5 Stabiliteitsprogramma en Nationaal Hervormingsprogramma

Aan de orde is het debat over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma.

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën. Wij gaan ons buigen over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma. Er hebben zich acht sprekers van de zijde van de Kamer gemeld. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Harbers van de fractie van de VVD.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Vandaag debatteren wij over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma, beter bekend in de volksmond van onze Kamer als "de brief naar Brussel". In de afgelopen twee jaar kreeg dit debat grote betekenis, hoewel het soms wat verstopt was in de late avond voor het meireces. Dat was noodgedwongen, omdat we, in weerwil van de begrotingsregels in de eerste plaats moesten doen aan saldosturing, omdat ons tekort behoorlijk uit de hand was gelopen. Dat leverde ook extra bezuinigingspakketten op in de brief naar Brussel; twee jaar geleden 12 miljard in het Lenteakkoord voor de begroting van 2013, en vorig jaar 4,3 miljard en later 6 miljard voor de begroting van het lopende jaar, 2014.

Dat was nodig om uit de buitensporigtekortprocedure te komen. Het lijkt erop dat dat nu gelukt is en dat wij daar binnenkort uit zijn. Dat laat zien, zo kun je zeggen, dat Nederland levert op alle fronten. Dat zie je ook als je kijkt naar de aanbevelingen van de afgelopen jaren. Zie de hervormingen in het Nationaal Hervormingsprogramma. Er zijn hervormingen op de woningmarkt, ten aanzien van de huur- en de koopmarkt, en in het pensioenstel, met een wijziging van de pensioenleeftijd. Ik wijs op de hervormingen in de Participatiewet, op de arbeidsmarkt en in de zorg, waarvan wij vandaag de onderdelen inzake langdurige zorg behandelen. Er zijn maatregelen genomen ten aanzien van houdbare sociale zekerheid, een kleinere overheid en houdbare overheidsfinanciën. Bij dat alles is het groeivermogen ontzien, met name door onderwijs en onderzoek te ontzien vanwege het belang daarvan voor ons verdienvermogen in de toekomst.

Het zijn allemaal ook moeilijke maatregelen, omdat iedereen in Nederland ze voelt. Voor sommige is dat overigens pas komend jaar het geval. Een overheid die haar begroting op orde heeft en hervormingen die ons concurrentievermogen versterken, zorgen er echter wel voor dat de economie weer groeit. Dat gaat op dit moment nog langzaam, maar het zit in elk geval wel weer in de plus. Via de bekende trits in Nederland van aantrekkende wereldhandel en export, aantrekkende bedrijfsinvesteringen — daar zien wij gelukkig ook steeds meer berichten van — en pas daarna aantrekkend consumentenvertrouwen leidt het uiteindelijk ook tot een daling van de werkloosheid en tot banen voor Nederlanders die nu nog aan de kant staan.

Nederland levert dus op alle fronten en zo hoort het ook. Nederland is dat aan zijn eigen reputatie en ten behoeve van zijn eigen toekomst verplicht. Dat zeg ik ook met een schuin oog naar sommige andere EU-lidstaten, zoals Frankrijk, waar dit soort discussies iets anders loopt. Daar komen wij binnenkort vast nog over te spreken in de Ecofin. Ik zeg er echter nog iets bij, namelijk dat wij er nog niet zijn. Het Stabiliteitsprogramma laat zien dat de keuze van het huidige en het vorige kabinet om de begroting op orde te brengen en structurele hervormingen door te voeren een juiste is geweest. De economie begint langzaamaan aan te trekken en het tekort en het structurele tekort lopen gestaag terug.

Ik zeg er wel bij dat 3% niet de nieuwe nul is. Het feit dat wij nu een tekort hebben van minder dan 3% is wat de VVD betreft slechts een tussenstation op weg naar begrotingsevenwicht over een paar jaar. Het is nu van belang om koers te houden en onze greep op gezonde overheidsfinanciën en structurele hervormingen niet te laten verslappen. Met die kanttekening, of zo u wilt aanmoediging, stemt de VVD in met het verzenden van dit Stabiliteitsprogramma en dit Hervormingsprogramma naar de Europese Commissie. Postzegel erop, op de bus en dan weer snel doorgaan en koers houden.

De heer Van Hijum (CDA):

Het gaat allemaal geweldig de goede kant op. Mijn vraag aan de heer Harbers is wat hij vindt van de ontwikkeling van de collectievelastendruk naar een recordhoogte van 41,3% in 2015. Daar kan de VVD toch onmogelijk gelukkig mee zijn? Als de VVD daar iets aan wil doen — ik koppel die vraag er maar meteen aan — zet zij dan inderdaad in op het volledig afschaffen van de toeslagen om die vervolgens in te zetten voor verlaging van de belastingen?

De heer Harbers (VVD):

Dat zijn twee vragen in één. Net als de heer Van Hijum waarschijnlijk, vind ik het jammer dat de collectievelastendruk de afgelopen jaren is opgelopen. Dit gaat een debatje worden dat de heer Van Hijum en ik al heel vaak hebben gevoerd. Voor mij is het het allerbelangrijkst dat wij eerst gezonde en houdbare overheidsfinanciën krijgen. Dat is namelijk het beste fundament voor een lastenverlichting. De heer Van Hijum en ook de VVD worden echter waarschijnlijk al komend jaar een stukje bediend door de voorgenomen verhoging van de arbeidskorting, waarover wij een paar weken geleden debatteerden. De VVD is inderdaad, zoals de heer Van Hijum in de krant heeft kunnen lezen, voorstander van een eenvoudiger en robuuster belastingsysteem in de toekomst, waarin wij minder geld rondpompen. Dat geldt gelukkig inmiddels voor meer fracties in deze Kamer.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij stimuleer je de economie en het consumentenvertrouwen juist door te werken aan lastenverlichting en kun je op die manier ook de overheidsfinanciën gezond maken. Ik begrijp de redenering van de heer Harbers dus niet helemaal. Laat ik het even toespitsen op de toeslagen. De heer Zijlstra sprak namelijk niet over eenvoudiger of simpeler maken, maar over het afschaffen van de toeslagen en het omzetten daarvan in lagere belastingen. Ik hoor graag van de heer Harbers of hij daar nu een foutje mee heeft gemaakt. Ik heb hier een staatje met de inkomensgevolgen, zoals hij kan zien. Ik wil graag weten of de VVD daarvoor tekent of niet. Of wordt hier inderdaad op doorgezet en worden in de komende jaren samen met de PvdA stappen gezet in die richting?

De heer Harbers (VVD):

Ik begin met het beantwoorden van de eerste vraag. Het consumentenvertrouwen kun je inderdaad stimuleren met een belastingverlaging, maar wat mij betreft alleen als daar minder uitgaven van de overheid tegenover staan. Want een belastingverlaging op de pof, leidt niet tot structureel extra consumentenvertrouwen.

De heer Van Hijum sprak ook over de afschaffing van de toeslagen. Ja, ik ken de plaat die hij hier liet zien. Daarop wordt getoond wat er zou gebeuren in het huidige belastingstelsel. Juist daarom zoeken wij naar een belastingstelsel voor de toekomst waarin inderdaad geen toeslagen zijn en waarin minder geld wordt rondgepompt, maar waarin ook dit soort extreme inkomensuitslagen worden gerepareerd. Dat betekent dus dat wij op weg moeten gaan naar een ander, eenvoudiger, robuuster belastingstelsel. Hopelijk kunnen we later dit jaar een eerste stap in die richting zetten — dat weet de heer Van Hijum — als wij de reactie op de resultaten van de commissie-Van Dijkhuizen hebben ontvangen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Harbers zei een aantal keren: Nederland levert op alle fronten. Dat klopt. Nederland levert zichzelf uit aan Brussel. Maar wat levert Nederland aan al die werklozen? Er staan nu 700.000 man aan de kant. Wat doet Nederland voor de houders van al die pompstations aan de grens die nu failliet dreigen te gaan? Is dat leveren? Is de heer Harbers alleen maar bezig met leveren aan Brussel? Is hij alleen maar bezig met de vraag hoe hij kan voldoen aan de norm van 3%? Of is hij volksvertegenwoordiger en denkt hij dus aan al die werklozen en aan al die faillissementen?

De heer Harbers (VVD):

Nederland levert aan zichzelf. Nederland levert ten dienste van het eigen groeivermogen en concurrentievermogen. Dat lukt niet als de overheid te grote tekorten heeft. Want iedereen in Nederland weet dat we daarvoor ooit een rekening krijgen in de vorm van een veel hogere belastingaanslag. Die tekorten en die schulden zullen we namelijk ooit met z'n allen, met 16,8 miljoen Nederlanders moeten wegwerken. Daarom realiseer ik me ook iedere dag dat iedereen die nu aan de kant staat, het best geholpen is met een baan. Die banen schept de overheid niet. Die banen scheppen we door ons groeivermogen weer op orde te krijgen. Bedrijven en burgers in dit land moeten weten waar ze aan toe zijn. Zij moeten weten dat hun niet nog een grote belastingaanslag in de toekomst boven het hoofd hangt. Dit is een ontzettend pijnlijke fase waar we doorheen moeten. We zien echter nu dat het werkt. We zien dat we zelfs al met terugwerkende kracht vanaf het tweede kwartaal van 2013 weer voorzichtig in de plus zitten. Alleen als je die ontwikkeling inzet, kun je op termijn ook een daling van de werkloosheid tegemoetzien. Dan zal het echter gaan om echte banen die mensen ook echt en langdurig aan de slag houden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De lichtpuntjes die de heer Harbers ziet, zie ik ook. Ze zijn er echter niet dankzij het beleid van het kabinet en dankzij de VVD, maar ondanks de VVD. De lichtpuntjes worden namelijk veroorzaakt door een kleine opleving van de wereldhandel. Daarvan profiteert Nederland. Het kabinet, met al zijn lastenverzwaringen en belastingverhogingen, heeft er juist voor gezorgd dat de groei minder hoog is dan hij had kunnen zijn. Waar is de VVD nu? De heer Harbers zou toch moeten weten dat voor het stimuleren van de groei lastenverlaging nodig is? Voor groei moet de overheid niet keihard op de rem trappen door de lasten juist te verhogen. Als dat gebeurt, stagneert de groei-impuls die juist de VVD altijd zo bepleit.

De heer Harbers (VVD):

Je kunt dit in ieder geval niet doen door het tekort verder te laten oplopen. Een belastingverlaging klinkt heel mooi. Je zou zeggen: meteen doen! Maar als je die op de pof financiert, zonder dat de uitgaven worden beperkt, draai je mensen pas echt een rad voor ogen. De economie van Nederland groeit ook weer omdat dit land een kabinet heeft dat het, ondanks kritiek, toch aandurft om moeilijke maatregelen te nemen. Daarmee wordt Nederland echt en structureel uit het slop getrokken.

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Harbers heeft het over de publieke schuld van de overheid. Hij zegt dat die nog verder moet worden teruggebracht. De commissie heeft het echter niet alleen maar over de schuld van de overheid, maar ook over de private schulden. Daarvoor bestaat een grenswaarde, namelijk 133% van het bbp. In Nederland ligt het op 219% van het bbp. Welke concrete plannen heeft de VVD om dat percentage terug te brengen? Welke concrete plannen daarvoor liggen er nu bij het kabinet? Hoe wordt de privateschuldenberg in de komende jaren aangepakt?

De heer Harbers (VVD):

Dat staat allemaal in dat hervormingsprogramma. Daarvoor is er een alomvattende aanpak op de woningmarkt, dus tegelijk op de huurmarkt en de koopmarkt. Zo'n aanpak is daarop het antwoord. De heer Klaver weet net als ik dat je dat niveau niet in korte tijd kunt terugbrengen naar het gemiddelde van 133%. Dat is ook niet nodig, want die schuld is alleen een probleem als mensen die niet kunnen afbetalen omdat er geen vermogen meer tegenover staat. Wil je de woningmarkt echter goed uit het lood slaan, dan moet je vooral doen wat de heer Klaver adviseert, namelijk die schulden veel sneller afbouwen. Ik vind dat het kabinet met een adequaat pakket maatregelen voor de woningmarkt is gekomen. Daarvan moet ook voor de Europese Commissie uiteindelijk voldoende vertrouwen kunnen uitgaan. Zij zal erop kunnen vertrouwen dat wij ook goed zicht houden op de ontwikkeling van onze private schuld.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat is een interessante manier van argumenteren. Ten aanzien van het begrotingstekort, de schuld van de overheid, hebben we geen moment te verliezen. Dat tekort moeten we zo snel mogelijk naar beneden brengen. De Europese Commissie oordeelt jaar na jaar dat de plannen met de hypotheekrenteaftrek waar de heer Harbers het over heeft, niet voldoende zijn en dat er meer stappen gezet moeten worden. We weten ook dat de privateschuldenberg niet alleen te maken heeft met de hypotheekschuld. Vindt de heer Harbers in den brede dat het kabinet misschien meer stappen moet zetten om de privateschuldenberg terug te brengen?

De heer Harbers (VVD):

Nee, omdat daar bijvoorbeeld ook vermogen tegenover staat. We zijn ook een land dat in extreme mate spaart voor het eigen pensioen. In tegenstelling tot de heer Klaver, zie ik het probleem dan ook niet zo. Bovendien, ondanks het feit dat de Europese Commissie hiernaar de afgelopen jaren heeft gekeken, heeft dat nooit geresulteerd in een aanbeveling voor Nederland. Dus ook dat gelijk hebben we aan onze zijde.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Dijck. Ik zie dat er nog een vraag komt van de heer Merkies. U moet wel bij de microfoon gaan staan, mijnheer Merkies. Wilt u even terugkeren, mijnheer Harbers?

De heer Merkies (SP):

De heer Harbers liep zo snel weg ...

De heer Harbers (VVD):

Ik dacht dat u kwam spreken.

De heer Merkies (SP):

Nee, dat is zo meteen pas. De huishoudentoeslag gaat niet door. Wat heeft de heer Harbers daarvoor in de plaats? Hij zegt: ik wacht de plannen van het kabinet af. Hij heeft echter zelf gezegd: ik wil die toeslagen niet, ik wil ervan af. Hij wil er dus niks voor in de plaats. Waar haalt de heer Harbers dan het geld vandaan?

De heer Harbers (VVD):

De heer Merkies vraagt naar de bekende weg. Hij weet — dat heb ik immers zojuist verteld — dat ik geen voorstander ben van het huidige toeslagensysteem. Ik vind dat we daar in de toekomst van af moeten. Ondertussen heeft het kabinet aan de Kamer geschreven dat de huishoudentoeslag er komend jaar niet komt en dat er nog plannen komen die netjes in de begroting belanden. Wat dat betreft wacht ik even de plannen van het kabinet af. Die zullen ongetwijfeld een keer naar de Kamer komen, uiterlijk op Prinsjesdag.

De heer Merkies (SP):

Dat kun je zeggen als je niet zelf zegt dat je van al die toeslagen af wilt. Ik neem aan dat je, als je zegt dat je van al die toeslagen af wilt, daar ook een plaatje bij hebt. De heer Van Hijum liet al een plaatje zien van de desastreuze effecten. Ik neem aan dat de heer Harbers ook een plaatje in zijn hoofd heeft. Waar zullen de klappen vallen, bij wie? Kan hij daarover eens duidelijkheid geven?

De heer Harbers (VVD):

Nee, dat doe ik niet. Geen misverstand: de huishoudentoeslag is niet van de baan. Hij wordt niet ingevoerd in 2015, maar voor 2016 liggen alle opties open. Ik ben ervan overtuigd dat het kabinet het best een mooie optie vindt om de gevolgen voor de koopkracht te beperken, maar ondertussen wel minder geld rond te pompen door toeslagen te verstrekken aan mensen bij wie je datzelfde geld eerst hebt opgehaald via de belasting.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. We hebben net de heer Harbers gehoord en we lezen in de stukken de mening van het kabinet. Het kabinet speelt mooi weer, maar houdt tegelijkertijd de mensen voor de gek. Nederland staat er immers nog steeds belabberd voor, en wel dankzij dit kabinet. Het kabinet zegt: de economie groeit weer, met 0,75%. Dankzij de wereldeconomie en ondanks de maatregelen van dit kabinet.

Zogenaamd groeit ook de binnenlandse vraag, maar de consumptie daalt en ook de koopkracht daalt. Zogenaamd daalt ook de werkloosheid, maar de werkloosheid staat nog steeds op een recordhoogte van 700.000. De werkloosheid is nog nooit zo hoog geweest. Ook dit jaar krijgen we er 50.000 werklozen bij. Zogenaamd stabiliseert de huizenmarkt, maar tegelijkertijd staan 1,4 miljoen huizen onder water en de huizenprijzen blijven dalen, zo zagen wij gisteren. Zogenaamd gaan de lasten omlaag, met 500 miljoen. Maar tegelijkertijd worden de lasten voor gezinnen volgend jaar met bijna 6 miljard verhoogd en is de collectieve lastendruk nog nooit zo hoog geweest.

Vandaag legt het kabinet verantwoording af aan Brussel. Brussel is de baas. Het kabinet staat buitenspel. Dat is een regelrechte aanslag op ons budgetrecht en op de democratie. De Raad van State heeft het twee jaar geleden goed gezien met de opmerking dat we Prinsjesdag net zo goed kunnen afschaffen; Prinsjesdag is nog voor de bühne. Ben Bot zei gisteren in het FD: als Brussel bepaalt dat we te veel geld uitgeven aan de zorg, dan hebben we een stuk van het begrotingsrecht ingeleverd. En zo is het.

Het kabinet heeft Nederland uitverkocht aan Brussel. Het parlement, wij, staat buitenspel. Het kabinet voert klakkeloos de misvormingsagenda van Brussel uit. De woningmarkt, de arbeidsmarkt, het pensioenstelsel en de zorg moeten allemaal op bevel van Brussel worden afgebroken. Om dit te verhullen en de pijn te verzachten plakt het kabinet hier en daar een pleistertje. Neem de woningmarkt. De hypotheekrente moet worden afgeschaft. Het kan ze in Brussel niet snel genoeg gaan. Het kabinet gehoorzaamt braaf, met alle desastreuze gevolgen van dien. De prijzen zijn al met meer dan 20% gedaald en zoals gezegd staan 1,4 miljoen mensen onder water. Maar, de restschuld mag je wel meefinancieren, starters krijgen ook een starterslening en je mag €100.000 belastingvrij schenken. Dus moeten we blij zijn.

Dan de huurmarkt. Brussel wil dat we de huren liberaliseren. Mark Rutte zegt: dan pakken we gelijk het scheefwonen aan. De huren schieten omhoog en mensen worden het huis uitgejaagd. Maar pleisters komen er ook. Er komt namelijk extra geld voor schuldsanering.

De arbeidsmarkt moeten we flexibiliseren, de WW moet korter, de ontslagvergoeding moet lager en de flexcontracten minder. Wel komt er extra geld om mensen om te scholen. Daarnaast hebben we natuurlijk Mirjam Sterk, onze ambassadeur. Dus moeten we blij zijn.

Ook de pensioenen moeten we toekomstbestendiger maken, dus de AOW-leeftijd gaat omhoog en de pensioenopbouw omlaag.

Brussel wil ook dat we de zorguitgaven beteugelen. Dus sloopt het kabinet de ouderenzorg en sluit het onze verzorgingshuizen. Maar er komt wel 100 miljoen extra om de 80.000 werklozen aan een nieuwe baan te helpen. Welke baan?

Nederland snakt naar lucht, weg van de dictaten uit Brussel. Wat Nederland nodig heeft, is echte lastenverlichting en meer koopkracht. Wat Nederland nodig heeft, zijn echte banen en geen gesubsidieerde banenplannen. We leveren onze vrijheid, onze soevereiniteit, onze welvaart en onze euro's in bij Brussel en dan durven ze ook nog te beweren dat Brussel zo goed voor ons is, zo goed voor onze welvaart. In ons NExit-rapport hebben we onomstotelijk aangetoond dat Nederland beter af is buiten de EU met z'n eigen munt; het Zwitserse model in het hart van Europa, maar buiten de EU.

Ik heb nog twee concrete vragen. Ten eerste. In het Stabiliteitsprogramma staan niet de maatregelen, de cadeautjes van de minister van Financiën die hij de afgelopen twee weken loopt uit te delen, zoals het een echte PvdA-minister betaamt. Ik denk aan het zorgakkoord, 360 miljoen, aan de 500 miljoen extra arbeidskorting en aan het niet doorgaan van de huishoudentoeslag. Dat slaat een gat van 1,5 miljard in onze begroting, maar de minister van Financiën zegt dat te gaan dekken met toekomstige meevallers. Krijgen we nog een update van het Stabiliteitsprogramma of moeten we de meevallers nog zelf creëren?

Ten tweede een vraag over de nieuwe rekenmethode van Eurostat. Opeens is onze economie 45 miljard groter in 2010 en opeens is de staatsschuld kleiner. Hoe kan dit, wat betekent dit voor het rapport en voor de komende jaren? Kan de minister ons garanderen dat het geen truc is van Eurostat om meer afdrachten van Nederland af te dwingen? Immers, hoe groter ons bbp, hoe meer we mogen afdragen aan de mannen en vrouwen in Brussel. Graag krijg ik hierop een reactie, want er wordt nu al over gesproken dat we tientallen miljoenen extra mogen inleveren in Brussel.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Vandaag bespreken we het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma. Laten we eerlijk zijn: het rapport van het kabinet ziet er zeker niet slecht uit. Er lijkt licht aan het einde van de tunnel. De economische groei trekt aan en de eerste tekenen van herstel dienen zich aan. Dat is goed nieuws. Toch nemen deze voorzichtig optimistische cijfers bij GroenLinks nog niet alle zorgen weg.

Allereerst zijn er oplossingen nodig voor de problemen die nu acuut zijn. Ik denk daarbij op de allereerste plaats aan de torenhoge werkloosheid, met name onder jongeren. Het kabinet onderneemt wel actie tegen de jeugdwerkloosheid, maar het krijgt niet de absolute prioriteit die GroenLinks er wel aan wil geven. In april 2013 hebben alle EU-lidstaten hun handtekening onder de jeugdgarantie gezet. Het is nu april 2014 en Nederland heeft nog steeds geen plan ingeleverd bij de Commissie over de wijze waarop het iedere jongere na maximaal vier maanden werkloosheid een baan, stage of opleiding garandeert. Het is een gemiste kans dat het kabinet deze garantie niet durft te geven. Wat is de handtekening van het kabinet onder dit jeugdpact waard geweest? Er werden toen ronkende persberichten uitgedaan. Op welke manier geeft het kabinet daar nu vorm en uitvoering aan?

Het tweede zorgpunt is de terugkerende keuze voor denivellering ten opzichte van het oorspronkelijke akkoord. Helaas moeten we constateren dat dit kabinet de inkomensongelijkheid liever vergroot dan verkleint. Daar gaat mijn vraag van vandaag echter niet over. Mijn vraag is wat het kabinetsstandpunt is ten aanzien van de verdeling van vermogen. De afgelopen week hebben de kranten volgestaan met berichtgeving over de toenemende vermogensongelijkheid. Juist in crisistijd neemt deze toe. Wat GroenLinks betreft zouden topvermogens veel zwaarder mogen worden belast, om zo de belasting op inkomen te kunnen verlagen. Dit is niet alleen rechtvaardig, maar ook beter voor de economie. Het IMF, de OECD en de Europese Commissie erkennen allemaal dat de belasting op inkomen vele malen verstorender voor de economie is dan de belasting op vermogen. Deelt de minister deze conclusie? Welke mogelijkheden ziet hij om de belasting op het vermogen te verhogen?

