wij in onze partijprogramma's hebben opgeschreven? Toen die partijprogramma's werden gemaakt had de minister zich nog niet verdiept, dat weet ik wel.
Minister Kamp:
Mevrouw Ouwehand vraagt wie de baas is en ze zegt: wij moeten nog verdergaan dan in de partijprogramma's staat. Je kunt natuurlijk van alles in partijprogramma's opschrijven, maar daarna heb je verkiezingen en een kabinetsformatie. Dat komt er een regeerakkoord en dat moet vervolgens worden uitgevoerd. Voor die uitvoering zoek je een breed draagvlak en krijg je een breed draagvlak. Als mevrouw Ouwehand mij vraagt wie uiteindelijk de baas is, zeg ik: in dit land is het parlement de baas. Het parlement laat een kabinet het werk doen, en het parlement beoordeelt of het dat kan steunen en of het daarvoor verantwoordelijkheid wil nemen. Wat dit kabinet heeft gedaan, is een breed draagvlak zoeken voor de gemaakte politieke afspraken. Dat is ons gelukt. Ik heb zonet aangegeven wat er uiteindelijk naar voren komt als resultaat van die afspraken. Mevrouw Ouwehand is in mij teleurgesteld, en dat accepteer ik, want zij is mijn controleur, maar ik ben teleurgesteld in het feit dat zij het niet kan opbrengen om de dingen te steunen die wij bereikt hebben, die politiek afgesproken zijn en waarvoor wij een zeer breed, een unaniem draagvlak in de samenleving hebben gevonden. Mevrouw Ouwehand had ook kunnen zeggen: dit vinden wij een heel mooie stap, daar geven wij in ieder geval steun aan, maar wij vinden dat er ook nog meer moet gebeuren. Dat had ik goed kunnen begrijpen. Maar dat zij dit akkoord afwijst, vind ik, met respect voor een lid van de mij controlerende macht, te kort door de bocht.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, uw tweede interruptie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zou willen dat het anders was. Ik zou willen dat wij meer tijd hadden, dat we het rustig aan konden doen en dat we konden polderen. Ik zou willen dat we die uitkomsten netjes zouden overnemen en tegen elkaar konden zeggen: fijn hè, we hebben draagvlak en wat doen we het goed. De realiteit is dat we het ons niet kunnen veroorloven te wachten met de radicale oplossingen die nodig zijn. Ja, dat wordt moeilijk. Ja, dat is ingewikkeld. Als er één minister is die de geschiedenis in had kunnen gaan en die zelfs een beetje rechtse Kamermeerderheid had kunnen overtuigen van de noodzaak daarvan, is het minister Kamp. Ik vind het echt heel jammer dat hij die kans laat liggen.
Minister Kamp:
Ik vind dat ik dat niet naar mij toe mag trekken. De doelstelling die ik met overtuiging uitvoer, is door VVD en PvdA in het regeerakkoord vastgelegd. Die doelstelling is zeer ambitieus — dat wordt ons door iedereen gezegd — maar wij houden haar toch vast. We hebben haar moeten verschuiven van 2020 naar 2023, maar het effect daarvan is dat het goedkoper wordt en dat wij een ongekend breed draagvlak daarvoor hebben gevonden. De lijn die in het regeerakkoord door de fracties van de VVD en de PvdA is ingezet, die hier in het parlement brede steun krijgt, ondanks de opvatting van mevrouw Ouwehand, en die ook nu zeer brede steun in de samenleving krijgt, is een goede lijn en ik draag hem met overtuiging uit.
De heer Jan Vos (PvdA):
Nu ik weet dat ik samen met mevrouw Ouwehand de baas ben, wil ik de minister complimenteren met het behaalde resultaat. Het is vooral te danken aan de onderhandelaars, maar de minister heeft er als medeondertekenaar ook een kleine bijdrage aan mogen leveren. Wij zijn wel buitengewoon gelukkig met dat akkoord. Ik wil dat nog een keer heel helder gesteld hebben.
In mijn bijdrage heb ik een vraag gesteld over de zogeheten dubbele labelsprong voor woningeigenaren. Er is mij verteld dat er breed draagvlak voor bleek te zijn bij alle veertig partijen, maar er was geen dekking voor. Ik vind het een buitengewoon sympathieke maatregel en zeker omdat het draagvlak zo breed was, wil ik weten of dat draagvlak er inderdaad was. Als dit draagvlak er is, is de minister dan bereid daarvoor alsnog dekking te zoeken? Als de minister hiertoe niet bereid is, zal mijn fractie wel een poging doen.
Minister Kamp:
Er zijn een heleboel dingen aan de orde geweest bij de voorbereiding van het energieakkoord. Er waren ook enkele beperkingen. Bepaalde partijen wilden aan zekere dingen absoluut niet meewerken. Anderen vonden dat bepaalde dingen absoluut gerealiseerd moesten worden. Ook waren er partijen die met financiële beperkingen te maken hadden. Dit laatste geldt zeker voor het kabinet. We hebben met grote financiële beperkingen te maken. Wat aan ruimte binnen de plooien gevonden kon worden, is optimaal ingezet voor het energieakkoord. Ik zie geen verdere ruimte. Ik wil die ruimte ook niet zoeken, omdat ik vind dat het echt afgelopen moet zijn met het jaarlijks uitgeven van 20, 22, 24 miljard die we niet hebben. Iedere extra uitgave vergroot dat probleem. Ik wil juist de andere kant op. We hebben binnen de beperkingen die we hebben, dit akkoord kunnen sluiten. Ik denk dat dit in lijn is met wat de heer Vos wil en ik geef hem in overweging, ook gelet op dat waarmee mijn collega Dijsselbloem bezig is, dat te respecteren en nu niet op financieel gebied nog een stapje verder te gaan. Ik wacht zijn conclusie af.
De voorzitter:
Ik begrijp hieruit dat u klaar bent met uw betoog. Ik geef nu het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik heb best wel zin om nu het milieu- en klimaatbeleid te bespreken met deze Kamer, zeker na het debat dat net is gevoerd, maar het gaat nu over de hoofdlijnen van het energieakkoord. We hebben binnen twee weken een AO Klimaat en dan kunnen we spreken over de klimaatagenda die ik de Kamer spoedig zal sturen.
Ik ga eerst in op het onderwerp duurzame mobiliteit. Voor de sector mobiliteit zijn de emissiereductiedoelen voor 2020 met bestaand of voorgenomen beleid binnen handbereik. Een belangrijk resultaat van het energieakkoord is dat we met de SER-partners een ambitieuze sectordoelstelling voor 2030 hebben vastgesteld. Ik doel op de 25 megaton CO2-uitstoot voor mobiliteit in 2030. Dat is een besparing van 6 megaton bovenop het bestaand beleid, ofwel de uitstoot van grofweg 3 miljoen auto's. Het onderwerp mobiliteit en transport in het energieakkoord is gericht op de korte en op de lange termijn. Daarop zetten wij als kabinet in.
Mevrouw Dik-Faber heeft een specifieke vraag gesteld over de CO2-normering. Het kabinetsstandpunt is dat Nederland zich in lijn met het energieakkoord maximaal blijft inzetten voor de CO2-emissiedoelstelling voor personenvoertuigen van 95 g/km in 2020 en verdere verlaging daarvan in 2025. Dat is van cruciaal belang voor de doelstellingen. Dat betekent dat ik de motie die de Kamer heeft voorgelegd, ten uitvoer zal brengen.