Het derde zorgpunt is het ontbreken van een visie op de toekomst van de economie. Waar het kabinet heen wil, blijft onduidelijk. Meer groei, maar wat voor groei dan? Niet iedere groei is per definitie goed. Wij zijn helder. Wat ons betreft moet die groei duurzaam zijn. Een van de mogelijkheden hiervoor is meer gerichte stimulering via innovatiebeleid. In Nederland zijn bedrijven via het topsectorenbeleid nu vraagsturend. Daarmee bepalen zij, de winnaars, wat nodig is, terwijl het ook anders kan. Je zou het immers ook aan de uitdagers kunnen vragen.

Wat GroenLinks betreft zou de overheid veel meer vraagsturend moeten zijn. Innovatiesubsidies kunnen dan bijvoorbeeld enkel nog verstrekt worden aan ideeën die bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Welke mogelijkheden ziet de minister hiervoor? Is hij het met mij eens dat Nederland in verhouding tot andere landen relatief veel generieke subsidies verschaft, zoals de Wbso? Landen als Zweden en Denemarken subsidiëren veel gerichter en met name projecten die zich richten op de lange termijn en op zaken die een maatschappelijke uitdaging vormen, zoals klimaatverandering, de afnemende kwaliteit van grondwater et cetera. Ziet de minister mogelijkheden om deze generieke subsidiepot effectiever in te zetten, gericht op duurzaamheid?

Tot slot wil ik stilstaan bij twee onderwerpen: de aanbevelingen van de Commissie en de begrotingscyclus in relatie tot het Europees semester. Wat doet het kabinet precies met de aanbevelingen van de Commissie? De Commissie geeft jaar op jaar aan dat de particuliereschuldenberg ongezond groot is en kleiner moet worden. De hypotheekrenteaftrek is beperkt, maar dat volstaat nog lang niet om onze schuldenberg terug te dringen tot de maximaal toegestane waarde van het scorebord. De grenswaarde van het scorebord is 133% van het bbp. Nederland zat in 2012 op 219% van het bbp. Heeft het kabinet concrete plannen om de privateschuldenberg terug te dringen tot deze grenswaarde? Zo ja, welk tijdpad ziet het kabinet daarbij voor zich? Zo niet, dan zal ik het kabinet er via een motie toe aansporen om op dit punt gericht beleid te ontwikkelen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Klaver maakt zich met mij en met Europa zorgen over de hoge private schulden. Dat verbaast mij, want wij lezen deze dagen allerlei berichten in de media dat GroenLinks met het kabinet onderhandelt over het invoeren van een sociaal leenstelsel. Dat leenstelsel zal de private schulden van studenten met ten minste €15.000 verhogen. De heer Klaver vraagt het kabinet wat het gaat doen aan de hoge private schuldenberg, maar hij is dan toch de eerste die ervoor kan zorgen dat studenten in ieder geval niet worden opgezadeld met een extra private schuld van ten minste €15.000? Is GroenLinks bereid om van dit onzalige plan af te zien?

De heer Klaver (GroenLinks):

Het is interessant om door het meest constructieve deel van de oppositie te worden aangesproken op gesprekken die er met de coalitie zouden zijn over plannen, in dit geval over het leenstelsel. Met de opmerking dat ik mij zorgen maak over de grote private schulden, zeg ik niet dat ik tegen het maken van schulden ben als dat een investering betekent. De problemen die de afgelopen jaren in Nederland zijn ontstaan, ontstonden niet doordat er schulden zijn gemaakt, maar doordat we die niet hebben afbetaald. Er waren bijvoorbeeld constructies waarmee aflossingsvrije hypotheken mogelijk waren. Dat heeft ervoor gezorgd dat de schuldenberg tot ongezonde proporties is gegroeid. Daarom zitten we niet op de zojuist door mij genoemde Europese norm van 133%, maar ver daarboven.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Klaver zegt dus dat de docent of de verpleegster, die later helemaal niet zo'n gigantisch inkomen zal krijgen, niet veel last zal hebben van die schuld van €15.000. Zij zullen nog vele jaren moeten afbetalen, maar dat is allemaal een investering. Ik wijs de heer Klaver erop dat zij dit toch echt zullen merken, bijvoorbeeld wanneer zij een huis zullen kopen. Ik heb echter een gerichtere vraag. GroenLinks heeft drie harde voorwaarden voor het leenstelsel: een hogere aanvullende beurs, lagere collegegelden en het behoud van de huidige ov-kaart. Staan voor GroenLinks die drie harde voorwaarden nog steeds overeind in de gesprekken met het kabinet over het leenstelsel?

De heer Klaver (GroenLinks):

We hadden nog een vierde wens: als er een leenstelsel komt, moeten er ook gelijk investeringen komen. De opbrengsten van het leenstelsel komen immers pas later en wij willen dat ook de huidige generatie studenten daarvan kan profiteren. Alles wat ik in eerdere debatten heb gezegd over hoe wij naar zo'n stelsel kijken, staat nog steeds.

De voorzitter:

Bent u klaar?

De heer Klaver (GroenLinks):

Nee.

De voorzitter:

U hebt nog een minuut. Ga uw gang.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ga nu in op de begrotingscyclus in relatie tot het Europees semester. De Voorzitter van de Eerste Kamer heeft niet lang geleden aangegeven dat we het semester echt serieus moeten nemen en dat het wenselijk is om alle cijfers eerder in het jaar te hebben. Ik voeg daar zelf de vraag aan toe of we niet een soort financiële voorbeschouwingen zouden moeten hebben door de financiële beschouwingen naar voren te halen, naar het voorjaar. Dan kan het debat dat wij hier hebben, veel meer in de breedte worden gevoerd en dan kan de economische coördinatie die wij in Europa hebben bepleit, veel beter vorm krijgen. Hoe staat de minister daartegenover en erkent hij dat het kabinet op dit moment voorbijgaat aan het doel van het semester? Het kabinet heeft bijvoorbeeld besloten om de Commissie niet te informeren over nog komende uitgaven en nog te vinden dekkingen, bijvoorbeeld voor de huishoudentoeslag. Gaat dit niet voorbij aan wat was beoogd met het semester?

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Het moment in het jaar waarop het kabinet zijn verplichte huiswerk naar Brussel moet opsturen, is weer aangebroken. Het begrotingstekort komt dit jaar uit op 2,9% en volgend jaar op 2,1%, de SNS-perikelen even daargelaten. Toevallig komt dit tekort voor beide jaren precies overeen met het begrotingstekort dat de doorrekening van het SP-programma liet zien. Alleen, daarin zaten niet de bezuinigingen die keihard snijden in de zorg en de sociale zekerheid en die zo desastreus uitpakken voor de lage inkomens. Ook was bij het opstellen daarvan nog niet bekend dat de internationale handel zo zou aantrekken en Nederland daarvan mee zou profiteren.

Als je nu zou stoppen met bezuinigen, blijven veel mensen structureel last hebben van de achteruitgang die zij in de afgelopen periode al hebben doorgemaakt. Onlangs maakte het Nibud bekend dat gezinnen in de bijstand €50 per maand tekortkomen. Aangezien op de vaste lasten niet kan worden bezuinigd, wordt er bezuinigd op basisbehoeften, zoals kleding en voeding. Elke euro aan huurverhoging of verhoging van de zorgpremie vergroot dat tekort. Ik blijf het in dat verband onbegrijpelijk vinden dat alleen de hoogste inkomens er €300 bij krijgen, ook als je de economie wilt aanjagen. Lagere inkomens geven immers van elke verdiende euro meer uit.

De Rabobank berekende eerder dat de cumulatieve bezuinigingen en lastenverzwaringen in deze periode zorgen voor een negatief effect op de groei van 4,5%. Dat is misgelopen groei die je niet meer inhaalt. De hoogleraar economie Bas Jacobs had het daarom al over een verloren decennium. Hij zei: het economisch herstel is in Nederland nu slechter dan in de jaren van de Grote Depressie. Als er al herstel is, dan moet dat volledig komen van uitvoer. De binnenlandse vraag draagt in het geheel niet bij aan de groei, zo kunnen we lezen in het Stabiliteitsprogramma. Behalve het cadeautje van 0,5 miljard aan het rijkste deel van de bevolking doet het kabinet niet aan koopkrachtherstel. Integendeel, de zwaarste klappen krijgen de mensen nog te verduren.

Vandaag wordt hier uitgebreid gesproken over de 3,5 miljard aan bezuinigingen op de langdurige zorg, die grotendeels intact blijven, waardoor verzorgingshuizen massaal moeten sluiten en ouderen verstoken blijven van thuiszorg. Ik heb eerder voorgesteld om de huishoudentoeslag in de ijskast te zetten. De uitvoering ervan is onhaalbaar en de toeslag is bovendien ongewenst, vooral om de lage middeninkomens er de dupe van zijn. Nu is de huishoudentoeslag van de baan, maar we weten niet wat ervoor in de plaats komt. Europa krijgt dus een plan opgestuurd waarin wel de huishoudentoeslag is opgenomen, die van de baan is, maar waarin niet de 500 miljoen zit die aan het rijkste kwart van de bevolking wordt gegeven.

Ik moet steeds meer zaken op een kladbriefje ernaast bijhouden om te weten wat we werkelijk gaan doen. Het zijn dus een soort side letters. De retorische truc is eigenlijk: ja, we hebben het keihard toegezegd; nee, we hebben officieel niets vastgelegd en nee, we weten niet waar het geld vandaan komt.

Is een licht herstel geen voorteken van betere tijden?, zo vroeg Elsevier dit weekend aan de econoom Krugman. Hij antwoordde: nee, er is weinig reden om aan te nemen dat Europa afstevent op een fors herstel. Omdat er zo weinig wordt uitgegeven, duurt het heel lang voordat de schulden zijn afgebouwd. Op die schulden wordt door meer economen gewezen. Zo wezen de economen Fransman en Canoy er onlangs terecht op dat de hoge private schulden een rem zetten op de economie. Zij noemen het zelfs de kernoorzaak van de crisis. En die is nog niet opgelost. Volgens hen zal daarom de consumptieve vraag nog vele jaren achterblijven. Deelt de minister die analyse? Terwijl het vermogen van de 10% rijksten inmiddels is aangegroeid tot ruim boven de 700 miljard, zijn de 10% armsten nog verder in de schulden geraakt. Zij hebben nu een schuld van maar liefst 43 miljard.

De hoge private schulden zijn een probleem voor de economie, maar voor iedereen die daarin verzeild raakt, is het natuurlijk in de eerste plaats een persoonlijk drama. Daarom slaan we met het terugdringen van de private schulden twee vliegen in één klap. Steeds meer mensen vragen schuldhulpverlening aan. Vindt het kabinet daarom ook dat de toegang tot de schuldhulpverlening gewaarborgd moet blijven? De toelatingseisen worden namelijk overal aangescherpt en steeds meer mensen kloppen tevergeefs aan voor hulp.

Ziet het kabinet een verband tussen het bezuinigingsbeleid, de jarenlange terugval van de koopkracht en de toenemende schulden? Wat zijn de plannen van het kabinet om de privateschuldenproblematiek integraal aan te pakken? Ik denk dan aan zowel het terugdringen als het voorkomen van schulden. Is de minister bereid daarover te rapporteren aan de Kamer? Is het kabinet bereid om bij het maken van nieuwe wetten een schuldentoets in te voeren? Dat is een toets waarbij wordt bekeken in hoeverre de wet de private schulden verergert dan wel juist bijdraagt aan de oplossing van een maatschappelijk probleem dat nog veel te veel onderbelicht is. Als het aan de SP ligt, moet de aanpak daarvan boven aan de politieke agenda staan.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Vorig jaar vond dit debat plaats onder een ander gesternte. Wij moesten 4,3 miljard euro, 6 miljard euro of zelfs nog meer extra bezuinigen. Gelukkig klimt de economie nu langzaam uit het dal. De export trekt aan, de investeringen nemen toe, de koopkracht is voor het eerst in jaren toegenomen, het consumentenvertrouwen neemt toe en de huizenmarkt trekt aan. Dat zien wij onmiddellijk terug in de economische cijfers en de begroting. Zaten wij de afgelopen jaren te tobben hoe wij koers konden houden richting de 3%, nu wordt een tekort van 2,1% in 2015 voorzien. Dit toont eens te meer aan dat ons land met zijn open economie sterk afhankelijk is van de internationale economische ontwikkelingen. Ik heb in het debat over de Miljoenennota al aangegeven dat het probleem van onze opgeblazen balansen heeft geleid tot een zogenaamde "boom and bust"-economie. Die volatiliteit zien wij terug in de begrotingscycli. Gelukkig raken wij nu weer uit de Europese vangrail van 3%. Bij die vangrail moeten wij zo ver mogelijk vandaan blijven. Daarmee kunnen wij het tijdperk van keer op keer bezuinigen nu definitief achter ons laten.

Ik vraag de minister van Financiën om in de Miljoenennota in te gaan op de vraag op welke wijze wij kunnen terugkeren naar het trendmatige begrotingsbeleid. Dat vergt een evenwicht op drie terreinen. Het eerste is de verhouding tussen de Europese begrotingsregels en het trendmatige begrotingsbeleid. De minister heeft daarover zelf ook al iets gezegd. Later dit politieke seizoen voeren wij daar nog een apart debat over. Het tweede is de gevoeligheid van onze economie voor conjunctuuromslagen, met daarbij betrokken niet alleen de private rijkdom, maar ook de private schuldenposities en de opgeblazen balansen, die die uitslag in de begroting vergroten. Het derde betreft de ramingen en de ramingsmethodiek op zichzelf. Is de minister bereid, daar in de Miljoenennota op in te gaan?

Dat wij niet extra hoeven te bezuinigen, neemt niet weg dat de Nederlandse economie nog grote problemen kent. Daarvan is de oplopende werkloosheid de allergrootste zorg van de PvdA. De PvdA heeft er vorig jaar voor gepleit om naast het begrotingsakkoord ook een stimuleringspakket voor de economie te maken: vastzittende vermogens lostrekken, de kredietverlening op gang brengen, de bouw stimuleren, woningcorporaties weer aan het bouwen brengen, de koopkracht een impuls geven. Ik zie dat het kabinet daarmee voortmaakt, maar ik zie ook dat er nog een heleboel in ontwikkeling is. Ik roep het kabinet echt op om bijvoorbeeld qredits, bijvoorbeeld de kredietverlening, bijvoorbeeld de banenplannen van minister Asscher zo snel mogelijk ten uitvoer te brengen en tot resultaat te brengen.

Tot slot. De sociale partners deden ook een oproep aan het kabinet de afgelopen tijd om de werkloosheid stevig te blijven bestrijden. Ik sluit mij bij die oproep aan. Is het kabinet bereid, met hen in overleg te treden om samen ten strijde te trekken tegen de oplopende werkloosheid? Dat is namelijk het grootste probleem van deze tijd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Nijboer spreekt zijn zorg uit over de hoge werkloosheid. Dat is begrijpelijk. In aanloop naar de Europese verkiezingen zijn er fracties die zeggen: Europa, let niet alleen op het begrotingstekort en de normen daarvoor, maar introduceer ook een norm voor een maximumwerkloosheidspercentage. Zou de heer Nijboer ook aan deze minister van Financiën die oproep willen doen, dat dat moet worden geregeld? Moet onze minister van Financiën zich daarvoor volgens de heer Nijboer hard gaan maken in Europa?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb hier in verschillende debatten, ook over de Europese programma's, bijvoorbeeld voor Griekenland en voor Cyprus, de minister van Financiën telkens opgeroepen om veel, en meer, aandacht te besteden aan de werkloosheid en in het bijzonder aan de jeugdwerkloosheid, die bijvoorbeeld in Spanje boven de 50% ligt. Die inzet hebt u van mijn fractie steeds gehoord en van mij ook, bijvoorbeeld door de ILO, de International Labor Organization, te betrekken bij de plannen van de trojka. Bijvoorbeeld door in de MEO-procedures, de Europese procedures, aandacht te besteden aan de werkloosheid, en overigens ook aan de financiële sector en de uitwassen daar. Dus ik ben daar een groot voorstander van.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat is een wel heel omslachtig antwoord op een volgens mij vrij eenvoudige vraag. Laat ik die nog concreter stellen. De Europese fractie van de PvdA heeft concreet voorgesteld om een maximumnorm te hanteren voor het werkloosheidspercentage. Dat kun je vanuit Europa gaan regelen, maar het is bekend dat juist de lidstaten, en helemaal onze minister van Financiën, daarop natuurlijk straks heel veel invloed kunnen gaan uitoefenen.

Als de heer Nijboer consequent is, dan vraagt hij deze minister van Financiën om dat nu ook te gaan regelen in Europa, of zich daar hard voor te gaan maken. Is de heer Nijboer daartoe bereid, of zegt hij dat we het met de stimuleringsprogramma's ook wel redden?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb de minister keer op keer in de voorbereiding van de eurogroep gevraagd om van de werkloosheid ook een groot punt te maken in de programma's die daar worden besproken. De norm die wordt gesteld in het verkiezingsprogramma van de PvdA is een aansporing om naast het begrotingsevenwicht ook aandacht te houden voor de reële economische gevolgen van bezuinigingen en ook van de hervormingen in die landen. Dat is waar de PvdA-fractie keer op keer de aandacht voor heeft gevraagd. Het is logisch dat wij dat in het Europees Parlement doen en dat wil ik hier vandaag ook graag weer doen.

De heer Van Hijum (CDA):

We hebben twee weken geleden een debat gevoerd naar aanleiding van de aanpassing van het regeerakkoord. Toen zei de heer Nijboer heel stellig: wij willen geen nieuwe bezuinigingen. Dat ging toen onder andere over de sociale zekerheid en de zorg. Hij was daar heel stellig over. Nu hebben we sindsdien geleerd dat de huishoudentoeslag niet doorgaat, dat die niet kan doorgaan of dat men die niet wil laten doorgaan. Er wordt ook wel gesuggereerd dat men daar niet helemaal uitkwam achter de schermen. De heer Nijboer heeft gepleit voor een strikte zalmnorm. Is hij het eens met de minister van Financiën dat die tegenvaller ook binnen Sociale Zaken moet worden opgevangen? En waar denkt hij dan de bezuiniging van 600 miljoen te halen, oplopend tot zelfs 1 miljard in latere jaren?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik onderschrijf nogmaals, zoals ik zojuist ook in mijn bijdrage te kennen heb gegeven, dat de PvdA-fractie een tegenstander is van nieuwe bezuinigingen. Dat neemt niet weg dat begrotingen met een tekort of tegenvallers natuurlijk moeten worden opgevangen. Wij zullen zien of dat binnen de begroting gebeurt of anderszins. De huishoudentoeslag bestond uit een fiscaal deel en uit een uitgavendeel, en die uitgaven stonden op verschillende begrotingen. Dus hoe dat wordt opgelost, zullen wij zien. Daarvoor zal het kabinet met voorstellen komen. Daar zie ik naar uit.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit is mij net iets te makkelijk, want de heer Nijboer is hier degene die pleit voor terugkeer naar de begrotingskaders en de zalmnorm. Dat heeft hij zelf aangegeven. Nu vraag ik hem wat dan betekent voor het opvangen van de tegenvaller van 600 miljoen tot 1 miljard. Dan zegt hij: dat weet ik niet, het kan zijn dat we wat aan lastenverzwaring doen, het kan zijn dat we wat aan bezuinigingen doen. Kan hij aangeven waar die bezuiniging moet worden gehaald of — dat mag ook — wat hij wil ontzien?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb een pleidooi gehouden voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dat betekent dat je zo veel mogelijk de economie laat meeademen en dat je niet keer op keer hoeft te bezuinigen. Dat neemt niet weg dat als er tegenvallers zijn op een begroting, die gewoon moeten worden gedekt. Het kabinet heeft aangegeven daarvoor met voorstellen te komen. Ik zie die voorstellen tegemoet. Meer heb ik daar vandaag niet over te melden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Zojuist was er een interruptiedebatje over de 5%, de norm voor werkloosheid. De PvdA is de enige die een zo concrete norm in het verkiezingsprogramma heeft staan. Als ik de heer Nijboer goed heb verstaan, heeft hij op de vraag aan hem gezegd: nee, we willen dat niet, het is een aansporing. Wat betekent nu precies het verkiezingsprogramma van de PvdA op dit punt? Wil de PvdA dat er een 5%-norm voor werkloosheid komt in Europa of is dat een aansporing om vooral werk te maken van de bestrijding van de werkloosheid?

De heer Nijboer (PvdA):

Het is beide. Het is de begrotingsnorm van 3%, die niet alleen leidend moet zijn, maar er moet ook aandacht zijn voor de werkloosheid. Dat kun je politiek vormgeven door een norm. Hoe handhaaf je die dan en hoe geef je die dan vorm? Daarover kun je van alles en nog wat zeggen en doordenken. Daar kunnen wij verder over debatteren in het debat dat komen gaat. Maar ik vind echt dat er ook aandacht moet zijn voor de werkloosheid. Ik verwacht, nee, ik weet haast wel zeker dat ik GroenLinks dan aan de zijde van de Partij van de Arbeid vind, die het ook van belang vindt. Wij hebben daarvoor al tijden gepleit. Dat hoeft GroenLinks niet te verbazen. Wij doen dat in Europa dus ook.

De heer Klaver (GroenLinks):

Wij willen dat allebei aanpakken, niet alleen de dictatuur van de 3%, zal ik maar zeggen. Het punt is dat de PvdA heel concreet een ander cijfer heeft voorgesteld, namelijk een keiharde werkloosheidsnorm van 5%. Noem het de dictatuur van de 5%-norm. Zegt de PvdA dat die eigenlijk in het Stabiliteits- en Groeipact moet komen of bedoelt zij het niet zo concreet? Moet het geen dictatuur van de 5% worden, geen nieuwe norm? Is het slechts een aansporing om iets aan werkloosheid te doen? Ik probeer erachter te komen wat de PvdA precies bedoelt met wat ze nog niet zo lang geleden in haar verkiezingsprogramma heeft geformuleerd.

De heer Nijboer (PvdA):

Een dictatuur van 5%? De heer Klaver weet ook dat een land geen werkloosheidsnorm kan opleggen, maar dat beleid wel invloed heeft. Dat geldt ook in Europa. De PvdA heeft zowel in Europa als hier keer op keer betoogd dat naast het op orde brengen van een begroting, wat ontzettend belangrijk is voor de welvaart van toekomstige generaties, ook de werkloosheid een plek verdient, net zoals overigens de hervorming van de financiële sector. Daarvoor heb ik ook keer op keer gepleit. Die verstandige boodschap is afgegeven.

De heer Merkies (SP):

Het resultaat is dat we nu op het hoogste aantal werklozen ooit zitten. Het is dus wel aardig dat de PvdA met een concrete norm komt, maar zij moet er consequenties aan verbinden. Anders vraag ik mij werkelijk af wat die 5% inhoudt. De heer Nijboer praat er telkens omheen. Zijn taalgebruik is wollig. Wat zijn de consequenties als de 5% niet wordt gehaald?