De heer Leegte (VVD):
Ik begrijp dat de staatssecretaris klaar is. Ik bedank haar voor haar korte, bondige antwoord. De Kamer heeft een technische briefing over het energieakkoord gekregen. Daarop hebben wij het Planbureau voor de Leefomgeving gevraagd of het energieakkoord klimaatwinst oplevert voor Europa. Het antwoord was klip-en-klaar nee, omdat de ruimte die wij binnen het ETS creëren door minder uit te stoten, meer ruimte betekent voor Polen en Bulgarije. Deelt de staatssecretaris die mening van het Planbureau voor de Leefomgeving, met de Kamer?
Staatssecretaris Mansveld:
U kijkt ook naar de lekkage en de verplaatsing van de klimaateffecten. Tijdens de komende klimaattop zal dit een belangrijk onderwerp zijn. Hoe voorkomen wij dat er slechts een verplaatsing binnen Europa plaatsvindt? Anders krijgen wij de 11% CO2-uitstoot die wij nu met zijn allen hebben, wellicht niet naar beneden. Mijn inzet zal dus zijn om binnen Europa de CO2-emissiereductie te bewerkstelligen. Vanuit het groenboek weet u inmiddels dat wij als kabinet het standpunt hebben ingenomen dat er minimaal 40% CO2-reductie moet komen, afhankelijk van hoe de mondiale discussie gaat verlopen. Zo zal ik de discussie ingaan.
De heer Leegte (VVD):
Dat is op zich mooi. De VVD heeft ook een zienswijze op het groenboek gegeven. Bent u het met ons eens dat dit niets oplevert voor het klimaat omdat de ruimte die wij creëren, volgens het Planbureau voor de Leefomgeving extra ruimte is in Polen, Bulgarije of andere landen binnen de Europese Unie? Wij hebben namelijk een Europees ETS, wat in principe een goed systeem is.
Staatssecretaris Mansveld:
De landen die u noemt, Polen en Bulgarije, hebben een andere visie op het ETS en de rechten die daarin over zijn. Zij hebben ook veel rechten. Ik ben het niet eens met de stelling van het planbureau dat dit zo zal blijven. Ik denk dat de discussie met die landen moet worden aangegaan en dat wij moeten gaan voor een brede CO2-reductie in Europa.
De heer Leegte (VVD):
Dat het niet zo zal blijven, betekent dus dat het nu wel zo is. Het is verstandig om het energieakkoord uit te voeren vanwege economische gronden, zoals de heer Bisschop zei en zoals de VVD ook altijd zegt, maar voor het klimaat doet dit dus helemaal niets.
Staatssecretaris Mansveld:
Dat ben ik niet met u eens. Op het gebied van energiebesparing en de doelstelling voor hernieuwbare energie zetten wij stevige stappen, ook voor het klimaat. Natuurlijk heeft Nederland nationaal maar beperkte mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het klimaat. De Europese mogelijkheden liggen al breder. Inmiddels is bekend dat Nederland in het Europese klimaatbeleid voorop wil lopen. Wij doen dat met een aantal landen. De geplande stappen vooruit zullen wij ook maken en dat zal een positief effect op het klimaat hebben.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben heel blij dat de staatssecretaris vasthoudt aan de CO2-uitstootnorm van 95 g/km in 2020. Ik hoop dat zij beseft dat dit een heel actueel vraagstuk is. Ik heb begrepen dat vrijdag in Brussel stemmingen plaatsvinden en dat Duitsland niet zo blij is met het standpunt dat in Europa wordt ingenomen. Duitsland wil de stemmingen liefst uitstellen tot na de Europese verkiezingen en wil de norm pas behalen in 2024. Ik hoop dat de staatssecretaris alles op alles gaat zetten om Duitsland binnen boord te houden, voor die norm te gaan en hier komende vrijdag over te stemmen.
Staatssecretaris Mansveld:
Ik ben duidelijk geweest over de manier waarop wij met de motie omgaan.
Minister Blok:
Voorzitter. De Kamer heeft mij gevraagd, deel te nemen aan dit debat over het energieakkoord, specifiek voor het onderdeel Wonen. Dat is wat mij betreft zeer terecht, omdat ik uit de bijdragen van de Kamer afleid dat de Kamerleden evenzeer als ik zeer tevreden zijn over de grote aandacht voor energiebesparing in de gebouwde omgeving. Ik zal kortheidshalve ingaan op de mij gestelde vragen.
De heer Jansen vroeg waarom het leeuwendeel van de energiebesparing in het energieakkoord via de woningcorporaties moet worden bereikt. Hij gaf daarbij een kwalificatie die ik niet helemaal met hem deel. Volgens mij delen wij wel de constatering dat bij woningcorporaties overwegend mensen met een lager inkomen huren. Het is juist voor hen van groot belang om de energiekosten te drukken, omdat deze kosten een heel groot deel van de uitgaven zijn, vaak vergelijkbaar met de huur, en bovendien de afgelopen jaren sterk zijn gestegen. Wat dat betreft, is het ook een zeer rationele keuze.
Zowel mevrouw Van Veldhoven als de heer Jansen vroeg waarom niet is gekozen voor meer verplichtende maatregelen voor woningeigenaren. Genoemd werden de optie van differentiatie in het eigenwoningforfait en verplichtende maatregelen bij de verkoop van woningen. Collega Kamp ging er al op in dat dit grote consequenties zou hebben voor de woningmarkt, die gelukkig tekenen van herstel vertoont, naar mijn stellige overtuiging mede als gevolg van de helderheid die wij met het woonakkoord hebben kunnen bieden.
Daarnaast illustreerde de heer Jansen zelf al waarom die consequenties ook op individueel niveau groot kunnen zijn. Hij ging in op de positie van krimpgebieden en noemde Zeeuws-Vlaanderen. In Zeeuws-Vlaanderen en ook in andere krimpgebieden zien wij een aanzienlijk eigenwoningbezit, vaak van het type oudere woning, een arbeiderswoninkje dat op de energiekwaliteit niet hoog zou scoren. Het gaat ook vaak om mensen met een laag inkomen. Als je verplichtende maatregelen zou nemen zoals differentiatie van het eigenwoningforfait, zouden mensen die slecht kunnen dragen. Er is wel een huurtoeslag voor mensen met een laag inkomen in een huurwoning, maar er bestaat geen toeslag voor mensen met een laag inkomen in een koopwoning. Zij zouden er ook mee geconfronteerd kunnen worden dat, als zij op hun oude dag willen verkopen om naar een meer geschikte woning voor de oude dag te gaan, zij die woning niet kunnen verkopen omdat zij niet in staat zijn te investeren in dat vereiste energielabel. Juist dit soort praktische voorbeelden geeft aan dat je met zo'n stap ongewenste en voor vaak kwetsbare mensen schadelijke effecten kunt bereiken.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe wij gaan waarborgen dat de 400 miljoen die in het energieakkoord beschikbaar is gekomen voor sociale huisvesters goed wordt ingezet. Ik wil de komende weken met de verhuurders om de tafel gaan zitten over de manier waarop wij kunnen waarborgen dat dit geld goed wordt ingezet. Ik wil daarbij allereerst uitgaan van vertrouwen, omdat de afgelopen jaren hebben laten zien dat met name woningcorporaties goed werk hebben gemaakt van energiebesparing. Natuurlijk betekent dit niet dat wij dat geld zonder voorwaarden beschikbaar stellen. Ook ik ben geïnteresseerd in scherpe monitoring en scherpe voorwaarden, maar ik wil eerst met hen om de tafel zitten. Natuurlijk zal ik de Kamer informeren over de manier waarop wij dat gaan uitwerken.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg welke bijdrage het energieakkoord levert bovenop de afspraak die wij samen in het woonakkoord hebben gemaakt, als het gaat om koopwoningen. In het woonakkoord is de afspraak gemaakt over het revolverend fonds. In de Miljoenennota die wij daarna hebben aangeboden, hebben wij er overigens geld bij kunnen doen. Uitgaande van een gemiddelde lening van zo'n €5.000 zouden we ruim 60.000 woningen kunnen isoleren op basis van het woonakkoord. In de doorrekening van ECN van het energieakkoord is ook het woonakkoord meegenomen en die komt op een totaal van zo'n 200.000 extra woningen tot 2020. Na optellen en aftrekken leidt dat tot conclusie dat tussen de 13.000 en 170.000 extra gerenoveerde koopwoningen specifiek het gevolg zijn van de extra maatregelen uit dit energieakkoord, bovenop het woonakkoord.
Mevrouw Mulder vroeg een reactie op het voorstel voor een landelijke uitrol van het Overijsselse model. Ik zie echter mevrouw Van Veldhoven bij de interruptiemicrofoon staan en ik neem aan dat zij een vraag heeft over het vorige punt.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, begrijp ik, mevrouw Van Veldhoven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Die heb ik natuurlijk speciaal bewaard voor minister Blok. Ik ben blij dat hij hier ook aanwezig is. Met hem ben ik nog steeds trots op hetgeen wij hebben kunnen bereiken in het woonakkoord.
Ik heb een vraag over de extra woningen die wij nu met het energieakkoord gaan realiseren. Dat zijn er best veel en toch is de additionele energiebesparing maar klein. Dat verbaast mij. Dat is ook de reden waarom ik mij afvraag of wij er wel voor zorgen dat wij dat geld efficiënt genoeg inzetten. Daarom heb ik een aantal suggesties gedaan om te kunnen toetsen of dat wij dat geld op een effectieve manier inzetten. Kan de minister daar nog op ingaan?
Minister Blok:
Allereerst zijn niet alle effectieve maatregelen per se financiële maatregelen. Ik vind het interessante aan de doorrekening dat die juist laat zien dat maatregelen met een relatief klein financieel beslag veel kunnen opleveren. Het revolverend fonds heeft een groot financieel beslag. Het is gelukkig revolverend, dus daarmee is het geld niet verdwenen. Daarmee vergeleken zijn de extra financiële impulsen uit het energieakkoord overzichtelijk. Die hebben te maken met wat beschikbaar komt voor gemeenten voor extra voorlichting en met het beschikbaar komen van een energielabel voor alle woningen in Nederland. Dat is ook financieel overzichtelijk. Die impulsen hebben ook te maken met de afspraak met installatiebedrijven en bouwers dat zij nu, eindelijk, de consumenten gaan benaderen met een heel helder pakket: tegenover deze investering bieden wij u dit rendement aan energiebesparing. Dat kost ons collectief niets. Ik vind dus het interessante dat het laatste pakket aan maatregelen vrij weinig kost en toch heel veel oplevert.
Ik vind het eigenlijk netter om schriftelijk te reageren op de specifieke lijst van mevrouw Van Veldhoven. Ik denk dat ik er dan meer recht aan doe.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Daar zou ik heel blij mee zijn. Misschien kan de minister dat doen voor het wetgevingsoverleg energie. Dan kan ik het meenemen bij mijn inbreng in dat debat. Met name het feit dat in de koopsector maar 3 petajoule wordt bespaard, is iets dat wij gewoon opviel. Ik vond het weinig, aangezien wij daar met elkaar een extra impuls willen geven. Ik ben heel erg blij dat wij met elkaar maatregelen kunnen bedenken die niet zo veel kosten, maar wel een hoop opleveren. Laten wij dat allemaal incasseren als dingen slimmer doen.
Minister Blok:
Precies.
Ik was begonnen aan de beantwoording van een vraag van mevrouw Mulder. Het initiatief in Overijssel is wat mij betreft een uitstekend initiatief, dat ook interessant is door de aanpak. Ik ben met gedeputeerde Rietkerk op pad geweest om te zien hoe het werkt. Ik heb gezien dat het CDA in zijn tegenbegroting voorstelt om dat landelijk uit te rollen. Nu is het natuurlijk zo dat er een paar provincies zijn die het kunnen doen doordat zij energiebedrijven hebben verkocht en de opbrengst daarvan hierin investeren. Er zijn ook provincies die door het lot niet begiftigd waren met aandelen in energiebedrijven. Die kan ik niet verplichten om geld dat zij niet hebben uit te geven aan energiebesparing. Vandaar dat wij in het woonakkoord onze verantwoordelijkheid hebben genomen, ook op dit gebied. Wij hebben geld vrijgemaakt. Dat hebben wij met een andere insteek gedaan dan het Overijsselse model. Dat model kent geen deelname van private financiers en daarmee geen vermenigvuldigingsfactor. Terwijl het geld dat in het woonakkoord beschikbaar is gesteld, de basis vormt voor een fonds waarin ook private financiers deelnemen. Wij hebben een eerste intentieovereenkomst gesloten met de Rabobank en zijn in goed gesprek met andere financiers. Daarmee kun je met een beperkte inleg van gemeenschapsgeld per saldo een veel groter maatschappelijk effect bereiken.
De heer Vos had nog een vraag gesteld over de twee energiestappen, maar die had collega Kamp al per interruptie beantwoord. Ik zie geen enkele reden om hem op dit punt tegen te spreken. Dus ik wilde hiermee mijn beantwoording afronden.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de beantwoording van de vragen die de Kamer in eerste termijn heeft gesteld.
In tweede termijn geef ik mevrouw Van Tongeren het eerste het woord. Zij heeft anderhalve minuut spreektijd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ga in razend tempo mijn drie moties voordragen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de afspraken en doelstellingen binnen het energieakkoord, maar ook de bredere ambitie om de samenleving en de economie te verduurzamen, voortdurende aandacht verdienen van de Kamer;
overwegende dat deze verduurzaming betrekking heeft op vele facetten van het rijksbeleid en dus niet slechts binnen één departement of beleidsgebied valt;
overwegende dat deze verduurzaming concrete doelstellingen en maatregelen vergt, maar daarnaast ook een brede toekomstvisie;
verzoekt het Presidium om jaarlijks aan het begin van het politieke jaar een plenair debat te agenderen over de verduurzaming van de samenleving en economie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het energieakkoord een verlaagd belastingtarief is afgesproken voor hernieuwbare energie die door coöperaties wordt opgewekt binnen een zogenaamde postcoderoos;
overwegende dat een postcoderoos te weinig mogelijkheden biedt voor het in coöperatieverband opwekken van hernieuwbare energie, zoals wind- en waterkracht;
verzoekt de regering, de geografische begrenzing voor het stimuleren van decentrale opwekking zo aan te passen dat wind- en waterkracht niet uitgesloten worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zal razendsnel mijn laatste motie voordragen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het energieakkoord een verlaagd belastingtarief is afgesproken voor hernieuwbare energie opgewekt door coöperaties gedurende de komende vier jaar;
constaterende dat de terugverdientijd voor investeringen in hernieuwbare energie meestal langer is;
overwegende dat de markt voor hernieuwbare energie behoefte heeft aan langjarige zekerheid voor grote investeringen;
verzoekt de regering, het verlaagde belastingtarief voor investeringen onder deze regeling gedaan binnen de komende vier jaar te garanderen voor minstens tien jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Paulus Jansen (SP):
Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Ik dank ook degenen aan wie ik geen vraag heb kunnen stellen omdat wij met vier minuten spreektijd een beetje efficiënt moesten zijn. Ikzelf had aan één bewindspersoon op zich voldoende.