De heer Nijboer (PvdA):

Dit moet Europabreed worden besproken. Nederland kan dit niet alleen bepalen. Als je werkloosheid naast begrotingsnormen van groot belang vindt, zoals veel partijen in deze Kamer volgens mij, zul je daaraan in de procedures in Europa een plek moeten geven. Er zijn tal van mogelijkheden, waarvan de slapste elkaar erop aanspreken is. Die spreekt mij wat minder aan. Er zijn andere mogelijkheden. De minister van Financiën heeft aangegeven dat als je goed hervormt, je meer tijd voor een begroting krijgt. Dat heeft ook effect op de werkloosheid. Zo zijn er tal van maatregelen te nemen om werkloosheid een grotere plek en meer aandacht te geven, de aandacht die zij verdient in Europese discussies.

De heer Merkies (SP):

Laat de heer Nijboer nu eens concreet worden. Eerst noemde de PvdA een percentage van 7, later van 5. Dat vond ik aardig. Laat de heer Nijboer nu zeggen wat er gebeurt als die 5% niet wordt gehaald. Als een partij zo'n concrete norm noemt, 5%, wil ik weten wat die betekent. Ik neem aan dat de PvdA daarover en over concrete consequenties heeft nagedacht.

De heer Nijboer (PvdA):

Zo is het. De ambitie moet zijn om de werkloosheid naar beneden te krijgen en die niet ver boven de 5% te houden. Dat is volgend jaar nog niet gerealiseerd. Er zijn landen waarin de werkloosheid op 20% ligt en de jeugdwerkloosheid op 60%. Daarom moet iedereen in Europa, dus ook wij in dit parlement, alles op alles zetten om de werkloosheid naar beneden te krijgen en te bestrijden om niet in de situatie te belanden dat er niet naartoe wordt gewerkt. De PvdA-fractie roept daartoe op. Zij maakt zich daarvoor zowel op nationaal als op Europees niveau sterk.

De heer Koolmees (D66):

Iedereen is hier voor een lager begrotingstekort en een lager werkloosheidscijfer. Niemand zal pleiten voor een hoger werkloosheidscijfer. Deze discussie gaat natuurlijk om de vraag waar deze normen elkaar gaan raken of bijten. Stelt de PvdA-fractie nu voor dat het begrotingstekort tijdelijk de 3% mag overstijgen om de werkloosheid te laten afnemen als die te hoog is? Mij lijkt dat de discussie tussen de vraagstellers net daarover ging.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja. Dat hangt natuurlijk ook samen met de structurele maatregelen die worden genomen. De minister van Financiën heeft aangegeven dat grotere hervormingen soms meer tijd in beslag nemen, waardoor het niet mogelijk is om altijd aan die 3% te voldoen. We hebben intensieve discussies met onder anderen de heer Koolmees gevoerd over de vraag hoe we richting de 3% kwamen, terwijl wij de 3% niet hebben gehaald. Dat is niet voor niets; de werkloosheid speelde daarin een rol. Al deze dingen moeten worden gewogen. De PvdA-fractie vindt dat werkloosheid daarin zwaar weegt.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Wat weegt zwaarder? Om die vraag gaat het. De discussie gaat natuurlijk de hele tijd over de vraag of de PvdA vindt dat structurele hervormingen belangrijker zijn dan de korte termijn, zoals D66 vindt. Dergelijke hervormingen gaan om het toekomstige verdienvermogen, om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Daarover zijn wij het snel eens. Nu gaat het om de afwegingen die je op de korte termijn maakt. Pleit de PvdA voor het loslaten van de begrotingsdiscipline om de werkloosheidsnorm te halen of niet?

De heer Nijboer (PvdA):

Je moet altijd een evenwicht vinden. Elk land is anders. Het ene land heeft andere structurele opgaven dat het andere. Het ene land heeft een hogere jeugdwerkloosheid dan het andere. Het ene kampt met meer langdurige werkloosheid dan het andere. De weging van werkloosheid moet echter zwaarder worden in de Europese discussie.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik zou toch graag een reactie van de PvdA willen op het voorstel van de VVD om de toeslagen geheel af te schaffen. Dat voorstel heeft tot nu toe nauwelijks tot discussie geleid. Er stonden wel grote artikelen in de Volkskrant over, die de heer Harbers hier aanhaalde. Kennelijk is dat de lijn die wordt ingezet, maar wat vindt de heer Nijboer ervan?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben op zich altijd voorstander van voorstellen die leiden tot vereenvoudiging en betere fraudebestendigheid. Ik heb echter ook de koopkrachtplaat van de commissie-Van Dijkhuizen gezien, waar de heer Van Hijum zojuist mee stond. Die uitkomst is voor ons onbespreekbaar en ondenkbaar. Ik weet zeker dat je het niet redt als je geen inkomensondersteunende maatregelen blijft houden.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is een beetje de inhoudelijke vraag waar ik naartoe wilde. Komen de betaalbaarheid en de bereikbaarheid van een aantal voorzieningen niet in het geding als je uitgaat van kostendekkende zorgpremies, huren en tarieven voor de kinderopvang? Dat is de vraag waar het om gaat. Er wordt met heel veel gemak gezegd dat alle toeslagen maar afgeschaft moeten worden. Is die redenering niet veel te kort door de bocht en verdient ze daarom nauwelijks enige discussie? Ik zou graag iets meer duiding van de heer Nijboer hierover willen. Wat vindt hij ervan dat dit met zo'n groot gemak en zo stellig wordt beweerd?

De heer Nijboer (PvdA):

De PvdA-fractie wil een eerlijke inkomensverdeling. Ze wil dat mensen met de laagste inkomens en middeninkomens betaalbaar kunnen wonen, dat zij hun kinderen kunnen laten opvangen en dat zij voldoende koopkracht hebben. Daar zul je altijd inkomensondersteuning voor nodig hebben. Ik denk dat dit in de vorm van toeslagen nog heel lang zal blijven bestaan, zolang de PvdA in het kabinet zit.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Schouten. Nee, we gaan naar de heer Koolmees. Ik wilde even weten of mevrouw Schouten bij de les was.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Voor het eerst in jaren doet het Stabiliteitsprogramma zijn naam eer aan. In 2010 en 2011 liet het Stabiliteitsprogramma grote tekorten zien, ver buiten de vangrail van de 3%. In 2012 had het weinig gescheeld of er was überhaupt geen Stabiliteitsprogramma geweest, omdat de PVV wegliep uit het Catshuis. In 2013 stelde het Stabiliteitsprogramma niet zo veel voor, want de bezuinigingen die erin stonden, waren de week ervoor al van tafel geveegd en konden niet rekenen op een meerderheid in het parlement.

Dit jaar ziet het er beter uit. De economie trekt voorzichtig aan en ook met het begrotingstekort gaat het de goede kant op. Eindelijk lijkt er weer sprake van stabiliteit en ik vind dat een compliment waard voor het kabinet. De Raad van State mag dan kritisch zijn over het regeren bij akkoorden, waarvoor de VVD en de Partij van de Arbeid hebben gekozen, maar in deze turbulente tijd is het wel gelukt om een aantal grote hervormingen door te voeren, waar jarenlang tegenaan is gehikt. Ik noem de hervorming van de woningmarkt, de modernisering van de arbeidsmarkt en de verhoging van de pensioenleeftijd. Het zijn hervormingen waar D66 jaren op heeft aangedrongen en die nu eindelijk gerealiseerd zijn. Ze beginnen voorzichtig hun vruchten af te werpen. De vraag is of we nu klaar zijn. Als je het Nationaal Hervormingsprogramma leest, zou je dat bijna denken. Voor elke aanbeveling van de Europese Raad heeft het kabinet al een oplossing bedacht, uitgewerkt of ingevoerd. Ik denk echter dat het nog niet genoeg is. De hervormingen zijn een flinke stap in de goede richting, maar veel maatregelen van de laatste jaren waren vooral het wegwerken van achterstallig onderhoud. Er wachten ons nog veel uitdagingen, zowel op de korte als op de lange termijn. Op de korte termijn begint de economie weer te groeien, wat vooral komt door de export en de investeringen door bedrijven. De uitgaven van consumenten blijven juist achter en ook de werkloosheid loopt dit jaar nog verder op. Aan het einde van het jaar zitten 650.000 mensen zonder werk. Voor beide problemen kan verlaging van de belasting op arbeid een oplossing zijn. Daardoor gaat werken meer lonen, krijgen mensen meer te besteden en ontstaan er meer banen. Deelt het kabinet deze analyse?

Zo'n lastenverlaging moet natuurlijk geen ongedekte cheque zijn. We hebben volgend jaar nog steeds een begrotingstekort dat groter is dan 2% van het bbp, meer dan 12 miljard euro. Als het tekort van 3% de uiterste vangrail is, wil ik een tekort van 2% betitelen als onnodig lang links rijden. Wij moeten richting een begrotingsevenwicht en wij moeten niet bij het eerste het beste zuchtje meewind alle disciplines laten varen. Begrotingsevenwicht is echter niet de enige uitdaging voor de komende tijd. Ook op de langere termijn staan wij nog voor grote uitdagingen. Als de zorguitgaven zo blijven groeien, geeft een gezin met een modaal inkomen in 2040 40% van het inkomen uit aan gezondheidszorg. Dat is onhoudbaar en het verdringt ook investeringen in onderzoek, innovatie en infrastructuur. Ook ons pensioenstelsel is niet klaar voor de toekomst, maar nog helemaal gericht op de werkelijkheid van de jaren zestig. Dat wringt, zeker nu mensen vaker van werkgever wisselen of zelfstandig ondernemer worden. Als wij dat niet op tijd veranderen, gaan mensen hun pensioen buiten het stelsel regelen en implodeert het.

De overheidsfinanciën, de zorguitgaven, het pensioenstelsel, maar ook de omslag naar duurzame energie, de bestuurlijke inrichting van het land, de toekomst van de rechtsstaat, het zorgen voor toekomstig verdienvermogen van Nederland, en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met een lijst van uitdagingen voor ons land. Nederland is nog lang niet af en dat zal het ook nooit zijn. Straks is het achterstallige onderhoud weggewerkt en het dak gerepareerd tijdens de stromende regen, maar hoe brengt het kabinet het huis op orde voor de toekomst? Het kan toch niet zo zijn dat het kabinet achterover gaat leunen als straks de plannen uit het regeerakkoord gerealiseerd zijn? Dat kan Nederland zich niet permitteren.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb toch nog een vraag aan de heer Koolmees. Ik heb begrepen dat er vanochtend weer is overlegd over de begroting en dat het kabinet heeft gezegd in augustus verder te zien. Maar wat is nu eigenlijk de inzet van D66? De heer Koolmees heeft eerder gesproken over 1 miljard lastenverlichting. Wil D66 dat nog steeds en mag die 500 miljoen die al is uitgedeeld daar onderdeel van uitmaken? En moet dat dan door uitgavenbeperking worden betaald? Ik proef dat namelijk een klein beetje uit de woorden van de heer Koolmees. Of mag het ook vanuit een meevaller ergens anders zijn?

De heer Koolmees (D66):

D66 vindt het nog steeds belangrijk dat de lasten op arbeid worden verlaagd. Wij hebben inderdaad een paar weken geleden gezegd dat 1 miljard aan lastenverlichting onze ambitie is. Bij voorkeur wordt dit gefinancierd uit lagere uitgaven, want omdat je minder uitgeeft, creëer je ook ruimte door de lasten aan de andere kant te verlichten. Verder kan het geen verrassing voor de heer Van Hijum zijn dat wij tegelijkertijd ook een groot voorstander zijn van verschuiving van belasting, bijvoorbeeld door vergroening van het belastingstelsel, om daarmee financiële ruimte vrij te spelen om de belasting op arbeid te kunnen laten dalen, zodat werken meer gaat lonen.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is en-en. Als ik het goed beluister, zegt de heer Koolmees wel dat uitgavenbeperking onderdeel van de afspraken zou moeten zijn. Ik vraag dit ook omdat in de Stabiliteitsbrief heel nadrukkelijk staat: wij willen de kaders vanaf nu gaan handhaven. Dat betekent eigenlijk dat er geen ruimte is om na te denken over uitgavenbeperking om lastenverlichting mogelijk te maken.

De heer Koolmees (D66):

De VVD en Partij van de Arbeid hebben een aantal weken geleden de deal rond strafbaarheidsstelling illegaliteit en verhoging van de arbeidskorting afgesloten: 500 miljoen euro voor lastenverlichting. Dat kan gefinancierd worden uit ruimte aan de uitgavenkant. Als je minder uitgeeft, ontstaat er ook ruimte voor lastenverlichting en dan financier je ook conform de wens van het CDA: lastenverlichting via uitgavenreductie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Bij de voorbereiding van dit debat over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma moest ik nog even terugdenken aan de voorgaande twee jaren. Met dit debat zijn wij nu ongeveer een goed uur bezig zijn. Ik kan me herinneren dat er toen heel wat meer uren aan te pas kwamen om ervoor te zorgen dat we het briefje aan Brussel rond kregen. Twee jaar geleden was het Lenteakkoord aan de orde met een bezuiniging van 12 miljard. Vorig jaar kwam het briefje van het kabinet met een bezuiniging van 4,2 miljard en later 6 miljard. Er moesten ook moeilijke besluiten worden genomen om ervoor te zorgen dat wij binnen die 3% zouden blijven. Mijn fractie heeft altijd aangegeven dat de 3% niet om de 3% was, maar ook om ervoor te zorgen dat wij de rekening niet doorschuiven naar volgende generaties, en ook om enkele maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat ons land er financieel beter voor komt te staan. Ik herinner ook aan de noodzakelijke maatregelen die wij hebben moeten nemen op de woningmarkt, rond de pensioenen en in verband met wat vandaag besproken wordt over de zorg.

Er blijft één punt over waarover wat ons betreft nog grote zorgen bestaan, namelijk de situatie op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is nog steeds hoog. Zo'n 700.000 mensen zijn op zoek naar een baan. Wij hebben geen aanbevelingen nodig vanuit Europa om te weten dat wij daaraan wat moeten doen. Mijn fractie heeft er daarom altijd voor gepleit om ervoor te zorgen dat de lasten op arbeid omlaag gaan. Het kabinet heeft nu een eerste stap gezet: 500 miljoen voor de midden- en hogere inkomens. Ik herhaal het nog maar eens: wat ons betreft moet die 500 miljoen ook beschikbaar komen voor de lagere inkomens, juist om ervoor te zorgen dat werk lonend wordt, dat arbeid goedkoper wordt en dat wij het echte probleem kunnen aanpakken, namelijk de werkloosheid.

Ik had het er zonet in een interruptiedebatje met de heer Nijboer al even over: er zijn partijen die pleiten voor een werkloosheidsnorm in Europa. Heel concreet heeft de PvdA een werkloosheidsnorm van maximaal 5% voorgesteld. Is deze minister ook voorstander van deze norm? Zo ja, betekent dat dan ook dat hij zich daarvoor hard gaat maken in Europa? Dan wil ik ook wel weten wat dit uiteindelijk betekent voor de andere normen die wij ook geacht worden te halen; de heer Koolmees gaf deze vraag ook al mee. Bijt dat elkaar wel of niet in de perceptie van de minister? Wellicht kan hij de vraag via die band beantwoorden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik kan er niet goed tegen dat mevrouw Schouten hier een beetje krokodillentranen staat te huilen. De lasten op arbeid moeten omlaag, zegt zij, omdat wij zo veel werkloosheid hebben, en dat is zo vreselijk. Dat zijn krokodillentranen, want mevrouw Schouten is verantwoordelijk voor die hoge werkloosheid en voor het feit dat de lasten op arbeid zo hoog zijn. Mevrouw Schouten heeft namelijk alle akkoorden getekend die er maar te tekenen waren om Nederland en de economie en de werkgelegenheid kapot te maken. Er zijn sinds de crisis 1 miljoen voltijdsbanen verloren gegaan dankzij mevrouw Schouten. Mevrouw Schouten verhoogt de belastingen keer op keer. Zij verhoogt de belasting op arbeid keer op keer. Volgend jaar worden de belastingen op arbeid weer met 1,5 miljard verhoogd. In de Kunduzperiode zijn de schijven constant, al twee jaar lang, bevroren. Dat is een verhoging van belasting op arbeid. Mevrouw Schouten verhoogt dus de belasting en zij huilt nu krokodillentranen dat er zo veel werklozen zijn en dat de lasten op arbeid toch echt, echt omlaag moeten. Zij moest zich schamen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dit debat hebben wij al vaak staan voeren. De PVV geeft aan dat wij de lasten op arbeid elke keer hebben verhoogd. Ik zou zeggen: lees het Herfstakkoord er nog even op na.

De heer Tony van Dijck (PVV):

U refereert aan het crematoriumakkoord, maar uw sloopacties gaan al veel verder terug. Vanaf het Kunduzakkoord, vanaf 2012, bent u al aan het slopen, bent u al de belasting aan het verhogen en bent u ervoor aan het zorgen dat mensen hun baan verliezen en bedrijven hun deuren sluiten. Daar bent u verantwoordelijk voor. Als u, mevrouw Schouten, die handtekening niet had gezet, had Nederland er heel anders voor gestaan. Kom dus niet met krokodillentranen. Heeft de ChristenUnie de belastingschijven niet al twee jaar bevroren? Was dat niet de ChristenUnie? Daar tekent u voor, net zo makkelijk, bij het kruisje. En nu huilen dat er zo veel werklozen zijn!

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Als de heer Van Dijck twee jaar geleden niet was weggelopen, had hij daarop nog invloed kunnen uitoefenen. De PVV-fractie heeft er toen bewust voor gekozen om weg te lopen voor moeilijke maatregelen die genomen moesten worden. In het Herfstakkoord hebben wij ervoor gezorgd, ik zeg het nog maar een keer, dat 1 miljard lastenverlichting beschikbaar zou komen. De heer Van Dijck maakt dus wel heel makkelijk verwijten, terwijl de helft van wat hij zegt ook waar is.

Ik heb over twee punten nog nadere vragen. Het eerste betreft de zogenaamde diepteonderzoeken naar het handelsoverschot. Vorig jaar verbaasde het ons hogelijk dat wij een onderzoek zouden krijgen omdat wij een te hoog handelsoverschot hebben. Ik snap wel dat het vanuit Europees perspectief allemaal niet zo gewild en geliefd is. Ik vind het echter zeer opmerkelijk dat wij een opmerking krijgen uit Brussel omdat onze handelsbalans te veel een overschot zou gaan vertonen, terwijl wij toch een exporterend land zijn en het zelfs misschien wel goed doen met de export. Ik vraag mij af of we dit jaar weer zo'n opmerking krijgen vanuit Europa. Als dat zo is, wil de minister dan aangeven dat dat overschot wat hem betreft geen probleem is, maar slechts een uiting van een goed exportbeleid van Nederland?

Tot slot kom ik te spreken over de private schulden. Hier zit echt een probleem. Er zijn al heel veel maatregelen genomen. De schuldenproblematiek blijft heel hardnekkig. Het grootste deel zit rondom de woningmarkt. Ik stel het kabinet dezelfde vraag als die welke ik aan de heer Klaver heb gesteld. Er liggen nu plannen voor een leenstelsel. Als we al een eerste stap kunnen zetten om iets te doen aan de private schulden, zou ik zeggen: schrap dat plan. Is het kabinet daartoe bereid?

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Het debat over het Stabiliteitsprogramma dreigt een verplicht nummer te worden, schreef de Volkskrant vanmorgen. Dat zou het natuurlijk niet moeten zijn. Het is het gevolg van het "uitdeelcircus", om met de fractievoorzitter van de VVD, de heer Halbe Zijlstra, te spreken. Een circus met één acrobaat als artiest, de minister van Financiën, en vijf toeschouwers die hem luid aanmoedigen. Voor de buitenwereld is het duister wat zich in de circustent afspeelt. Af en toe horen we "hoera!" als er kennelijk een kunstje gelukt is. "Wat een mooie meevaller!" "En nog één!" En we horen ook de vijf toeschouwers de acrobaat om het hardst aanmoedigen om nóg een kunstje te laten zien. "Nog meer lastenverlichting!" "Geen bezuinigingen meer!" "Meer geld voor ontwikkelingshulp of Defensie!" "Houd op met nivelleren!" Die laatste was de VVD …

Koorddansen moet niet meevallen als er vijf partijen aan je jas hangen. Maar de elasticiteit van de minister van Financiën is ongekend. Zijn begrotingsbeleid heeft spelregels van elastiek. Als de uitgaven tegenvallen, verhoog je gewoon het uitgavenplafond. Dat gebeurde vorig jaar bijvoorbeeld met de uitgaven voor sociale zekerheid. De gaten moesten worden gedempt met extra belastingverhoging. Inmiddels — de heer Van Dijck wees er ook op — zitten we met een collectievelastendruk die met 41,3% het hoogste is sinds de jaren negentig. Valt het daarna mee, dan noemen we dat "een meevaller" en kunnen we geld uitgeven. De coalitie deelde eerst zichzelf iets toe, 500 miljoen voor een arbeidskorting, en er kwam ook extra geld voor de zorg. De vraag is wat er nog resteert voor de drie gedoogpartijen. Op zichzelf zijn er allemaal legitieme wensen, maar volstrekt onduidelijk is hoe dit allemaal wordt betaald.

Als je de berichtgeving mag geloven, zou het vooral gaan om meevallers in de curatieve zorg. Kan de minister aangeven welke betekenis hij toekent aan de waarschuwing van het Centraal Planbureau, dat wijst op onzekerheden en dat juist voor 2015 een tegenvaller van 250 miljoen in de zorguitgaven voorspelt? Hoe denkt de minister de door het CPB verwachte tegenvaller van 1,75 miljard op de rijksbegroting in enge zin op te vatten, zeker nu door de statistische correctie van het bbp, de economische groei, meer uitgegeven lijkt te moeten worden aan de EU en aan ontwikkelingshulp?

Het niet doorgaan van de huishoudentoeslag slaat een gat van 60 miljoen in 2015 en liefst 1 miljard structureel. Hoe gaat de minister van Sociale Zaken dat opvangen binnen zijn begroting? Mag hij de meevaller van 1,75 miljard die het Centraal Planbureau verwacht, hiervoor inzetten? Of moet de minister van Sociale Zaken bezuinigen op bijvoorbeeld toeslagen? Welke betekenis kent de minister toe aan de waarschuwingen met betrekking tot de inkomstenkant, zoals de maatregelen betreffende box 2, de stamrecht-bv's en de uitwerking van de pensioenhervorming? Collega's hebben hier al naar gevraagd.

Ik mag aannemen dat met al deze onzekerheden, tegenvallers en extra uitgaven het Stabiliteitsprogramma nog stevig wordt geredigeerd voordat het naar Olli Rehn wordt verzonden. We mogen immers aannemen dat hij geen genoegen zal nemen met de mededeling: we have financial breaks. Dat zijn "meevallers" in het Engels.

Het klopt ook niet dat de economische ramingen van het CPB leidend zijn, zoals vermeld wordt op pagina 3 van het Stabiliteitsprogramma. Nee, de minister van Financiën maakt liever zelf ramingen op basis van gesprekken met collegaministers. Gaat de minister het eerder vastgestelde uitgaven- en lastenkader nu eindelijk strikt handhaven, zoals op pagina 5 staat? Dat lijkt onwaarschijnlijk gelet op het financiële beeld en de onbetaalde toezeggingen en wensen die nog open liggen.