Ik heb drie moties overwogen. Een motie over de Autoriteit Consument & Markt, over de afgrenzing van het karteltoezicht, hoef ik niet in te dienen, want de minister zegt: ik ben zelf aan het kijken naar de beleidsregels om te voorkomen dat afspraken in publiek belang ineens oneigenlijk onder dat toezicht vallen. Dat wachten wij af. Ik hoop dat dat met gezwinde spoed naar de Kamer komt.
Een tweede motie zal ik wel indienen maar aanhouden tot na het wetgevingsoverleg van 11 november. Zij heeft betrekking op het energiepotentieel bij energieconversie, met inbegrip van wkk. Dan weet de minister in ieder geval waarin ik geïnteresseerd ben. Ik heb zijn toezegging om met informatie te komen op dat punt, goed gehoord.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het energiebeleid nauwelijks aandacht besteedt aan het energiebesparingspotentieel bij energieconversie;
overwegende dat dit besparingspotentieel volgens het Fraunhofer Instituut 25% van het huidige primaire energiegebruik bedraagt;
overwegende dat het energieverbruik bij conversie juist groter dreigt te worden door het buiten gebruik stellen van bestaande warmtekrachtcentrales;
overwegende dat energiebesparing bij conversie relatief kostenefficiënt is;
verzoekt de regering, de Kamer in overleg met de ondertekenaars van het SER-energieakkoord een voorstel voor te leggen voor besparingsdoelstellingen en -instrumenten bij energieconversie, met inbegrip van het optimaal benutten van het potentieel aan warmtekrachtkoppeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik wil de motie dus aanhouden tot na het wetgevingsoverleg. Dan kom ik bij mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nu langer dan vijf jaar gediscussieerd wordt over de aanleg van een stopcontact op zee;
overwegende dat een snelle en efficiënte uitrol van wind op zee slechts mogelijk is bij de aanwezigheid van een collectief elektriciteitsnet, te vergelijken met de situatie op land;
verzoekt de regering, het mitsen en maren te staken en TenneT te belasten met de aanleg van een efficiënt netwerk voor de windparken op de Noordzee, bij voorkeur in samenwerking met de netbeheerders van de andere Noordzeelanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Leegte (VVD):
Voorzitter. Zoals Schopenhauer ons leerde: wat het hart niet toestaat, komt het hoofd niet binnen. Als je klimaat als belangrijkste motivatie gebruikt voor het energieakkoord, is het vervelend dat de feiten een andere kant op wijzen. Ik denk dan ook dat het Planbureau voor de Leefomgeving gewoon gelijk heeft. Dat is namelijk de kracht van het Europese ETS.
Het is goed dat er een ETS is. Het is een belangrijke eerste stap op weg naar een echte transitie. Ik ben ook blij dat de minister zo voortvarend aangeeft dat hij het issue met de kolencentrales gaat oplossen, omdat het het motorblok, in elke geval een belangrijk element, van het energieakkoord is. Het is goed dat daar een oplossing voor komt.
Wat ons betreft, moeten we na dit akkoord gaan werken aan het balanceren van energie, waar wij in eerste termijn over gesproken hebben. Vooral ook moeten wij samenwerken binnen Europa en ervoor zorgen dat wij een systeem van balancering krijgen dat weer uitgaat van marktwerking, waarbij de overheid zich langzaam weer kan terugtrekken zodat we teruggaan naar dat waarvoor wij het ooit allemaal bedacht hebben.
De voorzitter:
Mijnheer Jansen, één vraag.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik heb nog een vraag over het effect van nationaal beleid. Ik neem toch aan dat ook de heer Leegte weet dat 50% van de nationale emissies onder het ETS vallen en dat de andere helft puur nationaal is. Ik neem dus aan dat hij ook erkent dat op zijn minst 50% van het nationaal beleid wel degelijk rechtstreeks effect heeft op de emissies en daarmee op het klimaat.
De heer Leegte (VVD):
Ja, maar energie zit in het ETS. Met alle emissies die wij binnen het energieakkoord besparen, creëren wij extra ruimte voor andere landen in de Europese Unie. Dat zegt het Planbureau voor de Leefomgeving. Dat is ook prima, want dat geeft een efficiënte allocatie van de kosten. Voor Europa als geheel is het dus prima. We moeten ons alleen niet voor de gek houden door te denken dat we iets extra's doen voor het klimaat, want dat is gewoon niet zo.
De heer Paulus Jansen (SP):
Kan de staatssecretaris op dat punt dan voor opheldering zorgen? Volgens mij is het namelijk fiftyfifty.
De voorzitter:
Nee, nee, u bent al geweest.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Volgens mij heeft de minister één vraag van mij gemist. Dat kan ik hem niet kwalijk nemen, gezien de hoeveelheid vragen. Het gaat over de bewonersparticipatie bij windparken. De minister was daarover altijd wat terughoudend, maar dit staat wel in het akkoord. Ik ben heel benieuwd hoe de minister daar nu over denkt.
Verder maak ik een klein rekensommetje. De belastingkorting bedraagt 7,5 cent per kilowattuur voor lokale energiecoöperaties. Daarvoor is 10 miljoen beschikbaar. 10 miljoen voor 7,5 cent per kilowattuur is 133 miljoen kilowattuur. Dan kom ik uit op een halve petajoule. Dat is natuurlijk niks afgezet tegen de ambities in het energieakkoord van 40 petajoule. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het energieakkoord de ambitie heeft om 40 petajoule aan decentrale duurzame energie in 2020 te realiseren;
overwegende dat jaarlijks slechts 10 miljoen euro is ingeboekt voor de korting op energiebelasting voor coöperaties en dat hiermee nog geen 0,5 petajoule per jaar wordt gerealiseerd;
overwegende dat de inkomsten van de kolenbelasting de komende jaren juist hoger zullen uitvallen bij gelijkblijvende belasting per ton, omdat in 2014 drie nieuwe kolencentrales op het net worden aangesloten;
verzoekt de regering, de meeropbrengsten uit de kolenbelasting te benutten voor uitbreiding van de korting op de energiebelasting voor energiecoöperaties die decentrale en duurzame energie produceren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Deze VVD-minister probeert het energieakkoord te verkopen met het verhaal dat daarvoor een breed draagvlak bestaat onder bevolking. Uit onderzoek van De Telegraaf blijkt het tegenovergestelde. Toen de eerste maatregelen uitlekten dit voorjaar, gaf 89% van de mensen aan helemaal niets te zien in het energieakkoord vanwege de enorme lastenverzwaring van 15 miljard euro waar burgers en bedrijven die niet aan tafel zaten, voor opdraaien. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het energieakkoord zorgt voor een welvaartsverlies van 6 miljard euro;
overwegende dat het energieakkoord zorgt voor een fors hogere energierekening voor Nederlandse huishoudens en bedrijven;
verzoekt de regering om het energieakkoord en alle daarmee gepaard gaande lastenverzwaringen van tafel te vegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. De minister heeft toegezegd om alternatieven voor de sluiting van de kolencentrales aan de Kamer voor te leggen. Ik wil daarover graag een paar details scherp krijgen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ACM in haar zienswijze geconstateerd heeft dat de afspraak over de sluiting van kolencentrales negatief uitpakt voor de consument;
van mening dat een alternatieve afspraak in ieder geval geen netto lastenverzwaring mag betekenen voor de energieconsument, moet voldoen aan de mededingingsregels en minimaal moet zorgen voor het even snel behalen van de doelen voor duurzame energie en CO2;
verzoekt de regering, alternatieven uit te werken voor de afspraak via belastingen of regelgeving of een combinatie daarvan en de Kamer hierover te informeren voor het WGO Energie, inclusief een doorrekening van deze economische, fiscale en milieugevolgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
D66 is bereid om een faire prijs te betalen als wij kolencentrales eerder sluiten. De vraag is wat die faire prijs precies is. Is de staatssecretaris bereid om dit te laten doorrekenen door de ACM? Vervolgens dien ik de volgende motie in, aangezien ik verder geen tijd meer heb.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het energieakkoord 400 miljoen euro in 2016 en 2017 is beloofd aan de woningbouwcorporaties in ruil voor de investeringen de komende jaren, te doen in energiebesparing;
constaterende dat niet in afspraken is vastgelegd op basis van welke gegevens de "extra" inzet qua investeringen en energieprestaties wordt vastgesteld, wie deze prestaties vaststelt en hoe de sectorbrede afspraak met Aedes naar individuele corporaties wordt door vertaald en afgerekend;
verzoekt de regering, de objectieve monitoring van de prestaties bij een onafhankelijke partij te borgen, te beginnen met een nulmeting en het formuleren van een aantal indicatoren waar jaarlijks bij de begroting over gerapporteerd wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als ik een afsluitende opmerkingen mag maken, vraag ik de minister om, als hij toch met de Europese Commissie spreekt over het Europaproof zijn van het pakket, dan ook te kijken naar de wkk en de afspraken met de tuinbouw. Dan hoeven wij op een later moment niet alsnog te constateren dat wij nog ergens iets moeten wijzigen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Wij hebben vanavond een debat gevoerd met de minister van Economische Zaken. Het ging onder andere over de SDE-plusregeling. De windenergie op zee valt daar wel onder. Vanavond hoorden wij echter dat de coöperaties voor zonnepanelen enzovoorts daar volgens de minister niet onder kunnen vallen. Dat bevreemdt de CDA-fractie. Het komt op ons over als meten met twee maten.