De CDA-fractie heeft bij de begroting voor 2014 ingezet op een alternatief, namelijk het hervormen van het belastingstelsel. Zij kiest voor een eenvoudiger stelsel met lagere tarieven. Dat stimuleert werken en ondernemen en herstelt het geschonden consumentenvertrouwen. Dat is ook een punt dat te zien is in het Stabiliteitsprogramma: de groei drijft op de export, maar het consumentenvertrouwen trekt gewoon niet aan. Daar zouden we deze periode mee moeten beginnen, het liefst al dit jaar. Geen cadeautjes maar structurele maatregelen die gericht zijn op groei en werk. Ook collega's hebben het aangegeven: de werkloosheid stijgt nog steeds. De CDA-fractie vindt daarom dat de uitgavenkaders in de zorg en in de rijksbegroting in enge zin ten minste moeten worden gehandhaafd. Natuurlijk kunnen we ook de langdurige zorg ontzien door uitgaven in de cure te verlagen, maar daarvoor moet dan aanwijsbare ruimte zijn. Ik heb tot nu toe niet gehoord waar die ruimte zich voordoet. De kaders in de sociale zekerheid zouden naar beneden kunnen, nadat ze vorig jaar zijn verhoogd, en niet zoals nu worden gebruikt voor het creëren van ruimte voor extra uitgaven. Kortom: lasten verlichten door uitgaven te verlagen. Als het kabinet voor 2015 komt met een programma in die richting, dan zouden wij daaraan uiteindelijk steun kunnen verlenen.

De voorzitter:

Hiermee komt een einde aan de eerste termijn van de Kamer. Ik begrijp dat het kabinet in staat is om direct te antwoorden. Ik geef graag het woord aan de minister van Financiën.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Wij spreken dit jaar inderdaad onder een ander gesternte en in een andere politieke context over het Stabiliteitsprogramma. Het Stabiliteitsprogramma is een vooraankondiging aan de Europese Commissie van de wijze waarop het begrotingsbeeld naar ons idee er volgend jaar uit zal zien en wat dat betekent voor onze begrotingsvoorbereiding. Het is een relatief beleidsarm stuk in de zin dat de maatregelen die er in staan bij de Kamer bekend zijn en voor het grootste deel ook al met de Kamer zijn besproken. Sommige zijn deze Kamer al in de vorm van wetgeving gepasseerd. Ook gelet op de laatste economische cijfers uit het CEP van het CPB is de verwachting dat wij volgend jaar ruimschoots binnen de Europese tekortnorm van -3% zullen blijven.

Er was daarom dit jaar geen aanleiding om vroeg in het voorjaar al te spreken over aanvullende bezuinigingspakketten, zoals dat in de afgelopen jaren wel het geval was. Wij waren dit jaar daardoor ook in staat om ruim op tijd het concept-Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma, waarover de minister van Economische Zaken straks zal spreken, aan uw Kamer en de Eerste Kamer toe te zenden, zodat beide Kamers in staat zijn om daarover met ons het debat te voeren. Overigens is in mijn ogen een van de voordelen van de nieuwe Europese dimensie van onze begrotingscyclus dat wij in het vroege voorjaar al een debat hebben met de Kamer over de begrotingsvoorbereiding.

Zoals gezegd, is een en ander op dit moment nog beleidsarm. Er is dus ook minder urgentie. Tegelijkertijd stelt dit ons in staat, nu wij weg bewegen van de saldosturing die we noodgedwongen, vanwege de -3%, in de afgelopen jaren hebben gekend, om terug te gaan naar de reguliere begrotingssystematiek, waarbij wij de inkomstenkant gewoon mee laten ademen met mee- en tegenvallers en de uitgavenkaders gewoon handhaven. Ik kom daarover nog te spreken. De president van DNB heeft recentelijk, toen hij zijn jaarverslag presenteerde, daarvoor gepleit. Hij wordt op zijn wenken bediend.

Begin juni zal de Commissie met haar voorjaarsraming komen. Dan komt zij ook met een reactie op de plannen van de verschillende landen. Onze verwachting is dat op basis van de plannen die wij nu laten zien en de realisatiecijfers over 2013, de Europese Commissie begin juni kan komen met het ontslag van Nederland uit de buitensporigtekortprocedure oftewel de correctieve arm van het Groei- en Stabiliteitspact. Dat betekent dat wij de komende jaren aan andere normen gebonden zullen zijn en dat de -3% voor ons voorlopig geen rol meer zal spelen. Het is uiteraard ook onze ambitie om daarvan ver weg te bewegen. Dat ziet er op dit moment goed uit. Hiermee loop ik echter vooruit op hetgeen wij van de Europese Commissie terug zullen horen in de maand juni.

De heer Van Dijck suggereerde onder verwijzing naar de Raad van State dat Prinsjesdag overbodig zou zijn geworden. De Raad van State heeft het zo niet gezegd, maar heeft wel een heel zware rol gegeven aan dit moment in het voorjaar. Mijn stelling in reactie op die informatie van de Raad van State zou zijn dat, wanneer wij wegblijven van de begrotingseisen van Brussel — dat doen wij; wij bewegen daarvan weg — dat moment in het voorjaar weer minder belangrijk wordt dan het in de afgelopen twee jaar is geweest.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De minister hinkt er een beetje op dat wij weleens uit de buitensporigtekortprocedure zouden kunnen ontsnappen door deze cijfers. Ik zou niet weten waarom niet, want vorig jaar, dit jaar en volgend jaar zaten en zitten wij onder de 3%. Ik snap dus überhaupt niet wat wij nog in die buitensporigtekortprocedure doen. Als wij uit die buitensporigtekortprocedure zijn, betekent dat impliciet ook dat wij geen risico meer lopen op die boete, dat zwaard van Damocles, van 1,2 miljard als wij ons niet conformeren aan Brussel. Daar hebben wij dan niets meer mee te maken. Veel belangrijker nog is dat wij dan ook niets meer te maken hebben met al die gekke landenspecifieke aanbevelingen van Brussel. Daar hoeven wij ons dan ook niets meer van aan te trekken. Met andere woorden, buiten de buitensporigtekortprocedure is Nederland eindelijk weer vrij om te doen en laten wat het wil en om niet meer de oren te laten hangen naar Brussel. In hoeverre maakt deze minister gebruik van deze geboden vrijheid?

Minister Dijsselbloem:

In de eerste plaats hink ik niet en in de tweede plaats is er geen sprake van het ontsnappen aan procedures. Er is een groot verschil in opvatting tussen de PVV en het kabinet over de begrotingsprocedures. Die zijn of worden ons niet door buitenstaanders of door anonieme bureaucraten in Brussel opgelegd. Die begrotingsprocedures zijn door Nederland zeer bevochten in het kader van de samenwerking tussen de Europese landen. Nederland heeft er zeer voor gestaan dat wij met elkaar begrotingsafspraken maken, dat we met elkaar afspreken dat wij onze begroting op orde houden en dat we, wanneer wij bijvoorbeeld door een economische crisis afwijken van dat begrotingsevenwicht, in een gestaag tempo stap voor stap weer terugwerken naar dat begrotingsevenwicht. Niemand heeft ons dat opgelegd. Wij, het kabinet en naar ik aanneem ook de coalitiepartners, staan ervoor dat je geleidelijk aan je begroting op orde brengt. Dat verwachten wij ook van andere landen. We zitten samen in de Europese Monetaire Unie. De risico's van onverantwoord begrotingsbeleid stralen nu ook af op onze monetaire unie.

Hetzelfde geldt voor de landenspecifieke aanbevelingen. Die gaan over macro-economische onevenwichtigheden en het beleid van landen. Als wij dat allemaal uit de hand laten lopen en elkaar niet daarop aanspreken, krijgen wij instabiliteit terug in de eurozone, waar wij nu juist de stabiliteit hebben teruggebracht.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat zijn dus allemaal nadelen als je in de eurozone zit. Dan moet je namelijk in evenwicht zijn met andere landen. Je mag niet te concurrerend zijn met die andere landen. Buiten de monetaire unie kun je lekker concurreren met Frankrijk en Spanje. Dan kun je lekker zelf bepalen hoe je je beleid invult. Ik noemde Zwitserland al. Dat groeit twee, drie keer zo hard als al die andere landen, als de hele eurozone bij elkaar. Zwitserland gaat als een trein, want het heeft niks te maken met al die dictaten uit Brussel: je moet 3%, je moet je woningmarkt hervormen. Nee, Zwitserland doet met zijn woningmarkt wat het wil en dat is goed voor Zwitserland. Wij moeten in de Europese Unie en in de eurozone allemaal gelijk zijn, niet opvallen en niet met elkaar concurreren. Dat is slecht voor Nederland en dat is slecht voor onze welvaart.

Minister Dijsselbloem:

In de eerste plaats zijn welvaart en economische samenwerking in Europa van het grootste belang voor een open en economisch op export gericht land als Nederland.

In de tweede plaats heeft Zwitserland geloof ik meer dan 70 samenwerkingsverdragen en -overeenkomsten met Europa gesloten. Zwitserland heeft zich zonder dat het aan tafel zat toen wij de Europese wetgeving en afspraken met elkaar maakten, op al die terreinen — ik meen dat het er meer dan 70 zijn — moeten conformeren aan Europese wetgeving. Als Zwitserland die verdragen zou opzeggen, zou het in een totaal isolement achterblijven. Dat zal het nooit doen. Zwitserland staat zeer open voor samenwerking met Europa en accepteert gewoon de wetgeving die de EU-landen met elkaar hebben afgesproken op allerlei terreinen om die interne markt te laten functioneren.

In de derde plaats stelt de heer Van Dijck dat wij niet meer mogen concurreren met elkaar in Europa. Dat is grote flauwekul. Wij concurreren zeer. Nederland is zeer concurrerend, zoals uit onze stijgende export en bedrijfsinvesteringen blijkt.

Het verhaal van de heer Van Dijck rammelt dus van A tot Z. Ik weet niet of dat voldoende uitlokking is om hem een reactie toe te staan, voorzitter.

De voorzitter:

Kort, mijnheer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Je hoeft aan Zwitserland niet te vertellen dat het zijn woningmarkt moet hervormen, dat het zijn huren moet liberaliseren, dat het zijn zorgkosten omlaag moet brengen en dat het zijn pensioenleeftijd moet verhogen. Daar hoef je bij Zwitserland allemaal niet mee aan te komen, want daar gaat het zelf over. Brussel komt ons hier vertellen dat wij tot 70 jaar moeten doorwerken, dat wij de hypotheekrenteaftrek moeten afschaffen en dat wij onze pensioenopbouw moeten versoberen. Dat zijn allemaal dictaten uit Brussel. Wij doen er niet toe! Wij zitten hier voor spek en bonen te debatteren, maar Olli Rehn bepaalt hoe ons pensioenstelsel, onze woningmarkt en ons zorgstelsel eruit zien! Ik vraag mij dus af wat wij hier nog doen.

Minister Dijsselbloem:

Ik noteer dat de PVV hier voor spek en bonen zit en er niet toe doet. Ik denk dat dat voor andere fracties niet zo is. Ik weet één ding zeker: de problemen die het kabinet op dit moment aanpakt in de zorg, op de woningmarkt en ten aanzien van het pensioenstelsel, zijn Nederlandse problemen. Ik heb niemand nodig, ook geen aanbevelingen of analyses uit Brussel of andere landen, van de OESO of van de IMF, om te weten dat wij in Nederland onze hypotheekrenteaftrek moeten aanpassen, en dat doen wij. Dat doen wij zorgvuldig en dat doen wij gestaag, net zoals wij de kosten van de zorg in Nederland echt moeten proberen af te remmen. Een aanhoudende stijging is namelijk simpelweg niet te betalen. Dat geldt voor alle hervormingen. Alleen de heer Van Dijck en de PVV wijzen al dit soort hervormingen af.

De PVV ontkent dat Nederland nog een aantal heel grote macro-economische problemen heeft en wijst alle oplossingen daarvoor af. Zij houdt de mensen voor dat het kan blijven zoals het is en dat wij goed bezig zijn. Als de heer Van Dijck al meent dat er nationale beleidsruimte zou moeten zijn, die er volgens mij dus gewoon is en die wij ook gewoon zelf moeten benutten, is mijn vaststelling dat de PVV daar vervolgens helemaal niets doet. Elke beleidsaanpassing op al deze terreinen wordt immers door de PVV afgewezen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het is een genoegen om naar de minister van Financiën te luisteren. Ik zou willen dat onze premier ook dit soort teksten uit zou spreken, waarin hij duidelijk zou zeggen dat hij staat voor de besluiten die in Europa zijn genomen, dat het niet iets Brussels is en dat wij het met elkaar hebben gewild.

De minister ging echter wel heel snel toen hij het had over het advies van de Raad van State. De Raad van State heeft weliswaar niet gezegd dat er een heel groot democratisch tekort ontstaat, maar wel dat de positie van de Staten-Generaal eigenlijk verschuift van meebeslissen naar controleren in het najaar. Hij zegt dat zolang wij niet in een buitensporigtekortprocedure zitten en wij dus niet extra hoeven te bezuinigen, wij de procedure, de begrotingscyclus, niet hoeven aan te passen. Heb ik dat goed begrepen?

Minister Dijsselbloem:

Ik vond de analyse van de Raad van State niet juist. In een situatie waarin wij wel tegen die saldodoelstelling aanlopen en wij in het voorjaar al besluiten moeten nemen over beleid, gebeurt ook dat altijd in overleg met de Kamer. Roep de debatten van de afgelopen jaren maar in herinnering. Als de Tweede Kamer op dat moment zegt dat zij dat niet wil, dan gebeurt het niet. Zo simpel is het.

Het beeld dat werd opgeroepen dat het kabinet nu zaken doet met Brussel en dat de Kamer achteraf controleert, is volgens mij echt niet juist. Wij zitten nu in een situatie waarin wij de begrotingsnormen inmiddels achter ons laten, en volgend jaar zelfs ver achter ons wat mij betreft. Dan hoeven wij dus in het voorjaar helemaal niet al begrotingsplannen op tafel te leggen, zoals de begroting nu langjarig is gepland. Met alle voorgenomen maatregelen bewegen wij al weg van de normen. Vervolgens gaan wij natuurlijk op onderdelen wel bijsturen en andere prioriteiten leggen. Die komen echter gewoon in de begroting van Prinsjesdag. Dat het zwaartepunt verschuift naar het voorjaar en de rol van de Kamer kleiner wordt, is in mijn ogen niet juist.

De heer Klaver (GroenLinks):

Volgens mij was niet de waarneming dat de rol van de Kamer kleiner wordt, maar dat de rol anders wordt. Het semester is natuurlijk niet voor niets opgetuigd, namelijk om ervoor te zorgen dat er betere economische coördinatie plaatsvindt. Dat is niet alleen verstandig in slechte tijden, maar ook belangrijk in goede tijden. De minister zei dat het een beleidsarm stuk was; zou het daarom niet goed zijn als het wat beleidsrijker zou zijn en om na te denken op welke wijze we toch onze begrotingscyclus beter kunnen laten aansluiten op de Europese cyclus? Dat komt ook tegemoet aan de democratische controle en kan wellicht ook zorgen voor betere coördinatie in Europa, hoewel dat laatste niet per se nodig is.

Minister Dijsselbloem:

Er zijn twee misverstanden. In de eerste plaats is onze cyclus nu volledig aangepast aan Brussel. Wij sturen voor 1 mei een stuk naar Brussel, waarin wij vooruitkijken op de begrotingsvoorbereiding. Zo nodig zorgen wij in het voorjaar al voor aanvullende pakketten, mochten wij tegen Brusselse begrotingsnormen "aanschuren". Dat was de discussie van de afgelopen jaren.

In de tweede plaats staan de begroting voor dit jaar en die voor volgend jaar bomvol met plannen. Ik heb inderdaad de term "beleidsarm" gebruikt, maar die is niet goed. 2015 wordt een van de ingrijpendste hervormingsjaren in deze kabinetsperiode, deels omdat bijvoorbeeld de maatregelen in de care die deze week in de Kamer aan de orde zijn volgend jaar al moeten ingaan. Ook de hervormingen in de jeugdzorg moeten volgend jaar ingaan, evenals de maatregelen in de arbeidsmarkt. Weliswaar passeert dit jaar veel wetgeving de Kamer, maar 2015 wordt een enorm ingrijpend hervormingsjaar. Er komen dus heel veel vragen over implementatie en uitvoering van gemeenten, van alle organisaties en dus van de burgers in Nederland. De term "beleidsarm" is niet goed, maar "nieuwsarm" misschien wel. Er stond geen nieuws in; de Kamer wist het al. Dat beoogde ik te zeggen.

Ik wil nog enkele opmerkingen maken over de begrotingsbesprekingen die gaande zijn. Wij hoeven daar niet geheimzinnig over te doen. In de voorbereiding is er nog een tweede dimensie bijgekomen. Behalve het feit dat Europa nu enige bemoeienis heeft en van tevoren vraagt wat wij eigenlijk aan het doen zijn, hebben wij in de huidige politieke constellatie ook te maken met meerdere partijen. Wij willen ons namelijk niet alleen verzekeren van een meerderheid in deze Kamer, maar ook in de Eerste Kamer voor de begroting en het belastingplan. Met de drie partijen die ons het vorig jaar hebben gesteund, waren wij het commitment aangegaan om het jaar daarop weer om de tafel te gaan zitten. Die gesprekken hebben voor een deel al plaatsgevonden. We hebben gekeken naar de wensen en naar de mogelijke ruimte. Voor mij als minister van Financiën geldt dat het allemaal pas een besluit is als het is besloten. Het is nog niet door de ministerraad vastgesteld. Er zijn verkenningen geweest van wensen en mogelijkheden. Dat gaat parallel aan het proces dat elke minister van Financiën elk voorjaar doorloopt. Hij spreekt met alle departementen, kijkt wat er aan ruimte is, welke mee- of tegenvallers er zijn en welke extra ruimte binnen de begrotingen nog gevonden en gecreëerd kan worden. Het is uiteindelijk aan de ministerraad om daarover te beslissen, dat wil zeggen over de vraag of die ruimte leidt tot nieuwe uitgaven op hetzelfde departement of andere dan wel tot juist een lastenverlichting. Dat proces vindt op dit moment plaats.

Op weg naar augustus worden de departementale begrotingen opgesteld. In augustus komt er nog een laatste ronde — ook zoals te doen gebruikelijk — doordat het kabinet kijkt naar de koopkracht en het lastenbeeld. Dan hebben wij ook de laatste economische cijfers en die zouden ook nog aanleiding kunnen geven tot aanpassingen. Dat is overigens ook weer regulier werk, maar in augustus zullen we daar ook met de begrotingspartijen nog naar kijken. Dan maakt het kabinet de begroting af en ontvangt de Kamer die op Prinsjesdag. Inderdaad zijn er in dit proces wensen aan de orde, zoals de inpassing van de 500 miljoen arbeidskorting, waarover wij de vorige keer hebben gesproken. Inmiddels is ook in samenhang met de wetsvoorstellen voor de nieuwe Wmo en de Wet langdurige zorg geld vrijgemaakt om de maatregelen in financiële zin te verzachten en geleidelijker in te voeren. Ook daarvoor zullen wij in de begroting ruimte maken. Ik hecht eraan dat wij niet afwijken van het begrotingspad in het CEP — dat gaat richting de 2,1 volgend jaar — en dat het ook ons oogmerk is om dat pad te behouden. Daarmee komen we nagenoeg weer op het begrotingspad, het saldopad van het regeerakkoord. Dat was nog iets ambitieuzer en misschien kunnen we dat ook nog halen. In dat licht zijn er ook vragen gesteld over statistische correctie. Om de zoveel tijd worden in Europa de statistische definities herzien, in ieder geval van het bni, het bruto nationaal inkomen. Er wordt dan bekeken of de bronnen goed in beeld zijn en of er nog andere bronnen zijn. Er wordt bekeken of de cijfers goed zijn, of de weging goed is et cetera. Deze herziening vindt nu plaats. De definitieve uitkomst hiervan krijgen we pas in augustus. Ik heb wel een vooroefening gezien die betrekking had op 2010. Toen zag je op basis van de nieuwe statistische normen dat ons bbp — dat is onze welvaart — statistisch op papier ineens groter was geworden. Dit zou kunnen leiden tot een hogere EU-afdracht en/of een aanpassing van de ODA-begroting. Ook hierover kan ik nog niets zeggen, omdat ik oprecht concreet niet weet wat de getallen zullen zijn. We zullen dit betrekken bij de besluitvorming in augustus wanneer we dat wel weten.

Ik kom toe aan een aantal concrete vragen …

De voorzitter:

Van de heer Merkies. Het woord is aan de heer Merkies.

De heer Merkies (SP):

De minister zegt dat hij nog geen besluiten heeft genomen. Het gaat dan onder andere over de 500 miljoen voor de hoogste inkomens, waarover we inderdaad de vorige keer ook hebben gesproken. Het gaat ook over de huishoudentoeslag waarvoor nog geen invulling is gegeven. Feitelijk heeft het kabinet wel allerlei zaken toegezegd. Het heeft al gezegd dat die 500 miljoen er komt. Het heeft ook gezegd dat voor de huishoudtoeslag een andere invulling wordt gevonden. Vervolgens krijgen we niet te horen welke invulling dat is. Het staat wel vast, maar de minister noemt het geen besluit. Dat is toch tegenstrijdig?

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat is het niet. Er zijn politieke afspraken gemaakt, bijvoorbeeld tussen de coalitiefracties. Het kabinet heeft hiervan gezegd dat wij ons zullen inspannen om dat in te passen. Wij denken ook dat dit kan. Het debat hierover is vorige keer gevoerd. Zoals altijd maken we een begroting pas in augustus af. Voor dit moment en voor Brussel is het van belang met zekerheid te weten wat we van plan zijn te doen, hoe de macro-economische cijfers zich ontwikkelen en of we wel voldoen aan de Europese afspraken. Daaraan voldoen we in 2015 ruimschoots. Dat wij daarbinnen vervolgens dingen net anders doen of een uitgavenmeevaller hebben en die anders aanwenden, doet niets af aan het begrotingsbeeld en het voorgenomen begrotingsbeleid.

De huishoudtoeslag is een specifieke casus. Hierover zijn we tot de conclusie gekomen dat invoering per 2015 niet mogelijk zal zijn. Voor de voorgenomen besparing van ruim 600 miljoen zullen alternatieve maatregelen worden gevonden. De heer Merkies of de heer Van Hijum heeft nog een vraag gesteld over het gat dat deze conclusie heeft geslagen. Ze slaat geen gat. De betrokken bewindslieden komen met een alternatieve invulling. Aangezien ook die pas in 2015 hoeft in te gaan, hoeft vandaag niet aan de Kamer te worden meegedeeld hoe deze eruitziet. Dat zal gewoon op Prinsjesdag tijdens het aanbieden van de begroting vorm krijgen.