De CDA-fractie is niet enthousiast over de postcoderoos, want die werkt volgens ons niet. Het is te veel rompslomp en het gaat niet uit van onze inwoners en hun behoefte. Jammer, dit is een gemiste kans.
Wij zijn blij met de toezegging van minister Kamp om een doorrekening te maken van de effecten van het groeipercentage uit het energieakkoord, terwijl die groei er overduidelijk niet is.
Ook de btw-plicht voor eigenaren van zonnepanelen betekent een behoorlijke rompslomp. De minister zegt dat dit erbij hoort en dat de eigenaren daar ook iets voor terugkrijgen. Dat heeft ons enigszins verbaasd. Misschien heb ik het niet goed gehoord. Wij krijgen dus alsnog graag een duidelijk antwoord van de minister.
De minister is heel enthousiast over de innovatie in het SER-energieakkoord. De CDA-fractie had hier gewoon wat meer van verwacht en deelt de kritiek van het ECN en van diverse ondernemers die bij ons aan de bel hebben getrokken.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft zich afgemeld vanwege verplichtingen elders.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Ik dien op twee punten een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er de komende jaren in toenemende mate meer duurzame energie in de elektriciteitsmix komt;
constaterende dat wind- en zonne-energie een onvoorspelbaarder aanbod hebben en minder goed te regelen zijn dan sommige fossiele energieproductie;
constaterende dat deze ontwikkeling inherent is aan een transitie naar een duurzame energievoorziening;
constaterende dat er voor momenten dat er weinig energie uit wind en zon gehaald kan worden, wel reservecapaciteit aanwezig moet zijn;
verzoekt de regering om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om, al dan niet in samenwerking met buurlanden, in deze reservecapaciteit te voorzien en daarover aan de Kamer te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel Nederlanders graag zelf duurzame energie willen opwekken;
overwegende dat deze duurzame decentrale energie van groot belang is voor het realiseren van een duurzame energiehuishouding;
verzoekt de minister, bij de uitwerking van het energieakkoord de opwekking van decentrale energie zo ruimhartig mogelijk vorm te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Er loopt een rechtszaak tegen de Staat vanwege het gebrek aan maatregelen om de klimaatverandering te stoppen. Het lijkt mij goed als we daarover ook in dit huis een uitspraak doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat klimaatverandering en eindige fossiele energievoorraden tot de meest omvangrijke problemen van de komende decennia behoren;
constaterende dat Nederland in het kader van het VN-klimaatverdrag als verplichting heeft aanvaard om te voorkomen dat de aarde meer dan 2°C opwarmt en daartoe de uitstoot van broeikasgassen fors te reduceren;
overwegende dat het energieakkoord van de Sociaal Economische Raad (SER) en maatschappelijke partijen onvoldoende handvatten biedt om aan deze uitdagingen tegemoet te komen;
van mening dat het tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies en het bevorderen van energiezekerheid verantwoordelijkheden zijn van de regering;
verzoekt de regering, geen genoegen te nemen met het SER-energieakkoord en zelf ambitieus beleid te ontwikkelen voor een werkelijke transitie naar duurzame energie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Paulus Jansen (SP):
Ik wil graag enige duiding hebben van deze motie. Moet ik deze motie zien als een afwijzing van het SER-energieakkoord? Ook de SP-fractie vindt dat de ambitie van de regering verder moet gaan dan het SER-energieakkoord, maar dat het een goede basis is voor de vergroening. Is dat de duiding die ik aan de motie moet geven? Of is de motie feitelijk een afwijzing van het SER-energieakkoord?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Er staan in het akkoord een aantal dingen die de regering zou kunnen gebruiken, maar het gaat niet ver genoeg. Daarom zeg ik dat de bal bij de regering ligt en dat er lessen moeten worden getrokken uit de gesprekken die in het kader van dat overleg zijn gevoerd, maar dat de regering ervoor moet zorgen dat er een zodanig beleid komt dat we wel weten dat de transitie kan worden gerealiseerd en dat de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, waartoe wij ons hebben verplicht, gerealiseerd kan worden. Zolang dat niet gebeurt, is dat akkoord echt minimaal.
Ik heb nog één motie. Een van de dingen die de transitie lelijk in de weg kan zitten, is het boren naar schaliegas. De minister probeert uit te stralen dat hij daar voorlopig niet op inzet. Als dat zo is, zou hij de opsporingsvergunningen moeten intrekken. Daarover heb ik een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het vasthouden aan fossiele brandstoffen zoals schaliegas de noodzakelijke transitie naar een duurzame energievoorziening vertraagt;
constaterende dat de regering in 2009 twee opsporingsvergunningen heeft verleend voor schaliegasboringen;
verzoekt de regering, de opsporingsvergunningen voor schaliegasboringen in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Ik zie dat er behoefte is aan een korte schorsing. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.
De vergadering wordt van 23.28 uur tot 23.34 uur geschorst.
Minister Kamp:
Mevrouw de voorzitter. Dank aan de woordvoerders. De eerste motie van mevrouw Van Tongeren, op stuk nr. 203, is gericht aan het Presidium. Ik laat graag aan de Kamer zelf over om te beslissen wat ze daarmee wenst te doen.
In de tweede motie van mevrouw Van Tongeren, op stuk nr. 204, staat dat de geografische begrenzing voor het stimuleren van decentrale opwekking zodanig moet worden aangepast dat wind en waterkracht niet worden uitgesloten. Wind en waterkracht zijn interessante mogelijkheden om duurzame energie op te wekken. Daar hebben we de SDE-plusregeling voor. Het betreft projecten die van een zodanige omvang zijn dat de SDE-plusregeling daarvoor het geëigende instrument is. Bij coöperaties gaat het over kleinschaligere initiatieven. Deze kunnen zeer goed binnen de postcoderoos worden uitgevoerd. Daarvoor zijn ruime mogelijkheden. Ik vraag me zelfs af of die mogelijkheden niet te ruim zijn. 10.000 tot 70.000 inwoners en je dan nog betrokken voelen bij zo'n project? Daar kun je ook anders over denken. Om ze nog verder te vergroten en de SDE-plusregeling op dit punt te negeren, lijkt me niet verstandig. Daarom ontraad ik deze motie van mevrouw Van Tongeren.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, een korte vraag over de motie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het gaat over het woord "betrokkenheid". Dat betekent dus dat je alleen betrokken kunt zijn als je dicht bij elkaar in de buurt woont? De minister kent ook alle andere mogelijke organisaties, zoals Greenpeace. Die zit in 27 landen. Reken maar dat die Greenpeacers op elkaar betrokken zijn! Ik begrijp niet waarom de minister niet openstaat voor heel betrokken coöperaties, zoals De Windvogel en het project van NDSM. Zij zijn echt op elkaar betrokken. Ik snap niet waarom zij niet in de coöperatieregeling kunnen.