De heer Merkies (SP):

De grap is natuurlijk dat je op deze manier je begroting altijd rondkrijgt. Dit zijn eigenlijk pm-posten. Het zijn eigenlijk sideletters waarmee het kabinet nog even zegt: dit bedrag wordt weggehaald, maar we zeggen nog niet waar. Daar komt het namelijk op neer, dat het bedrag wordt weggehaald bij mensen die nu een toeslag krijgen en die zo meteen geen of minder toeslag krijgen. Dit schept onder mensen veel onrust. Mensen weten dat het er aankomt, maar er wordt niet gezegd waar het dan komt te liggen. Wees dan concreet en zeg waar het vandaan komt!

Minister Dijsselbloem:

Ik kan dat niet laten weten en dat hoeft ook helemaal niet. Zoals gezegd, dit gaat in 2015 in en het komt naar voren in de begroting op Prinsjesdag. Als de portee van de opmerking van de heer Merkies is dat het in het Stabiliteitsprogramma aan Brussel zou moeten worden opgenomen, zeg ik daar nee op. Het Stabiliteitsprogramma hoeft helemaal niet zo gedetailleerd te zijn als wij bijvoorbeeld in 2012 hebben gedaan. Toen was er veel meer politieke noodzaak om een akkoord te sluiten en dit is toen vrij gedetailleerd uitgewerkt. Voor Brussel gaat het meer om de hoofdlijnen van het beleid, getoetst aan de macro-economische ontwikkelingen. Wij hebben in het Stabiliteitsprogramma wel aangegeven dat de huishoudentoeslag voor 2015 niet op deze manier zal worden ingevoerd, maar zal worden vervangen door andere maatregelen. Wij hebben daarop, in goed Brussels, "commitment" afgegeven. Dat is naar mijn verwachting voldoende voor de Commissie.

De heer Van Hijum (CDA):

Hierop voortbordurend: in de brief die de minister aan de Kamer heeft gestuurd naar aanleiding van mijn verzoek om de Kamer te informeren over de huishoudentoeslag, schrijft de minister dat normaal gesproken in het voorjaar over de uitgavenkant wordt besloten en dat de Kamer bij de behandeling van de voorjaarsnota over de ontwikkelingen zal worden geïnformeerd. Ik begrijp nu dat er volgens hem dan misschien nog wat open eindjes zullen zijn en dat hij in augustus nog eens met gedoogpartijen rond dat tafel gaat zitten. Kan hij echter toezeggen dat de Kamer tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota ook zal beschikken over een integraal beeld van de mee- en tegenvallers en de financiële situatie voor 2015, zodat wij daarover in het kader van de voorjaarsbesluitvorming nog iets kunnen zeggen?

Minister Dijsselbloem:

Nee, want het karakter van de voorjaarsnota is dat die vooral betrekking heeft op het lopende begrotingsjaar. Grote mee- en tegenvallers in het lopende begrotingsjaar zullen wij daarin zeker weergeven en wij zullen daarvan het onze vinden. De heer Van Hijum moet echter niet denken dat de voorjaarsnota een inkijkje geeft in of alvast het nieuws brengt over wat op Prinsjesdag in de begroting komt te staan.

De heer Van Hijum (CDA):

Maar dat schrijft de minister wel. Hij schrijft: "De uitgavenbesluitvorming over de lopende begroting en de begroting van volgend jaar vindt zoals te doen gebruikelijk in het voorjaar plaats. De vertaling hiervan voor het jaar 2014 vindt u terug in de Voorjaarsnota".

Minister Dijsselbloem:

Zo is het.

De heer Van Hijum (CDA):

Ook schrijft de minister: "De uitkomsten van de besluitvorming ... " Tja, het is erg klein. Ik moet het van mijn telefoontje lezen; excuses daarvoor. Dit suggereert dat ook in het voorjaar met de Kamer kan worden gesproken over de consequenties daarvan voor 2015.

Minister Dijsselbloem:

Nee, als de heer Van Hijum het precies leest, dan ziet hij dat de voorjaarsbesluitvorming het proces in het kabinet betreft. In deze bijzondere politieke constellatie vindt ook al afstemming, een verkenning, plaats met de begrotingschragende fracties. Dat is één deel. De Voorjaarsnota, het staat er heel precies, ziet op het lopende jaar 2014. Dat is precies zoals de heer Van Hijum het voorleest.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb nog een vraag over die nieuwe berekeningsmethode. Daarover sprak de minister ook. Opeens blijkt dat onze economie in 2010 45 miljard groter was. Kan de minister garanderen dat we geen naheffing van Brussel zullen krijgen op basis van de bni-afdracht, omdat onze economie 45 miljard groter is?

Minister Dijsselbloem:

Ja.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dus de minister kan garanderen dat wij niet met allemaal naheffingen over 2011, 2012 en 2013 om de oren geslagen worden? Zoals de minister namelijk ook weet, is Nederland de grootste nettobetaler en dragen wij dit jaar 8 miljard af aan Brussel. Dat is ook een klein verschil met Zwitserland. Dat houdt die 8 miljard gewoon lekker op zak. Die kan het voor de Zwitsers aan andere zaken besteden. Wij geven dat aan Brussel, zodat Brussel dat mag herverdelen. Het is dus niet zo dat Brussel dit jaar meldt: by the way, we krijgen nog een paar honderd miljoen, want door onze nieuwe berekeningsmethode is jullie economie kennelijk groter en zouden jullie meer hebben moeten afdragen?

Minister Dijsselbloem:

Ik denk soms dat het helpt om een kort antwoord te geven, maar dat blijkt onjuist te zijn, want het leidt ertoe dat de heer Van Dijck de vraag nog een keer stelt, nu gelardeerd met allerlei waardeoordelen en onjuistheden over Zwitserland. Ik ben bereid mijn antwoord over Zwitserland nog een keer te herhalen. Zwitserland heeft meer dan 70 overeenkomsten en verdragen met de Europese Unie moeten sluiten, waarin het de wetgeving van Europa accepteert. Die wetgeving hebben wij als Nederland mede kunnen beïnvloeden. Wij zaten aan tafel, Zwitserland niet. Zwitserland moet zich wel conformeren omdat het anders economisch op slot zou gaan. Nederland wil dat niet. Wij gaan niet economisch op slot. Wij willen graag aan tafel meebepalen hoe het beleid in Europa tussen de landen er uitziet. Voor het overige luidt mijn antwoord nog steeds "ja".

Er is een aantal concrete vragen gesteld. Het zijn er niet eens zó veel. Wat de private schuld betreft, hebben wij in de Miljoenennota die vorig jaar op Prinsjesdag werd gepresenteerd, al veel aandacht besteed aan het karakter van deze crisis. In de kern is het een balanscrisis. Balansen zijn verstoord bij huishoudens, bij banken, bij sommige pensioenfondsen en zeker ook bij de overheid. Het karakter van een balanscrisis is dat het lang duurt om die balans weer op orde te krijgen, zeker als er ook nog eigenaardigheden zijn, zoals heel grote pensioenvermogens tegenover heel grote schulden in de woningmarkt, en heel hoge hypotheken, verstrekt in een tijd dat het goed ging, tegenover inzakkende huizenprijzen, met alle effecten van dien. Daar hebben wij al veel aandacht aan besteed. Ik ben echter graag bereid om in de Miljoenennota en op Prinsjesdag opnieuw bij dit thema stil te staan, evenals bij de private schulden waarnaar gevraagd is. Wij kunnen niet zeggen dat wij een plan zullen maken voor de wijze waarop wij de private schulden zullen verminderen. Dat kan helemaal niet; dat is aan huishoudens zelf. Wel kunnen wij de risico's verminderen. Ik wijs op de eigenwoningschuld, in samenhang met d met de hypotheekrenteaftrek, de hoogte van de Nationale Hypotheek Garantie en de LTV-ratio, het bedrag dat de mensen mogen lenen. Die zaken zijn wij voorzichtig en zorgvuldig aan het versoberen om de risico's van schuldenopbouw te verminderen. Wij hebben eerder gesproken over de aftrekbaarheid van vreemd vermogen en eigen vermogen. Ook dat thema zal volgend jaar zeker terugkomen.

Wij gaan ons niet committeren aan een doelstelling om de private schuld te verminderen volgens een bepaald tijdpad. Het kabinet kijkt niet op die manier aan tegen de problematiek van private schulden. Het is evident dat de private schulden een risico vormen voor onze economie. De Europese Commissie wijst daar terecht op. Een groot deel daarvan hangt samen met de woningmarkt. Het is bekend welke maatregelen wij nemen op de woningmarkt om dat te verminderen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik begrijp dat er geen uit vijf punten bestaand aanvalsplan kan komen waarin staat hoe wij dit probleem in één keer zouden kunnen oplossen, maar het lijkt mij goed dat de Kamer enigszins inzicht krijgt in het tijdpad dat het kabinet voor zich ziet. Wil het er in de komende tien jaar voor zorgen dat wij weer onder de norm zitten, of trekt het daar een langere periode voor uit, bijvoorbeeld vijftien of twintig jaar? Of kan het veel eerder? Graag krijgen wij een beeld van de duur van de periode die nodig is om het risico terug te brengen. Ik ben blij met de toezegging dat de minister in de Miljoenennota hierop zal terugkomen, vooral op het punt van de behandeling van het vreemd en het eigen vermogen en de wijze waarop wij aan de knoppen kunnen draaien om de private schulden terug te dringen.

Minister Dijsselbloem:

De heer Klaver gooit nu een aantal dingen op één hoop. Ik heb gezegd dat wij graag in de Miljoenennota terugkomen op het thema van de balanscrisis, die wij vorig jaar al in de Miljoenennota hebben behandeld. Wij kunnen dan bekijken wat er een jaar later gebeurd is en waar wij staan. Daarbij kunnen wij ook het thema van de private schuld expliciet aan de orde stellen. Nogmaals, ik verbind mij niet aan een tijdpad en zeg niet hoelang het zou moeten duren om te voldoen aan de streefnorm. Het is echter evident dat het risico aanwezig is.

De heer Klaver of de heer Merkies heeft gevraagd naar de vermogensverdeling in Nederland. Mijn informatie is dat de minister van Sociale Zaken al door de commissie Sociale Zaken gevraagd is om daar een brief over te sturen aan de Kamer. Dat zal hij doen. In die brief zal hij ingaan op de recentste cijfers die aanwezig zijn, inclusief het wel of niet in ogenschouw nemen van het pensioenvermogen, een bijzonderheid in de Nederlandse omstandigheden, waardoor er een heel ander beeld kan ontstaan van de wijze waarop de vermogens zijn verdeeld in het land. Tevens zal in de brief, voor zover mogelijk, de internationale context worden geschetst. Daarover zijn de laatste tijd interessante publicaties verschenen. Ik verwijs graag naar de brief die het kabinet daarover zal sturen.

De heer Merkies (SP):

Is de minister ook bereid om in dat kader na te denken over een verschuiving in de belastingmix van belasting op arbeid naar belasting op vermogen en op inkomsten uit vermogen?

Minister Dijsselbloem:

Ik stel voor dat de heer Merkies dit debat voert met de staatssecretaris van Financiën, die naar ik meen in de maand juni zal reageren op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Daarin wordt dit type maatregelen genoemd. De brief naar aanleiding van het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen komt naar de Kamer. Op dat moment kan de Kamer het debat volledig voeren. Dat hangt natuurlijk sterk samen met de steeds luider klinkende pleidooien — ook van mijzelf — om weer eens te denken aan een fundamentelere herziening van ons belastingstelsel. Of dit daarin past, kan men met de staatssecretaris en de collega's in de Kamer bediscussiëren.

De heer Merkies (SP):

De minister van Financiën zegt: ook van mijzelf overigens. Het gaat er natuurlijk om wat hij hiervan vindt. We weten dat de belasting op vermogen en inkomsten uit vermogen in Nederland extreem laag is, zelfs de laagste in Europa. Vindt de minister het dan niet fair dat je een andere belastingmix krijgt, waarbij juist de belasting op inkomen en misschien ook wel de btw, wordt verlaagd en de belasting op vermogen wordt verhoogd?

Minister Dijsselbloem:

Dan moet je echt kijken naar waar de vermogens in Nederland zitten. Of pleit de SP nu voor belastingheffing op de pensioenfondsen en de vermogens die daarin zijn opgebouwd? Dat zou nieuws zijn voor mij.

De voorzitter:

Dat is een vraag aan de heer Merkies.

De heer Merkies (SP):

Dat is niet het geval.

Minister Dijsselbloem:

Ik vraag het omdat in Nederland heel grote vermogens zijn bijeengebracht in die pensioenfondsen. Dus als de heer Merkies zegt dat we belasting moeten gaan heffen, of meer belasting moeten gaan heffen, of dat de belasting op vermogen schandalig laag is, moeten we wel even precies zijn. Het kabinet zal hierover naar aanleiding van het advies van de commissie-Van Dijkhuizen een brief aan de Kamer sturen.

De heer Merkies heeft verder nog gesproken over de verhoging van de arbeidskorting. Ik zal daar niet te lang bij stilstaan, omdat we daar al een debat over hebben gevoerd. Hij zei dat die alleen geldt voor de hoge inkomens. Ik heb in het vorige debat al betoogd dat dat absoluut niet het geval is. De komende drie jaar gaat de arbeidskorting voor alle werkenden omhoog, met vele honderden euro's per jaar en in forse stappen. Maar die verhoging loopt nog iets verder door, ook in de middengroepen. Die schuift dus een stukje naar rechts op in het inkomensbeeld. Ook voor mensen met een laag arbeidsinkomen en een modaal inkomen wordt die arbeidskorting verhoogd. Hij moet dus wel het hele verhaal vertellen.

De heer Merkies heeft verder gezegd dat er geen sprake is van koopkrachtherstel. Dat is onjuist. Volgens het CPB is het koopkrachtherstel dit jaar, meen ik, 1,25%. Dat zijn echter eigenlijk al weer verouderde cijfers, maar laten we daar voorlopig toch maar van uitgaan. Natuurlijk verschilt het per groep, maar het beeld hier neerzetten dat er geen koopkrachtherstel is, is niet juist. Ook de bestedingen, bijvoorbeeld in de detailhandel, verbeteren in het eerste kwartaal al.

De voorzitter:

Ik dacht dat ik u al twee keer had gehoord, mijnheer Merkies. U mag nog één keer.

De heer Merkies (SP):

Deze afspraak geldt vanaf €42.000. Modaal is €33.500. Volgens mij krijgt modaal er dan ook niets bij. Wij zijn het nagegaan. Drie kwart van de inkomens zit onder de €42.000 en een kwart erboven. Dan is het toch alleen voor de hogere inkomens?

Minister Dijsselbloem:

We gaan het debat nu herhalen. De heer Merkies pakt de laatste aanvullende maatregel, die onlangs is afgesproken, en zegt: kijk, het gaat alleen naar die groep. Dat is op zichzelf waar, maar de komende jaren gaat de arbeidskorting voor alle werkenden in Nederland met heel forse bedragen omhoog. Ook voor de mensen met een heel klein inkomen uit arbeid, modaal en, ja, ook boven de €40.000 gaat de arbeidskorting omhoog. Dus als de heer Merkies zegt dat er voor mensen met een modaal inkomen niets omhoog gaat, dan is dat gewoon niet juist. Het gaat erom wat mensen volgend jaar op hun belastingformulier zien staan en dat is een veel hogere arbeidskorting voor alle werkenden.

De voorzitter:

Ik zou het waarderen als de minister in afrondende sferen gaat geraken.

Minister Dijsselbloem:

Heel graag, voorzitter.

De voorzitter:

Maar eerst de heer Merkies nog even.

De heer Merkies (SP):

We kijken natuurlijk naar de laatste maatregel, want dat was wat in het nieuws was en dat was wat de laatste tijd speelde. Dat gaat alleen naar het kwart met de hoogste inkomens. Ik wil er ook wel eerdere maatregelen bijhalen. Er is bijvoorbeeld nog de 0,5 miljard voor de algemene heffingskorting, die in het Herfstakkoord is gegeven aan de hoogste inkomens. Dat is samen al 1 miljard dat naar de hoogste inkomens gaat.

Minister Dijsselbloem:

De SP wil zo graag aantonen dat het beleid zich alleen maar richt op de hoogste inkomens dat de heer Merkies voortdurend de voorbeeldjes eruit haalt die inderdaad ten gunste komen aan de wat hogere en hoogste inkomens. Het totaal aan kabinetsbeleid is echter zeer evenwichtig. Recentelijk heeft een fractievoorzitter van een coalitiepartij gezegd dat hij klaar was met denivelleren. Er zal vast wel een reden voor zijn geweest dat hij dat heeft gezegd. Er zijn ook zeer gerichte maatregelen voor lagere inkomens en middeninkomens, zoals de verhoging van de arbeidskorting. Die gaat ook voor hen de komende jaren heel fors omhoog. We moeten dus niet gaan shoppen in het kabinetsbeleid, tenzij we een oneerlijk beeld willen geven.

De SP heeft gevraagd of het kabinet bereid is om nieuwe voorstellen aan een schuldentoets te onderwerpen. Nee, dat zijn we niet. Als we echter nieuwe voorstellen aan de Kamer voorleggen, dan nemen wij als kabinet al in ogenschouw wat het betekent voor inkomens, vermogens en vermogensverdeling, en dus ook voor eventuele schulden van huishoudens. Vervolgens worden voorstellen hier gewoon in behandeling genomen. Als daar vragen en zorgen over zijn, zal de Kamer die aan de orde stellen. Dan gaan we daar verder op in. We gaan niet al onze voorstellen bij voorbaat aan een schuldentoets onderwerpen.

De heer Nijboer van de Partij van de Arbeid heeft gevraagd om in de Miljoenennota in te gaan op trendmatig begrotingsbeleid. We doen gewoon aan trendmatig begrotingsbeleid, zeker nu we weer van saldosturing weg bewegen. Ik zal daar graag in de inleiding van de Miljoenennota expliciet bij stilstaan. De heer Nijboer heeft daar een aantal aandachtspunten bij benoemd.

De heer Koolmees heeft gepleit voor lastenverlichting op arbeid. Het kabinet gaat daar in de begroting zeker ruimte voor maken. Hij heeft tevens opgeroepen om verder te hervormen als de huidige plannen gerealiseerd zijn. Ook dat sprak me aan. De minister van Economische Zaken zal verder ingaan op de hervormingsagenda van het kabinet.

Er is nog een vraag gesteld over de werkeloosheidsnorm die in het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid staat. Dat is het verkiezingsprogramma van deze partij; ik ben minister van de Kroon. Desalniettemin wil ik er best iets over zeggen. Ik heb dat immers al eerder gedaan in deze zaal. Ik vind dat het een belangrijk politiek signaal is. Het heeft ook absolute prioriteit. Er is geen misverstand over dat in de eurogroep het terugdringen van de werkloosheid — zeker de jeugdwerkloosheid — in al onze landen absolute topprioriteit heeft. Dit zijn echter wel onvergelijkbare grootheden. Een begrotingsnorm kun je aan ministers opleggen en van ze afdwingen met de woorden "je zorgt nu dat je begroting op orde komt". Het terugbrengen van de werkloosheid van bijvoorbeeld 25% naar 5% is echter niet iets wat je met één stuk papier voor elkaar krijgt en met een politiek besluit kunt afdwingen. Wel is het een zeer terechte ambitie om dit bij de beoordeling van plannen in ogenschouw te nemen. Pas op voor het misverstand dat je deze twee tegenover elkaar zet: "Aha, dus u wilt een norm voor de werkloosheid en de werkloosheid omlaag brengen? Dan zal de begroting wel uit de hand lopen." Dat is een volstrekt valse tegenstelling. Het belangrijkste wat landen kunnen doen om hun werkloosheid structureel omlaag te brengen, is het doorvoeren van een aantal hervormingen. Het gaat nu te ver om dat per land uit te diepen — als de Kamer dat wil, kan ik dat doen — maar de hoge werkloosheid in Spanje is niet alleen een gevolg van deze crisis. De jeugdwerkloosheid in Spanje was ook al zeer hoog voor deze crisis, vanwege grote structurele belemmeringen in een aantal producten- en dienstenmarkten in de Spaanse economie. Gelukkig gebeurt daar op dit moment al veel aan. Als je dus druk zet op zo'n politieke werkloosheidsnorm, dan moet dat geen versoepeling van begrotingsnormen tot gevolg hebben maar leiden tot meer druk op hervormingen. Zorg ervoor dat de arbeidsmarkt weer gaat functioneren, dat jongeren weer aan de slag kunnen en dat de economie weer dynamischer en concurrerender wordt. Zo kijk ik daartegen aan.

De heer Van Hijum heeft gewezen op de risico's van de statistische correctie. Daar houden wij natuurlijk rekening mee bij de begrotingsvoorbereiding. Ook over de huishoudentoeslag, die hij ter sprake bracht, heb ik het gehad. Tevens heeft de heer Van Hijum gezegd dat de minister zelf raamt op basis van gesprekken met collega's. Nee, zo werkt het niet. Dat gaat gewoon op basis van cijfers van het CPB. Het CPB kan echter niet tot in detail in die begrotingen kijken; de minister van Financiën kan dat wel. Hij kan analyseren waar binnen de departementale begrotingen ruimte ontstaat en meevallers en tegenvallers zitten. Bij tegenvallers houd ik de ministers aan hun uitgavenkader. Dat betekent dat zij het zelf moeten oplossen. Als er meevallers zijn, zeker als die groot en structureel zijn, wil ik dat die op de grote tafel komen te liggen, zodat we daar uiteindelijk in de ministerraad beslissingen over kunnen nemen. Dat proces hebben we dit jaar tamelijk rigoureus gevolgd. Dat stelt ons in staat om straks ook beslissingen te nemen, bijvoorbeeld over lastenverlichting, maar op onderdelen ook over uitgavenbesluiten.

De heer Van Hijum heeft gepleit voor het handhaven van de kaders. Dat doen we op individueel niveau en op ministeries, in het bijzonder voor het SZA-kader. Daar hoeven we niet ingewikkeld over te doen. We hebben vorig jaar een debat met elkaar gevoerd. Toen hebben we het SZA-kader verhoogd vanwege de economische crisis en de oplopende WW-uitgaven. We hebben toen ook gezegd dat we het weer zouden verlagen zodra er ruimte zou ontstaan als het economisch beter zou gaan. Zoals het er nu uitziet, gaat dat volgend jaar gebeuren. Er ontstaat dus geen aanvullende uitgavenruimte voor de minister van Sociale Zaken om eens even mooi nieuw beleid te maken. Nee, die ruimte raakt hij kwijt. Dat is een deel van de ruimte die het kabinet ter beschikking heeft om te besluiten over lastenverlichting of andere maatregelen. Ik denk dat deze lijn het CDA zeer zal aanspreken. Ik vraag de heer Van Hijums geduld tot Prinsjesdag. En tegen die tijd reken ik op zijn enthousiasme en steun.

Minister Kamp:

Voorzitter. Wij spreken over wat er gebeurt in het kader van het Europees semester. Zoals de woordvoerders weten, is het Europees semester de Europese coördinatie van het economische en het budgettaire beleid van de lidstaten. Wij zijn zeer verheugd dat dit gebeurt en dat de Europese Commissie deze coördinatie doet. We denken dat dit zeer nuttig is om de crisis waarmee we in Europa al vanaf 2008 in verschillende vormen te maken hebben, doeltreffend en fundamenteel te kunnen bestrijden, en ook om de economieën van de lidstaten fundamenteel te kunnen versterken. Het is heel goed dat de Europese Commissie een aantal criteria en normen heeft vastgesteld, de verschillende economieën doorlicht, de budgettaire situatie doorlicht, aangeeft waar dingen uit het lood springen en vervolgens aanbeveelt hoe dat kan worden gecorrigeerd. Wij spelen dus met enthousiasme onze eigen rol in dat Europees semester. Wij doen dat met het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma. Over het Stabiliteitsprogramma heeft mijn collega al het nodige gezegd.

Ik wil graag het een en ander zeggen over het Nationaal Hervormingsprogramma. De woordvoerders weten hoe dat opgepakt wordt door de Europese Commissie. Er wordt bekeken hoe het voor Nederland en voor allerlei onderdelen van het beleid uitpakt. Hoe verhoudt zich dat tot de criteria en de normen die de Europese Commissie heeft opgesteld? Zijn er dingen die eruit springen? Voor Nederland sprongen er inderdaad een vijftal dingen uit waarover Europa oordeelde dat we daarin echt afwijken. Daar moest nader naar worden gekeken. Daar is nader naar gekeken en men heeft vastgesteld dat er op één punt sprake was van een onevenwichtigheid. Dat betrof de hoogte van de private schuld. Ik kom daar zo nader op terug.

Ook kwam aan de orde dat Nederland een hoog saldo heeft op de lopende rekening. Verschillende woordvoerders hebben dat ook benoemd. Dat is ook door de Europese Commissie vastgesteld. Vervolgens is daar echter geen onevenwichtigheid uit geconcludeerd, laat staan dat er sprake zou zijn van een buitensporige onevenwichtigheid. Dat is dus blijven liggen. Ik denk dat dit terecht is, want het hoge saldo op de lopende rekening van Nederland — dit jaar naar verwachting een overschot van ruim 9% en volgend jaar 10% — hangt samen met de positie van Nederland. We hebben een sterk concurrerende economie en een sterke exportindustrie. We hebben een sterk exporterend bedrijfsleven. Wij zijn de poort van Europa. Er komen heel veel goederen Nederland binnen. Dat geeft veel kansen. Als gevolg van al die activiteiten verdienen we meer geld aan het buitenland dan we uitgeven in het buitenland. Dat is iets waarover we enige tevredenheid mogen hebben. Het gaat ook samen met een positief spaarsaldo. Onze huishoudens, bedrijven en overheden tezamen verdienen meer dan ze uitgeven. Dat is ook heel goed. Er is lange tijd een kredietcrisis geweest, waarbij de balansen niet in evenwicht waren. Wij zijn nu bezig om dat te corrigeren.

Ik denk dat het totale beeld dat eruit naar voren komt voor Nederland een goed beeld is. Vorig jaar hadden we nog een economische krimp van 0,8%, maar vanaf het tweede kwartaal is zich dat gaan herstellen. In het laatste kwartaal was er al sprake van een groei van 0,9%. Voor dit jaar verwacht de OESO een groei van ongeveer 1% in Nederland. Dat betekent dat we in een jaar tijd van 0,8% min naar 1% plus gaan. Dat is een goede vooruitgang. Mijn collega heeft al gesproken over het EMU-saldo, het tekort op de begroting, dat volgend jaar naar verwachting iets boven de 2% zal liggen, terwijl het een klein aantal jaren geleden nog rond de 5% was. Daar is dus ook een belangrijke verbetering gaande. De volgende belangrijke verbetering die gaande is, betreft de koopkracht. We hebben vier jaren gehad waarin de koopkracht daalde. Zoals mijn collega zei, zal er dit jaar een groei van de koopkracht zijn van 1,25%. Hij zei dat recente cijfers waarover hij de beschikking heeft, die ontwikkeling zeker niet tegenspreken. Hetzelfde is gaande voor wat betreft de consumptie. Mensen in Nederland zijn nog aan het sparen om te herstellen wat er hersteld moet worden, maar voor volgend jaar wordt er behalve een groei van de koopkracht ook al een groei van de consumptie verwacht. Dan zal er, behalve vanuit de sterke export in Nederland, zoals de industriële export en de agrarische export, ook een bijdrage aan de groei van de Nederlandse economie zijn vanuit onze eigen bestedingen.

Ik denk dus dat we die zaak behoorlijk op orde aan het krijgen zijn. Dat is, denk ik, ook de conclusie van de Europese Commissie geweest, vandaar ook dat zij terughoudend is geweest in haar aanbevelingen aan Nederland. De aanbevelingen die gedaan zijn, ervaren wij als zeer waardevol. Wij zijn daar ook in ons Nationaal Hervormingsprogramma op ingegaan. Wij zijn zeer gemotiveerd om door te gaan met hervormingen. Wij zijn ook zeer gemotiveerd om de kansen te benutten die er liggen voor de toekomst, en daar ook de benodigde voorbereidende maatregelen voor te nemen.

De landenspecifieke aanbevelingen die we hebben gekregen en waarop we hebben gereageerd, betreffen de overheidsfinanciën. De financiële woordvoerders weten wat er allemaal aan het gebeuren is op het punt van de overheidsfinanciën. De aanbevelingen betreffen de vergrijzing en we kunnen vaststellen dat we de kosten van de zorg onder controle aan het brengen zijn en dat we de noodzakelijke hervormingen doorvoeren. Ze betreffen ook de kosten van de pensioenen. Wij weten dat we in Nederland het op een na beste pensioenstelsel van de wereld hebben, maar we hebben daarin wijzigingen doorgevoerd. We hebben onze AOW-gerechtigde leeftijd gekoppeld aan de stijgende levensverwachting en daarop ook weer de tweede pijler, die van de pensioenen, laten aansluiten. Dat is dus ook aangepakt zoals het aangepakt moet worden.

Over de arbeidsmarkt hebben we afspraken gemaakt met de werkgevers en de werknemers en die vervolgens in wetgeving omgezet. Daar zijn dus ook verbeteringen gerealiseerd. Ook zijn we druk doende om de belangrijke verbeteringen voor elkaar te krijgen die er moeten komen in de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Wij denken dat de kwaliteit van het onderwijs in Nederland hoog is en dat de resultaten van het onderwijs goed zijn, maar dat we door het koppelen van bedrijven aan onderwijsinstellingen veel positiefs kunnen bereiken voor de kwaliteit van het onderwijs. Vervolgens, als de mensen eenmaal uit het onderwijs komen en gaan werken in het bedrijfsleven, kunnen onderwijsinstellingen heel veel betekenen voor het bedrijfsleven, om ervoor te zorgen dat werknemers hun leven lang leren en dus ook voortdurend waardevol blijven voor hun werkgevers. Ook zijn ze dan niet afhankelijk van één werkgever, maar staan ze sterk en flexibel op de arbeidsmarkt. In de combinatie van bedrijven en onderwijsinstellingen is nog grote winst te boeken. Daar zullen we de komende jaren dan ook met overtuiging aan werken.

Ten slotte was er een aanbeveling over de woningmarkt, ook een terrein waarop we hervormingen doorvoeren. De woordvoerders weten dat. Er is een maatregel genomen rond de maximale hypotheekrenteaftrek. Wat betreft de verhouding tussen de waarde van de woning en de hoogte van de lening zijn afspraken gemaakt en wijzingen doorgevoerd. Ook is aflossing van de hypotheek weer tot norm gemaakt. Ik denk dat wij op deze wijze hervormingen aan het doorvoeren zijn die van groot belang zijn voor onze economische toekomst.

Gelijktijdig moeten wij werken aan het verdienvermogen van Nederland, zoals enkele woordvoerders, onder anderen de heren Klaver en Koolmees, hebben gezegd. Mede in reactie op het rapport van de WRR heeft het kabinet uitgebreid aan de Kamer laten weten hoe het dit verdienvermogen van Nederland ziet. Het kabinet heeft aangegeven dat het de hervormingen die ik net heb genoemd, zal doorzetten. Wij zullen op die manier het functioneren van de economie versterken. Het bedrijvenbeleid is gericht op innovatie, op uitdagers en op groei en doorgroei van nieuwe bedrijven, zodat zij het stokje kunnen overnemen van de gevestigde bedrijven en de concurrentie met de gevestigde bedrijven kunnen aangaan. Wij zullen doorgaan met dat beleid.

De kennisinstellingen en de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zeggen unaniem dat wij moeten vasthouden aan het topsectorenbeleid en ook dat wij dit moeten continueren om zekerheid te bieden. Wij zien echt grote voordelen in de samenwerking tussen overheden, onderwijsinstellingen, kennisinstellingen en bedrijven. Wij hebben in Nederland nu een gezamenlijke aanpak, waardoor de kennis die er bij de kennisinstellingen en universiteiten is, zo snel mogelijk tot producten leidt waarmee de bedrijven geld kunnen verdienen en werkgelegenheid tot stand kunnen laten komen. Aan die lijn moeten wij vasthouden.

Zoals enkele woordvoerders zeiden, is het van groot belang om aansluiting te zoeken bij de maatschappelijke uitdagingen. Dat doen wij ook. In november vorig jaar heb ik een brief naar de Kamer gestuurd over de wijze waarop wij aansluiting gaan zoeken bij de maatschappelijke uitdagingen. Wij noemen dat "Dutch solutions for global challenges". Wij denken dat het Nederlandse bedrijfsleven veel aan de wereld te bieden heeft, onder andere op de volgende terreinen: kwaliteit van drinkwater, beheersing van water in een tijd van klimaatverandering en gezondheidsoplossingen omdat de wereldbevolking aan het vergrijzen is. Ook als de wereldbevolking meer en gevarieerder voedsel vraagt, is Nederland bij uitstek in staat om dat te leveren. Bovendien wordt er in de wereld steeds meer geautomatiseerd. In ons land wordt 85% van de chipmachines geproduceerd, dus Nederland heeft ook op dat punt veel te bieden. Nederland moet er dus voor zorgen dat het bedrijfsleven en de overheden zich richten op de uitdagingen in de wereld en op de kansen die Nederland heeft om met de juiste antwoorden en reacties op die uitdagingen te komen.

Dat wij wat dat betreft heel kansrijk zijn, blijkt uit het feit dat Nederland een van de meest concurrerende economieën van de wereld is. Bovendien is Nederland de nummer twee exporteur van landbouwproducten en behoort het tot de top vijf wat betreft exportkracht in de wereld. Nederland heeft dus veel te bieden en zal hetgeen het te bieden heeft zo veel mogelijk aan de wereld als geheel ten goede laten komen.

De woordvoerders hebben een aantal opmerkingen gemaakt waarop ik nu nog even kort zal ingaan. De heer Nijboer heeft gewezen op de werkloosheid. Er gaat geen dag voorbij of het kabinet werkt aan het terugbrengen van de werkloosheid. Het is natuurlijk prachtig dat je verbetert en hervormingen doorvoert, maar uiteindelijk moet dit wel resulteren in banen voor mensen. Daardoor zijn zij zelfstandig en kunnen zij hun talenten ontplooien. Bovendien zijn zij dan onafhankelijk van de overheid. De werkloosheid hebben wij daarom voortdurend in beeld. In Europa is er veel werkloosheid. Wij zijn blij dat de situatie in Nederland relatief gunstig is. Wij zijn ook blij dat de groei van de werkloosheid die dit jaar plaatsvindt, slechts zeer beperkt is. De groei is minder dan waar wij eerst rekening mee hielden. Wij zijn blij dat het perspectief is dat de werkloosheid volgend jaar weer gaat dalen. Volgens ons helpen wij via het beleid dat gericht is op versterking van de positie van het bedrijfsleven, structurele werkgelegenheid tot stand komen. Wij denken ook dat dit de oplossing is die er moet zijn om de werkloosheid weer verder terug te brengen tot het lagere percentage dat de heer Nijboer voor ogen heeft.

De heer Nijboer vroeg zich ook af wat wij op korte termijn doen om de economie te stimuleren. Wij stimuleren de bouw, waarvoor wij een aantal maatregelen hebben genomen. Zo is de overdrachtsbelasting tot een derde van het oorspronkelijke niveau teruggebracht en is de btw op de arbeidskosten van 21% naar 6% verlaagd. Wij hebben een verruiming van de willekeurige vervroegde afschrijvingen toegestaan. Wij zijn bezig met de oprichting van een Nederlandse Investeringsinstelling, waardoor het geld dat bij de pensioenfondsen en de verzekeraars beschikbaar is, in meerdere mate in Nederland geïnvesteerd kan worden. Ook zijn wij bezig met een breed scala van inspanningen om ervoor te zorgen dat, in een tijd waarin financiering voor het bedrijfsleven, in het bijzonder het kleine bedrijfsleven, moeilijk is, wij er zijn op die plekken waar het noodzakelijk is om te ondersteunen met garanties, met participaties en met het creëren van nieuwe mogelijkheden, waardoor het kleine bedrijfsleven en de doorgroeiers de aandacht en de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben en die in het algemeen belang zijn.

De heer Klaver heeft erop gewezen dat economische groei natuurlijk vooral duurzame groei moet zijn. Het is goed dat wij de economische groei terugkrijgen, maar wij moeten vooral duurzame economische groei hebben, zo zei hij. Het kabinet is dat geheel met de heer Klaver eens. Dat houdt in dat in het bijzonder voor het ministerie van Economische Zaken geldt dat het geen enkele ontwikkeling stimuleert of subsidieert die niet bijdraagt aan duurzaamheid, zowel in sociaal opzicht als in het opzicht van natuur en milieu. Dat is een randvoorwaarde voor alle inspanningen van de overheid. Ik ben het zeer eens met de heer Klaver dat groei waaraan wij echt iets hebben, duurzame groei is. Wij moeten de richting opgaan van een biobased economy, een bio-economie. Wij zijn dan ook intensief met duurzame energie bezig om die transitie te maken. Dat is ook de reden voor de randvoorwaarde die ik zonet heb genoemd. Ik ben ervan overtuigd dat de groei waarvan wij het in de toekomst moeten hebben, duurzame groei is.

De heer Klaver (GroenLinks):

Deze woorden van de minister zouden niet misstaan op een gemiddeld GroenLinks-congres, maar ik heb nog wel een vraag over het staande beleid. In Nederland geven wij — ook Europa heeft daarop gewezen — nog steeds een korting op de energiebelasting voor grote bedrijven. Je kunt je afvragen of dat geen staatssteun is voor fossiele energie; Europa kijkt daar ook naar. Hoe kijkt de minister daartegen aan, in het licht van zijn uitspraak dat wij graag die economische ontwikkeling willen hebben, maar dan wel gericht op duurzaamheid en met duurzaamheid als randvoorwaarde?

Minister Kamp:

Wat betreft de grote energie-intensieve bedrijven zijn er aparte convenanten, waarbij al die bedrijven zich ertoe verplicht hebben om alle mogelijkheden die er zijn om energie te besparen, te benutten. Deze bedrijven worden ook door ons ondersteund om dat te doen. Daar hebben wij nog eens de afspraak in het kader van het energieakkoord overheen gelegd dat er ieder jaar 1,5% energie moet worden bespaard. Dat zal vooral bij die bedrijven moeten plaatsvinden. Niet alleen bij de bedrijven maar ook bij de burger kan nog heel veel gedaan worden op het punt van energiebesparing. Daar zijn wij ook zeer mee bezig; ik denk dat energiebesparing van het grootste belang is.

De heer Klaver zegt: die grote energie-intensieve bedrijven bevoordeel je door hun minder zware energiebelasting op te leggen dan de kleinafnemers en dan wat de burgers moeten betalen. Daarin heeft de heer Klaver gelijk. Het is ook een bewuste keuze. Ik vraag me zelfs af of wij niet gedwongen zullen zijn om nog verder te gaan op die weg. De grote energie-intensieve bedrijven moeten namelijk op de wereldmarkt concurreren. Het is al lastig om op de wereldmarkt te concurreren met China, India, Brazilië en Rusland, waar van energiebelasting totaal geen sprake is, maar ook binnen Europa heeft onze grootste buurman, tevens onze grootste "concullega", zoals dat vriendelijk gezegd wordt door de grote Nederlandse bedrijven, er heel bewust voor gekozen om de energiebelasting vooral en in sterkere mate bij de burgers neer te leggen en haar weg te houden van de energie-intensieve bedrijven, die op de wereldmarkt moeten concurreren. Ik denk dat het noodzakelijk is om wat dit betreft met Duitsland in de pas te blijven en ervoor te zorgen dat wij onszelf niet tekortdoen. Als wij namelijk onze energie-intensieve bedrijven laten vertrekken naar andere delen van de wereld, is energiebesparing niet meer aan de orde en is werkgelegenheid in Nederland niet meer aan de orde. De kunst is dus om in Nederland werkgelegenheid te behouden en energiebesparing te realiseren, ook bij deze grote, energie-intensieve bedrijven.

Dat is een spel op het scherp van de snede. We zijn in Zeeland Zalco al kwijtgeraakt en in Groningen ALDEL. Bovendien zijn er nog andere grote energie-intensieve bedrijven die het moeilijk hebben. Laten we de werkgelegenheid daarom goed voor ogen houden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zal nu niet ingaan op de voorbeelden die de minister geeft. Als je op korte termijn, de komende vijf jaar, wilt blijven concurreren, doe je er goed aan om die bedrijven te steunen door ze staatssteun te geven en te zeggen dat ze minder energiebelasting hoeven te betalen waardoor de energieprijs omlaag gaat. ALDEL was daar uiteindelijk echter niet mee gered, want de aluminiumprijzen op de wereldmarkt waren simpelweg ingestort. Ook al was er een lage energiebelasting gekomen, dan nog hadden we die bedrijven niet gered. De vraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat Nederland niet alleen de komende vijf jaar bedrijvigheid heeft, maar ook de jaren daarna. Is het niet verstandiger om het voordeel dat we nu geven aan bedrijven in de vorm van een lagere energiebelasting, uit te keren in de vorm van transitiegeld, zodat die bedrijven gemakkelijker de stap kunnen zetten naar energiezuiniger produceren? Dat is namelijk dé manier om op de langere termijn concurrerend te blijven, juist met landen als China en, dichterbij, Duitsland.

Minister Kamp:

Het is voor deze bedrijven op dit moment een keiharde concurrentieslag. In de Verenigde Staten van Amerika ligt de prijs van elektriciteit de helft lager dan in Nederland. De prijs van gas ligt daar twee derde lager dan in Nederland. Dat betekent dat op dit moment de grote, internationale concerns al hun investeringen in Europa laten liggen en met name investeren in de Verenigde Staten van Amerika. Daarnaast is in het Midden-Oosten met name de petrochemische industrie enorm in ontwikkeling.

Om in deze situatie de energie-intensieve bedrijven, die belangrijk zijn voor de werkgelegenheid in Nederland, te kunnen behouden, is het nodig dat we niet alleen naar de lange termijn kijken en langetermijnafspraken maken over energiebesparing, maar ook ervoor zorgen dat de bedrijven op korte termijn de kans krijgen om de concurrentie op de wereldmarkt aan te gaan. Eerst moet je ervoor zorgen dat ze in Europa de concurrentie aan kunnen gaan, met name met ons grote buurland Duitsland. Daarnaast moeten ze echter ook op de korte termijn de concurrentie kunnen aangaan op de wereldmarkt. We kunnen het ons niet veroorloven om daarnaar te kijken met een termijn van vijf jaar en langer. Er moet naar ieder jaar worden gekeken, dus op de korte termijn, om ervoor te zorgen dat we deze belangrijke werkgelegenheid in Nederland zo veel mogelijk behouden.

De heer Klaver heeft gesproken over innovatiesubsidies, die wat hem betreft meer gericht moeten worden op maatschappelijke uitdagers. Daar heeft hij gelijk in. Het kabinet heeft al aan de Kamer laten weten dat het dat van groot belang vindt. Wij denken dat wij zeer blij mogen zijn met wat er aan innovatie plaatsvindt in de grote bedrijven. Bedrijven als Philips, Shell en ASML zijn grootschalig in Nederland aan het innoveren. Ook van de schillen van mkb-bedrijven die daaromheen zitten, gaat een heel groot positief effect uit. Wij denken echter dat daarnaast ook de uitdagers gestimuleerd moeten worden, omdat zij de grote bedrijven van de toekomst zijn. Althans, zij zitten daarbij. Wij zijn dus zeer intensief en met overtuiging bezig om onze innovatie-instrumenten optimaal te laten benutten door de uitdagers.

De heer Klaver noemde Zweden als voorbeeld voor het bedrijvenbeleid. Ik heb pasgeleden de Zweden op bezoek gehad. Zij waren erg geïnteresseerd in het Nederlandse topsectorenbeleid en de manier waarop wij erin slagen om onderwijsinstellingen, universiteiten, kennisinstellingen, ondernemingen en overheden lokaal, provinciaal en landelijk te laten samenwerken, en in de resultaten die dat oplevert. Ik kijk graag naar Zweden, waar veel goed gaat. Zweden kijkt ook naar Nederland, waar ook veel goed gaat. Laten we hopen dat de samenlevingen in beide landen daar uiteindelijk voordeel van plukken.

De heer Merkies gaf aan dat het economisch herstel in Nederland nog maar weinig voorstelt. Ik ben dat zeer met hem oneens. Ik denk dat een omslag van bijna 2% in de economische groei in één jaar tijd, van -0,8% naar mogelijk +1%, belangwekkend is. Er zijn niet veel Europese landen waar in één jaar die omslag in die mate gemaakt wordt. Het is heel interessant om te zien hoe de export zich op een hoog niveau handhaaft. Het is interessant om te zien hoe de bedrijfsinvesteringen dit jaar met 4% tot 5% groeien. Het is interessant om te zien hoe het vertrouwen in het bedrijfsleven terugkomt. Het is ook goed om te zien dat de koopkracht zich dit jaar herstelt en volgend jaar ook de consumptie zich kan herstellen en weer kan groeien. Ik denk dus dat het wel degelijk wat voorstelt, zeker omdat we er gelijktijdig in slagen om het tekort op de begroting terug te dringen. Ik denk dat we met een evenwichtig, succesvol beleid bezig zijn, dat ook de steun van de heer Merkies en zijn fractie verdient.

De heer Koolmees gaf aan dat we er wat hem betreft nog niet zijn. Dat is zeer juist. Ik denk dat het geheim van Nederland is dat als de dingen goed gaan, wij vervolgens ergens anders naar kijken; wij zoeken naar de dingen die niet goed gaan, die beter kunnen. Als wij dat nu maar blijven doen en altijd kritisch blijven, dan kunnen wij het huidige, hoge niveau vasthouden en ons verder verbeteren. Tevreden zijn en achteroverleunen, hoop ik niet mee te maken. Evenmin hoop ik dat de heer Koolmees dat nog zal meemaken in de lange carrière die hij nog voor de boeg heeft.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als deze minister wil kijken naar waar het niet goed gaat, dan moet hij eens in de grensstreek gaan kijken. Ik was zaterdag in Duitsland en daar tankte ik voor €0,30 per liter goedkoper dan in Nederland. De FNV voorspelt dat 800 pompstations hun deuren gaan sluiten, met werkloosheid en spookdorpen als resultaat. Deze minister heeft een mooi verhaal over hoe goed we bezig zijn. Hij heeft een mooi verhaal: als het fout gaat, dan grijpen we in. De staatssecretaris van Financiën — ik hoop dat deze minister een beetje invloed heeft op de heer Wiebes — sluit echter zijn ogen en wacht rustig tot half mei, tot het kwaad is geschied. Kan deze minister een goed woordje bij hem doen?