Minister Kamp:
Ik woon zelf in Zutphen. Ik voel mij betrokken bij Zutphen, bij de Achterhoek, bij Gelderland en bij Nederland, maar we bespreken nu dat we landelijk de duurzame energie op een verantwoorde manier willen laten groeien. Daar hebben we een regeling voor opgezet in ons land. Behalve die regeling, de SDE-plusregeling, wilden we iets extra's hebben voor kleinschalige, lokale initiatieven. Dat is een regeling geworden die aanmerkelijk gunstiger is. We subsidiëren wind op land met €0,03 of €0,04 per kWh. In deze fiscale regeling doen we dat met €0,075 per kWh. Dit is dus een aanmerkelijk gunstiger regeling. Dat is te verklaren. Als we dit echt kleinschalig zien en als de mensen op een andere manier betrokken zijn dan bij projecten op grotere schaal, moeten we ergens een grens trekken. Je kunt praten over een gemeentegrens, maar ik denk dat dat niet verstandig is. Ik denk dat de postcoderoos de beste invulling is. Ik vind echter niet dat we de regeling zo moeten opzetten dat er ook waterkracht onder valt en dat de regeling helemaal toegesneden moet zijn op windenergie. Ik denk dat je dan de SDE-plusregeling en deze korting op het belastingtarief door elkaar haalt. Ik vind het niet verstandig om dat te doen, vandaar dat ik deze motie heb ontraden.
In de motie-Van Tongeren c.s. op stuk nr. 205 wordt de regering verzocht om het verlaagde belastingtarief te garanderen voor ten minste tien jaar voor investeringen die de komende vier jaar worden gedaan. Voor de komende vier jaar geldt dus dat tarief van 7,5% dat nu aan de orde is. We hebben al vastgelegd dat er, als die regeling na die vier jaar verandert, ook een passende overgangsregeling zal komen. Ik denk dat het zo prima is vastgelegd. Ik weet niet of er tegen die tijd een andere regeling komt, maar als die er komt, komt er ook een overgangsregeling. Deze motie kan ik dus ontraden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp niet zo goed waarin de enorme angst van de minister zit dat we te veel lokale, duurzame energie zouden krijgen. Een investeerder wil namelijk alleen instappen als hij langdurige zekerheid heeft. Dat hebben we zonet ook gehoord van de woordvoerders van VVD en PvdA. Als de kans dus levensgroot boven de markt hangt dat de regeling, die toch al vrij marginaal is met de 26 voorwaarden die nu in het Belastingplan staan, na vier jaar verandert, dan krijgen we er nauwelijks investeerders voor. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de minister?
Minister Kamp:
De regeling is niet krap. Het is een zeer ruime regeling. Het kabinet had zelf een regeling voor ogen die het al ruimhartig vond. Daarbij werd uitgegaan van €0,06. We gaan nu naar €0,075. Vergeleken met de SDE-plusregeling is dit een zeer ruimhartige regeling. Ik ben voor lokale opwekking van duurzame energie, maar het moet nog wel een beetje lokaal blijven. Ik vind dat we al heel ver gaan met de postcodegrens van maximaal 70.000 inwoners. Ik ben dus helemaal niet bang en ook niet terughoudend. Ik vind dit een goede zaak. We staan er met zijn allen achter om dit te gaan doen. We hebben bepaald dat we dit voor de lange termijn doen. Over vier jaar wordt opnieuw bekeken of het een redelijk tarief is, of dat het lager of hoger moet worden. Als het lager wordt, komt er een overgangsregeling. Ik denk dat we daarmee een keurige zekerheid bieden en dat deze motie dus niet noodzakelijk is. Integendeel, ik moet haar zelfs ontraden.
Ik ga naar de motie van de heer Jansen en mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 206.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter …
De voorzitter:
Nee, mevrouw Van Veldhoven. Het gaat niet over uw motie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Nee, voorzitter, maar ik sta er wel onder.
De voorzitter:
Over welke motie hebt u het?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Over de laatste motie waar de minister het over had. De minister zei dat we op een gegeven moment bekijken of we de tarieven moeten verlagen, maar …
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, ik wil toch even een afspraak maken, want er staan vier namen onder de motie en ik wil één vraag toelaten, van de indiener.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Oké, voorzitter. U gaat over de orde. Ik neem dit punt wel mee naar het WGO energie. De minister weet dan dat het punt nog terugkomt.
De voorzitter:
Dat is goed. De minister gaat verder met de motie op stuk nr. 206.
De voorzitter:
Over de motie op stuk nr. 206 zei de heer Jansen bij de indiening dat hij haar wilde aanhouden. Is dat zo, mijnheer Jansen?
De heer Paulus Jansen (SP):
Ja.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Paulus Jansen stel ik voor, zijn motie (30196, nr. 206) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Kamp:
De heer Jansen heeft gezegd dat hij de motie op stuk nr. 206 aanhoudt om eerst eens te bekijken waar ik mee kom, en tot welke conclusies hij naar aanleiding daarvan kan komen. Ik zal mijn oordeel dan ook bij een latere gelegenheid uitspreken, mocht de heer Jansen daarom vragen.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 207.
Minister Kamp:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 207 van de heer Jansen waarin hij zegt dat het mooi is geweest en dat we TenneT moeten gaan belasten met de aanleg van een efficiënt netwerk voor de windparken op de Noordzee. Ik denk dat we met die uitspraak op dit moment te vroeg zijn. We hebben in het energieakkoord vastgelegd dat als dit de beste oplossing is in vergelijking met wat we nu doen, namelijk rechtstreekse verbindingen maken, het dan voor de hand ligt om dat door TenneT te laten doen. Ik denk dat dat voldoende is. We moeten bekijken of het nodig is en ik zou ook nog wel een beetje ruimte willen hebben. Het kan best zo zijn dat, als je dat wilt doen, het gunstiger is om het aan te laten leggen door een derde partij. TenneT zou het dan kunnen beheren; dat is een mogelijkheid. Ik wil die verschillende mogelijkheden even openlaten en bekijken hoe die windparken op zee zich gaan ontwikkelen. Hoe worden ze geordend? Waar komen ze? Hoe kun je ze het beste verbinden: rechtstreeks of onderling? Die vragen spelen allemaal mee en ik zou graag enige vrijheid behouden. Deze motie lijkt me niet in het belang van een goede oplossing, vandaar dat ik haar ontraad.
In de motie op stuk nr. 208 verzoekt mevrouw Dik-Faber de regering, de meeropbrengsten uit de kolenbelasting te benutten voor uitbreiding van de korting op de energiebelasting voor energiecoöperaties. Zij vindt die 10 miljoen te weinig. In het energieakkoord is afgesproken — ik ga bekijken hoe ik dat precies uitwerk, want ik ben van plan om dat uitwerken — dat, als er aanvullende middelen nodig zijn, die behoefte via een verhoging van de energiebelasting in de eerste schijf zou kunnen worden ingevuld. Die mogelijkheid staat dus in het energieakkoord. Ik bekijk nu op grond van de behoefte die er is en de vorm waarin dat het beste gegoten kan worden, hoe ik dat het beste kan doen. Die vrijheid wil ik voorlopig graag behouden, vandaar dat ik deze motie op dit moment ontraad.
In de motie op stuk nr. 209 zegt mevrouw Klever dat we het energieakkoord van tafel moeten vegen. Die motie ontraad ik.
In haar motie op stuk nr. 210 zegt mevrouw Van Veldhoven wat ik moet doen met de ACM, namelijk verschillende dingen bekijken. Zij vraagt die alternatieven uit te werken en door te rekenen op de economische, fiscale en milieugevolgen. En dat moet allemaal voor de behandeling van de EZ-begroting. Laten we het een beetje praktisch houden. Door de ACM is een zienswijze gegeven. Die vinden wij erg interessant. Daarover willen we met de ACM en de Europese Commissie praten. We zullen de verschillende mogelijkheden bekijken die zich voordoen om toch te bereiken wat we willen, namelijk het realiseren van de sluiting van die kolencentrales. Ik zal een keuze maken en die aan de Kamer presenteren. Ik denk dat die uitleg voldoende zou kunnen zijn voor de Kamer, vandaar dat ik de vrijheid neem de motie van mevrouw Van Veldhoven te ontraden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als je de voorwaarden wat gedetailleerder neerlegt, loop je natuurlijk altijd het risico dat er juist een stap terug wordt gedaan. Volgens mij heeft de minister net al beloofd dat hij in ieder geval de verschillende opties aan de Kamer zou sturen. Ik vraag de Kamer een politieke uitspraak over de randvoorwaarden: geen netto lastenverzwaring, voldoen aan de mededingingsregels — daar kan de minister sowieso niet tegen zijn — en minimaal de doelstellingen even snel behalen. De minister kan ook niet tegen dat laatste zijn. Het enige waarover ik de minister in feite een oordeel vraag is of het geen netto lastenverzwaring zou mogen betekenen voor de energieconsument. Dat lijkt me geen onredelijke vraag. Bovendien vraag ik hem, de Kamer goed te informeren voor die een besluit neemt. Ik neem aan dat ook de minister graag wil dat de Kamer geïnformeerd een besluit neemt over de begroting. Ik zie dus niet in waarom dit nou zo moeilijk is.
Minister Kamp:
Mevrouw Van Veldhoven is niet de kampioen van de overbodige moties, maar deze motie heeft volgens mij geen meerwaarde. Er ligt een zienswijze. Die vinden we interessant, maar we vinden met zijn allen dat die kolencentrales toch dicht moeten. Ik ga dus bekijken hoe dit alsnog gerealiseerd kan worden. De verschillende mogelijkheden daarvoor zal ik afwegen. Ik zal de Kamer ook informeren over de verschillende mogelijkheden die ik heb afgewogen. Uiteindelijk zal ik zelf een keuze maken uit de mogelijkheden en die keuze zal ik aan de Kamer voorleggen. De Kamer krijgt dus zowel een overzicht van wat er aan mogelijkheden is afgewogen, als de keuze die ik heb gemaakt, met onderbouwing. Ik denk dat dit helder is. Mevrouw Van Veldhoven kan het nog eens opschrijven op haar manier, maar dat heeft volgens mij geen meerwaarde. Er lijkt geen probleem te zijn dat door mevrouw Van Veldhoven opgelost moet worden. Ik vind althans dat dit zo is. Daarom heb ik de vrijheid genomen om de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 210 te ontraden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Heel kort. Zegt de minister ook dat de nettolastenverzwaring …
De voorzitter:
Nee, mevrouw Van Veldhoven, want ...
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
dat het geen nettolastenverzwaring mag betekenen voor de consument? Accepteert hij dat?
Minister Kamp:
Ik begrijp niet goed waarom ik een ingewikkeld probleem dat ik moet oplossen, met een extra uitspraak nog wat ingewikkelder moet maken. Volgens mij schieten wij daar ook niet veel mee op. Het is een belangrijk onderdeel van het energieakkoord. Ik wil dat graag uitvoeren. Ik denk ook dat dit uitgevoerd moet worden. Ik krijg uw steun daarvoor. Ik ga proberen om dat probleem op te lossen. Wat schieten wij ermee op als wij het probleem nog iets groter maken?
Mijn collega Blok zal ingaan op de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 211.
In zijn motie op stuk nr. 212 heeft de heer Vos de regering verzocht om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om al dan niet in samenwerking met buurlanden in reservecapaciteit te voorzien en de Kamer daarover te rapporteren. Deze motie gaat volgens mij over wat wij nog aan conventionele capaciteit hebben om elektriciteit te produceren. Ik heb al aangegeven dat die capaciteit op dit moment ruim voldoende is. De komende jaren komt er nog meer capaciteit beschikbaar. Zelfs de sluiting van vijf kolencentrales kan gemakkelijk opgevangen worden. Tot 2028 is er volgens TenneT geen probleem. De samenwerking met de buurlanden is al optimaal. Ik ben daar zeer voor gemotiveerd. De heer Vos vraagt om te bekijken hoe wij de capaciteit om in Nederland elektriciteit te produceren, in internationaal verband in kunnen brengen. Dat is een waardevolle gedachte. Wij hebben het daar al eerder over gehad. Ik ben daar ook zeer toe bereid. Dat doe ik ook in het contact met de buurlanden. Ik ben dus van mening dat deze motie geen meerwaarde heeft. Ik stel de heer Vos voor om deze motie in te trekken.
In zijn motie op stuk nr. 213 vraagt de heer Vos om bij de uitwerking van het energieakkoord de opwekking van decentrale energie zo ruimhartig mogelijk vorm te geven. Ik deel die opvatting van de heer Vos. Daarom hebben wij ons eerst al afgevraagd hoe wij dit op een verantwoorde manier ruimhartig kunnen doen. Wij kwamen toen op 6 cent per kWh. Uiteindelijk hebben wij in het verband van het energieakkoord ermee ingestemd om nog verder te gaan en nog ruimhartiger te zijn en is het 7,5 cent geworden. Dat is ongeveer het dubbele van wat er via de SDE-plusregeling aan wind op land wordt weg gesubsidieerd van de onrendabele top. De hele onrendabele top van wind op land kan met 3 tot 4 cent per kWh weg worden gesubsidieerd. Deze 7,5 cent is dus echt ruimhartig. Als de heer Vos na deze toelichting van mening is dat ik ruimhartig ben, heb ik geen bezwaar tegen de motie. Dan laat ik het oordeel aan de Kamer.
De heer Jan Vos (PvdA):
Aan mijn motie op stuk nr. 212 heeft de minister precies die invulling gegeven die ik zelf beoogde. Het gaat dan met name om het uitstekende gasnetwerk in Nederland, de opslagcapaciteit die wij op dit moment in het netwerk realiseren en de wijze waarop wij dit ook strategisch in de toekomst willen doen. Wij willen dat op een dusdanige wijze doen dat wij die opslagcapaciteit voor ons eigen land, maar ook voor onze buurlanden die daar een veel groter probleem mee hebben, met name Duitsland, kunnen inzetten op moment dat er piekbelasting is op het netwerk. Dit heeft ook te maken met interconnectoren.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Jan Vos (PvdA):
Als wij het daar over eens zijn, kan die motie gezien worden als ondersteuning van bestaand beleid en is die daarmee overbodig. Ik heb er geen enkel probleem mee om die motie in te trekken, als wij die opvatting delen.
In de motie op stuk nr. 213 gaat het over ruimhartigheid. Ik begrijp heel goed dat de minister die motie financieel interpreteert. Dat komt ook door de relatief korte tijd dat ik hier zit. Ik bedoelde die ruimhartigheid ook in overdrachtelijke zin. Het gaat dus ook om de wijze waarop je regelingen opstelt. Dit verwijst ook een beetje naar de discussie over de postcoderoos en de gemeentegrens. Het gaat erom dat wij mensen in staat stellen om zelf energie op te wekken op een duurzame wijze.
De voorzitter:
Mijnheer Vos, u mag echt alleen op de motie ingaan en u mag geen betoog houden. Het advies van de minister over de motie op stuk nr. 213 was: oordeel Kamer.
De heer Jan Vos (PvdA):
Die motie laat ik dus in stemming brengen.
Minister Kamp:
Dan de motie op stuk nr. 212. De heer Vos heeft nog iets toegevoegd over de mogelijkheden die ons gasnetwerk bieden. Dat vind ik een relevante opmerking. Ik wil dat aspect graag betrekken in het overleg met de buurlanden. Gelet op die toevoeging heb ik geen bezwaar tegen deze motie en laat ik het oordeel daarover ook aan de Kamer.
Wat de motie op stuk nr. 213 betreft hoop ik dat de heer Vos met mij van mening is dat onze houding tegenover lokale energieopwekking zeer positief is. Dat doen wij uit overtuiging, dat doen wij omdat het in het regeerakkoord staat, dat doen wij omdat het in het energieakkoord staat. Als ik met 7,5 cent kom, kan de Kamer altijd zeggen dat het 9 cent moet zijn. Als ik met een postcodegebied komt, kan de Kamer zeggen dat het ook de gebieden eromheen moeten zijn. Nu kom ik met het postcodegebied én de gebieden eromheen — ik ga tot 70.000 inwoners — en dan kan de Kamer zeggen dat ik nóg ruimhartiger moet zijn. Zo doet de heer Vos dat niet. Hij formuleert het voorzichtig. Op de manier waarop hij het in deze motie heeft geformuleerd en op de manier waarop ik het heb toegelicht, heb ik geen bezwaar tegen de motie en laat ik het oordeel erover aan de Kamer. Ik hoop dat de Kamer met mij van mening is dat wij het op deze manier ruimhartig doen en dat wij daarmee moeten doorgaan.
Ik kom op de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 214. Daarin staat dat wij geen genoegen moeten nemen met het SER-energieakkoord. Ik ontraad die motie.
In de motie op stuk nr. 215 vraagt mevrouw Ouwehand om de opsporingsvergunningen voor schaliegasboringen in te trekken. Die motie ontraad ik ook. Ik ben van plan om de komende periode van ongeveer anderhalf jaar, in ieder geval tot eind van het volgende jaar, waarin ik een landelijke afweging wil maken van locaties waar eventueel proefboringen zouden kunnen plaatsvinden, te gebruiken om ook te kijken naar de techniek van het fracken. Ik wil ook de mogelijkheden bezien om een gebied dat in aanmerking komt voor eventuele proefboringen, een perspectief te bieden van een combinatie van economische activiteiten, die het voor zo'n gebied aantrekkelijk maken om daaraan mee te werken. Al die dingen ga ik uitwerken. Ik ben absoluut niet van plan om in de tussenperiode proefboringen te laten plaatsvinden. Wat mij betreft is het allemaal bevroren. Ik ben ervan overtuigd dat degenen die al zo'n vergunning hebben, er absoluut geen belang bij hebben om dat door te zetten. Volgens de procedure die er nu ligt, en volgens de uitspraken van de gemeenten leidt dat tot een afwijzing. Daar kopen zij niets voor. Zij hebben er meer belang bij om te bekijken hoe het proces zich nu verder ontwikkelt. De komende anderhalf jaar gaan wij op drie punten onderzoeken doen en dingen nader uitwerken. Ik denk dat hier een probleem opgelost wordt dat zich niet voordoet. Laten wij wachten tot eind volgend jaar en laten wij dan kijken wat er ligt en wat wij daarvan vinden. Om die reden ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
Resteert de motie op stuk nr. 211.
Minister Blok:
Voorzitter. Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Dik-Faber en Van Tongeren. Zij vragen de regering om een objectieve monitor te maken voor de prestaties van de woningcorporaties en die bij een onafhankelijke partij te leggen. Zoals ik in eerste termijn aangaf, ga ik de komende weken rond de tafel met de woningcorporaties. Ik ben best wel eens kritisch op woningcorporaties, maar eerlijk gezegd hebben ze op het punt van de energiebesparing de afgelopen jaren een goede prestatie geleverd. Ik vind het daarom jammer om dit overleg van tevoren te belasten met in feite toch wel ietsje wantrouwen. Ik heb verder wel degelijk de intentie om goede prestatieafspraken te maken. Er komt bovendien een monitoringscommissie die toezicht gaat houden op het hele energieakkoord.
Ik ben van plan om de Kamer in november te informeren over de afspraken die ik met de woningcorporaties ga maken. Ik vraag de indieners daarom om de motie aan te houden. Het staat de indieners natuurlijk vrij om in november mijn rapportage te beoordelen. Maar als zij op mijn verzoek ingaan, heb ik nu de mogelijkheid om het gesprek met de woningcorporaties onder een iets vrijer gesternte te voeren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Laat ik helder zijn: het is geenszins mijn bedoeling om een soort motie van wantrouwen uit te spreken door te verzoeken om een onafhankelijke partij. Het lijkt mij wel belangrijk om de monitoring net als bij alle monitoring door een onafhankelijke partij te laten uitvoeren. Het is niet speciaal bedoeld voor de woningbouwcorporaties, want je wilt natuurlijk dat elke monitor onafhankelijk wordt uitgevoerd. Je wilt bijvoorbeeld ook dat elk wetenschappelijk onderzoek onafhankelijk wordt gedaan. Misschien kan de minister mijn toelichting zo interpreteren dat het mij met deze motie helemaal niet te doen is om een motie van wantrouwen richting de woningbouwcorporaties op tafel te leggen. Ik wil gewoon dat er gekeken wordt naar wat er mogelijk is. Wat is de reactie van de minister daarop?
Minister Blok:
Het is goed om te horen dat mevrouw Van Veldhoven het niet uit wantrouwen doet. Een van de dingen die ik met de woningcorporaties wil bespreken is de vraag hoe we het zonder al te veel administratieve lasten vorm kunnen geven. Ik kan dat niet beoordelen voordat ik met hen hierover heb gesproken. Dat is ook een reden waarom ik mevrouw Van Veldhoven suggereer om na mijn rapportage aan de Kamer te bezien of wat ik met hen heb besproken, voldoet aan haar wensen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Zo weinig mogelijk administratieve lasten is zeker ook een wens van mijn partij. Dat heeft de minister ons in meerdere debatten horen zeggen. Ik zie echter niet in waarom dat per se strijdig is met hetgeen ik in de motie uitspreek. De minister heeft een helder verzoek neergelegd, namelijk om tot november te wachten. Ik ben bereid om deze motie vanwege deze constructieve dialoog aan te houden.
De voorzitter:
Daarom gaf ik u ook het woord.
Mevrouw Ouwehand, wilt u reageren op een motie?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik wil reageren op mijn motie over opsporingsvergunningen voor schaliegas. Ik wil u laten weten dat ik deze motie op stuk nr. 215 aanhoud. Het duurt een beetje lang voordat we in de Kamer dat debat hebben en ik wil graag met collega's die met ons vinden dat die vergunningen van tafel moeten, overleggen wanneer we deze motie in stemming brengen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (30196, nr. 215) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (30196, nr. 211) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de vergadering. Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-8-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.