Minister Kamp:

Ik begrijp dat de heer Van Dijck naar Duitsland of naar België gaat om te tanken. Het zal hem toch duidelijk zijn dat per 1 januari de benzineaccijns in Nederland niet is verhoogd. Misschien moet ik het nog een keer zeggen: de benzineaccijns is niet verhoogd. Het zal de heer Van Dijck misschien ook bekend zijn dat in België met grote ogen naar Nederland wordt gekeken, omdat de prijzen in de Nederlandse supermarkten 15% lager zijn. 15% lager! Er zijn dus effecten van de ene kant van de grens naar de andere kant van de grens. Wij moeten daarop heel attent zijn. Zodra die effecten duidelijk zijn, moeten wij bekijken of er onevenwichtigheden zijn waarop we moeten reageren. Het heeft echter geen zin om de zaak eenzijdig voor te stellen. Ik vrees dat de heer Van Dijck dat net heeft gedaan.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dus geen probleem, laat die 800 pompstations lekker hun deuren sluiten. Laat ze allemaal hun personeel ontslaan. Geen probleem, niks aan de hand, we gaan over tot de orde van de dag. Deze minister doet precies hetzelfde als de staatssecretaris van Financiën: hij sluit zijn ogen voor de feitelijke problemen. Als een pakje sigaretten in Duitsland €2 goedkoper is en benzine €0,30 per liter goedkoper is, dan ben ik een dief van mijn eigen portemonnee als ik niet in Duitsland of in België tank. Zo denkt de hele grensstreek en zo gaan al die middenstanders, al die pompstations, al die mensen naar de knoppen. Deze minister van Economische Zaken, kennelijk niet de minister van alle bedrijven in dit land, staat erbij en kijkt ernaar. Hij zegt: niets aan de hand, de Duitsers komen bij ons boodschappen doen. Ook dat is niet waar; denk aan de alcohol en noem maar op. Iedereen vertrekt naar Duitsland en naar België.

Minister Kamp:

Ik merk al een paar keer in dit debat op dat de heer Van Dijck niet reageert op wat hem wordt voorgehouden. Ik heb gezegd dat de benzineaccijns per 1 januari niet is verhoogd. Ik heb gezegd dat het hele pakket van dagelijkse boodschappen in de supermarkten in Nederland veel goedkoper is dan in België. Wij moeten alle feiten onder ogen zien. Als er onevenwichtigheden zijn, moeten wij overwegen om daartegen maatregelen te nemen. Dat doen wij altijd. Wij kijken niet waar het goed is om vervolgens tevreden te zijn. Nee, we kijken naar dingen die niet goed zijn. De heer Van Dijck en anderen noemen ze. Wij kijken daarnaar en als het nodig is om maatregelen te nemen, doen wij dat ook.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb even zitten aarzelen of ik hierop moest reageren. De minister zegt dat de accijns op benzine niet is verhoogd. Nee, maar die op diesel en lpg natuurlijk wel. Deze minister weet ook dat heel veel transportbedrijven inmiddels niet meer in de grensstreek tanken maar daarvoor, en dat heel veel pomphouders daardoor gedupeerd raken. Dat kan hem toch niet onberoerd laten? Ik snap de verontwaardiging wel een beetje dat de zorg over de banen bij deze minister niet echt merkbaar is. Dat verbaast mij ook enigszins. Hij komt nota bene uit de grensstreek en zou toch moeten snappen met welk gevoel dat daar gepaard gaat.

Minister Kamp:

Ja, maar het is altijd verstandig om de feiten onder ogen te zien. Het is heel goed om te kijken naar de dieselprijs in Duitsland, in België en in Nederland. Voor zover er prijsverschil is, is dat geen aanleiding om met grote tankwagens daarnaartoe te rijden om diesel te tanken en naar Nederland te brengen, echt niet. Het prijsverschil zit in de benzine en de benzineaccijns is niet verhoogd.

De heer Van Hijum (CDA):

Dan daag ik toch deze minister uit om eens kennis te nemen van de balansen en de rekeningen die de pomphouders in de grensstreek te verwerken krijgen en de grote verschillen en de afname in omzet waarmee zij worden geconfronteerd ten opzichte van voorgaande jaren. Dat kan toch niet alleen maar het effect zijn van het niet verhogen van de benzineaccijns, zoals de minister zegt? Daaraan moet toch een reden ten grondslag liggen? Ik roep het kabinet op, deze minister voorop: heb daar oog voor en zorg ervoor dat die effecten ongedaan worden gemaakt.

Minister Kamp:

Het is toch heel goed om even met elkaar onder ogen te zien dat de benzineaccijns per 1 januari niet is verhoogd. Als er verschillen zijn tussen de dieselprijzen in Nederland, Duitsland en België, is het toch ook heel verstandig om te bekijken wat dat prijsverschil precies is. Het is dan heel verstandig om te bekijken wat de effecten ervan zijn. De staatssecretaris van Financiën heeft al gezegd dat hij dat zal onderzoeken. Hij heeft aangegeven dat hij denkt dat hij half mei over die informatie kan beschikken en dat hij dan zal kijken wat voor maatregelen noodzakelijk zijn. Als je dit soort zaken bespreekt, is het volgens mij heel verstandig om je op de feiten te baseren, om onderzoek te doen waar dat nodig is en om dan je conclusies te trekken.

De voorzitter:

De relatie tussen accijnzen en het Stabiliteitsprogramma is volgens mij wat mager. Maar goed, wij hebben het er even over. Ik geef de heer Merkies nog kort het woord en dan gaan wij verder met de beantwoording van de minister.

De heer Merkies (SP):

Ik begrijp ook niet waarom de heer Kamp het opbrengt. Het kabinet heeft immers gezegd dat wij het er later over zullen hebben. De minister noemt het echter expliciet, dus hij wil het blijkbaar toch benoemen. Maar laten wij wel wezen, de omzet van diesel aan de grens is met 35% gedaald. Het zijn cijfers van BOVAG, maar het is wel een betrouwbaar onderzoek gebleken. Het is een heel grote steekproef. De omzet is dus met 35% gedaald aan de grens. Dat wordt een beetje gebagatelliseerd met de opmerking dat er in de supermarkten ook wel eens Duitsers komen. Waarom doet de minister dat?

Minister Kamp:

Ik ben er niet over begonnen. Er is mij een vraag gesteld en ik wens te reageren op vragen die mij gesteld zijn. Als er wordt gesproken over de benzineaccijns, mag ik toch vertellen wat er per 1 januari wel of niet is gebeurd? Als er wordt gesproken over prijsverschillen over de grens, is het toch nuttig om onder ogen te zien dat de prijzen in Nederlandse supermarkten veel lager liggen dan die in Belgische en Duitse supermarkten? Dat zijn toch dingen die je gewoon onder ogen moet zien? Dat wil niet zeggen dat er geen probleem is. Natuurlijk zijn er wel problemen. De staatssecretaris van Financiën is daar ook bezorgd over. Hij heeft gezegd dat zodra hij over harde cijfers kan beschikken die een goede basis kunnen zijn voor conclusies, hij die conclusies ook zal trekken nadat hij zijn afwegingen heeft gemaakt. Ik denk dat wij dit probleem heel serieus nemen. Ik pleit er alleen voor om een evenwichtig beeld te schetsen en om van de feiten uit te gaan.

De heer Merkies (SP):

De benzineaccijns is inderdaad niet verhoogd. Die was al zo hoog dat heel veel pompen aan de grens al geen benzine meer verkochten. Nu is het probleem dat zij ook geen lpg en geen diesel meer verkopen doordat de accijnzen daarop enorm omhoog zijn gegaan. Ik hoor de minister het nu een beetje nuanceren. Hij zegt nu dat er wel problemen zijn. Het lijkt mij dat er grote problemen zijn. Erkent de minister dat?

Minister Kamp:

Ik ben over de benzineaccijns begonnen omdat de heer Van Dijck zei dat hij in Duitsland benzine gaat tanken omdat die daar 30 cent goedkoper zou zijn. Dan wijs ik er even op dat de benzineaccijns per 1 januari niet is verhoogd. Wat betreft de dieselprijs denk ik dat het heel verstandig is om te bekijken wat de feitelijke dieselprijzen in Duitsland, België en Nederland zijn. Dan kunnen wij die vergelijken en bezien of er als gevolg van die prijsverschillen omzetproblemen ontstaan en of er in die sfeer maatregelen genomen moeten worden. Als je beslissingen wilt nemen over dit soort zaken dan is het noodzakelijk om niet alleen te kijken naar de situatie aan de ene kant van de grens, maar ook naar die aan de andere kant ervan. Je moet dan kijken welke maatregelen genomen zijn, of die maatregelen effecten hebben, welke effecten dat dan zijn en of je die kunt corrigeren. Ik pleit ervoor om een evenwichtig beeld te schetsen en er niet iets uit te pikken en daardoor een onevenwichtig beeld naar voren te brengen. Er moet sprake zijn van een evenwichtig beeld, op grond waarvan je verstandige beslissingen kunt nemen. Dat is precies wat het kabinet zich heeft voorgenomen en wat ook de staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd.

Mevrouw Schouten heeft gesproken over het overschot op de lopende rekening. Daar ben ik al op ingegaan. De heer Van Hijum heeft gesproken over de lastendruk die hoger is geworden. Hij vraagt daar aandacht voor van het kabinet. Die aandacht heeft het kabinet volop. Als je de lastendruk weer wilt verlagen, moet je ervoor zorgen dat je het bestaande tekort op de begroting vermindert en verder blijft verminderen. Dat is het eerste dat je daarvoor moet doen. Het tweede dat je daarvoor moet doen, gelijktijdig, is ervoor zorgen dat je de economische groei weer terugkrijgt en je het economische herstel laat werken. Als je die beide dingen doet, realiseer je uiteindelijk de meeste mogelijkheden om de lastendruk te beperken en dan bereik je ook het meeste voor de werkgelegenheid. Wij denken dat wij met de aanpak die wij nu gekozen hebben — dat wil zeggen economische en financiële hervormingen en het terugdraaien van het hoge begrotingstekort — ervoor kunnen zorgen dat het bedrijfsleven zich weer kan herstellen en zijn positie op de internationale markt kan verbeteren. Daarmee kan uiteindelijk de lastendruk worden beperkt en de werkgelegenheid worden vergroot.

De vragen van de heer Merkies zijn al beantwoord door mijn collega van Financiën en op de vragen van de heer Koolmees en de heer Nijboer heb ik al gereageerd. Ik hoop dat ik de Kamer hiermee naar behoren heb beantwoord.

De voorzitter:

Dat wordt gewaardeerd. Is er behoefte aan een tweede termijn voor de Kamer? Er is niet heel veel enthousiasme, maar toch. De heer Harbers zegt nee.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Het was een beetje een rooskleurig verhaal van deze twee bewindspersonen. Het kabinet gaat goed, het gaat goed in Nederland en we zijn lekker bezig. Om met de heer Harbers te spreken: het kabinet levert. Inderdaad, het kabinet levert. Het levert aan Brussel. Het levert niet aan de 700.000 werklozen. Die blijven. Misschien zijn het er met een beetje mazzel volgend jaar 10.000 minder, maar deze 700.000 werklozen hoeven er niet op te rekenen dat zij binnen nu en een aantal jaren een baan vinden. Ook de 1,4 miljoen huishoudens die met hun hypotheek onder water staan en dus in grote problemen zitten, hoeven niet te rekenen op dit kabinet. De huizenprijzen blijven namelijk dalen en dus wordt de groep onder water alleen maar groter. Ook de huurders die hun huur niet meer kunnen betalen, hoeven niet meer te rekenen op dit kabinet. De huren gaan volgend jaar verder omhoog. Dat geldt ook voor de ouderen, wier zorg wordt afgenomen — de hele dag wordt hier al over de Wmo gedebatteerd — doordat 3,7 miljard wordt bezuinigd en pensioenen worden gekort. Wij hebben zojuist van de minister van Economische Zaken gehoord dat de pomphouders ook niet op steun van dit kabinet hoeven te rekenen. Laten zij gewoon hun deuren sluiten en hun personeel ontslaan. Jammer dan! We leveren wel aan Brussel, maar niet aan jullie. Gezinnen kunnen hun rekeningen niet betalen en detailhandel en mkb zien hun omzet verdampen. Het kabinet levert inderdaad; het levert Nederland uit aan Brussel. De minister zegt de hervormingsagenda uit te voeren, omdat het goed zou zijn voor Nederland. Maar hoe goed is het voor Nederland en voor al die mensen die ik zojuist noemde dat Nederland niet wordt hervormd maar misvormd?

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Van Dijck heeft een heel betoog over de reden waarom Nederland wordt gedicteerd door de Europese Unie. Eigenlijk klinkt daarin door dat het vroeger allemaal beter was en daar heb ik een heel eenvoudige vraag over. Wanneer heeft de Nederlandsche Bank voor het laatst onafhankelijk — dus geen rekening houdend met andere landen — een rentebesluit genomen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Toen wij nog niet in de Monetaire Unie zaten en we onze eigen gulden hadden, kon de Nederlandsche Bank elk moment van de dag een rentebesluit nemen. Dat de Nederlandsche Bank dit maar in heel beperkte mate heeft gedaan, kwam omdat het goed was voor de Nederlandse economie om de koppeling met Duitsland te houden. Dat is zo. Maar als de nood aan de man was, zoals in Griekenland het geval was, en zij besloten om dan de drachme te devalueren, was de heer Klaver de afgelopen zomer niet naar Turkije op vakantie gegaan maar naar Griekenland. Dat was goed geweest voor de Griekse economie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Puur voor de Handelingen: ik was niet in Turkije op vakantie vorig jaar. Maar de laatste keer dat de Nederlandsche Bank zelfstandig over haar monetair beleid besliste, was in 1983. Toen gebeurde precies wat de heer Van Dijck nu voorstelt. Toen werd eigenlijk gedevalueerd en dat hebben we acht jaar lang moeten bezuren, omdat de rente heel erg opliep. Op dat moment hebben we besloten om nooit meer een ander besluit te nemen dan de Duitsers. Ik wil hiermee aangeven dat de heer Van Dijck doet alsof we alle soevereiniteit aan Europa hebben moeten inleveren. Maar dat is kul. Nederland is altijd een exportland geweest. We zijn altijd afhankelijk geweest van andere landen in Europa en vooral van Duitsland. Het enige voordeel dat we nu hebben, is dat we niet de Duitse Bundesbank achterna hoeven te lopen, maar dat we zelf kunnen meebeslissen bij de Europese Centrale Bank. Volgens mij is dat alleen maar winst en geeft dat Nederland meer invloed dan we in de jaren daarvoor hebben gehad.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben blij dat ik even het bruggetje kan maken naar Zwitserland, want dat had ik voorbereid. Zwitserland kan dus wel een eigen monetair beleid voeren en inderdaad, Zwitserland zit niet aan tafel. Nederland zit een klein beetje aan tafel en heeft een klein stemmetje dat door niemand wordt gehoord. Nederland heeft in het afgelopen jaar drie keer tegengestemd en het ging toch door. Ik hoef de Kamer hier niet aan te herinneren. Wij zijn ertegen dat Brussel meer geld wilde, maar het gebeurt toch. Is het de minister het waard om elk jaar 8 miljard aan Brussel te geven en voor 150 miljard garant te staan voor zwakke landen en zombiebanken in Zuid-Europa, alleen om aan tafel te mogen zitten? Dat is het mij niet waard. De prijs is 100 keer te hoog. Inderdaad, toen Nederland monetair beleid voerde en met Duitsland optrok, kwam dit ten goede aan Nederland. Nu trekt Nederland echter niet met Duitsland op, maar met Griekenland, Portugal en Spanje. We weten dat daar nauwelijks belasting wordt betaald, daar nauwelijks wordt gewerkt en wij daarvoor de rekening kunnen betalen. Solidariteit heeft ook haar grenzen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik was door mijn interrupties heen, dus laat ik mijn eigen spreektijd dan maar gebruiken om de interruptie af te maken. Denemarken, nog zo'n mooi voorbeeld, zit niet in de euro en neemt nooit een zelfstandig monetair besluit. Denemarken volgt volledig de Europese Centrale Bank en heeft niet eens dat piepkleine stemmetje, dat Nederland wel heeft in Frankfurt. Het is vooral een hoop kabaal maken voor de bühne. Het is vooral een hoop afgeven op wat er allemaal mis is in Brussel en op dit kabinet, dat zou doen wat het krijgt opgedrongen. Ik ben het echt niet eens met alle besluiten die het neemt, maar het doet dat omdat het dit zelf wil en niet omdat het dit krijgt opgedrongen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Denemarken is een mooi voorbeeld, want hoeveel staat Denemarken garant voor de 240 miljard die we naar Griekenland hebben gegooid? Hoeveel staat Denemarken garant voor de miljarden naar Ierland, naar Portugal en naar Spanje? Hoeveel?

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb die bedragen niet paraat.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nul!

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik weet dat Denemarken voor Ierland heeft meegedaan. Ik heb alleen geen idee over welke bedragen het gaat. Ik zou dat moeten opzoeken. Ik wil dat best doen als de heer Van Dijck dat wil. Het punt dat ik maak — de heer Van Dijck gaat hieraan voorbij — is dat Denemarken niet in de euro zit en geen vrijheid heeft om zelf over zijn monetaire beleid te besluiten. De heer Van Dijck stelt precies voor dat als wij minder Europa zouden hebben, wij meer vrijheid zouden hebben om over ons eigen beleid te beslissen. Die ruimte heeft Denemarken helemaal niet.

Wij hebben het gehad over de particuliere schuldenberg en de wenselijkheid die snel te laten slinken. De minister heeft volgens mij terecht aangegeven dat hij zich niet helemaal kan committeren aan een tijdpad en het lastig vindt versnellingen aan te brengen. Ik vind dit nog iets te vrijblijvend. Ik heb een motie voorbereid waarmee ik het beleid om die particuliere schuldenberg te verkleinen wil kunnen versnellen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in 2012 de particuliere schuldenberg in Nederland een hoogte had van 219% van het bbp;

overwegende dat de Europese Commissie heeft aanbevolen dat het wenselijk is dat Nederland op termijn, met oog voor de stabiliteit van de woningmarkt, maatregelen neemt om deze particuliere schuldenberg terug te dringen;

overwegende dat het voor de financiële stabiliteit en economisch herstel ook van belang is dat huishoudens en bedrijven hun schulden afbouwen;

verzoekt de regering, de Kamer uiterlijk in september 2014 te informeren over de mogelijkheden die de regering ziet om de particuliere schuldenberg sneller dan nu het geval is, terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1141 (21501-07).

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Wij hebben het onder andere gehad over de privateschuldenproblematiek en ik ben blij dat hierop wordt teruggekomen in de Miljoenennota. Als het alleen bij een paragraaf blijft, zou het karig zijn, want uiteindelijk wil je toch ook een integraal beleid daarop voeren. Ik heb al gesproken over de steeds beperktere toegang tot de schuldhulpverlening. Het gaat er echter vooral om dat je bekijkt wat de invloed van je eigen beleid is op de groei van de private schulden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de toename van de private schulden in ieder geval deels wordt veroorzaakt door kabinetsbeleid dat de koopkracht aantast;

overwegende dat bij nieuwe wetgeving niet wordt gekeken in hoeverre deze de private schulden verergert of vermindert;

verzoekt de regering, een schuldentoets in te voeren waardoor bij nieuwe wetgeving wordt gekeken welke invloed deze heeft op de private schulden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1142 (21501-07).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal mensen met schulden de afgelopen jaren is toegenomen;

overwegende dat het wenselijk is om de private schulden terug te dringen;

verzoekt de regering, met een plan van aanpak te komen waarmee de private schulden kunnen worden verminderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1143 (21501-07).

De heer Merkies (SP):

Het gaat natuurlijk ook om de manier waarop je inkomens verdeelt, waarbij niet al het vermogen aan de ene kant zit en alle schulden aan de andere kant zitten. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vermogen en inkomsten uit vermogen in Nederland lager worden belast dan in alle andere EU-landen;

overwegende dat eerlijk delen ook inhoudt dat vermogenden een grotere bijdrage leveren aan de financiële situatie van het land;

verzoekt de regering, een verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op vermogen te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1144 (21501-07).

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister van Economische Zaken voor zijn uitgebreide beantwoording van de vragen. Ik dank de minister van Financiën ook voor zijn antwoord, maar dat was wel aan de korte kant. Dat ging over een van de kernpunten die ik heb ingebracht, namelijk de terugkeer naar het trendmatig begrotingsbeleid. De minister van Financiën heeft toegezegd daarop in de Miljoenennota terug te komen. Wij hebben al een trendmatig begrotingsbeleid, maar ik hecht er wel aan om nogmaals te benadrukken dat dit wel een iets fundamentelere discussie is dan een om in de inleiding even op terug te komen. Ze vergt het bekijken van de gevoeligheid van de economie voor conjunctuuromslagen en de daarbij gehanteerde begroting en ook het ingaan op de verhouding tussen de Europese begrotingsregels en de bezuinigingen als je weer tegen de vangrail komt. Ze vergt tevens een blik, een perspectief, op de ramingen en de ramingsmethodieken zelf. Die drie elementen zie ik in de Miljoenennota graag terug. Daarover wil ik graag een toezegging van de minister van Financiën en niet een regel in de inleiding dat wij vasthouden aan het trendmatige begrotingsbeleid dat ons al bekend is, want daarvan zijn wij natuurlijk allemaal voorstanders. Over deze drie wezenlijke punten wil ik graag tijdens de behandeling van de Miljoenennota nader debatteren, zodat wij voorkomen dat wij weer in de vangrail belanden en keer op keer moeten bezuinigen.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik dank beide ministers voor de heldere beantwoording. De PVV-fractie was heel kritisch over de hervormingsagenda. De D66-fractie is juist zeer positief over de hervormingsagenda omdat eindelijk de onderwerpen die al heel lang vastlagen, de woningmarkt en de arbeidsmarkt, in beweging komen. Ik vind dat heel verstandig voor de toekomst van ons land. Daarom ben ik ook zeer tevreden over de ambitie die de minister van Economische Zaken heeft uitgesproken om verder te gaan met deze hervormingsagenda en kritisch te blijven over het functioneren van al die markten en instituties in Nederland, juist om ervoor te zorgen dat onze welvaart ook in de toekomst verzekerd blijft.

Het kabinet is ook gemotiveerd om door te gaan. Daar ben ik zeer blij mee. Ik zie daarvan een aantal concrete voorbeelden. Die gaan over de pensioenen, waarover staatssecretaris Klijnsma in het voorjaar een brief zal sturen, over de zorg, met de discussie over het efficiënter en doelmatiger maken van het stelsel, en over innovatiekracht en verdienvermogen. Binnenkort voeren we met deze minister een debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie. Het is goed om aan deze ambitie over innovatie en verdienvermogen kracht bij te zetten.

Tot slot sluit ik aan bij een aantal interessante suggesties van de heer Nijboer over het verder weg blijven van de vangrail en het herstellen van het trendmatige begrotingsbeleid. De heer Knot heeft daar inderdaad belangwekkende woorden over gesproken. Ook D66 vindt het belangrijk dat de oude begrotingssystematiek weer in ere wordt hersteld. In de afgelopen jaren zijn wij daar noodgedwongen van afgeweken in verband met de buitensporigtekortprocedure, maar ik denk dat het veel rust brengt als wij terugkeren naar dat proces.

De voorzitter:

Mevrouw Schouten heeft ons verlaten. Daarom is de laatste spreker van de zijde van de Kamer de heer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik dank de beide ministers voor hun antwoorden op mijn vragen in eerste termijn. Beiden hebben geschetst dat het beeld van de economie en de overheidsfinanciën langzaam gunstiger wordt, wat uiteraard een goede zaak is. Wij hoeven daar niet te zuinig over te doen, want dat is een mooie ontwikkeling, maar die is nog wel kwetsbaar, zeker gelet op de werkloosheid en het belang van een goede werkgelegenheid.

De balans tussen enerzijds hetgeen aan wensen en extra uitgaven op tafel ligt en anderzijds de mee- en tegenvallers is mijn fractie nog volstrekt onduidelijk. De minister van Financiën zegt dat wij nog even geduld moeten hebben. Hij heeft gelijk dat er in de brief die hij aan de Kamer heeft gestuurd inderdaad geen toezegging in relatie tot de voorjaarsnota is opgenomen. Ik had de brief op dat punt iets optimistischer gelezen dan er in werkelijkheid stond. Toch is het merkwaardig dat er wel harde toezeggingen gedaan zijn over de uitgaven op het vlak van de arbeidskortingen en de langdurige zorg, die samen opgeteld een bedrag van bijna 1 miljard vormen, terwijl onduidelijk is hoe die uitgaven worden gedekt in het licht van de meevallers, maar wellicht ook de tegenvallers die op de begroting afkomen. Derhalve pleit ik er toch voor om die duidelijkheid wel in de Voorjaarsnota te creëren, alleen om die reden. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voor 2015 lastenverlichting en extra uitgaven heeft toegezegd waarbij inzicht in de dekking ontbreekt;

verzoekt de regering om bij de Voorjaarsnota 2014 een integraal beeld van mee- en tegenvallers en de dekking van intensiveringen en lastenverlichting voor 2015 te verschaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1145 (21501-07).

De heer Van Hijum (CDA):

Tot slot wil ik iets zeggen over de inzet van de CDA-fractie. De minister van Financiën zegt dat bij de financiële beschouwingen is gewisseld dat de uitgavenkaders voor sociale zekerheid naar beneden zouden worden bijgesteld, maar dat is volgens mij niet wat is toegezegd. Toegezegd is dat meevallers op het vlak van de WW naar de algemene middelen zullen vloeien en niet automatisch tot extra uitgaven voor Sociale Zaken zullen leiden. Dat heeft de minister bij de financiële beschouwingen toegezegd. In verband hiermee dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitgavenkaders voor sociale zekerheid voor 2014 tussentijds zijn verhoogd, in strijd met de begrotingsspelregels;

overwegende dat de regering in het stabiliteitsprogramma aangeeft de nieuwe kaders te willen handhaven;

verzoekt de regering, het uitgavenkader sociale zekerheid te verlagen en de ruimte te benutten voor een eerste stap naar een eenvoudiger belastingstelsel met lagere tarieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1146 (21501-07).

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik pas vertragingstechnieken toe omdat nog niet alle moties mij hebben bereikt.

De voorzitter:

Dat hadden wij al in de gaten.

Minister Dijsselbloem:

Verder heb ik niet veel meer vragen te beantwoorden, dus ik wil meteen naar de moties toegaan.

De heer Nijboer vraagt om bevestiging van een toezegging die ik in de eerste termijn al gedaan meen te hebben. Hij vond mijn reactie te kort — een terugkerend thema tussen mij en de heer Nijboer, want hij vindt ook mijn brieven vaak te kort — maar ook de heer Nijboer was in zijn bijdrage in eerste termijn zeer beknopt toen hij over dit thema sprak. Hij stipte drie aandachtspunten aan en vroeg of de minister daar in de Miljoenennota op wilde terugkomen. Dat heb ik, ruimhartig als ik ben, toegezegd.

De heer Nijboer (PvdA):

In de inleiding.

Minister Dijsselbloem:

Ja, maar de inleiding is het belangrijkste en meest politieke hoofdstuk in de Miljoenennota. Als de heer Nijboer denkt dat mijn verwijzing naar de inleiding betekent dat het geen serieuze toezegging is, dan vergist hij zich. Ik beveel het eerste hoofdstuk van de Miljoenennota van harte aan, want daarin gebeurt het. De oud-medewerkers twisten nog met elkaar of het hoofdstuk 1 of 2 is. Dat houd ik dan wel tegoed.

Met deze ruimhartige toezegging aan de heer Nijboer, zal ik proberen zijn korte duiding van de thema's die hij heeft genoemd, mee te nemen. Hij heeft het gehad over de conjunctuurgevoeligheid. Dat is een thema dat ook in de studiegroep begrotingsbeleid is behandeld. We kunnen daaraan refereren. Verder sprak hij over een samenloop met EU-regels — dat wil ik hierbij toezeggen — en over de ramingsmethodiek. Daar hebben wij, meen ik, veel onafhankelijkheid van het CPB ingebouwd en dat moet ook zo blijven. Misschien ga ik nog even afzonderlijk met de heer Nijboer confereren over wat hij precies op dit thema verwacht en wat zijn zorgen zijn.

In de motie-Klaver op stuk nr. 1141 wordt verzocht om een aparte aanpak voor de particuliere schuldenberg. Zoals gezegd, ben ik graag bereid om daar in de Miljoenennota afzonderlijk aandacht aan te besteden. Ik denk overigens dat je nu niet te eenzijdig de focus moet leggen op alleen particuliere schulden, want die hangen zeer sterk samen met juist de verhouding tot schulden bij de overheid, schulden in het bedrijfsleven, de balansen van pensioenfondsen en banken et cetera. Dat gezegd hebbende, als we die samenhang in de gaten houden, zullen we daarop ingaan. Wat het kabinet niet gaat doen, is een apart soort plan van aanpak maken — waar in een motie van de heer Merkies om wordt gevraagd — om dit thema gericht met extra maatregelen te gaan terugdringen. Dat is wat in de motie van de heer Klaver volgens mij wel wordt gevraagd in het dictum. In die zin wil ik haar ontraden. Ik ben echter wel bereid om in de Miljoenennota specifiek op dit thema in te gaan.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vraag juist niet om een actieplan of om extra maatregelen. Ik vraag wel — dat zou wat mij betreft in de Miljoenennota kunnen — welke extra mogelijkheden de minister nog ziet om te verkennen wat je zou kunnen doen om het afbouwen van die schuldenberg, waar we nu eigenlijk al mee bezig zijn, te versnellen. Ik denk dat dat in het belang is van het politieke debat dat hierover wordt gevoerd. Dat is wat ik vraag en dat is volgens mij iets anders dan een soort actieplan met een tijdlijn en allerlei doelen waar we de minister aan gaan ophangen.

Minister Dijsselbloem:

Het suggereert wel dat we meer moeten doen. Dat is toch echt de vraag. Er wordt gevraagd naar de mogelijkheden om de schuldenberg sneller dan nu het geval is terug te dringen. Dat schept verwachtingen die ik niet bij voorbaat kan toezeggen. We zullen er in de Miljoenennota op ingaan en dan ook aangeven op welke wijze het huidige beleid al leidt tot een terugdringing van particuliere schulden, maar zeker ook aangeven welke risico's daaraan vastzitten. Schulden zeggen op zichzelf nog niet zo heel veel, maar de risico's die daarin besloten zitten, wel. Daarna kunnen we dan het debat met elkaar voeren over de vraag of dat voldoende is of dat er meer zou moeten gebeuren. Deze motie vraagt echter nu al of wij meer kunnen doen en zegt dat het sneller moet. Daarom ontraad ik de motie.

De heer Klaver (GroenLinks):

De motie stelt niet dat het sneller moet. Ze stelt niet eens dat er mogelijkheden zijn dat het sneller kan. Ik vraag alleen om in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn om het eventueel sneller te doen. De conclusie daarvan kan ook zijn — dat kan de minister straks ook opschrijven — dat hij ernaar heeft gekeken, maar dat hij daar geen mogelijkheden voor ziet. Mijn vraag is alleen of het mogelijk is om dit te doen. Ik weet niet hoeveel voorzichtiger ik het nog moet formuleren.

Minister Dijsselbloem:

Met deze voorzichtige uitleg, laat ik het oordeel over aan de Kamer.

De voorzitter:

Die hebt u in de pocket, mijnheer Klaver.

Minister Dijsselbloem:

Wij hervatten het debat hierover dan tijdens de financiële beschouwingen of daaromtrent.

In de motie-Merkies op stuk nr. 1142 wordt de regering verzocht om een schuldentoets in te voeren bij nieuwe wetgeving. Dat zullen wij niet doen. Dat doet me denken aan de grenseffectentoets en zo kan ik nog wel even doorgaan. Daar waar dat relevant is, zullen we daar zeker in de motivatie van voorstellen bij stilstaan. Als wij dat zouden vergeten, zal de Kamer daar zeker bij de behandeling van wetsvoorstellen aandacht voor vragen. We gaan echter niet in generieke zin bij nieuwe wetgeving een schuldentoets invoeren. Ik ontraad de motie dus.

De heer Merkies (SP):

De minister zegt dat het hem aan de grenseffectentoets doet denken. Daarvan is juist wel toegezegd dat we het gaan doen. Dat is inderdaad een heel goede toets. Zo zijn er meerdere toetsen, zoals de administratievelastentoets. De toets waar het nu om gaat toetst toch wel op een van de grootste problemen die we op dit moment in Nederland kennen.

Minister Dijsselbloem:

Het is niet zinvol om bij alle nieuwe wetgeving een schuldentoets in te voeren. Ik ontraad de motie.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 1143. Daarin verzoekt de heer Merkies de regering om met een plan van aanpak te komen om private schulden te verminderen. We zullen in de memorie van toelichting inzichtelijk maken hoe ons beleid bijdraagt aan het verminderen van risico's in de omvang en aard van private schulden. We gaan daarvoor echter geen afzonderlijke plan van aanpak maken. Ik ontraad deze motie.

De motie op stuk nr. 1144 verzoekt de regering om de verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op vermogen te realiseren. Wij zullen in onze reactie op de commissie-Van Dijkhuizen ingaan op dit thema. Deze motie loopt daarop vooruit. De heer Merkies zou haar dus kunnen aanhouden. Als ze op dit moment toch in stemming komt, dan zou ik haar willen ontraden.

De heer Merkies (SP):

Ik wil het aanhouden van de motie best overwegen, maar ik vraag me dan af waarom de minister haar wil ontraden. Hij zou ook kunnen zeggen dat het oordeel aan de Kamer is.

Minister Dijsselbloem:

Ik geef de heer Merkies in overweging om de motie aan te houden en dat debat te voeren aan de hand van de reactie die wij zullen geven op het belangrijke rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Voor zover de motie daarop vooruitloopt, en dat doet ze, moet ik haar ontraden. De heer Merkies zou haar dus kunnen aanhouden.

De motie op stuk nr. 1145 van de leden Van Hijum en Klaver verzoekt de regering om in de Voorjaarsnota, die op 1 juni verschijnt, al integraal mee- en tegenvallers te schetsen, de intensiveringen en lastenverlichtingen voor 2015 in beeld te brengen en de dekking daarvan te verschaffen. Deze motie had ook kunnen luiden: verzoekt de regering om Prinsjesdag te verplaatsen naar 1 juni. Dat doen we niet. Dat ligt ook niet in onze macht. Ik moet haar dus ontraden. Deze motie is geloof ik zelfs in strijd met de Grondwet.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij is het zijn eigen begrotingsbeleid dat deze minister voorschrijft om de voorjaarsbesluitvorming over de uitgavenkant in het voorjaar te laten plaatsvinden. Het is echter een besluit van hemzelf en de coalitie om op een gegeven moment keiharde toezeggingen te doen boven op het regeerakkoord. Van het regeerakkoord kun je tenminste nog nagaan hoe het financieel gedekt is, maar voor 2015 worden extra lastenverlichting en extra uitgaven aangekondigd zonder dat daarvoor de financiële dekking wordt aangegeven. Precies daar wordt in deze motie om gevraagd: als je dat al zo stevig doet, geef dan ook net zo stevig aan waar die dekking gevonden wordt.

Minister Dijsselbloem:

Van de maatregelen waarover is gesproken door de begrotingspartijen, heeft het kabinet gezegd dat het zich ervoor gaat inspannen om die in te passen. Op dit moment vragen wij echter voor geen van deze wensen of voorgenomen maatregelen om goedkeuring van de Kamer. Op het moment dat wij dat doen, bijvoorbeeld in de begroting, in wetten of anderszins, zal een en ander uiteraard voorzien zijn van een adequate dekking. Dat gebeurt op Prinsjesdag. Wij vragen op dit moment niet om instemming van de Kamer. Dit zijn slechts mogelijke beleidsvoornemens. Het zijn pas formeel beleidsvoornemens als het kabinet daarover heeft vergaderd en de ministerraad daarover heeft besloten. En zelfs dat laatste is nog niet het geval. Ik besef dat het complex is; in de huidige politieke constellatie is dat nu eenmaal zo. Normaal gesproken vindt de voorjaarsvoorbereiding van de begroting voor het volgende jaar plaats in de beslotenheid van het kabinet en de ministerraad. Nu moeten we daar de begrotingspartijen bij betrekken, omdat we ons van hun steun willen verzekeren. Dan komt er weleens wat naar buiten. Ik begrijp dus het ongeduld van de heer Van Hijum, maar formeel is er nog niets besloten. Er is geen begroting en ik vraag niet om toestemming van de Kamer voor uitgaven of lastenverlichting. Ook de dekking volgt dus pas later.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik begrijp de formele redenering, maar ik vraag ook niet om een formeel stuk aan de hand waarvan wij goedkeuring verlenen. Ik vraag inzicht in de dekking die hoort bij een zeer stellig afgekondigde intensivering, zoals een extra uitgave of lastenverlichting. Ik vind echt dat je daarover met elkaar in de Kamer een fatsoenlijk debat moet kunnen voeren. Dat is op dit moment niet mogelijk. Het kabinet en de coalitie kondigen vrolijk een paar extra uitgaven aan en wij moeten maar gissen waar het geld vandaan komt. Ja, dat is lekker makkelijk.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb daar niet zo veel meer aan toe te voegen. Wij zijn het hier niet over eens. Deze motie betekent de facto dat ik de hele begroting voor 2015 op 1 juni naar de Kamer moet sturen. Dat gaat het kabinet niet doen. Dat kan ook niet. Die begroting is pas klaar in augustus, wanneer wij ook het lastenbeeld, het koopkrachtbeeld en de laatste economische cijfers hebben uit de koninginne-MEV, de concept-MEV die in de zomer verschijnt. Dan maken we de begroting af. Er zijn geen besluiten, dus ik ga ook geen stukken naar de Kamer sturen.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 1146.

Minister Dijsselbloem:

De motie op stuk nr. 1146 …

De voorzitter:

De heer Van Dijck nog even, heel kort.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik vind het toch raar. De minister doet een belofte aan de samenleving van 1,5 miljard. We hebben hierover vorige week gedebatteerd. Die belofte staat, alleen was de dekking nog niet geregeld. Nu zegt de minister: het is geen belofte, we doen ons best en wellicht kunnen we die drie elementen, waaronder de huishoudtoets en de arbeidskorting, invullen. Dan moet de minister, als iets uitlekt, vanaf dag één zeggen: dat is onzin, u ziet het bij Prinsjesdag. Dan moet hij niet zeggen: dat gaat gebeuren maar ik heb nog geen dekking. Dat kan niet.

Minister Dijsselbloem:

Ik heb in dit debat en in het vorige debat, over de arbeidskorting, steeds gezegd dat het kabinet dit beschouwt als een "opdracht" vanuit de coalitiepartijen respectievelijk de begrotingspartijen — dat is afhankelijk van het onderwerp — en dat het kabinet zich tussen nu en augustus gaat inspannen om het in te passen. Als dat volstrekt onmogelijk zou zijn, had ik dat natuurlijk wel kenbaar gemaakt. Dat is naar mijn verwachting niet het geval, maar het moet allemaal nog keurig worden ingepast en dan zal het op Prinsjesdag worden gepresenteerd.

De voorzitter:

De heer Klaver, kort.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik mag aannemen dat de coalitie geen voorstellen doet als zij niet weet dat daar een dekking tegenover staat. Misschien is het dus niet helemaal rond, maar blijkbaar is wel duidelijk waar die dekking gevonden moet worden. In de motie van de heer Van Hijum en mij staat: als die informatie er toch is, deel die dan met de Kamer en doe dat in juni, zodat de Kamer er nog over kan meepraten. Ook willen wij op tijd op de hoogte zijn om eventueel alternatieve plannen te maken als we weten waar het geld vandaan komt en om een alternatieve besteding daarvan te laten zien. Dat is volgens mij belangrijk voor het parlementaire handwerk.

Dan heb ik nog een feitelijke correctie. Artikel 65 van de Grondwet regelt dat met Prinsjesdag de begrotingsstukken worden gedeeld, maar biedt ook de mogelijkheid om dat op een ander moment in het jaar te doen, mits dat met een simpele wetswijziging gebeurt.

De voorzitter:

Toch fijn dat we hier iemand hebben die de Grondwet uit zijn hoofd kent.

Minister Dijsselbloem:

Dat is het kabinet zeker niet van plan. We houden dus gewoon vast aan Prinsjesdag.

De heer Klaver maakte ook de opmerking dat de oppositie in staat moet zijn om tegenvoorstellen in te dienen. Die mogelijkheid zal zeker bestaan. Wij zien uit naar eventuele tegenbegrotingen en dat is precies wat er centraal zal staan in het debat, de algemene beschouwingen genaamd, en daarna in de financiële beschouwingen. Wij doen onze voorstellen, met dekking. Dan kan de Kamer het totaalplaatje overzien. Dan zien wij uit naar eventuele tegenvoorstellen en tegenbegrotingen en voeren wij daarover het debat. Dat heet: de algemene beschouwingen. De indieners van de motie willen het debat naar voren halen. Zij willen inzicht hebben in het proces dat zich nu in de schoot van het kabinet gaat afspelen. Dat inzicht hoef ik op dit moment niet te bieden; er zijn geen kabinetsbesluiten. Dat inzicht zal ik de Kamer bieden op Prinsjesdag.

De voorzitter:

De heer Klaver, kort, afrondend.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het punt is dat dit niet in de schoot van het kabinet plaatsvindt. Er is namelijk al over gecommuniceerd naar buiten. Er is wel gecommuniceerd en naar buiten gebracht op welke manier er uitgaven gedaan gaan worden, maar niet op welke manier die dan gedekt zouden moeten worden. Daar wringt precies de schoen. We vragen niet om nu alles op tafel te leggen wat in de boezem van het kabinet zit. Het punt is dat een gedeelte van de plannen niet meer bij het kabinet ligt, maar al naar buiten is gebracht. Daarom zeggen wij: als je zegt waaraan je het wilt uitgeven, geef dan direct aan waar je het wilt halen. Dat is eigenlijk de heel simpele vraag. Het is een vraag om eenduidige informatievoorziening aan de Kamer.

Minister Dijsselbloem:

We hebben het over 2015. Er vindt dit jaar nog niets plaats in termen van beleid, wet- en regelgeving, implementatie of lastenverlichting. We zullen gewoon de gebruikelijke wetgevingsprocedures en procedures met het parlement volgen. De begroting is pas klaar als zij klaar is. Ik ga de Kamer niet tussentijds informeren over de manier waarop de begroting in elkaar zit.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 1146.

Minister Dijsselbloem:

Dan de motie op stuk nr. 1146. Ten eerste wordt er vermeld dat het verhogen in strijd zou zijn met de begrotingsspelregels. Ik ken de begrotingsregels en we hebben niet in strijd daarmee gehandeld. In de motie wordt de regering verzocht om het uitgavenkader sociale zekerheid te verlagen en de ruimte te benutten voor een eerste stap naar een eenvoudiger belastingstelsel met lagere tarieven. Ik begrijp deze motie niet zo goed. Ik heb, dacht ik, in eerste termijn aangegeven dat we het SZA-kader zullen verlagen zodra er ruimte ontstaat door lagere WW-uitgaven, zoals we vorig jaar bij de financiële beschouwingen hebben besproken. De ruimte die ontstaat, zal onderdeel zijn van de begrotingsbesluitvorming die we uiteindelijk afronden in augustus. Wij zullen daarbij zeker ook eventuele belastingmaatregelen of lastenverlichtingen betrekken. Ik moet deze motie ontraden vanwege de onjuistheid in de eerste overweging. Verder moet ik de motie, geloof ik, zo lezen dat er al een belastingherziening gefinancierd moet worden uit de ruimte onder het SZA-kader. Daarmee wordt vooruitgelopen op een eventuele belastingherziening waar het kabinet op in zal gaan in reactie op de commissie-Van Dijkhuizen. Kortom, ik moet de motie ontraden. Het uitgavenkader zal worden verlaagd, zoals het er nu uit ziet. Die ruimte wordt betrokken bij de begrotingsvoorbereiding.

De heer Van Hijum (CDA):

Loop ik eens ergens op vooruit, wordt het ontraden! Maar goed, vanuit het perspectief van de minister snap ik dat wel. Hij zei echter dat het hem niet helder is wat er wordt bedoeld. Ik zal het toelichten. Bij de financiële beschouwingen is niet afgesproken dat het kader naar beneden zal worden bijgesteld. Ik vind dat we daar even scherp over moeten zijn. Bij de financiële beschouwingen is aangegeven dat, als de WW-uitgaven zouden meevallen, de meevaller in het kader van de uitgaven naar de algemene middelen zou vloeien en niet automatisch voor extra uitgaven voor Sociale Zaken bestemd zou worden. Dat is wat er is afgesproken. Er is dus geen harde link gelegd naar het terugduwen van het uitgavenkader sociale zekerheid. Dat is wat ik in deze motie voorstel. Dat loopt inderdaad vooruit op een belastingverlaging en een vereenvoudiging die we daarmee zouden willen financieren. Het leek me wel zo netjes om, als de minister er niet mee wil komen, zelf een wens op tafel te leggen in dit proces.

Minister Dijsselbloem:

Nogmaals, het eerste deel van het dictum over het verlagen van het SZA-kader is door mij al besproken in eerste termijn. Als er ruimte ontstaat, zullen we zekerstellen dat niet alleen die ruimte niet weer wordt omgezet in nieuwe uitgaven door de minister van Sociale Zaken, maar ook dat we het SZA-kader naar rato zullen verlagen. Dat is echt met elkaar gewisseld en volgens mij zijn we het daar ook over eens. Daarom begrijp ik deze discussie ook niet zo goed. Ik begrijp niet goed waarom dat deel van de motie nodig is. Met de aanwending van de ruimte die in de motie wordt voorgesteld, wordt vooruitgelopen op de beslissing die het kabinet uiteindelijk in augustus zal nemen over het lastenbeeld en de koopkracht.

De voorzitter:

Heeft de minister van Economische Zaken hier nog wat aan toe te voegen? Ik zie dat dit niet het geval is. Dan dank de beide ministers voor hun aanwezigheid vandaag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen stemmen wij over de zes moties.

De vergadering wordt van 18.27 uur tot 19.20 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven